KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Kantoor
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Reden Voor Wijzigingsplan
1.2 Ligging En Grens Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Juridisch-planologisch Kader
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Gebiedsprofiel En Projectprofiel
3.1 Beschrijving Bestaande Situatie
3.2 Beschrijving Ontwikkeling
3.3 Ruimtelijke En Stedenbouwkundige Effecten
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden
4.2 Bodem
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Flora En Fauna
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Water
4.7 Wet Geluidhinder
4.8 Milieuzonering
4.9 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planonderdelen
5.2 Opzet Planregels
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Participatie
6.4 Procedure
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Communicatie
Bijlage 1 Nota Kwaliteit
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Kernen
Bijlage 3 Nota Parkeernormen 2016
Bijlage 1 Kerngegevens Gemeentelijk Monument
Bijlage 2 Verbeelding

Dorpstraat 32 Baexem

Wijzigingsplan - gemeente Leudal

Vastgesteld op 12-07-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Dorpstraat 32 Baexem' met identificatienummer 'NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01' van de gemeente Leudal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.6 afhankelijke woonruimte

een bijbehorend bouwwerk (vrijstaand en/of aangebouwd) bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een huishouden gehuisvest is.

1.7 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is op eigen initiatief en op vrijwillige basis arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 bebouwd oppervlak

de buitenwerks gemeten (geprojecteerde) oppervlakte van zowel gebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde, een zwembad uitgezonderd, op het maaiveld van het perceel.

1.10 bebouwde kom

het gebied dat door zijn 'samenhangende bebouwing' als bebouwde omgeving wordt aangemerkt. De aard van de omgeving is hierbij bepalend. Het verkeersbord dat de bebouwde kom aangeeft is hierbij niet altijd maatgevend.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak of bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 bedrijf aan huis

het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende bijbehorend(e) bouwwerk(en) met behoud van het wonen als overwegende functie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.15 beroep aan huis

een beroep of het verlenen van diensten op administratief, consument verzorgend, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zulks met uitzondering van een seksinrichting.

1.16 beeldkwaliteit

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.17 bestaand

  1. a. bij bebouwing:
    bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  2. b. bij gebruik:
    gebruik zoals aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het vastgestelde bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bijzondere woonvorm

een woonverblijf waarin, al dan niet zelfstandige, woningen/kamers zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals begeleid wonen voor mindervalide personen, een woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorziening, met dien verstande dat onder bijzondere woonvorm niet wordt verstaan crisis-opvang.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.29 carport

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overdekte stallinggelegenheid voor voertuigen, aan minimaal 1 zijde open, waarbij de open zijde is gericht naar het openbare gebied ter plekke van de uitrit.

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in reliëf, verkaveling, slotenpatroon of architectuur. Archeologische waarden zijn hieronder begrepen.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven.

1.32 dienstverlening

het beroeps- en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.33 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en het bestemmingsplan die inrichting niet verbiedt.

1.34 evenement

een georganiseerde, voor het publiek toegankelijke activiteit van vermaak op het gebied van onder meer sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal cultureel vlak. Er kan sprake zijn van een ruimtelijk relevant evenement (zie 1.65) danwel van een ruimtelijk niet relevant evenement (zie 1.64).

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gebruiksoppervlakte

de gebruiksoppervlakte zoals gedefinieerd in het Bouwbesluit, conform NEN2580.

1.37 gemeentelijk monument

een bouwwerk, archeologische vindplaats of landschappelijke structuur die op grond van een gemeentelijke monumentenverordening bescherming geniet vanwege bijzondere cultuurhistorische of architectonische waarde.

1.38 goed woon- en leefklimaat

woon- en leefklimaat waarbij in ieder geval wordt voldaan aan de normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

1.39 hoofdgebouw(en)

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.40 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, niet zijnde een seksinrichting.

1.41 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.42 huisvesting arbeidsmigranten

bewoning van een (deel van) een gebouw door arbeidsmigranten, niet zijnde bewoning door een huishouden.

1.43 kamerbewoning

het bewonen van een onzelfstandige wooneenheid, niet zijnde het verstrekken van logies.

1.44 kantoor

een (deel van een) gebouw ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.45 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.46 kwaliteitsmenu

het gemeentelijk compensatiebeleid voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zoals vastgelegd in de 'NotaKwaliteit'.

1.47 maatschappelijke activiteiten

sociale-, culturele-, maatschappelijke-, educatieve-, religieuze- en/of medische acitviteiten, alsmede openbare dienstverlening.

1.48 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.49 Nota kwaliteit

de Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal, waarin de uitgangspunten waarbinnen de gemeente initiatiefnemers voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de zonering 'Buitengebied' volgens het POL 2014 een kwaliteitsbijdrage gaat vragen, ter uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals opgenomen als 'Bijlage 1 Nota Kwaliteit' bij deze regels.

1.50 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel (maximaal 1 meter) van een bouwwerk.

1.51 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die niet zelfstandig functioneert, maar dient als aanvulling op en ter ondersteuning van een andere (hoofd)functie.

1.52 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.53 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde

werken, geen bouwwerken zijnde, die onder peil plaatsvinden.

1.54 onzelfstandige wooneenheid

wooneenheid welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt.

1.55 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.56 overige woonurgenten

personen, niet zijnde arbeidsmigranten die short- of mid-stay verblijven, die op korte termijn een tijdelijke behoefte hebben aan woonruimte, zoals gescheiden personen, alleenstaande studenten, verblijfsgerechtigden en personen die vanuit zorg of detentie (terug) naar de woningmarkt gaan.

1.57 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde in de vorm van een (bijbehorend) bouwwerk met minimaal een open wand.

1.58 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.59 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.60 parkeren

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

1.61 peil

  1. a. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: maximaal 30 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  2. b. In andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.62 perceel

het bouwperceel.

1.63 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met/voor een ander tegen vergoeding.

1.64 ruimtelijk niet relevant evenement

activiteit in de openlucht of in een tijdelijke accommodatie (bijvoorbeeld feesttent) met een duur van maximaal 3 dagen, inclusief opbouwen en afbreken, zoals:

  1. a. privéfeesten;
  2. b. buurtbarbecues en buurtfeesten;
  3. c. feesten en grootschalige activiteiten in scholen;
  4. d. (demonstratieve) optochten en bijeenkomsten, al dan niet van politieke aard;
  5. e. activiteiten die worden georganiseerd om redenen van promotie, public relations, publiciteit e.d. zoals de opening van tentoonstellingen, ontvangsten, prijsuitreikingen, symposia en productpresentaties;
  6. f. (theater)voorstellingen zoals die regelmatig plaatsvinden in gemeenschapshuizen / cultureel centrum;
  7. g. rommelmarkten, vlooienmarkten, kofferbakmarkten e.d.;
  8. h. bioscoopvoorstellingen;
  9. i. weekmarkten op basis van de gemeentewet;
  10. j. kansspelen;
  11. k. dansgelegenheden (gevestigd in horecazaken);

of daarmee naar aard en omvang en invloed op onderliggende en nabijgelegen bestemmingen vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat alsnog sprake is van een ruimtelijk relevant evenement indien:

  1. a. sprake is van meer dan 6 evenementen per locatie per kalenderjaar;
  2. b. sprake is van meer dan 1 evenement per locatie per maand;
  3. c. het aantal aanwezigen meer bedraagt dan 100 personen ingeval van privéfeesten, buurtbarbecues en buurtfeesten;
  4. d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  5. e. er muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  6. f. er onevenredig nadelige gevolgen zijn voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  7. g. er objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

