KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Horeca
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water - Riviergebonden
Artikel 10 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 11 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Algemene Procedureregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 M.e.r.-procedure
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebied
2.1 Algemeen
2.2 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur
2.3 Functionele Structuur
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Aard En Omvang Van Het Plan
3.2 Eindsituatie Planonderdelen
3.3 Veranderingen Ten Opzichte Van Vigerende Bestemmingsplan
3.4 Wijze Van Realisatie
3.5 Beeldkwaliteit En Kwaliteitsmenu
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Algemeen
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 5 Onderzoek Planeffecten
5.1 Algemeen
5.2 Bodemkwaliteit
5.3 Water
5.4 Archeologie
5.5 Natuur En Soorten
5.6 Geluid
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Externe Veiligheid
5.9 Bedrijven En Milieuzonering
5.10 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Vooroverleg En Informatiebijeenkomst
8.2 Vaststelling
8.3 Beroep
Bijlage 1 Inpassingsplan Groen
Bijlage 1 Aanmeldingsnotitie M.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 3 Verkennend Land- En Waterbodemonderzoek
Bijlage 4 Waterparagraaf
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 6 Notitie Beschermd Stads- En Dorpsgezicht Groene Kade
Bijlage 7 Onderzoek Natuurwaarden
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 10 Beoordeling Aspect Externe Veiligheid
Bijlage 11 Beoordeling Aspect Milieuzonering
Bijlage 12 Verkeer En Parkeren
Bijlage 13 Businesscase Uitvoerbaarheid
Bijlage 14 Nota Vooroverleg
Bijlage 15 Principeverzoek Rijkswaterstaat

Maasresidence Thorn

Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw

Vastgesteld op 11-02-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Maasresidence Thorn met identificatienummer NL.IMRO.1641.BPL060-VG01 van de gemeente Maasgouw.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aaneengesloten:

Een verzameling gebouwen en functies onderdeel uitmakend van een stedenbouwkundige wand met beperkte onderbrekingen met maximaal 15 meter tussenruimte.

1.7 aanlegsteiger:

boven het water aangebrachte of op het water drijvende constructie, voor het afmeren van een boot, waarna over de steiger naar de wal kan worden gelopen.

1.8 andere werken:

werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.10 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.12 bedrijfsmatige exploitatie:

het via bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig(e) beheer/exploitatie waarbij:

  1. 1. in de recreatiewoningen en recreatieappartementen - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheid wordt geboden gedurende ten minste 180 dagen per kalenderjaar;
  2. 2. in het hotel - permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheid wordt geboden.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.14 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.16 bestaand:

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw (met een hoogte van minimaal 2,1 meter en maximaal 3,2 meter), dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 centrale voorzieningen:

faciliteiten of maatregelen die ervoor zorgdragen dat het functioneren van de recreatievoorziening gewaarborgd is;

1.29 commerciële functie

activiteiten in het kader van detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en cultuur en ontspanning ten behoeve van de toeristisch recreatieve sector;

1.30 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.33 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.34 erotisch getint bedrijf:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, sekswinkel, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.35 evenement:

een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak.

1.36 extensief recreatief medegebruik:

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelpaden, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.37 extensieve (dag)recreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen.

1.38 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.40 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.41 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.43 horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

1.44 horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

1.45 horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

1.46 horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:

Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.47 horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.48 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.49 kamperen:

vorm van verblijfsrecreatie waarbij nachtverblijf plaatsvindt in een tent, caravan, camper, tenthuisje of ander kampeermiddel, geen bouwwerk zijnde.

1.50 kantoor:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.51 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden.

1.52 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht.

1.53 lichte horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.54 ligplaats:

een plaats in het water, die door een bedrijfs-, recreatie- of beroepsvaartuig voor een langere periode wordt ingenomen ten behoeve van een gebruik ter plaatse of waar het vaartuig (gewoonlijk) wordt gestald gedurende de periode dat het niet wordt gebruikt voor deelname aan het vaarverkeer.

1.55 natuurwaarden:

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.56 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

1.57 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 ondergeschikte functie:

activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt;

1.59 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.60 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.

1.61 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.62 overkapping:

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats.

1.63 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.64 parkgebonden:

deeluitmakend van de bedrijfsmatige exploitatie van het recreatiepark.

1.65 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.66 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.

1.67 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.68 recreatieappartement:

een appartement bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.69 recreatievaartuig

een niet voor permanente bewoning dienend vaartuig voor recreatief gebruik.

1.70 recreatiewoning:

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.71 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie.

1.72 risicovolle inrichting:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de vaststelling van het plan.

1.73 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.74 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.75 uitvoeren:

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.76 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, buiten het hoofdverblijf, waarbij sprake is van tenminste 1 overnachting;

1.77 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.78 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.79 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het tele-communicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair.

1.80 winterstalling

stalling gedurende de periode van winterrust van niet parkgebonden boten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. grondwallen;
  3. c. speel- en wandelvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  5. e. een hellingbaan voor het te water laten van vaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hellingbaan';
  6. f. wegen, voet- en fietspaden;
  7. g. bermen en beplantingen;
  8. h. voorzieningen van algemeen nut;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. kunstobjecten;
  11. k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mag niet worden gebouwd;
  2. b. maximaal 10% van het bestemmingsoppervlak mag bebouwd worden.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Horeca

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. 'horeca van categorie 1, 2 en/of 3';
  2. b. terrassen;
  3. c. wegen en paden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.
  6. f. speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel dan wel de ontwikkeling van de aanwezige, dan wel daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
  3. c. de opbouw van het landschap;
  4. d. het fietspad van het tracé 'Haven Wessem - Maasresidence' en een ontsluitingsweg voor de Thorner Zeilclub ter plaatse van de aanduiding 'weg';
  5. e. beperkt recreatief medegebruik, waaronder dient te worden verstaan wandelen, fietsen en paardrijden;
  6. f. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
  7. g. bestaande aanlegsteiger;

met de daarbij behorende:

  1. h. voet- en fietspaden;
  2. i. groenvoorzieningen;
  3. j. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  4. k. voorzieningen van algemeen nut.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen, overige bouwwerken en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen zoals wegwijzers en zitbanken met een maximale hoogte van 1,20 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 ten behoeve van overige bouwwerken, voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits de hoogte niet meer dan 35 meter bedraagt.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen, wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de tot Natuur bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. b. staanplaats voor wagens;
  3. c. agrarische doeleinden, met uitzondering van agrarische doeleinden in het kader van natuurbeheer;
  4. d. sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden en buitenmaneges;
  5. e. het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport; voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen; voor het racen of crossen met motorrijtuigen en (brom)fietsen;
  6. f. militaire oefeningen;
  7. g. het winnen van bosstrooisel of mos;
  8. h. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, ten behoeve van doeleinden als omschreven onder a. tot en met g.;
  9. i. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  10. j. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  11. k. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.4 ten behoeve van:

  1. a. het kamperen door groepen met als doelstelling het onderhoud en beheer van het natuurgebied;
  2. b. het houden van militaire oefeningen, mits de aanwezige waarden niet (onomkeerbaar) worden of kunnen worden aangetast.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Recreatie - Dagrecreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een dag- en surfstrand, ter plaatse van de aanduiding 'strand';
  2. b. dagrecreatief gebruik;
  3. c. wegen, paden en verhardingen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  7. g. voorzieningen van algemeen nut;
  8. h. speelvoorzieningen;
  9. i. evenementen;
  10. j. lichte horeca.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. permanente of tijdelijke bewoning;
  2. b. horeca, met uitzondering van lichte horeca;
  3. c. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  4. d. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen,goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dag- en verblijfsrecreatieve doeleinden;
  2. b. centrale voorzieningen, zoals detailhandel, (voorzieningen voor) sport en spel, (voorzieningen voor) amusement, welnessvoorzieningen, een zwembad, een tentoonstellingsruimte, horeca in de categorie 1 t/m 4 en receptie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 1";
  3. c. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieappartementen- of recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 2";
  4. d. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een hotel met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 3";
  5. e. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 4";
  6. f. dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een zeilclub, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 5";
  7. g. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 2" ,"specifieke vorm van recreatie - 3" en "specifieke vorm van recreatie - 4", het tijdelijk recreatief verblijven in recreatiewoningen- of appartementen danwel hotelkamers op een vakantiepark van personen die elders hun hoofdverblijf hebben en uitsluitend door middel van bedrijfsmatige exploitatie;
  8. h. een commerciële functie op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van recreatie - 2'';

met daaraan ten dienste:

  1. i. twee bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - 1";
  2. j. dienstverlening, beheer en onderhoud;
  3. k. dagrecreatieve voorzieningen;
  4. l. groenvoorzieningen;
  5. m. speel- en wandelvoorzieningen;
  6. n. wegen, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden;
  7. o. bermen en beplantingen;
  8. p. voorzieningen van algemeen nut;
  9. q. kunstwerken;
  10. r. kunstobjecten;
  11. s. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en waterinfiltratievoorzieningen;
  12. t. evenementen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen en paden met hoofdzakelijk een verkeers- c.q. verblijfsfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. parkeerterreinen;
  5. e. speel- en wandelvoorzieningen;
  6. f. bermen en beplantingen;
  7. g. voorzieningen van algemeen nut;
  8. h. kunstwerken, waaronder begrepen bruggen en duikers;
  9. i. kunstobjecten;
  10. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  11. k. straatmeubilair.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 9 Water - Riviergebonden

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Riviergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de scheepvaart;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - haven 1', een jachthaven met maximaal 175 ligplaatsen uitsluitend voor recreatievaartuigen, met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - haven 2', een jachthaven met maximaal 240 ligplaatsen uitsluitend voor recreatievaartuigen, met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - haven 3', een jachthaven met maximaal 37 ligplaatsen uitsluitend voor recreatievaartuigen, met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - drijvende dagrecreatieve voorziening' een drijvende dagrecreatieve voorziening, zoals een welnessvoorziening, speelvoorzieningen, met daaraan ondergeschikte horeca en detailhandel, ten dienste van het hotel zoals genoemd in artikel 7.2.5 en de bijbehorende meerpalen, loopplanken, drijvende (aanleg)steigers voor het afmeren van maximaal 10 recreatievaartuigen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats 1', al dan niet gegroepeerd, maximaal 21 ligplaatsen ten behoeve van recreatievaartuigen met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats 2' per aangrenzend bouwperceel, 1 ligplaats ten behoeve van een recreatievaartuig met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van water - ligplaats en aanlegsteigers'' een steiger/ligplaats voor rederijschepen en maximaal 10 aanlegsteigers ten behoeve van recreatievaartuigen met bijbehorende meerpalen, loopplanken en drijvende steigers;
  9. i. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
  10. j. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  11. k. waterlopen en waterpartijen;
  12. l. groenvoorzieningen;
  13. m. infiltratievoorzieningen;
  14. n. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. ligplaats, alsmede voor het laden en lossen van schepen, behorende tot inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  2. b. ligplaats voor woonschepen;
  3. c. niet-parkgebonden winterstalling van recreatievaartuigen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - haven 1' voor zover het betreft recreatievaartuigen behorende bij de zeilclub en visclub;
  4. d. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  5. e. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaatsing, kapvorm, verschijningsvorm, dakhellingen, lineaire afmetingen, oppervlaktematen en inhoudsmaten van de gebouwen die volgens de onderliggende bestemming zijn toegestaan, met als doel dat met die nadere eisen een zo goed mogelijke uitvoering van het bestemmingsplan wordt gewaarborgd met het oog op het behoud en het herstel van het beschermd stadsgezicht en het behoud of het herstel van het cultuurhistorisch evenwicht daarin zoals gegeven met het beeldkwaliteitplan voor het beschermd stadsgezicht.
  2. b. De nader geëiste afmetingen mogen niet meer dan 15% afwijken van de afmetingen die voor de gebouwen op grond van de onderliggende bestemming zijn voorgeschreven, dan wel van de bestaande situatie op het tijdstip waarop de nadere eisen van kracht worden.
  3. c. Alvorens nadere eisen te stellen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de monumentencommissie van de gemeente Maasgouw.
  4. d. Het schriftelijk advies betreft in het bijzonder de vraag of door de nadere eisen het belang van de dubbelbestemming niet onevenredig wordt geschaad.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 11 Waterstaat - Waterbergend Rivierbed

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een waterbergende functie.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van het waterbergend rivierbed, kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 en toestaan dat op de gronden binnen deze bestemming, mede conform de onderliggende bestemming, wordt gebouwd, mits vooraf gehoord Rijkswaterstaat. Hierbij wordt getoetst aan de volgende criteria:

  1. a. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  2. b. er is geen sprake van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  3. c. er is sprake van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is; en
  4. d. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen worden duurzaam gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de inrichting, bescherming en het onderhoud van de in deze zone gelegen waterkering, waarbij de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei in acht moet worden genomen.

12.2 Bouwregels

Op en in gronden als bedoeld in 12.1 gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de genoemde bestemming worden opgericht.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de waterkering, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 voor het oprichten van bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. bebouwing is mogelijk op grond van de onderliggende bestemming;
  2. b. burgemeester en wethouders winnen advies in bij de waterkeringbeheerder, zijnde de het Waterschap.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden.

Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  1. a. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen;
  2. b. waterbergingsgebieden.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan doelmatig functioneren van de waterloop, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.1 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits vooraf gehoord de beheerder van de betreffende watergang.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Verboden ander gebruik

Het is verboden de binnen dit plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de bestemming.

15.2 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in 15.1 wordt in ieder geval begrepen:

  1. 1. het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting;
  2. 2. het gebruik van gronden als opslag-, stort- en of lozingsplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen, grond, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Milieuzone - Roerdalslenk 3

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden. Losse masten met of zonder hekwerken, gebouwen e.d. zijn alleen toegestaan:
    1. 1. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    2. 2. binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
  6. f. de bestemmingsbepalingen voor het plaatsen van overige bouwwerken, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten op elk gebouw.

17.2 Evenement

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het houden van een evenement, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. a. voor het plangebied van het bestemmingsplan mag niet meer dan 8 maal per jaar met een omgevingsvergunning worden afgeweken ten behoeve van een evenement worden verleend;
  2. b. de maximale duur van een evenement bedraagt 16 aaneengesloten dagen, met uitzondering van 2 maal 22 aaneengesloten dagen;
  3. c. voor een evenement dient een evenementenvergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening verleend te zijn;
  4. d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. e. de ontsluiting en bereikbaarheid van het evenemententerrein moet zijn afgestemd op de grootte en het type van het evenement;
  6. f. de waarde van de onderliggende en omringende bestemmingen als gevolg van de afwijking niet onevenredig worden aangetast.

17.3 Kleine bouwwerken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van algemeen nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afvalcontainers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, wegkruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

  1. a. de maximale oppervlakte per bouwwerk bedraagt 15 m²;
  2. b. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  3. c. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, maximaal 10 meter bedraagt;
  4. d. wanneer het betreft gronden gelegen binnen de bestemming Waterstaat - Waterbergendrivierbed, het bepaalde in de desbetreffende artikelen in acht wordt genomen.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 19 Algemene Procedureregels

19.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning van toepassing.

19.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

19.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regelingen, die onderdeel uitmaakt van dit plan, worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen - enkele bestemmingen

Voor zover voor gronden tevens een dubbelbestemming en/of gebiedsaanduiding geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks-, bebouwings-, aanlegvergunnings-, afwijkings- en wijzigingsregels van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de regels van de dubbelbestemming(en) en/of gebiedsaanduiding(en) in acht te worden genomen.

20.2 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen onderling

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van 'Waterstaat - Waterkering';
  2. b. in de tweede plaats de regels van 'Waterstaat - Waterbergend rivierbed';
  3. c. in de derde plaats de regels van 'Waterstaat - Waterlopen';
  4. d. in de vierde plaats de regels van 'Waarde - Beschermd stadsgezicht';
  5. e. in de vijfde plaats de regels van 'Milieuzone - Roerdalslenk 3'.

20.3 Regeling omtrent parkeren en laden en lossen

20.4 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.

