Gemert-Bakel Buitengebied, herziening januari 2021
Bestemmingsplan - gemeente Gemert-Bakel
Vastgesteld op 07-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied, herziening januari 2021 met identificatienummer NL.IMRO.1652.Buitengebied012021-VA01 van de gemeente Gemert-Bakel.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het door één van de bewoners maar zonder personeel, bedrijfsmatig verlenen van diensten en/ of het door middel van handwerk uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Deze diensten en/of activiteiten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als (bedrijfs)woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, anders dan een webwinkel met ondergeschikte opslag tot 20 m2, en prostitutie niet toegestaan.
1.4 Aan huis verbonden beroep
Het door één van de bewoners maar zonder personeel, uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van administratieve-, juridische-, medische-, therapeutische-, lichaamsverzorgende-, kunstzinnige-, ontwerptechnische diensten of op hiermee gelijk te stellen diensten. De diensten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als (bedrijfs)woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, showroom(s) en prostitutie niet toegestaan.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aan-één-gebouwde woningen.
1.8 Aardkundige waarden
De waarden die aan gronden zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.
1.9 Achtergrondbelasting
De geurbelasting van alle veehouderijen samen op enige locatie.
1.10 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen
Commissie van deskundigen op het gebied van agrarische bedrijfsactiviteiten en agrarische ontwikkelingen die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te 's-Hertogenbosch.
1.11 Afhankelijke woonruimte
Een bijbouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.12 Afrastering
Een afscheiding bestaande uit een open constructie bestaande uit palen met bedrading cq. draadwerk, dan wel in gaasvorm.
1.13 Agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.14 Agrarisch (grond)gebruik
Het gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.15 Agrarisch loonwerkbedrijf
Een agrarisch verwant bedrijf dat met behulp van landbouwwerktuigen werkzaamheden verricht voor agrarische bedrijven, zoals grond- en oogstwerkzaamheden, met uitzondering van mestbewerking.
1.16 Agrarisch verwant bedrijf
Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, maneges, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.
1.17 Agrarische waarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.
1.18 Archeologische waarden
De waarden die aan gronden zijn toegekend in verband met de daar voorkomende archeologische relicten.
1.19 Architectonische waarden
De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.
1.20 Bebouwde kom
Het gebied waar de bebouwing een aaneengesloten karakter heeft. De grens van de bebouwde kom wordt bepaald door de grens tussen dit bestemmingsplan en de bestemmingsplannen voor de kernen Gemert, Bakel, De Mortel, Handel, Elsendorp, De Rips en Milheeze.
1.21 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.22 Bebouwingsconcentratie
Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.23 Bebouwingscluster
Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
1.24 Bebouwingslint
Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.
1.25 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.26 Bebouwingsvrije zone bij een leiding
Een vrijwaringzone aan weerszijden van de hartlijn van de leiding die obstakelvrij moet blijven om een veilig en bedrijfszeker transport te waarborgen en ter bescherming van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding.
1.27 Bed and breakfast
Recreatieve nevenfunctie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, bestaande uit maximaal 4 slaapkamers en behorende voorzieningen voor maximaal 10 personen en maximaal 10 slaapplaatsen.
1.28 Bedrijf
Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.
1.29 Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.30 Bedrijfsplan
Een rapport, waarin op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische, bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden bij het toetsen van de aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze planregels in principe mogelijkheden bieden.
1.31 Bedrijfs(vloer)oppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.32 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
1.33 Beeldbepalend pand
De aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid (materie en concept), ouderdom en samenhang.
1.34 Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
- De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
- De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
- Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
- De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
- Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
- Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
- Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
- Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren.
1.35 Beeldkwaliteitsplan buitengebied
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in het als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan, dat als Bijlage 3 bij deze regels is gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan.
1.36 Behoud en herstel watersystemen
Gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig kunnen zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2016-2021 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen, zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.37 Bestaand
- a. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
- b. met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, zoals toegestaan op grond van een onherroepelijke vergunning of op basis van het voorgaande onherroepelijke bestemmingsplan of op basis van daarop volgende omgevingsvergunningen ten behoeve van (wijzigen van) gebruik;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ten aanzien van de stikstofdepositie, de stikstofdepositie zoals is vastgelegd in de Natuurbeschermingswetvergunning van het desbetreffende bedrijf, danwel de feitelijke situatie in de periode 2012-2014.
1.38 Bestaand stedelijk gebied
Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies, zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.39 Bestaande oppervlakte dierenverblijf, niet zijnde geitenhouderij
De oppervlakte van een dierenverblijf die:
- op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
- mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende vergunning.
1.40 Bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een geitenhouderij
De oppervlakte dierenverblijf voor een geitenhouderij die:
- op 07 juli 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
- mag worden gebouwd krachtens een vóór 07 juli 2017 verleende vergunning.
1.41 Bestaande veehouderij
Een veehouderij met een of meerdere diersoorten die aanwezig mogen zijn volgens de verleende omgevingsvergunning Milieu ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, dan wel een op grond van het Activiteitenbesluit meldingsplichtige veehouderij.
1.42 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.43 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.44 Bestemmingsvlak, relatie
Twee of meer als zodanig op de verbeelding aangeduide vlakken, die met de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden en die gezamenlijk als één bestemmingsvlak worden aangemerkt.
1.45 Bewijs van staldering
Schriftelijk bewijs dat binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd.
1.46 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
1.47 Bijgebouw
Een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning.
1.48 Biovergisting
Het vergisten van bedrijfseigen en aangevoerde mest en co-producten voor de opwekking van elektriciteit, het indrogen van het digestaat dat ontstaat als restproduct van het vergistingsproces en de opslag van co-producten.
1.49 Bos
Terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en extensieve recreatie.
1.50 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.51 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.52 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.53 Bouwperceel
Aaneengesloten (kadastraal) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd;
1.54 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.55 Bouwwerk
Elke bouwconstructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.56 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.
1.57 Buitenopslag
Het in de open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.
1.58 Chalet
Een gebouwd onderkomen, niet zijnde een stacaravan, dat naar aard en inrichting kan dienen tot, dag of nachtverblijf van één of meer personen in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.
1.59 Cultuurhistorisch waardevol pand
Pand dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen.
1.60 Cultuurhistorische bebouwing
Bebouwing die van cultuurhistorische waarde wordt geacht op typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen en bepalend voor de identiteit van een plek of gebied en aanknopingspunten biedend voor toekomstige ontwikkelingen.
1.61 Cultuurhistorische waarden
De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
- archeologische waarden;
- bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
- historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;
1.62 Dagrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.63 Defensiezones
Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidszone grondgebonden geluid.
1.64 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.65 Dierenverblijf
Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.66 Dove gevel
Een bouwkundige constructie zonder te openen delen met een voorgeschreven geluidwering.
1.67 Evenemententerrein
Een terrein waar periodiek terugkerende evenementen worden gehouden, zoals een kermis, kindervakantieweek, festival etc.
1.68 Extensieve recreatie
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden.
1.69 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.70 Gebruiken
Gebruiken, doen of laten gebruiken.
1.71 Gemeentelijke bomenverordening
De 'Bomenverordening Gemert-Bakel 2018'. Indien deze verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.72 Gemeentelijke monumentenverordening
De 'Monumentenverordening 2011 Gemeente Gemert-Bakel'. Indien deze verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.73 Glastuinbouwbedrijf
Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in permanente kassen of tunnels met een hoogte van 1 meter of meer.
1.74 Groene erfinrichting
Groenelementen, bestaande uit beplanting en/of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.
1.75 Groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden, een en ander zoals opgenomen in de Verordening Ruimte 2014. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.76 Groepsaccommodatie
Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bedrijfsmatig ingericht is ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.77 Groepswoning
Eén wooneenheid in een gebouw met één adres, waarin meerdere afhankelijke, niet-zelfstandige woonruimten (bijv. zorgplaatsen) zijn gevestigd.
1.78 Grondgebonden veehouderij
Een veehouderij die voldoet aan één van de volgende voorwaarden, zoals neergelegd in de door Gedeputeerde Staten op basis van artikel 5.11 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgestelde nadere regels voor de ontwikkeling van zorgvuldige veehouderij. Indien deze nadere regels zorgvuldige veehouderij gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.79 Hekwerk
Een bouwwerk van een constructie van enig materiaal met als functie erf- of perceelsafscheiding.
1.80 Hervestiging agrarisch bedrijf
Het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander agrarisch bestemmingsvlak.
1.81 Hobbymatig houden van dieren
Het houden van dieren zonder bedrijfsmatig karakter en dat niet valt onder het begrip 'Agrarisch bedrijf'.
1.82 Hokdierhouderij
Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.83 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.84 Hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.85 Hoogzit
Een verhoging die ervoor zorgt dat het jachtveld beter is te overzien.
1.86 Horecavoorzieningen
Voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse passend binnen de horecacategorie I en II zoals opgenomen in de Staat van horeca-activiteiten.
1.87 Huishouden
Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden).
1.88 Hydrologisch neutraal bouwen
Bouwen waarbij de nieuwe watersituatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de grondwaterstand niet verlagen. Bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied mag de oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschrijden. Het waterpeil moet aansluiten bij de optimale grondwaterstanden.
1.89 Infiltratie
Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.
1.90 Intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, niet zijnde een grondgebonden veehouderij.
1.91 Internethandel
Verkoop via internet aan particulieren. Er is géén showroom en de bestelling en betaling van producten verloopt uitsluitend via internet. Bezorging van bestelde producten gebeurt per post/koerier. Opslag is toegestaan zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald.
1.92 Inwoning
Het gebruik maken van extra onzelfstandige woonruimte in een bestaande woning waarin een gedeelte van de huishouding is gehuisvest.
1.93 Kampeermiddel
Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, met uitzondering van stacaravans, dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.94 Kampeerterrein
Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.95 Kas
Een permanent gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal en dat dient voor het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen. Schuurkassen en boog- en tunnelkassen van meer dan 1,5 meter hoog vallen ook onder dit begrip.
1.96 Kernrandzone
Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
1.97 Klein geïsoleerd water
Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met ander oppervlaktewater.
1.98 Kwaliteitsverbetering (van het landschap)
Een fysieke verbetering van de aanwezige en potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie en/of de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.99 Kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde is bepaald voor het plaatsgebonden risico, die in acht genomen moet worden. In artikel 1 lid 1 onder l van het Bevi wordt een opsomming gegeven van objecten die onder deze definitie vallen.
1.100 Landbouwhuisdieren
Gedomesticeerd dier dat om economische redenen wordt gehouden, waaronder in ieder geval worden gerekend: runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, paarden, konijnen en pelsdieren.
1.101 Landschappelijke inpassing
Een zodanige vormgeving en inpassing van een ruimtelijke ontwikkeling door groene erfinrichting, dat deze optimaal is afgestemd op de bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijk, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
1.102 Landschappelijke waarden
De aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.103 Manege
Een bedrijf dat faciliteiten biedt voor beoefenaars van de paardensport, zoals het geven van paardrijlessen en het verzorgen, dresseren en trainen van paarden en pony's.
1.104 Mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.105 Melkrundveehouderij
Melk(rund)veehouderij zoals bedoeld in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.106 Mestbewerking
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.107 Milieucategorie
De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente.
1.108 Minicamping
Een kampeerterrein waarop maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.109 Molenbiotoop
De gehele omgeving van de op de verbeelding aangeduide molen binnen een straal van 400 meter rond de molenromp, voor zover die omgeving van invloed is op het goed functioneren van de molen.
