KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Grens Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsprofiel En Projectprofiel
2.1 Gebiedsbeschrijving
2.2 Beschrijving Ontwikkeling
2.3 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
2.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijks- Provinciaal- En Regionaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Milieu
4.2 Natuur En Flora En Fauna
4.3 Waterparagraaf
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planonderdelen
5.2 Opzet Planregels
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Procedure
6.4 Maatschappelijke Haalbaarheid
Hoofdstuk 7 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016
Bijlage 3 Nota Kwaliteit
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Verkennend Flora- En Fauanonderzoek
Bijlage 5 Verbeelding Uitwerkingsplan

Thoorderstraat ong. Grathem

Uitwerkingsplan - gemeente Leudal

Vastgesteld op 11-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het uitwerkingsplan 'Thoorderstraat ong. Grathem' met identificatienummer NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01 van de gemeente Leudal.

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.8 bebouwd oppervlak

de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.

1.9 bebouwde kom

het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bed & breakfast

een voorziening, zonder eigen kookgelegenheid, in een woning of een bijbehorend bouwwerk behorende bij de woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de betreffende bestemming.

Een bed & breakfast functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet als zelfstandige woning. Een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan.

Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid (zie ook lid 2.7, Wijze van meten) en lid 8.2, Bed & breakfast).

1.12 bedrijf aan huis

het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.13 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.14 beperkt kwetsbare objecten

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen, met uitzondering van kantoorgebouwen met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
  4. d. hotels en restaurants, met uitzondering van hotels met een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object;
  5. e. winkels, met uitzondering van complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
  8. h. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.15 beroep aan huis

een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.16 bestaand

  1. a. bij bebouwing:
    bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. bij gebruik:
    gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bijzondere woonvorm

een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.28 carport

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 gebruiksoppervlakte

de gebruiksoppervlakte zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, conform NEN2580.

1.32 goed woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

1.33 hoofdgebouw(en)

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.35 huisvesting arbeidsmigranten

bewoning van een (deel van) een gebouw door arbeidsmigranten, niet zijnde bewoning door een huishouden.

1.36 kamerbewoning

het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies.

1.37 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.38 kwaliteitsmenu

het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de 'Nota Kwaliteit'.

1.39 kwetsbare objecten

  1. a. woningen, met uitzondering van:
    1. 1. verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    2. 2. dienst- en bedrijfswoningen;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.40 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.41 mid-stay huisvesting

huisvesting van woonurgente groepen, waaronder arbeidsmigranten, die langer dan 4 maanden maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, in de gemeente verblijven, maar nog niet weten of ze zich hier permanent willen vestigen of die wel al besloten hebben dat ze zich hier willen vestigen maar nog géén reguliere huisvesting hebben gevonden.

1.42 Nota kwaliteit

de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 3 Nota Kwaliteit' bij deze regels.

1.43 nultredenwoning

een woning die zonder trappen van buiten af bereikbaar is en waarin de zogenaamde primaire verblijfsruimtes (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden, waardoor de gehele woning geschikt is voor gebruik van rollator, rolstoel, scootmobiel en dergelijke. Daarmee is tevens sprake van een levensloopbestendige woning

1.44 omgevingsvergunning

een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ten behoeve van het verrichten van de in die vergunning beschreven activiteiten.

1.45 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.

1.46 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.47 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde

werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.

1.48 ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die voldoet aan de indieningsvereisten zoals bedoeld in de 'Regeling omgevingsrecht'.

1.49 onzelfstandige wooneenheid

wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.

1.50 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.51 overige woonurgenten

personen, niet zijnde arbeidsmigranten die short- of mid-stay verblijven, die op korte termijn een tijdelijke behoefte hebben aan woonruimte, zoals gescheiden personen, alleenstaande studenten, verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie (terug) naar de woningmarkt gaan.

1.52 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.

1.53 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.54 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

1.55 peil

  1. a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.56 perceel

het bouwperceel.

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.

1.58 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke ingevolge het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.59 ruimtelijk niet relevant evenement

activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:

  1. a. privéfeesten;
  2. b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
  3. c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
  4. d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
  5. e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
  6. f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
  7. g. rommelmarkten, vlooienmartken, kofferbakmarkten e.d.;
  8. h. bioscoopvoorstellingen;
  9. i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
  10. j. kansspelen;
  11. k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);

of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:

  1. a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
  2. b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
  3. c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
  4. d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  5. e. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  6. f. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m².

1.60 ruimtelijk relevant evenement

een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandige voordoet (n):

  1. a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
    1. 1. ten minste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
    2. 2. ten minste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
  2. b. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
  3. c. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij de locatie waar het evenement wordt gehouden;
  4. d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  5. e. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24.00 uur;
  6. f. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  7. g. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m².

1.61 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  1. a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
  2. b. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. c. een seksautomatenhal;
  4. d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  5. e. een sekswinkel.

1.62 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.63 straatmeubilair

op, aan of boven de openbare weg respectievelijk openbare ruimte geplaatste of hangende goederen, waaronder begrepen zitbanken, lantaarnpalen, prullenbakken, fietsenrekken, bloembakken-/potten, spandoeken, vlaggenmasten, (uithang-)borden, abri's, bushaltes, (straat-)verlichting e.d.

1.64 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk in de openbare ruimte of in een zich daarop/-in bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.65 tuin

omheind of afgeperkt stuk grond, behorende bij een hoofdgebouw en/of woning, dat is ingericht met (open) water en/of waterhuishoudkundige voorzieningen, groen en/of groenvoorzieningen en/of verharding(en) ten behoeve van het gebruiksgenot en ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw en/of woning.

1.66 verbeelding

de verbeelding van het uitwerkingsplan 'Thoorderstraat ong. Grathem' bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met planidentificatienummer NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01.