20.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in Artikel 15 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

21.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Maasresidence Thorn.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 februari 2015.

De voorzitter, De griffier,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Maasresidence Thorn CV, een onderdeel van Grouwels Vastgoed BV, is voornemens om ten zuidoosten van de kern Thorn een recreatiepark te ontwikkelen, genaamd Maasresidence Thorn. Het plan voorziet in de ontwikkeling van 300 recreatiewoningen (met centrale voorzieningen), een hotel een tweede jachthaven en appartementencomplexen. In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

De initiatiefnemer wil het plan gefaseerd uitvoeren, waarbij de centrale voorzieningen in fase 1 en 2 (zie paragraaf 3.4) worden gerealiseerd.

Aangezien het planvoornemen niet volledig mogelijk is binnen het vigerende bestemmingsplan is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen in de gemeente Maasgouw, ten zuidoosten van de kern Thorn. De locatie van het te realiseren vakantieresort wordt aan de west,- zuid,- en oostzijde omringd door de waterplas de Grote Hegge, het uitloopgebied van de kern Thorn aan de noordwestzijde en de weg Meers aan de noordzijde. Aan deze weg liggen in de nabijheid van het plangebied een steenfabriek, een woonwagenkamp, agrarische bedrijven en weilanden. De percelen zijn kadastraal bekend onder de gemeente Maasgouw, (voormalige) gemeente Thorn sectie C, perceelnummers: 751, 789, 790, 812, 819, 820, 821, 822, 823, 824, 825, 826, 827, 828, 829, 830, 831, 832, 833, 834 en onder de (voormalige) gemeente Wessem sectie C perceelsnummers: 482, 483, 484, 485.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Op 2 april 1998 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Thorn het bestemmingsplan “De Grote Hegge – Groeskamp” vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt het, kort gezegd, mogelijk om in het plangebied 300 recreatiewoningen met centrale voorzieningen en een tweetal jachthavens met in totaal 450 ligplaatsen te realiseren (zie figuur 1.2). Hiervan is inmiddels één jachthaven met 175 ligplaatsen reeds gerealiseerd. Aan het bestemmingsplan is destijds gedeeltelijke goedkeuring onthouden. De onthouding van goedkeuring had betrekking op de wijze van meten. Hierdoor bestond lange tijd onzekerheid over de maximale omvang van de te realiseren woningen met het oog op het voorkomen van permanente bewoning. Het idee was dat door beperking van de omvang van de woningen, permanente bewoning kon worden tegengegaan. Inmiddels wordt hier anders mee omgegaan en wordt algemeen gesteld dat permanente bewoning kan worden voorkomen door een goede beheersituatie. Ondanks de gedeeltelijke onthouding van goedkeuring van het bestemmingsplan, bestaat nog steeds de mogelijkheid om op basis van het vigerende bestemmingsplan 300 recreatiewoningen te realiseren.

Het vigerende bestemmingsplan voldoet echter op dit moment niet geheel meer aan de eisen van de huidige tijd. De huidige recreatiemarkt vraagt om een grotere variatie aan recreatiewoningen waarbij ook grotere woningen, ruimere centrumvoorzieningen en een meer gevarieerd aanbod noodzakelijk zijn. Het vigerende bestemmingsplan biedt deze ruimte thans niet. Daarnaast heeft de doorontwikkeling van de plannen ertoe geleid dat er gewijzigde inzichten met betrekking tot de gewenste bestemmingsregeling in het gebied zijn ontstaan. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan op onderdelen aangepast te worden en is er een actualisatie nodig. De voornaamste wijzigingen zijn gelegen in het type recreatiewoning, de aard en omvang van de centrale voorzieningen en de toevoeging van een hotel en een appartementencomplex.

Een klein gedeelte aan de oostzijde van het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan buitengebied van de voormalige gemeente Heel. Deze gronden zijn bestemd als natuur (zie figuur 1.3) en zullen grotendeels als zodanig terugkeren in onderhavig bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan “De Grote Hegge – Groeskamp”

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0003.png"

Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan buitengebied gemeente Heel.

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

1.5 M.e.r.-procedure

Vanwege de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten in het plangebied dient rekening te worden gehouden met het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.). Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een vakantiedorp en hotelcomplex buiten de stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen (categorie D10.c) geldt conform het Besluit milieueffectrapportage namelijk een m.e.r.-beoordelingsplicht wanneer sprake is van één van de onderstaande gevallen:

  1. 1. een bezoekersaantal van 250.000 of meer per jaar;
  2. 2. een oppervlakte van 25 hectare of meer;
  3. 3. 100 ligplaatsen of meer;
  4. 4. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied dat deze drempelwaarden worden overschreden, is een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd.

De aanmeldingsnotitie is in Bijlage 1 aan dit bestemmingsplan toegevoegd. Hierin is geconcludeerd dat er zich als gevolg van de realisering van de voorgenomen ontwikkeling van Maasresidence Thorn naar verwachting geen bijzondere omstandigheden voordoen die ertoe leiden dat er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het uitvoeren van een volledige milieueffectrapportage ten behoeve van de besluitvorming over dit project is in de ogen van de initiatiefnemer dan ook niet aan de orde. Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw heeft in haar vergadering van 21 mei 2013 ingestemd met deze conclusie en besloten dat er geen MER gemaakt hoeft te worden.

1.6 Leeswijzer

Na de inleiding in voorliggend hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op de huidige situatie in het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt de voorgenomen activiteit behandeld, waarna in hoofdstuk 4 een beknopte weergave van de relevante wetgeving en beleid is opgenomen. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische planopzet en hoofdstuk 7 op de uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 8, tot slot, worden de procedurele aspecten rondom hetbestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Plangebied

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk staat de huidige/bestaande situatie van het plangebied centraal. Aan de orde komen de situering en de begrenzing van het plangebied Maasresidence Thorn, alsmede de huidige ruimtelijke en functionele structuur.

2.2 Ontstaansgeschiedenis En Ruimtelijke Structuur

Door tientallen jaren van grindwinning vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw is ten zuidoosten van de kern Thorn een plas ontstaan, genaamd De Grote Hegge. Deze plas wordt op dit moment vooral gebruikt door zeilers en surfers. Een groot deel van het plangebied met uitzondering van het meest oostelijk en het meest westelijk gelegen deel is in het verleden ontgrond en vervolgens aangevuld met mijnsteen. In 1998 en 1999 is het ontgraven gebied grotendeels gesaneerd en is het gesaneerde gebied aangevuld met een schone deklaag.

In de jaren negentig van de vorige eeuw zijn plannen ontwikkeld om nabij deze plas in het plangebied een recreatiepark te realiseren. Vanwege de ligging van het plangebied nabij de kernen Thorn en Wessem en als onderdeel van het Maasplassengebied is het een recreatief waardevol gebied. Ten behoeve van dit recreatiepark zijn ongeveer 10 jaar geleden al werkzaamheden uitgevoerd. Daarnaast zijn wegen aangelegd en is er een fietspad en een ophaalbrug gerealiseerd waardoor de plas De Grote Hegge momenteel uit twee kleinere plassen bestaat. Ook is al gedeeltelijk riolering aangelegd ten behoeve van een recreatiepark. Het vakantiepark zelf is echter niet gerealiseerd waardoor het plangebied grotendeels braak ligt (zie figuur 2.1. en 2.2.).

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0004.png"

Figuur 2.1. Huidige situatie plangebied (1)

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0005.png"

Figuur 2.2. Huidige situatie plangebied (2)

In het zuidoostelijke deel van het plangebied is de jachthaven van de Thorner zeilclub gelegen. In figuur 2.3 is dit duidelijk te zien. Ook is in deze figuur duidelijk de steenfabriek te zien die ten noorden van het plangebied is gelegen. Deze steenfabriek is ook als zodanig in gebruik. Tevens is ten noorden van het plangebied een dakpannenfabriek gelegen welke op dit moment niet meer actief is. Daarnaast ligt er een varkensbedrijf, welke ook niet meer in werking is. Het net zoals de andere bedrijven aan de Meers gelegen gebouw van Starlift is tegenwoordig in gebruik als opslag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Huidige situatie in het plangebied (bron: Google maps)

2.3 Functionele Structuur

In het Masterplan Maasplassen (zie par. 4.3.3) zijn verschillende typen plassen benoemd, zoals een natuurplas en een recreatieplas. De plas Grote Hegge is in dit beleidsstuk aangeduid als een algemene plas waar diverse vormen van waterrecreatie mogelijk zijn. Wel is een deel van de plas Grote Hegge beschermd vanwege de aanwezige natuurwaarden, het meest zuidelijke deel van de plas heeft ecologische waarden doordat hier met name in de wintermaanden veel vogels aanwezig zijn om te rusten. Daar er voornamelijk vaarbewegingen zullen plaatsvinden in de zomer zal er nauwelijks verstoring plaatsvinden.

Het plangebied wordt gedeeltelijk begrensd door een aanwezige kade (zie figuur 2.4) om het achterliggende land te beschermen tegen hoog water. Het plangebied zelf is grotendeels watervrij gelegen, met dien verstande dat het gebied bij een maatgevende waterstand van 1/1250 jaar niet onder water staat. Enkel het schiereiland in het zuid oostelijk deel zal bij deze waterstand 24.21 +NAP nagenoeg volledig onder water staan.

Vanwege de hoge ligging van het plangebied kent de kade een onderbreking ter plaatse van het plangebied zoals blijkt uit figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 Ligging van de bestaande kade (groene lijn)

Ondanks de watervrije ligging van het plangebied, maakt het gehele gebied deel uit van het waterbergend winterbed van de Maas (zie par.4.2.5, Beleidslijn Grote Rivieren). Als gevolg van een wijziging van de Beleidslijn Grote Rivieren, heeft op 4 juli 2010 de Staatssecretaris activiteiten en locaties aangewezen waarop het overgangsrecht van toepassing is. Hieronder valt ook het project Groeskamp te Thorn. Het overgangsrecht houdt in dat voor projecten die reeds mogelijk waren een vergunning wordt verleend zonder dat hierbij toetsing plaatsvindt aan de beleidslijn. Voorwaarde is dat het plan past binnen het vigerende bestemmingsplan. Omdat het project niet volledig past binnen het vigerende bestemmingsplan heeft hierover overleg plaatsgevonden met Rijkswaterstaat. Voor het project wordt een waterwetvergunning aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Aard En Omvang Van Het Plan

Grouwels Vastgoed BV en Arcus Zuid Projectontwikkeling BV werken gezamenlijk aan de realisatie van de ontwikkeling van “Maasresidence Thorn”. In dat kader is Maasresidence Thorn CV opgericht. Dit plan bestaat onder andere uit de ontwikkeling van 300 recreatiewoningen, een hotel met 100 kamers, 60 recreatieappartementen, een tweede jachthaven met circa 240 parkgebonden ligplaatsen en een aantal ondersteunende voorzieningen (zoals horeca, een zwembad, sport- en spelvoorzieningen en detailhandel).

In het plangebied is op te delen in een westelijk- en een oostelijk deelgebied. Gebied 1 betreft het in het oostelijk deel gelegen recreatiepark, zie figuur 3.1. Bij de realisatie van het recreatiepark zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de reeds bestaande infrastructuur. Het zal echter noodzakelijk zijn om deels de bestaande infrastructuur aan te passen. Daarnaast wordt een doorgaande recreatieve fietsroute door het gebied aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0008.png"

Figuur 3.1 Ontwerpschets van Maasresidence Thorn

Gebied 2 betreft de groene kade aan de westzijde van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0009.png"

Figuur 3.2 Ontwerpschets groene kade, westelijk deelgebied Maasresidence Thorn

In dit gebied wordt het hotel gerealiseerd en een horecavoorziening op het aanwezige bastion. Het gebied zal een groenere uitstraling krijgen waarbij de nieuw te realiseren fietsroute met groen ondersteund wordt. Zowel het dagstrand als het surfstrand blijven gehandhaafd.

In de volgende paragrafen wordt eerst een eindbeeld geschetst van het planvoornemen. Vervolgens wordt ingegaan op de wijze van realisatie.

3.2 Eindsituatie Planonderdelen

3.2.1 Recreatiepark

3.2.2 Groene kade

In het deelgebied, genaamd groene kade, worden naast het vele groen en het bestaande dagstrand twee markante gebouwen gerealiseerd. Nabij de ophaalbrug naar het park komt een hotel. Het reeds aanwezige bastion zal een horecagelegenheid worden gerealiseerd. Ten zuidwesten van het bastion wordt het strand dat gebruikt wordt door de Thoner Surfclub gehandhaafd. Hieronder worden het hotel en het bastion nader toegelicht.

3.3 Veranderingen Ten Opzichte Van Vigerende Bestemmingsplan

Zoals al aangegeven in paragraaf 1.3 was een groot gedeelte van de ontwikkelingsmogelijkheden reeds bestemd in het oude bestemmingsplan “De Grote Hegge – Groeskamp”. In deze paragraaf geven we kort weer welke zaken er nieuw zijn bij de volledige ontwikkeling van het plan en welke zaken er al geregeld waren. Het oude bestemmingsplan gaf de mogelijkheid tot het bouwen van 300 recreatiewoningen, een landmark, (beperkte) centrale voorzieningen en de zeilclub inclusief haven en een tweede jachthaven. Daarnaast was er over de hele kustlijn van Thorn aan de westkant de mogelijkheid tot dagrecreatie. In onderstaande tabel is weergegeven welke ontwikkelingen er worden gehandhaafd, welke mogelijkheden er worden aangepast en welke ontwikkelingen worden toegevoegd.

“De Grote Hegge – Groeskamp” 1998 Maasresidence
300 recreatiewoningen deels in het water gelegen. 300 recreatiewoningen op het land
60 recreatieappartementen of 30 recreatiewoningen
centrale voorzieningen (beperkt) centrale voorzieningen (grootschalig)
een hotel met 100 kamers en een drijvende destinatievoorziening
een haven voor de zeil- en visclub met 150 ligplaatsen (feitelijk 175) een haven voor de zeilclub met 175 ligplaatsen waarvan circa 25 tbv recreatiewoningen
een haven voor de visclub met 37 ligplaatsen nabij het te realiseren hotel
een commerciële jachthaven met 300 ligplaatsen en 40 passantenplaatsen. een parkgebonden jachthaven met 240 ligplaatsen
circa 30 ligplaatsen gelegen langs de kustlijn van het schiereiland en in de havenkom
strandrecreatie aan de gehele westkant van het plangebied natuur- en groenvoorzieningen en handhaving bestaand dagstrand en surfclub in meest westelijke deel.
paviljoen ter plaatse van het bastion
Agrarisch gebied (ca 7 ha) Verblijfsrecreatie (2,7 ha) en natuur- en groenvoorzieningen (4,3 ha)

Figuur 3.12 Overzicht nieuwe of veranderde planonderdelen in Maasresidence Thorn

3.4 Wijze Van Realisatie

Het gebied waar de recreatiewoningen worden gerealiseerd, is in het verleden al grotendeels gesaneerd en opgehoogd. Slechts voor een klein deel in het noorden van het plangebied is ophoging noodzakelijk voordat hier recreatiewoningen kunnen worden gerealiseerd.

De plas waar de tweede jachthaven gerealiseerd zal worden, is voldoende diep zodat deze plas niet uitgediept hoeft te worden, er komt dan ook geen slib vrij. Ter plaatse van de plas worden steigers gerealiseerd die in het water worden verankerd.

Alle benodigde materialen ten behoeve van de ontwikkeling en eventueel ook benodigde grond worden per as aangevoerd. Over het water vindt geen vervoer van materialen en grond plaats.

Ten behoeve van de nieuwe bebouwing zullen voornamelijk funderingen worden gerealiseerd op staal en beperkt op palen. Daartoe zijn sonderingen uitgevoerd.

Het plan zal gefaseerd worden uitgevoerd waarbij gestart wordt met de bouw van circa 114 recreatiewoningen/appartementen in het westelijk deel van het plangebied en de recreatiewoningen op het schiereiland. In fase 1 en 2 zullen eveneens gefaseerd de centrale voorzieningen tot stand worden gebracht.