1.110 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Een en ander zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.111 Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden. Een en ander zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.112 Natuurwaarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.
1.113 Nevenactiviteit
Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de hoofdbedrijfsvoering betreffen, waarbij de omvang van de nevenactiviteit maximaal 20% van de bestaande bebouwing en/of maximaal 20% van de onbebouwde gronden binnen het bijbehorende bouwperceel mag bedragen, tenzij in de regels voor de van toepassing zijnde bestemming een ander maximum oppervlak of percentage voor de nevenactiviteit is vastgelegd.
1.114 Niet-agrarisch bedrijf
Een ambachtelijk of industrieel bedrijf, niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of detailhandel, gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.
1.115 Nieuwvestiging agrarisch bedrijf
De projectie van een agrarisch bestemmingsvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak. Nieuwvestiging kan betrekking hebben op het oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf in twee of meer bestemmingsvlakken, dan wel het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een nieuw bestemmingsvlak.
1.116 Omgevingskwaliteit
Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische, aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en onbebouwde omgeving.
1.117 Omgevingsvergunning
Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.118 Omschakeling agrarisch bedrijf
Het geheel, dan wel in overwegende mate binnen een bestaand agrarisch bedrijfsbestemmingsvlak overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm (veehouderij, glastuinbouw, (vollegronds)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf).
1.119 Onverharde weg
Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden en met landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.
1.120 Oude akker
Een gebied dat op de topografische kaart van 1838 ofwel een aaneengesloten geheel van akkers is, of een afwisseling van akkers, weiden en ander grondgebruik die naar hun ligging en verkavelingsstructuur een oude indruk maken.
In ieder geval kan een oude akker bestaan uit verschillende individuele akkers en kan een ensemble van verschillende cultuurhistorisch waardevolle elementen vormen, zoals:
- monumenten (rijks- of gemeentelijk),
- waterlopen c.q. vennen,
- verkaveling en wegen,
- (agrarische) bewoning en nederzettingsverplaatsing,
- erfafscheidingen (al dan niet groen of houtig),
- de typische openheid,
- de -eventuele- aanwezigheid van een afdekkende (dikke) teeltlaag,
- een relatie met de bijhorende nederzetting en de lagere en nabije graslandgebieden.
1.121 Overig agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt. Voorbeelden zijn: champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, viskwekerijen, paardenhouderijen en wormenkwekerijen.
1.122 Overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructies.
1.123 Paardenbak
Een omheind, niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.
1.124 Paardenhouderij
Het bedrijfsmatig fokken en houden van paarden en pony's, hieronder begrepen activiteiten als africhten, trainen, berijden ervan, zijnde een overig agrarisch bedrijf
1.125 Perceelsgrens
Een kadastrale grens van een perceel.
1.126 (Permanente) bewoning
Gebruik van een ruimte als hoofdverblijf.
1.127 Plattelandswoning (voormalige bedrijfswoning)
Een woning zoals bedoeld in artikel 1.1.a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.128 Recreatiebedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het bieden van mogelijkheden ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf en dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd, zoals een kampeerterrein/ camping en een kamphuis.
1.129 Recreatieve nevenactiviteiten
Die vormen van recreatie zoals reeds bestaand, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.130 Ruimtelijke kwaliteit
Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.131 Staat van bedrijfsactiviteiten
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Als Staat van bedrijfsactiviteiten voor dit bestemmingsplan geldt de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' editie 2009 (ISBN: 9789012130813), met dien verstande dat indien de genoemde VNG-brochure gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
1.132 Substraat
De voedingsbodem voor het kweken van paddenstoelen en oesterzwammen. Het substraat bestaat uit verschillende plantaardige grondstoffen waarvan de belangrijkste stro is. Hierbij worden andere plantaardige materialen aan toegevoegd.
1.133 Teeltondersteunende voorziening
Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- c. bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
in de vorm van:
- permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde permanente kassen;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 aaneengesloten maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
1.134 Toename van stikstofemissie en stikstofdepositie
- a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 4.4.1sub a., wanneer de emissie N/kg/jaar meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
- b. Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 4.4.1 sub a., wanneer de emissie N/kg/jaar meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.
- c. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/Kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
- d. Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
- e. Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende. Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
- 1. het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, kleiner is dan 0,05 mol N/Kg/jaar;
- 2. de emissie N/Kg/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie N/ha/jaar afkomstig van het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in lid a of c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt. De bedoelde vergunningen zijn als zodanig opgenomen in Bijlage 7;
- 3. voor zover sprake is van een toename gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/Kg/jr, er beschikt wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 Regeling programmatische aanpak stikstof/artikel 2.7 Regeling natuurbescherming;
- 4. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.
- f. Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998/artikel 2.9 Wet natuurbescherming juncto titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.
1.135 Trekkershut
Een houten blokhut met maximale grootte van 15 m², waarvoor een omgevingsgunning is vereist en dat dient als recreatief nachtverblijf voor wisselende groepen van recreanten, die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.136 Tuincentrum
Een bedrijf, waar planten en siergewassen worden gekweekt maar waar de hoofdactiviteit bestaat uit de detailhandel in planten, siergewassen en andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden of verfraaien van tuinen.
1.137 Twee-aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aan één gebouwde woningen.
1.138 Uitbreiding agrarisch bedrijf
Vergroting van het bestaande bouwvlak.
1.139 Uitbreiding bedrijfsbebouwing
Het vergroten van de oppervlakte bedrijfsbebouwing of een gebruikswijziging van bestaande gebouwen gericht op het in gebruik nemen van gebouwen voor de uitoefening van het bedrijf.
1.140 Veehouderij
Een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.141 Veiligheidszone bij een leiding
Een zone aan weerszijden van de hartlijn van een leiding die op basis van richtlijnen en/of regelgeving van het ministerie van VROM en/of het ministerie van Defensie is toegekend en die toeziet op de externe veiligheid. Binnen deze zone mag geen opslag plaatsvinden of gebouwd worden zonder toestemming van de leidingbeherende instantie.
1.142 Verharding
Materiaal, meestal bestaande uit steenachtige soorten dat is gelegen op de bodem en dat leidt tot een versteviging van het oppervlak, inclusief halfverharding, zijnde verharding waarbij geen sprake is van massieve toplaag.
1.143 Vergund
Een bouwwerk of gebruik waarvoor een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is.
1.144 Voldoende parkeergelegenheid
Een zodanige hoeveelheid parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte met de daarbij behorende afmetingen, waarmee voldaan wordt aan:
- a. de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (Bijlage 4). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging; dan wel
- b. specifieke parkeernormen zoals aangegeven in de regels; dan wel
- c. de normen voor laad- en losruimte, die zijn neergelegd in de 'ASVV 2012'. Indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.145 (Vollegronds)teeltbedrijf
Een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.146 Vollegrondboomteelt
Het telen van (laan)bomen rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige teeltondersteunende voorziening.
1.147 Volwaardig agrarisch bedrijf
Een bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
1.148 Voorgevelrooilijn
- a. Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
- b. Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing.
1.149 Voormalige bedrijfswoning
Een bedrijfswoning die in het verleden onderdeel is geweest van het bedrijf gelegen op het bestemmingsvlak waarbinnen de woning is gelegen, en door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het bedrijf, mag worden bewoond.
1.150 Vormverandering van een bestemmingsvlak
Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.151 Vrijkomende/voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB)
Een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
1.152 Waterberging
Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.
1.153 Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.
1.154 Waterrecreatieve doeleinden 1
Niet-gemotoriseerde waterrecreatieve activiteiten, zoals zwemmen, duiken, roeien, surfen, zeilen en vissen e.d.
1.155 Waterrecreatieve doeleinden 2
Niet-gemotoriseerde waterrecreatieve activiteiten, uitsluitend ten behoeve van de golf-, hengel- en duiksport.
1.156 Waterrecreatieve doeleinden 3
Activiteiten zoals genoemd onder Waterrecreatieve doeleinden 1 en gemotoriseerde waterrecreatieve activiteiten.
1.157 Wijzigingsplan
Een wijzigingsplan op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.158 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw met de doelstelling om één huishouden te huisvesten, eventueel in combinatie met inwoning.
1.159 Woonboerderij
Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.
1.160 Zorgvuldige dialoog
Een gesprek tussen initiatiefnemer en omwonenden gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de ontwikkeling waarbij toepassing wordt gegeven aan de 'Spelregels voor het voeren van een zorgvuldige dialoog' zoals bijgevoegd als bijlage bij de regels.
1.161 Zorgvuldige veehouderij
Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in de omgeving.
Voor de inzet van maatregelen zijn de 'Nadere regels Verordening ruimte Noord Brabant – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij', dan wel op een later tijdstip vastgestelde regels met betrekking tot een zorgvuldige veehouderij, van toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Ondergeschikte bouwdelen
De bepalingen in deze regels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
2.2 Peil
Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:
- a. goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
- b. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
- c. voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 Bebouwingspercentage
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.10 Bebouwd oppervlak
Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.
2.11 De breedte van een bestemmingsvlak
Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten op een afstand van 10 meter van de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.
2.12 De afstand tot een perceelsgrens
De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens.
2.13 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
- b. behoud en/of herstel van de natuurlijke, aardkundige waarden en beeldkwaliteit, afgestemd indien aangeduid op de verbeelding en/of omschreven in het beeldkwaliteitsplan;
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. onverharde (wandel)paden;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen en waterlopen;
- f. ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap;
- g. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mag gebouwd worden onder de volgende voorwaarden:
- a. er mogen geen gebouwen worden opgericht;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden opgericht in de vorm van een afrastering met een maximale hoogte van 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – voormalig agrarisch bedrijf':
- 1. een bestaand niet-agrarisch bedrijf, of;
- 2. indien er ter plaatse nog geen bestaand bedrijf is: een niet-agrarisch bedrijf met milieucategorie 1 of 2;
- b. één bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken per bestemmingsvlak, voor zover reeds vergund, al dan niet bestaand ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan;
- c. verharding;
- d. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. voorzieningen ten behoeve van waterberging en -infiltratie,
met dien verstande dat per bestemmingsvlak maximaal één bedrijf is toegestaan.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woning ten behoeve van de huisvesting van één huishouden dat er zijn hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:
- 1. per bestemmingsvlak één woning met bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nevenactiviteit maatschappelijk', tevens voor dagbesteding, waaronder begrepen een atelier, werkplaats, dierenverblijf en opslag, waarbij maximaal 350 m2 van de bebouwing ten behoeve van deze activiteit mag worden gebruikt;
- d. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie;
- e. tuinen en erven;
met de bijbehorende:
- f. verharding;
- g. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het realiseren van de richtlijnen uit het beeldkwaliteitsplan;
- b. een (samenhangend) straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
- f. de brandveiligheid;
- g. de parkeerruimte op eigen terrein;
- h. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
- i. milieusituatie.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande afstanden en andere maten
7.2 Ondergronds bouwen
Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen vanaf meer dan 1 m beneden peil, niet toegestaan.
7.3 Relatie
Bestemmingsvlakken die middels de figuur 'relatie' aan elkaar gekoppeld zijn, dienen als één bestemmingsvlak te worden beschouwd. De regels en aanduidingen zoals opgenomen op de bestemmingsvlakken gelden dan ook voor het geheel.
7.4 Beeldkwaliteit
Voor bouwplannen geldt dat deze met betrekking tot welstand dienen te voldoen aan de criteria van de beeldkwaliteitsplannen, welke onderdeel worden van de welstandsnota:
- a. voor alle locaties geldt het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, zoals opgenomen in Bijlage 3.