1.67 voldoende parkeergelegenheid

er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (Bijlage2 Nota Parkeernormen Leudal 2016), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 11.1).

1.68 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.69 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.70 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.

1.71 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.

1.72 vrijstaande woning

een woning die noch met het hoofdgebouw noch met een bijbehorend bouwwerk gekoppeld is aan het hoofdgebouw op een naastgelegen perceel.

1.73 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.74 weg

een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.75 wet/wettelijke wegelingen

indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.

1.76 wonen

De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.

1.77 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.78 wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

1.79 woonurgent

de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld.

1.80 zijerfgebied

het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voorzover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.81 zijgevel

de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.

1.82 zelfstandige wooneenheid

wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.

1.83 zolder

ruimte(n) in een gebouw die geheel of gedeeltelijk is (zijn) afgedekt met schuine of gebogen daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen. Van een zolder is geen sprake indien de betreffende ruimte gelijkwaardig is aan de verblijfsruimten op de bouwlagen onder deze ruimte.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De oppervlakte van een bed & breakfastvoorziening

De oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de scheidingsmuren, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten die in gebruik is/zijn voor de bed & breakfastvoorziening, omhullen. Daarbij worden niet meegerekend:

  1. a. de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de nettohoogte kleiner is dan 1,50 meter, met uitzondering van vloeren onder trappen;
  2. b. een trapgat of vide;
  3. c. een liftschacht.

2.7 Afstand tot de bouwperceelgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande en vrijstaand geschakelde woningen zijn toegestaan.
    2. 2. bewoning als afhankelijke woonruimte, voor zover het in het hoofdgebouw en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken betreft;
    3. 3. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.3;
    4. 4. uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. tuinen, erven en terreinen;
  4. e. voorzieningen van algemeen nut;
  5. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de benodigde waterberging;
  4. d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  5. e. ter waarborging van de externe veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  7. g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  8. h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  9. i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

4.2 Bouwregels

  1. a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    1. 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    2. 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    3. 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    1. 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    2. 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  4. d. Indien uit het in lid 4.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  6. f. Indien lid 4.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

6.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

6.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de in artikel 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
  3. c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
  4. d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  5. e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
    2. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

8.2 Bed & breakfast

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het uitwerkingsplan ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in een (bedrijfs-)woning of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. de bed & breakfastvoorziening een capaciteit kent van ten hoogste 8 personen in maximaal 4 kamers, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
  3. c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  4. d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  5. e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  6. f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  7. g. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  8. h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Hiervoor geldt een parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per kamer welke onderdeel uitmaakt van de bed & breakfastvoorziening;
  9. i. de bed & breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  10. j. de maximale oppervlakte in totaal 80 m² bedraagt, met dien verstande dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van een bed & breakfastvoorziening in gebruik mag zijn. Gemeenschappelijke ruimtes blijven daarbij buiten beschouwing;
  11. k. de omgevingsvergunning ter afwijking van het uitwerkingsplan ten behoeve van de bed & breakfastvoorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.

8.3 Bedrijf aan huis

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van:

  1. a. de uitoefening van een bedrijf aan huis in een (bedrijfs)woning en/of een bij de woning behorend bijbehorend bouwwerk in milieucategorie 2 zoals opgenomen in de 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1), dan wel naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  2. b. vergroting van de maximale oppervlakte die voor het bedrijf aan huis kan worden gebruikt,

met dien verstande dat:

  1. c. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. d. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder de werking van 'Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht' valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  5. g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  6. h. de totale oppervlakte die voor een bedrijf aan huis wordt gebruikt, maximaal 80 m² bedraagt;
  7. i. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de woning mag worden gebruikt ten behoeve van een beroep en/of bedrijf aan huis.

8.4 Ruimtelijk relevante evenementen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:

  1. a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
    1. 1. verkeersveiligheid;
    2. 2. parkeren;
    3. 3. geluidhinder.

8.5 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten' (Bijlage 1), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.

9.2 Nota Kwaliteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als Nota Kwaliteit bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als Bijlage 3 opgenomen Nota Kwaliteit vervangt.

9.3 Vervallen onbenutte bouwtitels

9.4 Woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van woningen, met dien verstande dat:

  1. a. de te splitsen woning een bestaand hoofdgebouw met (ten dele) een bestaande woonfunctie betreft;
  2. b. de woningsplitsing vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering vormt;
  3. c. de waarden van de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  5. e. bij wijziging de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  6. f. de bepalingen uit het gemeentelijke kwaliteitsmenu in acht worden genomen;
  7. g. na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  8. h. na splitsing maximaal 1 extra woning is ontstaan, behoudens wanneer de te splitsen woning een cultuurhistorisch of karakteristiek pand dan wel monument betreft, in welk geval het bevoegd gezag splitsing tot meerdere woningen kan toestaan, mits geen onevenredige nadelige effecten voor de omgeving optreden;
  9. i. na splitsing elke woning een inhoud heeft van minimaal 350 m³ en maximaal 750 m³;
  10. j. na een woningsplitsing het uitbreiden van de gesplitste woningen niet is toegestaan;
  11. k. waardevolle bouwvormen en karakteristieke elementen van de oorspronkelijke woning gehandhaafd blijven.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Parkeren

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
  2. b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
    1. 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen Leudal2016' (Bijlage 2), en
    2. 2. indien de 'Nota Parkeernormen Leudal 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
  3. c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwperceel waarop de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
  4. d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  5. e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan 'Thoorderstraat ong. Grathem'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voornemen bestaat om op een gedeelte van het perceel aan de Thoorderstraat in Grathem, kadastraal bekend als Grathem, sectie D, nr. 379, één woning te realiseren. In het op 14 november 2017 vastgestelde bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is voor het plangebied aan de Thoorderstraat de bestemming 'Wonen - Uit te werken' opgenomen, aangezien destijds de ontwikkeling nog niet voldoende uitgekristalliseerd was. Met het opnemen van een uit te werken bestemming, bestaat er voor het college van burgemeester en wethouders een uitwerkingsplicht om binnen de planperiode van het moederplan, een uitwerkingsplan op te stellen. Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

1.2 Ligging En Grens Plangebied

Het plangebied, waarvan de globale ligging is weergegeven op de onderstaande topografische kaart, ligt aan de zuidkant van de Thoorderstraat, ten zuiden van de kern Grathem.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0001.png"

Afbeelding 1. Topografische kaart met de globale ligging van het plangebied aangeduid met een blauwe pijl.