1.65 ruimtelijk relevant evenement

een evenement, niet zijnde een ruimtelijk niet relevant evenement, waarvan de aard of de publieksaantrekkende werking vanuit een oogpunt van impact op de omgeving dusdanig grootschalig is dat daarin zonder nadere ordening niet kan worden voorzien en waarbij een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoet(n):

  1. a. het evenement vindt al dan niet met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld maandelijks, jaarlijks of jaar overstijgend) plaats, waardoor het normaal maatschappelijk gebruik van de gronden niet mogelijk is gedurende:
    1. 1. tenminste één aaneengesloten periode van 24 uur (inclusief het opbouwen en afbreken) of
    2. 2. tenminste twee niet opeenvolgende dagen of vier niet opeenvolgende dagdelen;
  2. b. er is sprake van een omvang van meer dan 100 bezoekers/deelnemers/toeschouwers/gasten gelijktijdig aanwezig;
  3. c. de geluidbelasting bedraagt meer dan 50 dB(A) op de gevel van de dichtst bij gelegen woningen om en nabij het de locatie waar het evenement wordt gehouden;
  4. d. de activiteit plaats vindt tussen 24.00 en 09.00 uur;
  5. e. er wordt muziek ten gehore gebracht voor 09.00 uur of na 24:00 uur;
  6. f. er is sprake van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie die niet door het treffen van verkeersmaatregelen kunnen worden gecompenseerd;
  7. g. er worden objecten geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m2.

1.66 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:

  1. a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en raamprostitutie;
  2. b. een seksbioscoop of sekstheater;
  3. c. een seksautomatenhal;
  4. d. een seksclub of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  5. e. een sekswinkel.

1.67 servicepunt

verkoop- en informatiepunt ten behoeve van kleinschalige dienstverlening en kleinschalige detailhandel.

1.68 short-stay huisvesting

huisvesting van arbeidsmigranten die ter plaatse niet langer dan 4 maanden per jaar, al dan niet aaneengesloten, verblijven.

1.69 stedenbouwkundig beeld

het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.70 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan "Dorpstraat 32 Baexem" bestaande uit de digitale en analoge verbeelding met planidentificatienummer NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01.

1.71 verkoopstandplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.72 voldoende parkeergelegenheid

er wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de 'Nota Parkeernormen 2016' (bijlage 3), waarbij geldt dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging', tenzij in deze regels anders is aangegeven (zie ook artikel 12.1).

1.73 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.74 voorgevel

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.75 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de gevel(s) van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die grenzen aan openbare wegen, fiets en/of voetpaden tot aan de perceelsgrenzen. Een hoekwoning heeft twee voorgevelrooilijnen.

1.76 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer alsmede kleinschalige (ondergrondse) voorzieningen voor afvalverzameling.

1.77 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.78 weg

een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.79 wet/wettelijke wegelingen

indien en voor zover in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan, tenzij anders bepaald.

1.80 wonen

De permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren.

1.81 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.

1.82 wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van een huishouden.

1.83 woonurgent

de dringende noodzaak om te beschikken over een woonruimte waarbij een woningzoekende op basis van een beschikking in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld.

1.84 zijerfgebied

het deel van het voorerfgebied bij een hoekwoning, gelegen langs (het verlengde van) de zijgevel van de hoekwoning, voorzover dit geen deel uitmaakt van het achtererfgebied.

1.85 zijgevel

de gevel van een woning die qua vormgeving van de woning en het perceel alsmede de situering ten opzichte van de omliggende bebouwing niet als voorgevel of achtergevel wordt aangemerkt.

1.86 zelfstandige wooneenheid

wooneenheid met een eigen toegang en eigen wezenlijke voorzieningen, waarbij keuken, toilet, badkamer en douche als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt. Een woonruimte waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke gang of hal, maar met eigen keuken, douche en toilet, is eveneens een zelfstandige woonruimte.

1.87 zorgwoning

een nultredenwoning met (extramurale) zorggarantie op maat.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  2. b. Ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.5.2;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' tevens het behoud, herstel en de ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundige beeld;

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. voorzieningen van algemeen nut;
  4. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  5. h. wegen en paden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit het vigerende bestemmingsplan.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  3. c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  4. d. ter waarborging van de externe veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  6. f. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  7. g. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  8. h. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5.1 voor wonen in een inpandige (bedrijfs)woning met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  2. b. de waarden van de onder- en naastliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  3. c. de meest recente 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg' in acht wordt genomen;
  4. d. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1) in acht wordt genomen;
  5. e. de (bedrijfs)woning binnen de bestaande hoofdbebouwing gelegen is;
  6. f. de woonfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen', indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. het gebruik als 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de behoefte aan uitbreiding van detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke functies of kantoren moet worden aangetoond.
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 12.1;
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1) in acht wordt genomen;
  9. i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Maatschappelijk' of 'Wonen' in dit bestemmingsplan onverkort van toepassing blijven.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. wonen;
    2. 2. uitoefening van:
      • een bedrijf aan huis;
      • een beroep aan huis;
    3. 3. ruimtelijk niet relevante evenementen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.4.3.

met de daarbij behorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. tuinen, erven en terreinen;
  4. e. voorzieningen van algemeen nut;
  5. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit het vigerende bestemmingsplan.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de benodigde waterberging.;
  4. d. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  5. e. ter waarborging van de externe veiligheid;
  6. f. ter waarborging van de parkeercapaciteit op eigen terrein;
  7. g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  8. h. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  9. i. ter waarborging van de verkeersveiligheid.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 5

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen overige (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

5.2 Bouwregels

  1. a. Indien het oprichten van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt gevraagd, kan leiden tot aantasting van archeologische waarden, wordt de omgevingsvergunning pas verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar oordeel van burgemeesters en wethouders in voldoende mate is vastgesteld of waaruit blijkt dat:
    1. 1. archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    2. 2. het behoud van de archeologische resten in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of
    3. 3. de archeologische resten door de verstoring niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. Het bepaalde onder a. is uitsluitend van toepassing indien de verstoring dieper is dan 40 cm onder het maaiveld én de oppervlakte van de bodemingreep groter is dan 1.000 m²,
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder b. is het bepaalde onder a. niet van toepassing indien;
    1. 1. het een bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreft dat voor archeologisch onderzoek noodzakelijk is en/of
    2. 2. het vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing betreft, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid.
  4. d. Indien uit het in lid 5.2, onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische resten van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. e. Bij het aantreffen van archeologische waarden van nationaal belang, vragen burgemeester en wethouders – alvorens de vergunning te verlenen – de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om advies. De omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen wordt niet verleend, dan nadat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een verklaring van geen bezwaar heeft gegeven.
  6. f. Indien lid 5.2 onder d. sub 3. van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. b. aan gronden de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

7.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Algemeen

Het is verboden de in de artikel 3 en 4 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die is nader aangeduid in de bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', of ten behoeve van (straat)prostitutie;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte, behoudens gebruik als woonruimte ten behoeve van mantelzorg;
  3. c. huisvesting van arbeidsmigranten, behoudens de huisvesting van arbeidsmigranten die alleen of gezamenlijk een huishouden vormen in een (bedrijfs)woning;
  4. d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

8.2 Innemen van verkoopstandplaatsen

Het gebruik van gronden voor het innemen van verkoopstandplaatsen is toegestaan, mits:

  1. a. wordt voldaan aan de beleidsuitgangspunten en randvoorwaarden die zijn vastgelegd in de nota 'Standplaatsenbeleid gemeente Leudal';
  2. b. indien de onder a. bedoelde beleidsnota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging(en).