7.5 Bouwverboden
Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:
- a. enig bouwwerk met een afstand van minder dan 10 meter vanaf de bestemming van de weg of waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden;
- b. enig bouwwerk binnen een afstand van 5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop met de bestemming 'Water';
- c. enig bouwwerk binnen een afstand van 12,5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop, welke is aangeduid als 'ecologische verbindingszone';
- d. het onder a, b en c genoemde verbod geldt niet voor erf- en perceelsafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter.
7.6 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 1), bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in 7.2 voor het ondergronds bouwen met grotere bouwdiepte, mits:
- 1. de bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming 'Natuur';
- 2. het bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij;
- b. het bepaalde in 7.5, aanhef en onder a en b, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
- c. het bepaalde in 7.5, aanhef en onder c, mits hierdoor geen belemmering ontstaat voor de ontwikkeling van de desbetreffende verbindingszone.
7.7 Voorwaardelijke verplichting realisatie en instandhouding groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en kwaliteitsverbetering
- a. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing aangelegd te zijn overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan. Deze landschappelijke inpassing dient na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden;
- b. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dienen voldoende parkeervoorzieningen aangelegd te zijn. De parkeervoorzieningen dienen na aanleg duurzaam in stand te worden gehouden;
- c. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning of wijzigingsplan op grond van dit bestemmingsplan dient de kwaliteitsverbetering zoals bedoeld in de specifieke afwijkings- en wijzigingsregels gerealiseerd te zijn. Deze dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden;
- d. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient, waar van toepassing, de kwaliteitsverbetering zoals opgenomen in het desbetreffende beplantings-/inrichtings-/inpassingsplan, als Bijlage 8 tot en met Bijlage 10 bij deze planregels, gerealiseerd te zijn. Deze dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Algemeen
Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
8.2 Strijdig gebruik
8.3 Evenementen
Onder een gebruik strijdig met het plan wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, eendaagse, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van het woon- en leefklimaat als bedoeld in 'Overige zone - beperkingen veehouderij' en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de betreffende gebiedsaanduiding.
9.2 Overige zone - beperkingen veehouderij
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Bij toepassing van de in 10.3 tot en met 10.16 beschreven afwijkingsbevoegdheden dient te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 1).
10.2 Parkeren
- a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017 en opgenomen als Bijlage 4 van deze regels;
- b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017;
- c. indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
- d. voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van het bestemmingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
- e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
- f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
10.3 Algemene bouwafwijkingen
10.4 Aanleg zwembad
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van één niet-overdekt zwembad op het bestemmingsvlak van een bestaande (bedrijfs)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100 m² bedragen;
- b. het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
- c. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.
10.5 Dagrecreatieve nevenactiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van dagrecreatieve nevenactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. het moet gaan om een ondergeschikte, kleinschalige activiteit, met een beperkte publieksaantrekkende werking;
- b. er mag geen sprake zijn van detailhandel;
- c. horeca is uitsluitend toegestaan als kleinschalige ondergeschikte functie bij de nevenactiviteit;
- d. voldaan dient te worden aan de binnen de bestemming geldende bouwregels;
- e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
- f. er vinden geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaats, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
10.6 Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de locatie is niet gelegen op gronden met een bestemming 'Natuur';
- b. de hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen alleen worden gerealiseerd binnen (een) bestaand(e) gebouw(en) of (een) nieuw(e) gebouw(en) dat mag worden gebouwd binnen de bouwregels van de hoofdbestemming;
- c. de activiteit wordt uitgeoefend voor bewoner of eigenaar van de woning;
- d. maximaal 4 kamers met een maximum van 10 slaapplaatsen zijn toegestaan;
- e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden, waarbij een parkeernorm geldt van één parkeerplaats per verblijfseenheid;
- g. er is geen sprake van een eigen kookgelegenheid in de verblijfseenheden;
- h. horecavoorzieningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het serveren van ontbijt;
- i. bij gebruik van monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd.
10.7 Minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van een minicamping, mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:
- a. de minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
- b. de minicamping heeft maximaal 25 staanplaatsen;
- c. er mogen maximaal 3 trekkershutten, met een maximale omvang van 15 m² per trekkershut, geplaatst worden;
- d. de minicamping mag gebruikt worden gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- e. het kamperen moet op of aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd worden, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid;
- f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- g. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
- h. een inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van de minicamping past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is;
- i. het realiseren van een minicamping in het Natuur Netwerk Brabant is niet toegestaan;
- j. de recreatieve verblijfsobjecten, geplaatst op de standplaatsen, dienen buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, verwijderd te zijn.
10.8 Aan huis verbonden bedrijf bij bedrijfswoningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteiten in de bedrijfswoning en/of daarbij behorende bouwwerken, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
- b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren. Dit betekent onder meer dat:
- 1. uitsluitend bedrijfsactiviteiten behorend tot milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan;
- 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
- 3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn en het geen publieksgerichte voorzieningen betreft;
- c. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het bijbehorend bouwwerk en/of hoofdgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
- d. het gebruik mag geen belemmering voor omliggende functies en voor de op de locatie aanwezige bedrijfsactiviteiten opleveren;
- e. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk;
- f. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd internethandel en ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit;
- g. geen showrooms zijn toegestaan;
- h. ten hoogste 35% van het oppervlak van de woning en de daarbij behorende gebouwen ten behoeve van de aan huis verbonden bedrijfsmatige activiteit in gebruik mag zijn, tot een maximum van 100 m².
10.9 (Meerdaagse) evenementen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de gebruiksregels voor (meerdaagse) evenementen onder de voorwaarden dat:
- a. het evenement maximaal 8 dagen duurt, exclusief de opbouw en afbraak van het evenement;
- b. parkeren plaatsvindt op of aansluitend aan het evenemententerrein;
- c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming.
10.10 Vergroten inhoud woning
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en toestaan dat de op grond van de bouwregels toegelaten maximale inhoud van (bedrijfs)woningen wordt overschreden om bij (voormalige) boerderijen het inpandige voormalige bedrijfsgedeelte in het hoofdgebouw waarin ook de (bedrijfs)woning is gelegen, te gebruiken voor woondoeleinden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. er geen uitbreiding van de bebouwing plaatsvindt;
- 2. aangebouwde bijbehorende bouwwerken die later aan het pand zijn aangebouwd en die dus niet als 'oorspronkelijk' zijn te kwalificeren moeten worden gesloopt;
- 3. de vergroting dient gepaard te gaan met realisering van landschappelijke inpassing. Hierbij is de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap van toepassing;
- 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels ten behoeve van het uitbreiden van bestaande woningen waarbij de op grond van artikel 5.2.2 sub b toegelaten maximale inhoud van (bedrijfs)woningen wordt overschreden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels;
- 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
10.11 Onderlinge afstand gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maximale onderlinge afstand van 15 meter tussen bouwwerken, mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft passen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
10.12 Vervangende nieuwbouw van woningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor vervangende nieuwbouw van woningen, anders dan op de bestaande locatie, mits:
- a. de nieuwe situering uit een oogpunt van beeldkwaliteit een verbetering oplevert;
- b. de nieuwe situering om verkeerstechnische redenen zoals de afstand tot de weg een verbetering oplevert;
- c. de bestaande woning wordt gesloopt;
- d. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
- e. de nieuwe situering is gelegen buiten de aanduiding 'milieuzone – beperking milieuhinder'.
10.13 Hogere goot- en/of bouwhoogte en/of afwijkende dakhelling (bijbehorende bouwwerken) bij woningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane goot- en/of bouwhoogte en/of de voorgeschreven dakhelling, die gelden voor de (bijbehorende bouwwerken bij) (bedrijfs)woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:
- a. de goot- en/of bouwhoogte en/of de dakhelling van bijbehorende bouwwerken in verhouding staan met de goot- en/of bouwhoogte en/of de dakhelling van het hoofdgebouw;
- b. een hogere goot- en/of bouwhoogte en/of de afwijkende dakhelling wenselijk zijn vanuit beeldkwaliteit;
- c. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels.
10.14 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij woningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van 150 m² die geldt voor bijbehorende bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. alle bestaande overtollige bijbehorende bouwwerken en/of voormalige bedrijfsgebouwen worden in één keer gesloopt, met uitzondering van beeldbepalende en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- b. de beeldkwaliteit wordt door sloop vergroot;
- c. 40% van de te slopen oppervlakte mag teruggebouwd worden. De eerste 150 m² (reeds gebouwd of niet) waar men zonder afwijking recht op heeft wordt niet meegenomen in de te slopen oppervlakte;
- d. de oppervlakte dat teruggebouwd mag worden mag maximaal 150 m² bedragen;
- e. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels.
10.15 Eerste bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel dat alleen de bestaande bedrijfswoning is toegestaan en voorzien in de nieuwbouw van ten hoogste één bedrijfswoning ten behoeve van een op grond van het bestemmingsplan toegelaten bedrijf onder de volgende voorwaarden:
- a. de bedrijfswoning is vanwege de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk;
- b. de noodzaak van de nieuwbouw van de bedrijfswoning is niet het gevolg van een eerder aanwezige, inmiddels afgestoten bedrijfswoning;
- c. de nieuw te bouwen bedrijfswoning wordt binnen het bestemmingsvlak van het aanwezige bedrijf gerealiseerd.
10.16 Schuilgelegenheid voor weggebruikers
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor fietsers en andere weggebruikers, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de locatie is direct gelegen aan een weg;
- b. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 10 m²;
- c. de bouwhoogte is maximaal 2,5 m;
- d. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als Bijlage 1 bij de regels.
10.17 Wijziging erfinrichtingsplan voor landschappelijke inpassing
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse enkelbestemmingen door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in een erfinrichtingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage bij de regels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren (erf)inrichtingsplan blijkt dat wordt voldaan aan het volgende:
- 1. de landschappelijke inpassing heeft een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak;
- 2. de landschappelijke inpassing voldoet aan de richtlijnen zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan;
- 3. de landschappelijke inpassing mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijziging Handreiking kwaliteitsverbetering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, te wijzigen indien aanpassingen noodzakelijk zijn op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de planperiode.
11.2 Wijziging beeldkwaliteitsplan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel, zoals opgenomen in Bijlage 3 bij de regels, te wijzigen indien aanpassingen noodzakelijk zijn op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de planperiode.
11.3 Opnemen dubbelbestemming 'Leiding'
Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Leiding' opnemen ten behoeve van de aanleg, verlegging of aanpassing van een leiding, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de betrokken leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is onderbouwd dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is;
- b. er dient zo veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur;
- c. er vindt ter plaatse van de betreffende en de aangrenzende gronden geen onevenredige aantasting plaats van:
- 1. het woon- en leefklimaat;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de cultuurhistorische waarde;
- 6. de gebruiksmogelijkheden.
- d. er vindt een verantwoording van het groepsrisico plaats.
11.4 Wijziging of verwijdering bebouwingsvrije zone en/of veiligheidszones bij een leiding
Burgemeester en wethouders kunnen de bebouwingsvrije en veiligheidszone bij een leiding onder de volgende voorwaarden wijzigen:
- a. het ministerie van Infrastructuur & Milieu en/of het ministerie van Defensie vaardigt over deze zones nieuwe regelgeving, c.q. richtlijnen uit; of
- b. de desbetreffende leidingbeheerder of verantwoordelijke instantie verzoekt hiertoe op basis van wijziging van de regelgeving inzake de externe veiligheid met betrekking tot deze leiding(en).