De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0002.png"

Afbeelding 2. Kadastrale kaart met rood omlijnd de begrenzing van het plangebied.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 14 november 2017. Binnen dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Binnen deze uit te werken bestemming is de bouwaanduiding 'vrijstaand' opgenomen en is tevens de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen op basis waarvan maximaal één woning is toegestaan.

Ter hoogte van het plangebied geldt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. In deze bestemming is een ondergrens opgenomen van 1.000 m² oppervlakteverstoring in combinatie met minimaal 40 cm diepteverstoring.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0003.png"

Afbeelding 3. Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

In artikel 24 van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is opgenomen dat burgemeester en wethouders de bestemming met inachtneming van de volgende regels uitwerken:

  1. a. het aantal nieuwe woningen bedraagt niet meer dan aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  2. b. de behoefte aan realisering van de nieuwe woningen moet worden aangetoond;
  3. c. de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' dient in acht te worden genomen, met dien verstande dat, indien deze gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  4. d. de maximale goothoogte bedraagt niet meer dan 7 meter;
  5. e. de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 meter;
  6. f. het gebruik als wonen vanuit milieuhygiënisch oogpunt dient aanvaardbaar te zijn;
  7. g. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;
  8. h. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  9. i. het stedenbouwkundig beeld dient niet onevenredig te worden aangetast;
  10. j. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.1. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
  11. k. de natuurlijke waarden dienen niet onevenredig worden aangetast;
  12. l. de belangen en bestemmingen in de omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  13. m. aangetoond dient te worden dat de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen aanvaardbaar worden geacht;
  14. n. alvorens kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk te maken dient de Veiligheidsregio om advies gevraagd te worden;
  15. o. na uitwerking zijn voor de eindbestemming de overeenkomstige regels van artikel 23 (bestemming 'Wonen') van toepassing, met dien verstande dat tevens groenvoorzieningen en verkeersvoorzieningen zijn toegelaten overeenkomstig de regels van de artikelen 14 (bestemming 'Groen') en 21 (bestemming 'Verkeer').

Aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • Voor de onderdelen a, d en e geldt dat deze als voorwaarde zijn opgenomen op de verbeelding van dit uitwerkingsplan.
  • Voor de onderdelen b,c en f t/m n geldt dat deze zijn getoetst in de hoofdstukken 2, 3 en 4 van deze toelichting. Voor wat betreft de toetsing aan de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' geldt dat de kwantitatieve toetsing reeds heeft plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Hierin is aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal in de structuurvisie. Deze situatie is ongewijzigd. Uit hoofdstuk 2 komt naar voren dat, mede door het feit dat slechts sprake is van één woning in combinatie met de voorgevelrooilijn, sprake is van een verantwoorde stedenbouwkundige situatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hoofdstuk 4 laat zien dat sprake is van een goede milieuhygienische situatie en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bovendien worden de belangen in de omgeving niet onevenredig aangetast. Tot slot zal er worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • Voor onderdeel o geldt ten slotte dat de toepasselijke onderdelen van de Woonbestemming uit het moederplan 'Woonkernen Leudal 2017' zijn overgenomen, met dien verstande dat deze zijn afgestemd op de specifieke locatie.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit uitwerkingsplan is als volgt opgebouwd:

Het gebiedsprofiel en projectprofiel zij beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed zijn op het plangebied, waarna in hoofdstuk 5 het juridisch kader wordt beschreven. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het plan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 aangegeven hoe wordt gehandhaafd op dit plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsprofiel En Projectprofiel

2.1 Gebiedsbeschrijving

Het plangebied ligt in het zuidelijke deel van de kern Grathem, op het perceel ten zuidoosten van Brugstraat 28 te Grathem, in de gemeente Leudal. Op de navolgende luchtfoto is een overzicht opgenomen van de ligging van het plangebied en het omliggende gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0004.png"

Afbeelding 4. Luchtfoto plangebied en omgeving, met het plangebied rood omlijnd.

Het plangebied grenst aan de noordwestzijde aan de Thoorderstraat. Aan de noordoostzijde grenst het plangebied aan het perceel Brugstraat 28. De zuidoostzijde grenst over de gehele lengte aan de achtertuin van perceel Brugstraat 26A. De zuidwestzijde grenst aan het perceel van Thoorderstraat 4, met daarop een recentelijk gerealiseerde woning.

Het plangebied zelf bestaat uit een grasperceel met daarop enkele bomen en een schuurtje. Deze bomen worden gekapt en het schuurtje zal worden gesloopt.

2.2 Beschrijving Ontwikkeling

Kaders uitwerkingsplan

Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt de realisatie van één grondgebonden vrijstaande woning mogelijk gemaakt, met de voorzijde gericht op de Thoorderstraat. De maximale goot- en bouwhoogte van de woning bedragen respectievelijk 7 en 10 meter. De woning dient te worden afgedekt met een kap, waarbij de dakhelling minimaal 20º en maximaal 50° bedraagt. Het één en ander is als zodanig in de regels en op de verbeelding opgenomen. Op de verbeelding zoals weergegeven op afbeelding 5, is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de woning gerealiseerd dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0005.png"
Afbeelding 5. Weergave verbeelding behorende bij dit uitwerkingsplan.

