KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk - Recreatief
Artikel 6 Maatschappelijk - Welzijnsinstelling
Artikel 7 Natuur
Artikel 8 Water - Niet Riviergebonden
Artikel 9 Leiding - Gas
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Waarde - Archeologie 1
Artikel 12 Waarde - Archeologie 2a
Artikel 13 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Artikel 21 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Geschiedenis
2.2 Directe Omgeving En Plangebied
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Visie
3.2 Ontwerp
3.3 Verkeer En Parkeren
3.4 Groen En Water
3.5 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Niveau
4.2 Provinciaal Niveau
4.3 Regionaal Niveau
4.4 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Waarden
5.3 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Haalbaarheid
6.1 Kostenverhaal
6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
6.3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 2 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 4 Verantwoording Hoogte Groepsrisico
Bijlage 5 Agrarisch Geuronderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 M.e.r.-aanmeldnotitie
Bijlage 8 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 9 Nader Soortenonderzoek
Bijlage 10 Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 11 Watertoets
Bijlage 12 Omgevingsdialoog
Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen

Daelzicht, Heel

Bestemmingsplan - gemeente Maasgouw

Vastgesteld op 28-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Daelzicht, Heel met identificatienummer NL.IMRO.1641.BPL117-VG01 van de gemeente Maasgouw

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.6 afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of (aangebouwd) bijgebouw waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest.

1.7 archeologische monumentenzorg

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.

1.8 archeologisch onderzoek

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden.

1.9 archeologisch verwachtingsvol gebied

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel dan wel bouwvlak, zoals bepaald in de regels, aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 beperkt kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen.

1.18 bodemverstorende activiteiten

het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

1.19 bos

een begroeiing die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. De begroeiing kan de vorm hebben van een natuurlijk bos, productiebos of recreatief bos.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw ( met een hoogte van minimaal 2,1 meter en maximaal 3,2 meter), dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 chalet

een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen (kunststof of hout), dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is, niet zijnde een kampeermiddel of recreatiewoning, en dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief (nacht)verblijf.

1.28 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.29 dakopbouw

een ondergeschikte opbouw van het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.31 erotisch getint bedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een erotisch getint bedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, sekswinkel, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.32 extensief dagrecreatief medegebruik

het medegebruik van gronden voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelpaden, fietsen, ruitersport en kanovaren, en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzich-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.

1.33 externe veiligheid

de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.34 evenement

een voor het publiek toegankelijke verrichting van het vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidsgevoelig object

woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in (artikel 1 van) de Wet geluidhinder.

1.37 gemeentelijke archeologische beleidskaart

kaart waarop de gemeentelijke archeologische gebieden zijn geregistreerd.

1.38 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.39 hoofdverblijf

De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.40 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

  • horeca, categorie 1:
    een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
  • horeca, categorie 2:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
  • horeca, categorie 3:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen;
    Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
  • horeca, categorie 4:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:
    Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).
  • horeca, categorie 5:
    een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf.
    Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.41 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.42 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of trekkershutten, tenthuisjes en chalets ten behoeve van maatschappelijk-recreatief (nacht)verblijf.

1.43 kamperen

een vorm van openluchtrecreatie waarbij men in een kampeermiddel op een buitenterrein verblijft meestal één of meerdere nachten.

1.44 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, het leggen van contacten en/of het uitvoeren van commerciële handelingen, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.45 kwetsbaar object

object zoals omschreven in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

1.46 logies

het voor bepaalde tijd op zakelijke basis (kamerhuur, bedrijfsmatig) in een omgeving verblijven welke niet een woning is.

1.47 maaiveld

de bovenkant van een afgewerkt terrein dat een gebouw c.q. bouwwerk omgeeft.

1.48 maatschappelijk-recreatief

doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, kinderopvang en culturele functies.

1.49 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwilige basis en buiten organisatorisch verband.

1.50 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.51 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.52 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.

1.53 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.54 peil

voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:

  • de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.

in andere gevallen:

  • de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.55 perifere detailhandel

Detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in artikelen zoals grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting, die vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor uitstalling;

1.56 permanente bewoning

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, waaronder in ieder geval begrepen prostitutiebedrijf en raamprostitutie.

1.58 risicovolle inrichting

Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.59 tenthuisje

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, waaronder in ieder geval tentdoek, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 30 m².

1.60 toeristisch recreatieve activiteit

Activiteiten in het kader van detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en cultuur en ontspanning ten behoeve van de toeristisch recreatieve sector. Hieronder wordt niet verstaan verblijfsrecreatie.

1.61 trekkershut

een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf en geen grotere oppervlakte heeft dan 30 m².

1.62 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.63 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, riolering, straatvoorzieningen waaronder voorzieningen voor afvalstoffen en straatmeubilair.

1.64 wet/wettelijke regelingen

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.65 wigwamhuisjes

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben alsmede een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke begeleiding en/of verzorging behoeven en voor wie het moeilijk is zelfstandig te wonen;

1.66 wonen

het houden van verblijf, het hebben - huren hieronder mede begrepen - van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van bewoning met een overwegend verzorgend karakter.

1.67 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het huisvesten van één huishouden.

1.68 zeecontainer

waterdichte en winddichte container waarin goederen worden opgeslagen en vervoerd over zee.

1.69 zorgwoning

Een zelfstandige woning waar intensive zorgverlening mogelijk is. Er is zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woonzorgcentrum of bijvoorbeeld dienstencentrum

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening;
  2. b. tuinen, erven en terreinen;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen van algemeen nut;
  6. f. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 ten behoeve van de uitbreiding van een bedrijf met maximaal 10% van het bouwperceel, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeerssituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in onder 3.2.1 onder c. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met maximaal 3 meter ten behoeve van de realisatie van een dakopbouw.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. voorzieningen van algemeen nut;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Maatschappelijk - Recreatief

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Recreatief’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Maatschappelijk - Recreatieve doeleinden;
  2. b. uitoefenen van activiteiten gericht op sport en spel, medisch - sociale functies, kinderopvang en / of culturele functies;
  3. c. dag- en verblijfsrecreatie dienste van Maatschappelijk - Recreatieve doeleinden;
  4. d. wigwamhuisjes;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ een kampeerterrein;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding ‘horeca categorie 1’, voor horeca in de categorie 1 uitsluitend ondergeschikt aan en ten dienste van Maatschappelijk - Recreatieve doeleinden voor zover het wigwamhuisjes betreft;
  7. g. wegen en paden;
  8. h. groenvoorzieningen;
  9. i. speelvoorzieningen;
  10. j. parkeervoorzieningen;
  11. k. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Maatschappelijk - Welzijnsinstelling

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk – Welzijnsinstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. zorgwoningen voor lichamelijke en/of geestelijke gehandicapten;
  2. b. het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, van religieuze functies, van medisch-sociale functies en van culturele functies;
  3. c. kantoordoeleinden behorende bij de verzorgingswoningen en bij de uitoefening van de activiteiten en functies die zijn genoemd onder b.;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege;
  5. e. wegen en paden;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. wonen, met uitzondering van verzorgingswoningen voor lichamelijk- en/of geestelijk-gehandicapten;
  2. b. kantoren, met uitzondering van kantoren ten dienste van de doeleinden genoemd in onderdeel 6.1 onder a., b. en c.;
  3. c. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  4. d. detailhandel;
  5. e. horeca-activiteiten, met uitzondering van horeca ten dienste van de doeleinden genoemd in onderdeel 6.1 onder a., b. en c.;
  6. f. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  7. g. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Natuur

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel dan wel de ontwikkeling van de aanwezige, dan wel daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
  3. c. de opbouw van het landschap;
  4. d. beperkt recreatief medegebruik, waaronder dient te worden verstaan wandelen, fietsen en paardrijden;
  5. e. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
  6. f. voet- en fietspaden;
  7. g. groenvoorzieningen;
  8. h. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, water, waterlopen en waterpartijen;
  9. i. voorzieningen van algemeen nut.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen, geen gebouwen zijnde en eenvoudige recreatief ondersteunende voorzieningen zoals wegwijzers en zitbanken met een maximale hoogte van 2 meter;

7.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de brandpreventie of brandbestrijding, mits de hoogte niet meer dan 35 meter bedraagt.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  1. a. staanplaats of ligplaats voor onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de tot Natuur bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden;
  2. b. staanplaats voor wagens;
  3. c. agrarische doeleinden, met uitzondering van agrarische doeleinden in het kader van natuurbeheer;
  4. d. sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, lig- of speelweiden, zwemgelegenheden, buitenmaneges en parkeervoorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  5. e. het beproeven van voertuigen; voor de beoefening van de motorsport en de modelvliegsport;
  6. f. voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen; voor het racen of crossen met motorrijtuigen en (brom)fietsen;
  7. g. militaire oefeningen;
  8. h. het winnen van bosstrooisel of mos;
  9. i. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, ten behoeve van doeleinden als omschreven onder a. tot en met g.;
  10. j. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  11. k. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  12. l. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige natuurlijke waarden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 7.4 ten behoeve van:

  1. a. het kamperen door groepen met als doelstelling het onderhoud en beheer van het natuurgebied;
  2. b. het houden van militaire oefeningen, mits de aanwezige waarden niet (onomkeerbaar) worden of kunnen worden aangetast.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Water - Niet Riviergebonden

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Niet riviergebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
  3. c. het behoud en herstel van natuurwaarden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. infiltratievoorzieningen;
  6. f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een ondergrondse gasleiding en de daarbij behorende beschermingszone van een ondergrondse gasleiding.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning af laten wijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat binnen de beschermingszone bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s).

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsverbinding; met de daarbij behorende:

  1. a. masten en (veiligheids)voorzieningen.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel v66r de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

10.2 Bouwregels bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding warden gebouwd;
  2. b. op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  3. c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken word en vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet warden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan warden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 in die zin dat de in de basisbestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk word! gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsleiding;
  2. b. vooraf positief schriftelijk advies is verkregen van de betreffende netbeheerder.

Afwegingskader

De omgevingsvergunning kan slechts warden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig, betrouwbaar en duurzaam functioneren van de betreffende hoogspanningsverbinding.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, in het bijzonder voor gebieden van zeer hoge archeologische waarde en buffers rond cultuurhistorische objecten.

11.2 Bouwregels

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden zodanig wijzigen, dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2a

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2a' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, in het bijzonder voor gebieden van hoge archeologische waarde, bekende vindplaatsen en historische kernen.

12.2 Bouwregels

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 2a' ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden zodanig wijzigen, dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, in het bijzonder voor gebieden met een verwachting voor vindplaatsen gerelateerd aan bewoning, begraving en watergebonden economische en rituele activiteiten.