8.3 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en het gebouw de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de gemeentelijke erfgoedverordening c.q. de Monumentenwet van toepassing.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Wanneer niet anderszins een afwijking van de bestemmingsplanregels mogelijk is, kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter;
  5. e. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom aan infrastructuur en op sportparken;
    2. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

9.2 Energieopwekking

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 en 4 voor de realisatie van kleinschalige zonne-energiesystemen met dien verstande dat:

  1. a. de hoogte van zonne-energiesystemen maximaal 2 meter bedraagt;
  2. b. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  3. c. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden.

9.3 Ruimtelijk relevante evenementen

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van gronden en gebouwen voor aan de hoofdfunctie c.q. onderliggende bestemming ondergeschikte ruimtelijk relevante evenementen, met dien verstande dat:

  1. a. de waarden van de onderliggende en de omliggende bestemmingen niet onevenredig worden aangetast;
  2. b. het evenement niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat, met name voor wat betreft de volgende aspecten:
    1. 1. verkeersveiligheid;
    2. 2. parkeren;
    3. 3. geluidhinder.

9.4 Servicepunten

Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 en 4 voor de realisatie van een servicepunt ter bevordering van de leefbaarheid mits:

  1. a. voldaan wordt aan de bouwregels behorende bij de betreffende bestemming;
  2. b. maximaal 30% van de winkeloppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het servicepunt, met een maximum van 80 m²;
  3. c. er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het servicepunt;
  4. d. de waarden van de onder- en omliggende bestemmingen niet onevenredig geschaad worden;
  5. e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

9.5 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling, ontheffing of afwijking die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het wijzigen van de 'Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen' (bijlage 2), indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgestelde plan worden gewijzigd.

10.2 Nota Kwaliteit

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Nota Kwaliteit te wijzigen indien na het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een actuelere versie is vastgesteld, met dien verstande dat alsdan de actuelere versie de als bijlage 1 opgenomen NotaKwaliteit vervangt.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat de termijn van terinzagelegging 2 weken bedraagt.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Parkeren

  1. a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor uitbreiding van bebouwing en/of voor wijziging van functies, geldt de regel dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen ten behoeve van die uitbreiding en/of functiewijziging aanwezig dient te zijn en/of wordt gerealiseerd;
  2. b. Onder voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt verstaan dat:
    1. 1. wordt voldaan aan de normen die zijn vastgelegd in de Nota Parkeernormen 2016 (bijlage 3 van de regels), en
    2. 2. indien de 'Nota Parkeernormen 2016' gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
  3. c. Onder eigen terrein wordt bij individuele woningen verstaan het bouwvlak waarbinnen de woning wordt gebouwd en bij projectmatige bouw c.q. realisering van een woongebied met meerdere woningen het totale projectgebied;
  4. d. Het bepaalde onder a. geldt niet bij het verbouwen/uitbreiden van bestaande gebouwen en/of bij functiewijziging indien daardoor de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  5. e. Door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a. en kan worden toegestaan dat parkeergelegenheid niet op eigen terrein wordt gerealiseerd, mits aangetoond wordt dat op eigen terrein onvoldoende ruimte is en de benodigde parkeervoorzieningen elders worden gerealiseerd.

12.2 Verbeteren omgevingskwaliteit

Indien bij een ontwikkeling invulling moet worden gegeven aan een verbetering van de omgevingskwaliteit, dient er voldaan te worden aan de eisen die gesteld worden in de Nota Kwaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Dorpstraat 32 Baexem'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Reden Voor Wijzigingsplan

Aan de Dorpstraat 32 in Baexem bestaat het voornemen om de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen naar 'Kantoor'. Het plangebied voor die kantoorfunctie betreft de kadastrale percelen Baexem, sectie E, perceelnummers 1438 en 1440. Het bestaande pand is reeds in gebruik bij de initiatiefnemer, echter in verband met de beoogde aankoop is verzocht om de bestemming af te stemmen op het huidige gebruik als kantoor.
In het kader van de voorgestane ontwikkeling wordt de bestemming van de kadastrale percelen 1437 en 1439 gewijzigd naar 'Wonen', omdat deze percelen enerzijds al feitelijk worden gebruikt als groenvoorziening c.q. tuin ten behoeve van de aangrenzende woningen. Anderzijds kan er geen zelfstandige invulling meer worden gegeven aan de maatschappelijke bestemming op dit deel van het perceel door de ligging schuin achter het kantoor. Hierbij wordt aangesloten bij de omliggende woonpercelen rondom het plangebied.

In het op 14 november 2017 door de gemeenteraad van Leudal vastgestelde bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de beoogde bestemmingswijziging onder voorwaarden mogelijk kan worden gemaakt. Middels het voorliggende wijzigingsplan wordt hieraan invulling gegeven.

1.2 Ligging En Grens Van Het Plangebied

Het plangebied, waarvan de globale ligging is weergegeven op de onderstaande topografische kaart (afbeelding 1) en de exacte begrenzing is af te lezen uit afbeelding 2, ligt in de kern Baexem, aan de oostzijde van de Dorpstraat op nummer 32.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0001.png"
Afbeelding 1. Topografische kaart kern Baexem, met aanduiding globale ligging plangebied (rode pijl).
afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0002.png"
Afbeelding 2. Begrenzing plangebied. Bovenstaand is binnen de groene omlijning de toekomstige kantoorfunctie weergeven en binnen de gele omlijning is de functie voor woondoeleinden weergeven.

1.3 Vigerend Juridisch-planologisch Kader

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', vastgesteld door de gemeenteraad van Leudal op 14 november 2017. Het plangebied is daarin bestemd tot:

  • 'enkelbestemming: maatschappelijk'
  • 'dubbelbestemming waarde - archeologie 5'
  • 'functieaanduiding: specifieke vorm van waarde - monument gemeente'
  • 'maatvoering: maximum bebouwingspercentage - 10 %' (voor het gehele gebied)

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • maatschappelijke activiteiten
  • ruimtelijk niet relevante evenementen
  • uitoefening ter plaatse van specifieke aanduidingen

met de daarbij behorende:

  • groenvoorzieningen;
  • tuinen en erven bij de (bedrijfs)woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en/of 'wonen';
  • parkeervoorzieningen;
  • voorzieningen van algemeen nut;
  • waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen.
  • wegen en paden.

Het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van een kantoorfunctie is binnen de bestemming 'Maatschappelijk' niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0003.png"
Afbeelding 3. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

In artikel 17.7 van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in onder andere de bestemmingen 'Kantoor' en 'Wonen' indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. het gebruik als 'Kantoor' en 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de behoefte aan uitbreiding van kantoren moet worden aangetoond.
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in de 'Overige regels' onder 'Parkeren';
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  9. i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Kantoor' en 'Wonen' in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' onverkort van toepassing blijven.


Aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • Voor de onderdelen a t/m h geldt dat in deze toelichting is onderbouwd dat hieraan wordt voldaan.
  • Voor onderdeel i geldt dat de toepasselijke onderdelen van de bestemming 'Kantoor' en 'Wonen' uit het moederplan 'Woonkernen Leudal 2017' zijn overgenomen, met dien verstande dat deze zijn afgestemd op de specifieke locatie.


