KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Toepassingsbereik
Artikel 2 Begrippen
Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen
Artikel 4 Algemeen Gebruiksverbod
Hoofdstuk 2 Regels Voor Functies En Activiteiten
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Beheer En Onderhoud Waterloop
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Artikel 16 Aanvraagvereisten
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Het Omgevingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan En Zijn Omgeving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid En Regelgeving
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Beleid Waterschap
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Fysieke Leefomgeving
4.1 Ladder
4.2 M.e.r.-beoordeling
4.3 Verkeer En Parkeren
4.4 Ecologie: Soortenbescherming
4.5 Ecologie: Gebiedsbescherming
4.6 Bomen
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Geluid Door Wegen, Spoorwegen En Industrieterreinen
4.9 Geluid Door Activiteiten
4.10 Geur
4.11 Omgevingsveiligheid
4.12 Cultureel Erfgoed
4.13 Bodem
4.14 Ontplofbare Oorlogsresten
4.15 Water
4.16 Duurzaamheid
4.17 Gezondheid
4.18 Milieubelastende Activiteiten
4.19 Planologisch Relevante Leidingen
4.20 Trillingen
4.21 Bezonning
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
Hoofdstuk 7 Belangenafweging En Conclusie
7.1 Is Er Sprake Van Een Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties?
7.2 Conclusie
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 3 Hagenplan
Bijlage 4 Handreiking Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 2 Lagenbenadering Doonheide Iii
Bijlage 3 Toets Instructieregels Omgevingsverordening Noord-brabant
Bijlage 4 Raming Kwaliteitsverbetering
Bijlage 5 Rekentool Groennorm 2.0
Bijlage 6 Bomeninventarisatie En Effect Analyse
Bijlage 7 Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 8 Beoordeling Evaluatie Archeologie - Odzob
Bijlage 9 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 11 Quickscan Ecologie
Bijlage 12 Nader Onderzoek Beschermde Soorten
Bijlage 13 Toetsing Natuurnetwerk Brabant
Bijlage 14 Memo Stikstofberekening
Bijlage 15 Aerius Berekening Realisatiefase
Bijlage 16 Aerius Berekening Gebruiksfase
Bijlage 17 Infiltratieadvies
Bijlage 18 Afwateringsplan
Bijlage 19 Verkeersonderzoek
Bijlage 20 Conflictperiode Ontplofbare Oorlogsresten
Bijlage 21 Mer-beoordeling
Bijlage 22 Verslag Omgevingsdialoog 19 November 2024

TAM-omgevingsplan Doonheide III Gemert

Bestemmingsplan - gemeente Gemert-Bakel

Ontwerp op 30-04-2025 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  1. a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld onder c.
  2. b. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Doonheide III Gemert, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Begrippen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

2.1 toepassing omgevingsplan

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit TAM-omgevingsplan, tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.

2.2 plan

Het TAM-omgevingsplan Doonheide III met identificatienummer NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01 van de gemeente Gemert-Bakel.

2.3 aaneen gebouwde woning

een blok van meer dan twee aaneen gebouwde zelfstandige woningen inclusief de van dit blok deel uitmakende eind- of hoekwoningen;

2.4 aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het zonder personeel bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk geen detailhandel zijnde, met uitzondering van detailhandel via een webwinkel met ondergeschikte opslag niet groter dan 20 m2 en uitgezonderd van prostitutie, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is of daarmee gelijk te stellen activiteiten;

2.5 aan-huis-gebonden beroepsmatige activiteiten

een beroep of het zonder personeel beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kapsalon, kunstzinnig, ontwerptechnisch dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Ter plaats wordt geen detailhandel, showroom en prostitutie toegestaan of daarmee gelijk te stellen activiteiten;

2.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

2.7 beeldkwaliteitsplan

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit TAM-omgevingsplan;

2.8 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

2.9 bestaand

bij bouwwerken:

  • vergund, al dan niet feitelijk aanwezige bouwmassa (bestaand) of ter uitvoering ten tijde van de ter inzage legging van het TAM-omgevingsplan als ontwerp of;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning met betrekking tot een activiteit bouwen waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;

bij gebruik:

  • vergund, al dan niet bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

2.10 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.12 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

2.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.14 dakopbouw

toevoeging aan de bouwmassa van het schuine dak (geen dakkapel zijnde) of toevoeging aan een plat dak;

2.15 dakvlak

schuin of horizontaal vlak van het dak;

2.16 gestapeld

boven dan wel beneden of naast elkaar gesitueerde woningen/ wooneenheden in één gebouw ten dienste van wonen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

2.17 gevellijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

2.18 gezondheidscentrum

een locatie waar diverse sociaal-medische voorzieningen zich bij elkaar bevinden;

2.19 haag

een dichte rij struiken van minimaal 5 stuks per strekkende meter;

2.20 huishouden

Een alleenstaand persoon of een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band duurzaam aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt;

2.21 kap

het gedeelte van een dak tussen goot- en bouwhoogte m.u.v. gevelbekleding;

2.22 mantelzorg

het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een georganiseerd verband aan een ieder die hulpbehoevend is;

2.23 omgevingsplanactiviteit bouwwerken

omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen van een bouwwerk en het in stand houden en gebruiken van het te bouwen bouwwerk;

2.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal twee wanden;

2.25 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.26 twee aaneen gebouwde woningen

één blok ten behoeve van maximaal twee aaneen gebouwde woningen ten dienste van wonen, waarvan de hoofdgebouwen in volume en verschijningsvorm één eenheid vormen;

2.27 voorgevel

de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde representatieve gevel van een hoofdgebouw gelegen in het voorerfgebied;

2.28 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn over het perceel strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrenzen die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen tenzij anders op de verbeelding aangegeven;

2.29 vrijstaande woning

woning ten dienste van wonen waarvan het hoofdgebouw niet verbonden is met een ander hoofdgebouw;

2.30 waterberging

een voorziening voor het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water met een capaciteit van minimaal 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak;

2.31 waterhuishouding

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, verbruikt of afgevoerd wordt;

2.32 woning/ wooneenheid

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden, ten dienste van wonen. Onder woning wordt tevens verstaan een zelfstandige wooneenheid zoals een appartement ten dienste van wonen;

2.33 zijgevel

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

Artikel 3 Meet- En Rekenbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen.

3.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

de afstand tussen de zijdelingse grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

3.2 afstand tot de functiegrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de functiegrens;

3.3 afstand tussen gebouwen

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

3.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.5 breedte van bouwpercelen

de afstand tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het (bouw)perceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

3.6 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.7 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het straatpeil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande:

  1. 1. dat goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
  2. 2. de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het straatpeil tot de onderkant van de rieten kap. Waarbij de druiplijn van een rieten kap wordt gezien: de snijlijn van de kap met het muurvlak;
  3. 3. voor platte daken geldt: vanaf het straatpeil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak;

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0038.jpg"

3.8 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen exclusief ondergronds bouwen;

3.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken van gebouwen en/of hart van de scheidsmuren.

3.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Artikel 4 Algemeen Gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functie dan wel toegestane gebruiksactiviteiten.

Hoofdstuk 2 Regels Voor Functies En Activiteiten

Artikel 5 Natuur

5.1 Functieomschrijving

In het voor 'Natuur' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en natuurwaarden in de vorm van heiden, ruigten, bloemrijk grasland, poelen en bosjes of een combinatie hiervan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting en terreininrichting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. waterlopen en waterpartijen;
  2. d. extensief recreatief medegebruik;
  3. e. onverharde (wandel)paden;

met de daarbij behorende:

  1. f. (openbare) nutsvoorzieningen;
  2. g. waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruiken van de gronden met de functie 'Natuur', is alleen toegestaan mits dit ten dienste staat van de natuurbestemming en geen aantasting geeft van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant.

5.5 Verboden activiteiten

  1. a. Het is verboden op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het afgraven, vergraven en egaliseren van de bodem;
    2. 2. het ophogen van de bodem;
    3. 3. het diepploegen en diepwoelen;
    4. 4. het aanleggen van drainage;
    5. 5. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
    6. 6. het aanleggen van mest- of waterbassins, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'waterberging' wadi's ten behoeve van waterberging zijn toegestaan;
    7. 7. het vellen, rooien of kappen van houtopstanden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning activiteit kappen);
    8. 8. het gebruiken van gronden ten behoeve van parkeren;
    9. 9. het gebruiken van gronden ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan en waarvoor geen vergunning nodig was;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het aanleggen of verwijderen van kaden en/of aanbrengen van veranderingen in bestaande kaden;
    2. 2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport en/of communicatieleidingen;
    3. 3. het graven, verbreden, verbeteren of dempen van sloten, greppels of kleine geïsoleerde wateren (poelen), met uitzondering van wadi's ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
    4. 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m², met dien verstande dat indien sprake is van de provinciale aanduiding 'behoud en herstel watersystemen' advies ingewonnen dient te worden bij het betrokken waterschapsbestuur;
  2. b. Het verbod als bedoeld in lid a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer (werkzaamheden in de bodem tot een diepte van maximaal 40 cm);
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit omgevingsplan en waarvoor geen vergunning nodig was.
  3. c. de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a zijn slechts toelaatbaar, indien zij verband houden met de functieomschrijving die aan het gebied is toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de regels voor functies en activiteiten met eventuele aanduiding, en in de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 4).
  4. d. het realiseren van natuurlijke poelen als bedoeld in lid a sub 3 is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. er is minstens één flauw talud van 1:6. Bij voorkeur aan de noordzijde i.v.m. optimale bezonning;
    2. 2. de poel een maximale diepte heeft van 2 meter onder het maaiveld;
    3. 3. de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG) niet dieper is dan 1,5 meter onder het maaiveld;
    4. 4. de maximale oppervlakte van het uit te graven grondvlak is niet groter dan 250 m²;
    5. 5. er maximaal 500 m³ grondverplaatsing plaatsvinden;
    6. 6. indien bos gerooid moet worden ten behoeve van de poel wordt dit gecompenseerd. Hiervoor moet een planvoorstel worden overlegd;
    7. 7. er wordt direct noch indirect onevenredige afbreuk gedaan aan de overige waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden zoals omschreven in de functieomschrijving met eventuele aanduiding en past in het landschappelijk inpassingsplan, conform bijlage 1.

Artikel 6 Groen

6.1 Functieomschrijving

In het voor 'Groen' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen, beplanting, bomen en parken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. (ontsluitings-) wegen en paden;
  4. e. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen en (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  5. f. kunstobjecten;
  6. g. leidingen en kabels;
  7. h. (openbare) nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

6.3 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken en gronden voor wonen;
  2. b. standplaats voor één of meerdere kampeermiddelen;
  3. c. opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte dan wel geheel of gedeeltelijk of gebruikte onderdelen samengestelde machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  5. e. opslagplaats van bouw- en/of aannemersmaterialen.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de in artikel 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke (omgevings)vergunning van bevoegd gezag de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. vellen of rooien van houtgewas in publiek eigendom met een stamomvang groter dan 30 cm1 op 1,3 m1 hoogte boven het maaiveld.
  2. b. De in lid a genoemde werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien:
    1. 1. zij verband houden met genoemde functieomschrijving in artikel 6.1;
    2. 2. door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden zoals omschreven in de desbetreffende functieomschrijving met eventuele aanduiding.
  3. c. In afwijking van het bepaalde in lid a is geen omgevingsvergunning vereist voor werken en/of werkzaamheden die:
    1. 1. normaal onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de functieomschrijving betreffen;
    2. 2. welke reeds in uitvoering zijn en/ of reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende (omgevings)vergunning.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Functieomschrijving

In het voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  1. a. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen voor verblijf alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden zoals woonstraten, woonerven, paden en langzaam verkeerroutes;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. kunstobjecten;
  2. h. leidingen en kabels;
  3. i. (openbare) nutsvoorzieningen;
  4. j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

7.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

7.3 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken en gronden voor wonen;
  2. b. het gebruik van de grond en bouwwerken als verkooppunt van motorbrandstoffen;
  3. c. het gebruik van de grond en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf;
  4. d. het gebruik van de grond en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en/of escortbedrijf.

Artikel 8 Wonen

8.1 Functieomschrijving

In het voor 'Wonen' aangewezen gebied zijn de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  1. a. wonen;
  2. b. aan huis verbonden beroepsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' één gezondheidscentrum;

met daarbij behorend(e):

  1. d. groenvoorzieningen en paden t.b.v. langzaam verkeer;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. tuinen en erven en hemelwaterinfiltratie;
  4. g. (openbare) nutsvoorzieningen;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. de uitoefening van een detailhandels-, horeca, seksinrichting, escortbedrijf, ambachtelijk, dienstverlenend, groothandels- en/of industrieel bedrijf anders dan bedoeld in artikel 8.1;
  2. b. opslag- of berging van stoffen en/of materialen en gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke functie onttrokken voorwerpen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  3. c. het storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de functie gerichte gebruik van de grond;
  4. d. het gebruik van bijbehorende bouwwerken en andere niet voor bewoning vergunde gebouwen of delen van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Beheer En Onderhoud Waterloop

9.1 Functieomschrijving

In het voor 'vrijwaringszone - waterloop' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:

  1. a. het beheer en onderhoud van de waterloop.