11.5 Beschermde monumenten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:
- a. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' kan worden opgeheven indien er geen sprake meer is van een monument;
- b. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' kan worden toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'monument' heeft gekregen;
- c. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' kan worden opgeheven indien er geen sprake meer is van een beeldbepalend pand;
- d. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand' kan worden toegevoegd indien een bouwwerk of gebied de status 'beeldbepalend pand' heeft gekregen.
Artikel 12 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 7 nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing ervan in de vorm van een groene erfinrichting.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied, herziening januari 2021'.
Hoofdstuk 1 Achtergrond En Opzet
1.1 Aanleiding
Sinds het verschijnen van het integrale bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2017", hebben in ons buitengebied al weer planologische ontwikkelingen plaatsgevonden. Na de integrale herziening op dit bestemmingsplan, behoeft het plan wederom een herziening vanwege ontwikkelingen die niet rechtstreeks mogelijk zijn in het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in deze ontwikkelingen.Het beleid en de planregels uit het 'moederplan' voor het buitengebied vormen het uitgangspunt bij de ontwikkelingen.
In dit bestemmingsplan gaat het om de volgende locaties:
- 1. Heereveldseweg 74a, Handel
Uitbreiden van de activiteit dagbesteding bij de burgerwoning van aan-huis-verbonden-beroep naar maatschappelijke nevenactiviteit.
- 2. Kapelweg 76, Handel
Herbestemming van de locatie van een voormalige intensieve varkenshouderij voor woondoeleinden, waardoor de voormalige bedrijfswoning gebruikt kan worden als burgerwoning.
- 3. Venraysedijk 53, De Mortel
Beëindiging van de intensieve veehouderij en herontwikkeling van de locatie voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten (klussen-, montage-, aannemers- en lasbedrijf).
1.2 Planopzet
In het volgende hoofdstuk (2) is in het kort algemeen beleid verwoord dat voor alle plannen geldend is. Hierbij dient gedacht te worden aan het algemene rijksbeleid en provinciaal beleid. In een separate bijlage is dit beleid nader uitgewerkt. Specifieke aspecten van dit beleid worden bij het project zelf benoemd.
Voor de planontwikkelingen is in hoofdstuk 3 een korte toelichting opgenomen. De situatie wordt kort omschreven en aangegeven wordt wat de plannen zijn. De uitgebreide ruimtelijke onderbouwing, eventueel bijbehorende adviezen, (aanvullende) onderzoeken etc. zijn separaat als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd. Deze documenten zijn onlosmakelijk verbonden met onderliggend bestemmingsplan. Uit deze documenten blijkt dat de plannen voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. In deze documenten wordt ook het beleid uitvoeriger, in relatie tot de plannen, besproken.
Hoofdstuk 4 van deze toelichting gaat in op de algemene haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 5 is ten slotte ruimte opgenomen voor het vooroverleg; de resultaten en verwerking van zienswijzen; en eventuele ambtshalve aanpassingen.
Hoofdstuk 2 Beleid
Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk worden de van toepassing zijnde beleidsstukken benoemd en wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste beleidskaders. Een uitgebreide beschrijving van deze en overige beleidsstukken is opgenomen in bijlage 1.
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) 2012
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie was gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten waren gelegd en dat er sprake was veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.
Enkele doelen uit de SVIR hebben een directe doorwerking op het buitengebied van Gemert-Bakel:
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en faunasoorten.
In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die de Rijksbelangen op milieugebied of natuurgebied kunnen aantasten. De natuurlijke en cultuurhistorische waarden in dit plan zijn in voldoende mate verzekerd door de verschillende gebiedsbestemmingen en gebiedsaanduidingen.
Tevens zijn op rijksniveau de volgende wettelijke- en beleidskaders van belang voor dit bestemmingsplan:
- Barro/AMvB Ruimte:
de nationale belangen uit SVIR die juridische borging vragen, zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het Besluit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro;
- Bro (ladder voor duurzame verstedelijking):
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Deze beleidskaders zijn nader beschreven in bijlage 1.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant
Op 14 december 2018 heeft de provincie Noord-Brabant de Omgevingsvisie Noord-Brabant "De kwaliteit van Brabant" vastgesteld. De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Met de omgevingsvisie wil de provincie vast aansluiten bij en gaan werken volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet. Samen met andere overheden, initiatiefnemers en andere betrokken partijen wordt actief gezocht naar een praktijk waarin deze nieuwe manier van werken centraal staat.
De Omgevingsvisie gaat over twee vragen:
- 1. Hoe moet de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit zien?
- 2. Wat moet in 2030 voor elkaar zijn om dat toekomstperspectief te verwezenlijken?
De doelstelling die Noord-Brabant heeft voor 2050 is dat zij in dat jaar welvarend, verbonden en klimaatproof is. De welvaart wil de provincie bereiken door te investeren in een gezonde en sterke concurrentiepositie door het goede vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers, maar ook door de voortrekkersrol in de transitie naar een innovatieve en duurzame economie. De provincie ziet welvaart niet alleen als economische bestaanszekerheid, maar ook als geluk, gezondheid en veiligheid van mensen. In dat kader stelt de provincie dat in 2050 bestaande problemen in de fysieke leefomgeving zijn opgelost en dat het robuuste natuurnetwerk uitstekend functioneert.
Dankzij investeringen in natuur, verdrogingsbestrijding, bodem, waterkwaliteit, een groene (natuurrijke) inrichting van woon- en werkgebieden en het terugdringen van emissies uit landbouw en industrie wil de provincie zowel de menselijke leefomgeving als die voor flora en fauna verbeteren. Dit leidt tot een goed welbevinden en een grote soortenrijkdom.
Voor wat betreft de verbondenheid is het streven van de provincie dat Brabant de centrale ligging uitstekend weet te benutten door goede verbindingen op zowel fysiek als op sociaalmaatschappelijk (digitaal) gebied. Daarbij is een van de doelen dat de logistieke bedrijvigheid nog steeds een topsector is, maar dan op een schonere en slimmere manier.
Daarnaast bieden nog zichtbare historische waarden, erfgoed en landschappelijke verscheidenheid een verbinding met het verleden. Deze elementen dienen te blijven behouden voor een aantrekkelijke omgeving als uitloopgebied voor de inwoners van steden en dorpen en voor recreatie. Met betrekking tot het streven klimaatproof te zijn wil de provincie in 2050 geheel energieneutraal zijn. Dit willen zij bereiken door alleen nog duurzame energie te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verdere klimaatverandering tegengaan door de uitstoot van koolstofdioxide en de uitstoot van methaan uit de landbouw fors terug te dringen. Daarnaast wil de provincie goed om kunnen gaan met de klimaatverandering en de effecten daarvan. Hierbij staat duurzaam, gezond en klimaatbestendig bouwen centraal. Daarnaast dient voldoende ruimte beschikbaar te zijn om water op te vangen en vast te houden in tijden van droogte en om wateroverlast te voorkomen.
Op basis van deze doelstellingen heeft de provincie vier hoofdopgaven geformuleerd:
- Werken aan de Brabantse energietransitie;
- Werken aan een klimaatproof Brabant;
- Werken aan de slimme netwerkstad;
- Werken aan een concurrerende, duurzame economie.
Deze opgaven worden niet los van elkaar gezien, maar zijn vanuit de basis met elkaar verbonden. Hierbij wordt gekeken vanuit een gebiedspecifieke benadering om de kansen en bedreigingen van de opgaven te benoemen en rekening te houden met de kansen vanuit andere hoofdopgaven.
2.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (planidn: NL.IMRO.9930.InterimOvr.va01) vastgesteld.
De Interim omgevingsverordening is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening. Dit zijn de:
- Provinciale milieuverordening, gebaseerd op artikel 1.2. Wet milieubeheer
- Verordening natuurbescherming, gebaseerd op diverse artikelen uit de Wet natuurbescherming
- Verordening Ontgrondingen, gebaseerd op artikel 5, tweede lid, en artikel 7, tweede lid, Ontgrondingenwet
- Verordening ruimte, gebaseerd op artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
- Verordening water, gebaseerd op diverse artikelen in de Waterwet
- Verordening wegen, gebaseerd op artikel 57 Wegenwet en artikel 2A Wegenverkeerswet
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. Er heeft daarom ook geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald onderwerp gecontinueerd moet worden. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
Deze beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er helemaal geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt. De wijzigingen zijn in de toelichting van de verordening toegelicht. Op hoofdlijnen gaat het om:
- een meer gebruikersvriendelijke opbouw met regels die per gebruikersgroep (burgers en bedrijven, gemeenten, waterschap) bij elkaar staan en minder losse bijlagen;
- aanpassingen waardoor de regels straks beter passen in het systeem van de omgevingswet, bijvoorbeeld voor de grondwaterbeschermingsgebieden;
- aanpassingen vanwege de vastgestelde omgevingsvisie, zoals de nieuwe manier van samenwerken en meer inzet op omgevingskwaliteit.
2.3 Gemeentelijk Beleid
De volgende beleidskaders waren van belang bij het opstellen van het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied 2017”:
- Structuurvisie Gemert-Bakel 2011-2021;
- Visie Plattelandsontwikkeling Gemert – Bakel;
- Uitvoeringsprogramma 2013-2020;
- Beleidskader plattelandswoningen;
- Woonvisie 2020 - 2024;
- Watertakenplan gemeente Gemert- Bakel;
- Gemeentelijk geurbeleid;
- Gemeentelijk archeologisch beleid;
- Gemeentelijk cultuurhistorisch beleid [Oude akkers];
- Gemeentelijk VAB-beleid;
- Beleidsnota Bed & Breakfast;
- Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel;
- Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap Gemert-Bakel;
- Notitie Duurzaamheid in bestemmingsplan Buitengebied;
- Beleidsnotitie pluimvee.
Een korte beschrijving van de genoemde beleidsdocumenten en de relevantie voor en de borging daarvan in het onderliggende bestemmingsplan (moederplan) is weergegeven in bijlage 1.
Gemeentelijk watertakenplan 2019 – 2023
Het gemeentelijk waterbeleid is opgenomen in het watertakeplan 2019 – 2023 van de gemeente Gemert-Bakel d.d. 25 oktober 2018. De gemeente Gemert-Bakel hanteert bij ontwikkelingen een norm van 60 mm berging van regenwater per m2 verhard oppervlak. Deze eis geldt voor elke toename of wijziging van afvoerend verhard oppervlak, ongeacht de lozingssituatie.
Door klimaatverandering wordt het steeds belangrijker om de omgeving klimaatadaptief in te richten. Dat betekent onder meer dat we in staat moeten zijn om extreme neerslaghoeveelheden te verwerken. Het is vanuit economisch oogpunt niet haalbaar om deze doelstelling (alleen) te behalen door het ondergrondse systeem te verzwaren. De aanleg van waterberging op eigen terrein ontlast de regenwatervoorziening op openbaar terrein en levert een bijdrage aan het verminderen van wateroverlast. Daarom wordt in dit plan de aanleg van waterberging bij nieuwe ontwikkelingen voorgeschreven.