Voor het hoofdgebouw geldt tot slot de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente', waarvoor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarde(n) en het stedenbouwkundig beeld voorop staan. In dit planvoornemen is er slechts sprake van een functiewijziging. De initiatiefnemer is voornemens om wellicht in de toekomst enkele bouwkundige aanpassingen uit te voeren, deze zijn echter nu niet direct gekoppeld aan de beoogde functiewijziging. Te zijner tijd zal hier een afzonderlijke aanvraag omgevingsvergunning voor ingediend worden. Derhalve wordt er geen invloed uitgeoefend op de monumentale waarden.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgebouwd:

De hoofdlijnen van beleid van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente zijn beschreven in hoofdstuk 2. Op basis van de inventarisatiegegevens is het plangebied in hoofdstuk 3 beschreven onder meer aan de hand van functionele en ruimtelijke aspecten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de milieuaspecten die van invloed zijn op het plangebied. Het juridisch kader komt naar voren in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 7 is aangegeven hoe wordt gehandhaafd op dit plan. Tot slot volgt in hoofdstuk 8 een beschrijving van de gevoerde communicatie.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Voorsorterend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is op 11 september 2021 de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI biedt het Rijk een duurzaam toekomstperspectief voor onze leefomgeving. Met ruim 17 miljoen mensen op ruim 41.000 m2 is het zoeken om goede keuzes te maken ten aanzien van ruimtebeslag, om Nederland over 30 jaar nog steeds een plek te laten zijn waar het goed wonen, werken en recreëren is.


De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen de 21 nationale belangen die in de NOVI worden onderscheiden. De belangrijkste keuzes zijn:

  • De inpassing van duurzame energie(opwekking) met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Het bieden van ruimte voor een overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw faciliteren in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans laten zijn met natuurlijke systemen.


Het realiseren van deze wensen, het benutten van kansen en het oplossen van knelpunten vraagt om samenwerking tussen overheden. Zowel bij nationale vraagstukken als bij gebiedsgerichte regionale opgaven.


De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richt zich op onderstaande vier prioriteiten. Deze onderwerpen hebben onderling veel met elkaar te maken en ze hebben gevolgen voor hoe de fysieke leefomgeving wordt ingericht. De Nationale Omgevingsvisie helpt bij het maken van de noodzakelijke keuzes.


1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

  • Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. We reserveren voldoende ruimte voor toekomstige waterveiligheidsmaatregelen.
  • We maken de energie-infrastructuur geschikt voor duurzame energiebronnen en reserveren daarvoor ruimte.
  • We passen duurzame energie in met oog voor de kwaliteit van de omgeving en combineren deze zo veel mogelijk met andere functies, zoals zonnepanelen op daken en clustering van windmolens. Voor de inpassing van duurzame energie op land worden regionale energiestrategieën opgesteld.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

  • De Nederlandse economie verandert van karakter en is in 2050 geheel circulair en de broeikasgasemissies zijn dan met 95% gereduceerd, met 55% reductie als beoogd tussendoel in 2030.
  • We zetten in op optimale (inter)nationale bereikbaarheid van steden en economische kerngebieden in het Stedelijk Netwerk Nederland.
  • Overheden investeren in een aantrekkelijke, gezonde en veilige leefomgeving in steden en regio's en bevorderen een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

3. Sterke en gezonde steden en regio's

  • We versterken het Stedelijk Netwerk Nederland door de ontwikkeling van de stedelijke regio's te ondersteunen en te zorgen voor goede onderlinge en externe verbindingen. Verstedelijking koppelen we aan de ontwikkeling van de (ov-) infrastructuur en vindt plaats in de regio's waar er vraag is.
  • Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie. Dit is een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Zo kunnen steden zich duurzaam ontwikkelen.
  • Verstedelijking vindt geconcentreerd plaats in de regio. Toe te voegen nieuwe woon- en werklocaties worden zorgvuldig en op efficiënte wijze ingepast met oog voor beschikbare ruimte en mobiliteit. Het woningaanbod in de regio's sluit aan bij de vraag naar aantallen en typen woningen, woonmilieus en prijsklasse.
  • We richten de leefomgeving zo in dat deze een actieve, gezonde leefstijl en maatschappelijke participatie bevordert. We verbeteren de luchtkwaliteit, zodat in 2030 wordt voldaan aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.
  • We versterken het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad en verbeteren de aansluiting op het groene gebied buiten de stad. Een natuurinclusieve ontwikkeling van de stedelijke regio's en natuurinclusief bouwen zijn het uitgangspunt.
  • We richten steden en regio's klimaatbestendig in.
  • Het stedelijke mobiliteitssysteem levert een goede bereikbaarheid op. De auto, het ov, fietsen en lopen zijn onderling verknoopt. Het systeem draagt zo bij aan een gezonde leefomgeving en een gezonde leefstijl.
  • Voor gebieden buiten het Stedelijk Netwerk Nederland, die liggen aan de grens van het land en/of waar vraagstukken rond bevolkingsdaling spelen, ontwikkelen de overheden gezamenlijk een integrale gebiedsgerichte aanpak.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

  • Unieke landschappelijke kwaliteiten worden versterkt en beschermd. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Omgevingsbeleid wordt landschapsinclusief.


Conclusie

Met betrekking tot het voornemen zijn er weinig directe en concrete raakvlakken tussen deze visies uit de NOVI en onderhavig plan, anders dan de meer algemene uitgangspunten ten aanzien van een veilige en gezonde leefomgeving, duurzaam ruimtegebruik, etc. Op deze onderwerpen wordt in navolgende paragrafen en hoofdstukken nog nader ingegaan.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):

  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
  • grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
  • toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
  • Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
  • verstedelijking in het IJsselmeer;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur.

2.1.3 Regeling algemene regels ruimteljike ordening (Rarro)

Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.

2.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Voorliggende ontwikkeling levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het project.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Limburg (POVI)

Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. De Omgevingsvisie Limburg vervangt de Omgevingsvisie POL 2014. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4. Uitsnede kaart POVl met aanduiding plangebied.

In het POVI is onderhavig plangebied gedeeltelijk gelegen in de zone 'Landelijke Kernen' en gedeeltelijk in de zone 'Buitengebied'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende planontwikkeling is geen sprake van relevante wijzigingen. Over 'Landelijke kernen' en 'Buitengebied' is in het POVI het volgende opgenomen.

Landelijke kernen

De leefbaarheid en vitaliteit van de kernen in het landelijk gebied is belangrijk. Een aantal kernen vervult op sommige terreinen een regionale verzorgende functie met onderwijs, zorg, cultuur, winkels en werklocaties) De zorg voor een goede kwaliteit van de leefomgeving en een goede bereikbaarheid zijn hier belangrijke uitgangspunten.

Buitengebied

Het buitengebied betreft de landelijke gebieden op de Zuid-Limburgse plateaus en op de hogere zandgronden in Noord- en Midden-Limburg, samen zo’n 85.000 hectaren groot. Vergeleken met Noord- en Midden-Limburg zijn er in Zuid-Limburg minder mogelijkheden voor intensieve vormen van grondgebruik op de plateaus. Dit komt door de aard van de ondergrond en de aanwezige omgevingskwaliteiten. Op de hogere zandgronden van Noord- en Midden-Limburg is, rekening houdend met de natuurlijke omstandigheden en de ruimteclaims vanuit verschillende transitieopgaven, een breed scala aan grondgebruiksvormen mogelijk.

Voorliggende ontwikkeling wordt niet belemmerd door de beleidsuitgangspunten van de provincie Limburg.

2.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt. Onderhavig plangebied is gelegen binnen het 'Grondwaterbeschermingsgebied' en 'Roerdalslenk zone III'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0005.jpg"

Afbeelding 5. Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied.

Grondwaterbeschermingsgebied

Voorts is blijkens de kaart 'milieubeschermingsgebieden' van de Omgevingsverordening Limburg 2014 de locatie gelegen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn beschermingszones voor de onttrekkingen voor de openbare drinkwatervoorziening. In de Omgevingsverordening 2014 zijn specifieke regels opgenomen voor de (nieuw)vestiging of uitbreiding van diverse soorten inrichtingen of constructies en voor het (verbod op het) gebruik of vervoer van diverse (schadelijke) stoffen. Bij voorliggend voornemen is echter geen sprake van het realiseren van dergelijke activiteiten. Bovendien vinden geen grondwerken plaats dieper dan 3 meter beneden maaiveld. Derhalve wordt geconcludeerd dat het voornemen niet strijdig is met de regels omtrent grondwaterbeschermingsgebieden.