9.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel gelden voor een aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken tevens de volgende beoordelingsregels.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Verboden activiteiten

Tot verboden activiteiten wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het laten staan, liggen of drijven van vaste substanties of voorwerpen.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het in de grond aanbrengen, wijzigen, hebben, onderhouden of uit de grond verwijderen van voorwerpen en beplanting;
    2. 2. boren of sonderen in de grond;
    3. 3. het verhogen of verlagen van het maaiveld;
    4. 4. het aanleggen van oppervlakteverharding van meer dan 100 m²;
  2. b. Het verbod bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    1. 1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit omgevingsplan;
    3. 3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop.
  4. d. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de functieomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Verboden activiteiten

Tot het verboden gebruik, van gronden en bebouwing binnen de desbetreffende functie, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. indien het door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage 1 bij de regels niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit TAM-omgevingsplan is gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  2. b. indien niet binnen uiterlijk twee jaar, na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit TAM-omgevingsplan, een door het bevoegd gezag goedgekeurde kwaliteitsverbetering en indien van toepassing zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in bijlage 1 is gerealiseerd en/ of niet duurzaam in stand wordt gehouden;
  3. c. indien de hagen zoals opgenomen in het hagenplan in bijlage 3 bij de regels niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit TAM-omgevingsplan zijn gerealiseerd en duurzaam in stand gehouden;
  4. d. indien niet wordt voldaan aan de eisen uit het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  5. e. het toevoegen van verharding in strijd met artikel 15.2;
  6. f. indien niet wordt voldaan aan de regelingen zoals opgenomen in artikel 15.1, artikel 15.2 en artikel 15.3;
  7. g. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de (landschappelijke) inpassing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

  1. a. Bouwplannen worden integraal getoetst wat betreft situering, verschijningsvorm, erfbeplanting, (landschappelijke) inpassing en waterhuishouding. Dit betekent o.a. dat bouwplannen dienen te voldoen aan:
    1. 1. een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1;
    2. 2. een door het bevoegd gezag goedgekeurde watertoets;
  2. b. Bouwplannen, waaronder tevens wordt verstaan de veranderingen van hoofdgebouwen én veranderingen van gevels van bouwwerken gericht naar het openbaar toegankelijk gebied, dienen binnen de aanduiding 'overige zone - beeldkwaliteit Doonheide III' te voldoen aan de criteria van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2;
  3. c. Binnen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning of wooneenheid op grond van dit TAM-omgevingsplan, dient:
    1. 1. een haag te worden aangelegd en vervolgens als zodanig in stand te worden gehouden overeenkomstig het hagenplan in bijlage 3;
  4. d. Binnen uiterlijk twee jaar na het onherroepelijk worden van de laatste verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning of wooneenheid op grond van dit TAM-omgevingsplan, dienen:
    1. 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' landschappelijk te zijn ingepast conform het landschappelijke inpassingsplan, zie bijlage 1, en deze landschappelijke inpassing duurzaam in stand te worden gehouden;
  5. e. Het is niet toegestaan om binnen het gehele plangebied enig bouwwerk te bouwen, werken of werkzaamheden uit te voeren met een grotere hoogte dan 65 m¹ boven NAP.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 Bodemfunctieklasse wonen

In afwijking van de in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel opgenomen nota bodembeheer, zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bodemfunctieklasse wonen' aangewezen als gebied met bodemfunctieklasse wonen zoals bedoeld in artikel 5.89p van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Met een omgevingsvergunning kan van dit plan afgeweken worden ten aanzien van:

  1. a. de functiebepalingen en toestaan dat bouwgrenzen, of bouwvlakken worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. b. de bouwbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken wordt vergroot voor de bouw van opbouwen voor technische installaties op daken, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
  3. c. de bouwbepalingen en toestaan dat reclamezuilen hoger dan 3 m1 mogen worden gerealiseerd;
  4. d. de bouwbepalingen en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot meer dan 6 m1;
  5. e. parkeren, voor zover wordt voldaan aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 15.1;
  6. f. waterberging, voor zover wordt voldaan aan de regeling zoals opgenomen in artikel 15.2;
  7. g. de groennorm, voor zover wordt voldaan aan de regeling zoals opgenomen in artikel 15.3.

14.2 Afwijken bouwactiviteit

  1. a. Met een omgevingsvergunning kan, een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de regels uit hoofdstuk 2 voor het overschrijden van de bouwgrens, gevellijn of functiegrens door:
    1. 1. tot gebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen als stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, overstekende daken, putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen en hiermee vergelijkbare bouwdelen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt;
    2. 2. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken indien:
      • de overschrijding niet meer dan 0,75 m1 bedraagt;
      • de overschrijding niet meer dan 2,00 m1 bedraagt indien dit de zijgevel van hoofdgebouwen betreft en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m1 bedraagt;
  2. b. De omgevingsvergunning genoemd onder a. kan alleen worden verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
    1. 1. er geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt gedaan.

14.3 Afwijking landschappelijke inpassing

Bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse functies door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in het landschappelijk inpassingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage 1 bij de regels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. uit een door het bevoegd gezag goed te keuren (erf)inrichtingsplan/ (landschappelijk) inpassingsplan blijkt dat het plangebied op een andere wijze voldoende landschappelijk wordt ingepast.

14.4 Afwijking woningaantal

Met een omgevingsvergunning kan een bouwactiviteit worden toegelaten die in strijd is met de regels uit hoofdstuk 2 voor het overschrijden van het maximum aantal woningen/wooneenheden per 'overige zone - woningen deel 1, 2 en 3' indien:

  1. a. het totaal aantal woningen als benoemd in artikel 8.2.2 sub e. niet toeneemt;
  2. b. voldaan kan worden aan de regels uit artikel 15.1, artikel 15.2 en artikel 15.3;
  3. c. er geen onevenredige afbreuk aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden wordt gedaan.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Parkeren

  1. a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017, met dien verstande dat:
    1. 1. in geval van vrijstaande woningen 2 parkeerplaatsen per woning op het eigen bouwperceel gerealiseerd dienen te worden;
    2. 2. in geval van twee-aaneengebouwde woningen 2 parkeerplaatsen per woning op het eigen bouwperceel gerealiseerd dienen te worden;
  2. b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017;
  3. c. indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a. en b. van dit artikel gedurende de planperiode van dit TAM-omgevingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
  4. d. voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van het onderliggende TAM-omgevingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
  5. e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
  6. f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

15.2 Waterberging

  1. a. Voordat de gronden binnen het plangebied in gebruik genomen worden voor de functieomschrijving als bedoeld in artikel 5 tot en met 8 moet, tenzij het gaat om op het moment van de inwerkingtreding van dit omgevingsplan bestaand gebruik, een waterberging te worden gerealiseerd en in stand gehouden van ten minste 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (60 mm), met dien verstande dat:
    1. 1. in geval van vrijstaande woningen en twee-onder-één kap woningen 5 m3 waterberging per woning op eigen terrein gerealiseerd en in stand gehouden dient te worden;
  2. b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. het realiseren van de vereiste waterberging is redelijkerwijs niet mogelijk; en
    2. 2. er wordt op andere wijze voor gezorgd dat de kans op wateroverlast niet toeneemt;
  3. c. bij gebruikmaking van de bevoegdheid zoals genoemd onder sub b. van dit artikel kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning conform de verordening waterbergingsfonds.

15.3 Groennorm

  1. a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar groen, zoals opgenomen in de 'Groennorm 2.0' vastgesteld d.d. 29 oktober 2024;
  2. b. bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. van dit artikel mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. het realiseren van de vereiste groencompensatie is redelijkerwijs niet mogelijk; en
    2. 2. er in de directe omgeving, binnen een loopafstand van 300 m, voldoende groen aanwezig is;
  3. c. bij gebruikmaking van de bevoegdheid zoals genoemd onder sub b. van dit artikel kan het bevoegd gezag een financiële voorwaarde verbinden aan de omgevingsvergunning conform het gemeentelijke groenfonds;
  4. d. indien de 'Groennorm 2.0' als bedoeld in dit artikel gedurende de planperiode van dit TAM-omgevingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging

Artikel 16 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

17.2 Overgangsrecht gebruik

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Keizersberg Vastgoed is voornemens om aan de Doonheide te Gemert een uitbreidingswijk voor Gemert en omgeving te realiseren. Voor deze ontwikkeling, Doonheide III, is tussen Keizersberg Vastgoed en de gemeente Gemert-Bakel een intentieovereenkomst gesloten.

De te realiseren wijk ligt aan de noordzijde van Gemert en wordt ingesloten door het landelijk gebied aan de ene zijde en het bebouwde gebied van Gemert aan de andere zijde. Het stedenbouwkundig plan gaat uit van 249 woningen en een gezondheidscentrum, inclusief infrastructuur, groen en water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Voorgenomen ontwikkeling (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

Het ter plaatse geldende omgevingsplan (er geldt altijd maar één omgevingsplan) staat de ontwikkeling niet toe. De beoogde herontwikkeling past niet geheel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan; het geldende bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017'. De gemeente Gemert-Bakel heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het opstellen van een nieuw juridisch-planologisch kader. Dit TAM-omgevingsplan voorziet hierin. Een wijziging van het omgevingsplan dient te worden getoetst aan het geldende beleid en moet voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en de instructieregels van het Rijk- en de provincie Noord-Brabant. De voorliggende motivering voorziet daarin en is onderdeel van het besluit tot wijziging van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van de dorpskern van Gemert en wordt begrensd door de Doonheide in het zuiden, de Handelseweg in het oosten, de Peelse Loop in het noorden en de bebouwing van Doonheide I in het westen. Het plangebied is 7,7 ha groot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Ligging plangebied in het noorden van Gemert

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Luchtfoto plangebied

1.3 Het Omgevingsplan

Op grond van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet zijn alle op 1 januari 2024 geldende bestemmingsplannen (en alle bestemmingsplannen die nog in procedure zijn en die straks nog onherroepelijk worden) van rechtswege één omgevingsplan geworden. De regels zelf zijn dus niet gewijzigd, maar formeel bestaan bestemmingsplannen niet meer.

Het omgevingsplan is in te zien via Regels op de kaart in het Omgevingsloket (www.omgevingswet.overheid.nl). Hier vindt je de van rechtswege in het omgevingsplan opgegane bestemmingsplannen en de vanuit de wet gekregen 'bruidsschat'. Dat zijn de bouw- en milieuregels die voorheen landelijk golden, maar die het Rijk voortaan over laat aan de gemeente.

Volgens het tijdelijk deel van het omgevingsplan zijn op het plangebied de volgende bestemmingsplannen van toepassing, namelijk:

  • Het bestemmingsplan 'Gemert-BakelBuitengebied 2017'
  • Het paraplubestemmingsplan 'Tijdelijke huisvesting werknemers, Boerderijsplitsing, Uitbreiding oppervlak bijbehorende bouwwerken'
  • 'Reparatie Gemert-Bakel Buitengebied 2021'
  • 'Buitengebied reparatie uitbreiding dierenverblijf Gemert-Bakel'

Bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' (vastgesteld 5 juli 2018)

Het plangebied heeft volgens het geldende bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' de volgende bestemmingen en aanduidingen:

  • enkelbestemming 'Agrarisch';
  • enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4';
  • dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5';
  • gebiedsaanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij';
  • gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - waterloop';
  • gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie';
  • functieaanduiding 'intensieve veehouderij'.

De gronden binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen. De gronden binnen de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' zijn daarnaast bestemd voor een bestaande of intensieve veehouderij.

Ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0004.jpg"

Figuur 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Gemert-BakelBuitengebied 2017' (bron: omgevingswet.overheid.nl/ regels-op-de-kaart)

Daarnaast gelden aanvullende/gewijzigde regels vanuit de bestemmingsplannen 'Tijdelijke huisvesting werknemers, Boerderijsplitsing, Uitbreiding oppervlak bijbehorende bouwwerken' (vastgesteld 7 oktober 2021), 'Reparatie Gemert-Bakel Buitengebied 2021' (vastgesteld 11 november 2021) en 'Buitengebied reparatie uitbreiding dierenverblijf Gemert-Bakel' (vastgesteld 16 december 2021).

Strijdigheid

De beoogde ontwikkeling is strijdig met het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel. Meer specifiek met het voorheen geldende bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' op grond waarvan de beoogde bouw- en gebruiksactiviteiten niet zijn toegestaan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is de beschrijving van de huidige situatie en de voorgenomen ontwikkeling opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant, het waterschap en de gemeente Gemert-Bakel. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de fysieke leefomgeving. In hoofdstuk 5 komt de uitvoerbaarheid van het plan en de procedure aan de orde. In hoofdstuk 7 tenslotte is de conclusie en de belangenafweging opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan En Zijn Omgeving

2.1 Huidige Situatie

2.1.1 Ligging en gebruik

Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van Gemert. Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van de Doonheide. Het vormt samen met Doonheide I en Doonheide II de noordrand van het dorp Gemert. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan de Peelse Loop en ten noorden daarvan ligt de N605. De uitbreidingswijk Doonheide I bevindt zich in het westen en de ontsluitingsweg Handelseweg in het oosten. Aan de zuidzijde vormt de Doonheide met enkele in te passen woonpercelen de plangrens. De locatie heeft in hoofdzaak een agrarisch karakter. Binnen het plangebied ligt een voormalig agrarische bedrijf met bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0005.jpg"

Figuur 2.1.1 Ligging plangebied in omgeving (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, augustus 2024)

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0006.jpg"

Figuur 2.1.2 Locatie gezien vanaf de noordzijde (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, augustus 2024)

2.1.2 Structuren in en om het plangebied

Rondom het plangebied liggen belangrijke structuren waar in de stedenbouwkundige opzet van de nieuwe wijk rekening mee gehouden is. Ten eerste zijn dit de Handelsweg en de Doonheide als belangrijke ontsluitingswegen. Ten tweede is dit de belangrijke groenstructuur de Peelse Loop aan de noordzijde.

De ondergrond geeft een goede basis voor de nieuwe functie als woongebied waarbij zorgvuldig naar de afwatering van het gebied gekeken moet worden. De karakteristiek als open gebied zal verdwijnen, maar er zijn veel aanleidingen vanuit archeologie en cultuurhistorie in de ondergrond om het verleden van gebied leesbaar te houden en zo betekenis te geven aan de plek. In het nieuwe ontwerp kan dit als uitgangspunt meegenomen worden. Te denken valt aan:

  • de historische loop van de Peelse Loop;
  • de oude verbindingsweg door het plangebied;
  • de restanten van een erf langs deze weg
  • verwijzingen naar de landweer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0007.jpg"

Figuur 2.1.3 Uitgangspuntenkaart (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

2.2 Toekomstige Situatie

2.2.1 Stedenbouwkundig plan

Voor de ontwikkeling van Doonheide III is een stedenbouwkundig plan opgesteld, zie bijlage 1. Doonheide III is de laatste ontwikkeling in de noordelijke zone van Gemert en borduurt voort op de ontwikkeling van Doonheide I en II. Met de ontwikkeling van Doonheide III wordt de noordelijke zone van Gemert dan ook afgerond. Hiermee ontstaat een duidelijk grens van het bebouwde gebied van Gemert. Doonheide III wordt ontwikkeld tot woningbouwlocatie voor maximaal 249 woningen. Daarnaast vormt een gezondheidscentrum onderdeel van de te realiseren functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0008.jpg"

Figuur 2.2.1 Stedenbouwkundig plan (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

De stedenbouwkundige opzet van Doonheide III is gebaseerd op de uitgangspuntenkaart, zie figuur 2.1.3 en is een voortzetting van de ruime groene opzet van Doonheide I en II. In de plandelen van Doonheide I en II zijn groene noord-zuid verbindingen gerealiseerd die de ecologische zone langs de Peelse Loop verbinden met de nieuwe woonbuurt en de bestaande buurten ten zuiden van Doonheide. Dit is ook één van de ambities voor Doonheide III. Daarnaast wordt een oude loop van de Peelse Loop teruggebracht als wadi centraal in de woonbuurt. Ook wordt de Landweer weer zichtbaar gemaakt ter hoogte van de centrale groene wig vanaf de Doonheide.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0009.jpg"

Figuur 2.2.2: Vogelvlucht vanuit het zuiden (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

Het historische lint Doonheide wordt aangevuld met een losse bebouwing op vrije kavels en af en toe een groene wig het plangebied in. Langs de Handelseweg wordt een duidelijk herkenbare rand van het nieuwe woongebied gerealiseerd, die enerzijds reageert op de bestaande langgevelboerderij ten zuiden van de Doonheide en een oplopende schaal en maat heeft richting de rotonde, een belangrijke entree naar Gemert. Het plan biedt ruimte aan een mix van diverse woningtypes; van vrijstaande woningen tot appartementen en van levensloopbestendige hofwoningen tot een bijzonder alzijdig woonblokje in de centrale groene wig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0010.jpg"

Figuur 2.2.3: Vogelvlucht vanuit het oosten (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

De Oude Handelseweg is teruggebracht als de oostelijke begrenzing van de centrale groene wig. Waar de centrale groene wig aansluit op de Doonheide wordt lucht gegeven aan het historische lint door een ruime opening in het lint, waardoor het voetpad langs de Melkster een verbinding krijgt richting de Peelse Loop. In deze zone wordt deze entree voor langzaam verkeer naar Doonheide III gemarkeerd door de Landweer zichtbaar te maken, die hier vroeger liep. Het historische lint langs de Doonheide wordt aangevuld met losse bebouwing met een landelijke uitstraling.