13.2 Bouwregels

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden zodanig wijzigen, dat de bestemming geheel of gedeeltelijk van de verbeelding wordt verwijderd, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Algemene bepaling voor ondergronds bouwen

15.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

15.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
  2. b. in aanvulling op lid a. is het verboden de gronden en bouwwerken te slopen en/of gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven zonder:
    1. 1. een nader veldbezoek voor de jaarrond beschermde nesten (boerenzwaluw, huiszwaluw, gierzwaluw en huismus) uitwijst dat deze soorten niet aanwezig zijn in het gebied;
    2. 2. voor de algemeen voorkomende broedvogels buiten de vrijgestelde periode gebouwd wordt of middels een broedvogelschouw wordt aangetoond dat de nesten niet geschaad worden;
    3. 3. bij eventuele werkzaamheden/nieuwbouw binnen deelgebied 2, 3, en 5 een nader onderzoek naar gebouw-bewonende vleermuizen uitwijst dat deze soort niet aanwezig is in het gebied;
    4. 4. bij eventuele werkzaamheden/nieuwbouw binnen deelgebied 1een nader onderzoek naar boom-bewonende vleermuizen uitwijst dat deze soort niet aanwezig is in het gebied;
    5. 5. bij eventuele werkzaamheden/nieuwbouw binnen deelgebied 1, 3, 4, 5 en 6 een onderzoek naar de das uitwijst dat deze soort niet aanwezig is in het gebied;
    6. 6. bij eventuele werkzaamheden/nieuwbouw binnen deelgebied 1 een onderzoek naar de alpenwatersalamander uitwijst dat deze soort niet aanwezig is in het gebied;
    7. 7. of als eventuele noodzakelijke mitigerende maatregelen zijn getroffen om de aanwezige beschermde diersoorten te beschermen.

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)

17.2 milieuzone - roerdalslenk 3

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van die bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de hoogte van die bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de voorwaarde dat losse masten met of zonder hekwerken, gebouwen e.d. alleen zijn toegestaan:
    1. 1. buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    2. 2. binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en in sportparken;
  6. f. de bestemmingsregels voor het plaatsen van overige bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten op elk gebouw.

18.2 Kleine bouwwerken

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, bouwwerken van algemeen nut en religieuze doeleinden, zoals abri's, wachthuizen, transformatorhuizen, schakelhuizen, (ondergrondse) afval-containers, gemaalgebouwen, telefooncellen, monumenten, kapellen, weg-kruizen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

  1. a. de oppervlakte per bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m²;
  2. b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. c. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 10 m mag bedragen.

18.3 Afwijken ter voorkoming van beperking meest doelmatige gebruik

Van de planregels wordt afgeweken indien strikte toepassing leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels

19.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  4. d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 20 Algemene Procedureregels

20.1 Omgevingsvergunning

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

20.2 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

20.3 Nadere eisen

Bij toepassing van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, zoals deze onderdeel uitmaken van deze planregels, worden de volgende procedureregels in acht genomen:

  1. a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de onder a. bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de onder a. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerp-besluit.

Artikel 21 Overige Regels

21.1 Onderlinge rangorde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Voor zover de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en/of gebiedsaanduidingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van dubbelbestemmingen ''Leiding - Gas'', ''Waarde – Archeologie 1'', ''Waarde - Archeologie 2a'' en ''Waarde - Archeologie 3'';
  2. b. in de tweede plaats de regels van gebiedsaanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)';
  3. c. in de derde plaats de regels van gebiedsaanduiding 'milieuzone – roerdalslenk 3'.

21.2 Regeling omtrent parkeren en laden en lossen

21.3 Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerpplan.

21.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in Artikel 7 van deze planregels is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2°, van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

22.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Daelzicht, Heel'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Daelzicht, Heel" van de gemeente Maasgouw.

1.1 Aanleiding En Doel

Het zorgterrein in Heel wordt in de volksmond ook wel Sint Joep genoemd, een populaire naam met verwijzing naar Sint Joseph. Net als op andere vestigingen van Daelzicht kenmerken de cliëntdoelgroepen zich door een steeds grotere zorgvraag. De gevoelsmatige onderbezetting vloeit voort uit met name de functioneel zeer lage kwaliteit van de woongebouwen aan de Panheelderweg. Net als op andere vestigingen is er geen sprake van uitnodigende voorzieningen om de ontmoeting tussen cliënten en familieleden / omwonenden te kunnen faciliteren.

Het zorgterrein wordt verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel, gescheiden door de Heerbaan. In het zuidelijk deel zijn, conform het vigerende bestemmingsplan, binnen de maatschappelijke bestemming maximaal 223 bewoners toegestaan. Echter geldt dat binnen de woonbestemming (10 woningen aan de Panheelderweg) nog reeds 75 bewoners vergund zijn. Dit leidt in basis tot maximaal 298 bewoners die woonachtig mogen zijn op het zuidelijke zorgterrein. Aangezien thans een vergunning verleend is voor de sloop van de bestaande (10) woningen aan de Panheelderwerg en de realisatie van de nieuwbouw van 'Ligtenberg' (met hier maximaal 38 bewoners) leidt dit tot maximaal 261 bewoners die woonachtig mogen zijn op het zuidelijke zorgterrein. Tot slot is er onlangs een vergunning verleend voor één extra appartement op het Violenhof. Dit leidt tot maximaal 262 bewoners die woonachtig mogen zijn op het zuidelijke zorgterrein.

Het noordelijk deel van het zorgterrein wordt niet begrensd op het aantal bewoners, maar op maatvoerende bouwvlakken voorzien van een bebouwingspercentage. In de regels van het vigerende bestemmingsplan is daarnaast geregeld dat per zorgwoning maximaal één huishouden is toegestaan. Inclusief de thans gerealiseerde nieuwbouw (Cocon en Rank) leidt dit tot 88 bewoners die woonachtig zijn op het noordelijke deel van het zorgterrein.

De initiatiefnemer heeft in 2021 een Masterplan opgesteld om, voor onder andere deze locatie in Heel, het toekomstperspectief duidelijk te stellen. Conform dit Masterplan is de initiatiefnemer voornemens om het entreegebied rondom 'Hof van Heel' te versterken en de relatie met het dorp te versterken, een 'centraal park' aan te leggen, de bestaande locatie rondom de hoeve 'Hoeve en Daelzicht' en het parkeerterrein anders in te richten en het Heerpark meer onderdeel te laten zijn van het terrein. Het Masterplan gaat uit van 330 bewoners op het gehele terrein. Deze informatie is, door de realisatie van Rank, achterhaald. In totaal is er in de huidige situatie ruimte voor 350 bewoners.

Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen ''Heel - Panheel'', ''Daelzicht'' en ''Stichting Wigwam te Heel''. Een herziening is derhalve noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan bevat de toelichting en regels voor de herontwikkeling van het zorgterrein Daelzicht te Heel.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0001.jpeg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0002.jpeg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Heel en Panheel, sectie C, nummers 272, 2348, 2953, 3439, 3630, 3631, 3763, 4046, 4770, 4771, 4772, 4819, 4820 (gedeeltelijk), 4821, 4822, 4823 en 4923. De oppervlakte van het totale plangebied bedraagt circa 36.700 m². De gronden zijn eigendom van Daelzicht.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen:

  • ''Heel - Panheel'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 27 mei 2015;
  • ''Daelzicht'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 8 oktober 2015;
  • ''Stichting Wigwam te Heel'', vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 25 oktober 2018, en;
  • ''Parapluplan Archeologie Maasgouw'', ter ontwerp door het college d.d. 8 augustus 2022.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0003.jpeg"

UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

1.3.1 Bestemmingsplan ''Heel - Panheel''

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf', 'Groen', 'Maatschappelijk - Welzijnsinstelling', 'Natuur', 'Water - Niet riviergebonden' en 'Wonen'.

Deze gronden zijn onder andere aangewezen voor:

Bedrijf - het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- productiegebonden en aan de bedrijfsvoering ondergeschikte detailhandel. Detailhandel in voedings- en genotmiddelen is niet toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend een nutsvoorziening;
- tuinen, erven en terreinen;
- parkeervoorzieningen.
Groen - groenvoorzieningen;
- bermen en beplanting;
- voet- en fietspaden;
- voorzieningen van algemeen nut;
- kunstwerken.
Maatschappelijk - Welzijnsinstelling - zorgwoningen voor lichamelijke en/of geestelijke gehandicapten;
- het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, religieuze functies;
- wegen en paden;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege ten behoeve van de welzijnsinstelling;
- ter plaatse van de aanduiding 'manege', een manege.
Natuur - het behoud, herstel dan wel de ontwikkeling van de aanwezige, dan wel daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
- de verbetering van het milieu voor de natuurlijke levensgemeenschappen;
- de opbouw van het landschap;
- beperkt recreatief medegebruik, waaronder dient te worden verstaan wandelen, fietsen en paardrijden;
- onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
Water - Niet riviergebonden - waterlopen en waterpartijen;
- de beheersing van de waterstand en de waterbeheersing;
- het behoud en herstel van natuurwaarden;
- groenvoorzieningen;
- infiltratievoorzieningen.
Wonen - wonen;
- tuinen en erven;
- parkeervoorzieningen;
- (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
- voorzieningen van algemeen nut;

Ter plaatse van een aantal bouwvlakken geldt de maatvoeringsaanduiding: 'maximum bebouwingspercentage'. Ter plaatse van deze aanduiding geldt het maximale aangegeven percentage aan bebouwing.

Ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduidingen:

  • 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)', ter plaatse van deze aanduiding gelden beperkingen met betrekking tot het roeren van de bodem;
  • 'milieuzone - roerdalslenk 3', ter plaatse van deze aanduiding gelden beperkingen met betrekking tot het roeren van de bodem.

Tevens bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

Ten slotte bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn de gronden bestemd voor een ondergrondse gasleiding en de daarbij behorende beschermingszone van een ondergrondse gasleiding. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.1.3.

1.3.2 Bestemmingsplan ''Daelzicht''

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk - Welzijnsinstelling'. Binnen deze bestemming zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • verzorgingswoningen voor lichamelijk- en/of geestelijk-gehandicapten, met een maximum van 223;
  • het uitoefenen van activiteiten gericht op onderwijs, van religieuze functies, van medisch-sociale functies en van culturele functies;
  • wegen en paden;
  • groenvoorzieningen;
  • speelvoorzieningen.

Ter plaatse van het bouwvlak gelden de volgende maatvoeringsaanduidingen:

  • 'maximum bebouwingspercentage', ter plaatse van deze aanduiding geldt het maximale aangegeven percentage aan bebouwing.
  • 'maximum bouwhoogte, maximum goothoogte', ter plaatse van deze aanduiding geldt het aangegeven getal als maximale goot- en bouwhoogte.
  • 'maximum bouwhoogte', ter plaatse van deze aanduiding geldt het aangegeven getal als maximale bouwhoogte.

Ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduidingen:

  • 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)', ter plaatse van deze aanduiding gelden beperkingen met betrekking tot het roeren van de bodem;
  • 'milieuzone - roerdalslenk 3', ter plaatse van deze aanduiding gelden beperkingen met betrekking tot het roeren van de bodem.

Tevens bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

1.3.3 Bestemmingsplan ''Stichting Wigwam te Heel''

De gronden binnen het plangebied zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk - Recreatief'. Binnen deze bestemming zijn de gronden onder meer aangewezen voor:

  • Maatschappelijk - Recreatieve doeleinden;
  • uitoefenen van activiteiten gericht op sport en spel, medisch - sociale functies, kinderopvang en / of culturele functies;
  • dag- en verblijfsrecreatie dienste van Maatschappelijk - Recreatieve doeleinden;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’ een kampeerterrein;
  • ter plaatse van de aanduiding ‘horeca categorie 1’, voor horeca in de categorie 1 uitsluitend ondergeschikt aan en ten dienste van Maatschappelijk - Recreatieve doeleinden voor zover het wigwamhuisjes betreft.