Roerdalslenk zone III

De locatie is gelegen in de zone Roerdalslenk zone III op basis waarvan aanvullende regels gelden voor bescherming van de drinkwatervoorziening. Naast een verbod in de waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden is in de Omgevingsverordening een verbod opgenomen voor diepe boringen in de boringsvrije zones. Daartoe is de Roerdalslenk verdeeld in vier gebieden, waarbij per gebied de diepte van het boorverbod varieert. In de Omgevingsverordening wordt aangegeven dat boringen tot de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei zijn toegestaan en dat een melding moet worden verricht indien een boring dieper dan 80 meter beneden maaiveld plaatsvindt. Aangezien onderhavig voornemen niet gepaard gaat met dergelijke diepe boringen in de bodem, vormt de ligging in de zone 'Roerdalslenk zone III' geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (Ovl2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.

Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de Ovl2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Onderhavig project betreft het wijzigen van de bestemming 'Maatschappelijk' naar gedeeltelijk 'Kantoor' en gedeeltelijk 'Wonen'. Gelet op het feit dat de ontwikkeling is gericht op het doorvoeren van een functieverandering van een bestaand gebouw/locatie, is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro.

2.2.4 Conclusie provinciaal beleid

Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Omdat sprake is van een ontwikkeling waarvoor in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' reeds een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, heeft ook de beleidsmatige onderbouwing reeds in dat bestemmingsplan plaatsgevonden. Het initiatief, bestaande uit de functiewijziging van een bestaand gebouw met bijbehorende gronden, past dan ook binnen het gemeentelijk beleid.

In artikel 17.7 van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming 'Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Kantoor' en 'Wonen' indien de activiteit ter plaatse is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet, met dien verstande dat:

  1. a. het aantal woningen niet toeneemt;
  2. b. het gebruik als 'Kantoor' en 'Wonen' vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar is;
  3. c. de behoefte aan uitbreiding van kantoren moet worden aangetoond.
  4. d. sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  5. e. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  6. f. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, een en ander overeenkomstig het bepaalde in de 'Overige regels' onder 'Parkeren';
  7. g. de belangen en bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  8. h. de 'Nota Kwaliteit' (bijlage 1 bij de regels) in acht wordt genomen;
  9. i. de bouw- en gebruiksregels voor de bestemmingen 'Kantoor' en 'Wonen' in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017' onverkort van toepassing blijven.


Aan de bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, omdat

  • voor onderdeel a geldt dat ter plaatse van de bestemming 'Wonen' geen bouwvlak opgenomen wordt
  • de milieuhygiënisch omgevingskwaliteiten worden onderbouwd in Hoofdstuk 4 (onderdeel b en d);
  • de behoefte aan onderhavige ontwikkeling wordt nader beschreven in paragraaf 3.2 (onderdeel c);
  • de stedenbouwkundige onderbouwing is beschreven in paragraaf 3.3 (onderdeel e);
  • er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, zie paragraaf 4.9 (onderdeel f);
  • de belangen zijn geborgd, zie Hoofdstuk 6, en de bestemmingen worden niet onevenredig geschaad, zie Hoofdstuk 4 (onderdeel g);
  • de Nota Kwaliteit wordt geborgd in de regels van dit bestemmingsplan, zie artikel 10.2 in de regels (onderdeel h);
  • de toepasselijke onderdelen van de bestemming 'Kantoor' en 'Wonen' uit het moederplan 'Woonkernen Leudal 2017' zijn overgenomen, met dien verstande dat deze zijn afgestemd op de specifieke locatie (onderdeel i).

2.3.1 Conclusie gemeentelijk beleid

Met inachtneming van bovenstaande uiteenzetting wordt geconcludeerd dat onderhavige ontwikkeling voldoet aan de wijzigingsbevoegdheid in artikel 17.7 van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'. Daarmee is de ontwikkeling in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsprofiel En Projectprofiel

3.1 Beschrijving Bestaande Situatie

Het plangebied ligt aan de Dorpstraat 32 in Baexem en bestaat uit de percelen kadastraal bekend als Baexem, sectie E, nummers 1437, 1438, 1439 en 1440. Het plangebied zelf bestaat in de huidige situatie uit een monumentaal hoofdgebouw met bijbehorende omliggende gronden. Aan de noord-, zuid- en westzijde is sprake van woonbebouwing. Kadastraal perceel 1439 is reeds in gebruik als achtererf en tuin behorende bij de gronden bij de woning aan de Dorpstraat 34 (woning direct aan noordzijde van het plangebied). Aan de oostzijde grenst het plangebied aan agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0006.png"
Afbeelding 6. Luchtfoto plangebied en directe omgeving, met het plangebied rood omlijnd.

3.2 Beschrijving Ontwikkeling

Middels het voorliggende wijzigingsplan wordt de bestemming van de percelen aan de Dorpstraat 32 en het daarop aanwezige monumentale pand gewijzigd van 'Maatschappelijk' naar 'Kantoor'. Hierbij vindt geen wijziging aan bestaande bebouwing plaats. Als gevolg van de functiewijziging kan de verkoop van de voormalige maatschappelijke voorziening doorgang vinden en wordt het gebruik van het voormalige gemeentehuis als kantoorlocatie juridisch-planologisch vastgelegd. Hiermee blijft het monumentale pand behouden voor de toekomst.

In het kader van de voorgestane ontwikkeling wordt de bestemming van de kadastrale percelen 1437 en 1439 gewijzigd in 'Wonen', omdat deze percelen enerzijds al feitelijk worden gebruikt als groenvoorziening c.q. tuin ten behoeve van de aangrenzende woningen. Anderzijds kan er geen zelfstandige invulling meer worden gegeven aan de maatschappelijke bestemming op dit deel van het perceel door de ligging schuin achter het kantoor. Hierbij wordt aangesloten bij de omliggende woonpercelen rondom het plangebied.

Daarnaast vindt in het kader van de functiewijziging een grondruil plaats tussen de initiatiefnemer en de eigenaar van het naastgelegen perceel. Het betreft een strook tussen de naastgelegen woning en het voormalige bedrijfspand aan de Dorpstraat 32. Hier wordt een nieuwe erfafscheiding geplaatst, zes meter vanaf de zijgevel van het voormalige bedrijfspand. Het deel aan de andere kant van de nieuwe erfafscheiding behoort dan tot het woonperceel. Dit betreft kadastraal perceel 1437, en dit perceel wordt niet voorzien van een bouwvlak.

Voor wat betreft de bestemming 'Kantoor' en 'Wonen' is aangesloten bij de regels van deze bestemmingen in het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

3.3 Ruimtelijke En Stedenbouwkundige Effecten

In het kader van het voorliggende planvoornemen worden geen gebouwelijke wijzigingen doorgevoerd. Met de functiewijziging blijft het gemeentelijke monument behouden. De beoogde kantoorfunctie past bovendien zowel vanuit ruimtelijk, functioneel als stedenbouwkundig oogpunt in de omgeving, aangezien sprake is van de ligging aan de Dorpstraat met diverse functies zoals woningen, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en kleine detailhandel. Kortom, het plan heeft zowel op korte als op (middel)lange termijn geen negatieve ruimtelijke en stedenbouwkundige effecten voor de omgeving.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die invloed uitoefenen op functies in het plangebied. Daarnaast kunnen ook functies binnen het plangebied invloed uitoefenen op de in de omgeving aanwezige waarden.