2.2.2 Woningbouwprogramma

Het woningbouwprogramma bestaat uit 249 woningen. Deze woningen bestaan uit een variatie aan huur en koop. De woningen worden in verschillende woningtypen gerealiseerd waaronder grondgebonden woningen, appartementen en zelfbouwkavels. De woningbouwsegmentering is als volgt::

  • 30% sociale huur;
  • 45% bereikbaar (middenhuur en betaalbare koop);
  • 25% duur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0011.jpg"

Figuur 2.2.4: Woningbouwsegment (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

Onderdeel van de ontwikkeling is een gezondheidscentrum. Op de begane grond van het gebouw in het noordoosten van het plangebied is ruimte voor een gezondheidscentrum met zorgfuncties, zoals een huisartsenpost (behandelkamers) en een apotheek. Op de verdiepingen boven het gezondheidscentrum worden woningen gerealiseerd.

2.2.3 Beeldkwaliteit

Het grootste deel van Doonheide III is welstandsvrij. Er is echter wel een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld voor de woningen die worden gesitueerd aan de Doonheide en de Handelseweg. Dit is de bebouwing aansluitend op de reeds bestaande bebouwing van Gemert en gericht naar buiten. Dit zijn de wijkentrees met de appartementencomplexen aan de Handelsweg en de woningen aan de Doonheide.

Het beeldkwaliteitsplan geeft inzicht in de beoogde beeldkwaliteit van de bebouwing en de erfinrichting. Het beeldkwaliteitsplan wordt als onderdeel van de welstandsnota vastgesteld gelijktijdig met dit TAM-omgevingsplan. Het zal vervolgens als toetsingskader dienen voor bouwplannen in het kader van de omgevingsvergunning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0012.jpg"

Figuur 2.2.5: Beeldkwaliteitsgebieden (bron: Beeldkwaliteitsplan Doonheide III, SAB)

Het historische lint aan de Doonheide heeft een ontspannen sfeer en uitgesproken landelijk dorps karakter. De nieuwe woningen voegen zich in dit lint. De richtlijnen en spelregels voor de beeldkwaliteit waarborgen een landelijke uitstraling. Hagen rond de percelen dragen bij aan de samenhang en herkenbaarheid van de Doonheide.

De Handelseweg is één van de belangrijke invalswegen en structuurdragers in Gemert. Daarom is een samenhangende en aantrekkelijke uitstraling van groot belang. In deelgebied Handelseweg zijn voor elk gebouw afzonderlijk de spelregels beschreven: het appartementengebouw (met gezondheidscentrum) aan de noordzijde, het appartementengebouw aan de andere zijde van de entree en de hofwoningen richting de Doonheide.

2.2.4 Groen en water

De ruimtelijke opzet van woningbouwlocatie Doonheide III bestaat uit een heldere opzet van (groen)structuren met woonvelden. In Doonheide III staat net als in Doonheide I en II het realiseren van groene noord-zuidverbindingen richting de ecologische zone rond de Peelse Loop centraal. Daarbij zijn een aantal elementen die vanuit cultuurhistorie en archeologie specifiek zijn voor Doonheide III als ontwerpaanleiding meegenomen waardoor de woonbuurt een eigen identiteit krijgt.

De belangrijkste aanleiding is de vroegere loop van de Peelse Loop die in archeologisch onderzoek naar voren is gekomen. Deze loop is teruggebracht in de vorm van een wadizone die door de nieuwe woonbuurt slingert en gedeeltelijk de nieuwe hoofdontsluiting volgt en uitmondt in de centrale groene wig.

In het landschappelijke inpassingsplan is de inrichting van de groenzone langs de Peelse Loop opgenomen. Daarnaast maken de bestaande bomenrijen langs de Handelsweg en Doonheide onderdeel uit van de groene inrichting aan de randen.

In Doonheide III liggen vier groenzones met allen een eigen sfeer. De groenzones langs de Peelse Loop en groenzone langs de hoofdontsluitingsweg zijn groene verbinders op een hogere schaal en zorgen voor de verbinding in oost-westelijke richting. De groene scheggen die daar haaks op liggen in noord-zuidelijke richting, vormen de groenstructuren op wijkniveau. De Handelseweg functioneert als vierde groenstructuur, en kenmerkt zich door mooie laanbeplanting. De groene zones worden gecombineerd met wadi's en speelvoorzieningen.

Speelplekken zijn belangrijk voor kinderen om te ontmoeten en te bewegen. In Doonheide III zijn voldoende speelplekken (met een natuurlijke uitstraling) aanwezig. Binnen 200 meter van iedere woning bevindt zich een speelgelegenheid.

Regenwater dat op het verhard oppervlakte valt wordt zoveel als mogelijk bovengronds afgevoerd naar wadi's. Binnen deze wadi's kan het regenwater infiltreren. De wadi's worden als glooiende laagtes in het terrein vormgegeven en maken deel uit de grotere groenstructuren. Deze verlaagde delen in de brede groene zones geven een geheel eigen karakter aan de wijk, deze zijn weergegeven in figuur 2.2.6. In paragraaf 4.15 wordt nader omschreven hoe omgaan wordt met hemelwater en dat voldaan wordt aan de waterbergingsopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0013.jpg"

Figuur 2.2.6: Waterkaart (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

2.2.5 Verkeer en parkeren

De Handelseweg is de belangrijkste ontsluitingsroute voor autoverkeer. Een nieuwe kruising biedt toegang tot de centrale hoofdweg die door het plangebied slingert. In het oostelijk deel ligt deze weg langs de wadizone (oude Peelse Loop). Na de centrale groene wig versmalt het profiel en ontsluit deze met een lus de woningen aan de westelijke wiggen. Hier sluit losse (vrijstaande) bebouwing aan op de achterzijdes van de percelen aan de Doonheide. Rijwoningen zijn gesitueerd aan de twee autovrije wiggen die aansluiten op de parkzone langs de Peelse Loop. Zij parkeren in clusters met groen omzoomde parkeerplaatsen langs de hoofdweg. De lus langs de noordrand biedt ruimte voor langsparkeren. Twee-onder-één -kapwoningen aan de noordzijde zorgen voor een informele dorpsrand langs de Peelse Loop.

Voor fietsers en voetgangers zijn er tevens verbindingen met de Onze Lieve Vrouwesteeg en de fietsbrug over de Noordom.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0014.jpg"

Figuur 2.2.7 Hoofdontsluiting (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

Hoofdstuk 3 Beleid En Regelgeving

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: In het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van de ruimte;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat de leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties

Toetsing

De vier ambities uit de NOVI zijn verder uitgewerkt in 26 beleidskeuzes, die in de toelichting van de NOVI zijn vertaald naar 21 Nationale belangen. Gezien de aard van dit plan zijn vooral de volgende nationale belangen relevant:

(1) Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;

(2) Realiseren van een goede omgevingskwaliteit;

(5) Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woningbehoeften;

De voorgenomen ontwikkeling is ten gunste van nationale belangen zoals het tegengaan van het woningtekort. Er wordt een bijdrage geleverd aan nationale belangen door het toevoegen van woningbouw waarbij veel aandacht is voor groen, gezondheid en duurzaamheid.

Ten aanzien van nationaal belang 5 is de onderbouwing terug te vinden in paragraaf 4.1 (ladder voor duurzame verstedelijking). Uit die onderbouwing blijkt dat sprake is van een duurzame ontwikkeling die aansluit op de woningbehoeften.

Ten aanzien van nationaal belang 1 en 2 kan worden opgemerkt dat in Hoofdstuk 4 het plan aan de hand van de relevante aspecten in de fysieke leefomgeving is gemotiveerd, gevolgd door een algehele afweging van het plan in Hoofdstuk 7. Op deze plek volstaat de conclusie dat met het plan sprake is van een goede omgevingskwaliteit.

Overige nationale belangen zijn minder van relevant voor dit plan, omdat deze ofwel het schaalniveau overstijgen ofwel op een voor dit plan onbelangrijk thema betrekking hebben.

Het plan past binnen de beleidskaders van de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit kwaliteit leefomgeving

Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) is één van de vier AMvB's die invulling geven aan de Omgevingswet. Het Omgevingsbesluit regelt onder meer welk bestuursorgaan bevoegd gezag is om een omgevingsvergunning te verlenen, de betrokkenheid van andere bestuursorganen, adviesorganen en adviseurs bij de besluitvorming, procedures en een aantal op zichzelf staande onderwerpen zoals de milieueffectrapportage. Het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving geven aan, aan welke regels burgers en bedrijven zich moeten houden bij bepaalde activiteiten.

Het Bkl stelt de inhoudelijke normen voor gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk met het oog op het realiseren van de nationale doelstellingen en het voldoen aan internationale verplichtingen. In het Bkl staan dan ook regels over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en regels voor monitoring. Het Bkl geldt voor het Rijk en decentrale overheden.

In het Bkl staan instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De instructieregels gaan over:

  1. 1. waarborgen van de veiligheid
  2. 2. beschermen van de waterbelangen
  3. 3. beschermen van de gezondheid en van het milieu
  4. 4. beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden en cultureel erfgoed
  5. 5. behoud van ruimte voor toekomstige functies
  6. 6. behoeden van de staat en werking van infrastructuur of voorzieningen voor nadelige gevolgen van activiteiten
  7. 7. bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen.

Toetsing

Met behulp van de digitale voorziening 'Regels op de kaart' (Omgevingsloket) is voor het plangebied bepaald welke gebiedsgerichte instructieregels uit het Bkl voor dit plan relevant zijn. Uit raadpleging van 'Regels op de kaart' blijkt dat het plangebied is gelegen binnen een gebied waar windturbines het radarbeeld kunnen verstoren. Het Bkl stelt binnen dergelijke gebieden regels aan maximale bouwhoogten van windturbines om verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Dit plan voorziet niet in windturbines en gelet op de bouwhoogten die mogelijk worden gemaakt vormt dit plan geen belemmering voor de werking van het meest nabijgelegen radarstation.

Voor zover verdere thematische instructieregels uit het Bkl van belang zijn voor dit plan, vindt een afweging van deze instructieregel plaats in Hoofdstuk 4 van deze motivering.

Overige instructieregels uit het Bkl zijn minder relevant voor dit plan, omdat deze ofwel het schaalniveau overstijgen ofwel op een voor dit plan onbelangrijk thema betrekking hebben.

3.1.3 Conclusie

De ontwikkeling draagt bij aan het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  1. 1. Werken aan de Brabantse energietransitie
  2. 2. Werken aan een klimaatproof Brabant
  3. 3. Werken aan de slimme netwerkstad
  4. 4. Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan onder andere 'goed wonen binnen de bebouwde omgeving'. Voor sommige van deze ambities zijn regels nodig om ze te kunnen realiseren. Provincie Noord-Brabant heeft daarom een Omgevingsverordening vastgesteld. In de volgende subparagraaf wordt het plan getoetst aan de instructieregels uit de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

3.2.2 Omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 1 januari 2024 is de Omgevingsverordening Noord-Brabant in werking getreden.

In hoofdstuk 5 van de Omgevingsverordening zijn zogenoemde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun omgevingsplannen. De instructieregels richten zich op een evenwichtige toedeling van functies. Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving. Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.

In het geval van dit plan zijn rechtstreeks werkende regels en de instructieregels voor gemeenten relevant. Hierna wordt aan deze regels getoetst. Volgens de verbeelding van de Omgevingsverordening ligt het plangebied geheel binnen de volgende werkingsgebieden:

  • Beperkingen veehouderij (Kaart 1: Rechtstreeks werkende regels, milieubeschermingsgebieden, natuur, water en wegen)
  • Landelijk gebied (kaart 5: Basiskaart stedelijk gebied, Landelijk gebied, Natuur Netwerk Brabant);
  • Beperking grootschalige logistiek (kaart 5: Basiskaart stedelijk gebied, Landelijk gebied, Natuur Netwerk Brabant);
  • Attentiezone geluid provinciale weg (kaart 8: Instructieregels gemeenten, waterschappen en Gedeputeerde Staten: infrastructuur).

Daarnaast ligt het plangebied deels binnen de volgende werkingsgebieden:

  • Groenblauwe waarden (Kaart 2: Instructieregels gemeenten: aardkundige, cultuurhistorische en groenblauwe waarden;
  • Behoud en herstel van watersystemen (Kaart 3: Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden).

Uit de rechtstreeks werkende regels zijn geen relevante artikelen voor het gehele plangebied, aangezien zich hier geen veehouderij bevindt en geen sprake is van realisatie van grootschalige logistiek. Met de ontwikkeling dient wel rekening gehouden te worden met de instructieregels vanwege geluid. Daarnaast zijn aan de noordzijde van het plangebied de volgende instructieregels van toepassing:

  • Artikel 5.42 Behoud en herstel van watersystemen
  • Artikel 5.46 Groenblauwe waarden

De ontwikkeling betreft een woningbouwontwikkeling, waarbij sprake is van uitbreiding van het stedelijk gebied. Voor een woningbouwontwikkeling zijn de volgende instructieregels relevant:

  • Artikel 5.1.2 Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies
  • Artikel 5.1.3 Versterken van omgevingskwaliteit
  • Afdeling 5.5 Ontwikkeling van stedelijke functies en mobiliteit

Toetsing

De toetsing aan de instructieregels uit de relevante artikelen uit artikel 5.1.2, artikel 5.1.3 en afdeling 5.5 is ingegaan in de memo 'Toetsing instructieregels Omgevingsverordening Noord-Brabant', zie bijlage 3. Hieruit blijkt dat de beoogde stedelijke uitbreiding past binnen de de instructieregels. De voorgenomen ontwikkeling vormt daarmee een passende invulling van de uitgangspunten uit de Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Naast de memo zijn de uitgevoerde lagenbenadering en raming kwaliteitsverbetering als losse bijlagen aan de motivering toegevoegd, zie respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0015.jpg"

Figuur 3.1 Attentiezone geluid provinciale weg

Vanwege de ligging van het plangebied binnen de attentiezone geluid provinciale weg, zie figuur 3.1, dient bij de realisatie van geluidgevoelige objecten rekening gehouden te worden met de gevolgen van geluid afkomstig van deze provinciale weg op de nieuwe geluidgevoelige objecten. In paragraaf 4.8 wordt het planvoornemen onder andere getoetst aan de instructieregels behorende bij het geluid van de provinciale weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0016.jpg"

Figuur 3.2 Behoud en herstel van watersystemen

Het plangebied ligt aan de noordzijde binnen het gebied 'Behoud en herstel van watersystemen', zie figuur 3.2. Voor ontwikkelingen gelegen binnen dit gebied dient getoetst te worden aan artikel 5.42.