Ter plaatse van het plangebied zijn diverse bouwvlakken gesitueerd. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

Ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduidingen:

  • 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied (freatisch)', ter plaatse van deze aanduiding gelden beperkingen met betrekking tot het roeren van de bodem;
  • 'milieuzone - roerdalslenk 3', ter plaatse van deze aanduiding gelden beperkingen met betrekking tot het roeren van de bodem.

Tevens bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.

Ten slotte bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn de gronden bestemd voor een ondergrondse gasleiding en de daarbij behorende beschermingszone van een ondergrondse gasleiding. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.1.3.

1.3.4 Bestemmingsplan ''Parapluplan Archeologie Maasgouw''

Het bestemmingsplan ''Parapluplan Archeologie Maasgouw'' ligt ter ontwerp vanaf 8 augustus 2022. In dit bestemmingsplan vindt een actualisatie plaats van het gemeentelijke archeologiebeleid. Toetsing aan dit archeologiebeleid vindt plaats in paragraaf 5.2.1.

1.3.5 Conclusie

Het voorgenomen initiatief (bestaande uit enkele deelinitiatieven) kan niet worden gerealiseerd op basis van de vigerende bestemmingsplannen ''Heel - Panheel'', ''Daelzicht'' en ''Stichting Wigwam te Heel'', omdat:

  • binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Natuur' maatschappelijke doeleinden niet zijn toegestaan;
  • binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Welzijnsinstelling' de bouwvlakken ontereikend zijn voor de voorgestane ontwikkelingen;
  • binnen de bestemming 'Maatschappelijk - Recreatief' het bouwvlak ontereikend is voor de voorgestane ontwikkelingen.

Een herziening van het bestemmingsplan is daarom noodzakelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied.

2.1 Geschiedenis

Het dorp Heel in Midden-Limburg bestaat sinds de 10e eeuw. Heel heette in de Romeinse tijd Catualium. De belangrijkste straat Heerbaan ligt midden in het dorp. Het heeft zijn naam te danken aan de Romeinen. Indertijd was deze weg onderdeel van een doorgaande route op de linker Maasoever tussen Tongeren en Nijmegen. De plaatsnaam Catualium veranderde in de loop der eeuwen in Hathualium, Hethelium, Hethele, Hedele en in 1650 in Heel.

De eerste schriftelijke vermelding van Heel is van 1202. Van de 10e eeuw tot 1795 was Heel een vrijdorp van het kapittel van Sint-Lambertus te Luik. Het kasteel in Heel werd in 1880 aangekocht door de Broeders van de Heilige Joseph en de Kleine Zusters van de Heilige Joseph. Deze congregatie verzorgden mannen en vrouwen met een verstandelijke beperking en deden dat vanaf 1880 in onder meer de gebouwen van Kasteel Heel. De Tweede Wereldoorlog had nauwelijks effect op het klooster. Slechts de kapel raakte door oorlogshandelingen licht beschadigd. Enkele jaren na de oorlog trof een brand het klooster. De kapel en het gehele hoofdgebouw St. Joseph gingen in 1948 in vlammen op.

Het landgoed rond villa Daelzicht werd gekocht en in 1909 werd daar begonnen met de bouw van een hoofdgebouw aan de Rector Driessenstraat 2. Het vormde de start van het klooster Huize Sint Joseph en de uitbouw van de zorg voor mannen met een verstandelijke beperking. De Tweede Wereldoorlog had nauwelijks effect op het klooster. Slechts de kapel raakte door oorlogshandelingen licht beschadigd. Enkele jaren na de oorlog trof een brand het klooster. De kapel en het gehele hoofdgebouw St. Joseph gingen in 1948 in vlammen op. In 1969 werd stichting Daelzicht opgericht met als doel om het werk van de Broeders van de Heilige Joseph voort te zetten. Bij deze stichting was ook Huize Savelberg in Koningslust, van dezelfde orde, betrokken. In 1992 fuseerde Daelzicht met de Katholieke Stichting voor het Gehandicapte Kind te Tienray, in 1996 met stichting Huize 't Veld te Swalmen, en in 2001 met de Stichting Sociaal Pedagogische Zorg te Sittard.

In Heel bouwde Daelzicht eigentijdse zorgwoningen op het landgoed. Het klooster, inclusief de kapel, werden uiteindelijk gesloopt in 2015.

Rondom Heel vond na de Tweede Wereldoorlog veel grindwinning plaats, wat ertoe heeft geleid dat Heel vrijwel geheel ingesloten raakte door grindplassen. Na het stopzetten van de grindwinning werd Heel het lokale centrum voor watersport in de zo ontstane Maasplassen.

Het dorp Heel ontwikkelde zich in de tweede helft van de afgelopen eeuw met name ten noorden van de Heerbaan en aan de oostelijke zijde van Daelzicht. De Heerbaan vormt ook nu nog een belangrijke toegangsweg naar het centrum en is doorgangsweg naar dorpen rondom. Het doorsneed en doorsnijdt nog immer het zorgterrein.

2.2 Directe Omgeving En Plangebied

Onderstaande afbeelding en de foto's geven de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0004.jpeg"

DIRECTE OMGEVING

2.2.1 Bebouwing en functies

Het zorgterrein in Heel wordt in de volksmond ook wel Sint Joep genoemd, een populaire naam met verwijzing naar Sint Joseph. Zoals thans in paragraaf 1.1 is ingeleid wordt het zorgterrein verdeeld in een noordelijk en zuidelijk deel, gescheiden door de Heerbaan.

In het zuidelijk deel zijn, conform het vigerende bestemmingsplan, binnen de maatschappelijke bestemming maximaal 223 bewoners toegestaan. Echter geldt dat binnen de woonbestemming (10 woningen aan de Panheelderweg) nog reeds 75 bewoners vergund zijn. Dit leidt in basis tot maximaal 298 bewoners die woonachtig mogen zijn op het zuidelijke zorgterrein. Aangezien thans een vergunning verleend is voor de sloop van de bestaande (10) woningen aan de Panheelderwerg en de realisatie van de nieuwbouw van 'Ligtenberg (met hier maximaal 38 bewoners) leidt dit tot maximaal 261 bewoners die woonachtig mogen zijn op het zuidelijke zorgterrein. Tot slot is er onlangs een vergunning verleend voor één extra appartement op het Violenhof. Dit leidt tot maximaal 262 bewoners die woonachtig mogen zijn op het zuidelijke zorgterrein.

Het noordelijk deel van het zorgterrein wordt niet begrensd op het aantal bewoners, maar op maatvoerende bouwvlakken voorzien van een bebouwingspercentage. In de regels van het vigerende bestemmingsplan is daarnaast geregeld dat per zorgwoning maximaal één huishouden is toegestaan. Inclusief de thans gerealiseerde nieuwbouw (Cocon en Rank) leidt dit tot 88 bewoners die woonachtig zijn op het noordelijke deel van het zorgterrein. Het Masterplan gaat uit van 330 bewoners op het gehele terrein. Deze informatie is, door de realisatie van Rank, achterhaald. In totaal is er in de huidige situatie ruimte voor 350 bewoners.

De cliëntdoelgroepen kenmerken zich door een steeds grotere zorgvraag. De onderbezetting vloeit voort uit met name de functioneel zeer lage kwaliteit van de woongebouwen aan de Panheelderweg (thans een sloopvergunning verleend). Enkele hofwoningen (Violenhof en Tulpenhof) kennen een bezetting van 3 groepen van elk 6 bewoners. De wens bestaat deze om te vormen naar 2 groepen van elk 9 bewoners. Bovenal staat bij de entreezijde van het dorp – ter hoogte van het deelgebied Ligtenberg - een groot aantal wooncontainers, welke worden gedoogd (thans in 2022 een vergunning verleend voor de gewenste nieuwbouw). Sint Joep kent naast woongebouwen ook dagbestedingsruimten en facilitaire ruimten. De dagbestedingsruimten in Heel zijn redelijk van kwaliteit (m.u.v. het zwembad).

De noordwestelijke zijde van het zorgterrein is een bosperceel met grasvlaktes met onder meer vakantiewoningen van Stichting Wigwam.

Het zorgterrein kent een aantal belangrijke kwaliteiten, te weten:

  • Locatie in het dorp
    De belangrijkste kwaliteit van het zorgterrein is dat het in het kerndorp Heel ligt. Uniek in zijn soort. In het groen, dorps en tegen het centrum aan gelegen.
  • Groene kwaliteiten
    1. 1. Bijzondere bomen op het terrein.
    2. 2. Het landgoed met haar wandelpaden, de vijvers, de groene vlakten, de dierenweide, de speelweide en de wigwams. Door onbekendheid, door beperkende regels (vijvers), door onduidelijke entrees, het ontbreken van belangrijke faciliterende trekkers, door onveilige oversteek wordt dit gebied nog niet ten volle benut.
  • Zwembad
    Een bijzonder waardevolle trekker voor cliënten en andere bewoners van het dorp.
  • De groene driehoek bij de hofwoningen
    De groene driehoek bij de hofjeswoningen is één van de ruimtelijke dragers van het gebied.
  • Karaktervolle panden
    Het instellingsterrein kent een aantal kenmerkende elementen uit het verleden: de Hoeve, de Speelman, de kloostermuur en het nu in aanbouw zijnde Hof van Heel. Deze panden zouden verder in hun kracht kunnen worden gezet.

Maar het gebied kent ook tal van zwakten en bedreigingen:

  • Gemis aan identiteit
    Het zorgterrein te Heel mist een eigen identiteit en heeft een verknipt karakter.
    1. 1. Het gebied kom je op verschillende manieren binnen: via de Panheelderweg, via de Rector Driessenstraat, via de Heerbaan, Daalzicht. Het is onduidelijk waar de hoofdentree is.
    2. 2. Bij binnenkomst van het gebied vanaf Panheel bij de rotonde is nauwelijks zicht op het zorgterrein. Grote bomen en dichte begroeiing ontnemen het zicht.
    3. 3. Plattegronden zijn bij de entrees aanwezig, maar positie laten te wensen over en verdere bewegwijzering ontbreekt.
  • Heerbaan
    De doorgaande straat Heerbaan doorsnijdt het terrein, terwijl aan weerszijden zowel woonfuncties als dagbestedingsruimten zijn gepositioneerd. Halverwege het zorgterrein is het 50 km zone. Een chicane in de weg doet snelheid minderen, maar zorgt bij het vertrek uit het dorp dat ook het gaspedaal wordt ingedrukt bij het passeren van het zorgterrein. Andersom geschiedt dus ook. Automobilisten minderen vaart als men de chicane ziet, maar dan is men al bijna bij het dorp. Dat men door een landgoed rijdt, wordt nauwelijks als zodanig ervaren.
  • Panheelderweg
    Vanaf de rotonde kan men ook de afslag Panheelderweg nemen en op die manier het centrum van het dorp inrijden, de zorgcliënten die aan de Panheelderweg wonen bezoeken, maar ook via deze weg het zorgterrein oprijden. Bewoners van de Panheelderweg ervaren deze extra verkeersbewegingen, maar vinden dit niet direct onoverkomelijk. NB: Aan de Panheelderweg aan de rand van het zorgterrein staan 5 twee-onder-een kapwoningen waar cliënten van Daelzicht wonen.
  • Oversteek Heerbaan ter zijde van Rector Driessenstraat-Daalzicht en de tunnel
    De bovengrondse oversteek ter hoogte van Rector Driessenstraat-Daalzicht wordt door zowel cliënten als omwonenden als onveilig ervaren, doordat er geen voorzieningen als een zebra zijn. De smalle steile tunnel onder de Heerbaan wordt daarentegen ook niet direct als plezierig ervaren. De bossages bij de entrees van de tunnel zorgen voor een fijne plek voor samenscholing van jongeren uit Heel, maar geven een sociaal onveiligheidsgevoel voor personeel en bewoners. De scheidende werking die de Heerbaan al heeft wordt hierdoor nog meer versterkt.
  • Spreiding dagbestedingsruimten
    De dagbestedingsruimten liggen nabij de diverse woonlocaties en verspreid over het terrein. Dit heeft zijn voor- en nadelen, daar het enerzijds zorgt voor natuurlijke beweging en anderzijds voor tal van logistieke bewegingen over het terrein.
  • Relatie centrum Heel
    Het terrein ligt nabij het centrum van het dorp, maar de entree naar het centrum is niet fraai en de gebouwen vlakbij de Rector Driessenstraat maken onvoldoende aansluiting met het centrum.
  • Hofjesgebied
    Het huidige gebouw Multimove (zwembad, sportruimte, behandelruimten) kent een blinde muur richting de hofwoningen, terwijl parkeren en wegen de groene zone tussen de hofwoningen omlijsten. Nieuwbouw aan en herinrichting van deze groene driehoek zouden dit manco kunnen wegnemen. De binnentuinen van de hofwoningen zijn functioneel betegelde terrassen, maar zijn weinig uitnodigend en niet klimaatadaptief ingericht.
  • Faciliteiten familie
    Er zijn weinig uitnodigende voorzieningen om de ontmoeting tussen cliënten en familieleden / omwonenden te kunnen faciliteren.