4.1 Cultuurhistorische En Archeologische Waarden

4.1.1 Cultuurhistorische waarden en monumenten

Het hoofdgebouw binnen het plangebied is aangeduid als gemeentelijk monument. Het hoofdgebouw betreft het voormalige gemeentehuis van Baexem. Het gebouw was tot de herindeling met de voormalige gemeente Heythuysen in 1991 in gebruik. Het gemeentehuis betreft een vrijstaand pand op ruimte verkaveling, terugliggend van de belending.

Het gebouw bestaat uit een hoofdbouwmassa met twee haaks hierop gesitueerde achteraanbouwen. De hoofdbouwmassa loopt evenwijdig aan de Dorpstraat. Aan de achtergevel van de hoofdbouwmassa is een eenlaagse uitbouw gerealiseerd. De bouwmassa bestaat uit een bouwlaag met een hoger opgetrokken middendeel.

Het object heeft cultuurhistorische waarde en bijzondere onderdelen zoals oorspronkelijke glas-in-loodramen, decoratieve smeedijzeren elementen en het torentje met windvaan. Voor meer informatie over de waardestelling en kerngegevens van het voormalige gemeentehuis wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze toelichting.

In dit geval is er slechts sprake van een functiewijziging. De initiatiefnemer is voornemens om in de toekomst wellicht enkele bouwkundige aanpassingen uit te voeren, deze zijn echter nu niet direct gekoppeld aan de beoogde functiewijziging. Te zijner tijd zal hiervoor een afzonderlijke omgevingsvergunning aanvraag ingediend worden. Derhalve wordt er in het kader van dit planvoornemen geen invloed uitgeoefend op de aanwezige monumentale waarden.

4.1.2 Archeologische waarden

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De wet is een raamwet die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem en de wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Per 1 juli 2016 is daarnaast de Erfgoedwet in werking getreden.

Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Bij bodemingrepen dieper dan 40 cm, waarbij de bodemingreep groter is dan 1.000 m², geldt dat het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze dubbelbestemming blijft in dit wijzigingsplan gehandhaafd. Bij toekomstige omgevingsvergunningaanvragen voor bouwactiviteiten zal hieraan getoetst worden.

Aangezien in het kader van dit wijzigingsplan geen nieuwe bodemingrepen voorzien zijn, is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Los van de verplichting om in bepaalde gevallen archeologisch onderzoek uit te voeren, geldt voor toekomstige omgevingsvergunningaanvragen waarbij tijdens werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform paragraaf 5.4, 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet, een meldingsplicht bij de bevoegde minister of door het hem vertegenwoordigd bevoegd gezag, zijnde de gemeente Leudal.

4.2 Bodem

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie(s). Aangezien slechts sprake is van een bestemmingswijziging van 'Maatschappelijk' naar 'Kantoor' en 'Wonen' waarvoor geen bouwvlak is opgenomen, is geen sprake van een wijziging naar een gevoeliger gebruik. Daarbij zijn in het kader van het planvoornemen geen bouwactiviteiten voorzien, waarbij mogelijk bodemingrepen plaats zouden kunnen vinden. Het uitvoeren van een bodemonderzoek wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.

4.3 Externe Veiligheid

Achtergrond
Een kantoor is volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een kwetsbaar object. Indien er sprake is van de ontwikkeling of uitbreiding van een (beperkt) kwetsbaar object, dienen de risico's te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De normen hiervoor staan beschreven in het Bevi.

Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plangebied sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0007.png"
Afbeelding 7. Uitsnede Risicokaart met de locatie van het planvoornemen (paarse cirkel).


Risicovolle bedrijvigheid
Uit de Risicokaart blijkt dat er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. De dichtstbijzijnde gelegen inrichting betreft het tankstation aan de Rijksweg. Het plangebied ligt op 620 meter afstand van deze risicovolle activiteit. Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risico contour 10-6 en invloedsgebied van deze inrichting.

Buisleidingen
Volgens de Risicokaart, het vigerende bestemmingsplan en de kaarten van Gasunie, liggen er geen risicovolle kabels of leidingen in of in de directe nabijheid van het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
In het Basisnet weg wordt aangegeven dat binnen 200 meter van een weg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden het groepsrisico betrokken moet worden. Voor wat betreft het groepsrisico wordt aangegeven dat berekeningen uitwijzen dat er slechts verwaarloosbare invloed op het groepsrisico wordt uitgeoefend op afstanden van een route groter dan 200 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen 200 meter van een weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een spoorlijn waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting. Gezien de grote afstand tot transportassen voor risicovolle goederen behoeft het groepsrisico niet te worden verantwoord. Externe veiligheidsaspecten leggen dan ook geen beperkingen op aan de bestemmingswijziging.

4.4 Flora En Fauna

Het toetsingskader ten aanzien van flora en fauna bestaat uit de Wet natuurbescherming die per 1 januari 2017 in werking is getreden. Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Hierbij is het van belang om in beeld te brengen in hoeverre het plan effecten heeft op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.

In het voorliggende geval is slechts sprake van een bestemmingswijziging waarbij de bebouwing ongewijzigd blijft. Middels de bestemmingswijziging wordt kortom geen gewijzigde invloed uitgeoefend op al dan niet beschermde soorten binnen of in de directe omgeving van het plangebied.

Voor wat betreft gebiedsbescherming dient eveneens te worden opgemerkt dat slechts sprake is van een bestemmingswijziging waarbij de bestaande bebouwing ongewijzigd blijft. Daarnaast is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen, waardoor als gevolg van de bestemmingswijziging geen negatieve invloed wordt uitgeoefend op omliggende beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000-gebieden.

In het voorliggende geval is slechts sprake van een bestemmingswijziging waarbij de bestaande houtopstanden ongewijzigd blijven. Toetsing aan het onderdeel houtopstanden conform de Wet natuurbescherming is zodoende niet van toepassing.

Tot slot is van belang dat het in het kader van de algemene zorgplicht te allen tijde noodzakelijk is om voldoende zorg te dragen voor aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen.

4.5 Luchtkwaliteit

Als een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van een initiatief. De normen hiervoor staan beschreven in de Wet milieubeheer en in het besluit NIBM. In het voorliggende geval heeft de bestemmingswijziging geen toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg, zoals reeds is beargumenteerd in paragraaf 3.3. Dit betekent dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Luchtkwaliteitseisen werken dan ook niet belemmerend voor het plan.

4.6 Water

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze in voorliggend plan rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer.

Waterbeleid
Het beleid ten aanzien van waterbeheer is op rijksniveau onder meer vastgelegd in het Nationaal Waterplan en op provinciaal niveau in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021, de Omgevingsvisie Limburg en de Omgevingsverordening Limburg. Het waterschapsbeleid ten aanzien van waterbeheer is onder meer vastgelegd in het 'Waterbeheerplan 2016 – 2021'. Belangrijke uitgangspunten zijn het streven naar een goede waterkwaliteit, het tegengaan van verdroging, het afkoppelen van hemelwater van de riolering en het bevorderen van infiltratie van water in de bodem.

Kenmerken van het watersysteem
Onderstaand wordt ingegaan op de kenmerken van de watersystemen, zoals die voorkomen in het plangebied (en omgeving).

Oppervlaktewater
Binnen het plangebied en de directe omgeving zijn geen belangrijke beken of andere oppervlaktewateren gelegen waarmee rekening dient te worden gehouden.