Artikel 5.42 Behoud en herstel van watersystemen

Regels

Lid 1: Een omgevingsplan ter plaatse van Behoud en herstel van watersystemen strekt mede tot de verwezenlijking en het behoud, beheer en herstel van watersystemen.

Lid 2: Het omgevingsplan stelt regels die:

  1. a. het oprichten van bebouwing beperken;
  2. b. het aanbrengen van verharde oppervlakten beperken; en
  3. c. het ophogen van gronden beperken.

Lid 3: Een omgevingsplan ter plaatse van Behoud en herstel van watersystemen kan in afwijking van het eerste lid een bouw- of gebruiksactiviteit mogelijk maken als:

  1. a. reële alternatieven voor die bouw- of gebruiksactiviteit ontbreken; en
  2. b. uit overleg met het waterschap blijkt dat hiertegen geen bezwaren bestaan.

Toetsing

Ten noorden van het plangebied ligt de Peelse Loop. Deze waterloop is aangeduid als 'Behoud en herstel van watersystemen'. De Peelse Loop en een groot deel van het te behouden en herstellen watersysteem zijn buiten het plangebied gelegen. Rond de Peelse Loop is reeds een breed als natuur ingericht gebied aanwezig. Het deel van de als 'Behoud en herstel van watersystemen' aangeduide zone binnen het plangebied is momenteel nog agrarisch in gebruik. Deze gronden worden met dit planvoornemen volledig als natuur ingericht. Met de realisatie van natuur, en het als zodanig het toekennen van deze functie, aan de zuidzijde van de Peelse Loop, wordt de bestaande zone rond de waterloop verbreed. Met de realisatie, onderhoud en beheer van natuur ontstaat een robuuste verbetering van de binnen dit deel momenteel nog niet aanwezige natuurlijke inrichting. Deze inrichting draagt bij aan het behoud en herstel van het watersysteem.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0017.jpg"

Figuur 3.3 Groenblauwe waarden

Artikel 5.46 Groenblauwe waarden

Regels

Een omgevingsplan ter plaatse van Groenblauwe waarden:

  1. a. strekt tot het behoud, het herstel of de duurzame ontwikkeling van het bodem- en watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken , biodiversiteit en landschappelijke waarden en kenmerken;
  2. b. bevat een beschrijving van de ecologische-, landschappelijke- en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied;
  3. c. stelt regels ter bescherming van de ecologische-, landschappelijke- en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied; en
  4. d. bepaalt dat de toedeling van een functie of activiteit gepaard gaat met een positieve bijdrage aan het versterken van biodiversiteit en de bescherming en ontwikkeling van ecologische-, landschappelijke- en hydrologische waarden en kenmerken van het gebied.

Toetsing

Ten noorden van het plangebied ligt de Peelse Loop. Ten westen van de Handelsweg is rond de Peelse Loop de 'Groenblauwe waarden' opgenomen. Een klein deel daarvan valt binnen het plangebied van Doonheide III. Dit deel is momenteel agrarisch in gebruik. De gronden grenzend aan de Peelse Loop worden natuurlijk ingericht. Hiermee ontstaan daadwerkelijk groene en blauwe waarden binnen de locatie. Met het toekennen van de natuurfunctie wordt de ecologische-, landschappelijke- en hydrologische waarden beschermd. De uitvoer en realisatie van de natuurlijke inrichting is nader uitgewerkt in het landschappelijke inpassingsplan, zie bijlage 1 bij de regels en in de 'Raming kwaliteitsverbetering', zie bijlage 4.

3.2.3 Conclusie

De beoogde woningbouwontwikkeling is passend binnen het provinciaal beleid.

3.3 Beleid Waterschap

3.3.1 Waterschapsverordening

In het gebied van het plan is waterschap Aa en Maas de waterbeheerder. De ‘Waterschapsverordening Waterschap Aa en Maas 2024’ is in werking getreden op 3 april 2024. In de waterschapsverordening staan de regels voor bewoners en bedrijven die activiteiten doen bij beken, sloten en gemalen. De waterschapsverordening vervangt de Keur.

In de waterschapsverordening wordt met algemene regels gewerkt. Voorheen werden de vergunningplichten, meldplichten etc. geheel in de keur geregeld. Naast de keur golden alleen nog aparte algemene voorschriften voor grondwateronttrekkingen krachtens de keur, en beleidsregels voor de vergunningverlening. In de nieuwe situatie stelt de waterschapsverordening alleen nog het meest noodzakelijke vergunningplichtig. De algemene voorschriften zijn al een tijdje vervallen omdat ondertussen landelijke regelgeving daarvoor in de plaats gekomen is. Het doel van het werken met algemene regels is om de regels voor burgers en bedrijven te vereenvoudigen. Voor een aantal activiteiten waar voorheen nog een vergunning nodig was, geldt daarom nu een algemene regel waarin de meest noodzakelijke voorwaarden opgenomen zijn.

Toetsing

Op basis van de Waterschapsverordening ligt de locatie niet binnen de invloeds- en/of attentiegebieden. Ten noorden van het plangebied ligt de Peelse Loop. Deze waterloop betreft volgens de Waterschapsverordening een a-watergang. Conform de verordening is het verboden zonder omgevingsvergunning binnen de a-watergang en binnen de beschermingszone van deze waterloop handelingen te verrichten en werkzaamheden uit te voeren. Binnen de beschermingszone van de waterloop worden geen handelingen verricht ten nadele van deze waterloop. Voor eventueel uit te voeren werkzaamheden, zoals de ontwikkeling van natuur (als onderdeel van de landschappelijke inpassing) is een omgevingsvergunning noodzakelijk. De verdere toetsing aan de waterhuishouding is opgenomen in paragraaf 4.15.

3.3.2 Conclusie

De beoogde woningbouwontwikkeling met landschappelijke inpassing is passend binnen het beleid van het waterschap Aa en Maas.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Plus Gemert-Bakel 2011-2021

De structuurvisie is een instrument, dat door het gemeentebestuur wordt gehanteerd om veranderingen in de juiste richting te sturen. De structuurvisie is geen statisch eindbeeld, maar een beoordelingskader voor wensen en ontwikkelingen. Het doel is uiteindelijk oplossingen te creëren voor de vraagstukken die spelen in de gemeente op het gebied van wonen, werken, landbouw, recreëren, welzijn en natuur. De gewenste ontwikkelingen uit deze visie zijn als volgt samen te vatten: De gemeente streeft naar het duurzaam verbinden van mens, ruimte en middelen.

De beoogde ontwikkeling raakt de volgende thema's uit de structuurvisie:

  • Wonen

Bij de planning van nieuwe (uitbreiding van) woonwijken worden zo veel mogelijk de natuurwaarden rondom de dorpen ontzien. Er wordt naar locaties gezocht waar met minimale aanpassingen woningen gerealiseerd kunnen worden.

Toetsing

In de Structuurvisie+ Gemert-Bakel 2011-2021 is het onderzoeksgebied deels als primair woon- en leefgebied aangeduid. In de structuurvisie is het onderzoeksgebied niet specifiek als ontwikkellocatie aangewezen. Binnen de kern Gemert is geen plek voor het toevoegen van maximaal 249 woningen. De locatie is gelegen direct grenzend aan het stedelijk gebied, grenzend aan hoofdinfrastructuur en nabij een waterloop.

De structuurvisie is inmiddels redelijk verouderd en de aangewezen ontwikkellocaties zijn of worden inmiddels gerealiseerd. Voor de gemeente Gemert-Bakel is een Ontwerp Omgevingsvisie in voorbereiding, zie paragraaf 3.4.2, deze vervangt de Structuurvisie Plus. Binnen de Omgevingsvisie krijgen nieuwe ontwikkellocaties een plaats.

3.4.2 Ontwerp Omgevingsvisie Gemert-Bakel

De omgevingsvisie van de gemeente Gemert-Bakel is momenteel in voorbereiding. De Ontwerp Omgevingsvisie Gemert-Bakel heeft vanaf 3 september 2024 ter inzage gelegen. De omgevingsvisie is één van de kerninstrumenten in de Omgevingswet. Hiermee wordt richting gegeven aan de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving op lange termijn. De omgevingsvisie beschrijft hoe er gezorgd kan worden dat de gemeente Gemert-Bakel ook in 2040 bestaat uit zeven vitale kerkdorpen en een toekomstbestendig buitengebied. Want ‘vitale kernen’ en ‘toekomstbestendig buitengebied’ zijn de twee ambities die de omgevingsvisie nastreeft. Om de kernen vitaal te houden wordt ingezet op beschikbaarheid van voldoende voorzieningen in alle kernen, voldoende woningen en een goede bereikbaarheid.

Naast het algemene deel van de omgevingsvisie is een gebiedsgerichte uitwerking opgesteld. Hierin zijn per kern de ambities opgenomen. Voor Gemert zijn met name de volgende ambities van toepassing:

Gezien de omvang van de woningbouwopgave zijn mogelijke uitbreidingsrichtingen ten noorden en zuiden van de kern voorzien. Vanwege de natuurlijke elementen rondom Gemert is een uitbreiding van de kern logisch aan de noordkant. Deze mogelijke uitbreidingsrichtingen zijn gericht op het creëren van een gemengd gebied ter afronding van de kern, waarbij de Peelse Loop een natuurlijke grens vormt. De uitbreidingsrichting boven Doonheide bevat een oude akker zonder beschermde status. Voor een logische kwalitatieve afronding van de kern is een uitbreiding aan de zuidkant, passend bij het gebied, ook wenselijk. Rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische en landschappelijke waarden.

Als Gemert in woningen en inwonersaantallen groeit wordt daarbij ook een mobiliteitstoename verwacht. Vooral voor de zoeklocatie aan de noordzijde is een goede ontsluiting een randvoorwaarde. Vooralsnog kan op het bestaande wegennet ontsloten worden. In de mobiliteitsvisie wordt nader onderzocht of en welke maatregelen genomen moeten worden om dit ook in de toekomst te waarborgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0018.jpg"

Figuur: Uitsnede Omgevingsvisie Gemert, plangebied rood omcirkeld (Bron: Gebiedsgerichte uitwerking Gemert-Bakel)

Toetsing

Het plangebied is in de Ontwerp omgevingsvisie aangewezen als 'Mogelijke uitbreidingsrichtingen kernen'. De beoogde ontwikkeling van woningbouw sluit aan bij de ambities van de omgevingsvisie, zowel om te voldoen aan de beoogde woningbouwopgave als voor de gekozen locatie. Met de beoogde ontwikkeling wordt de noordkant afgerond met de Peelse Loop als natuurlijke grens.

Het plangebied valt niet binnen de zoeklocatie voor woningbouw. De mobiliteitstoename als gevolg van de beoogde ontwikkeling kan in overeenstemming met de omgevingsvisie vooralsnog ontsloten worden op het bestaande wegennet.

3.4.3 Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017

Met de Nota Parkeernormen biedt de gemeente een toetsingskader voor het bepalen van de parkeerbehoefte van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in de gemeente Gemert-Bakel om daarmee de bereikbaarheid en leefbaarheid te waarborgen. Met behulp van dit toetsingskader moet worden voorkomen dat als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen of wijzigingen parkeerproblemen in de openbare ruimte ontstaan.

Om deze doelstelling te halen wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  1. 1. De parkeernormen moeten een positieve invloed hebben op de leefbaarheid en bereikbaarheid van de gemeente Gemert-Bakel;
  2. 2. Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen is verantwoordelijk voor het aanleveren van een berekening voor zijn eigen parkeeropgave en het realiseren van de eigen parkeeroplossing;
  3. 3. Een bouwinitiatief of wijziging van een functie van een locatie mag geen parkeerproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten;
  4. 4. Er bestaat de mogelijkheid om maatwerk te leveren.

Op 23 januari 2018 heeft de gemeenteraad van Gemert-Bakel het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan Parkeren Gemert-Bakel' vastgesteld. De parkeernormen uit de nota zijn vertaald in dit bestemmingsplan en dienen toegepast te worden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in afwijking van het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

Toetsing

De toetsing aan de gemeentelijke parkeernormen vindt plaats in paragraaf 4.3. Hieruit blijkt dat met de beoogde ontwikkeling voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden. De algemene parkeerregeling uit het paraplubestemmingsplan wordt overgenomen in de regels van dit omgevingsplan.

3.4.4 Woonzorgvisie Samen Thuis in Gemert-Bakel

De visie ‘Samen Thuis in Gemert-Bakel, wonen – zorg – welzijn' is op donderdag 21 november vastgesteld door de gemeenteraad. De visie wordt als volgt beschreven:

Met deze visie zetten we ons in voor een prettige woonomgeving, passende woningen en een zorgzame samenleving. We willen een groene leefomgeving met (sport-)voorzieningen en voldoende woningen voor iedereen: een gemeente waar het fijn leven is, een plek waar iedereen zich thuis voelt.

Gemert-Bakel wil een aantrekkelijke woongemeente zijn en blijven. Prettig en passend wonen draagt bij aan de kwaliteit van leven, van huishoudens, de leefbaarheid van buurten, dorpskernen en de gemeente als geheel. Daartoe werkt de gemeente samen met haar partners aan een goed functionerende woningmarkt. De woonzorgvisie is een sturingsinstrument in dit voortdurende streven.

Verschillende trends en ontwikkelingen hebben consequenties voor de woningvraag, woningvoorraad, zorgvraag en woonomgeving. Hier speelt de gemeente Gemert-Bakel met deze woonzorgvisie op in. Zo neemt het aantal huishoudens in de komende jaren toe als gevolg van bevolkingsgroei en krimp van de gemiddelde huishoudensomvang. In het bijzonder wordt geconstateerd dat de groep 65-plussers de komende jaren verder toeneemt. Zij blijven ook steeds vaker en langer zelfstandig wonen waardoor mede de vraag naar passende woningen toeneemt.