De voorzieningen worden gerealiseerd in een gebied dat al is opgehoogd, ophoging van de gronden is dan ook niet noodzakelijk. De beoogde fasering is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0019.png"

Figuur 3.13 Fasering van Maasresidence Thorn

Uitgangspunt is dat zo veel mogelijk wordt aangesloten op de reeds aanwezige infrastructuur. De bestaande infrastructuur zal gedeeltelijk worden gewijzigd. Dit betekent dat kleine wijzigingen nodig zijn aan de bestaande infrastructuur. Daarnaast worden enkele hoven aangelegd om de woningen te ontsluiten op de hoofdinfrastructuur van het park. De wegen en het recreatieve fietspad zullen worden voorzien van asfalt en de hoven naar de woningen bestaan uit asfalt en klinkers. Door het park lopen semiverharde paden.

3.5 Beeldkwaliteit En Kwaliteitsmenu

Om het gewenste ambitieniveau daadwerkelijk te kunnen realiseren is het van belang aandacht te besteden aan beeldkwaliteit. Separaat aan dit plan is een masterplan/beeldkwaliteitsplan Maasresidence Thorn opgesteld, waarin criteria ten aanzien van uitstraling en architectuur zijn vastgelegd. Voor de gebouwen en de openbare ruimte.

Het Masterplan/ Beeldkwaliteitsplan Maasresidence Thorn wordt vastgesteld door de gemeenteraad conform artikel 12a van de Woningwet en vormt daarmee een verplichte leidraad voor de welstandstoetsing. Het plan betreft een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota.

Ondanks het feit dat het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing is, zie paragraaf 4.3.2, wordt met het plan wel een duidelijke kwaliteitsverbetering beoogd. Naast de hoge kwaliteit van de recreatieverblijven, toegesneden op de huidige markt, krijgt het park en de groene kade een groen karakter. Een substantieel deel van het plangebied wordt bestemd tot natuur en groen. In totaal gaat het in ieder geval om ca 5 hectare aan natuurbestemming (ca 4 ha nieuw).

In het kader van de landschappelijke inpassing worden de oevers en de kades in het plangebied bestemd tot groen en/of natuur. Dit waarborgt zowel aan de noordoostzijde van het plangebied als aan de waterkant een goede landschappelijke inpassing. Aan de zijde van de steenfabriek wordt tevens een robuuste, deels natuurlijke en deels parkachtige omgeving gecreëerd als buffer naar de omgeving. In totaal wordt in het voorliggende bestemmingsplan ca. 12 ha. bestemd tot 'Groen'. Daarnaast worden in het recreatiepark groene structuren gerealiseerd binnen de bestemming 'Verblijfsrecreatie'.

Om de inpassing te waarborgen is er een voorwaardelijke bestemming opgenomen voor de realisatie van de groene buffer voor zover gelegen binnen de bestemming Natuur. De voorwaardelijke verplichting richt zich op realisatie en behoud van de natuur in het gebied. Het inpassingsplan is als Bijlage 1 bij de regels toegevoegd.

Al met al kan gesteld worden dat er een grote kwaliteitsverbetering plaatsvindt ten opzichte van de huidige planologische situatie.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

4.2 Rijksbeleid

4.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn in 2040. Dit is het uitgangspunt van de SVIR. Om dit te bereiken moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven gebracht. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid (decentraal, tenzij) en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk zet zich met name in op de drie hoofddoelen:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast het benoemen van bovenstaande beleidsdoelen onderscheidt het Rijk 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (ketenmobiliteit en multimodale knooppunten);
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In het plangebied werkt maar één Rijksbelang direct door: ruimte voor waterveiligheid.

Het hoofdwatersysteem van Nederland bestaat o.a. uit de grote rivieren, waarvan de Maas er één is. Het beheer van het hoofdwatersysteem is gericht op het meebewegen met natuurlijke processen waar het kan en bieden van weerstand waar het moet. Naast preventie als primaire pijler bij de bescherming tegen overstromingen, is het waterveiligheidsbeleid ook gericht op het beperken van de gevolgen van een overstroming door keuzes in de ruimtelijke ordening.

Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk (Rijkswaterstaat). Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire waterkeringen, die in het beheer zijn bij waterschappen.

Het rijksbelang wordt in dit bestemmingsplan planologisch geborgd middels de dubbelbestemming in Artikel 11 Waterstaat - Waterbergend rivierbed. Binnen de dubbelbestemming mag in principe niet worden gebouwd.

Het beleid voor overstromingen en de toelichting op de waterwetvergunning zijn nader uitgewerkt in de Waterwet en Beleidslijn grote rivieren.

Voor stedelijke uitbreidingsplannen en woningbouwplannen is de veranderende rol van het Rijk van belang. In alles wordt gestreefd naar regionaal maatwerk. Alleen in de mainportregio’s maakt Rijk nog afspraken met decentrale overheden m.b.t. de verstedelijkingsopgave. Ook de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal wordt overgelaten aan de provincies. De sturing tussen verstedelijking en landschap is daarmee niet langer een rijksverantwoordelijkheid. Wel wordt in het Besluit ruimtelijke ordening een duurzame verstedelijkingsladder opgenomen om de zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten te kunnen waarborgen. Deze ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende stappen:

  1. 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale, intergemeentelijke schaal. Het passende regionale schaalniveau wordt voornamelijk bepaald door woon-werkverkeer;
  2. 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  3. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Voor het project Maasresidence Thorn houdt bovenstaande in dat het Rijk hier geen rechtstreekse beleidsdoelstellingen voor heeft geformuleerd. De in de oude Nota Ruimte opgenomen doelstellingen voor recreatie in de Nationale Landschappen zijn allen met de SVIR komen te vervallen. Het enige dat ten aanzien van recreatie direct wordt gesteld is dat deze onderdeel is van een concurrerend Nederland. Bij deze concurrentiekracht gaat het niet alleen om kwalitatief hoogwaardige ruimte voor werken, verplaatsen en wonen (waaronder differentiatie in woonmilieus, het belang van openbaar vervoer voor de stedelijke regio en multimodaliteit ten behoeve van logistiek), maar ook om voldoende aanbod van onderwijs, cultuur, toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden. Dit wordt ook wel de ‘quality of life’ genoemd. De realisatie van Maasresidence Thorn levert een bijdrage aan deze ‘quality of life’.

4.2.2 Barro

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op 30 juni 2011 zijn alle ontwerpstukken van de AMvB als bijlage bij de SVIR gepubliceerd. Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

De onderwerpen in het Barro betreffen:

  • Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • Kustfundamenten
  • Grote rivieren
  • Waddenzee en waddengebied
  • Defensie (met uitzondering van radar).

Op dit bestemmingsplan is wederom uitsluitend de waterveiligheid in verband met de Maas van toepassing.

4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is vastgelegd in artikel 3.1.6. Bro (Ladder voor duurzame verstedelijking).

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0020.png"

De overheid vraagt om in ruimtelijke besluiten conform de ladder te motiveren dat spake is van duurzame stedelijke ontwikkeling. Naast traditionele stedelijke ontwikkelingsvormen als wonen, kantoren en bedrijven dienen ook leisure en recreatieve functies gemotiveerd te worden conform de ladder. Hieronder wordt het plan getoetst aan de tredes van de ladder.

Trede 1: Regionale behoefte

Relevant in dit kader is dat het plan een herbestemming is van 300 recreatiewoningen die op grond van het vigerende bestemmingsplan mogelijk zijn. Behoudens een kleine uitbreiding past het plan binnen de begrenzing van de reeds bestaande bestemming Verblijfsrecreatie.

In navolging van de intergemeentelijke structuurvisie Maasplassen (4.3.3) waarin onderhavige ontwikkeling, in combinatie met andere ontwikkelingen, genoemd wordt als één van de belangrijkste publiekstrekkers in het zuidelijke deel van de Maasplassen, de gemeentelijke structuurvisie (4.4.1), en de Businesscase (bijlage 13), blijkt dat er in Midden-Limburg behoefte en ruimte is voor een bedrijfsmatig geëxploiteerd verblijfsrecreatief vakantiepark van een hoge kwaliteit. Deze kwaliteit kan niet gerealiseerd worden binnen het vigerende bestemmingsplan. Een herbestemming van het gebied is derhalve noodzakelijk om de gewenste kwaliteit, door middel van betere, grotere centrale voorzieningen en een beter en gevarieerder woningaanbod, mogelijk te maken. Tevens is de planherziening noodzakelijk om de bedrijdsmatige exploitatie te borgen. In aanvulling op het vigerende plan wordt, conform de gemeentelijke structuurvisie, een hotel gerealiseerd. De eerder genoemde Businesscase laat zien dat er behoefte is aan een hotel dat voorzien is van een destinatievoorziening. Deze voorziening wordt tevens in het plangebied gerealiseerd en levert daardoor een extra bijdrage aan de kwaliteit van het plan.

Trede 2: Mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied dat reeds bestemd is voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Daarbij is het gebied, als resultaat van een ontgrondingsproject, reeds grotendeels ( het gebied is nagenoeg geheel opgehoogd tot een vereist beschermingsniveau, passend binnen de eisen van de regels van RWS gezien de ligging van het gebied in het bergend regime van de Maas en is het gebied grotendeels bouwrijp gemaakt ) ingericht voor de ontwikkeling van een vakantiepark (2.2). Planologisch kan derhalve gesteld worden dat de ontwikkeling plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied.

Trede 3: Ontsluiting

De locatie is passend multimodaal ontsloten per auto, fiets en openbaar vervoer (bus) op korte afstand.

Conclusie

Het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2.4 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In deze wet zijn een achttal wetten samengevoegd tot één wet. Het Waterbesluit is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Waterwet. De Waterregeling is de uitwerking bij ministeriële regeling van bepalingen van de Waterwet en het Waterbesluit. De Waterwet, het Waterbesluit en de Waterregeling zijn het resultaat van de in 2004 aangekondigde integratie van waterwetgeving. Wat betreft de oppervlaktewaterlichamen geeft het Waterbesluit een grondslag om de grenzen hiervan in de Waterregeling vast te leggen en een grondslag voor de grenzen van de gebieden die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht voor het gebruik van waterstaatswerken. Uit de kaarten behorende bij het Waterbesluit en de Waterregeling waarvan een uitsnede is opgenomen in figuur 4.1., blijkt dat het plangebied gelegen is binnen het deel van de Maas waarop het ‘Waterstaatkundig beheer’ van toepassing is. De gebieden die deel uitmaken van het ‘Waterhuishoudkundig beheer’ van de Maas, dienen te voldoen aan het bergend of stroomvoerend regime, zoals aangegeven in de Beleidslijn grote rivieren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0021.png"

Figuur 4.1. Uitsnede kaart behorende bij de Waterregeling

4.2.5 Beleidslijn grote rivieren

De overstromingen van de Maas in december 1993 en januari 1995 hebben duidelijk gemaakt dat de Maas niet altijd binnen het winterbed blijft zoals dit in het Koninklijk Besluit uit 1916 (op basis van de Rivierenwet 1908) is vastgelegd. Bij (nieuwbouw) plannen in het rivierbed van de Maas dient daarom rekening gehouden te worden met hoge waterstanden. Op 19 september 1997 werd de circulaire “Bouwen langs de Maas” vastgesteld door Provinciale Staten als provinciaal ruimtelijk beleid. Hierin werd vastgelegd hoe de ministeriële beleidslijn “Ruimte voor de rivier” (Staatscourant 12 mei 1997) in Limburg zijn doorwerking diende te krijgen, waarbij de bescherming van een deugdelijke stroomvoering en waterberging voorop stonden. Middels deze circulaire werd tevens invulling gegeven aan de afspraken die naar aanleiding van de beleidslijn “Ruimte voor de rivier” tussen Rijk, provincie en gemeente waren gemaakt. Mede op basis van de resultaten van een in 2005 verrichte evaluatie en ervaringen in de praktijk is besloten om de beleidslijn “Ruimte voor de rivier” te herzien.

De herziening van de beleidslijn draagt, mede als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied en de wens om verwarring met de PKB “Ruimte voor de Rivier” te voorkomen, de naam “Beleidslijn grote rivieren”. Met de herziening van de beleidslijn wordt meer ruimte geboden aan ontwikkelingsgerichte initiatieven. Zo ontstaan meer mogelijkheden voor ontwikkelingen die de ruimtelijke en economische kwaliteit van het betreffende gebied kunnen verbeteren. Doelstelling van de “Beleidslijn grote rivieren” is om de beschikbare bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden, ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken en het waarborgen van de afvoercapaciteit in het stroomvoerend rivierbed.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0022.png"

Figuur 4.2. Uitsnede kaart beleidslijn Grote Rivieren

Uit figuur 4.2. blijkt dat het plangebied ligt binnen het bergend regime van de Maas. Het bergend regime geldt voor delen van het rivierbed waar – in principe – alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden (“Ja, mits”).

De waterhuishoudkundige belangen voor zowel de waterbergende functie als de waterkering als het oppervlaktewater zijn met dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan geborgd.

4.2.6 Beschermd stads- en dorpsgezicht

Sinds 8 oktober 1973 heeft het gebied tussen het plangebied en de oude stadskern van Thorn de status van beschermd Stads- en dorpsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0023.png"

Figuur 4.3. Weergave begrenzing gebied stads- en dorpsgezicht.

Blijkens de toelichting op het besluit is de grens in ten oosten van het dorp gesitueerd langs enkele onbebouwde percelen omdat vanaf daar een fraai uitzicht op Thorn mogelijk is. In het zuiden wordt de grens gevormd door de aldaar gelegen monumenten "de Grote Heg" en de "Kleine Heg", met de daarbij behorende gronden. "Teneinde garanties te scheppen voor het behoud van deze uitzichten, zijn derhlave genoemde elementen in bescherming genomen" (citaat toelichting aanwijzingsbesluit)

Een klein deel van het plangebied ligt binnen de begrenzing van het aanwijzingsbesluit. Het betreft hier een deel van de locatie waar het hotel is voorzien en een klein deel van het bastion.

De ontwikkeling van het plan voor dit gebied is afgestemd met de de omgevingscommissie van de gemeente Maasgouw, de Rijkdienst voor monumenten en de provincie. In overleg met deze partijen is een visie opgesteld die zich toespitst op de ontwikkeling van het hotel (zie paragraaf 3.2.2.1)

4.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

4.3.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is vastgesteld op 22 september 2006 (geactualiseerd in januari 2011). In het POL zijn het streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplannen. Tevens bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Tevens vormt het POL 2006 een economisch beleidskader en een welzijnsplan op hoofdlijnen (voor zover het de fysieke elementen van economie, zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft). Het POL bevat een visie op de ontwikkeling van Limburg en de provinciale rolopvatting daarbij. Per onderwerp wordt voor de uitwerking verwezen naar aparte beleidsnota's, uitvoeringsprogramma's of verordeningen. In de hoofdlijnen van het beleid wordt in het POL gewerkt met een aantal perspectieven of profielen. De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuw POL dat in 2014 in werking zal treden.

Het landelijk gebied moet ook in de toekomst vitaal blijven, met voldoende dynamische plattelandskernen om een goed woon- en leefklimaat voor de hier wonende en werkende bevolking te bieden. Belangrijke elementen hierbij zijn het in stand houden van kwaliteit en vitaliteit van het platteland en de instandhouding van cultureel erfgoed binnen Limburg. Het actief verder ontwikkelen van een robuuste ecologische structuur en veerkrachtige watersystemen is ondermeer nodig om de gevolgen van klimaatsveranderingen op te vangen, maar ook om zorg te dragen voor een goede leefomgeving en economisch vestingklimaat. Op tal van terreinen is een kwaliteitsslag aan de orde. Naast landbouw, toerisme en vrijetijdseconomie geldt dat ook voor bv. natuur, water en landschap. De provincie ziet daarbij kansen voor het combineren van rode ontwikkelingen met het versterken van landschap en cultuurhistorische waarden en de verdere ontwikkeling van natuur. De vrijetijdseconomie is hierbij een belangrijke sector om bij te dragen aan het versterken van de sociaal-economische structuur in de regio. De provincie wil deze sociaaleconomische structuur versterken zodat deze sector verder kan groeien. Hiervoor moet worden ingezet op vernieuwing, imago en ruimte. De noodzakelijke professionalisering en beperkte schaalvergroting in de sector vraagt om een kwaliteitsimpuls. De provinciale ambitie is om de kwaliteitsverbetering van het toeristisch product te laten samengaan met verbetering van de omgevingskwaliteit, het realiseren van nieuwe natuur, het oplossen van knelpunten binnen de EHS of landschapsbeheer. Een goede omgevingskwaliteit is immers de basisvoorwaarde voor een bloeiende toeristische en recreatieve sector.