In z'n algemeenheid kan verder wordt gesteld dat sprake is van een inbreidingslocatie binnen de kern Grathem, waarmee sprake is van een logische invulling van het plangebied.

Het beoogde ontwerp

Binnen de kader zoals voorgaand omschreven, is een bouwplan uitgewerkt, bestaande uit een vrijstaande woning, met een goothoogte van circa 4,5 meter en een bouwhoogte van circa 8,6 meter. Op de navolgende afbeeldingen is een impressie van de situering en de vormgeving van de woningen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0006.png"
Afbeelding 5. Situatieschets plangebied en omgeving.
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0007.png"
Afbeelding 6. Impressie indeling perceel en begane grond toekomstige woning.
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0008.png"
Afbeelding 7. Impressie indeling 1e verdieping, zolder en kelder en doorsnede woning.
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0009.png"
Afbeelding 8. Impressie gevelaanzichten toekomstige woning.

De commissie ruimtelijke kwaliteit heeft op basis van het ontwerp reeds aangegeven in te kunnen stemmen met de ruimtelijke/stedenbouwkundige inpassing van het plan. Door de woning op deze wijze op de kavel te positioneren, wordt op een goede wijze aangesloten op de omgeving.

2.3 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden

2.3.1 Cultuurhistorische waarden en monumenten

Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle of monumentale elementen en/of gebouwen aanwezig waarop als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling een negatieve invloed zal worden uitgeoefend.

2.3.2 Archeologische waarden

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem en de wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen.

In het geldende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Binnen dit gebied is archeologisch onderzoek nodig indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m². Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 232 m² en de te verwachten bodemverstoring bedraagt daarmee ook altijd minder dan 1000 m². Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is kortom niet noodzakelijk.

2.4 Verkeer En Parkeren

Verkeer

Als gevolg van de realisatie van de woning zal geen noemenswaardige toename plaatsvinden van het aantal verkeersbewegingen op de Thoorderstraat en de omliggende wegen. Zowel de Thoorderstraat als de omliggende wegen kunnen deze beperkte toename goed verwerken. Nadere verkeersmaatregelen zijn niet noodzakelijk.

Parkeren

De 'Nota Parkeernormen Leudal 2016' geeft aan dat per vrijstaande koopwoning in de zone 'rest bebouwde kom' van een weinig stedelijk gebied, 2,7 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Op eigen terrein zijn voldoende mogelijkheden om deze parkeercapaciteit te realiseren, waarmee wordt voldaan aan de parkeernorm. De parkeernorm is vastgelegd in de regels van dit uitwerkingsplan (artikel 11.1) en de nota parkeernormen is als Bijlage 2 NotaParkeernormen Leudal 2016 bij de regels gevoegd. In het kader van de omgevingsvergunningaanvraag zal hieraan worden getoetst.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijks- Provinciaal- En Regionaal Beleid

De beleidskaders van het rijksbeleid, provinciaal beleid en van het regionaal beleid zijn reeds weergegeven in de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In het kader van deze toelichting wordt vermeld dat met de bouw van één woning binnen de bestaande kern geen belangen van het Rijk, de provincie of van de regio in het geding zijn. Het initiatief wordt als passend binnen het beleid van deze overheidsinstanties beschouwd, waarbij, overeenkomstig de uitwerkingsregels, alleen nader wordt ingegaan op de regionale 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'. Ten aanzien van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt opgemerkt dat sprake is van de realisatie van slechts één woning, waarmee geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet noodzakelijk.

3.1.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'

Op 25 juni 2019 heeft de raad van Leudal de geactualiseerde intergemeentelijke 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' vastgesteld. Deze structuurvisie is een uitwerking van de voorgaande structuurvisie met een planperiode van 2018 tot 2021.

De 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' is de basis voor het geven van sturing aan en het voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving. De structuurvisie is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen.

In de structuurvisie zijn concrete afspraken gemaakt voor de periode 2018 tot en met 2021 en er wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030.

Voor het regionaal, gemeentelijk en lokaal afwegen en ordenen in de programmering van transformatie- en nieuwbouwplannen zijn de onderstaande afwegingskaders beschikbaar:

  • Kwantitatief afwegingskader: hoeveel woningen kunnen nog worden toegevoegd en hoe verdelen we die over de zeven gemeenten?
  • Kwalitatief afwegingskader: aan welke type woningen is behoefte en voor wie?
  • Kwaliteitsenvelop: afwegingskader om lokaal accenten te zetten richting transformatie en nieuwbouw.

Afweging

Het voorliggende plan betreft de bouw van één woning binnen de bestaande kern Grathem, binnen het gebied waarop de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021' van toepassing is. Ten aanzien van deze structuurvisie dient het voorgenomen plan wel getoetst te worden aan de onderstaande afwegingskaders:

  • Kwantitatief afwegingskader: De planlocatie (maximaal één woning) valt binnen de nieuwbouwrichtcijfers voor de kern Grathem binnen de gemeente Leudal. In het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is ook reeds aangegeven dat de aantallen woningen die kunnen worden gebouwd na uitwerking van de bestemming 'Wonen - Uit te werken', passen binnen de 'richtcijfers' zoals aangegeven in de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal.
  • Kwalitatief afwegingskader: Ruim de helft (53%) van het aantal verhuisgeneigde huishoudens geeft aan behoefte te hebben aan levensloopbestendige woningen. Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een levensloopbestendige woning.
  • Kwaliteitsenvelop: De planlocatie met maximaal één woning in de kern Grathem valt binnen de richtcijfers die zijn opgesteld in het kader van de kwaliteitsenvelop voor de gemeente Leudal. Vanuit kwalitatief oogpunt wordt daarnaast invulling gegeven aan de behoefte aan levensloopbestendige woningen in aanvulling op de bestaande woonvoorraad in Grathem. Deze behoefte komt mede voort uit demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing.