Op basis van de trends en ontwikkelingen zet de woonzorgvisie in op de volgende drie ambities:

  • Prettige leefomgeving. Gestreefd wordt naar een prettige leefomgeving met voldoende kwalitatief goede voorzieningen, een goed ingerichte en toegankelijke openbare ruimte met oog voor duurzaamheid én waar voor iedereen een plek is.
  • Passende woningen. Een passende woningmarkt bij de woningvraag en -behoefte, focus op betaalbare huur- en koopwoningen voor iedereen, ingespeeld op ontwikkelingen om het wonen nog aantrekkelijker te maken. Op naar uitvoering van een nieuw evenwicht in de woningmarkt van Gemert-Bakel.
  • Zorgzame samenleving. Gestreefd wordt naar een inclusieve en zorgzame samenleving waar men naar elkaar omkijkt, iedereen een plek heeft en mee kan doen met regie over eigen leven en ondersteuning waar nodig.

Toetsing

In paragraaf 2.2.2 is het woningbouwprogramma opgenomen. Daaruit blijkt dat met de ontwikkeling wordt voorzien in een gevarieerd aanbod aan woningen in verschillende segmenten. De ontwikkeling maakt woningen mogelijk voor o.a. starters, ouderen en gezinnen. De segmentering van het woningbouwprogramma is verankerd in een met de initiatiefnemer gesloten overeenkomst. Daarnaast voorziet de ontwikkeling in de realisatie van voldoende openbare ruimte/groen, wat de kans op ontmoeten en bewegen vergroot. Het gezondheidscentrum draagt daarnaast bij het op peil houden van voldoende voorzieningen in en rond Gemert.

3.4.5 Groennorm Gemert-Bakel

De gemeente Gemert-Bakel heeft de ambitie een groene gemeente te willen zijn. Het streven is om een goede balans te vinden tussen ruimte, economie en leefbaarheid. De te respecteren uitgangspunten zijn cultuurhistorie, natuurvriendelijkheid en duurzaamheid. Bij nieuwe ontwikkelingen wil de gemeente de kwaliteit en de kwantiteit van het ruimtebeslag garanderen en waarborgen. Bij initiatieven met het toevoegen van woningen wordt als tegenprestatie 75 m2 extra groen per woning verwacht. Deze groennorm van 75 m2 dient als richtgetal voor een benodigde hoeveelheid recreatief groen in stedelijk gebied. De groennorm wordt toegepast voor alle initiatieven die een uitbreiding van het bestand aan woningen en appartementen tot doel hebben. De toepassing van de groennorm is uitgewerkt in 'Uitwerking groennorm Gemert-Bakel'. Eind 2024 is de groennorm geactualiseerd. Het doel van de Groennorm 2.0 is om de kwaliteit van de leefomgeving te garanderen door het stimuleren van de gezonde leefomstandigheden, klimaatrobuustheid en bevorderen van de biodiversiteit.

Per wooneenheid dient 'fysiek' 75 m2 groen met de eigenschap 'permanent openbaar toegankelijk' gerealiseerd te worden. Dit heeft vergaande consequenties voor de wijze van vormgeving en inrichting van het groen. Het te realiseren groen heeft door deze kwalificatie een blijvend, tenminste (semi-) openbaar karakter. Het groen hoeft niet per definitie eigendom van de gemeente te zijn (of te worden). Indien niet voorzien kan worden in de tegenprestatie is het mogelijk om een bedrag te storten in het Groenfonds. De mogelijkheid om geld te storten in het fonds dient als uitweg voor het geval dat een (gehele of gedeeltelijke) fysieke invulling van de groennorm onlogisch of onmogelijk is. Dit op basis van het beleid en afspraken tussen de gemeente en de initiatiefnemer. De Groennorm 2.0 staat voor herontwikkellocaties en inbreidingslocatie een saldering met bestaande verhardingen toe en relateert de benodigde groennorm beter aan de omvang van het te ontwikkelen gebied.

Als de directe leefomgeving rondom een initiatieflocatie beschikt over voldoende groen, dan is het niet nodig om van het inbreidingsinitiatief een volwaardige fysieke invulling van de groennorm ter plekke van het initiatief te eisen. Een geschikt groen- of uitloopgebied is permanent (24/7) openbaar toegankelijk, kan bestaan uit recreatief ontsloten parken, groenzones, speelterreinen en trapveldjes. Ook het buitengebied kan geschikt zijn voor het maken van 'ommetjes' via openbare routes of zandpaden. De werkelijke loopafstand van 300 m (enkele afstand) naar omliggend groen of het buitengebied wordt als norm gehanteerd.

Toetsing

De ontwikkeling van Doonheide III betreft een stedelijke uitbreiding. Ondanks dat binnen het plangebied voormalige agrarische bebouwing (Handelsweg 6) aanwezig is, is gezien de omvang van het plangebied, van herontwikkeling geen sprake. Derhalve geldt voor deze ontwikkeling de norm van 75 m2 per woning. Voor de berekening van de groennorm is de rekentool Groennorm 2.0 doorlopen, zie bijlage 5.

Voor de ontwikkeling van 249 woningen geldt een groennorm van 18.675 m2 (249*75 m2). Binnen het stedenbouwkundig plan wordt circa 22.000 m2 groen gerealiseerd. Dit groen betreft openbaar groen inclusief wadi's. In de rekentool zijn vooralsnog enkel de groenmaatregelen aan de ecologische verbindingszone opgenomen. Uit de rekentool Groennorm 2.0 blijkt dat de ontwikkeling een groenscore heeft van 26.965 m2. Hieruit volgt dat met de beoogde groene inrichting voldoende kwalitatief groen wordt ontwikkeld en dat ruimschoots aan de groennorm wordt voldaan.

Het beoogde groen sluit grotendeels aan op omliggende groenstructuren. Het merendeel van het groen wordt als wadi ontworpen, ter berging van hemelwater bij hevige regenval. Hierdoor ontstaat dubbelgebruik van deze gronden. Aangezien ruim wordt voldaan en de groennorm en de wadi's enkel bij (en na) hevige regenval niet primair als recreatief groen gebruikt kunnen worden, is dit dubbelgebruik mogelijk. De toepassing van de wadi's is nader uitgewerkt in paragraaf 4.15. De exacte inrichting van het groen in de wijk, dus al het groen behalve nabij de ecologische verbindingszone, wordt bij de ontwikkeling van het plan verder uitgewerkt, de civieltechnische uitwerking. In het stedenbouwkundige plan is een globale inrichting opgenomen en zijn plant- en boomsoorten benoemd. Dit mede met als reden om voldoende flexibiliteit in de richting te behouden. Hierover zijn tussen ontwikkelaar en gemeente goede afspraken gemaakt die in de anterieure overeenkomst zijn vastgelegd.

Daarnaast zijn in het TAM-omgevingsplan de oppervlaktes voor Natuur (nabij de ecologische verbindingszone) en Groen (het groen in de wijk) vastgelegd. Deze hebben respectievelijk een oppervlakte van 9.287 m² en 12.176 m².

3.4.6 Conclusie

De ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Fysieke Leefomgeving

4.1 Ladder

4.1.1 Wettelijk kader

De ladder voor duurzame verstedelijking is een instructieregel voor zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand. Artikel 5.129g Bkl regelt dat bij een wijziging van het omgevingsplan voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling toepassing van de ladder is vereist.

Bij een stedelijke ontwikkeling die bestaat uit de ontwikkeling of uitbreiding van een bedrijventerrein, een zeehaventerrein, een woningbouwlocatie, kantoren, een detailhandelvoorziening of een andere stedelijke voorziening en die voldoende substantieel is, wordt met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand rekening gehouden met de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling. Artikel 5.129g Bkl legt hiervoor geen grens vast. Geldende jurisprudentie onder de Wro/Bro is vanaf 12 woningen, een functiewijziging met een oppervlak groter dan 500 m² bvo, meer dan 500 m² bvo bebouwing of een functie die gelet op de ruimtelijke uitstraling een stedelijke ontwikkeling is. Leegstand mag volgens jurisprudentie niet 'onaanvaardbaar' zijn.

Als die stedelijke ontwikkeling is voorzien buiten het stedelijk gebied of buiten het stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied moet ook rekening worden gehouden met de mogelijkheden om binnen dat stedelijk gebied of binnen dat stedelijk groen aan de rand van de bebouwing van stedelijk gebied in die behoefte te voorzien. De grens van het stedelijk gebied wordt bepaald door de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het omgevingsplan en de aard van de omgeving.

4.1.2 Toetsing

Het geldende omgevingsplan is vertrekpunt bij de beoordeling of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval geldt er voor de locatie een agrarische bestemming, zie paragraaf 1.3. Het toevoegen van 249 woningen wordt op deze plek gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Omdat de locatie gelet op de agrarische bestemming buiten het bestaand stedelijk gebied ligt, dient tevens de locatie gemotiveerd te worden.

Beschrijving behoefte

De relevante regio voor wonen is De Peel binnen de regio Zuidoost-Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0019.jpg"

Figuur 3.2.1: Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)

De woningbehoefte in de gemeente Gemert-Bakel blijkt uit diverse onderzoeken. Hierna worden deze onderzoeken beschreven.

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, Actualisering 2023

Tot 2050 komen er in Noord-Brabant nog ruim 225.000 huishoudens bij. Vooral het aantal alleenstaanden groeit sterk. Verwacht wordt dat in 2050 van alle huishoudens meer dan 40% een eenpersoonshuishouden is. Vooral het aantal oudere alleenstaanden (75+) neemt sterk toe. De komende jaren wacht Brabant nog een flinke woningbouwopgave. Alleen al tot 2035 zal de woningvoorraad nog met 165.000 woningen moeten toenemen, oftewel zo'n 13.500 woningen per jaar. Dit om de verwachte groei van het aantal huishoudens op te kunnen vangen en woningtekorten terug te dringen. De indicatie voor de gemeente Gemert-Bakel is 2.115 woningen in de periode 2023-2035.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0020.jpg"

Figuur 3.2.2: Indicatie toename woningvoorraad

Monitor Bevolking en Wonen (september 2024)

De provincie Noord-Brabant heeft in haar laatste monitor Bevolking en Wonen een update gegeven wat betreft de benodigde capaciteit. De provincie heeft berekend dat er voor subregio de Peel in de periode 2024 tot en met 2033 totaal 6.735 woningen bij moeten komen. En er is harde plancapaciteit voor 1.965 woningen. In Gemert-Bakel gaat het om 2.000 woningen en een harde plancapaciteit voor 620 woningen.

Regionale afstemming Peelgemeenten

Binnen deze woonregio zijn de Woonafspraken De Peel gemaakt, die jaarlijks worden geactualiseerd. Deze woonafspraken zijn nu in uitvoering en vormen de leidraad waarlangs gewerkt wordt. Plannen worden onderling gedeeld en er vindt afstemming plaats over de woningbouw. De afspraken gaan onder andere over afstemming van uitbreidingslocaties, niet-traditionele woonvormen en de huisvesting van specifieke doelgroepen, waaronder arbeidsmigranten en doelgroepen die 'claims' leggen op Wmo-budget.

Onderhavig plan ligt buiten bestaand stedelijk gebied en de harde plancapaciteit blijft lager dan de gemeentelijke bruto nieuwbouwopgave zoals opgenomen in de Woondeal Zuidoost-Brabant (max. 100% harde plancapaciteit). Voor de onderbouwing van deze plannen geldt dat de gemeente zelf goed moet motiveren dat het binnenstedelijk niet kan en het plan moet toelichten in het ambtelijk overleg wonen De Peel.


Qua ligging sluit het aan op bestaand stedelijk gebied. Omdat het plan buiten bestaand stedelijk gebied is gelegen is geformuleerd waarom het binnenstedelijk niet kan (zie hiervoor de paragraaf 'motivering locatiekeuze'). Onderhavig initiatief is op 1 september 2022 toegelicht en afgestemd in het regionale afstemmingsoverleg.

Woningbouwversnelling

De gemeente Gemert-Bakel heeft de ambitie om te groeien naar 35.000 inwoners. Groei biedt kansen om een aantrekkelijk woon- en leefklimaat te blijven bieden. De woningbehoefte voor eigen inwoners van de gemeente is groot. De komende 10 jaar wil de gemeente samen met ontwikkelaars 2.400 woningen realiseren. Om dit voor elkaar te krijgen heeft het college van B&W prioriteiten gesteld in de woningbouwprojecten die door de gemeente worden opgepakt.

Focus op de grotere woningbouwplannen

Er wordt volop ingezet op plannen die snel gerealiseerd kunnen worden en waarin het soort woningen wordt gebouwd waar in de gemeente behoefte aan is. Er is namelijk vooral behoefte aan betaalbare huur- en koopwoningen voor starters, senioren en kleine huishoudens. Dit is daarom het soort woningen waarvoor de gemeente de komende 10 jaar de bouw stimuleert.

De gemeente gaat aan de slag met ruim 25 woningbouwprojecten, verdeeld over de 7 kernen van de gemeente. De gemeente focust op grotere woningbouwplannen, zoals dit project. Aanvragen voor de bouw van een klein aantal woningen kosten namelijk veel tijd en leveren niet de gewenste snelheid op.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0021.jpg"

Figuur 3.2.3: Woningbouwprojecten gemeente Gemert-Bakel (bron: gemeente)

Woonvisie Gemert-Bakel 2020-2024

De kwalitatieve woningbehoefte is beschreven in de gemeentelijke woonvisie Gemert-Bakel 2020-2024 en het achterliggende extern woonbehoefteonderzoek (RIGO, 2020). Ook zijn twee verordeningen vastgesteld waarin regels zijn opgenomen voor sociale woningbouw en middenhuur. In de gemeentelijke Woonvisie wordt bij de realisatie van de totale plancapaciteit gestreefd naar een verdeling over de verschillende marktsegmenten. Hierbij worden de definities en prijsgrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de actuele vastgestelde 'Regionale begrippenlijst wonen' van de Woningmarktregio Metropoolregio Eindhoven. In het plangebied wordt daarbij aangesloten door 249 woningen voor diverse doelgroepen mogelijk te maken.

Toets bouwprogramma aan de woningbehoefte (januari 2023)

In opdracht van initiatiefnemer is door RIGO Research en Advies een notitie opgesteld over de lokale woningbouwbehoefte (Toets bouwprogramma aan de woningbehoefte, 25 januari 2023). RIGO ziet op basis van het eerder door hen uitgevoerde woonbehoefteonderzoek uit 2020 nagenoeg in alle segmenten tekorten behalve grondgebonden huurwoningen en huurwoningen niet zijnde sociale huur. Hier lijkt afgaande op de woonwensen eerder een overschot van te bestaan. Er is volgens de studie uit 2020 vooral behoefte aan:

  • sociale huur-appartementen;
  • grondgebonden koop en enige behoefte aan koopappartementen;
  • In het koopsegment betreft het vraag naar alle prijssegmenten. Dus ook goedkope koop (lokale vraag starters en senioren).