2.4 Waterschap Aa En Maas
Uitgangspunten Watertoets
In december 2004 heeft het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas de beleidsnota 'uitgangspunten watertoets Aa en Maas’ vastgesteld. De uitgangspunten zorgen ervoor dat de ‘watersysteembelangen’ een plek hebben in het watertoetsproces. Daarnaast is er nog een aantal ‘waterschapsbelangen’ die vanwege de directe ruimteclaims ook een plek in de ruimtelijke ordening moet krijgen. Daarmee wordt gekomen tot de volgende lijst van onderwerpen die uitgewerkt worden in het watertoetsproces:
- Wateroverlastvrij bestemmen;
- Hydrologisch neutraal ontwikkelen;
- Voorkomen van vervuiling;
- Gescheiden houden van schoon en vuil water;
- Doorlopen van de afwegingsstappen ‘hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer’;
- Meervoudig ruimtegebruik;
- Water als kans;
- Waterschapsbelangen:
- 1. Ruimteclaims voor waterberging;
- 2. Ruimteclaims voor de aanleg van natte EVZ’s en beekherstel;
- 3. Aanwezigheid en ligging watersysteem;
- 4. Aanwezigheid en ligging waterkeringen;
- 5. Aanwezigheid en ligging van infrastructuur en ruimteclaims t.b.v. de afvalwaterketen in beheer van het waterschap.
Beleid waterschap Aa en Maas
Het beleid van waterschap Aa en Maas is er op gericht om bij nieuwbouw geen vermenging te laten optreden van schoon en vuil water en hanteert zij de stappen hergebruik - infiltratie - bufferen - afvoer als zijnde gewenst.
Beleidsuitgangspunten:
- Wateroverlastvrij bestemmen: bij de locatiekeuze voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met een plek die ‘hoog en droog genoeg is’;
- Gescheiden houden van vuil water en schoon regenwater: het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone regenwater;
- Doorlopen van de afwegingsstappen “hergebruik – infiltratie – buffering – afvoer”: het beleid van het waterschap is dat altijd onderzocht dient te worden hoe het meest efficiënt / volgens deze methode omgegaan kan worden met het schone hemelwater;
- Hydrologisch neutraal bouwen: bij nieuwe ontwikkelingen dient te worden voldaan aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de nieuwe hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie;
- Water als kans: water kan een meerwaarde bieden aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water;
- Meervoudig ruimtegebruik: in de plannen moet ruimte worden vrijgemaakt voor water. Door bij de inrichting van een plangebied de ruimte voor meerdere doeleinden te gebruiken, is het verlies van ruimte aan water te beperken;
- Voorkomen van verontreiniging: het streven van het waterschap is om nieuwe (bronnen van) verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen.
Waterbeheerplan 2016-2021 Waterschap Aa en Maas
In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 is de strategie voor de genoemde periode vastgelegd. Er wordt voor gekozen om de lijn uit het WBP 2010 – 2015 door te zetten met nieuwe accenten.
De doelen op hoofdlijnen voor 2016-2021 zijn:
- 1. Via optimaal beheer en onderhoud de huidige dienstverlening in stand houden;
- 2. Veilig en Bewoonbaar beheergebied;
- 3. Voldoende water en robuust watersysteem;
- 4. Schoon water;
- 5. Gezond en natuurlijk water.
Naast de directe bijdrage aan een duurzame leefomgeving met de aanwezigheid van een goed functionerend watersysteem, draagt het waterschap via water ook bij aan bredere maatschappelijke thema’s:
- Water in bebouwd gebied
- Kennisontwikkeling en innovatie
- Energiegebruik en grondstofvoorziening
- Internationale samenwerking
- Water en ruimte
Keur Waterschap Aa en Maas
Op 3 maart 2015 is de keur van waterschap Aa en Maas gewijzigd. De ‘oude’ keur is daarbij
vervangen door een nieuwe keur die geldt voor alle drie de Brabantse waterschappen. In deze keur zijn de regels beter op elkaar afgestemd en een eenvoudiger gemaakt (In Brabant één keur). Bij de nieuwe Keur ligt de nadruk meer op wat wél mag in plaats van wat niet mag. Er is minder vaak een vergunning nodig dan voorheen en vaak volstaat een melding. Zo werken de Brabantse waterschappen samen aan minder regels en administratieve rompslomp en lasten en aan meer helderheid voor de inwoners en bedrijven in Brabant. Meer info over de nieuwe keur is te vinden op www.brabantkeur.nl.
Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het doel van dit uitgangspunt is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding van het verhard oppervlak versneld op het watersysteem wordt geloosd. Voor lozingen op een oppervlaktewater eist het Waterschap daarom een vervangende berging, die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert. Gemeenten stellen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voorwaarden aan de afvoer via een rioleringsstelsel. Bij het invullen van de compensatieopgave wordt tevens gekeken naar de mogelijke realisering van andere waterdoelen. Het gaat hierbij dus om een optimale inpassing van een plan in zijn omgeving, waarbij ook gekeken moet worden naar het huidig en toekomstig functioneren van het totale (deel)stroomgebied waar de ontwikkeling onderdeel van uitmaakt. Naast het behoud van voldoende systeemrobuustheid, kan hiermee beter invulling worden gegeven aan de gewenste doelmatigheid. Bovendien biedt dit mogelijkheden voor waterschappen en gemeenten om ook andere dan hydrologische aspecten mee te nemen in de afweging. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het oplossen van waterkwaliteitsknelpunten of het tegengaan van verdroging.
De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Dit heeft er toe geleid dat voor kleine plannen kan worden volstaan met het toepassen van een eenvoudige rekenregel voor het bepalen van de compensatieopgave. Deze rekenregel is onderdeel van de algemene regel. Voor grotere plannen volstaat de rekenregel niet voor het bepalen van de compensatie-opgave, omdat de impact van dergelijke plannen op het watersysteem (veel) groter is. Voor grote plannen is daarom altijd een waterhuishoudkundig onderzoek door de initiatiefnemer noodzakelijk en dient het waterschap vroegtijdig te worden betrokken. Het document ‘Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’ bevat de richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan zowel worden gebruikt door initiatiefnemer of adviesbureau voor het uitvoeren van het waterhuishoudkundig onderzoek, als door het waterschap voor het beoordelen ervan.
Voor een optimale inpassing van plannen met een uitbreiding van het verhard oppervlak is het noodzakelijk het waterschap in een vroeg stadium te betrekken. Dit geldt zowel voor kleine als grote plannen en vormt onderdeel van de watertoets. Alleen op deze wijze kunnen waterbeheerder en initiatiefnemer gezamenlijk zorgen voor het behoud van de robuustheid van het watersysteem en kan wateroverlast in de toekomst zoveel mogelijk worden beperkt.
Vervallen HNO-tool (HNO)
In de nieuwe keur is er nogal wat gewijzigd in het HNO beleid. Tot nu toe werd de wateropgave bepaald met de HNO tool.
Algemene (reken)regel voor verhardingstoename tussen 2000 en 10.000 m2
In de nieuwe keur is een eenvoudige rekenregel opgenomen voor plannen met een verhardingstoename tussen 2000 en 10.000 m2:
Benodigde compensatie (in m3) = Toename verhard oppervlak (m2) * Gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m).
De gevoeligheidsfactor is af te lezen van bijgevoegde kaart bij de Keur. De onderbouwing voor de factor 0,06 staat in het document ‘Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’.
Plannen met een verhardingstoename tot 2000 m2 zijn onder de nieuwe keur vrijgesteld van compensatie. Vanuit het watersysteem geredeneerd bestaat er geen aanleiding om onder deze oppervlaktemaat compenserende maatregelen te eisen. Het zal wel regelmatig voorkomen dat op basis van gemeentelijke eisen in deze gevallen toch een hemelwatervoorziening verlangd wordt. Bovendien kan zo’n voorziening vanuit de (omgeving van) initiatiefnemers wenselijk zijn om eventuele wateroverlast ter plaatse te voorkomen.
Waterhuishoudkundig (model)onderzoek voor verhardingstoename groter dan 10.000 m2 Voor plannen met een verhardingstoename boven 10.000 m2 gelden geen algemene regels, maar de beleidsregels. De te treffen compenserende maatregelen dienen in deze gevallen onderbouwd te worden met een waterhuishoudkundig (model)onderzoek. In de beleidsregels wordt hiervoor inhoudelijk verwezen naar het stuk ‘Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’.
Hoofdstuk 3 Planontwikkelingen En Herstelwijzigingen
3.1 Heereveldseweg 70-74, Handel (Ontwikkeling)
3.1.1 Aanleiding en situatie
Initiatiefnemers zijn eigenaar van locatie Heereveldseweg 74, een locatie met een burgerwoonbestemming waar initiatiefnemers dagbesteding organiseren voor mensen met een ondersteuningsvraag. Deze activiteit is gestart als beroep/bedrijf aan huis, maar inmiddels zodanig geprofessionaliseerd dat het zinvol is dit planologisch adequaat te regelen. Daarom is een principeverzoek gericht aan het gemeentebestuur om het als maatschappelijk nevenactiviteit vast te leggen. Het college van B&W heeft daarmee ingestemd.
3.1.2 Locatie
Het projectgebied is gelegen aan de Heereveldseweg 74, aan de noordoostzijde van Handel. Direct ten westen van de locatie is de zandwinningsplas van Van Haandel gelegen. De locatie is kadastraal bekend gemeente Gemert, sectie P, nummer 175. Ook perceel nummer 174 is onderdeel van het plangebied. Bosperceel 173 aan de noordzijde is ook eigendom van initiatiefnemer.
Figuur 3.1.1 De planlocatie (bron: Pdok.nl)
Figuur 3.1.2 Luchtfoto planlocatie. De ontwikkeling betreft de percelen P. 174 (deels) en P.175 (Ruimtelijke Onderbouwing Heereveldseweg 70-74 Handel, Casper Kalb Projectaandrijving, 2020)
3.1.3 Huidige situatie
Activiteitenplek De Heerevelden is in 2015 door initiatiefnemers opgericht. Het bedrijf beoogt een waardevolle toevoeging te zijn voor kinderen, jongeren en volwassenen met een ondersteuningsvraag. Dit wordt aangeboden in de vorm van zinvolle dagbesteding, logeerweekenden (eens per maand) en coachingtrajecten met inzet van paarden. Welbevinden en betrokkenheid staan centraal in de visie van initiatiefnemers. De Heerevelden is sinds 2018 in het bezit van het kwaliteitskeurmerk van Federatie Landbouw en Zorg.
Activiteitenplan De Heerevelden biedt zinvolle dagbesteding van maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 17.00 uur. Het gaat om 10-15 deelnemers. De dag bij de Heerevelden wordt voor de middag ingevuld met verschillende buiten- en binnenwerkzaamheden. De middagen kunnen worden ingevuld met activiteiten die de deelnemer zelf graag wil doen. Om enkele voorbeelden te noemen: koken, wandelen, tekenen, kleien, muziek luisteren, met de dieren bezig zijn, enz.
De volgende typen activiteiten worden aangeboden:
- Activiteiten gericht op genieten en beleven
- Activiteiten gericht op (werk)structuur, dagindeling
- Activiteiten gericht op een persoonlijk leerdoel of gericht op gedragsverandering
Daarvoor zijn een aantal voorzieningen aanwezig:
- Binnenruimte dagbesteding
- Werkplaats voor houtbewerken en techniek.
- Atelier voor verschillende vormen van creatieve expressie, koken en bakken.
- (Groente)tuin
- Bos
- Dierenverblijf met buitenruimte
3.1.4 Het plan
Bij de woning is een bedrijfsgebouw aanwezig, waarin de werkplaats en het atelier zijn gehuisvest. Er is een terras met tuinhuis en veranda als buitenruimte aanwezig. Het voornemen is om aan de noordzijde een nieuw entreeportaal en sanitaire voorzieningen te realiseren.