Grondwater
Volgens de kaarten van de Omgevingsverordening Limburg ligt het plangebied binnen het grondwaterbeschermingsgebied Beegden. De beoogde bestemmingswijziging heeft geen gewijzigde invloed op het grondwaterbeschermingsgebied tot gevolg.

Verder ligt het plangebied binnen de Roerdalslenk zone III. Op grond van de Omgevingsverordening Limburg worden beperkingen gesteld aan activiteiten die invloed kunnen hebben op diepe grondwatervoorraden. Tevens is het niet toegestaan bodemroerende activiteiten te ontplooien, of bodemenergiesystemen te hebben beneden 80 m - mv. De Omgevingsverordening is afzonderlijk van het wijzigingsplan van toepassing. In dit wijzigingsplan zijn dan ook geen regels gesteld ten aanzien van de ligging in de Roerdalslenk zone III. Aangezien in het kader van de voorgenomen bestemmingswijziging geen diepe grondboringen voorzien zijn, vormt de ligging binnen de Roerdalslenk geen belemmering.

Hemelwater en afvalwater
Aangezien slechts sprake is van een bestemmingswijziging van een bestaand pand met omliggende gronden, vinden geen wijzigingen plaats met betrekking tot de wijze waarop met hemelwater en afvalwater wordt omgegaan.

Overleg waterbeheerder
Overleg met het waterschap is niet noodzakelijk aangezien een toename van de oppervlakteverharding plaatsvindt van minder dan 1.000 m² en aangezien het plangebied niet in een aandachtsgebied van het waterschap ligt.

Conclusie

De functiewijziging ondervindt geen hinder van het aspect water.

4.7 Wet Geluidhinder

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft, met uitzondering van woonerven en wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/u voor geldt. Daarnaast geldt dat spoorwegen en bepaalde bedrijfsactiviteiten ook een geluidszone hebben. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidsgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.

Het voormalige gemeentehuis is gelegen aan de Dorpstraat (50 km/u) waarvoor een geluidszone geldt van 200 meter gemeten vanaf de buitenste begrenzing vanaf het buitenste spoor. Het plangebied is dus gelegen binnen de geluidszone van de Dorpstraat. Het plangebied is niet gelegen binnen een geluidszone van een spoorweg dan wel van een industrieterrein. Ondanks dat het plangebied is gelegen binnen de geluidszone van de Dorpstraat is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. In het voorliggende geval is sprake van een bestemmingswijziging van bestaande bebouwing naar de bestemming 'Kantoor' en 'Wonen' waarvoor geen bouwvlak is opgenomen. Kantoorfuncties zijn niet geluidgevoelig.

Daarnaast wordt door middel van de bestemmingswijziging van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' géén nieuw geluidgevoelig object of terrein gecreëerd. Het betreft enkel een wijziging van functie van het achtererfgebied. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is daarom in het kader van dit planvoornemen niet noodzakelijk. Vanuit het aspect wegverkeerslawaai bestaan er kortom geen belemmeringen.

4.8 Milieuzonering

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het noodzakelijk een zekere afstand te behouden tussen (agrarische) bedrijven, instellingen en woonbebouwing. Deze afstand (zonering) wordt bepaald door enerzijds de aard van het bedrijf c.q. instelling en anderzijds door het karakter van zijn omgeving.

De beoogde kantoorbestemming vormt een functie die volgens de (indicatieve) brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' gezoneerd dient te worden ten opzichte van milieugevoelige functies in de omgeving. De richtafstand van een dergelijke functie bedraagt in een rustige woonwijk 10 meter ten opzichte van milieugevoelige functies als wonen. Medewerking aan de beoogde bestemmingswijziging is daarom pas mogelijk indien blijkt dat een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen gegarandeerd is.

In de directe omgeving van het plangebied zijn woningen aanwezig. De richtafstand van 10 meter valt over de aangrenzende woonpercelen. In het voorliggende geval is echter slechts sprake van een bestemmingswijziging van de bestemming 'Maatschappelijk' naar 'Kantoor'. Ook voor de momenteel toegestane maatschappelijke functies geldt dat deze binnen milieucategorie 1 vallen. De bestemmingswijziging leidt daarom niet tot een verslechtering van de situatie. Sterker nog, doordat de te verwachten verkeersaantrekkende werking van de kantoorfunctie over het algemeen lager zal zijn dan voor de maatschappelijke functie, kan worden beargumenteerd dat zelfs sprake is van een lichte verbetering van het woon- en leefklimaat in de omgeving, daar waar dat betrekking heeft van verkeersbewegingen en bijbehorend geluid.

Daarnaast wordt door middel van de bestemmingswijziging van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen' géén nieuw milieugevoelig object gecreëerd. Het betreft enkel een functiewijziging van het achtererfgebied van reeds bestaande woningen waarbij geen bouwvlak/bouwmogelijkheid wordt toegevoegd. Bovendien zijn deze gronden reeds als zodanig in gebruik en kan worden beargumenteerd dat deze wijziging geen belemmeringen oplevert voor de kantoorfunctie. De afstand van het object tot het bouwvlak bedraagt namelijk 12 meter. Dit is voldoende, gezien de richtafstand van 10 meter.

Vanuit het aspect milieuzonering bestaan er kortom geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

4.9 Verkeer En Parkeren

Verkeer
De ontsluiting van het plangebied blijft in deze situatie ongewijzigd. Aan beide zijden van het terrein is sprake van een in-/uitrit die toegang geeft tot de parkeerplaatsen aan beide zijden van het pand.

Voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking geldt dat deze naar verwachting bij een kantoorfunctie lager is dan voor een maatschappelijke functie. Zo is de parkeernorm voor kantoorfunctie ook lager dan voor diverse maatschappelijke functies. Dit betekent dat de bestemmingswijziging niet leidt tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Vanuit verkeerskundig oogpunt bestaan er kortom geen belemmeringen voor de bestemmingswijziging. Nadere verkeersmaatregelen zijn niet noodzakelijk.


Parkeren
De Nota Parkeernormen van de gemeente Leudal geeft aan dat per 100 m² bvo voor kantoren zonder baliefunctie in de zone 'rest bebouwde kom' van een weinig stedelijk gebied, 2,8 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Op basis van de BAG-gegevens heeft het pand een bruto vloeroppervlak van 343 m². Dit betekent dat voor de toekomstige functie sprake is van een parkeerbehoefte van 10 parkeerplaatsen.

Op het eigen terrein zijn aan beide zijden van het gebouw in totaal reeds parkeervoorzieningen in de vorm van 13 parkeerplaatsen voor auto's aanwezig, waarmee ook in de toekomstige situatie met de bestemming 'Kantoor' zou worden voldaan aan de parkeernorm. Echter, aan de noordzijde van het gebouw wordt een deel van de gronden verkocht aan de eigenaar van Dorpstraat 34, die de gronden over enige tijd als tuin bij de woning betrekt. Hiermee komen op termijn 8 parkeerplaatsen te vervallen, die aan de zuidzijde van het gebouw worden teruggebracht. Echter, voorlopig blijft de huidige situatie gehandhaafd.

Voor fietsen geldt een norm van 1,2 fietsparkeerplaatsen per 100 m². Dit betekent dat in de toekomstige situatie dient te worden voorzien in 5 parkeerplaatsen voor fietsen. Ook hieraan zal worden voldaan.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Planonderdelen

Het wijzigingsplan voor het plangebied aan de Dorpstraat 32 in Baexem is vervat in planregels, een verbeelding en een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en / of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met daarbij de harde randvoorwaarden. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende deel van het wijzigingsplan.