RIGO heeft geen reden om aan te nemen dat de beschreven kwantitatieve tekorten inmiddels ingelopen zijn. Hiervoor lag de bouwproductie in de afgelopen twee jaar te laag. Daar komt nog bij dat de woningtekorten in steden als Helmond en Eindhoven alleen maar zijn toegenomen waardoor de druk op vooral de koopwoningmarkt in de regio de Peel ook is toegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0022.jpg"

Figuur 3.2.4: Woningbehoefte koop en huur naar prijsklasse (bron onderzoek RIGO 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0023.jpg"

Figuur 3.2.5: Woningbehoefte koop en huur naar grondgebonden en niet grondgebonden (bron onderzoek RIGO 2020)

Woondeal Zuidoost-Brabant

In de op 9 maart 2023 vastgestelde Regionale Woondeal Zuidoost-Brabant heeft het Rijk prestatieafspraken gemaakt met onder andere de provincies en gemeenten. De gemeente Gemert-Bakel zou in de periode tot 2022-2030 minimaal 1.180 (netto) woningen moeten bouwen. In de nieuwe provinciale prognoses 2023 is de behoefte naar boven bijgesteld. Op basis van deze prognose zijn er in de periode 2024 t/m 2035 2.115 woningen nodig. Bij de herijking en verrijking van de Regionale Woondeal (2024/2025) zal de minimale opgave naar boven worden bijgesteld. De gemeente Gemert-Bakel komt de regionale afspraken na en zorgt dat de minimale woningbouwbehoefte gerealiseerd wordt.

Conclusie behoefte

Er is sprake van een grote woningbehoefte en er zijn nog onvoldoende harde plannen. Het project gaat uit van 30% sociale huurwoningen en 45% betaalbare woningen (huur en koop). Het toevoegen van de beoogde woningen geeft invulling aan de woningbehoefte van diverse doelgroepen, waaronder starters en senioren.

Motivering locatiekeuze (waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied)

De gemeente heeft er voor gekozen om in Gemert 15 grotere projecten uit te voeren, waaronder Doonheide II en Doonheide III. De uitbreidingswijk Doonheide II wordt momenteel volop ontwikkeld en inmiddels deels bewoond. Doonheide III heeft als uitbreidingslocatie prioriteit bij de ontwikkeling van Gemert.

Slechts een deel van de behoefte kan binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen. Voor het toevoegen van de beoogde 249 woningen is een oppervlakte van circa 7,5 hectare noodzakelijk. Er is geen vrije ruimte in de kern beschikbaar waar deze woningen gebouwd kunnen worden. Er zijn geen vrijkomende locaties met de beoogde omvang, of meerdere locaties met deze omvang gezamenlij, en de onbebouwde ruimte in de kern bestaat hoofdzakelijk uit sportvelden.

Met het in werking treden van de Omgevingsverordening Noord-Brabant is meer verantwoordelijkheid bij de gemeente neergelegd voor de locatiekeuzes ten aanzien van verstedelijking, zie paragraaf 3.2.2. Deze locatie wordt ook aan drie zijden omsloten door bestaand stedelijk gebied. Hiermee is door te bouwen aangrenzend aan bestaand stedelijk gebied sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

Conclusie locatiekeuze

Binnen het bestaand stedelijk gebied van Gemert zijn diverse woningbouwplannen in ontwikkeling en is geen ruimte om te kunnen voorzien in de totale woningbehoefte. Voor de beoogde 249 woningen is circa 7,5 hectare ruimte noodzakelijk. De locatie vormt een afronding van de noordelijke grens van Gemert. Daarom is gekozen voor deze locatie aangrenzend aan stedelijk gebied. Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

4.1.3 Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Er wordt invulling gegeven aan de woningbehoefte. Hiervoor is binnenstedelijk onvoldoende ruimte. Daarom is gekozen voor uitbreiding aangrenzend aan bestaand stedelijk gebied.

4.2 M.e.r.-beoordeling

4.2.1 Wettelijk kader

In Bijlage V van het Omgevingsbesluit (Ob) is aangegeven welke projecten in het kader van een wijziging van het omgevingsplan projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Projecten die zijn genoemd in kolom 1 zijn mer-plichtig als wordt voldaan aan de drempelwaarden uit kolom 2 en mer-beoordelingsplichtig in gevallen als genoemd in kolom 3. In kolom 4 staat aangegeven bij welk besluit de mer-(beoordelings)plicht geldt.

Voor mer-beoordelingsplichtige activiteiten moet worden onderzocht of deze aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben. De criteria om dit vast te stellen zijn genoemd in bijlage III van Richtlijn 2011/92/EU (richtlijn m.e.r.). Samengevat zijn dit de kenmerken van een project, de locatie van een project en soort en kenmerken van de verschillende milieueffecten.

De initiatiefnemer van een in Bijlage V aangewezen project moet daarvan mededeling doen bij het bevoegd gezag, doorgaans het college van B&W. In die mededeling (de aanmeldingsnotitie) is een beschrijving van het project, de locatie en de mogelijke milieueffecten opgenomen.

4.2.2 Toetsing

De realisatie van woningen en een gezondheidscentrum kan worden gezien als een activiteit uit kolom 1 van Bijlage V van het Omgevingsbesluit, te weten categorie J11 'Stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen'. Volgens kolom 2 is in dat geval geen mer-plicht van toepassing, maar conform kolom 3 is wel een mer-beoordeling noodzakelijk.

In de bijlagen bij deze motivering is deze mer-beoordeling opgenomen, zie bijlage 21. Uit de aanmeldingsnotitie blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen aanzienlijke milieugevolgen optreden.

4.2.3 Conclusie

Het doorlopen van een mer-procedure is niet noodzakelijk.

4.3 Verkeer En Parkeren

4.3.1 Wettelijk kader

Op het gebied van verkeer en vervoer stellen de Ow, het Bkl en de provinciale TAM-omgevingsverordening geen (instructie)regels. Verkeer en parkeren moeten bij een ruimtelijk plan dat activiteiten mogelijk maakt als omgevingsaspecten in het belang van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties worden beoordeeld. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.


De parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel, 2017'. Het plangebied maakt nu nog onderdeel uit van het buitengebied, maar gaat vanwege de beoogde ontwikkeling tot de bebouwde kom behoren. Daarom is er voor gekozen om binnen het gemeentelijke parkeernormenbeleid uit te gaan van een ligging in het gebiedsprofiel 'Rest bebouwde kom overige kernen'.

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is gebruik gemaakt van kencijfers uit CROW publicatie 744 'Toekomstbestendig parkeren'. Hierbij wordt voor het bepalen van de te hanteren kencijfers op basis van CBS data voor de gemeente Gemert-Bakel een stedelijkheidsgraad aangehouden van 'Matig stedelijk'. Voor de ligging van het plangebied wordt uitgegaan van 'Rest bebouwde kom'. Tenslotte wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het gemiddelde autobezit in de gemeente Gemert-Bakel, welke afkomstig zijn van het CBS, bij het bepalen van het juiste kencijfer, het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd.

4.3.2 Toetsing

Parkeren

Op basis van het beoogde programma is de parkeerbehoefte berekend volgens de gemeentelijke parkeernormen (Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017). Binnen het plangebied worden 249 woningen en een gezondheidscentrum gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0024.jpg"

Figuur 4.3.1 Berekening parkeerbehoefte (bron: Stedenbouwkundig plan, SAB)

De totale parkeerbehoefte van de woningen bedraagt 368,4 parkeerplaatsen. Binnen het plangebied worden 377 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee is sprake van een overschot aan parkeerplaatsen van 8,6. Daarmee wordt voldaan aan de invulling van de parkeerbehoefte van het totale plan en worden geen knelpunten verwacht aangaande het parkeren.

Bij elk 'woonveld' is de parkeerbalans in het stedenbouwkundig plan inzichtelijk gemaakt, zie bijlage 1. Over het algemeen geldt dat vraag en aanbod in balans zijn. Bij woonvelden waar een klein tekort is, is in de naastgelegen woonvelden doorgaans een overschot aanwezig. In paragraaf 2.2.5 is de wijze van parkeren binnen het plangebied nader beschreven.

Het gezondheidscentrum is gelegen op de begane grond, daarboven wordt gewoond. Bij het gezondheidscentrum is uitsluitend sprake van een parkeerbehoefte tijdens openingstijden. Op dat moment is de parkeerbehoefte van de bovengelegen woningen lager dan hiervoor berekend.

Bij het gezondheidscentrum wordt gedacht aan 6 behandelkamers (2,3 pp/ behandelkamer) en een apotheek (3,2 pp/ apotheek). Er zijn dan 17 parkeerplaatsen nodig voor het gezondheidscentrum specifiek. De parkeerplaatsen op deze locatie (Veld F) kunnen dubbel gebruikt worden op basis van aanwezigheidspercentages. Maatgevend is daarbij de werkdag middag (60% woningen, 100% sociaal medische voorzieningen). Boven het gezondheidscentrum komen 19 appartementen met een parkeerbehoefte van 30,4 parkeerplaatsen (19*1,6).

Uitgaande van 17 pp voor het gezondheidscentrum en vervolgens het dubbelgebruik toepassen bij 19 appartementen (60%) dan zijn 17+ (30,4*0,6)=17 + 16 = 35,24 pp benodigd. Dat betreft de behoefte op een werkdag middag. Op de locatie (Veld F) zijn 36 parkeerplaatsen gereserveerd. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte.

Verkeersgeneratie

Met kencijfers van CROW publicatie 744 kan voor verschillende functies de verkeersgeneratie bepaald worden. De kencijfers zijn gerelateerd aan de ligging van de planontwikkeling en de mate van stedelijkheid van het gebied. De betreffende ontwikkeling is gelegen in het gebied 'rest bebouwde kom'. Deze gebiedsindeling is afkomstig van Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017. Voor de mate van stedelijkheid kan het gebied op basis van de adressendichtheid gekarakteriseerd worden als 'weinig stedelijk'. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Gemert-Bakel in vergelijking met die in andere gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad, kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de door het CROW gegeven bandbreedte.

Op basis van het programma van eisen, zoals opgenomen in paragraaf 2.2.2, is er sprake van de verkeersgeneratie zoals berekend in tabel 4.3.1. Dit betreft een worst-case scenario waarbij per woningcategorie het woningtype met de hoogste verkeersgeneratie is toegepast. Voor de categorie sociale huur is dit 'huur, huis, sociale huur' . Voor de categorie bereikbaar is dit 'koop, huur tussen/hoek'. Voor de categorie duur is dit 'koop, huis, vrijstaand'. Bij een huur, huis vrije sector is de verkeersgeneratie gelijk als bij 'koop, huis, tussen/hoek'. Voor appartementen (huur en koop) en huurwoningen (vrije sector) is deze lager. Gezien met dit plan tevens appartementen en huurwoningen in de vrije sector worden gerealiseerd zal de daadwerkelijke verkeersgeneratie iets lager uitvallen.

Tabel 4.3.1 Verkeersgeneratie

Categorie Woningtype CROW Aantal Norm Mvt/e
Sociale huur Huur, huis, sociale huur 75 5,6 420
Bereikbaar Koop, huis, tussen/hoek 111 7,4 821,4
Duur Koop, huis, vrijstaand 63 8,2 516,6
Gezondheidscentrum Gezondheidscentrum (behandelkamers) 6 20,05 120,3
Apotheek 1 142 142
Totaal 2.020,3

De totale toename van de verkeersgeneratie bedraagt 2.020,3 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Dit verkeer wordt hoofdzakelijk ontsloten op de Handelsweg (circa 90%, 1.818 mvt/e). Het overige verkeer wordt op de secundaire ontsluiting op de Doonheide ontsloten (circa 10%, 202 mvt/e). Via de Doonheide komt het verkeer in oostelijke richting ook op de Handelsweg uit. Het verkeer (100%, 2.020 mvt/e) zal zich over de Handelsweg gelijkmatig naar het noorden (50%, 1.010 mvt/e) en zuiden (50%, 1.010 mvt/e) verdelen. De Handelsweg is momenteel een 50 km/uur weg en kent geen capaciteitsknelpunten. De capaciteit van de Handelsweg en N605 is van dusdanige omvang dat deze het extra verkeer van verwerken. De te realiseren T-kruispunten aan de Handelsweg en Doonheide worden dusdanig ingericht dat er weinig tot geen conflictpunten zijn en het verkeer (auto/fiets etc.) goed van elkaar wordt gescheiden.

Aanvullend is door Goudappel een onderzoek naar de verdeling van het verkeer op de omliggende wegen en kruispunten uitgevoerd, zie bijlage 19. De ontwikkeling Doonheide III is doorgerekend in het verkeersmodel. De grootste groei van verkeer is zichtbaar op de Handelseweg. Het grootste deel van het verkeer vanuit de ontwikkeling maakt gebruik van het hoofdwegennet van Gemert, waardoor er weinig effect is op het onderliggende wegennet. De tweede ontsluiting van de ontwikkeling die op de Doonheide ligt zorgt voor extra druk op deze smalle straat.

De doorstroming op de vier doorgerekende kruispunten is goed in de plansituatie. Op kruispuntniveau zijn er geen problemen geconstateerd.

Met de 'Wegenscan' zijn enkele knelpunten gevonden. Bij de Doonheide is vanwege de overrijdbare stoep grote kans dat tegemoetkomend autoverkeer via de stoep elkaar gaat passeren. Dit kan zorgen voor een gevaarlijke situatie voor voetgangers en is een aandachtspunt voor zowel de plan als referentiesituatie. Om dergelijke problemen te voorkomen kunnen aan de Doonheide paaltjes gerealiseerd worden.

Op de Handelseweg en de Lodderdijk is de rijbaanbreedte acceptabel in de referentie en planvariant. Wel is er kans op incidentele bermschade door brede voertuigen. Opsluitbanden of kantmarkering zou hier bermschade kunnen voorkomen, maar dit is niet noodzakelijk.

Concluderend, voor de doorstroming worden geen problemen verwacht, maar voor de verkeersveiligheid op wegvakniveau zijn wel aandachtspunten. Op de Doonheide doen de problemen zich ook bij de referentie voor. Aanpassingen bij de Handelseweg of Lodderdijk zijn niet direct noodzakelijk.

4.3.3 Conclusie

Binnen het plangebied wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen om de parkeerbehoefte op te lossen. Met de beoogde ontwikkeling worden daarnaast geen knelpunten verwacht met betrekking tot de verkeersafwikkeling.

4.4 Ecologie: Soortenbescherming

4.4.1 Wettelijk kader

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Omgevingswet en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Omgevingswet voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het TAM-omgevingsplan.

De Omgevingswet maakt onderscheid tussen bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en bepalingen met betrekking tot de bescherming van dier- en plantensoorten.

Soortenbescherming

De activiteit die een TAM-omgevingsplan mogelijk maakt en die mogelijke gevolgen heeft voor verblijfsplaatsen van beschermde dieren of planten, is een flora- en fauna-activiteit. Het is in beginsel verboden om zonder vergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten.