De provincie zet in op recreatief medegebruik van natuur en infrastructuur. Een belangrijke flankerende inspanning is de versterking van het toeristisch imago van Limburg. Inspelend op de aanwezige kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden in een gebied worden in het POL2006 (actualisatie 2011) negen perspectieven onderscheiden. Elke zone of deelgebied in Limburg hoort, qua kenmerken en ontwikkelingsrichting, tot één van die perspectieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0024.png"

Figuur 4.4. Uitsnede plangebied POL perspectievenkaart

Perspectieven

Aan het grondgebied van de provincie Limburg worden in het POL2006 verschillende perspectieven toegekend. Deze perspectieven karakteriseren een bepaald type gebied en geven de gewenste ontwikkelingsrichting van dergelijke gebieden aan. De gronden van het plangebied behoren grotendeels tot perspectief 3 ‘Ruimte voor veerkrachtige watersystemen’. Tevens zijn er gronden gelegen binnen perspectief P1 Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De huidige bestemmingen zijn hierin overgenomen en bestaande rechten worden gerespecteerd. De in de rode cirkel weergegeven P2 Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) maakt voor een klein deel onderdeel uit van het plan.

Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen leiden tot een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de ecologische structuur. Voor de borging van de kwaliteit ten aanzien van de rode ontwikkelingen is een belangrijke rol weggelegd voor de kwaliteitscommissie, die in het kader van de POL-aanvulling contourenbeleid (juni 2005) voor geheel Limburg ingesteld is. Indien van bestaande en gerealiseerde bos-, natuur- en landschapswaarden in de POG de wezenlijke kenmerken en waarden aangetast worden is de provinciale beleidsregel mitigatie en compensatie natuurwaarden van toepassing. Voor de POG is geen EHS instrumentarium beschikbaar. Voor de ontwikkeling van natuur, bos en kleine landschapselementen zijn wel de instrumenten Rood-voor-groen, Limburgs Kwaliteitsmenu, aanleg nieuwe landgoederen, bosaanlegsubsidies en realisatie natuurcompensatieverplichtingen beschikbaar. De in het POL als POG aangewezen gronden zijn in het vigerende bestemmingsplan buitengebied Heel bestemd als natuur. Dit gedeelte van het plan krijgt hoofdzakelijk een groene inrichting en zal slechts extensief recreatief gebruikt worden. Het nieuwe clubhuis van de zeilclub en enkele woningen op het schiereiland worden ook binnen dit gebied gerealiseerd. Het gaat om circa 0,4 hectare aan oppervlakte wat niet als natuur bestemd gaat worden. Het verlies aan waarden zal in de vorm van circa 4 hectare nieuwe natuur gecompenseerd worden in de groenzone nabij de Steenfabriek evenwijdig aan de Thornerbeek (zie paragraaf 5.5).

Het perspectief 'Ruimte voor veerkrachtige watersystemen' heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voor zover deze geen deel uitmaken van EHS of POG. De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. Lokaal komt ook niet-grondgebonden landbouw voor. Met name langs waterplassen zijn veel toeristische voorzieningen aanwezig.

De ontwikkeling van functies in deze gebieden is mogelijk mits dit aansluit op het bieden van ruimte aan een voldoende veerkrachtig watersysteem voor de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie, en gepaard gaat met een goede landschappelijke inpassing. De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueel-ruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goed houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling, in aanvulling op de perspectieven 1 en 2. Binnen de algemene randvoorwaarden zijn er nog steeds mogelijkheden voor ontwikkeling van vooral de grondgebonden landbouw en recreatie, alsmede goed gelegen niet-grondgebonden land- en tuinbouw. De verwevenheid van functies, kenmerkend voor deze gebieden, wordt zo behouden en versterkt.

Toerisme

Toerisme is een belangrijke economische sector voor Limburg, van belang bovendien voor de kwaliteit en vitaliteit van het platteland en de instandhouding van cultureel erfgoed binnen Limburg. Die positie wil Limburg verder versterken, zodat de sector verder uit kan groeien tot vrijetijdseconomie. Daarvoor is nodig: vernieuwing, imago en ruimte. De vergrijzing wordt zeker voor deze sector als een ontwikkeling gezien die kansen biedt. Die kansen moeten benut worden. De provincie nodigt ondernemers uit om haalbare plannen te ontwikkelen die inspelen op de toenemende vraag naar kwaliteit van verblijfs- en dagrecreatieve voorzieningen (comfort, ruimte) en tegelijkertijd bijdragen aan verbetering van de omgevingskwaliteit, zoals het realiseren van nieuwe natuur, het oplossen van knelpunten binnen de ecologische hoofdstructuur (gebiedsgerichte saldobenadering) en landschapsbeheer.

Conclusie

Het provinciaal beleid, zoals verwoord in het POL2006, voorziet in het verschaffen van mogelijkheden van recreatieve initiatieven in het buitengebied. Ontwikkeling van recreatie is ook één van de doelstellingen van perspectief 3, dit is echter alleen mogelijk wanneer ruimte voor het veerkrachtige watersysteem van de Maas wordt gerespecteerd. De ontwikkelingen van het vakantiepark passen geheel binnen deze voorwaarde. Voor de realisatie van de zeilclub en enkele woningen op het schiereiland zal compensatie plaatsvinden.

4.3.2 Limburgs Kwaliteitsmenu

Op 12 januari 2010 hebben Gedeputeerde Staten de beleidsregel Limburgs Kwaliteitsmenu vastgesteld. Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) is gebaseerd op het idee dat bebouwing in het buitengebied leidt tot verlies van omgevingskwaliteit en dat dit verlies moet worden gecompenseerd. Daartoe heeft de provincie per type functie bepaald welke minimale bijdrage aan verbetering van kwaliteit van natuur en landschap moet worden geëist, bovenop een goede landschappelijke inpassing van het initiatief zelf. Het LKM richt zich op relatief kleinschalige ontwikkelingen vanuit het particulier initiatief en niet op gebiedsontwikkeling. Bij gebiedsontwikkeling gaat het namelijk niet om individuele bouwprojecten die individueel een kwaliteitsbijdrage moeten leveren, maar om een integraal plan waar de komst van nieuwe bebouwing zelf een onderdeel vormt van de kwaliteitsverbetering en waarbij het versterken van natuurlijke, landschappelijke, recreatieve, economische en sociale kwaliteiten reeds op gebiedsniveau is vormgegeven.

In het Limburgs Kwaliteitsmenu zijn de bestaande provinciale instrumenten als VORm (Verhandelbare OntwikkelingsRechtenmethode), Rood voor Groen, Ruimte voor Ruimte en BOM+ (Bouwkavel op Maat plus), geïntegreerd en aangevuld met een aantal nieuwe instrumenten. Er is nu sprake van één integrale regeling, waarin een aantal modules wordt onderscheiden, waarbij per module de specifieke extra condities en voorwaarden worden aangegeven.

Een belangrijke verandering hierbij is dat de verantwoordelijkheid en de uitvoering van het Kwaliteitsmenu in handen van de gemeenten wordt gelegd. Tussen provincie en gemeente Maasgouw is hiertoe een bestuursakkoord “afsprakenkaders Limburgs Kwaliteitsmenu” afgesloten. Hierin zijn onder meer een doelstelling, taken van de gemeente, taken van provincie en monitoring opgenomen. Het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (hierna GKM) heeft als doel om door de gemeente planologisch als wenselijk geachte ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied te combineren met een kwaliteitsverbetering van het buitengebied.

Het GKM is niet van toepassing voor gebiedsontwikkelingen. Het kwaliteitsmenu kan een inspiratiebron vormen, maar de regels van het menu zijn er niet op toegesneden en niet voor bedoeld. Bij gebiedsontwikkelingen moet de kwaliteitsverbetering een integraal onderdeel vormen van het totaalplan. In de planbeschrijving wordt dit nader toegelicht en onderbouwd onder andere in paragraaf 3.5. De kwaliteitsverbetering wordt vormgegeven door realisatie van 4 hectare nieuwe natuurbestemming, de realisatie van de voorwaardelijke groenbestemming en de nieuwe groenbestemming aan de westkant van het plangebied. Tevens geeft onderhavig plan slechts, conform de huidige eisen en wensen van de recreant, voornamelijk invulling aan het hetgeen al mogelijk was in het bestemmingsplan ''de Groote Hegge - Groeskamp''. Ook maakt onderhavig plan deel uit van het Masterplan Maasplassen en het Nautisch programma van eisen van de Maasplassen. Hierin wordt nadrukkelijk evenwicht gezocht tussen de verschillende kwaliteiten die het gebied de Maasplassen herbergt.

4.3.3 Structuurvisie Maasplassen

De intergemeentelijke structuurvisie Maasplassen biedt een gedragen planologisch kader tot 2030 voor de thema’s:

  • Water (hoogwaterveiligheid);
  • Natuur en landschap.
  • Recreatie en toerisme.
  • Watergerelateerde woon- en werkfuncties.

Het betreft derhalve een thematische structuurvisie.

De intergemeentelijke structuurvisie is opgesteld vanuit de volgende uitgangspunten:

  • Juridisch-planologische verankering Masterplan Maasplassen voor de lange termijn (2030) en tevens een doorkijk tot 2050 en 2100);
  • Verwerking van de nieuwe 6d-regeling en het Deltaprogramma;
  • Integrale gedachte met relatie tussen water, natuur en landschap, recreatie en toerisme en watergerelateerde woon- en werkfuncties;
  • Uitgaande van de aanwezige gebiedskwaliteiten en rekening houdend met water, natuur en landschap en cultuurhistorie bij nieuwe ontwikkelingen;

De doelstelling is de ontwikkeling van een gevarieerd Maasplassengebied met daarbinnen verschillende accenten in verschillende deelgebieden. In de structuurvisie zijn het Masterplan Maasplassen en het Nautisch programma van eisen Maasplassen Limburg opgegegaan.

De structuurvisie bestaat uit een algemeen deel waarin de visie en ambitie in het maasplassengebied wordt beschreven. Vervolgens is per gemeente ingegaan op de verschillende maasprojecten en ontwikkelingen.

4.3.4 Beleid waterschap

Het waterbeleid van het Waterschap Peel en Maasvallei is neergelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015 Orde in water, Water in orde. Zoals de naam reeds aangeeft geeft het waterschap met het Waterbeheersplan aan hoe zij de waterkeringen en regionale watersystemen op orde willen brengen en houden.

Het Waterbeheersplan is gebaseerd op Europese, nationale en provinciale regelgeving, zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW). Het Waterbeheersplan bouwt voort op de KRW-doelen die zijn opgenomen in het (ontwerp) Provinciaal Waterplan 2010-2015 van de provincie Limburg.

Voor Thorn en omgeving zijn geen specifieke maatregelen opgenomen in het Waterbeheersplan.

In het plangebied is een primaire waterkering gelegen. Voor de primaire waterkering gelden de bepalingen van de Keur. Met het waterschap Peel en Maasvallei is overleg geweest inzake het waarborgen van de belangen in het bestemmingsplan. Met name voor wat betreft de bouw van het hotel heeft het waterschap aangegeven dat zij in het kader van de waterwetvergunning nadere eisen zullen stellen aan de bouw opdat de waterkerende functie van de waterkering niet in gevaar komt.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Gemeentelijke structuurvisie

Op 5 juli 2012 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Maasgouw 2030 vastgesteld. De Structuurvisie Maasgouw 2030 vormt het ruimtelijke integratiekader voor ontwikkelingen en visies tot 2030 en een doorkijk met een langere termijn. De structuurvisie is dan ook een belangrijke basis voor het ruimtelijk uitvoeringsbeleid.

Het plangebied is op basis van de structuurvisie gelegen binnen het deelgebied 'Land van Thorn'. De kern Thorn wordt omschreven als een vitale woon- en leefgemeenschap met een sterke, eigen identiteit. Behoud en versterking van de woningvoorraad zijn kenmerkende doelen voor het Land van Thorn. De omvang van de woningbouw is beperkt en richt zich vooral op vernieuwing. De verandering van de leeftijdsopbouw van de bevolking wordt vooral opgevangen door transformatie van de bestaande woningvoorraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0026.png"

Figuur 4.6. Uitsnede structuurvisie Maasgouw 2030: kaartbeeld Land van Thorn

In de structuurvisie wordt de ontwikkeling van recreatie en toerisme in de gemeente Maasgouw genoemd onder de paraplu van Economisch Maasgouw. Specifiek wordt hier genoemd het optimaliseren van de verblijfsrecreatieve voorzieningen in de regio. Het Land van Thorn is het prioritaire concentratie- en ontwikkelingsgebied voor dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen. In de structuurvisie worden vier toeristisch-recreatieve ontwikkelingszones benoemd. Eén van deze ontwikkelingszones betreft het Land van Thorn waar de ontwikkeling van Maasresidence Thorn onderdeel van uitmaakt. Onderhavig plan geeft invulling aan deze doelstelling.

Ten aanzien van de dorpsmantel Thorn is in een programma aangegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan de ambitties om recreatie en toerimse een impuls te geven. Hierbij zijn de voldende onderdelen benoemd.

  • Historisch centrum en landschap Thorn.
  • Waterstraat en bastion: rondvaartboten, watertaxi en theehuis.
  • Kasteelhoeve de Grote Hegge: historisch restaurant c.q. buitenplaats.
  • Haven van Thorn: realisering van de “Haven van Thorn” ten behoeve van het brengen van een bezoek aan Thorn door de varende recreant;
  • Realisering van een hotel met maximaal circa 80 à 100 kamers aan de westkant van de haven.
  • Aansluitend op het hotel wordt aan de zijde van Groeskamp de centrale voorzieningen van dit verblijfsaccommodatiecomplex geconcentreerd.
  • Aanleg van een evenementenplein ter plaatse van Starlift en de dakpannenfabriek waaraan verschillende individuele investeerders projecten kunnen realiseren.
  • Eventueel nieuwe hoogwaardige haven met onder meer de zeilclub.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0027.png"

Figuur 4.7. Ontwikkeling dorpsmantel Thorn met aanduiding Hotel.

Uit de visie op het cultuurlandschap ten zuiden van de kern Thorn (bijlage 6) blijkt dat de situering van een hotel geen belemmering vormt voor het beschermd stads- en dorpsgezicht. "Op grond van de gezichtspunten in het buitengebied enerzijds en het zicht van hieruit op een representatief deel van het stadsgezicht van Thorn anderzijds, mag aan de hand van de gezichtslijnen worden geconstateerd dat de situering van een hotel op de geprojecteerde locatie op de noordelijke oever van de Grote Hegge Plas nauwelijks een belemmering opwerpt voor de waarneming van dit unieke stadsgezicht". Aan het gestelde in de toelichting van het aanwijzingsbesluit van Thorn tot beschermd stadsgezicht uit 1973, namelijk “om de magnifieke uitzichten op de zuidzijde van Thorn te behouden” wordt door de locatiekeuze recht gedaan.

Uit de structuurvisie Maasgouw 2030 blijkt verder dat in de nabijheid van het plangebied geen grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, wel is sprake van een gebiedstransformatie bij Wessem. Hier heeft men de ambitie om een bedrijventerrein naar woningbouw transformeren. Deze plannen zijn echter nog niet uitgewerkt. Daarnaast wordt in het gebied Meersveld, ten noorden van het plangebied, het recreatieve medegebruik vergroot door het aanbrengen van landschapselementen en wandelpaden. Ook zijn er ideeën om de dakpannenfabriek en de Starlifthallen aan de Meers te herontwikkelen en hier een evenementenplein te realiseren. Daarnaast wordt de toeristisch-recreatieve sector versterkt door bestaande initiatieven te versterken en door de ontwikkeling van het planvoornemen Maasresidence Thorn.