De toelichting heeft géén bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Het voorliggende wijzigingsplan is opgesteld conform het gemeentelijk Handboek en het vigerende bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017', de landelijke richtlijn voor bestemmingsplannen (SVBP 2012), alsmede de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

5.2 Opzet Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Begrippen (art. 1)
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Woningwet/ Bouwverordening overgenomen.

In de begrippen is ook een definitie voor 'peil' weergegeven. Dit is in de volgende afbeelding gevisualiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.WP22BaDorpstraat32-VG01_0008.png"
Afbeelding 8. Visualisatie van de verschillende definities van peil.

Voorerf- en achtererfgebied
Voor de definities van de begrippen 'achtererfgebied' (1.5) en 'voorerfgebied' (1.73) is zo veel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in het 'Besluit omgevingsrecht'.

Wijze van meten (art. 2)
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden;
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen. Onderstaand worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Kantoor (Artikel 3)
Conform de wijzigingsregels van het moederplan is aangesloten bij de bestemming 'Kantoor' van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

De bestemming 'Kantoor' is van toepassing voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

Wonen (Artikel 4)
Conform de wijzigingsregels van het moederplan is aangesloten bij de woonbestemming van het bestemmingsplan 'Woonkernen Leudal 2017'.

De bestemming 'Wonen' is van toepassing voor de permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren. Dit geldt echter alleen ter plaatse van bestaande woningen. Voor nieuwbouw geldt dat dit alleen mag geschieden ter plaatse van een bouwvlak. In dit geval is hier geen sprake van.

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor daarbij behorende (ondergeschikte) groen-, parkeer- en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, erven en terreinen.


Waarde - Archeologie 5 (Artikel 6)
De bestemming 'Waarde - Archeologie 5' is opgenomen in verband met de archeologische verwachtingswaarde die op basis van het gemeentelijke archeologisch beleid voor het plangebied geldt. Hierbij geldt een ondergrens voor het uitvoeren van onderzoek van een bebouwingsoppervlak van 1.000 m² en een verstoringsdiepte van 40 centimeter.

5.2.3 Algemene regels

In de Anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

In de Algemene bouwregels is een bepaling opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, over ondergeschikte bouwdelen en over bestaande maten.

In de Algemene gebruiksregels is een nadere bepaling opgenomen met betrekking het gebruik van de gronden.

De Algemene afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels verschaffen het bevoegd gezag c.q. burgemeester en wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn. In de navolgende regel zijn de Algemene procedureregels opgenomen, waarin de te hanteren procedure voor gebruikmaking van de nadere eisenregeling is beschreven. Tot slot zijn Overige regels opgenomen met betrekking tot de te hanteren parkeernormen en de te verbeteren omgevingskwaliteit.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In de regel Overgangsrecht is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

In de Slotregel is aangegeven op welke wijze de regels van het wijzigingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Op 1 juli 2008 is als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de Grondexploitatiewet (Grexwet) in werking getreden. In de Grexwet is bepaald dat de gemeente verplicht is om bij het vaststellen van een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, maatregelen te hebben genomen die verzekeren dat alle kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. Dit betekent dat er voor de gemeente een verplichting bestaat om haar kosten, die gepaard gaan met een bouwplan, te verhalen op de exploitant.

In het voorliggende geval is geen sprake van een bouwplan en is er dus ook geen verplichting tot kostenverhaal. Wel is er door de gemeente en initiatiefnemer een planschade overeenkomst ondertekend.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Er wordt in het kader van dit wijzigingsplan geen inspraakprocedure gevolgd. Dit heeft geen meerwaarde omdat veelal dezelfde argumenten ingebracht zullen worden als in het kader van de ter inzage legging van een ontwerp wijzigingsplan.

6.3 Participatie

Gemeente en initiatiefnemer achten het van belang dat het planvoornemen vroegtijdig aan omwonenden wordt toegelicht en met de omgeving wordt besproken. Daarom worden omwonenden voorafgaand aan de formele voorbereidingsprocedure geïnformeerd over het planvoornemen door de initiatiefnemer. Hierbij zijn zij op de hoogte gesteld over het initiatief en in de gelegenheid gesteld om te reageren op het planvoornemen.

Op 2 oktober 2019 is de omgevingsdialoog door de initiatiefnemer georganiseerd. Daarbij is aan de direct omwonenden bekend gemaakt dat initiatiefnemer voornemens was de bestemming van het voormalige gemeentehuis en bijbehorende gronden te wijzigen van Maatschappelijk in de bestemming Kantoor. Geen van de direct aanwonenden heeft hierop bezwaren geuit of bedenkingen meegegeven. Hiervan zijn ondertekende verklaringen opgemaakt en deze zijn bij de gemeente aangeleverd.

6.4 Procedure

Een wijzigingsplan doorloopt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat het ontwerp-wijzigingsplan na behandeling in het college van burgemeester en wethouders wordt gepubliceerd en zes weken ter inzage wordt gelegd. Belanghebbenden kunnen in die zes weken hun zienswijze kenbaar maken bij burgemeester en wethouders.
Het ontwerp-wijzigingsplan heeft van 14 april 2022 t/m 25 mei 2022 ter inzage gelegen. Gedurende die termijn zijn er tegen het ontwerp-wijzigingsplan géén zienswijzen ingediend. Bij de vaststelling behoeft daar dan ook geen reking mee te wordne gehouden.
Binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging stelt het college van burgemeester en wethouders het wijzigingsplan vast. Tegen de vaststelling van een wijzigingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Een bestemmingsplan c.q. wijzigingsplan is voor de gemeente een belangrijk instrument om haar ruimtelijk beleid vorm te geven. Door middel van een combinatie van positieve bestemmingen en het uitsluiten van bepaalde activiteiten en functies kan een sturing plaatsvinden van gewenste en ongewenste ontwikkelingen. Een belangrijk aspect hierbij is de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan c.q. wijzigingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen vasthouden. Daarnaast is de handhaving van belang uit een oogpunt van rechtszekerheid: alle bewoners en gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze daadwerkelijk aan het plan te worden gehouden.

In dit wijzigingsplan is daarom allereerst gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de planregels. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Bewust zijn in het plan geen detailbepalingen opgenomen die – hoewel misschien op zichzelf niet onwenselijk – in de praktijk niet kunnen worden gehandhaafd. In het verlengde daarvan is zoveel mogelijk afgezien van bepalingen die door de bewoners en andere gebruikers als een onnodige beperking van hun vrijheid kunnen worden gevoeld. Hoe minder knellend de planregels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op den lange duur immers ook alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en de redelijkheid wordt ingezien.

In de bouwregels zijn maten opgenomen die van toepassing zijn op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Te realiseren gebouwen en andere bouwwerken moeten voldoen aan deze maatvoering, zo niet, dan kan het college van burgemeester en wethouders geen omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen.

Gebruiksregels zijn opgenomen om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten. Toetsing aan de gebruiksregels is aan de orde bij functiewisseling of nieuwvestiging.

Het gemeentebestuur draagt de verantwoordelijkheid om toe te zien op de naleving van de opgenomen regels in het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 8 Communicatie

De communicatie met betrekking tot het wijzigingsplan vindt via de geijkte kanalen plaats. Publicatie vindt plaats in de Staatscourant, het Gemeenteblad Leudal, op de gemeentelijke website en via www.ruimtelijkeplannen.nl.

Bijlage 1 Nota Kwaliteit

Bijlage 1 Nota Kwaliteit

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Kernen

Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten - Kernen

Bijlage 3 Nota Parkeernormen 2016

Bijlage 3 Nota Parkeernormen 2016

Bijlage 1 Kerngegevens Gemeentelijk Monument

Bijlage 1 Kerngegevens gemeentelijk monument

Bijlage 2 Verbeelding

Bijlage 2 Verbeelding