Bij een wijziging van het omgevingsplan is het nodig om te onderzoeken of er aanwijzingen zijn van de aanwezigheid van beschermde soorten op de locatie waar de activiteit zal worden verricht of in de directe nabijheid van die locatie. Dit is de quickscan ecologie. Is het resultaat van de quickscan ecologie dat er aanwijzingen zijn dat specifieke beschermde soorten voorkomen, dan is aanvullend onderzoek nodig. Voor sommige flora- en fauna-activiteiten is een omgevingsvergunning nodig.

In alle gevallen geldt de specifieke zorgplicht voor het verrichten van een flora- en fauna-activiteit die er kort samengevat op neerkomt dat maatregelen moeten worden getroffen om nadelige gevolgen voor beschermde soorten te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 11.27 Bal).

4.4.2 Toetsing

Soortenbescherming

Voor de beoogde ontwikkeling is in maart 2023 een quickscan naar flora en fauna uitgevoerd, zie bijlage 11. Vervolgens is in 2023 een nader onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 12. Ten tijde van de uitvoer van de quickscan en het nader onderzoek was de Omgevingswet nog niet in werking en gold de Wet natuurbescherming. Dit heeft voor de uitvoer en de resultaten van het onderzoek geen gevolgen.

Vanwege de aanwezige bebouwing aan de Handelsweg zijn mogelijk verblijfsplaatsen van beschermde soorten aanwezig. Uit de quickscan flora en fauna blijkt dat de aanwezigheid van vleermuizen, steenmarters, wezels, hermelijnen en bunzingen niet uitgesloten kan worden. Voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden dient nader onderzoek naar deze soorten uitgevoerd te worden.

Uit het nader onderzoek blijkt dat binnen het plangebied geen sprake is van voortplantings- en verblijfplaatsen en essentieel leefgebied van vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen, bunzingen, steenmarters, wezels en hermelijnen. Effecten op deze beschermde onderdelen van het leefgebied van deze soorten zijn daarom uitgesloten. Er worden ten aanzien van de verblijfplaatsen en essentieel leefgebied van deze soorten zodoende geen verbodsbepalingen van de Omgevingswet overtreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0025.jpg"

Figuur 4.4.1 Versterking van vliegroute Handelsweg

Uit de ecologische onderzoeken van BNL Advies blijkt verder dat er een vliegroute aanwezig is onder de bomen aan de Handelseweg. Op basis van de BEA, zie paragraaf 4.6, zou deze vliegroute halverwege worden verstoord als het eerdere stedenbouwkundig plan (versie augustus 2024) zou worden uitgewerkt. Naar aanleiding van de BEA is het stedenbouwkundig plan aangepast en wordt de vliegroute niet verstoord. De vliegroute kan worden versterkt door de aanplant van aanvullende bomen aan de Handelseweg vast te leggen in het groeninrichtingsplan. Hiermee kan uiteindelijk een verbinding tot stand komen tussen de bestaande bomenlaan aan de zuidzijde van de Handelseweg en de bomenlaan aan de noordzijde van de Handelseweg, ten noorden van de Rotonde N605.

Omdat voor bovengenoemde soorten geen nadelige effecten worden verwacht, is er in het kader van de Omgevingswet dus geen ontheffing van de provincie Noord-Brabant nodig om de geplande werkzaamheden uit te mogen voeren.

Tijdens de werkzaamheden blijft te allen tijde de zorgplicht van kracht en bij een veranderende situatie dient altijd een ecoloog ingeschakeld te worden.

4.4.3 Conclusie

De beoogde ontwikkeling vormt geen belemmering voor beschermde soorten. Met de ontwikkeling worden bovendien (natuurinclusieve) maatregelen getroffen die binnen het plangebied ruimte bieden aan (beschermde) soorten dieren en planten, zie paragraaf 2.2.4.

4.5 Ecologie: Gebiedsbescherming

4.5.1 Wettelijk kader

Ter bescherming van de natuur zijn in het Bkl diverse regels opgenomen. Deze regels komen grotendeels overeen met de regels die zijn opgenomen in de voormalige Wet natuurbescherming. Het gaat hierbij in de eerste plaats om regels voor de gebiedsbescherming van aangewezen Natura 2000-gebieden, regels voor de soortenbescherming van te beschermen planten, diersoorten (waaronder vogels) en regels ter bescherming van houtopstanden. Het gebieds- en soortenbeschermingsregime vloeit voor een belangrijk deel voort uit twee Europese richtlijnen, te weten de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Daarnaast bevat het Bkl regels over het Natuur Netwerk Nederland.

Natura 2000-gebieden

De Europese Vogel- en Habitatrichtlijn beschermt Natura 2000-gebieden. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wijst de Natura 2000-gebieden aan. Op grond van artikel 2.43 Omgevingswet legt hij ook de instandhoudingsdoelstellingen vast. Dit gebeurt in een aanwijzingsbesluit. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze bij de voorbereiding van een omgevingsplan in kaart te worden gebracht en beoordeeld. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied kan alleen worden vastgesteld indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • Alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • Het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • De noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

In afdeling 8.6 Bkl staat het beoordelingskader voor de omgevingsvergunning voor Natura 2000-activiteiten. Dit is door middel van het aanvullingsspoor Natuur gebeurd.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een wijziging van het omgevingsplan kan gevolgen hebben voor NNN-gebieden. De gebieden die het NNN vormen zijn aangewezen in de provinciale omgevingsverordening. In de provinciale omgevingsverordening worden de wezenlijke kenmerken en waarden vastgesteld van deze gebieden. Deze wezenlijke kenmerken en waarden moeten worden beschermd, in stand worden gehouden, verbeterd en ontwikkeld. Hiertoe zijn in de provinciale omgevingsverordening instructieregels opgenomen.

Houtopstanden (bos)

Mocht de wijziging van het omgevingsplan gevolgen hebben voor houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap (dat wil zeggen: er moeten bomen worden geveld), gelden rijksregels uit het Bal. Bij vellen hoort een herplantingsplicht maar hierop bestaan uitzonderingen (zie artikel 11.111 Bal). Als de rijksregels voor vellen van toepassing zijn, is het vellen van houtopstanden verboden zonder eerst een melding te doen.

4.5.2 Toetsing

Natura 2000-gebieden

Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, Deurnsche Peel & Mariapeel, bevindt zich op circa 11,8 km afstand ten zuidoosten van het plangebied. Indien er sprake zou zijn van een effect, betreft dit een extern effect, zoals toename van geluid, licht of depositie van stikstof. Externe effecten zoals geluid, licht en trilling, als gevolg van de voorgenomen plannen zijn gezien de afstand tot de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden in combinatie niet te verwachten.

Omdat significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie niet op voorhand zijn uit te sluiten, zijn stikstofdepositieonderzoeken verricht, zowel voor de realisatiefase als voor de gebruiksfase. Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten voor de realisatie- en gebruiksfase die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr, zie bijlage 15 en 16. De uitgangspunten en rekenresultaten zijn opgenomen in de memo stikstofberekening, welke is bijgevoegd in bijlage 14. Op basis van de berekeningen zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de realisatie- en gebruiksfase uitgesloten. De beoogde ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Omgevingswet.

Natuurnetwerk Brabant

Het plangebied grenst aan het Natuurnetwerk Brabant. Aan de noordzijde van het plangebied ligt natuurgebied de Peelse Loop. Vanwege de beoogde ontwikkeling van woningen nabij het Natuurnetwerk is vervolgonderzoek noodzakelijk. De effecten van de werkzaamheden en realisatie op het beschermde Natuurnetwerk Brabant (NNB) zijn nader onderzocht, zie bijlage 13.

De ontwikkeling leidt niet tot oppervlaktevermindering van het NNB-gebied. Wel heeft de ontwikkeling mogelijk gevolgen voor de waterhuishouding. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling waarbij de oppervlakteverharding toeneemt zijn wadi's noodzakelijk. Dit om te voorkomen dat hemelwater direct op de Peelse Loop afgevoerd wordt. Deze wadi's worden gerealiseerd om water op te vangen en een nood overstort/ vertraagde afvoer naar de Peelse Loop te bewerkstelligen. Dit is tevens nader uitgewerkt in paragraaf 4.15.

Uit het advies blijkt verder dat tijdens de ontwikkeling rekening gehouden dient te worden met de effecten van licht en geluid op vleermuizen en hun vliegroutes, foerageer- en verblijfsplaatsen. Behoud, onderhoud en uitbreiding van de bestaande houtwal kan geluidsoverlast in het gebied mitigeren.

Toekomstige bewoners van de woonwijk zullen gebruik maken van de directe omgeving om te wandelen en honden uit te laten. Overmatige betreding van de Peelse loop kan onder andere negatieve effecten hebben op de waterkwaliteit. De houtwal functioneert wellicht als een barrière hiertegen. Geadviseerd wordt betreding verder te voorkomen door ten noorden van de wijk een groenstrook aan te leggen met eventueel een uitlaatstrook met opruimplicht of een hondenuitlaatveld. Daarmee wordt het NNB-gebied ontzien en wordt het NNB-gebied ten zuiden van de huidige NNB versterkt. Bij de inrichting van de groene zone langs de Peelse loop dient hier rekening mee gehouden te worden.

Uit het advies blijkt dat toegang voor bewoners van Doonheide III tot het NNB-gebied gedemotiveerd dient te worden. Dit kan door het gebruiken van natuurlijke barrières, bijvoorbeeld door behoud en onderhoud van de aanwezige houtwal. In het stedenbouwkundig plan is hier als volgt rekening mee gehouden:

  • Toevoegen bufferzone tussen nieuwe woonwijk en NNB-gebied. Deze is reeds opgenomen in de planvorming. Indien de bufferzone deels toegankelijk is, wordt aangeraden om vervuiling door hondenuitlaat te mitigeren. Bijvoorbeeld door een opruimplicht in te voeren en/of een hondenuitlaatpark aan te leggen. Dit kan middels borden worden aangegeven.
  • Wandelroute afsluiten en verleggen naar de bufferzone. Deze is reeds opgenomen in de planvorming, de wandelroute wordt op natuurlijke wijze afgesloten.

De groene zone aan de noordrand van het plangebied krijgt ook daadwerkelijk de functie 'Natuur'. Tussen de bebouwing en het NNB-gebied wordt een bufferzone gerealiseerd met een natuurlijke vegetatie, waar geen woon en/of verkeersfunctie mag worden gerealiseerd. De oevers van de Peelse Loop worden ontoegankelijk voor recreatie.

Houtopstanden

De Omgevingswet beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bomen, gelegen buiten de bebouwde kom (de zogenaamde 'houtopstanden'). Het is verboden deze houtopstanden geheel of gedeeltelijk te vellen zonder voorafgaande melding bij gedeputeerde staten. De bomen op de onderzoekslocatie vallen niet onder de definitie houtopstanden. Vanwege de aanwezigheid van houtopstanden is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op bestaande bomen. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.6.

4.5.3 Conclusie

Met de inrichting van het plangebied wordt rekening gehouden met Natuurgebied de Peelse Loop. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden. Het aspect gebiedsbescherming vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.6 Bomen

4.6.1 Wettelijk kader

De te beschermen bomen en boomstructuren zijn opgenomen op de Groene Kaart van de gemeente Gemert-Bakel. Voor het kappen van bomen of (delen van) houtopstanden op de Groene Kaart is een ontheffing nodig. Ook voor het kappen van een boom binnen de structuurlijnen en groenvlakken zoals aangegeven op de Groene Kaart is een ontheffing nodig.

Als de aanvraag voor kap ingediend wordt omdat instandhouding van de boom niet langer verantwoord lijkt dan is aanvullend een rapportage noodzakelijk. Uit deze rapportage, opgesteld door een boomdeskundige (minimaal ETW gecertificeerd), blijkt dat de boom niet veilig in stand gehouden kan worden.

Daarnaast zijn in het (tijdelijk deel van het) omgevingsplan mogelijk bepalingen opgenomen of voor het kappen van een boom of houtopstand een omgevingsvergunning noodzakelijk is.

4.6.2 Toetsing

In en of nabij het plangebied zijn volgens de Groene Kaart beschermde bomen en structuren aanwezig, zie figuur 4.6.1. Daarnaast geldt voor niet beschermde bomen een kapvergunningplicht bij bomen met een stamomvang groter dan 30 cm1 op 1,3 m1 hoogte boven het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0026.jpg"

Figuur 4.6.1 Overzicht waardevolle bomen en groenstructuren (bron: Groenekaart, Gemert-Bakel)

Vanwege de beoogde ontwikkeling waarbij de inrichting wijzigt en verhardingen worden toegevoegd is een bomeninventarisatie en effectanalyse opgesteld, zie bijlage 6. In het rapport is onderzocht of de aanwezige bomen van voldoende boomtechnische kwaliteit zijn en of behoud van de bomen als gevolg van de planontwikkeling mogelijk is.

Voor drie bomen geldt dat de conditie van de bomen niet toereikend is om te behouden. Op basis van het ontwerp geldt dat voor vijf bomen geen alternatieven aan te reiken zijn. Voor zes bomen is behoud mogelijk indien een alternatief wordt toegepast. Indien deze alternatieven bij de uiteindelijke uitwerking niet toegepast kunnen worden, worden maximaal 14 bomen gekapt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0027.jpg"

Figuur 4.6.2 Effecten op bomen in en rond het plangebied (bron: Bomeninventarisatie en effect analyse, 14 oktober 2024)

Uitgangspunt is behoud van zoveel mogelijk groen. Waardevolle bomen in en rond het plangebied worden zoveel als mogelijk onderdeel van de inrichting. Bij de Handelsweg en de Doonheide worden verkeersaansluitingen gerealiseerd. Om zoveel mogelijk boomwortels en daarmee bomen te sparen is het zaak hier een afstand van minimaal 3 m voor grondwerkzaamheden aan te houden tot de stam.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0028.jpg"

Figuur 4.6.3 Inpasbaarheid bomen (Bron: Stedenbouwkundig plan, SAB, april 2025)

Naar aanleiding van de uitkomsten van de BEA is het stedenbouwkundig plan aangepast waardoor meer bomen behouden kunnen worden:

  • De meeste bomen worden ingepast. Eén boom langs de Handelseweg moet worden gekapt om de hoofdontsluiting mogelijk te maken.
  • Ook langs de Doonheide moet een boom worden gekapt ten behoeve van de ontsluiting. Daarnaast is kap van een tweetal bomen aan de Doonheide noodzakelijk voor de toegang tot nieuwe kavels. Ook is er een tweetal bomen met een slechte toekomstverwachting.
  • Het plan voorziet in de aanplant van een groot aantal nieuwe bomen, die het groene karakter versterken, hittestress voorkomen en bijdragen aan het versterken van de biodiversiteit.
  • De laanstructuur langs de Handelseweg wordt aangevuld. Dit heeft naast de versterking van de waardevolle groenstructuur ook een positief effect op de vliegroute van vleermuizen, zie paragraaf 4.4.