Enige tijd geleden is het noordelijk gelegen buurperceel Heereveldseweg 70 aangekocht door initiatiefnemers. Het betreft ook een burgerwoning. De woning zelf met bijgebouw is inmiddels ook weer verkocht. Het bij die woning horende achterterrein met de bijgebouwen wordt bij de locatie Heereveldseweg 74 gevoegd. In gebruik blijft het ongewijzigd (tuin, dierenverblijf, weide, schuur). Onderstaande afbeelding maakt bovenstaande inzichtelijk.
Figuur 3.1.3 Situatietekening percelen Heereveldsweg 70-74 (Ruimtelijke Onderbouwing Heereveldseweg 70-74 Handel, Casper Kalb Projectaandrijving, 2020)
Figuur 3.1.4 Functionele situatietekening (Ruimtelijke Onderbouwing Heereveldseweg 70-74 Handel, Casper Kalb Projectaandrijving, 2020)
3.2 Kapelweg 76, Handel (Ontwikkeling)
3.2.1 Aanleiding en situatie
Op de locatie Kapelweg 76 te Handel (hierna: het plangebied) is een voormalige varkenshouderij gevestigd. Hierop is het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' (vastgesteld op 5 juli 2018) van toepassing. Het perceel heeft de enkelbestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 0,9 hectare. Daarnaast is een klein deel van het plangebied (abusievelijk) bestemd als 'Natuur'.
De initiatiefnemer is voornemens de agrarische bedrijfsbestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'; de varkenshouderij is immers beëindigd. De oppervlakte van het bestemmingsvlak ('Wonen') wordt teruggebracht tot circa 1.930 m².
Deze ontwikkeling is in strijd met de regels van het vigerend bestemmingsplan; de agrarische bedrijfsbestemming dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en het gedeelte met de bestemming 'Natuur' dat binnen het plangebied valt wordt tevens binnen de woonbestemming gelegd. Derhalve dient een bestemmingsplan te worden opgesteld.
3.2.2 Locatie
Het plangebied is gelegen aan de Kapelweg te Handel, op een afstand van circa 1 kilometer van de kern Handel. De percelen waaruit het plangebied bestaat, staan kadastraal bekend als gemeente Gemert, sectie P, nummer 831 (ged.) en 832.
Het gebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Kapelweg en aan de westzijde door de agrarische bedrijfsbestemming Kapelweg 70. Aan de noord- en oostzijde grenst het plangebied aan landbouwgronden.
De omgeving heeft een overwegend agrarisch karakter, met verspreid liggende (agrarische) bedrijven en woonbestemmingen, afgewisseld door bospercelen. De volgende figuren geven een weergave van de ligging van het plangebied.
Figuur 3.3.1 Ligging plangebied op topografische kaart (Bron: AgronAdvies, Kapelweg 76 Handel, 2020)
Figuur 3.3.2 Luchtfoto plangebied (Bron:AgronAdvies, Kapelweg 76 Handel, 2020)
3.2.3 Huidige situatie
Binnen het plangebied) is een voormalige varkenshouderij gevestigd. Sinds november 2019 worden geen varkens meer gehouden.
Binnen het plangebied bevindt zich de volgende bebouwing:
- Bedrijfswoning: oppervlakte circa 100 m²;
- Bijbehorend bouwwerk (inclusief overkapping): dit bijbehorend bouwwerk met aangebouwde overkapping wordt tijdelijk gebruikt als mantelzorgwoning (ten behoeve van de vader van initiatiefnemer) en carport: oppervlakte circa 100 m²;
- Tuinhuis: oppervlakte circa 15 m²;
- Varkensstal: oppervlakte circa 830 m².
Op de locatie is het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' (vastgesteld op 5 juli 2018) van toepassing. Het perceel heeft de enkelbestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' met de functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Het bouwvlak heeft een oppervlakte van circa 0,9 hectare.
Het meest zuidoostelijke deel van de locatie heeft de bestemming 'Natuur' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur – landschapselement'. Deze bestemming ligt over een deel van de voortuin, de oprit en de bedrijfswoning; dit betreft een omissie in het vigerend bestemmingsplan.
De volgende figuur toont de huidige situatie.
Figuur 3.3.3 Bestaande situatie (Bron: AgronAdvies, Kapelweg 76 Handel, 2020)
3.2.4 Het plan
De initiatiefnemer is voornemens de agrarische bedrijfsbestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'; de varkenshouderij is immers beëindigd. De oppervlakte van het bestemmingsvlak ('Wonen') wordt teruggebracht tot circa 1.930 m².
De varkensstal met inpandige opslag (830 m²) wordt gesloopt waarbij de oppervlakte in combinatie met de fosfaatrechten worden ingezet ten behoeve van de realisatie van een Ruimte-voor-ruimtewoning elders. De initiatiefnemer wil het bestaande bijbehorend bouwwerk met de inpandige tijdelijk mantelzorgwoning behouden (voor zolang als dit noodzakelijk is). Daarnaast wil hij een tweede bijbehorend bouwwerk (120 m2) realiseren voor de opslag van eigen materiaal en materieel (zoals een tractor, regeninstallatie, hooimachine, ploeg) ten behoeve van kleinschalige agrarische activiteiten op eigen agrarische gronden (circa 2 hectare). Deze opslag vindt in de huidige situatie in een deel van de varkensstal plaats. Door het slopen van de stal vervalt deze opslagmogelijkheid, waardoor de noodzaak tot de bouw van een nieuwe opslagruimte aanwezig is.
De volgende figuur toont de gewenste situatie.
Figuur 3.3.4 Situatieschets beoogde situatie (Bron: AgronAdvies, Kapelweg 76 Handel, 2020)
Deze ontwikkeling is in strijd met de regels van het vigerend bestemmingsplan; de agrarische bedrijfsbestemming dient te worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en het gedeelte met de bestemming 'Natuur' dat binnen het plangebied valt wordt tevens binnen de woonbestemming gelegd. Derhalve dient een bestemmingsplan te worden opgesteld.
De ontwikkeling wordt meegenomen in de halfjaarlijkse herziening van het bestemmingsplan buitengebied.
3.3 Venraysedijk 53, De Mortel (Ontwikkeling)
3.3.1 Aanleiding en situatie
Op de initiatieflocatie wordt een intensief veehouderijbedrijf geëxploiteerd. Initiatiefnemer is voornemens dit agrarische bedrijf te beëindigen en enkele niet-agrarische activiteiten verder te ontwikkelen op zijn locatie. Hobbymatig had initiatiefnemer reeds enkele activiteiten ontplooit, dit heeft met name betrekking op realisatie en coördinatie van bouwactiviteiten en diverse laswerkzaamheden. Er is reeds een werkplaats aanwezig op de initiatieflocatie. Dit klussen-, montage, aannemers- en lasbedrijf wenst hij verder te ontwikkelen. Op onderstaande afbeelding is de situering van het plangebied weergegeven.
Figuur 3.4.1 Situering plangebied (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
3.3.2 Locatie
De initiatieflocatie betreft de locatie Venraysedijk 53 in De Mortel. Deze locatie is kadastraal bekend als gemeente Gemert, sectie G, nummer 1236. Het perceel is in totaal 27.050 m2 groot.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van De Mortel. De Mortel ligt in de gemeente Gemert-Bakel. Het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel wordt gekarakteriseerd door een open agrarisch landschap. Nabij het plangebied is het natuurgebied 'De Stippelberg', een uitgestrekt bosgebied, gelegen.
3.3.3 Huidige situatie
In de huidige situatie is er op het kadastrale perceel een agrarisch bedrijf aanwezig met verschillende bedrijfsgebouwen. Op de navolgende foto's is een sfeerimpressie weergegeven van de huidige situatie. De eerste afbeelding geeft aan vanuit welke richting de foto's zijn genomen
Figuur 3.4.2 Ligging initiatief locatie (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 3.4.3 Overzicht van de genomen foto's (navolgende afbeelding) (Bron: Ruimtelijke onderbouwing Venraysedijk 53, Van Dun & Van Gerwen BV 2020)
Figuur 3.4.4 Foto 1 Initiatief locatie (Bron: Ruimtelijke onderbouwing Venraysedijk 53, Van Dun & Van Gerwen BV 2020)
Figuur 3.4.5 Foto 2 Initiatief locatie (Bron: Ruimtelijke onderbouwing Venraysedijk 53, Van Dun & Van Gerwen BV 2020)
Figuur 3.4.6 Foto 3 Initiatief locatie (Bron: Ruimtelijke onderbouwing Venraysedijk 53, Van Dun & Van Gerwen BV 2020)
Figuur 3.4.7 Foto 4 Initiatief locatie (Bron: Ruimtelijke onderbouwing Venraysedijk 53, Van Dun & Van Gerwen BV 2020)
3.3.4 Het plan
Initiatiefnemer is voornemens om het agrarische bedrijf te beëindigen en enkele niet-agrarische activiteiten verder te ontwikkelen op zijn locatie. Hobbymatig had initiatiefnemer reeds enkele activiteiten ontplooit, dit heeft met name betrekking op realisatie en coördinatie van bouwactiviteiten en diverse laswerkzaamheden. Er is reeds een werkplaats aanwezig op de initiatieflocatie. Dit klussen-, montage-, aannemers- en lasbedrijf wenst hij verder te ontwikkelen. De beoogde ontwikkeling zal plaatsvinden in de gebouwen die nu worden gebruikt ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
De gemeente Gemert-Bakel heeft positief besloten over het ingediende verzoek. Volgens het College van burgemeester en wethouders past de beoogde ontwikkeling binnen de beleidskader en daarom zijn zij bereid om in principe medewerking hiervoor te verlenen.
Hoofdstuk 4 Economische Haalbaarheid
4.1 Exploitatieplan
Hoofdstuk 5 van de Wro bevat een aantal financiële bepalingen, waaronder een regeling voor grondexploitatie ( afdeling 6.4 Wro) en een regeling voor tegemoetkoming in planschade ( afdeling 6.1 Wro).
In afdeling 6.4. zijn de mogelijkheden aangegeven die een gemeente heeft om kosten te verhalen en om eisen te stellen met betrekking tot de inrichting, kwaliteit en uitvoerbaarheid van bouwlocaties. In artikel 6.12 is bepaald dat bij de vaststelling van verschillende gemeentelijke plannen die mogelijkheden bieden voor het ontwikkelen van bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening aangewezen bouwplannen, tevens een exploitatieplan wordt vastgesteld op grond waarvan de gemeente de kosten van grondexploitatie kan verhalen. Dit is een verplichting die geldt voor bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en beheersverordeningen. Artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening bevat een opsomming van de bouwplannen waarvoor een exploitatieplan in principe verplicht is. Er zijn nogal wat bouwplannen waarvoor dit geldt:
- de bouw van een of meer woningen
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen
- de uitbreiding van een gebouw met tenminste 1000m² of met een of meer woningen
- de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1000m² bedraagt
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000m²
Het onderhavige bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor bouwplannen die in deze opsomming zijn genoemd. In principe dient er dus een exploitatieplan te worden vastgesteld. Echter voor de diverse plannen wordt met de eigenaren een exploitatieovereenkomst gesloten waarin de gemeentelijke kosten zullen worden verankerd. De kosten zijn dus anderszins verzekerd en hierdoor is een exploitatieplan niet vereist bij het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan kent ook enkele afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden. Als hiervoor een aanvraag wordt ingediend, is dat een particulier initiatief dat geheel voor rekening komt van de aanvrager en waaraan voor de gemeente geen kosten zijn verbonden. De ambtelijke kosten zijn verdisconteerd in de leges. Als er onverhoopt toch andere kosten zijn, dan dient ter zake een exploitatieovereenkomst te worden afgesloten voordat de afwijkings- of wijzigingsprocedure wordt gestart. Het kostenverhaal is dus ook hier anderszins verzekerd.