2.2.2 Ontsluiting

Onderhavig plangebied is grotendeels gesitueerd aan de Heerbaan. Deze ontsluitingstraat voor het dorp Heel kent ter hoogte van het plangebied een overgang van 50 naar 80 kilometer per uur. Het noordelijke deel van het plangebied wordt ontsloten op deze Heerbaan middels een verharde inrit. Het zuidelijke deel wordt ontsloten op de Rector Driessenstraat en de Panheelderweg middels een verharde inrit.

2.2.3 Groen en water

Onderhavig plangebied wordt in de huidige situatie gebruikt voor meerdere doeleinden (zorginstelling Daelzicht en natuurdoeleinden). De percelen binnen de maatschappelijke bestemming zijn landschappelijk ingepast middels verdichte bomenrijen langs de erfgrenzen en middels groene inkapseling van de bestaande gebouwen. De gronden ten behoeve van de natuurdoeleinden kennen een grote verscheidenheid aan groenstructuren. In het noordelijke deel van het plangebied is daarnaast oppervlaktewater aanwezig in de vorm van een retentievijver.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Allereerst wordt de visie (opgesteld door de initiatiefnemer) behandeld, waarna over wordt het ontwerp toegelicht. Daarnaast komen aan de orde verkeer en parkeren en duurzame en gezonde leefomgeving. Onderstaande afbeelding geeft de uiteindelijke 'indicatieve' boogde stedenbouwkundige omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0005.png"

UITGANGSSITUATIE SINT JOEP

3.1 Visie

Door de initiatiefnemer is een SWOT-analyse uitgevoerd, welke richting geeft aan de herontwikkeling van Sint Joep. Hierin staan 5 pijlers centraal:

  1. 1. Doelgroepen segregeren
    Doelgroepen met een zeer zware meervoudige problematiek en zich kenmerken met veel doe-activiteiten zullen meer op het natuurlijke landgoeddeel ten noorden van de Heerbaan gaan wonen. De combinatie met het activiteitencentrum De Hoeve en het unieke landschap is een welkom woon-en leefklimaat. Doelgroepen met een meervoudige problematiek en met veel meer beleefactiviteiten of een combi van beleef-en doe-activiteiten zullen meer ten zuiden van de Heerbaan richting dorp wonen. Het betekent overigens niet dat er geen interactie is tussen beide gebieden en doelgroepen. Een veilige oversteek over of onder de Heerbaan is noodzakelijk.
  2. 2. Diverse identiteiten als antwoord op de diverse kwaliteiten van Heel
    Het zorgterrein kenmerkt zich momenteel als een dorp met verschillende architectonische gebouwen. Door verschillende gebieden aan te wijzen en identiteiten te benoemen wordt de dorpsstructuur versterkt, maar wordt ook verdere eenheid betracht. Belangrijk element vormt het beter laten aansluiten van het entreegebied rondom Rector Driessenstraat op het dorp en deze vergroenen.
  3. 3. Historische, groene en waterelementen bewaren en versterken en belangrijke nieuwe beeldmerken toevoegen
    Het zorgterrein Sint Joep kent enkele bijzondere elementen: De Hoeve, de Speelman en richting het dorp de Kloostermuur. Daarnaast kenmerkt het gehele gebied zich ten noorden van de Heerbaan zich als bijzonder landgoed met mooie bomen, wandelpaden, doorzichten, vijvers en hertenpark.
  4. 4. Ruimtelijke kwaliteit benutten en versterken
    Het gebied is nu reeds ruim opgezet. In dit masterplan worden voorstellen gedaan om dit te versterken:
    1. a. Betere zichtlijnen
      • Lichte bomenkap bij de rotonde
      • Nieuw te bouwen activiteitencentrum in het zuidelijke deel en de boerderij de Hoeve in elkaars zichtlijn plaatsen; centrale as maken die beide gebieden met elkaar verbindt
      • Tunnel verbreden, minder glooiing en herinrichting van gebied eromheen.
    2. b. Vijvers voor een ieder openstellen.
    3. c. Parkeervoorzieningen uit het zicht halen door deze elders neer te leggen en middels groen weg te werken.
    4. d. De groene driehoek herinrichten, ruimtelijk afhechten en meenemen in rondje Daelzicht met veilige verkeersoversteek Heerbaan.
    5. e. Heerbaan snelheidsluw maken.
    6. f. Rust in het gebied bewerkstelligen door spreiden en minimaliseren van (hoofd)entrees, verkeer door gebied minimaliseren (verkeersluw) met decentrale parkeervelden.
  5. 5. Beleving toevoegen
    1. a. Groen en water beter benutten
      • De huidige groene structuur versterken is onder meer mogelijk door een nieuw aan te leggen wandelroute vanuit de hofjesbuurt. We geven het de naam 'rondje Daelzicht'.
      • Alle drie vijvers voorzien van goede zithengelplaatsen, ook voor mensen met een lichamelijke en verstandelijke beperking
    2. b. Nieuwe trekkers (voor cliënten en verdere bewoners Heel)
      Nieuwe elementen kunnen worden toegevoegd. Te denken valt aan: activiteitencentra die tevens een externe functie hebben (waar je kunt koffiedrinken, iets lekkers kunt nuttigen, warm brood in de ochtend kunt halen, iets kunt kopen uit de kas of bloemen- en moestuin, een atelierruimte kunt bezoeken, een kunstvoorwerp kunt kopen uit de winkel), natuurspeelplaatsen, ponyweide, natuurklimwanden, midgetgolf, aansluiting van het landgoed met het recreatiegebied, goede entrees bij binnenkomst van het landgoed etc.

3.2 Ontwerp

3.2.1 Algemeen

In het recente verleden zijn 'Hof van Heel', 'Rank' en 'Cocon' gerealiseerd. Daarnaast staat de bouw van het deelgebied 'Ligtenberg-Panheelderweg' in de startblokken (vergunning thans verleend in 2022). Op deze locatie worden 38 studio's, in combinatie met renovatie en nieuwbouw bij de hofwoningen, gerealiseerd. Onderdeel van deze nieuwbouwontwikkeling betreft de sloop van de woningen aan de Panheelderweg (10 woningen).

Op Ligtenberg is mede de bouw van een klein activiteitengebouw mogelijk. Ook de woningen aan Daalzicht worden afgebroken en kennen nieuwbouw met stedenbouwkundig een steviger verankering met de Hoeve.

De activiteitengebouwen worden op termijn centraal in het gebied gepositioneerd en aan weerszijden van de Heerbaan. Het gebouw Multimove wordt daartoe afgebroken; een nieuw activiteitencentrum met zwembad, sportruimten, activiteitenruimten en medische dienst zal op ongeveer dezelfde plek terugkomen, maar dan wel als een bijzonder architectonisch element. Deze wordt stedenbouwkundig in relatie gelegd met de Hoeve aan de overzijde van de Heerbaan. De Hoeve kent op haar beurt deels renovatie en deels nieuwbouw. Tegenover het Hof van Heel zijn vooralsnog restaurant, ontmoeting en kantoorruimten gepland; meerlaags daar dit stedenbouwkundig mooi in lijn is met alle gebouwen rondom. Op termijn zou hier ook het hoofdkantoor kunnen worden gevestigd.

Het gebied wordt onderscheiden naar diverse deelgebieden met verschillende identiteiten. Ze hebben elk een thema gekregen. De wegenstructuur verbindt de gebieden met elkaar.

De deelgebieden en thema's zijn:

  • De entree van Daelzicht ter hoogte van Ligtenberg/Panheelderweg
    1. 1. Landschappelijk
  • De entree naar het dorp -Hof van Heel, de Speelman en de verdere nieuwbouw
    1. 1. Gezellig, sfeervol
  • Centrale park
    1. 1. Park, toegankelijk/levendig programma, bijzondere gebouwen, historiserend, maar mag ook zeer modern zijn (een blikvanger)
  • Daalzicht en de Hoeve
    1. 1. Daalzicht en de Hoeve met elkaar verbinden
    2. 2. Erf
  • Hofwoningen rondom het grasperk en vijvers, bos, groen
    1. 1. Heerpark, rondje Daelzicht

Uitgangspunten voor de gebouwstructuur is de bouwmaat van 1.600 m² per twee groepen van elk 9 tot 10 bewoners. Onderhavig plan kent een flexibele insteek, waarbij de wens is uitgesproken om het wonen op maaiveld te positioneren om maximale flexibiliteit qua doelgroepen te behouden. Hiervan is geen sprake ter hoogte van de Rector Driessenstraat. Aldaar is aansluiting gezocht bij het meerlaagsgebouw de Speelman en het Hof van Heel.

3.2.2 Fasering

Inzake de voorliggend planvoornemen is een indicatief schuifplan opgesteld voor de periode 2021-2035. Een belangrijk uitgangspunt is het behoud van het aantal functionele plaatsen door de jaren heen op de locatie Sint Joep te Heel van 350 plaatsen (de nadruk ligt op geen toename van het aantal plaatsen). Binnen dit planvoornemen is er ruimte voor flexibiliteit, waardoor er gedurende het planproces nog andere keuzen kunnen worden gemaakt. Het indicatieve schuifplan voor Heel voor de tijdslijn 2021-2035 is opgenomen in onderstaande tabel.