Op basis van het bovenstaande wordt de ontwikkeling passend geacht binnen de beleidskaders van de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2018 tot en met 2021'.

3.2 Gemeentelijk Beleid

Omdat sprake is van een ontwikkeling waarvoor in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' reeds een uit te werken woonbestemming is opgenomen, heeft ook de beleidsmatige onderbouwing reeds in dat bestemmingsplan plaatsgevonden. Het initiatief past dan ook binnen het gemeentelijk (woningbouw)beleid en de gemeentelijke woningbouwprogrammering. Voor een uitgebreide beschrijving van de diverse verschillende gemeentelijke beleidsstukken wordt dan ook verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Bij het opstellen van een uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op functies in het plangebied. Daarnaast kunnen ook functies binnen het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden. In de navolgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In het kader van de realisatie van de woning is een vooronderzoek bodem conform NEN5725 uitgevoerd. Het volledige onderzoek is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

De uitkomsten van het uitgevoerde bodemonderzoek geven geen aanleiding tot vervolgonderzoek. Vanuit het aspect bodem bestaan er geen belemmeringen voor de beoogde woningbouw.

4.1.2 Externe veiligheid

Achtergrond

Een woning is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een kwetsbaar object. Indien er sprake is van de ontwikkeling of uitbreiding van een (beperkt) kwetsbaar object, dienen de risico's te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen hiervoor staan beschreven in het Bevi.

Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het projectgebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0010.png"

Afbeelding 6. Uitsnede risicokaart, met het plangebied aangeduid met een blauwe pijl.

Risicovolle bedrijvigheid
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat er op een afstand van circa 400 meter tot het plangebied een bovengrondse propaantank is gelegen, behorend bij Hotel Restaurant ''de Kanteneer''. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de propaantank betreft 20 meter. Gelet op de tussenliggende afstand vormt de ligging ten opzichte van de propaantank geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Buisleidingen
Volgens de risicokaart van de provincie Limburg, het vigerende bestemmingsplan en de kaarten van Gasunie, liggen er geen risicovolle kabels of leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Op een afstand van circa 350 meter is de Napoleonsweg Noord/N273 gelegen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op basis van de risicokaart geldt voor de N273 ter hoogte van het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour 10-6. Het plaatsgebonden risico levert kortom geen belemmeringen op voor het beoogde initiatief. Verder is op basis van de risicokaart sprake van een zeer laag groepsrisico, kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde. Tot slot bedraagt de plaatsgebonden risicocontour 10-8, waarbinnen nog een rekenkundige invloed wordt uitgeoefend op het groepsrisico van de N273, 242 meter. Gelet op de afstand van het plangebied tot de N273 van circa 350 meter bestaan er vanuit het kader van externe veiligheid kortom geen belemmeringen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en over het water

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen of waterwegen waarover frequent vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook vanuit dit kader bestaan er geen belemmeringen.

Advies veiligheidsregio

Volledigheidshalve is in het kader van de voorgenomen ontwikkeling advies opgevraagd bij de Veiligheidsregio Limburg-Noord. Het advies is als Bijlage 2 bij deze toelichting te raadplegen.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande in combinatie met het advies van de Veiligheidsregio Limburg-Noord, kan geconcludeerd worden dat er vanuit het aspect externe veiligheid geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling van de woning.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het noodzakelijk een zekere afstand te behouden tussen (agrarische) bedrijven en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf en anderzijds door het karakter van zijn omgeving. Uitganspunt hierbij vormt de VNG-publicatie: “Bedrijven en milieuzonering” (versie 2009), waarin indicatieve richtafstanden zijn opgenomen voor de te hanteren afstanden tussen milieugevoelige functies en bedrijfsactiviteiten.

De beoogde woning vormt geen functie die volgens de (indicatieve) brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' gezoneerd dient te worden ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. Medewerking aan dit project is echter pas mogelijk indien blijkt dat een goed woon- en leefklimaat in de woning gegarandeerd is, alsmede dat bedrijven in de omgeving door de nieuwe woonfunctie niet in hun activiteiten worden gefrustreerd.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven of instellingen gelegen die door de realisatie van de woning in hun activiteiten belemmerd zouden kunnen worden. Vanuit het aspect milieuzonering bestaan er kortom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.1.4 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van omliggende wegen. Daarom is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd.

Onderstaand worden de conclusies van het akoestisch onderzoek weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar het volledige onderzoeksrapport dat als Bijlage 3 bij deze toelichting is opgenomen.

Wet geluidhinder

Ten gevolge van het wegverkeer op de Brugstraat bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 46 dB inclusief aftrek artikel 110g van de Wet geluidhinder. De voorkeurswaarde (48 dB) uit de Wet geluidhinder wordt gerespecteerd.

Goede ruimtelijke ordening

Ten gevolge van de Thoorderstraat bedraagt de geluidbelasting (excl. aftrek artikel 110g Wgh) ten hoogste 48 dB. De geluidbelastingen inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder bedragen ten hoogste 43 dB. Hiermee wordt de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder gerespecteerd.

Ten gevolge van de Loorderstraat bedraagt de geluidbelasting (excl. aftrek artikel 110g Wgh) ten hoogste 26 dB. De geluidbelastingen inclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder bedragen ten hoogste 21 dB. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder.