4.2 Planschade
Daar waar nieuwe ontwikkelingen middels dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, is er een risico op planschade. Als het een particulier initiatief betreft dan zal dit risico en de kosten die daarmee gemoeid zijn, verhaald worden op de initiatiefnemer. Hiervoor wordt voor elk particulier initiatief een planschadeovereenkomst afgesloten.
Hoofdstuk 5 Overleg, Zienswijzen, Ambtshalve Aanpassingen
5.1 Vooroverleg
5.1.1 Provincie Noord-Brabant
Op 7 december 2020 is in het kader van het wettelijk vooroverleg een reactie ontvangen van de provincie Noord-Brabant op het voorontwerp bestemmingsplan. Hierin wordt enkel ingegaan op onderwerpen die vanuit het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Over het algemeen is het provinciaal beleid redelijk goed in het bestemmingsplan vertaald. De provincie heeft echter wel een aantal aandachtspunten waar hieronder per locatie nader op in wordt gegaan.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de Brabantse Omgevingsvisie. De te beschermen provinciaal ruimtelijke belangen zijn vertaald in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) die op 5 november 2019 in werking is getreden. De reactie van de provincie is op deze documenten gebaseerd.
Reacties vooroverleg
1. Algemeen
Bij alle ontwikkelingen waar een landschappelijke inpassing plaatsvindt ziet de provincie ter borging en instandhouding van de inpassing graag de bestemming 'Groen' ter plaatse van de landschappelijke inpassing terug.
Reactie:
De landschappelijke inpassing is nu deels bestemd als 'Natuur' en deels als 'Groen'. In het kader van de uniformiteit en om een zo goed mogelijke borging en instandhouding te bewerkstelligen, wordt de landschappelijke inpassing geheel bestemd tot 'Groen'. Aanpassing van de bestemming is aan de orde op de locaties Berken 9 (deze komt echter te vervallen, zie onder 5.1.3.) en Heereveldseweg 68a. Op de locatie Tereyken 10 blijft de bestemming 'Natuur' behouden, omdat de betreffende gronden grotendeels al die bestemming hadden (deze komt echter eveneens te vervallen, zie onder 5.1.3).
2. Berken 9
De provincie zou graag bij het ontwerp, maar in ieder geval vóór vaststelling van het plan de bewijzen van de aangekochte bouwtitels tegemoetzien.
Reactie:
De bewijsstukken voor de ruimte-voor-ruimte woningen worden bij de vaststelling van het bestemmingsplan door initiatiefnemer overlegd.
3. Heereveldseweg 74a
Op basis van de inrichtingsschets van de landschappelijke inpassing is niet duidelijk te zien welke elementen bijdragen aan het versterken van het landschap. Veel elementen zijn reeds bestaand, andere maken deel uit van de inrichting van het perceel.
De provincie vraagt om de inpassing te beschouwen vanuit de optiek dat een landschappelijke inpassing ook de kwaliteit van de omgeving versterkt. De provincie verzoekt om dit nader te bekijken en uit te werken.
Reactie:
Aan het landschappelijk inpassingsplan is een overzicht toegevoegd waarin duidelijk de bestaande en nieuwe elementen zijn weergegeven. De ontwikkeling op deze locatie vraagt niet om een extra kwaliteitsverbetering. Een goede landschappelijke inpassing volstaat. Het perceel kent reeds een groene uitstraling. Deze blijft behouden en wordt op enkele plaatsen verder versterkt door de toevoeging van nieuwe elementen. Met het landschappelijk inpassingsplan wordt ruimschoots voldaan aan de noodzakelijke inpassing.
4. Hollevoort 1
Om te borgen dat de horeca-activiteit een ondergeschikte nevenactiviteit blijft en om het kleinschalige karakter van de micro brouwerij te behouden dient in de gebruiksvoorschriften een regeling op te worden genomen waarbij feesten, partijen, zaalverhuur e.d. zijn uitgesloten.
Daarnaast geeft de provincie aan dat de initiatiefnemer voor deze ontwikkeling een onderzoek moet doen naar de grondwateronttrekking voor menselijke consumptie. Dit valt onder bevoegd gezag van de NVWA. De provincie heeft de informatie nodig voor de verantwoording over de Europese Kaderrichtlijn Water. Dit onderzoek staat overigens los van deze bestemmingsplanprocedure en kan de initiatiefnemer in een separaat traject oppakken.
Reactie:
In de gebruiksvoorschriften wordt conform verzoek een regeling opgenomen waarbij feesten, partijen, zaalverhuur e.d. zijn uitgesloten, om te borgen dat de horeca-activiteit een ondergeschikte nevenactiviteit blijft en om het kleinschalige karakter van de micro brouwerij te behouden.
De opmerking over het onderzoek naar de grondwateronttrekking is voor kennisgeving doorgegeven aan de initiatiefnemer.
5. Kapelweg 76
Het plan voor de landschappelijke inpassing geeft geen nieuwe elementen. Wij willen u de suggestie doen om deze ontwikkeling juist als gelegenheid aan te grijpen om de groenstructuur van het gebied te versterken.
Reactie:
Voor dit plan is in het kader van de kwaliteitsverbetering een berekening gemaakt. Hieruit kwam ten gevolge van de ontwikkeling een waardevermindering naar voren. Er hoeft dus geen extra inspanning tot kwaliteitsverbetering gedaan te worden. Verder voldoet het plan aan de basisinspanning conform de gemeentelijke Handreiking kwaliteitsverbetering en aan alle eisen die gesteld zijn in het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied. Daarnaast worden ook geen mogelijkheden gezien om extra beplanting toe te voegen, dit zou het plan niet beter maken. De suggestie van de provincie wordt niet overgenomen.
6. Tereyken 22 in relatie tot St. Antoniusstraat 2
Om de sanering van de IV-tak aan de St. Antoniusstraat 2 in te kunnen zetten voor de bouw van de RvR-woning aan Tereyken 22 zal voldaan moeten worden aan de regels van artikel 3.80 lid 2 IOV. Bijgevoegd is een lijst waarop staat beschreven welke stukken moeten worden aangeleverd waaruit blijkt dat voldaan kan worden aan de voorwaarden van dat artikel. Dit is een zogeheten voortoets.
Ook hierbij geldt dat de provincie graag bij het ontwerp een reeds afgestemde voortoets tegemoetziet. Een dergelijke voortoets is cruciaal voor de realisatie van de RvR-woning aan Tereyken 22.
Daarnaast geeft de provincie de suggestie mee om een functieaanduiding voor de overgebleven grondgebonden tak op te nemen. Dat schept meer duidelijkheid dan alleen het in stand laten van de bestemming 'Agrarisch bedrijf', ook al is daar slechts een 'bestaande' veehouderij toegestaan.
Reactie:
De bewijsstukken voor de ruimte-voor-ruimte woning worden bij de vaststelling van het bestemmingsplan door initiatiefnemer overlegd.
De suggestie betreffende de extra aanduiding wordt niet overgenomen. Met de regeling als bestemming 'Agrarisch bedrijf' wordt aangesloten bij de regeling zoals die uniform wordt toegepast in het bestemmingsplan Buitengebied 2017.
7. Tereyken 10
Uit de ruimtelijke onderbouwing behorend bij het plan blijkt niet duidelijk of er wat betreft de schuilhut sprake is van een bestaande legale situatie zowel qua gebruik als bebouwing. Alleen dan is een functie-aanduiding wenselijk.
Reactie:
Voor de schuilhut wordt niet langer een functie-aanduiding opgenomen. De schuilhut wordt onder een bouwvlak gebracht, dat via een relatieteken is verbonden met het bouwvlak om de overige bebouwing op de locatie Tereyken 10. Door de koppeling via het relatieteken is sprake van één bouwvlak, waarbinnen de bebouwing voor één agrarisch bedrijf is toegestaan, in dit geval het bedrijf Tereyken 10.
8. Heereveldseweg 68a
In een eerdere ambtelijke mailwisseling is aangegeven dat het plan om zonnepanelen op de vijver aan te leggen niet wenselijk is, gezien de extensieve recreatieve bestemming. De provincie heeft toen meegegeven dat het juist sterk zou zijn als het concept van de trekkershutten meer inspeelt op de recreatieve mogelijkheden in de omgeving (bijvoorbeeld gebruik van de plas als visvijver, benutten van wandelroutes e.d.). In dit plan wordt toch verder ingezet op de aanleg van de zonnepanelen.
Daarnaast is met de motie 'Voorrang Zon op Dak' in Provinciale Staten een duidelijke boodschap afgegeven dat prioriteit moet worden gegeven aan zon op dak boven grondgebonden zonneparken. Gedeputeerde Staten gaan strikter sturen op een goede naleving van de zonneladder door gemeenten, waarbij gemeenten nog veel beter moeten motiveren en beargumenteren waarom zij een vergunning willen verlenen voor een zonnepark.
Overigens kan de aanleg van het zonnepark op de bestemming 'Water' niet zondermeer met dit bestemmingsplan geregeld worden. Er is namelijk sprake van nieuwvestiging van een niet-agrarische functie buiten een bouwperceel. De zonnepanelen liggen immers niet binnen (het bouwperceel) van de recreatieve bestemming. Dit betekent dat de aanleg van het zonnepark alleen met toepassing van een omgevingsvergunning voor maximaal 25 jaar aangelegd kan worden. Bij de vergunningaanvraag zal dan ook toepassing gegeven moeten worden aan artikel 3.41 IOV (zonneladder) en zal ook rekening gehouden moeten worden met de hierboven reeds genoemde aangenomen motie van Provinciale Staten.
Er moet voor deze ontwikkeling sprake zijn van een planologisch eindbeeld, zodat voorkomen wordt dat er in de toekomst uitbreidingen van de extensieve recreatie plaatsvindt, gezien de nabije ligging van het NNB. Om dit goed te borgen is het wenselijk dat een maatvoering en functie aanduiding voor het theehuis op de verbeelding en een verwijzing hiervan in de regels wordt opgenomen.
Ten aanzien van de berekening van de kwaliteitsverbetering heeft de provincie een paar opmerkingen. De provincie vindt een bedrag van 65 euro m2 voor enkel en alleen zandwinning te hoog. Daarnaast vinden wij 25 euro per m2 voor de bestemming recreatie niet reëel. Het perceel gaat intensiever bebouwd en gebruikt worden. Daar moet een hogere waarde aan toegekend worden. Dat geldt eveneens voor de waterplas met zonnepanelen. Hier is sprake van een niet-agrarische functie op het water. Dat moet in de berekening worden meegenomen.
Overigens is de provincie erg positief ten aanzien van het bijbehorende landschapsinrichtingsplan en ziet de provincie dat de toegevoegde kwaliteitsverbetering het gebied echt ten goede komt. De provincie vindt het daarom voorstelbaar dat de berekening van de kwaliteitsverbetering en het landschapsinrichtingsplan (met bovenstaande opmerkingen in acht genomen) meer in samenhang met elkaar gebracht worden en als een soort maatwerk beschouwd wordt.
Reactie:
De aanleg van een drijvend zonnepark is weliswaar de wens van de initiatiefnemer, maar de realisering daarvan is pas voorzien in een volgende fase. Derhalve zal de aanleg daarvan nu niet meer in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden. De aanduiding 'specifieke vorm van water - drijvende zonnepanelen' wordt van de verbeelding en uit de regels verwijderd. Bij een eventuele toekomstige procedure voor de realisering van een drijvend zonnepark zal beoordeeld worden of op dat moment aan de dan van toepassing zijnde voorwaarden wordt voldaan.