2021-2023 (huidige planologische situatie)
In 2021 is het Hof van Heel opgeleverd. In dat jaar is ook gestart met de bouw van Cocon. Dit is in 2022 opgeleverd.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0006.png"
Ligtenberg-Panheelderweg zal in deze periode met prioriteit worden herontwikkeld met 38 studio's. De tijdelijke huisvesting zal in twee fasen worden afgebroken. Aan Gemeente Maasgouw zal worden verzocht om de tijdelijke huisvesting nog enkele jaren te gedogen. Een deel van de cliënten van Panheelderweg zou dan naar de tijdelijke huisvesting in Ligtenberg kunnen verhuizen, welke aan de noordzijde wordt afgebroken. In Ligtenberg zelf kan vervolgens een eerste cluster van 19 studio's worden gebouwd (2022). afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0007.png"
Een tweede cluster 19 studio's het jaar erop, nadat de rest van Ligtenberg is afgebroken. Indien de huidige rooilijnen worden aangehouden kan in deze periode indien wenselijk nog een woning aan de Panheelderweg (7 woonunits) tijdelijk blijven staan. Op de locatie is tezijnertijd ruimte voor parkeren (twee parkeervoorzieningen) én eventueel een klein activiteitengebouw. Gemeente Maasgouw heeft bestuurlijk ingestemd met een afslag vanaf de Heerbaan richting Ligtenberg, dit in combinatie met een middengeleidestrook. Deze bestuurlijke instemming moet mede politieke fiattering krijgen. afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0008.png"
2024
In 2024 of zelfs al eerder kan worden gestart met de renovatie van Tulpenhof en Violenhof, alsmede met een kleine inbreiding bij Zonnebloemhof en de renovatie van activiteitengebouw Ravo.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0009.png"
2025
Geen ontwikkelingen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0010.png"
2028
Omstreeks 2028 zullen de sport- en behandelruimten worden afgebroken, daar dan nieuwbouw is voorzien op deze locatie van een nieuw kleiner zwembad, sportruimten, dagbestedingsruimten in combinatie met een Medische dienst. Om deze periode te overbruggen zullen de functies elders tijdelijk moeten worden ondergebracht.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0011.png"
2029
Het afbreken van de ruimten van de Medische Dienst is in 2029 voorzien.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0012.png"
2030
Het jaar erop in 2030 staat mogelijk de nieuwbouw van een nieuw hoofdkantoor in de planning tezamen met een restaurant en mogelijkerwijs andere benodigde voorzieningen. Het parkeren zal aan de overzijde van de Heerbaan geschieden.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0013.png"
2031
In dit jaar staat de verbetering van de tunnel, plus het deels afbreken, renoveren en nieuwbouw van boerderij de Hoeve gepland. Het rechttrekken van de Heerbaan en het plaatsen van een middengeleidestrook om de snelheid van het autoverkeer te minderen zal rondom 2031 staan gepland. Het is plezierig als het College van B& W voortijdig financiële middelen heeft gereserveerd voor deze ruimtelijke wijziging.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0014.png"
2032
Geen ontwikkelingen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0015.png"
2033-2034
In de daaropvolgende jaren wordt Daalzicht aangepakt in twee tranches.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0016.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0017.png"
2035
In alle voorgaande jaren is de infrastructuur gelijktijdig aangepakt. In 2035 worden alle restpunten ter hand genomen. Gedurende de transitie is het aantal studio's 350 plaatsen en meer. Aan het eind van de periode zijn er 350 studio's op basis van het uitgangspunt 19 studio's per nieuwbouwcluster. Er is nog ruimte voor nieuwbouw van minimaal 38 studio's, indien bestemmingsplanwijziging dit mogelijk maakt voor locaties die in nevenstaande plattegrond met rood is omcirkeld.

Gebouw de Speelman heeft aan het einde van de transitie geen functie meer. Ze zou mogelijkerwijs kunnen worden getransformeerd naar wonen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0018.png"

3.3 Verkeer En Parkeren

3.3.1 Ontsluiting

Het zorgterrein wordt in de nieuwe opzet op twee manieren ontsloten. Enerzijds via de huidige entree Heerbaan-Rector Driessenstraat en via een nieuw aan te leggen straat vanaf de Heerbaan. Met de Gemeente Maasgouw is in 2020 ambtelijke en bestuurlijke overeenstemming bereikt om deze nieuwe ontsluiting te kunnen bewerkstelligen. De huidige ontsluiting aan de Panheelderweg zal daarmee vervallen.

In beginsel is het de bedoeling dat beide entrees zowel in-als uitgang zijn. Slechts wandel-en fietsverkeer kennen een wegenstructuur waarbij je bij de ene entree erin kunt en bij de andere entree eruit. Bij autoverkeer is dit niet meer mogelijk. Dit voorkomt ongewenst bewegingen in het gebied. Medewerkers en bezoekers zetten hun auto neer bij de centraal in het gebied aanwezig parkeervoorzieningen. Alle gebouwen zijn wel per (vracht)auto te bereiken. Denk aan nooddiensten, pakketbezorging en facilitaire dienstverlening. De afbeelding hiernaast geeft de logistieke afwikkeling weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0019.png"

VERKEERSPLAN

3.3.2 Verkeersgeneratie

De herontwikkeling van de locatie Heel heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "Toekomstbestendig parkeren'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Maasgouw wordt aangeduid als 'weinig stedelijk gebied', waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Maasgouw tot de 'rest bebouwde kom' behoort.

Huidige situatie

Om de verkeersgeneratie in de huidige situatie van het plangebied te bepalen, worden de studio's aangeduid als 'Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig'. Hoewel onderhavig planvoornemen geen betrekking heeft op studenten sluit deze functie hierin het meest aan bij onderhavig initiatief. In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersgeneratie per etmaal uiteengezet voor dit onderdeel.

Onderdeel Verkeersgeneratie Aantal Totaal
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig 1,0 per kamer 350 kamers 350
Totaal 350

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de huidige situatie gemiddeld, zorgt voor 350 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Nieuwe situatie

Om de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie van het plangebied te bepalen, worden de studio's aangeduid als 'Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig'. Hoewel onderhavig planvoornemen geen betrekking heeft op studenten sluit deze functie hierin het meest aan bij onderhavig initiatief. In de tabel hieronder is de berekening van de verkeersgeneratie per etmaal uiteengezet voor dit onderdeel.

Onderdeel Verkeersgeneratie Aantal Totaal
Kamerverhuur, studenten, niet-zelfstandig 1,0 per kamer 350 kamers 350
Totaal 350

Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe situatie gemiddeld, zorgt voor 350 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Conclusie

De verkeersaantrekkende werking van het voorliggende plan bedraagt, 0 motorvoertuigbeweging per etmaal. Dit betekent een voortzetting van de hoeveelheid verkeer op de Heerbaan. De capaciteit van de Heerbaan en omliggende straten is voldoende om het verkeer te kunnen verwerken.

3.3.3 Parkeren

De gemeente Maasgouw heeft in 2011 de 'Parkeernormen en Parkeerbijdrage regeling Gemeente Maasgouw' vastgesteld. De gemeente Maasgouw wordt conform de parkeernota in zijn geheel aangemerkt als weinig stedelijk. Onderhavig plangebied ligt hierin binnen de rest bebouwde kom. Voor de 350 studio's (eindbeeld) kan conform de parkeernota worden aangesloten bij de functie 'verpleeg- en verzorgingstehuis', daar de bewoners van Daelzicht niet in staat zijn zelf een vervoersmiddel te besturen. Voor het gebied 'rest bebouwde kom' wordt een parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per wooneenheid gehanteerd. Dit leidt tot de noodzaak van (350 x 0,7 =) 245 parkeerplaatsen.

Onderhavig planvoornemen biedt, conform het masterplan, ruimte voor ten minste 3 grote parkeervoorzieningen. De parkeervoorzieningen bevinden zich op de deellocatie Ligtenberg, de Hoeve en de hofwoningen. Verder zijn er hier en daar parkeerplaatsen voor nooddiensten en kort parkeren. Op de grote parkeervoorzieningen worden laadpalen geplaatst voor elektrisch rijden. Te zijner tijd kan gekeken worden naar de mogelijkheid van gebruik van deelauto's en de benodigde voorzieningen daartoe. Het plangebied is groot genoeg om te voldoen aan de parkeernorm voortkomend uit de 'Parkeernormen en Parkeerbijdrage regeling Gemeente Maasgouw'. In de regels behorend bij dit bestemmingsplan wordt dit juridisch geborgd (artikel 21.2.1).

Bij de woongebouwen, de activiteitencentra en bij de parkeerhoven zullen afsluitbare overdekte fietsenstallingen worden geplaatst.

3.4 Groen En Water

De huidige klimaatverandering zorgt voor de noodzaak van klimaatadaptieve maatregelen. De aanleg en behoud van groen en water kunnen hieraan bijdragen. Onderhavig planvoornemen kan hierbij voor het aspect 'groen' bijdragen aan de volgende uitgangspunten:

  • Verbeterd windklimaat;
  • Akoestiek;
  • Hittestress voorkomen;
  • Kwaliteit;
  • Sociaal veilig;
  • kijk-, doe-, eet-en beleefgroen; realistische aanname inzake hetgeen cliënten zelf nog kunnen;
  • Voor cliënten en voor de buurt;
  • Zitjes;
  • Onderhoudsarm groen;
  • Inzet van cliënten en derden bij onderhoud.

Daarnaast kunnen 6 deelgebieden onderscheiden worden:

  1. 1. Centrale park – thema park en beleving
    1. a. Behoud van de markante bomen
    2. b. Onderhoudsarm park met laanstructuur en bloeiende planten die met het seizoen meebewegen
    3. c. Aanvullen met een leesbare boomstructuur als ruimtelijke rand van het park
    4. d. Tunnelentree sociaal veilig maken met minder begroeiing
  2. 2. Ligtenberg – thema landschappelijk
    1. a. Landschappelijke tuinen met een wat wildere uitstraling, grassen. NB Dit is verder wel afhankelijk van de cliëntengroep.
  3. 3. Daalzicht – thema Boerderij en erf
    1. a. Doetuinen met gras-en wilde bloemenstroken
    2. b. Kassen
  4. 4. Hof van Heel, de Speelman, evt. nieuw hoofdkantoor – thema gezellig, sfeervol
    1. a. Plein moet ruimte geven voor groenbeleving (bomen, struiken, speelelementen)
  5. 5. Rondje Daelzicht
    1. a. Wandelpad is een verbindend element
    2. b. Groen om te beleven
    3. c. Zitjes
    4. d. Mogelijke trekkers langs het pad
    5. e. Bewegwijzering, ook met iconen
    6. f. Ook voor andere bewoners Heel
  6. 6. Bos
    1. a. Pad naar het havengebied versterken
    2. b. Wandelgebied hier en daar versterken
    3. c. Onderhoud extern neerleggen
    4. d. Entree naar het gebied: sociaal veilige entrees maken

De bewoners van Daelzicht betreffen hoofdzakelijk personen met een verstandelijke (en meervoudige) beperking. Gezien het feit dat het meerendeel hiervan niet of nauwelijks kan zwemmen is ervoor gekozen om geen nieuw oppervlaktewater te realiseren binnen het plangebied.

Boscompensatie

Enkele jaren geleden heeft Daelzicht bos gekapt om de drie vijvers aan te kunnen leggen. Dit bos is gecompenseerd aan de noordzijde van het complex. In het vigerende bestemmingsplan is deze zonen nog bestemd als 'Maatschappelijk'. Middels dit bestemmignsplan zal deze zone juist worden bestemd (bestemming 'Natuur'). Hiermee wordt de duurzame instandhouding van dit bos gegarandeerd.