Cumulatie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting inzichtelijk gemaakt. De cumulatieve geluidbelasting bedraagt ten hoogste 51 dB. Uitgaande van een minimale karakteristieke geluidwering van 20 dB, wordt het binnenniveau van 33 dB conform het Bouwbesluit gewaarborgd. Derhalve kan worden gesteld dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid als gevolg van wegverkeerslawaai vormt geen belemmering.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Als een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van een initiatief. De normen hiervoor staan beschreven in de Wet milieubeheer en in het besluit NIBM. Een ontwikkeling van niet meer dan 1.500 woningen met 1 ontsluitingsweg is aangemerkt als NIBM. Middels het voorliggende uitwerkingsplan wordt slechts één woning mogelijk gemaakt, waarmee het plan ruim onder de norm van 1.500 woningen blijft. Luchtkwaliteitseisen werken dan ook niet belemmerend voor het plan.

4.1.6 Milieueffectrapportage

Toets m.e.r-plicht
In het plangebied wordt één grondgebonden vrijstaande woning mogelijk gemaakt. Deze activiteit komt niet voor in Lijst C in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er is dus geen sprake van de verplichting om een m.e.r. procedure te doorlopen.

Toets m.e.r.-beoordelingsplicht
In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven bij welke activiteiten, plannen en besluiten een m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, dat wil zeggen een nadere afweging of mogelijk een m.e.r. procedure moet worden gevolgd. De ontwikkeling van woningen valt onder onderdeel D (11.2): “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

Op basis van jurisprudentie (ECLI: RVS:2017:694) dient bij de beantwoording van de vraag of een ontwikkeling dient te worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject te worden gekeken naar de onderstaande aspecten:

  • de aard en omvang van de ontwikkeling;
  • de vormgeving en opzet;
  • de schaalgrootte;
  • de ligging;
  • de voorgenomen functie (wijziging), en;
  • de vraag of er sprake is van een bestaand of een te realiseren bouwwerk.

Ten aanzien van deze criteria is er wat betreft het voorliggende initiatief sprake van een ontwikkeling van beperkte omvang en schaalgrootte. Er is immers slechts sprake van de realisatie van één vrijstaande woning op een inbreidingslocatie binnen een bestaande woonkern, op gronden waarvoor reeds op basis van het vigerende bestemmingsplan, middels een uit te werken bestemming, woningbouw voorzien is.

In de huidige situatie is sprake van gronden die in gebruik zijn als tuin behorende bij één van een naastgelegen woningen. In de directe omgeving zijn met name woningen en agrarische gronden gelegen. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Evenmin is sprake is van ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied (zie de overige paragrafen in deze toelichting). Er kan kortom worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld.

4.2 Natuur En Flora En Fauna

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Onderstaand worden de conclusies van het onderzoek weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar het volledige onderzoeksrapport dat als Bijlage 4 bij deze toelichting is opgenomen.

Gebiedsbescherming
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de ontwikkeling geen negatieve effecten te verwachten zijn op omliggende Natura 2000-gebieden. Evenmin worden effecten verwacht op de provinciaal beschermde gebieden, zoals het Natuurnetwerk Nederland (op provinciaal niveau goudgroene natuurzone). Het onderdeel houtopstanden is verder niet aan de orde.

Soortenbescherming
Uit de toetsing van de resultaten van het onderzoek aan de Wet natuurbescherming blijkt dat bij de realisatie van woningbouw mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn op broedvogels. Daarbij kan aanwezigheid van algemeen voorkomende muizensoorten en egel binnen het onderzoeksgebied niet worden uitgesloten. Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht.

Broedvogels - rekening houden met broedseizoen

Binnen het onderzoeksgebied zijn ten tijde van het veldonderzoek geen jaarrond beschermde nesten en nesten van algemene broedvogels aangetroffen. Het is niet uit te sluiten dat in de periode tot aan het plaatsvinden van de ingrepen, alsnog algemene broedvogels gaan broeden in een van de aanwezige bomen en vegetaties binnen het onderzoeksgebied.

In gebruik zijnde nesten zijn beschermd en mogen niet worden vernield ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming mogelijk. Er dient daarom voorkomen te worden dat nesten van vogels gedurende het broedseizoen vernield worden bij de werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied. Er dient derhalve gekapt/gerooid te worden buiten het broedseizoen. Het broedseizoen duurt globaal van half maart tot half juli, afhankelijk van de weersomstandigheden en de betreffende vogelsoort.

Indien het niet mogelijk is om te werken buiten het broedseizoen, kan middels een broedvogelschouw onderzocht worden of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn in de vegetatie. Indien nesten afwezig zijn, kan de vegetatie vrijgegeven worden voor de werkzaamheden.

Muizen (ware muizen, woel- en spitsmuizen), egel en amfibieën - rekening houden met zorgplicht

Voor algemeen voorkomende muizen- en amfibiesoorten en egel biedt het onderzoeksgebied geschikt leefgebied (voor de egel de composthoop als mogelijke nestlocatie). Algemeen voorkomende muizen- en amfibiesoorten en egel zijn in de provinciale verordening van provincie Limburg vrijgesteld van ontheffing. Het doden van individuen van deze soorten blijft verboden, maar het vangen met als doel deze weer elders uit te zetten daarentegen is wel vrijgesteld van ontheffing. Door middel van zorgvuldig handelen (in het kader van de zorgplicht) tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarom een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden. Dit houdt in dat aangetroffen individuen bij de (graaf)werkzaamheden verjaagd dienen te worden of gevangen en vrijgelaten worden in aanliggend gebied, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden.
Met betrekking tot de composthoop en het mogelijke voorkomen hierin van egel, dient deze nooit opgeruimd te worden alvorens gecontroleerd is of er geen egel in slaapt. Vanaf juli tot oktober kan er zelfs een moederegel met jongen in zitten. Blijkt de composthoop bezet te zijn door een/meerdere egel(s), dan is het advies om deze egel(s) over te brengen naar een egelnestkast, welke op een plek buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden staat. Bij voorkeur wordt de composthoop in de minst kwetsbare periode van de egel gecontroleerd op aanwezigheid van egels. Deze periode loopt van april - september. Wanneer egels afwezig zijn, kan de composthoop zonder problemen verwijderd worden.