De ontwikkeling van Maasresidence Thorn past binnen de gemeentelijke structuurvisie.

4.4.2 Beleid onrechtmatige bewoning recreatiewoningen

De gemeente Maasgouw wordt om diverse locaties geconfronteerd met onrechtmatige (permanente) bewoning van recreatiewoningen. Deze onrechtmatige bewoning zorgt voor diverse problemen en vormt een ernstige beperking voor het adquaat functioneren van parken met recreatiewoningen in de gemeente Maasgouw. Vanwege deze problematiek is op 31 mei 2012 -in aansluiting op beleid van de provincie Limburg - door de gemeenteraad van Maasgouw de beleidsnota "onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen" vastgesteld. In het beleid dat door de gemeente wordt gevoerd vomt het verbod tot permanente bewoning van recreatiewoningen in samenhang met een verplichting tot bedrijfsmatige recreatieve exploitatie van parken met recreatiewoningen een belangrijk element.

De parken met recreatiewoningen in de gemeente Maasgouw zijn gesitueerd op locaties die geschikt zijn voor recreatie, bijvoorbeeld vanwege de directe nabijheid van grootschalige water- en/of bos-gebieden. Gelet op deze bijzondere locatiekenmerken vindt de gemeente het van groot belang dat deze locaties ook bestemd blijven voor daadwerkelijk recreatief gebruik voor een brede doelgroep van recreanten en niet worden gebruikt voor onrechtmatige (permanente) bewoning door een beperkte groep van eigenaars. Mede om die reden is in de eerder genoemde structuurvisie Maasgouw (Deel 2, pag. 49) vermeld: "de verblijfsaccommodatie (i.c. Maasresidence Thorn) dient zich te onderscheiden van reguliere woningbouw en van de minder succesvolle complexen". Een belangrijk element van dit onderscheidend vermogen is de aanwezigheid van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld (in- en outdoor) voorzieningen voor sport, spel en ontspanning. De aanwezigheid van dergelijke voorzieningen is een wezenlijke voorwaarde voor een daadwerkelijk recreatieve dynamiek en uitstraling voor een park met recreatiewoningen. In de structuurvisie Maasgouw (deel 2, pag. 50) wordt ook een aanbeveling gedaan voor de situering van de deze centrale (indoor) dagrecreatieve voorzieningen binnen het plangebied.

Het bestemmingsplan Maasresidence biedt ruime mogelijkheid voor de realisatie van dagrecreatieve voorzieningen. De centrale dagrecreatieve voorzieningen worden, conform de bovengenoemde aanbeveling in de Structuurvisie, gepositioneerd aan de jachthaven in de nabijheid van de ingang van het park. Gelet op het de exploitatie en het gebruik die worden beoogd vindt de gemeente Maasgouw het voor het functioneren van dit recreatiepark een belangrijke voorwaarde dat de gebruikers van recreatiewoningen en - appartementen ook gebruik kunnen maken van (een deel van de) dagrecratieve voorzieningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Daarom is in het bestemmingsplan bepaald dat de vergunningen voor de tweede "tranche" van recreatiewoningen en recreatieappartementen (vanaf "woning 101" en "appartement 21") pas wordt verleend als minimaal 1/3 deel van de oppervlakte van de indoor dagrecreatieve voorzieningen is gerealiseerd en in gebruik genomen. Als het aantal gebruikers verder groeit zal ook de omvang van de dagrecreatieve voorzieningen moeten toenemen. Daarom is bepaald dat de vergunningen voor de derde "tranche" van recreatiewoningen en appartementen (vanaf "woning 201" en "appartement 41") pas wordt verleend als minimaal 2/3 deel van de oppervlakte van de indoor dagrecreatieve voorzieningen is gerealiseerd en in gebruik genomen.

4.5 Conclusie Beleidskader

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het beleidskader. Ten aanzien van de diverse waterbelangen wordt rekening gehouden met de waterberging van de Maas. In de regels wordt een dubbelbestemming waterbergend rivierbed opgenomen om deze belangen optimaal te kunnen borgen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek Planeffecten

5.1 Algemeen

In het kader van de ontwikkeling van Maasresidence Thorn zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Historisch onderzoek

Grontmij Nederland B.V. heeft een vooronderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied ‘Maasresidence’ te Thorn. Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5725, Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek. De resultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn weergegeven in de rapportage die is opgenomen in Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat op de locatie een ernstig geval van bodemverontreiniging is geconstateerd. Op basis van de uitgevoerde risico-evaluatie blijkt dat er zowel in de bestaande als beoogde situatie geen acute risico's voor mens, ecosysteem en verdere verspreiding aanwezig zijn. De locatie is middels het aanbrengen van een deklaag in het verleden grotendeels gesaneerd, met uitzondering van het noordoostelijke deel. De locatie is schoon, blijkt uit de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

Gezien de conclusies van het onderzoek en de verouderde onderzoeksresultaten van eerdere onderzoeken wordt geadviseerd een nieuw bodemonderzoek conform NEN 5740 te laten plaatsvinden.

5.2.2 Verkennend land- en waterbodemonderzoek

Op basis van de conclusies van het historisch onderzoek is door Grontmij Nederland B.V. een verkennend land- en waterbodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is te raadplegen in Bijlage3.

Het verkennend land- en waterbodemonderzoek is uitgevoerd volgens respectievelijk de NEN 5720 (november 2009), Bodem - Waterbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend onderzoek - Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie, en de NEN 5740 (januari 2009), Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek zijn deellocaties aangemerkt waarvoor veld- en laboratoriumonderzoek volgens de onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740/5720 noodzakelijk wordt geacht. Binnen het plangebied worden op basis van het vooronderzoek en de voorgenomen herontwikkeling de volgende deellocaties onderscheiden:

  • A. Schiereiland: Het ‘schiereiland’ is gelegen binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat (beheer waterkwaliteit; Waterregeling). Derhalve dient ter plaatste een (droog) waterbodemonderzoek conform de NEN 5720 (onderzoeksstrategie OZ) uitgevoerd te worden.
  • B. Toekomstig bungalowpark, niet opgehoogd gebied: Ter plaatse van het niet opgehoogd terreindeel dient de actuele dikte en de milieuhygiënische kwaliteit van de deklaag te worden bepaald. Het landbodemonderzoek conform NEN 5740 zal worden uitgevoerd tot maximaal de ter plaatse aanwezige mijnsteenhoudende laag.
  • C. Toekomstig bungalowpark, reeds opgehoogd gebied: Ter plaatse van dit terreindeel is in het kader van een uitgevoerde IBC-sanering opgehoogd/ opgespoten met ophoogzand afkomstig uit het zuidelijke deel van de plas ‘De Grote Hegge’. Het landbodemonderzoek conform NEN 5740 (onderzoeksstrategie ONV-GR) zal worden uitgevoerd tot maximaal de ter plaatse aanwezige mijnsteenhoudende laag.
  • D. Toekomstig hotel: Ter plaatse van deze deellocatie is zover bekend nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Het landbodemonderzoek zal worden uitgevoerd, inclusief grondwateronderzoek conform NEN 5740.
  • E. Toekomstig bastillion: Ter plaatse van deze deellocatie is zover bekend nog geen bodemonderzoek uitgevoerd. Het landbodemonderzoek zal worden uitgevoerd, inclusief grondwateronderzoek conform NEN 5740.

In overleg met de gemeente Maasgouw (bevoegd gezag) is besloten dat ter plaatse van de deelgebieden die opgevuld zijn met mijnsteen het onderzoek te beperken tot de leeflaag/deklaag en af te zien van een grondwateronderzoek. De voorgaande onderzoeken geven een goed beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van het mijnsteenpakket. In het kader van het waterbodemonderzoek zullen de in tabel 5.1 weergegeven veld- en laboratoriumwerkzaamheden worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting op de tabel zie Bijlage 3 Verkennend land- enwaterbodemonderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0028.png"

Tabel 5.1. Overzicht veld- en labratoriumwerkzaamheden

In de periode van 27 oktober tot 4 november 2013 zijn door het Veldwerkbureau boringen verricht. Vervolgens heeft op basis van de onderzoeksresultaten selectie plaatsgevonden van grond,- en grondwatermonsters. De geselecteerde grond(meng)- en grondwatermonsters zijn in het door RvA geaccrediteerde laboratorium van ALcontrol Laboratories geanalyseerd. Menging van de grondmonsters heeft plaatsgevonden in het laboratorium.

Conclusie

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Over de gehele onderzoekslocatie komen, met uitzondering van lokaal, een sterke verontreiniging met zink, maximaal licht verhoogde gehalten met zware metalen en plaatselijk licht verhoogde gehalten met PAK, PCB en minerale olie voor. Het ophoogzand in de ondergrond is overwegend schoon (AW2000). In het grondwater zijn maximaal licht verhoogde gehalten met barium en xylenen gemeten.

Na uitvoer van de onderzoeken is gebleken dat uit nauwkeurigere detailinformatie blijkt dat de deelgebieden “toekomstig hotel” en “bastion” zich deels binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat bevinden. Tijdens het (water)bodemonderzoek zijn deze deelgebieden onderzocht als landbodem (NEN 5740). Formeel dienen delen van het plangebied die zich binnen het beheersgebied van RWS bevinden onderzocht te worden conform de NEN5720. Tussen deze beide normen bestaat evenwel nauwelijks verschil qua onderzoeksinspanning. Ook het beperkt afwijkende analysepakket (NEN irt C1) geeft geen aanleiding tot aanvullende onderzoek omdat deze stoffen als niet kritisch worden beschouwt. Daarnaast is ook zicht op de grondwaterkwaliteit. In overleg met Rijkswaterstaat en gemeente is bepaald om geen nadere onderzoeksinspanningen te verrichten. Hierbij is van belang dat de uitgevoerde onderzoeken aansluiten bij het toekomstig gebruik.

Een aanvullend onderzoek naar de omvang van de zinkverontreiniging wordt niet zinvol geacht omdat dit terreindeel (integraal) opgehoogd dient te worden in het kader van een hoogwaterveilig bouwpeil, alsmede de sanerende maatregelen (aanbrengen afdeklaag) in verband met de onderliggende mijnsteenlaag. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek, in combinatie met de bovengenoemde sanerende maatregelen, wordt geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen belemmeringen zijn voor het toekomstige gebruik (wonen).

Met de te nemen maatregelen is rekening gehouden in de exploitatieopzet van het plan. Over de wijze van uitvoering en de daartoe noodzakelijke besluitvorming is ambtelijke overeenstemming verkregen.

5.3 Water

In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze het waterhuishoudkundig systeem in het plangebied opgebouwd is en hoe rekening is gehouden met de (ruimtelijk) relevante aspecten van (duurzaam) waterbeheer. Een beknopte beschrijving van de kenmerken van het watersysteem kan het benodigde inzicht geven in het functioneren van dit systeem. Om dit systeem inzichtelijk te maken is door Grontmij Nederland BV een waterparagraaf opgesteld welke is bijgevoegd in Bijlage4. Het relevante rijks- provinciaal- en regionaal waterbeleid is terug te vinden in Hoofdstuk 4 Binnen het plangebied zijn twee waterbeheerders actief, te weten Rijkswaterstaat en het Waterschap Peel en Maas. Beide hebben zowel een taak op het gebied van waterkwanteit als waterkwaliteit.

5.3.1 Huidige bodem- en wateropbouw

Maaiveldhoogte

De maaiveldhoogte is gebaseerd op de revisies van het gebied, uitgevoerd vanaf 1990 tot en met 2000. Daaruit blijkt het gebied van het recreatiepark en het hotel grotendeels te zijn afgewerkt op NAP +25,0 m. Alleen het 'schiereiland' (NAP +23,4-24,7 m), de verdiept gelegde weg centraal in het plangebied (NAP +23,1-24,0) en de noordoostzijde van het gebied (NAP +23,0-24,0) zijn lager gelegen. Daarnaast is in het noorden een hoger gelegen zone aanwezig (circa NAP +26,0).

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0029.png"

Figuur 5.2: Maaiveldverloop, hoogtes in m +NAP (bron: Actueel Hoogtebestand Nederland)

Opbouw en doorlatendheid bodem

In de jaren '50 van de vorige eeuw heeft een ontgronding ten behoeve van de winning van grind en zand plaatsgevonden. In figuur 2.3 is de globale begrenzing van de ontgronding aangegeven met een rode stippellijn. Tot een diepte van 10 tot 11 meter beneden maaiveld heeft de winning plaatsgevonden. Het ontstane gat is in de jaren '70 van de vorige eeuw grotenedeels (met uitzondering van 2 lokaties) aangevuld met overwegend mijnsteen. Hierop is destijds een deklaag van een laag zand, klei en/of leem aangebracht van enkele decimeters.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0030.png"

Figuur 5.3: Globale begrenzing ontgronding

In 1989 en 1999 heeft ter plaatse van het gebied een bodemsanering plaatsgevonden waarbij de deklaag is ontgraven en een deklaag van 1,5 tot 3,5 meter van schoon zand is aangebracht afkomstig uit de naastgelegen plas De Grote Hegge. Na ophoging is de deklaag weer aangebracht tot een niveau van circa NAP +25 m.

Een deel van het gebied is destijds niet opgehoogd en bevindt zich nog op een niveau van tussen de NAP +23 en +24 m. Dit betreft het met een blauwe lijn aangegeven gebied in figuur 5.3. en de verdiept liggende weg naar het schiereiland. Ter plaatse van dit gebied heeft dan ook geen daadwerkelijke sanering plaatsgevonden.

In het gebied is een zanddepot gelegen, zie figuur 5.4, van het materiaal dat gebruikt is om het gebied op te hogen. Dit depot is destijds aangelegd om zand in voorraad te hebben om nog het in figuur 5.3 aangegeven blauwe deel af te dekken met een schone deklaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0031.png"

Figuur 5.4: Globale begrenzing depot (zwart omlijnd)

Op basis van twee uitgevoerde boringen op 23 juli 2013 (Het Veldwerkbureau), het uitgebreide veldwerk ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek (Het Veldwerkbureau, oktober/november 2013) en het Milieukundig bodemonderzoek “De Groese” te Thorn (Fugro Milieu Consult, d.d.27 februari 1996) is de gemiddelde bodemopbouw bepaald. Afgaand op het veldwerk kan het gebied worden ingedeeld in vijf deelgebieden: ‘schiereiland’, opgehoogd deel recreatiepark, niet opgehoogd deel recreatiepark, hotel en Bastillion. De resultaten zijn terug te vinden in de Waterparagraaf in de bijlage.

Verder is ter plaatse van het zwartomlijnde gebied een zanddepot gelegen van het materiaal dat gebruikt is om het gebied op te hogen. Dit depot is destijds aangelegd om zand in voorraad te hebben om nog het blauwe deel af te dekken met een schone deklaag. Ter plaatse van dit zwartomlijnde gebied heeft dan ook geen daadwerkelijke sanering plaatsgevonden.

Op basis van twee uitgevoerde boringen op 23 juli 2013 (Het Veldwerkbureau), het uitgebreide veldwerk ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek (Het Veldwerkbureau, oktober/november 2013) en het Milieukundig bodemonderzoek “De Groese” te Thorn (Fugro Milieu Consult, d.d. 27 februari 1996) is de gemiddelde bodemopbouw bepaald. Afgaand op het veldwerk kan het gebied worden ingedeeld in vijf deelgebieden: 'schiereiland', opgehoogd deel recreatiepark, niet opgehoogd deel recreatiepark, hotel en Bastillion. De resultaten zijn terug te vinden in de Waterparagraaf (Bijlage 4).

Grondwaterstanden

Het freatisch grondwater stroomt afgaand op de gegevens uit REGIS (DINOloket) in zuidoostelijke richting af, richting het open water. Het diepe grondwater stroomt af in noordwestelijke richting.