Groen verdwijnt

De bouwmogelijkheden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' worden middels voorliggend planvoornemen in afmetingen ruimer. Zodoende maakt dit planvoornemen inbreuk op de 'Goudgroene natuurzone' van de Provincie. Hiervoor dient een compensatie aangebracht te worden.

Deze compensatie vindt plaats in de herbestemming van het noordoostelijke deel van het plangebied naar de bestemming 'Groen' (volgens feitelijk gebruik).

3.5 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.5.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de studio's worden 'aardgasvrij' gebouwd;
  • de oriëntatie van de studio's is geoptimaliseerd voor zonne-energie (zongericht verkavelen);
  • er wordt gebruikt gemaakt van aardwarmte, warmte-koude opslag, lucht warmte-koude opslag, of andere vormen van duurzame energie;
  • de woningen worden volgens het BENG-principe gebouwd;
  • parkeervoorzieningen elektrische auto's/deelauto;

3.5.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • waterberging op eigen terrein;
  • aantrekkelijk verblijfsklimaat voor de gebruikers, gebiedseigen planten en dieren;
  • groen / bomen aanleggen ten behoeve van opname van stikstof en CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal Niveau

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.


De NOVI is op 11 september 2020 ondertekend en inmiddels in werking treden. De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, en de overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:

  1. 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  2. 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;
  3. 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties;
  4. 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
  5. 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;
  6. 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem;
  7. 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit;
  8. 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving;
  9. 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten;
  10. 10. Beperken van klimaatverandering;
  11. 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur;
  12. 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen;
  13. 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie;
  14. 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit);
  15. 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoendebeschikbaarheid van zoetwater;
  16. 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat;
  17. 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit;
  18. 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie;
  19. 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang;
  20. 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit;
  21. 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.


Analyse

Voorliggend plan voorziet in de herontwikkeling van een bestaand zorgterrein. Deze ontwikkeling draagt bij aan het realiseren van een goede leefomgeving en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en fysieke leefomgeving.

Conclusie

Het plan geeft invulling aan het beleid, zoals omschreven in de Nationale Omgevingsvisie.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor het project zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft derhalve ook geen toetsing aan het Barro plaats te vinden.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Ten aanzien van de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van het begrip 'stedelijke ontwikkeling' blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Bro. In de literatuur wordt bij voorziene ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw gesproken over een daadwerkelijke ondergrens. Volgens vaste jurisprudentie zijn elf woningen (welke op één dezelfde locatie worden gerealiseerd) het maximale aantal woningen wat door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) als te kleinschalig wordt geacht om als een stedelijke ontwikkeling te kunnen worden gekwalificeerd (ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3542, r.o. 8.2.). Het minimale aantal woningen wat gerealiseerd moet worden (op dezelfde locatie) om als stedelijke ontwikkeling te worden gekwalificeerd is aldus twaalf (ABRvS 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2329, r.o. 6.3).

Betekenis voor het plangebied

Onderhavig planvoornemen betreft de herontwikkeling van een bestaand zorgterrein waarbij het aantal studio's niet toeneem in de uitgangssituatie (350). Op basis van jurisprudentie geldt dat een dergelijke ontwikkeling niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal Niveau

4.2.1 Omgevingsvisie Limburg 2021

Op 1 oktober 2021 is door de Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie Limburg 2021 vastgesteld en is in werking getreden. Hiermee komt de Omgevingsvisie POL2014 te vervallen.

De Omgevingswet gaat uit van het zoeken naar de balans tussen het beschermen én benutten van de fysieke leefomgeving waarin we leven, wonen, werken, leren en onze vrije tijd besteden. De Omgevingsvisie is geen blauwdruk voor de toekomst. Bij (nieuwe) ontwikkelingen kunnen keuzes worden gemaakt. Daarbij wordt gekozen voor maatwerk en wordt rekening gehouden met het karakter en mogelijkheden van een gebied en de afweging van belangen op lokale schaal. Als afwegingen worden gemaakt, wordt dat gedaan op basis van de onderstaande Limburgse principes:

  • Er wordt gestreefd naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving;
  • De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal;
  • Er wordt zowel ingezet op duurzame verstedelijking als op transitie van landelijk gebied;
  • Er wordt zorgvuldig omgegaan met onze ruimte en voorraden bovengronds én ondergronds.

Bovendien wordt in de Omgevingsvisie Limburg 2021 een onderscheidt gemaakt in drie hoofdopgaven. De hoofdopgaven zijn:

  1. 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving in:
    1. a. stedelijk c.q. bebouwd gebied;
    2. b. in landelijk gebied;
  2. 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie (inclusief landbouwtransitie);
  3. 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

Aangaande het aspect 'Wonen en leefomgeving' wordt gesteld dat de provincie streeft naar een evenwicht in vraag en aanbod voor het woningaanbod / de planvoorraad (zowel kwalitatief als kwantitatief). Derhalve moeten er voldoende (betaalbare) woningen van de juiste kwaliteit op de juiste plek aanwezig zijn. Alle woningbouwontwikkelingen worden door de provincie beschouwd als van provinciaal belang. Daarnaast wordt verduurzaming en het levensloop bestendig maken van bestaande en nieuwe woningen gestimuleerd.

De provinciale Omgevingsvisie is het richtinggevende kader op hoofdlijnen. Daarnaast zijn de regionale en lokale woonbehoeften nader uitgewerkt in de Limburgse Agenda Wonen 2020 - 2023. Deze meer gerichte uitwerkingen zijn noodzakelijk in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma's, agenda's en instrumenten. Enerzijds omdat de woningsbehoefte verandert en anderzijds omdat er lokale en regionale verschillen zijn in de opgaven ten aanzien van woon- en leefomgeving. Zo wordt flexibiliteit geboden om opgaven gericht op te pakken en bij te sturen.

Analyse

Onderhavig planvoornemen betreft de herontwikkeling van een bestaand zorgterrein waarbij het aantal studio's niet toeneemt in de uitgangssituatie (350). Hoewel een zorgterrein niet direct valt in te kaderen in een van de aspecten benoemd in de Omgevingsvisie Limburg 2021, sluit onderhavig planvoornemen het best aan bij het aspect 'Wonen en leefomgeving'. Middels deze herontwikkeling wordt op een zorgvuldige wijze omgegaan met de bestaande voorraad aan zorgwoningen. Door toepassing van een herontwikkeling wordt de geboden kwaliteit verhoogd en de kwantiteit gewaarborgd. Dit sluit tevens aan bij de uitgangspunten ten aanzien van het aspect 'Wonen en leefomgeving' genoemd in de Omgevingsvisie Limburg, aangezien middels deze herontwikkeling leegstand op deze locatie voorkomen wordt.

Conclusie

Het plan is passend binnen de 'Omgevingsvisie Limburg 2021'.

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2021

Op 17 december 2021 heeft het college van Gedeputeerde State de Omgevingsverordening Limburg (2021) vastgesteld. Met de komst van de Omgevingswet is een nieuwe omgevingsverordening nodig die past binnen de kaders en het instrumentarium van de Omgevingswet.

De omgevingsverordening heeft van 7 juni tot en met 19 juli 2021 voor eenieder ter inzage gelegen en is op 17 december 2021 door Provinciale Staten vastgesteld. De omgevingsverordening zal tegelijkertijd met de nieuwe Omgevingswet in werking treden.

Hoewel de Omgevingsverordening Limburg (2021) hoofdzakelijk een beleidsneutrale omzetting van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is, staan er enkele nieuwe of inhoudelijk aanmerkelijk gewijzigde onderwerpen in. Het gaat hier om instructieregels aan gemeenten op het gebied van wonen, zonne-energie, na-ijlende effecten van de steenkoolwinning en huisvestingsnormen voor internationale werknemers.

De provincie Limburg heeft op 12 december 2014 ook de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Hierin staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding te geven. Onderstaand zijn de relevante passages voor het plangebied opgenomen.

Volgens de kaart ‘Wonen, werken en recreëren’ ligt het besluitgebied in gedeeltelijk binnen het gebied ‘Landelijke kern’ en gedeeltelijk binnen het gebied 'Natuurnetwerk'. In artikel 12.1 ‘instructieregels nieuwe planvoorraad wonen’, van de Omgevingsverordening Limburg 2021, wordt gesteld dat nieuwe plannen dienen te voldoen aan de van toepassing zijnde inhoudelijke thema’s zoals opgenomen in de provinciale omgevingsvisie (POVI). De gemeente Maasgouw heeft een regionale structuurvisie vastgesteld in de vorm van de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg 2014-2024'. In paragraaf 4.3.1 wordt hier nader op ingegaan. In artikel 8.2 'Instructieregels voor omgevingsplannen Natuurnetwerk Limburg', van de Omgevingsverordening Limburg 2021, wordt gesteld dat nieuwe plannen geen nieuwe activiteiten of wijzigingen aan bestaande activiteiten toestaan als deze nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Limburg of kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang tussen de gebieden van het Natuurnetwerk Limburg. In paragraaf 5.2.3 wordt hier nader op ingegaan.

Milieubeschermingsgebieden

Volgens de kaarten bij de Omgevingsverordening is het plangebied gedeeltelijk gelegen binnen de aanduidingen:

  • Natuurnetwerk;
  • Boringsvrije zone Roerdalslenk III;
  • Grondwaterbeschermingsgebieden freatisch;
  • Overstromingskansgebied A - geen kans aangegeven;
  • Overstromingskansgebied E - 1:100 jaar;
  • Extensiveringsgebied.

Natuurnetwerk

Landschap

De kernkwaliteiten van het beschermingsgebied Nationaal landschap Zuid-Limburg zijn:

  1. a. het reliëf;
  2. b. het open-besloten karakter;
  3. c. het groene karakter;
  4. d. het cultuurhistorisch erfgoed.

Natuur

Nieuwe plannen staan geen nieuwe activiteiten of wijzigingen aan bestaande activiteiten toe als deze nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Limburg of kunnen leiden tot een vermindering van de kwaliteit, de oppervlakte of de samenhang tussen de gebieden van het Natuurnetwerk Limburg.

Boringsvrije zone Roerdalslenk III

De waterschapsverordening bepaalt dat het in de boringsvrije zone Roerdalslenk beneden de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei verboden is zonder omgevingsvergunning grondwater te onttrekken of water te infiltreren.

Grondwaterbeschermingsgebieden freatisch

De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op:

  1. a. het beschermen van de kwaliteit van het grondwater vanwege de waterwinning, of;
  2. b. het beschermen van de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater.

Overstromingskansgebied A - geen kans aangegeven

Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt voor overstromingskansgebied A geen gemiddelde overstromingskans per jaar als omgevingswaarde.

Overstromingskansgebied E - 1:100 jaar

Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt voor overstromingskansgebied E een gemiddelde overstromingskans van 1:100 per jaar als omgevingswaarde.

Extensiveringsgebied

Een planvoornemen laat geen nieuwvestiging van intensieve veehouderij toe.

Analyse

Onderhavig planvoornemen betreft de herontwikkeling van een bestaand zorgterrein waarbij het aantal studio's niet toeneemt in de uitgangssituatie (350). Hoewel een zorgterrein niet direct valt in te kaderen in een van de aspecten benoemd in de Omgevingsverordening Limburg 2014, sluit onderhavig planvoornemen het best aan bij het aspect 'Wonen'. Middels onderhavig planvoornemen wordt één nieuwe 'woning' toegevoegd aan de bestaande planvoorraad. Hiermee wordt voldaan aan artikel 2.4.2 'Wonen' lid 3 uit de Omgevingsverordening Limburg 2014. Vanuit de ligging van het plangebied binnen de beschreven aanduidingen zijn er geen belemmeringen.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale 'Omgevingsverordening Limburg 2021'.