Overige soortgroepen

Voor de volgende soortgroepen geldt dat bij de realisatie van woningbouw geen negatieve effecten verwacht worden: flora, vleermuizen, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden. Voor algemeen voorkomende soorten geldt de algemene zorgplicht.

Houtopstanden

De beoogde ontwikkeling betreft het planologisch mogelijk maken van een vrijstaande woning. De locatie is momenteel in gebruik als tuin en is onbebouwd. De te kappen bomen binnen het plangebied hebben geen bijzondere natuurwaarden. Voor het kappen is geen omgevingsvergunning voor het kappen nodig.

Conclusie

Met inachtneming van bovengenoemde aandachtpunten, gelden er vanuit gebiedsbescherming en soortenbescherming geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.3 Waterparagraaf

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in voorliggend plan rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer.

Beleidskader

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het gezamenlijke Waterbeheersplan 2016-2021 van Waterschap Limburg, het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014), het Provinciaal Waterplan 2016-2021, het Nationaal Waterplan, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:

  • vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
  • voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

De gemeente Leudal heeft voor particulieren een richtlijn dat bij toename van verhard oppervlak een hoeveelheid van 40 mm per aangesloten m2 verhard oppervlak geborgen dient te worden.

Kenmerken van het watersysteem

De kenmerken van het watersysteem, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving), kunnen het beste beschreven worden door een onderverdeling te maken in de soorten van water die in het gebied aanwezig zijn. De belangrijkste zijn: grondwater, oppervlaktewater, hemelwater en afvalwater.

Grondwater en oppervlaktewater

In of nabij het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen waarmee rekening gehouden dient te worden. Uit het POL2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014 blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Wel ligt het plangebied binnen de boringsvrije zone Roerdalslenk III. Aangezien geen diepe boringen voorzien zijn, vormt dit geen belemmering.

Afvalwater

Het afvalwater wordt aangesloten op het bestaande rioleringssysteem.

Hemelwater

In 2018 is voor het naastgelegen perceel reeds een infiltratieonderzoek uitgevoerd, op basis waarvan is gebleken dat de bodem geschikt is voor de infiltratie van hemelwater. Op basis daarvan kan redelijkerwijs worden aangenomen dat ook de bodem binnen het plangebied geschikt is voor de infiltratie van hemelwater.

Dynamische bergings- en infiltratievoorzieningen dienen minimaal gedimensioneerd te worden op een neerslaggebeurtenis met herhalingstijd 1:100, gemiddeld klimaatscenario 2050. Voor Noord-Limburg en Midden-Limburg dient daarbij een buiduur van één dag te worden gehanteerd, zijnde 100 mm per vierkante meter verhard oppervlak. Dit houdt in dat per hoeveelheid van 100 m² (100 mm/1000=) 10 m3 water in het plangebied geborgen dient te worden. Deze berging kan op maaiveld gerealiseerd worden door middel van een wadi of ondergronds door middel van bijvoorbeeld infiltratiekratten in de bodem.

Opgemerkt dient te worden dat het voorliggende uitwerkingsplan slechts een juridisch-planologisch toetsingskader biedt voor de toekomstige omgevingsvergunningaanvraag voor de bouw van een woning. In het kader van de omgevingsvergunningaanvraag wordt de exacte wijze waarop wordt voorzien in de berging van hemelwater nader uitgewerkt, volledig toegespitst op de hoeveelheid bebouwing en verharding die in het bouwplan voorzien is.

Overleg waterbeheerder
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is advies opgevraagd bij het Waterschap Limburg. Het advies van het Waterschap Limburg, waarin is aangegeven dat per vierkante meter verhard oppervlak 100 mm neerslag opgevangen dient te worden binnen het plangebied, is verwerkt in deze paragraaf.

Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Planonderdelen

Het voorliggende uitwerkingsplan is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en / of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het uitwerkingsplan. De analoge verbeelding is als Bijlage 5 bij deze toelichting gevoegd.

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het uitwerkingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het voorliggende uitwerkingsplan is opgesteld conform het Handboek ruimtelijke plannen Leudal 2019, de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

5.2 Opzet Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (art. 1)

In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.

In de begrippen is ook een definitie voor 'peil' weergegeven. Dit is in de volgende afbeelding gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0011.png"

Afbeelding 7. Visualisatie van de verschillende definities van peil.

Wijze van meten (art. 2)

In de wijze van meten wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden.

In de onderstaande afbeelding is aangegeven hoe de goothoogte en bouwhoogte bij woningen met en zonder kap gemeten dienen te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.UP21GrThoorderstr-VG01_0012.png"

Afbeelding 8. Goot- en bouwhoogte bij woningen met en zonder kap.

5.2.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming worden conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd en benoemd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

In dit uitwerkingsplan is binnen de bestemming 'Wonen' een nadere eisenregeling opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen, binnen de reeds aangegeven begrenzingen van het uitwerkingsplan (gebruiks- en bouwregels), nadere eisen stellen aan plaats en afmeting van gebouwen indien dit noodzakelijk is voor de aspecten:

  • gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • verkeersveiligheid;
  • sociale veiligheid;
  • brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • externe veiligheid;
  • benodigde parkeervoorzieningen;
  • benodigde waterberging.