Het freatisch grondwater bevindt zich, op basis van het milieukundig onderzoek uit 1996 en uitgaande van een huidig maaiveldniveau van NAP +25 m op een diepte tussen de 2,2 en 4,3 m –mv. Uit de gegevens van REGIS (grondwaterstanden uit 1999) blijkt dat het freatisch grondwater zich tussen NAP +21 en +21,3 m is bevindt, dat overeenkomt met een diepte van 3,7 tot 4 m –mv.

Aandachtspunt is dat de grondwaterstanden onderhevig zijn aan de waterstanden in de Maas. Tijdens hoog water kunnen daarom tijdelijk hogere grondwaterstanden voorkomen.

Binnen de boring tot 4,0 m –mv (Het Veldwerkbureau, 23 juli 2013) is een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) aan de hand van hydromorfe kenmerken ingeschat op 1,7 m –mv. Afgaand op het maaiveldniveau van NAP +25 m ligt de GHG op NAP +23,3 m. Echter afgaand op de gegevens uit het milieukundig onderzoek uit 1996, REGIS en de waterstand in de Maas ligt de GHG waarschijnlijk dieper, meer richting de NAP +22,5 m en dieper.

De geschatte GHG ligt veel ondieper dan de grondwaterstanden uit REGIS. Dat is waarschijnlijk het gevolg van de slecht waterdoorlatende lichte klei op 2,5 tot 3,0 m –mv. Tijdens (langdurige) neerslag kan het ondiep geïnfiltreerde hemelwater onvoldoende snel wegzakken in de kleilaag. Hierdoor hoopt het hemelwater zich op boven deze laag met een zogenaamde schijngrondwaterspiegel tot gevolg. Daarnaast kunnen hydromorfe kenmerken fossiel aanwezig zijn. De grondwaterstanden kunnen in de loop van de tijd zijn veranderd door bijvoorbeeld aanpassing van de afwatering, ontwatering en/of onttrekkingen.

Ter hoogte van de bestaande verdiept gelegen weg wordt het overtollig hemelwater waarschijnlijk afgevangen in de naastgelegen sloot/greppel. Hierdoor hoopt het hemelwater zich minder op boven de slecht waterdoorlatende lichte klei, met een lagere (schijn)grondwaterspiegel tot gevolg.

Oppervlaktewater

Een deel van het plangebied bestaat uit oppervlaktewater, het betreft de twee plassen waarin de bestaande en de te ontwikkelen jachthaven zijn gelegen. Aan de noordzijde van het gebied is een waterkering (zie figuur 5.6) van de Maas gelegen en ten noorden van de kering ligt de primaire waterloop Thornerbeek.

Aan beide zijden van de bestaande verdiept gelegen weg in het recreatiepark is een sloot/greppel aangelegd. Volgens het oude water-/rioolontwerp en de revisie zijn deze sloten met behulp van een leiding aangesloten op de Thornerbeek. Deze leiding had waarschijnlijk tot doel om overtollig water af te laten stromen naar de Thornerbeek.

Riolering

In het plangebied van het recreatiepark en hotel is grotendeels een afvalwaterriolering aangelegd conform het rioolontwerp (zie figuur 5.7), inclusief bijhorende pompputten en persleidingen. Het systeem is nog niet in werking; de pompen zijn nog niet geplaatst (pompen staan in en opslag). De afvalwaterriolering is ten noorden van het toekomstige hotel via een lozongsconstrucite aangesloten op de bestaande riolering (put P1191).

Naast de afvalwaterriolering is binnen het westelijk deel van het recreatiepark een hemelwaterriolering aangelegd, die een overloop heeft op de sloot naast de hoofdontsluiting (zie figuur 5.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0032.png"

Figuur 5.5.: Globaal overzicht bestaande afval- en hemelwaterriolering, gebaseerd op rioolontwerp en revisie, geprojecteerd op ontwerpschets

Begin 2014 heeft Grontmij een schouw uitgevoerd naar de toestand van dit bestaande vuilwaterriool. Uit de schouw blijkt dat de kunststof buizen, kunststof rioolputten en betonnen pompputten nog in goede staat verkeren. Ook de pompen zijn nog in goede staat (droog opgeslagen)

5.3.2 Principe uitwerking waterhuishouding

5.4 Archeologie

Grontmij Nederland BV heeft in opdracht van Maasresidence Thorn CV, een onderdeel van Grouwels Vastgoed BV, in juli 2013 een Archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen ontwikkeling van het recreatiegebied Maasresidence Thorn te Thorn in de gemeente Maasgouw. Het archeologisch onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en het doen van een zevental toetsende boringen (IVO-O). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied. Doel van het toetsend booronderzoek is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde verwachting, die gebaseerd is op het bureauonderzoek. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

Uit de gegevens verzameld in het kader van het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied ligt in de holocene overstromingsvlakte van de Maas in een zone met kalkloze rivierkleien waarin zich, afhankelijk van de hoogteligging polder- of vaaggronden hebben gevormd. Delen van dit gebied lagen oorspronkelijk relatief hoog en waren daardoor geschikt voor akkerbouw en bewoning (Grote Hegge). In het onderzoeksgebied liggen drie vindplaatsen uit het Neolithicum, de Vroege Middeleeuwen en mogelijk de Bronstijd. In alle gevallen betreft het losse vondsten zonder context. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich een versterkte hoeve die terug gaat tot de 15de eeuw en de historische kern van Thorn. Rondom deze kern zijn, onder andere, sporen van bewoning en activiteiten uit het Neolithicum tot in de Late Middeleeuwen aangetroffen. Het plangebied is vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw systematisch ontgrond, waarna een deel van het plangebied vervolgens weer is opgehoogd met mijnsteen. Delen zijn vanaf de jaren dertig ook afgeticheld ten behoeve van de grofkeramische industrie.

De verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen uit het late paleolithicum en het mesolithicum is in het bureauonderzoek als middelhoog ingeschat; voor het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Prehistorie, de Romeinse Tijd en de vroege middeleeuwen is de verwachting hoog en voor het aantreffen van vindplaatsen uit de late middeleeuwen en Nieuwe Tijd is deze middelhoog tot hoog.

Omdat echter de oorspronkelijke bodem in het grootste deel van het plangebied door ontgronding verdwenen is, heeft deze verwachting enkel betrekking op het deel van het plangebied dat binnen het beschermd dorpsgezicht van Thorn valt (ter plaatse van het hotel- en bastion). Voor het bastion heeft de gemeente aangegeven dat dit een kunstmatig bouwwerk is en dat deze derhalve niet onderzocht hoeft te worden.

Tijdens het toetsend booronderzoek is vastgesteld dat in het plangebied wel de verwachte rivierkleien voorkomen, maar dat alleen in een strook langs de Thorner Beek een intact bodemprofiel te verwachten is. De bodemopbouw in het grootste deel van het onderzochte gebied is verstoord en vermoedelijk aangevuld met gebiedsvreemd materiaal. Deze verstoring is waarschijnlijk eerder toe te schrijven aan het winnen van leem voor de productie van grofkeramiek, dan aan de ontgrondingen ten behoeve van de grindwinning.

Op grond van de meer of minder volledige verstoring van het bodemprofiel in nagenoeg het hele onderzoeksgebied worden geen aanbevelingen voor behoud van archeologische waarden of vervolgonderzoek gedaan. Het bevoegd gezag heeft de conclusies uit de rapportage ingestemd en onderschreven dat vervolgonderzoek niet aan de orde is. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de verdere planuitwerking.

5.5 Natuur En Soorten

Om de aanwezige natuur- en soortenwaarden in het plangebied te inventariseren heeft Grontmij Nederland BV de 'Quick scan natuur Realisering Maasresidence Thorn' uitgevoerd. De rapportage is te raadplegen in Bijlage 7 Onderzoek natuurwaarden.

Onderdeel van de Quick scan was het uitvoeren van een voortoets. Uit de Voortoets blijkt dat het planvoornemen niet leidt tot negatieve effecten op de habitats en soorten waarvoor de drie nabij gelegen Natura 2000-gebieden (in concept) zijn aangewezen. Omdat er geen negatieve effecten op nabij gelegen Natura 2000-gebieden zijn te verwachten wordt het uitvoeren van een passende beoordeling niet noodzakelijk geacht.

Het plangebied Maasresidence Thorn ligt grotendeels buiten de EHS. Enkel het bestaande dagstrand nabij het natuurgebied Koningsteen heeft de status EHS. Het bestaande dagstrand blijft echter in de huidige vorm gehandhaafd.

Op enige afstand van het plangebied liggen bestaande of te ontwikkelen beschermde natuurgebieden als Joosterkoelen, Koningssteen en Huiskensveld. Maasresidence Thorn grenst aan de noordzijde geheel aan de loop van de Thornerbeek. De bedding van deze beek maakt deel uit van de EHS in de vorm van Beek met Specifiek Ecologische Functie (SEF-beek).

Een deel van de plas De Grote Hegge is wel aangewezen als EHS (ecologisch water) evenals een gebied dat aan de zuidzijde grenst aan deze plas (Bos- en natuurgebied, nieuwe natuur). Natuurmonumenten heeft in een inspraakreactie op de gemeentelijke structuurvisie in 2012 aangegeven dat de plas De Grote Hegge vooral in de wintermaanden wordt gebuikt als rustplaats voor watergebonden vogels. Door planrealisatie zullen in dit gebied mogelijk meer vaarbewegingen plaatsvinden, maar deze vaarbewegingen vinden echter met name in de zomermaanden plaats. In een aanvulling op het POL (Aanvulling Zandmaas) is aangegeven dat voor dit specifieke gebied geldt dat recreatief medegebruik mogelijk is. Het aanmeren aan land en oevers dient te worden geweerd. Dit betekent dat uitwerking van het compensatiebeginsel niet aan de orde is.

De omvang van de effecten op de EHS in de gebruiksfase zijn naar verwachting beperkt omdat recreanten met name in de zomermaanden gebruik zullen maken van de plas en het dagstrand de watergebonden vogels in de wintermaanden. In de aanlegfase is geen sprake van effecten gezien de afstand van het plangebied tot dit ecologisch water.

Een maatregel om de fauna van het ecologisch water te beschermen die reeds is genomen, is het instellen van een verbod om aan te leggen langs de oevers zodat vogels hier niet worden verstoord. Een andere mogelijke nog te nemen maatregel is het plaatsen van een ballenlijn in de zuidhoek van de plas De Grote Hegge. Op deze manier is het voor boten niet mogelijk om tussen de vogels door te varen zodat de vogels niet worden verstoord. Hierover is al contact gelegd met Natuurmonumenten die dit deel van de plas beheert.

Een klein deel van het plangebied behoort tot de Provinciale Ontwikkelingszone Groen, POG. Het betreft een gebied ten oosten van de bestaande jachthaven bij de zeilclub en het gebied tussen het dagstrand en het bastion. In figuur 5.8 is de ligging van de POG weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0035.png"

Figuur 5.8 Ligging van het plangebied ten opzichte van EHS en POG

In het huidige ontwerp hebben deze gebieden hoofdzakelijk een groene inrichting. In het gebied nabij de jachthaven wordt het 'clubhuis' van de zeilclub gerealiseerd. Tevens is een klein gedeelte van het schiereiland aangeduid als POG. Bij elkaar gaat om circa 0,4 hectare aan POG wat verdwijnt. Daar staat tegenover dat een groot deel van de recreatieve bestemming en de aanwezige agrarische bestemming binnen het plangebied wordt ingericht als nieuwe natuur (circa 4 hectare) en groen. Een nadere uitwerking van het nee-tenzij-principe wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0036.png"

Figuur 5.9 Gebied dat grotendeels natuur of groen wordt, geprojecteerd op het vigerende bestemmingsplan.

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor beschermde natuurwaarden in de EHS, maar mogelijk wel voor de POG. Door de herbestemming van een groot deel van de gronden met een recreatieve bestemming en de agrarische bestemming naar groen en natuur is dit genoegzaam gecompenseerd.

Uit de quick scan blijkt dat flora, zoogdieren en vogels binnen het plangebied Maasresidence Thorn kunnen voorkomen, die beschermd zijn onder Flora- en faunawet tabel 1, 2 en/of 3 die mogelijk bij de uitvoering van het project worden verstoord of zullen verdwijnen.

Het betreft de volgende soorten:

Voor de soorten die vallen onder tabel 1 geldt dat in het kader van ruimtelijke ingrepen een vrijstelling van de Flora- en faunawet.

Voor de soorten in tabel 2 wordt geadviseerd een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode Flora- en faunawet toe te passen. Een ontheffingsaanvraag is dan niet nodig. Om hieraan invulling te geven is het noodzakelijk om een volledig inzicht te verkrijgen in de verspreiding van deze soorten in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling. De uitvoerder van het project is verplicht conform de Flora- en faunawet de bijbehorende zorgplicht (artikel 2 lid 1 en 2) toe te passen. De wijze waarop hier invulling aan wordt gegeven is afhankelijk van de activiteiten die in het kader van de ruimtelijke ontwikkeling benodigd zijn. Als voorbeeld kan worden geadviseerd om de velling van bomen en verwijdering van houtige opslag, indien dat nodig is, buiten het broedseizoen, zijnde de periode 15 februari tot en met 31 augustus, uit te voeren.

Voor de soorten in tabel 3 geldt te allen tijde een ontheffingsplicht van de Flora en Faunawet.

Tabel 5.10 geeft een overzicht van de (mogelijk) aanwezige beschermde soorten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0037.png"

Tabel 5.10 Beschermde soorten van tabel 2 en 3 waargenomen in het plangebied en omgeving en soorten die mogelijk in het gebied voorkomen op grond van habitatgeschiktheid.

Conclusie

Flora en fauna belemmert de ontwikkeling van Maasresidence Thorn niet. Wel moet er rekening worden gehouden met de aanwezige waarden in het gebied.

5.6 Geluid

Bij het ontwikkelen van een ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid vindt zijn grondslag vooral in de Wet geluidhinder maar daarnaast ook in de Wet ruimtelijke ordening wanneer het gaat om de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Voor het aspect geluid is daarom gekeken of als gevolg van de ontwikkeling bestaande functies worden belemmerd. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.9. Daarnaast is gekeken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor bestaande woningen en de recreatiewoningen.

5.6.1 Woon- en leefklimaat recreatiewoningen

Op grond van de Wet geluidhinder zijn recreatiewoningen geen geluidsgevoelig object. Op basis van jurisprudentie kan echter niet gesteld worden dat recreatiewoningen geen enkele bescherming genieten tegen geluidhinder. Daarom is inzichtelijk gemaakt welke geluidsbelasting verwacht kan worden op de recreatiewoningen als gevolg van de omliggende wegen in het gebied. Uit de berekende geluidscontour blijkt dat het deel van het plangebied waar de recreatiewoningen zijn gepland is gelegen binnen de 48 dB contour (zie figuur 5.11). Op basis hiervan kan genoegzaam gesteld worden dat voor wat betreft geluid sprake is van een goed woon en leefklimaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0038.png"

Figuur 5.11 geluidscontour Meers.

5.6.2 Woon- en leefklimaat bestaande geluidsgevoelige objecten

Ten behoeve van de eerder uitgevoerde mer beoordeling is de geluidsbelasting op de maatgevende geluidsgevoelige bestemmingen nabij het plan onderzocht, zie Bijlage 8 Akoestisch onderzoek. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5.12.