4.3 Regionaal Niveau

4.3.1 Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg 2014-2024

Op 18 december 2014 is regionaal de 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg 2014-2024' vastgesteld. Deze regionale structuurvisie geeft richting aan de kwalitatieve en kwantitatieve opgave waar de gemeenten woningbouw de komende jaren wenselijk vinden en de wijze waarop het aantal woningbouwplannen wordt afgestemd op de behoefte. Dit betekent dat beleidsmatig is vastgelegd hoe de planvoorraad voor woningen wordt afgebouwd. De visie heeft tevens een basis voor afspraken op de middellange termijn (2018-2024).

De Structuurvisie is de basis voor het geven van sturing aan en voeren van regie over het in de regio te voeren beleid op het vlak van wonen, zorg en woonomgeving en is een antwoord op de vraag hoe om te gaan met de actuele en te verwachten demografische en economische ontwikkelingen. Regionaal is er sprake van een veranderende kwalitatieve woningbehoefte als gevolg van de veranderende bevolkingssamenstelling. Die demografische transitie vraagt om transformatie van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving en nog slechts om beperkte uitbreiding van de woningvoorraad.

De Structuurvisie geeft de kwalitatieve en kwantitatieve (woningbouw) ontwikkelingsrichting aan voor de regio (en de gemeenten daarbinnen) met een bijbehorend actieprogramma. Hiermee dient de regio de volgende doelen:

  1. a. het vormt de inhoudelijke afweging en ordening voor plannen en projecten;
  2. b. het biedt ontwikkelaars, bouwers, corporaties en zorgaanbieders houvast om hun bijdrage te leveren aan de kwantitatieve en kwalitatieve woonopgave;
  3. c. het bundelt en integreert op overzichtelijke wijze alle visies en programma’s en resultaten met betrekking tot wonen en zorg tot op heden.

Zorg

Er is sprake van vier relevante verschuivingen in de sfeer van wonen met zorg:

  • van intramuraal wonen naar zelfstandig wonen met zorg aan huis;
  • van centrale regie naar meer regie op lokaal niveau, bij gemeenten en zorgverzekeraars;
  • meer met hetzelfde: de zorgbehoefte neemt toe, maar de middelen niet;
  • van formele zorg naar steeds meer informele zorg.

Tegelijkertijd met deze bewegingen is zichtbaar dat steeds meer aanbiedende partners zich in toenemende mate terugtrekken op het eigen domein: corporaties naar sec wonen, zorgaanbieders naar sec zorg. Gemeenten krijgen er meer taken bij en moeten dus meer met minder doen. De natuurlijke regierol wordt ingeruild voor een faciliterende, vaak meer afwachtende, rol.

Momenteel zou er in de regio in de ouderenzorg een aanbod aan verzorgings- en verpleegplaatsen intramuraal van ca. 2.600 moeten zijn. Het feitelijke aanbod komt hier vrijwel mee overeen. Het scheiden van wonen en zorg leidt er toe dat een groot aantal verzorgingshuisplaatsen (ca. de helft van het totaal aanbod) moet worden afgebouwd of omgebouwd. Daar ligt op veel plaatsen een uitdaging.

Hetzelfde geldt in de sfeer van jonge zorgvragers: mensen met een verstandelijke, lichamelijke of psychische/psychiatrische beperking. Ook hier wordt nagedacht over de effecten van scheiden van wonen en zorg en de mogelijkheden die het vastgoed daarin biedt. Deels is dat eigendom van de zorginstelling, deels wordt het gehuurd van een corporatie of een (particuliere) belegger.

Veel mensen kunnen de komende jaren niet meer rekenen op toegang tot een intramurale verzorgingsplek en moeten ‘zelfstandig’ blijven wonen. Dit betekent niet vanzelfsprekend dat iemands huidige woning en woonomgeving geschikt zijn. Het zal her en der gaan knellen, ook omdat er nog weinig betaalbare alternatieven op de markt zijn.

Vrijwel alle zorgaanbieders geven aan bezig te zijn met het anticiperen op enerzijds nieuwe spelregels rond langdurige zorg en anderzijds vermaatschappelijking van die zorg (langer thuis blijven wonen). Dit betekent dat zorgvastgoed ter discussie komt te staan. Zo sluit de korte termijn waarop de toegang intramurale zorgplaatsen is beperkt niet goed aan bij de termijn die nodig is om het zorgvastgoed aan te passen of voor alternatieven te zorgen. Daarnaast wordt er volop nagedacht over innovatieve concepten om zorg en begeleiding aan huis te brengen.

Analyse

Onderhavig planvoornemen betreft de herontwikkeling van een bestaand zorgterrein waarbij het aantal studio's niet toeneemt in de uitgangssituatie (350). Het betreft onzelfstandig wonen voor mensen met een lichamelijke/verstandelijke beperking of psychische aandoening. Men woont bijvoorbeeld in grootschalige gebouwen of in groepswoningen. Er is sprake van AWBZ-zorg en -verblijf. Aangezien verzorgingswoningen, zoals, onder andere, opgenomen in dit bestemmingsplan, niet aangemerkt worden als zelfstandige woonvorm is de Structuurvisie in die zin niet van toepassing voor dat soort type woningen. De verzorgingswoningen maken dan ook geen onderdeel uit van de plancapaciteit van de gemeente.

Conclusie
Het plan voldoet aan de regels van de provinciale 'Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg 2014-2024'.

4.4 Gemeentelijk Niveau

4.4.1 Omgevingsvisie Maasgouw

Op 22 februari 2022 is de omgevingsvisie Maasgouw door de gemeenteraad vastgesteld. Dit is de vervanger van de stuctuurvisie Maasgouw 2030. In de omgevingsvisie wordt de koers voor de toekomst van Maasgouw beschreven. Dit wordt gedaan voor de hele fysieke leefomgeving van Maasgouw. De ‘fysieke leefomgeving’ staat voor datgene wat je ziet, voelt, hoort, proeft en ruikt. Dat zijn bijvoorbeeld gebouwen, wegen, parken, een schone lucht, drinkwater, rivieren, bossen, enzovoorts. In de omgevingsvisie worden de doelen beschreven die beoogd worden voor de fysieke leefomgeving. Sommige dingen zijn al goed in Maasgouw, zoals een aantrekkelijk buitengebied om in te recreëren. Dat wordt behouden. Andere dingen komen voor verbeteren in aanmerking, zoals het woningaanbod of de opwek van duurzame energie. Behoud en verbetering is omschreven in ambities die er zijn en doelen die worden beoogd. In de omgevingsvisie worden de doelen beschreven en de hoofdlijnen aangegeven op welke wijze deze doelen worden gerealiseerd en met wie.

Identiteit kernen

De kracht van Maasgouw zit ‘m in de verscheidenheid; elke kern heeft haar eigen identiteit. Maasbracht heeft een centrumfunctie (winkels, gemeentehuis), de scheepvaart is niet te missen. Heel vervult die centrumfunctie op de Westoever en staat de zorg centraal en kent een uniek archeologisch erfgoed. In Thorn, Stevensweert en Wessem is de historie nog goed zichtbaar, waarbij Wessem zich ook profileert op het gebied van de watersport. In de overige kernen Linne, Beegden, Panheel, Brachterbeek en Ohé en Laak overheerst rust en ruimte en is het goed wonen.

Doelen

  • Stedelijke ontwikkeling (wonen, bedrijvigheid, detailhandel, voorzieningen) vinden plaats binnen bestaand bebouwd gebied, met behoud van ruimte voor water en groen.
  • Concentratie van voorzieningen en detailhandel in centrumgebieden, horeca in Maasbracht en Wessem ook aan de Haven/de Maas.
  • De woningbouwopgave sluit aan bij regionale afspraken en de toekomstverkenning. We verleggen de koers van kwantiteit naar kwaliteit van onze leefomgeving.
  • Verduurzaming, specialisatie en kwaliteitsverbetering van (natte) bedrijventerreinen.
  • Sociale cohesie is een belangrijke karakteristiek van de kernen. We streven naar voorzieningen op maat in elke kern voor lokale verenigingen en gemeenschapsactiviteiten.
  • De historische kernen Thorn, Stevensweert en Wessem: behoud cultuurhistorie, kansen voor recreatie en toerisme. In Wessem liggen kansen voor de water(sport)recreatie.

Landelijk gebied

Het landelijk gebied van Maasgouw kent een grote landschappelijke verscheidenheid. De gemeente is voornemens deze verscheidenheid te behouden en de kwaliteit ervan te verbeteren. Dit wordt gedaan door het landschap te koesteren en de kenmerken ervan te behouden en versterken. Daarnaast wordt het natuurnetwerk versterkt en wordt de biodiversiteit vergroot. Om dit op een juiste wijze te regelen is het buitengebied opgedeeld in twee delen:

  • Groen-blauwe Natuurzone;
  • Agrarisch cultuurlandschap.

Groen-blauwe Natuurzone

Het groen-blauwe netwerk van natuurgebieden, verbindingszones (beekdalen), Maas en Maasplassen is kenmerkend voor de gemeente Maasgouw en heeft om meerdere redenen een belangrijke functie. Deze natuurzones zijn van cruciaal belang om de soortenrijkdom van dieren en planten (biodiversiteit) te behouden en herstellen die in de afgelopen decennia in Nederland sterk is afgenomen, Daarnaast zorgt dit groenblauwe netwerk voor de klimaatbestendigheid door het opvangen en vasthouden van water en door het bieden van verkoeling bij hitte. Ook bieden deze natuurzones ontspanningsmogelijkheden voor bewoners en bezoekers en daarmee wordt bijdragen aan de aantrekkingskracht van Maasgouw als woongemeente en als toeristische gemeente. De gemeente heeft de ambitie om de kwaliteiten van de bestaande natuur te versterken en het natuurnetwerk binnen de gemeente te completeren en aan te laten sluiten bij het Natuur Netwerk Nederland.

Agrarisch cultuurlandschap

Het agrarisch cultuurlandschap manifesteert zich in verschillende verschijningsvormen; van het rationeel verkavelde agrarisch landschap ten zuiden van Brachterbeek, tot het meer kleinschalige en met groene structuurdragers doorweven landschap van bijvoorbeeld het eiland in de Maas. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. Het gebruik van de opstallen kent een grote variëteit aan functies: uiteraard is de agrarische functie vertegenwoordigd, maar ook wonen, niet agrarische bedrijven, recreatieondernemingen, horeca, het is allemaal in het buitengebied te vinden.

Het buitengebied levert een aantrekkelijk landschap op dat zowel door de agrariërs, andere bewoners van Maasgouw als door recreanten wordt gebruikt. We streven naar een goede balans tussen het behoud van het aantrekkelijke landschap en ander gebruik. Dat kan gaan over uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven. In dat geval streven wij naar een duurzame en circulaire agrarische ontwikkeling. Dat betekent dat ontwikkeling van bestaande agrarische bedrijven mogelijk is, als wordt bijgedragen aan duurzaamheid en circulariteit. Daarbij staan we open voor experimenten die leiden tot een meer circulaire en duurzame landbouw. Een dergelijke ontwikkeling moet altijd samengaan met een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit.