Teneinde vast te leggen dat sprake moet zijn van een planologisch eindbeeld worden in het plan de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theehuis' en een maximale maatvoering daarvoor opgenomen.
De bij de ontwikkeling gevoegde berekening van de kwaliteitsverbetering is gebaseerd op de door de gemeente Gemert-Bakel vastgestelde "Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap". Deze handreiking wordt gebruikt bij alle nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied en is als bijlage ook toegevoegd aan het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2017. Overigens zou de berekening met een lager bedrag voor de zandwinning en een ander bedrag voor de recreatie niet leiden tot een andere uitkomst. De afwaardering van de gronden is dusdanig groot, dat ook bij een herberekening nog sprake zou zijn van een afwaardering. Een extra kwaliteitsverbetering, naast de voorgestane landschappelijke inpassing, is ook dan niet noodzakelijk. Een herberekening is dan ook niet gemaakt.
Aangezien herberekening niet tot een ander resultaat zal leiden en de landschappelijke inpassing positief wordt beoordeeld, ontbreekt de noodzaak om kwaliteitsverbetering en landschapsinrichtingsplan meer met elkaar in overeenstemming te brengen.
5.1.2 Waterschap Aa en Maas
Op 18 november 2020 is het advies van Waterschap Aa en Maas ontvangen. Het betreft de volgende opmerkingen en/of aandachtspunten.
1. Hollevoort 1
Grondwaterontrekking en ontijzeringsinstalatie:
In de toelichting staat aangegeven dat er bronwater wordt opgepompt. Indien men meer dan 10 m3 per uur gaat onttrekken dan moet een vergunning bij het waterschap worden aangevraagd. Verder staat in de stukken dat er een ontijzeringsinstallatie wordt gebruikt. Waar wordt het afvalwater van deze installatie op geloosd? Een lozing op oppervlaktewater is vergunningplichtig op grond van de waterwet.
Daarnaast valt op dat in de toelichting op het bestemmingingsplan op pagina 29 staat dat er gemiddeld 2 m3 afvalwater per uur wordt afgevoerd. In de ruimtelijke onderbouwing staat op pagina 10 dat momenteel 0,5 m3/h kan worden afgevoerd en er opslagmogelijkheden worden gecreëerd indien dit hoger wordt. Op pagina 30 van de ruimtelijke onderbouwing staat dat de drukriolering een capaciteit heeft van 0,5 m3. De toelichting en de ruimtelijke onderbouwing zijn op dit punt niet met elkaar in overeenstemming.
Toename verhard oppervlak en hemelwaterafvoer
Uit de toelichting komt niet duidelijk naar voren hoe groot de toename verhard oppervlak is.
Overigens beschouwt het waterschap daarbij halfverharding in beginsel ook als verhard oppervlak. Indien middels certificering kan worden aangetoond dat de half verharding voldoende doorlatend is en met een onderhoudscontract kan worden aangetoond dat het ook in de toekomst doorlatend blijft kan hiervan afgeweken worden.
Vanuit de keur geldt vrijstelling voor toename verhard oppervlak < 200 m2. De gemeente heeft hiervoor eigen beleid. Doordat niet inzichtelijk is hoeveel verhard oppervlak wordt gerealiseerd is niet duidelijk hoe wordt voldaan aan de regel 16.2.1 c waar uit wordt gegaan van de realisatie van waterberging van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm).
Op pagina 30 van de ROB wordt aangegeven dat het regenwater dat op het dak valt op eigen grond zal infiltreren of dat er een infiltratiegreppel wordt gerealiseerd. Op pagina 10 staat echter dat hemelwater wordt afgevoerd naar de langs liggende sloot. Het eerste zou hierop aangepast moeten worden.
Reactie:
Het overige hemelwater wordt conform toelichting op het terrein opgevangen, vastgehouden en geïnfiltreerd. De toelichting wordt hierop aangepast.
Volgens de inrichtingstekeningen wordt de halfverharding uitgevoerd, met 'padvast' met een goede waterdoorlatendheid. Hiervoor is een certificaat met betrekking tot de waterdoorlatendheid beschikbaar.
2. Tereyken 22, Tereyken 10 en St. Antoniusstraat 2
Op Tereyken 10 wordt een bestaande schuilhut voor varkens herbestemd. Deze schuilhut is gelegen binnen het profiel van vrije ruimte. (zie onderstaande uitsnede uit de legger). Vanwege de ligging binnen het profiel van vrij ruimte is voor deze schuilhut een watervergunning nodig.
Reactie:
Deze reactie is aan de initiatiefnemer voorgelegd. De initiatiefnemer neemt de reactie ter harte en treedt met het waterschap in overleg over de benodigde watervergunning.
3. Heereveldseweg 68a
Zonnepanelen
Door de initiatiefnemer zal voor de zonnepanelen op het water een omgevingsvergunning bij de provincie Noord-Brabant verkregen moeten worden. Het waterschap vraagt de initiatiefnemer om bij de voorbereiding hiervan met het waterschap contact op te nemen om te bepalen of er mogelijk ook een vergunning in het kader van de waterwet nodig is.
Reactie:
Deze reactie is aan de initiatiefnemer voorgelegd. De initiatiefnemer neemt de reactie ter harte en treedt met provincie en waterschap in overleg op het moment dat dit aan de orde is.
5.1.3 Ambtshalve aanpassingen
1. Berken 9 Milheeze
Uit bodemonderzoek is gebleken dat er een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is, welke met spoed gesaneerd moet worden. Er zijn dusdanig hoge concentraties aan asbest aangetroffen dat de locatie niet geschikt is voor het toekomstige gebruik. De bodemverontreiniging zal eerst gesaneerd moeten worden. De bestemmingswijziging kan pas doorgevoerd worden, als er een goedgekeurd saneringsplan aanwezig is. Dit is thans niet het geval, waardoor de locatie Berken 9 niet langer deel uitmaakt van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
2. Tereyken 22, Tereyken 10 en St. Antoniusstraat 2 De Mortel
Doordat de noodzakelijke compensatie, kwaliteitsverbetering en landschappelijke inpassing nog niet op een goede wijze zijn ingevuld, wordt niet aan de voorwaarden van de Ruimte-voor-Ruimte-regeling voldaan. Daardoor kan niet aangetoond worden dat er sprake is van een financieel uitvoerbaar plan en kan onvoldoende beoordeeld worden in hoeverre het plan maatschappelijke uitvoerbaar is. Om deze reden is de keuze gemaakt de locatie Tereyken 22, Tereyken 10 en St. Antoniusstraat 2 niet langer in het voorliggende bestemmingsplan op te nemen.
3. Heereveldseweg 68a Handel
De initiatiefnemer voor de ontwikkeling aan Heereveldseweg 68a in Handel heeft nog geen exploitatieovereenkomst met de gemeente Gemert-Bakel afgesloten. Het aangaan van een dergelijke overeenkomst is een randvoorwaarde voor het opnemen van een ontwikkeling in de halfjaarlijkse herzieningen van het bestemmingsplan Buitengebied 2017. Nu deze overeenkomst ontbreekt wordt de ontwikkeling Heereveldseweg 68a niet langer in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.
5.2 Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen
Het ontwerpbestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied, herziening januari 2021" heeft met ingang van 18 maart 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In totaal zijn er zes zienswijzen ingediend. De gehele beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in 'Bijlage I Nota van zienswijzen' (bijlage bij raadsbesluit). Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen voorbereid. In 'Bijlage II: Nota Ambtshalve wijzigingen' (bijlage bij raadsbesluit) is een overzicht van de ambtshalve aanpassingen opgenomen.
5.3 Vaststelling
Tijdens de raadsvergadering van 7 oktober 2021 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Voor een totaal overzicht van alle wijzigingen zie 'Bijlage I: Nota van Zienswijzen' en 'Bijlage II: Nota Ambtshalve wijzigingen' behorende bij het raadsbesluit.
Bij de vaststelling heeft de gemeenteraad besloten om de besluitvorming met betrekking tot de ontwikkellocatie Hollevoort 1 in Bakel aan te houden. De gemeenteraad heeft besloten om het plan voor Hollevoort 1 in Bakel voor nu niet vast te stellen en het college van burgemeester en wethouders de opdracht gegeven om nog eens nader te kijken naar de toelichting en de uitgangspunten van de planontwikkeling. Dit heeft tot gevolg dat deze ontwikkellocatie geen onderdeel meer is van de voorliggende bestemmingsplanherziening.
Bijlage 1 Handreiking Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap
Bijlage 1 Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap
Bijlage 2 Zorgvuldige Dialoog
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan buitengebied
Bijlage 4 Nota Parkeernormen Gemert-bakel 2017
Bijlage 4 Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017
Bijlage 5 Monumentenlijst Buitengebied
Bijlage 5 Monumentenlijst buitengebied
Bijlage 6 Rapport 'Gereedschapskist'
Bijlage 6 Rapport 'Gereedschapskist'
Bijlage 7 Lijst Vergunningen Natuurbeschermingswet 1998/wet Natuurbescherming
Bijlage 7 Lijst vergunningen Natuurbeschermingswet 1998/Wet natuurbescherming
Bijlage 8 Landschappelijk Inpassingsplan Heereveldseweg 70 -74
Bijlage 8 Landschappelijk inpassingsplan Heereveldseweg 70 -74
Bijlage 9 Landschappelijk Inpassingsplan Kapelweg 76
Bijlage 9 Landschappelijk inpassingsplan Kapelweg 76
Bijlage 10 Landschappelijk Inpassingsplan Venraysedijk 53
Bijlage 10 Landschappelijk inpassingsplan Venraysedijk 53
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Heereveldseweg 70 - 74 Handel
Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Heereveldseweg 70 - 74 Handel
Bijlage 2 Functionele Situatietekening Heereveldseweg 70 - 74
Bijlage 2 Functionele situatietekening Heereveldseweg 70 - 74
Bijlage 3 Landschappelijk Inpassingsplan Heerveldseweg 70 -74
Bijlage 3 Landschappelijk inpassingsplan Heerveldseweg 70 -74
Bijlage 4 Situatietekening Parkeren Heerveldseweg 70 -74
Bijlage 4 Situatietekening parkeren Heerveldseweg 70 -74
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Heereveldseweg 70 -74
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Heereveldseweg 70 -74
Bijlage 6 Verkennend Onderzoek Natuurwaarden Heereveldseweg 70 - 74
Bijlage 6 Verkennend onderzoek natuurwaarden Heereveldseweg 70 - 74
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing En Bijlagen Kapelweg 76 Handel
Bijlage 7 Ruimtelijke onderbouwing en bijlagen Kapelweg 76 Handel
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Venraysedijk 53 De Mortel
Bijlage 8 Ruimtelijke onderbouwing Venraysedijk 53 De Mortel
Bijlage 9 Situatietekening Venraysedijk 53
Bijlage 9 Situatietekening Venraysedijk 53
Bijlage 10 Landschappelijk Inpassingsplan Venraysedijk 53
Bijlage 10 Landschappelijk inpassingsplan Venraysedijk 53
Bijlage 11 Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap Venraysedijk 53
Bijlage 11 Kwaliteitsverbetering van het landschap Venraysedijk 53
Bijlage 12 Woon- En Leefklimaat Venraysedijk 53
Bijlage 12 Woon- en leefklimaat Venraysedijk 53