Toetspunt Adres Hoogte
(m)
Huidig
2013 (dB)
Autonoom
2023 (dB)
Plan
2023 (dB)
001 Meers 17 1.5 50 50 51
001 Meers 17 4.5 51 51 52
002 Meers 19 1.5 54 54 55
002 Meers 19 4.5 54 54 55
003 Meers 29 1.5 59 60 61
003 Meers 29 4.5 60 60 61
004 Meers 16 1.5 59 59 60
004 Meers 16 4.5 59 60 60
004 Meers 16 7.5 59 59 60
005 Meers 20 1.5 61 61 62
005 Meers 20 4.5 61 61 62
005 Meers 20 7.5 60 61 62
006 Woonwagenterrein 1.5 54 54 55
006 Woonwagenterrein 4.5 55 55 56
007 Meers 36 1.5 54 54 55
007 Meers 36 4.5 55 55 56
008 Meers 37&39 1.5 54 54 55
008 Meers 37&39 4.5 55 55 57
009 Meers 38 1.5 60 61 62
009 Meers 38 4.5 61 61 62
010 Meers 41 1.5 54 54 55
010 Meers 41 4.5 55 55 56
011 Meers 42 1.5 54 55 56
012 Hoge Boomgaard 6 1.5 52 52 54
012 Hoge Boomgaard 6 4.5 53 54 55
013 Hoge Boomgaard 6 1.5 55 55 56
013 Hoge Boomgaard 6 4.5 55 55 57

Tabel 5.12: Geluidsbelasting (inclusief correctie conform art. 110g Wgh) per situatie per adres

5.6.3 Beoordeling geluid

In het kader van de planontwikkeling is beoordeeld of de geluidstoename op bestaande woningen in de omgeving acceptabel is. Over het algemeen is sprake van 1 dB geluidstoename. In enkele gevallen betreft het 2 dB (adressen: Hoge Boomgaard 6 en Meers 37 en 39).Gelet op het feit dat de geluidstoename als gevolg van het plan maximaal 2 dB bedraagt en dit verschil met het menselijk oor niet waarneembaar is, wordt de geluidstoename in het kader van het plan acceptabel bevonden. Maatregelen ter verlaging van de geluidstoename als gevolg van het plan worden niet noodzakelijk geacht. Hierbij wordt rekening gehouden met het gegeven dat de geluidsbelasting in de autonome situatie reeds de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder overschrijdt en een toename niet alleen wordt veroorzaakt door de planbijdrage van de ontwikkeling Maasresidence. In de autonome situatie is immers ook al sprake van een toename van de geluidsbelasting.

Het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting te verlagen is in deze situatie feitelijk niet aan de orde omdat aan de bestaande weg niets fysiek wordt gewijzigd en er daarom geen sprake is van een nieuwe of gewijzigde situatie volgens de Wet geluidhinder. Ook de voorkeurs- en uiterste grenswaarden zijn daarom niet van toepassing.

5.7 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving, tezamen bekend onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op basis van deze nieuwe wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. 1. Grenswaarden niet worden overschreden;
  2. 2. De luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  3. 3. Het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  4. 4. Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De realisatie van dit plan kan de luchtkwaliteit beïnvloeden doordat er veranderingen optreden in het lokaal wegverkeer. In dit kader is een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd door Grontmij Nederland B.V. Het volledige onderzoek is terug te vinden in Bijlage 9 OnderzoekLuchtkwaliteit. In dit onderzoek staan de resultaten van de berekeningen van de luchtkwaliteit voor zowel de situatie zonder plan en met plan in 2013 en 2023.

Uit het luchtkwaliteitonderzoek komt naar voren dat in 2013 en 2023 in zowel de referentiesituatie als in de plansituatie geen overschrijdingen plaatsvinden van de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10, de uurgemiddelde concentratie NO2 en de 24-uurgemiddelde concentratie PM10.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planontwikkeling recreatiepark Maasresidence Thorn.

5.8 Externe Veiligheid

Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:

  • het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
  • het gebruik van luchthavens (voor onderhavig plan niet van toepassing).

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Risico-inventarisatie

Voor het plangebied is door Grontmij Nederland B.V. een beoordeling aspect externe veiligheid uitgevoerd. (Bijlage 10 Beoordeling aspect externe veiligheid) Onderdeel hiervan is de risico-inventarisatie. Binnen een straal van 500 meter rondom het plan is gekeken naar de volgende aspecten die van invloed kunnen zijn:

  • risicovolle inrichtingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • transport van gevaarlijke stoffen over spoor, water en weg.

Via de risicokaart van Nederland, waarvan een uitsnede is afgebeeld in figuur 5.13, zijn de risicovolle objecten binnen en in de omgeving van het plangebied opgevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0039.png"

Figuur 5.13 Ligging risicovolle objecten (bron: risicokaart)

Uit bovenstaande figuur blijkt dat zich geen risicovolle inrichtingen binnen het inventarisatiegebied bevinden. De dichtstbijzijnde risicovolle inrichting is Comfortparc Euroresorts Wessem B.V. Dit is het rood omlijnde gebied ten oosten van het plangebied. Binnen deze inrichting bevindt zich een propaantank met een contour van 20 meter. Deze risicocontour ligt volledig buiten het plan- en inventarisatiegebied.

Het inventarisatiegebied ligt niet binnen een invloedsgebied van transport van gevaarlijke stoffen over water, weg of spoor. Ook ligt het inventarisatiegebied niet binnen een invloedsgebied van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Uit de risicokaart blijkt wel dat zich één kwetsbaar object binnen het inventarisatiegebied bevindt, en wel aan de Meers 33. Indien binnen het plan gebruik gemaakt zal worden van een LPG-tank, propaantank of anderszins dat het plan onder het BEVI valt, dient met dit kwetsbare object rekening gehouden te worden.

Conclusie

Uit de risico-inventarisatie is gebleken dat zich geen risicovolle inrichting, hoge druk transportleiding of een ander transportas voor gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water) bevindt binnen het inventarisatiegebied, en daarmee binnen de plangrens.

Als gevolg van de realisering van het planvoornemen worden geen nieuwe risicobronnen gerealiseerd die de externe veiligheidssituatie ter plaatse beïnvloeden. Vooralsnog wordt er niet vanuit gegaan dat er gevaarlijke stoffen in het plangebied worden opgeslagen. Indien dit aan de orde is, zal dit in het kader van de vergunningverlening worden beschouwd.

Op basis van het voorgaande kan worden gesteld dat het plan voldoet aan de geldende wet- en regelgeving. Het aspect externe veiligheid vormt daarmee in beginsel geen belemmering voor het plan.

5.9 Bedrijven En Milieuzonering

Om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen maakt men gebruik van milieuzonering. Dat houdt in dat voldoende ruimtelijke scheiding (afstand) wordt aangehouden tussen de bedrijven met een milieubelasting enerzijds en de milieugevoelige objecten anderzijds. Grontmij Nederland B.V. heeft een notitie milieuzonering opgesteld welke is bijgevoegd in Bijlage 11 Beoordeling aspectmilieuzonering.

Voor het bepalen van die ruimtelijke scheiding wordt primair gekeken naar de milieuvergunning van bestaande bedrijven. Daarnaast maakt men gebruik van de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering – 2009”. In de VNG-uitgave is een lijst opgenomen met richtafstanden voor verschillende bedrijven (op SBI-code), uitgaande van gemiddelde moderne bedrijven. Met deze richtafstanden wordt in beginsel een goede ruimtelijke ordening bereikt. De afstanden gelden vanaf de grens van het bedrijf (bestemming) tot aan de gevel van het milieugevoelige object.

Bij de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen twee omgevingstypes. De richtafstanden gaan uit van het omgevingstype rustige woonwijk. De richtafstanden mogen met één afstandstap verlaagd worden voor het tweede omgevingstype; gemengd gebied.

Voor de milieuzonering dient te worden nagegaan of de voorgenomen activiteit (Maasresidence Thorn) consequenties voor omliggende functie heeft. Tevens dient te worden nagegaan of in de omgeving functies aanwezig zijn die een invloed kunnen hebben op de voorgenomen activiteit.

Bedrijven en ontwikkelingen in de omgeving

Momenteel is het Bestemmingsplan Land van Thorn als voorontwerp gepubliceerd. De maximaal toelaatbare milieucategorie die is toegestaan op het bedrijventerrein ten noordwesten van Maasresidence Thorn is milieucategorie 3.2. Uit de algemene richtafstanden volgt dat hiervoor een afstand van 100 meter wordt aangehouden. De afstand tot aan Maasresidence Thorn is meer, zodat dit de ontwikkeling van Maasresidence Thorn niet in de weg staat.

Ter vaststelling van de effecten vanuit omliggende bedrijven zijn milieudossiers ingezien, namelijk de dossiers van:

  1. 1. Meers 16 te Thorn, C.L.J. Crasborn (varkensmesterij)
  2. 2. Meers 23 te Thorn, R.D.P. van de Boel / later KDN Thorn (dakpannenfabriek)
  3. 3. Meers 29 te Thorn, MEGA Limburg (gasdrukregel- en meetstation)
  4. 4. Meers 33 te Thorn, KONE Starlift B.V. / later Handelsonderneming Huiden
  5. 5. Meers 38 te Thorn, Wienerberger B.V.

Uit de dossiers volgt of betreffend bedrijf een eventuele belemmering kan veroorzaken voor Maasresidence Thorn. Per bedrijf heeft een beoordeling plaatsgevonden. Binnen de aanwezige contouren die in onderhavig plangebied gelegen zijn worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Derhalve vormt planontwikkeling geen belemmering voor de bedrijfsvoering van deze bedrijven.

De milieuhindercirkel van de varkersmesterij loopt voor een klein gedeelte over het plangebied. Binnen deze cirkel is het echter niet mogelijk om geurgevoelige objecten te realiseren. De cirkel is namelijk enkel binnen de bestemming Groen gelegen. Het dichtstbijzijnde vakantiehuisje kan daardoor pas geprojecteerd worden op meer dan 111 meter van de varkersmesterij.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0040.png"

Figuur 5.14 Geurcontour Crasborn

De geluidscontour van de steenfabriek (Meers 38) ligt gedeeltelijk over het plangebied. Voor het aspect geluid is bij de aanvraag milieuvergunning (april 2009) een geluidsonderzoek gevoegd. In dit geluidsonderzoek zijn de berekende geluidscontouren opgenomen, waaruit blijkt dat de 50 dB(A) contour (dagwaarde) de maatgevende contour is voor wat betreft Maasresidence Thorn. Deze contour ligt op een afstand van 113 meter ten westen vanaf de gevel van het noordelijke gebouwdeel (zandopslag) ligt en 170 meter ten westen vanaf de gevel van het zuidelijke gebouwdeel (de 'beschikkers klei + zand'). De contour is indicatief in onderstaande tekening opgenomen (rode stippellijn). De nieuw te bouwen recreatiewoningen liggen ruim buiten deze geluidscontour.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0041.png"

Figuur 5.15 Globale aanduiding geluidscontour Steenfabriek

Gevolgen realisatie vakantiepark op omliggende woningen

Naast de effecten op omliggende bedrijven is ook gekeken naar de effecten van het recreatiepark op omliggende gevoelige bestemmingen, in dit geval woningen.

Voor het recreatiepark geldt op grond van de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering – 2009” een maatgevende richtafstand van 50 meter, veroorzaakt door het onderdeel geluid.

Kijkend naar de dichts bijzijnde woning, gelegen aan de Meers, uitgaande van het ontwerp bestemmingsplan Land van Thorn, dan blijkt dat de dat het bestemmingsvlak Wonen van deze woning op ruim 60 meter van de bestemming 'verblijfsrecreatie' ligt. De realisatie van het vakantiepark is daarmee geen belemmering vorm voor een goed woon en leefklimaat in de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL060-VG01_0042.png"

Figuur 5.15 Uitsnede verbeelding ontwerp bestemmingsplan Land van Thorn.

Rekening houdend met het feit dat aansluitend aan de plangrens van het bestemmingsplan Land van Thorn in het onderhavige bestemmingsplan de bestemming Natuur is voorzien en dat daarmee de bestemming 'Verblijfsrecreatie' op meer dan 60 meter van het dichtsbijzijnde bestemmingsvlak 'Wonen' is gelegen, kan worden vastgesteld dat het vakantiepark geen belemmering vorm voor een goed woon en leefklimaat in de woning.

Conclusie

De omliggende bedrijven en woningen liggen op voldoende afstand van Maasresidence Thorn. Ook de in het bestemmingsplan Land van Thorn, dat als ontwerp is gepubliceerd, opgenomen functietoekenning vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van Maasresidence Thorn.

5.10 Verkeer En Parkeren

5.10.1 Verkeer

Ten behoeve van dit plan is het noodzakelijk inzicht te geven in de mate van verkeersaantrekkende werking van de voorgenomen ontwikkeling. In Bijlage 12 Verkeer enparkeren is in de door Grontmij opgestelde notitie dit inzicht verstrekt.

Het aantal verkeersbewegingen en de parkeerbehoefte is bepaald op basis van de CROW publicatie 317 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Verder is de verwachte verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling op de wegen die van belang zijn voor het berekenen van de milieueffecten aangegeven. Daarnaast is bepaald of de verkeersattractie leidt tot problemen op het omliggende wegennet.

5.10.2 Parkeren

De gemeente Maasgouw heeft parkeernormen vastgesteld voor ontwikkelingen binnen de gemeente. Omdat deze normen niet specifiek voor recreatieve ontwikkelingen zijn, is tevens rekening gehouden met de CROW normen.

Uitgangspunt is dat de functies in het park voornamelijk zullen gebruikt worden door de mensen die al verblijven in een hotel, recreatieappartement of bungalow waar al voorzien is in parkeerplaatsen. Voor de functies die ook externe bezoekers aantrekken zijn aanvullende parkeerplaatsen nodig.

Maasresidence Thorn gemeentelijke kencijfers CROW kencijfers Te realiseren parkeerplaatsen
300 recreatiewoningen
(gem. 8 pers/eenheid)
Aandeel bezoekers 89%
Afhankelijk van de prijsklasse woningen.
Woning goedkoop 1,7 pp
Woning midden 1,9 pp
Woning duur 2,2 pp
Totaal bij 300 dure woningen geeft dit 660 pp
Gemiddeld 2 parkeerplaatsen per recreatiewoning is totaal 600 pp. Parkeren geschiedt volledig op eigen terrein nabij de recreatiewoningen. In totaal worden 740 parkeerplaatsen gerealiseerd voor de recreatiewoningen.
60 Recreatieappartementen
(gem. 4 pers/eenheid)
Afhankelijk van prijsklasse woning
Woning goedkoop 1,7 pp
Woning midden 1,9 pp
Woning duur 2,2 pp
Totaal bij 60 goedkope woningen geeft dit 102 pp.
1 parkeerplaats per appartement, totaal 60 pp. Nabij de appartementen worden 90 parkeerplaatsen gemaakt. Tevens kan geparkeerd worden bij de centrale voorzieningen.

100 kamers Hotel 1 parkeerplaats per kamer
Totaal 100 pp.
4* hotel:
Gem. 9 pp per 10 kamers = 90 pp.
In het gebied is ruimte voor ca.150 parkeerplaatsen bij het hotel.
Centrale voorzieningen 4500m2
o.a. horeca, receptie, zwembad
Bezoekers van buitenpark:
40% voor de horeca
5% overige functies
16 pp per 100m2 BVO voor 500 m2 horeca,
40% extern = 32 pp. (40% x16 x 5)
12 pp per 100 m2
3000 m2 zwembad e.d.
5% extern = 18 pp
(5% x12 x 30)
7 pp per 100m2 voor 500 m2 horeca e.d, 40% extern = 14 pp. (40% x 7 x 5)
7,4 pp per 100 m2 voor 3000 m2 zwembad e.d. 5% extern = 12 pp (5% x 7,4 x 30)
Nabij de voorzieningen worden 50 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Bij de centrale ingang van het park zal tevens een overloop parkeerplaats gerealiseerd worden van 50 parkeerplaatsen.
Horecavoorziening Theehuis Bezoekers zijn al in het gebied en maken gebruik van bestaande parkeerplaatsen ten behoeve van
park, dorp, dagstrand of rondvaartboot.
Op loopafstand zijn voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig.
Jachthaven (240 ligplaatsen, geen
voor verhuur extern)
Geen verkeersbewegingen, alleen
lokaal gebruik
0 parkeerplaatsen
Personeel 25 parkeerplaatsen (opgave opdrachtgever) Deze parkeerplaatsen zijn voorzien bij de centrale voorzieningen en de centrale ingang
Jachthaven zeilclub 175 ligplaatsten, waarvan 25 voor aanliggende recreatiewoningen 0,6 parkeerplaats per ligplaats.
Totaal 105 parkeerplaatsen
Nabij de haven wordt een aparte parkeerplaats aangelegd van 60 parkeerplaatsen. Verder kan gebruik gemaakt worden van de overloopparkeerplaats.
Aanlegsteigers voor visclub (37 ligplaatsen) 0,6 parkeerplaats per ligplaats.
Totaal 23 parkeerplaatsen
Parkeerplaats gecombineerd met hotel.