Daarnaast staat het agrarisch cultuurlandschap ook open voor andere functies, zoals het opwekken van duurzame energie (zoals zonnevelden in de daarvoor aangewezen zoekgebieden) of recreatie. Voorwaarde is dat nieuwe ontwikkelingen landschappelijk in te passen zijn, dan wel dat er op andere wijze wordt bijgedragen aan de kwaliteit van het landschap.

Analyse

Onderhavig plangebied is, conform de omgevingsvisie, zowel gelegen binnenen het bestaand bebouwd gebied (zuidelijk deel + noordoostelijke deel) alsmede ook binnen het buitengebied (Groen-blauwe Natuurzone). Het planvoornemen betreft de herontwikkeling van een bestaand zorgterrein waarbij het aantal studio's niet toeneemt in de uitgangssituatie (350). Middels deze ontwikkeling wordt derhalve niet voorzien in een verdere toevoeging van woonzorgvoorzieningen.

Deze ontwikkeling is direct passend binnen het bestaand bebouwd gebied, daar de omgevingsvisie aangeeft dat stedelijke ontwikkelingen hier doorgaans plaats moeten vinden. Daarnaast wordt middels dit planvoornemen het subgebied dat gelegen is binnen de Groen-blauwe Natuurzone voorzien van zowel een passende bestemming (uitbreiding bestemming 'Natuur' en 'Groen' alsmede ook door de landschappelijke inpassing versterkt. Hiermee is het planvoornemen ook passend binnen het aangewezen buitengebied.

Conclusie
Het plan voldoet aan de 'Omgevingsvisie Maasgouw'.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  1. 1. milieu;
  2. 2. waarden;
  3. 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

5.1.5 Geluid

5.1.6 Luchtkwaliteit

5.1.7 Volksgezondheid

5.1.8 Milieueffectrapportage

5.2 Waarden

5.2.1 Archeologie

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.3 Natuurwaarden

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

5.3.2 Beleid

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Limburg, de provinciale omgevingsvisie, het Provinciaal Waterplan, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.

De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:

  • vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
  • voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

De opgave ten aanzien van het regionale water is het komen tot robuuste en natuurlijk functionerende en veerkrachtige watersystemen. Dit om risico's tot wateroverlast en watertekort verminderen en ook bij klimaatverandering beheersbaar en maatschappelijk acceptabel te blijven. Er dient te worden voldaan aan de regionale normering voor wateroverlast. Daarnaast is het ontwikkelen van regionale, gebiedsgerichte adaptiestrategieën en het treffen van effectieve maatregelen de opgave voor het omgaan met huidige en toekomstige watertekorten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is de beschikbaarheid van voldoende water en de juiste kwaliteit. Op deze manier zijn problemen op het gebied van watertekort in tijden van schaarste beheersbaar en maatschappelijke acceptabel.

Een van de doelen van de provincie is om wateroverlast en watertekorten in het regionale watersysteem te beperken door meer ruimte voor water beschikbaar te stellen, de sponswerking te versterken en te anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering.

In het Waterbeheerprogramma van waterschap Limburg is uitgewerkt wat de doelen zijn voor de komende planperiode en hoe deze bereikt moeten worden. Het gaat hierbij gaat het om:

  • Hoogwaterbescherming Maasvallei: bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas.
  • Klimaatadaptatie: balans tussen water afvoeren én water vasthouden.
  • Waterkwaliteit en ecologie: het water is schoon en wateren zin natuurlijk ingericht.
  • Zuiveren en waterketen: zuiveren rioolwater en grondstoffen terugwinnen en gebruiken.

Waterneutraal plannen en bouwen

Door het waterschap wordt geadviseerd om zoveel mogelijk waterneutraal te plannen en bouwen. Regenwater van nieuwe (en het liefst ook bestaande) daken en verharding wordt zo veel mogelijk opgevangen op eigen terrein. Uitgangspunt daarbij is hergebruik of infiltreren in de bodem.

5.3.3 Watertoets

Door Kragten is een watertoets opgesteld waarin de bestaande en nieuwe situatie met betrekking tot het vuil- en regenwater is opgenomen, rapport: ''Watertoets; Ontwikkeling Daelzicht, Heel'' (4 oktober 2023, DIP248). De notitie is als bijlage 11 bij deze toelichting opgenomen.

Kragten concludeert dat volgens het beleid van Waterschap Limburg er 100 mm waterberging dient aangelegd te worden per m2 aan toenemend verhard oppervlak. Gemeente Maasgouw heeft in het beleid staan dat de gemeente voor nieuwbouw geen regenwater inzamelt. De eigenaar van gebouwen en percelen verwerkt het regenwater zelf binnen de perceelgrens, tenzij dat technisch niet mogelijk is. Voor extreme neerslaggebeurtenissen wordt voorzien in een overloop naar de openbare ruimte.

Door de ontwikkeling er een toekomstig verhard oppervlak van circa 22.550 m2. Hierom dient er volgens het gemeentelijke beleid (100 mm) circa 2.225 m3 water geborgen te worden binnen het plangebied. Ondergrondse oplossingen zijn in de regel financieel minder aantrekkelijk dan bovengrondse oplossingen. Bovengrondse maatregelen zijn robuuster (minder foutgevoelig) en beter te onderhouden. Dit zorgt voor lagere kosten waardoor dit financieel aantrekkelijker is. Bovengrondse maatregelen nemen echter wel meer ruimte in op het maaiveld en er is het gevaar dat mensen erin kunnen vallen. Op het terrein van Daelzicht komen mensen te wonen met een fysieke beperking. In verband met veiligheid wordt er hierom voor gekozen om de bergingsvoorzieningen ondergronds uit te voeren.

De GHG op de projectlocatie bevindt zich diep genoeg in de bodem om ondergrondse voorzieningen toe te passen. Er kan hierbij bijvoorbeeld gekozen worden voor infiltratiekratten.

Voor de bepaling van de berging gaan we uit van infiltratiekratten met de volgende eigenschappen:

  • afmetingen van een standaard infiltratiekrat is 1,2 m * 0,8 m * 0,66 m (l * b * h);
  • een bergingsrendement van 95%, wat inhoudt dat 1 m3 aan infiltratiekratten 0,95 m3 aan water kan bergen;
  • de bovenkant van de infiltratiekratten dient minimaal 0,80 m beneden maaiveld aangelegd te worden om de verkeersbelasting te kunnen afdragen;
  • er is voor gekozen om 2 lagen infiltratiekratten aan te leggen. Hierdoor ligt de bodem van het krattenpakket nog boven de kleilaag (0,8 + 0,66 + 0,66 = 2,12 m onder maaiveld).

afbeelding "i_NL.IMRO.1641.BPL117-VG01_0021.png"

INDICATIEVE LOCATIE INFILTRATIEKRATTEN

5.3.4 Conclusie

Het aspect water vormt geen planologische belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie

Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

6.3 Maatschappelijk

6.3.1 Omgevingsdialoog

Inzake het opstellen van het onderliggende Masterplan hebben in 2019 overlegmomenten plaatsgevonden met de omgeving. Voor voorliggende procedure (bestemmingsplanwijziging) is wederom een omgevingsdialoog uitgevoerd. Het verslag is bijgevoegd als bijlage 12.

6.3.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit moeten burgemeester en wethouders overleg plegen met het waterschap, met andere gemeenten van wie de belangen bij het plan betrokken zijn, en met de betrokken rijks- en provinciale diensten. Van het vooroverleg kan worden afgezien indien de betrokken diensten aangeven dat overleg niet noodzakelijk is.

Het plan is voorgelegd aan de provincie Limburg, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio Limburg-Noord en het waterschap. Vanuit de veiligheidsregio en Rijkswaterstaat zijn geen belemmeringen voor het beoogde planvoornemen aangegeven. Vanuit het waterschap wordt opgemerkt dat, met betrekking tot de hemelwaterberging, gerekend dient te worden met 100 mm per m² verharding. De rapportage is hierop aangepast. De provincie heeft aangegeven dat de gronden binnen de vigerende bestemming 'Maatschappelijk - Welzijnsinstelling' abusievelijk zijn opgenomen in de POL2014 als goudgroene natuurzone. Het voorstel is om dit deel te beschouwen als geëxclaveerd uit de goudgroene natuurzone waardoor toepassing van de beleidsregels uit de provinciale omgevingsverordening (nee-tenzij afweging en compensatie goudgroen) met betrekking tot de ontwikkeling op deze locatie niet aan de orde is. het verkennend flora- en faunaonderzoek is hierop aangepast.

6.3.3 Ter inzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken, vanaf 24 november 2023, voor eenieder ter inzage gelegen. In deze periode is er één zienswijze ingediend. In de Nota van zienswijzen, bijgevoegd als bijlage 13, is aangegeven hoe er met deze zienswijze is omgegaan.

Naast de doorgevoerde aanpassingen, naar aanleiding van de ingediende zienswijzen, is de toelichting van het bestemmingsplan op een drietal punten ambtshalve gewijzigd, te weten:

  • Invoegen nader soorten onderzoek ecologie;
  • Herijken stikstofdepositie-onderzoek (n.a.v. update Aerius-calculator);
  • Herijken m.e.r.-aanmeldnotitie (n.a.v. bovenstaande informatie).

6.3.4 Vaststelling door gemeenteraad

De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan ''Daelzicht, Heel'' op 28 mei 2024 gewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 t/m 13

In dit hoofdstuk zijn de regels voor elke (dubbel)bestemming opgenomen. Elk artikel kent een vaste opzet. Eerst is het toegestane gebruik bepaald in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn er bouwregels en specifieke gebruiksregels opgenomen, met aansluitend daarop de afwijkingsmogelijkheden voor het bouwen of het gebruik. Tenslotte is bepaald voor wat voor werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist en zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om het plan in bepaalde gevallen te kunnen wijzigen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 14) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 15) Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.

Algemene gebruiksregels (artikel 16) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.

Algemene aanduidingsregels (artikel 17)
Voor bepaalde gronden gelden een of meerdere gebiedsaanduidingen zoals in voorafgaande paragrafen is genoemd.

Algemene afwijkingsregels (artikel 18) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Algemene wijzigingsregels (artikel 19)
In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels opgenomen, waarin het bevoegd gezag de in het plan opgenomen bestemmingen kan wijzigen.

Algemene procedureregels (artikel 20)

In dit artikel zijn procedureregels opgenomen ten aanzien van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Overige regels (artikel 21)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van de onderlinge rangorde van dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen en de regeling omtrent parkeren en laden en lossen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 22) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 23) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 1 Vooronderzoek bodem

Bijlage 2 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Bijlage 3 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 3 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 4 Verantwoording Hoogte Groepsrisico

Bijlage 4 Verantwoording hoogte groepsrisico

Bijlage 5 Agrarisch Geuronderzoek

Bijlage 5 Agrarisch geuronderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 7 M.e.r.-aanmeldnotitie

Bijlage 7 M.e.r.-aanmeldnotitie

Bijlage 8 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 8 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 9 Nader Soortenonderzoek

Bijlage 9 Nader soortenonderzoek

Bijlage 10 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 10 Stikstofdepositie-onderzoek

Bijlage 11 Watertoets

Bijlage 11 Watertoets

Bijlage 12 Omgevingsdialoog

Bijlage 12 Omgevingsdialoog

Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 13 Nota van zienswijzen