Hieronder worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Wonen

Conform de uitwerkingsregels van het moederplan is aangesloten bij de woonbestemming van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. In overeenstemming met de gemeentelijke standaard is voor woondoeleinden slechts één bestemming opgenomen, namelijk 'Wonen'. Hierin is tevens de voor- en achtertuin geregeld. Deze bestemming is opgenomen voor het gehele plangebied. De regeling is zeer flexibel gehouden, met als gevolg dat er bij het bouwen, verbouwen of veranderen van een woning aan maar weinig voorwaarden voldaan hoeft te worden.

Binnen de woonbestemming is het toegestaan aan huis verbonden beroepen uit te oefenen. Volgens jurisprudentie kan het gebruik van ruimten in woningen voor de uitoefening van een ambt, beroep of praktijk niet afhankelijk worden gesteld van een omgevingsvergunning. Daarom is in de gebruiksregels opgenomen dat een aan huis verbonden beroep rechtstreeks is toegestaan maar dat de woonfunctie de hoofdfunctie dient te blijven.

Er geldt een aantal specifieke bouwregels binnen de woonbestemming. Het hoofdgebouw mag enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. Tevens is in de regels aangegeven dat de woning moet worden gebouwd binnen een denkbeeldig vlak dat wordt begrensd door de voorgevelrooilijn en een denkbeeldige lijn op 15 meter evenwijdig aan de voorgevelrooilijn. Bijbehorende bouwwerken mogen ook daarachter, op het achtererf worden opgericht.

Woningen mogen enkel op de begane grond worden uitgebreid. Uitbreiding op de verdieping is mogelijk met een afwijking van het uitwerkingsplan.

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Door middel van een afwijking door middel van een omgevingsvergunning is het onder voorwaarden mogelijk buiten het bouwvlak te bouwen.

Waarde - Archeologie 5

Voor het gehele plangebied is overeenkomstig het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Binnen het als zodanig bestemde gebied is archeologisch onderzoek nodig indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld en de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m².

5.2.3 Algemene regels

In de Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

In de Algemene bouwregels is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, over ondergeschikte bouwdelen en over bestaande maten.

In de Algemene gebruiksregels gebruiksregels is een nadere bepaling opgenomen met betrekking het gebruik van de gronden.

De Algemene afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels verschaffen het bevoegd gezag c.q. burgemeester en wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

De Algemene procedureregels bevatten alleen nog procedureregels voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening. Voor alle overige procedures zijn reeds procedureregels opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichting) en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunningen).

In de Overige regels zijn de overige zaken geregeld die niet elders kunnen worden ondergebracht. Hierin is een regel opgenomen die aangeeft dat, waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Tevens wordt aangegeven welke dubbelbestemmingen prevaleren boven andere dubbelbestemmingen indien deze samenvallen.

Daarnaast zijn regels opgenomen waarin is vastgelegd dat bij ontwikkelingen voldaan dient te te worden aan de door de raad vastgestelde parkeernormen. Daarbij wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen Leudal 2016.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In de regel Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het uitwerkingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.

Tussen de gemeente Leudal en de initiatiefnemer zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. Daarmee is de financiële haalbaarheid van het plan voor de gemeente verzekerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Aangezien sprake is van een uitwerkingsplan, wordt geen inspraakprocedure doorlopen. Het uitwerkingsplan zal direct als ontwerp ter inzage worden gelegd. De te volgen procedure is omschreven in paragraaf 6.3.

6.3 Procedure

Een uitwerkingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerp-uitwerkingsplan na behandeling in het college van burgemeester en wethouders wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen in die zes weken hun zienswijze kenbaar maken bij de gemeente. Binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het uitwerkingsplan vast. Daarbij worden de ingediende zienswijzen betrokken. Tegen de vaststelling van een uitwerkingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.4 Maatschappelijke Haalbaarheid

Door de initiatiefnemers is een omgevingsdialoog gevoerd. ln verband met de situatie omtrent COVID-19 is een schriftelijke benadering gehanteerd met een persoonlijk karakter. Dit is vormgegeven door bij de bewoners aan te bellen en daarbij de plannen zowel mondeling als schriftelijk toe te lichten. Aan alle omwonenden is dezelfde schriftelijke informatie aangereikt, bestaande uit een brief, reactieformulier, situatietekening, schetsontwerpen en gevelaanzichten. ln totaal zijn 13 omwonenden benaderd in het kader van de omgevingsdialoog.

De betrokkenen hebben twee weken de gelegenheid gekregen om eventuele wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Alle 13 omwonenden hebben mondeling en/of schriftelijk te kennen gegeven geen bezwaren te hebben tegen het beoogde bouwplan. Wel zijn er enkele aandachtspunten, vragen, opmerkingen, verzoeken en adviezen binnengekomen. Deze zijn geanalyseerd, uitgewerkt en schriftelijk en mondeling teruggekoppeld naar de omwonenden. Een uitgebreid verslag hiervan is aan de gemeente overhandigd. Vanuit privacyoverweging wordt in dit bestemmingsplan volstaan met deze korte samenvatting en de conclusie dat er vanuit de omwonenden geen bezwaren bestaan tegen de voorgenomen ontwikkeling.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Een bestemmingsplan c.q. uitwerkingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan c.q. uitwerkingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan worden gehouden.

In dit uitwerkingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.

In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.

Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.

Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het uitwerkingsplan.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016

Bijlage 2 Nota Parkeernormen Leudal 2016

Bijlage 3 Nota Kwaliteit

Bijlage 3 Nota Kwaliteit

Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 1 Vooronderzoek bodem

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Verkennend Flora- En Fauanonderzoek

Bijlage 4 Verkennend flora- en fauanonderzoek

Bijlage 5 Verbeelding Uitwerkingsplan

Bijlage 5 Verbeelding uitwerkingsplan