Tabel 5.20 Parkeerbalans

Op basis van tabel 5.20 en de in het stedenbouwkundig plan opgenomen parkeerplaatsen kan gesteld worden dat de realisatie van het park niet leidt tot extra parkeerdruk buiten het plangebied. De in het plangebied aanwezige parkeerplaats voor de Thorner Zeilvereniging zal worden verplaatst.

Per saldo worden meer parkeerplaatsen in het plangebied gerealiseerd dan de norm vereist.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. Bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding bindend boven de analoge verbeelding. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels.

6.2 Planregels

6.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de regels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

Artikel 2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

6.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). In het bestemmingsplan Maasresidence Thorn worden de volgende (enkel)bestemmingen onderscheiden: Groen, Horeca, Natuur, Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie- Verblijfsrecreatie, Verkeer en Water - Riviergebonden. Daarnaast gelden de dubbelbestemmingen Waarde - Beschermd stadsgezicht, Waterstaat - Waterbergend rivierbed, Waterstaat - Waterkering en Waterstaat - Waterlopen.

Artikel 3 Groen

Deze gronden zijn onder andere bestemd voor een groenzone, park, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten. Speelvoorzieningen passen binnen de gehele bestemming. Tevens is het mogelijk om op deze gronden wegen en paden te realiseren. Parkeren is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'. Voor het te water laten van voertuigen is aan de oostzijde van het plangebied een aanduiding opgenomen 'specifieke vorm van recreatie - hellingbaan'. Het is enkel toegestaan om kleine gebouwen ten behoeve van algemeen nut en speelvoorzieningen te realiseren binnen de bestemming. Om het groene karakter van de bestemming te waarborgen is er een maximaal percentage aan bebouwd oppervlak opgenomen. In de gehele bestemming mogen ook waterhuishoudkundige voorzieningen worden gerealiseerd. Aan de oeverlijn aan de zuidzijde van het plangebied is het niet toegestaan om bebouwing te realiseren. Hiervoor is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' opgenomen in het plan.

Artikel 4 Horeca

Deze gronden zijn bestemd voor onder andere horeca activiteiten welke geschaard kunnen worden onder de categorieën 1, 2 en 3 zoals toegelicht in Artikel 1 Begrippen. Deze bestemming maakt de ontwikkeling van de horecavoorziening op het bastion mogelijk. Zwaardere horeca welke valt onder categorie 4 of 5 is expliciet uitgesloten. Daarnaast is het mogelijk om speelvoorzieningen binnen deze bestemming te realiseren. Ook terrassen, paden en groenvoorzieningen mogen binnen deze bestemming worden gerealiseerd.

Artikel 5 Natuur

De gronden aan de noordoostzijde van het plangebied zijn bestemd als natuur. Ook de kade en een gedeelte van de zone langs de steenfabriek is bestemd als natuur. De aldaar aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden vereisen de nodige bescherming tegen verstoring. Evenwel zijn het geen hermetisch afgesloten gebieden, beperkt recreatief medegebruik is mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'weg' is het mogelijk om een fietspad te realiseren (tracé Wessem - Maasresidence) en een ontsluitingsweg ten behoeve van de Thoner Zeilclub. Tevens kent de bestemming de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning werken uit te voeren. Gebouwen zijn binnen de natuurbestemming niet toegestaan.

Artikel 6 Recreatie - Dagrecreatie

Deze gronden die in de huidige situatie als dag- en surfstrand worden gebruikt zijn als recreatie - dagrecreatie bestemd. Binnen deze bestemming hebben beide stranden een aparte aanduiding 'strand'. Op de stranden mogen geen gebouwen worden gerealiseerd. Ten behoeve van de bedrijfsvoering en exploitatie van het dagstrand is het beperkt toegestaan om op de ligweide achter het strand bebouwing te realiseren alsmede speelvoorzieningen.

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Deze bestemming maakt de beoogde ontwikkeling van het recreatiepark Maasresidence mogelijk en is het meest veelomvattende artikel van dit bestemmingsplan. De bestemming bevat een aantal deelgebieden, elk met een aparte aanduiding. De centrale voorzieningen zijn aangeduid als specifieke vorm van recreatie 1. Het is hier enkel toegestaan om centrale voorzieningen te realiseren zoals een zwembad, sport- en spelvoorzieningen, amusement, horeca, tentoonstellingsruimte, receptie, horeca en welnessvoorzieningen. De omvang van de centrale voorzieningen is bepaald op een maximale bebouwde oppervlakte van 4.000 m². De planregels bieden flexibiliteit voor wat betreft de plaats waar deze voorzieningen worden gesitueerd. Daarnaast mogen binnen deze aanduiding twee bedrijfswoningen worden gerealiseerd. De recreatieappartementen zijn aangeduid als specifieke vorm van recreatie 2. De omvang van de recreatieappartementen is bepaald op een maximale bebouwde oppervlakte van 3000 m². Tevens is het mogelijk om twee recreatieappartementen te vervangen voor één recreatiewoning.

Het hotel is aangeduid als specifieke vorm van recreatie 3. Hier mogen maximaal 100 hotelkamers worden gerealiseerd met bijbehorende faciliteiten zoals een congresruimte en een restaurant. Het maximale bebouwde oppervlak is begrensd op 3000 m². Om van het hotel een landmark te kunnen maken zijn in de regels verschillende goot- en bouwhoogtes opgenomen.

De grootste aanduiding binnen de bestemming recreatie – verblijfsrecreatie is de aanduiding specifieke vorm van recreatie 4. Hierbinnen is het overal mogelijk om 300 recreatiewoningen te realiseren in verschillende types en grootte. Het plan biedt evenwel flexibiliteit voor de plaats waar deze recreatiewoningen in het plan gebouwd kunnen worden, deze kunnen namelijk binnen het gehele bestemmingsvlak gerealiseerd worden.

De vergunningverlening van recreatiewoningen en recreatieappartementen is gekoppeld aan de realisatie van de centrale voorzieningen. Wanneer meer dan 100 recreatiewoningen of meer dan 20 recreatieappartementen gebouwd worden, dient 1/3 van de maximaal toelaatbare gezamenlijke bebouwde oppervlakte voor centrale voorzieningen gerealiseerd te zijn. Wanneer meer dan 200 recreatiewoningen of meer dan 40 recreatieappartementen gebouwd worden, dient 2/3 van de maximaal toelaatbare gezamenlijke bebouwde oppervlakte voor centrale voorzieningen gerealiseerd en in gebruik te zijn.

De zeilclub is binnen de bestemming aangeduid al specifieke vorm van recreatie 5. Hier is het mogelijk om maximaal 500 m² aan bebouwing te realiseren. De bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.

Daarnaast is het binnen de gehele bestemming toegestaan om speelvoorzieningen, wegen, groenvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut en inzamelvoorzieningen te realiseren, alsmede andere ondergeschikte functie. De activiteiten zoals genoemd in deze bestemming mogen slechts plaatsvinden indien de landschappelijke inpassing van het plan is gewaarborgd.

Artikel 8 Verkeer

Deze bestemming is gericht op de afwikkeling van het verkeer. Naast wegverkeer zijn onder meer ook voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. De toegangsweg richting de Maasresidence en de Groote Heggerlaan zijn als verkeer bestemd. De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn beperkt.

Artikel 9 Water - Riviergebonden

Bij de bestemming water betreft het riviergebonden water. Voor deze bestemmingen geldt dat de waterhuishoudkundige functie vooropstaat, samen met de natuur- en groenfunctie. Binnen deze bestemmingen is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Binnen de bestemming Water - Riviergebonden is scheepvaart toegestaan. Tevens maken de twee jachthavens met bijbehorende voorzieningen onderdeel uit van de bestemming. Ook is het binnen de aanduiding specifieke vorm van water - drijvende dagrecreatieve voorziening mogelijk een dagrecreatieve voorziening te realiseren. Ter plaatse van de aanduiding Haven-3 zijn ligplaatsen mogelijk voor de visclub.

Daarnaast is het op verschillende plaatsen binnen het plan mogelijk om aanlegsteigers en ligplaatsen te realiseren binnen. Deze zijn binnen de bestemming aangeduid als ligplaats 1 en ligplaats 2 en ligplaats en aanlegsteigers.

Artikel 10 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Het in 1973 aan het plangebied toegekende regime van beschermd stadsgezicht vraagt een passende juridisch-planologische regeling. Derhalve is het plangebied mede bestemd als 'Waarde – Beschermd stadsgezicht'. Hiermee is een vergunningenstelsel van kracht dat de aanwezige waarden beschermd.

Artikel 11 Waterstaat - Waterbergend rivierbed

Gezien de ligging van het plangebied in de omgeving van de Maas, is de beleidslijn Grote Rivieren op het plangebied van toepassing. De beleidslijn kent een aantal regimes. Op het plangebied is het bergend regime van toepassing. In het waterbergend rivierbed geldt dat alleen onder voorwaarden kan worden gebouwd. Ten behoeve van de bestemming is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

Het stroomgebied van de Maas wordt mede afgekaderd door natuurlijke hoogtes en mede door de aanleg van waterkeringen in de vorm van kades. Ter bescherming van de kades wordt een beschermingszone opgenomen, waaraan een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden is gekoppeld.

Artikel 13 Waterstaat - Waterlopen

In het noorden van het plangebied is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen gelegen. Deze ligt evenwijdig aan de Thornerbeek en geldt als beschermingszone. Binnen de bestemming mogen alleen overige bouwwerken worden gerealiseerd. Middels een omgevingsvergunning is het mogelijk om werken en werkzaamheden uit te voeren.

6.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels.

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is bepaald gebruik uitgesloten. Dit gebruik is uitgesloten voor alle bestemmingen die in het plan zijn opgenomen. Dit is tevens de reden waarom de uitsluiting van dit gebruik in algemene regels is neergelegd.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduidingen worden in deze bepaling geregeld. Deze kunnen ook bij iedere afzonderlijke bestemming worden geregeld, maar omdat een gebiedsaanduiding veelal binnen meerdere bestemmingen ligt, hoeft de aanduiding in een algemeen artikel slechts eenmalig te worden opgenomen. In dit bestemmingsplan gaat het om de milieuzone - roerdalslenk 3.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Aangegeven wordt van welke regel met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden en waarvoor.

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

In artikel 18 is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

Artikel 19 Algemene procedureregels

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan de procedure die gehanteerd wordt bij het verlenen van een binnenplanse ontheffing en het stellen van nadere eisen en het gebruiken van een wijzigingsbevoegdheid.

Artikel 20 Overige regels

In het artikel overige regels zijn de overige zaken geregeld die niet elders kunnen worden ondergebracht.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 22 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

De economische haalbaarheid van de ontwikkeling is aangetoond in een door initiatiefnemer opgestelde business case, zie bijlage 13. Onderdeel hiervan is een studie naar de mogelijkheden voor een vakantiepark in Midden-Limburg. Deze studie toont aan dat er in Midden-Limburg behoefte en ruimte is voor een bedrijfsmatig geëxploiteerd verblijfsrecreatief vakantiepark van een hoge kwaliteit. Het project Maasresidence vormt hierbij een sleutelproject en is een belangrijke toevoeging aan het aanbod van verblijfsrecreatieve parken in Midden-Limburg.

Een separaat onderdeel van de haalbaarheidsstudie richt zich op de ontwikkeling van het hotel omdat dit in het vigerende bestemmingsplan niet voorzien was. Deze studie toont aan dat een hotel, mits voorzien van een destinatievoorziening, haalbaar is.

De ontwikkeling van het vakantiepark geschiedt volledig voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is een realisatieovereenkomst afgesloten waarin de ontwikkelaar en de gemeente Maasgouw nadere afspraken hebben gemaakt over het kostenverhaal, planschade en overdracht van gronden. Het kostenverhaal is derhalve volledig gewaarborgd.

In het kader van de ontwikkeling van Maasresidence Thorn wordt door de gemeente eveneens een Exploitatieplan opgesteld zoals bedoeld in de artikel 6.12 in samenhang met artikel 6.25 van de Wet ruimtelijke ordening. De gemeente stelt een Exploitatieplan vast omdat het nodig is om voor de goede ontwikkeling van het recreatiepark Maasresidence Thorn een aantal kernvereisten te borgen. Deze kernvereisten hebben betrekking op een gefaseerde en gebundelde planontwikkeling om daarmee te zorgen voor een goede wijze van de grondexploitatie met het oog op een optimale (ruimtelijke) inrichting van het recreatieterrein. Daarnaast hebben de kernvereisten betrekking op de kwalitatieve inrichting van de infrastructuur in het recreatieterrein.

Door de werking van het exploitatieplan worden de hiervoor genoemde kernvereisten niet alleen geborgd in een realisatie- en exploitatieovereenkomst met de grondeigenaar, maar ook in een publiekrechtelijke instrument (in de vorm van een exploitatieplan) dat is bedoeld om dergelijke vereisten te borgen. Het feit dat met de grondeigenaar een overeenkomst is gesloten, betekent niet dat zich in de toekomst geen andere partijen voor de realisatie van het recreatieterrein kunnen melden. Aangezien het exploitatieplan vanwege de publiekrechtelijke grondslag ook bindend is voor nieuwe exploitanten wordt hiermee de borging van de vereisten versterkt.

7.2 Handhaving

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door bij het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied, is ernaar gestreefd een bestemmingsplan op te stellen dat voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staan een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planregels ter beschikking. Bij de toepassing van deze bevoegdheden tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom wordt gebruik gemaakt van een opgesteld draaiboek. Namens het bevoegd gezag wordt de controle op de naleving van het bestemmingsplan uitgevoerd. Nadat een feit is geconstateerd zal, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd om door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten voor het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Vooroverleg En Informatiebijeenkomst

Het voorontwerp bestemmingsplan is aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

Tevens is op 13 maart 2014 een openbare informatiebijeenkomst georganiseerd waarin het voorontwerp-bestemmingsplan is toegelicht aan belangstellenden, waaronder omwonenden van het plangebied.

De reacties op de informatiebijeenkomst en de reacties die zijn ontvangen van de hiervoor genoemde adviesinstanties zijn meegewogen bij de opstelling van het ontwerp-bestemmingsplan Maasresidence Thorn. In dit verband wordt ook verwezen naar de "Nota vooroverleg" die als bijlage 14 bij deze toelichting is toegevoegd.

8.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan Maasresidence Thorn ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Maasgouw het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  1. 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  2. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur- wijzigingen aangebracht.

8.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan Maasresidence Thorn kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Maasresidence Thorn.

Bijlage 1 Inpassingsplan Groen

Bijlage 1 Inpassingsplan Groen

Bijlage 1 Aanmeldingsnotitie M.e.r.-beoordeling

Bijlage 1 Aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling

Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 2 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 3 Verkennend Land- En Waterbodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend land- en waterbodemonderzoek

Bijlage 4 Waterparagraaf

Bijlage 4 Waterparagraaf

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek

Bijlage 6 Notitie Beschermd Stads- En Dorpsgezicht Groene Kade

Bijlage 6 Notitie beschermd stads- en dorpsgezicht groene kade

Bijlage 7 Onderzoek Natuurwaarden

Bijlage 7 Onderzoek natuurwaarden

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek

Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 10 Beoordeling Aspect Externe Veiligheid

Bijlage 10 Beoordeling aspect externe veiligheid

Bijlage 11 Beoordeling Aspect Milieuzonering

Bijlage 11 Beoordeling aspect milieuzonering

Bijlage 12 Verkeer En Parkeren

Bijlage 12 Verkeer en parkeren

Bijlage 13 Businesscase Uitvoerbaarheid

Bijlage 13 Businesscase uitvoerbaarheid

Bijlage 14 Nota Vooroverleg

Bijlage 14 Nota vooroverleg

Bijlage 15 Principeverzoek Rijkswaterstaat

Bijlage 15 Principeverzoek Rijkswaterstaat