4.6.3 Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling wordt voldoende rekening gehouden met de bescherming van bestaande bomen. Daarnaast wordt met de beoogde ontwikkeling een grote hoeveelheid bomen aan het plangebied toegevoegd.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Wettelijk kader

Wanneer een ontwikkeling betrekking heeft op een milieubelastende activiteit die leidt tot een verhoging van de concentratie in de buitenlucht van luchtverontreinigende stoffen, kan deze activiteit alleen worden verleend als de omgevingswaarden voor deze stoffen in acht worden genomen (artikel 8.17 Bkl). Dit wil zeggen dat deze omgevingswaarden niet mogen worden overschreden. De kans op overschrijding is met name aanwezig als een activiteit in of nabij een aandachtsgebied plaatsvindt. In deze gebieden (aangewezen in artikel 5.51, lid 2, van het Bkl) bestaat een reële kans op (een dreigende) overschrijding van een omgevingswaarde. Onderzoek zal moeten uitwijzen of de activiteit daadwerkelijk leidt tot een overschrijding van de omgevingswaarden.

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies wordt bij het opstellen van een ruimtelijk project uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het Bkl bevat omgevingswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, benzeen, koolmonoxide, lood, en fijn stof (PM10 en PM2,5) (artikel 2.3 t/m 2.6 Bkl). Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de omgevingswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De omgevingswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 5.5 Omgevingswaarden stikstofdioxide en fijn stof

stof toetsing van omgevingswaarden
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Bestuursorganen kunnen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

"Niet in betekenende mate"(nibm)

Onderzoek is niet nodig als de activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit is het geval als activiteiten leiden tot een verhoging van de kalenderjaargemiddelde concentratie in de buitenlucht van zowel stikstofdioxide (NO2) als fijn stof (PM10) van 1,2 ìg/m3 of minder. Daarnaast zijn in artikel 5.54 Bkl standaardactiviteiten genoemd die niet in betekenende mate bijdragen. Als een activiteit niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, dan is het omgevingsaspect luchtkwaliteit geen belemmering. Het gaat onder andere om het toelaten van:

  • gebouwen met een woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan, met:
    1. 1. één ontsluitingsweg: ten hoogste 1.500 woningen; of
    2. 2. twee ontsluitingswegen: ten hoogste 3.000 woningen;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van:
    1. 1. ten hoogste 100.000 m² bij één ontsluitingsweg; en
    2. 2. ten hoogste 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

4.7.2 Toetsing

Met de ontwikkeling wordt geen activiteit zoals genoemd in artikel 5.50 van het Bkl mogelijk gemaakt. De gemeente Gemert-Bakel is niet aangewezen als een aandachtsgebied voor stikstofdioxide en fijnstof artikel 5.51 van het Bkl. Het plangebied bevindt zich echter wel op korte afstand van de agglomeratie Eindhoven, gemeente Venray en gemeente Bernheze die wel aangewezen zijn als aandachtsgebied voor luchtkwaliteit.

Met de ontwikkeling wordt een activiteit mogelijk gemaakt die een toename van de verkeersintensiteit veroorzaakt op de weg. Er moet daarom getoetst worden of het toelaten van de activiteiten leiden tot een verhoging van de kalenderjaargemiddelde concentratie in de buitenlucht van zowel stikstofdioxide als PM10 van 1,2 µg/m³. Uit artikel 5.54 uit het Bkl blijkt dat 1.500 woningen bij 1 ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij 2 of meer ontsluitingswegen standaardgevallen zijn die niet in betekenende mate bijdragen aan de omgevingswaarden voor No2 en fijnstof. De ontwikkeling bestaat uit maximaal 249 woningen. Hiermee kan zonder nader onderzoek vastgesteld worden dat de ontwikkeling niet in betekende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient bepaald te worden of de kwaliteit van de lucht ter plaatse goed genoeg is voor de vestiging van de beoogde functie. Uit de CIMLK-tool blijkt dat in 2022 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs de dichtstbijzijnde weg de Noord-Om ruimschoots onder de grenswaarden lagen, zie onderstaande figuur. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2022: 13,9 µg/m³ voor NO2, 18,2 µg/m³ voor PM10 en 10,3 µg/m³ voor PM2,5. Hieruit blijkt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen de in het Bkl vastgestelde omgevingswaarden niet overschrijden. Zodoende is het gelet op de luchtkwaliteit aanvaardbaar de functie wonen aan het projectgebied toe te kennen. Daarnaast zal naar verwachting de luchtkwaliteit in de toekomst nog verder verbeteren door voortschrijdende technologie (zoals vergroening van het wagenpark).

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0029.png"

Figuur 4.7.1 Maatgevend toetspunt rood omcirkeld (bron: CIMLK)

4.7.3 Conclusie

De aangevraagde activiteit is in overeenstemming met instructieregels voor luchtkwaliteit omdat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

De ontwikkeling draagt voor het aspect luchtkwaliteit bij aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties omdat er ter plaatse de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim onder de grenswaarden liggen. Met de ontwikkeling wijzigt dit niet.

4.8 Geluid Door Wegen, Spoorwegen En Industrieterreinen

4.8.1 Wettelijk kader

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het van belang dat geluidgevoelige functies (zoals woningen) niet aan te veel geluidbelasting worden blootgesteld. Geluid kan afkomstig zijn van (spoor)wegen, industrieterreinen en andere activiteiten. In deze paragraaf wordt ingegaan op geluid afkomstig van wegverkeer, spoorwegverkeer en industrieterreinen. In de volgende paragraaf (4.9) komt geluid vanwege activiteiten aan bod.

In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door wegen, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied en voorziet erin dat het geluid aanvaardbaar is. Het geluid is aanvaardbaar als wordt voldaan aan de standaardwaarden volgens tabel 5.6. Een overschrijding is mogelijk als er geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarden te voldoen, de overschrijding zoveel mogelijk wordt beperkt en er wordt voldaan aan de grenswaarden volgens tabel 5.6. Geluidbeperkende maatregelen worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan. Verder wordt rekening gehouden met het belang van een geluidluwe gevel.

In een aantal gevallen kan een waarde hoger dan de grenswaarde aanvaardbaar worden geacht:

  • bij vervangende nieuwbouw maximaal 5 dB hoger dan de grenswaarde en het aantal geluidgevoelige gebouwen met meer geluid dan de grenswaarde mag niet wezenlijk toenemen;
  • bij functiewijziging maximaal 5 dB hoger dan de grenswaarde (transformatie);
  • bij zeehavengebonden activiteiten maximaal 5 dB hoger dan de grenswaarde;
  • bij een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen;
  • bij een niet-geluidgevoelige gevel.

Bij het overschrijden van de standaard- of grenswaarden wordt het gecumuleerde geluid beoordeeld en het gezamenlijk geluid bepaald en vastgelegd in het omgevingsplan.

Tabel 5.6 Standaardwaarden en grenswaarden geluid per geluidbronsoort

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0030.jpg"

4.8.2 Toetsing

Met de beoogde ontwikkeling worden nieuwe geluidgevoelige gebouwen gerealiseerd. Derhalve is een akoestisch onderzoek wegverkeersweglawaai uitgevoerd, zie bijlage 10. In het onderzoek is de ontwikkeling getoetst aan de instructieregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en is aangegeven wat hiervan de consequenties zijn. Hierbij is rekening gehouden met het geluid door wegen op de nieuwe geluidgevoelige gebouwen en wordt erin voorzien dat het geluid op de nieuwe geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied aanvaardbaar is. Op basis van de resultaten is beoordeeld of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en is vervolgens beoordeeld of voor de ontwikkeling extra geluidwerende maatregelen noodzakelijk zijn.

Het berekende geluid van gemeentelijke wegen bedraagt maximaal 59 dB. Hiermee wordt de standaardwaarde van 53 dB overschreden maar de grenswaarde van 70 dB niet.

Het berekende geluid van provinciale wegen bedraagt maximaal 52 dB. Hiermee wordt de voorkeurgrenswaarde van 48 dB overschreden maar de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet.

De standaardwaarde en voorkeursgrenswaarde wordt ten opzichte van respectievelijk de gemeentelijke wegen en provinciale wegen overschreden. De relevante wegen hier zijn de Handelseweg en de Noord-Om. Er zullen maatregelen moeten worden onderzocht voor een geluidsreductie tot maximaal de standaardwaarde / voorkeursgrenswaarde. Maatregelen worden alleen genomen wanneer deze financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

Het gezamenlijke geluid bedraagt ten hoogste 59 dB ter plaatse van meerdere gevels van de beoogde woningen direct aan de Handelseweg. De vereiste karakteristieke geluidwering Ga;k bedraagt dan maximaal 59 - 33 = 26 dB. Het bevoegd gezag zal bepalen of er nader onderzoek gedaan moet worden naar de geluidwering van de gevels.

Effecten op de omgeving

De toename van het verkeer kan effect hebben op bestaande woningen in de omgeving. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat bij een toename van de verkeersomvang met meer dan 40% sprake is van een geluidstoename van meer dan 1,5 dB (wat voor het menselijk oor hoorbaar is). De maatgevende woningen hierin zijn de bestaande woningen aan de Handelsweg en Doonheide. Uit de verkeersgeneratie blijkt dat het verkeer op de Handelsweg met maximaal 2.020 mvt/etmaal op een weekdag toeneemt. Het verkeer op de Doonheide neemt met maximaal 202 mvt/etmaal toe, zie paragraaf 4.3. In het planjaar 2034 rijden over de Handelsweg 5.298 mvt/etmaal en op de Doonheide 2.214 mvt/etmaal op een weekdag, zie akoestisch onderzoek bijlage 10. Omdat het verkeer op de Handelsweg richting het noorden en zuiden verdeelt betreft de toename van het verkeer op de Handelsweg circa 1.010 mvt/e per wegdeel. Derhalve is sprake van een toename van circa 19% op de Handelsweg en 9% op de Doonheide. De extra bijdrage op de maatgevende wegen is dermate laag dat relevante negatieve uitstralingseffecten naar de omgeving zijn uitgesloten. Op het betreffende deel van de Handelsweg staan in de huidige situatie bovendien geen woningen.

4.8.3 Conclusie

De maximale gezamenlijke geluidbelasting van 59 dB wordt vastgelegd in de regels van dit TAM-omgevingsplan. Voor de maximale geluidbelasting van 52 dB als gevolg van provinciale wegen dienen conform de Wet geluidhinder hogere waarden aangevraagd te worden.

4.9 Geluid Door Activiteiten

4.9.1 Wettelijk kader

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het van belang dat geluidgevoelige functies (zoals woningen) niet aan te veel geluidbelasting worden blootgesteld. In deze paragraaf komt geluid vanwege activiteiten aan bod.

In een omgevingsplan wordt rekening gehouden met het geluid door activiteiten op geluidgevoelige gebouwen en voorziet erin dat het geluid door een activiteit aanvaardbaar is (opnemen van waarden in het omgevingsplan). Het geluid door een activiteit is aanvaardbaar als wordt voldaan aan de waarden als aangegeven in de tabellen 5.7 en 5.8 (instructieregels Bkl).

Tabel 5.7: Standaardwaarden toelaatbaar geluid op een geluidgevoelig gebouw

07.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur
LAr,LT als gevolg van activiteiten 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
LAmax door aandrijfgeluid van transportmiddelen -- 70 dB(A) 70 dB(A)
LAmax door andere piekgeluiden -- 65 dB(A) 65 dB(A)

Tabel 5.8: Standaardwaarden toelaatbaar geluid in geluidgevoelige ruimten

07.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur
LAr,LT als gevolg van activiteiten 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
LAmax door aandrijfgeluid van transportmiddelen -- 55 dB(A) 55 dB(A)
LAmax door andere piekgeluiden -- 45 dB(A) 45 dB(A)

4.9.2 Toetsing

Met de ontwikkeling worden woningen mogelijk gemaakt die geluidgevoelig zijn. Ten oosten van het plangebied, aan de overzijde van de Handelseweg, bevindt zich een gezoneerd bedrijventerrein. Er zijn bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.1 mogelijk. Het meest nabijgelegen is de uitgaansgelegenheid aan de Handelseweg 1. Maatgevend hierbij is het aspect geluid. Omdat de functie op een gezoneerd industrieterrein ligt, mag de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van het bedrijventerrein niet meer dan 50 dB bedragen. De maatgevende geluidgevoelige functies betreffen momenteel bedrijfswoningen aan de Scheiweg. Deze woningen bevinden zich op kortere afstand dan de beoogde nieuwe woningen. De nieuwe woningen liggen op minimaal 100 meter van de uitgaansgelegenheid. Gezien deze afstand wordt er op voorhand vanuit gegaan dat aan de maximum standaardwaarden uit het Bkl kan worden voldaan en dat verder onderzoek niet noodzakelijk is. De bedrijven op het bedrijventerrein worden momenteel al beperkt in hun bedrijfsvoering door bestaande woningen.

4.9.3 Conclusie

Er kan worden volstaan aan de standaardwaarden uit het Bkl. De bedrijven worden niet beperkt in hun bedrijfsvoering door de beoogde ontwikkeling.

4.10 Geur

4.10.1 Wettelijk kader

Er zijn diverse sectoren waarbij geurhinder een rol kan spelen, zoals bij veehouderijen, industrie, horeca en (andere) milieubelastende activiteiten. In het kader van het beschermen van de gezondheid en het milieu dient op grond van het Bkl rekening te worden gehouden met de geur door activiteiten op gebouwen. Rekening houden met geur werkt twee kanten op:

  • bij het mogelijk maken van het verrichten van activiteiten in de buurt van gevoelige gebouwen;
  • bij het toelaten van geurgevoelige gebouwen in de buurt van bestaande geurveroorzakende bedrijven.

Voor een aantal activiteiten moet de gemeente geurregels opnemen in het omgevingsplan. Hiervoor staan instructieregels in het Bkl. Dit geldt voor rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi's), het houden van landbouwhuisdieren en andere agrarische activiteiten. Voor andere geurveroorzakende activiteiten kan de gemeente zelf kiezen welke geurregels ze in het omgevingsplan geurregels stelt.

Vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn alle geldende bestemmingsplannen binnen een gemeente gezamenlijk het tijdelijke deel van het omgevingsplan geworden, totdat de gemeente één nieuw gebiedsdekkend omgevingsplan vaststelt. Tot het tijdelijke deel van het omgevingsplan hoort ook de geurverordening, mits de gemeente deze heeft vastgesteld. Tot slot behoort ook de zogenaamde bruidsschat tot het tijdelijke deel omgevingsplan. De bruidsschat bevat onder andere regels over geur door het houden van dieren, andere agrarische activiteiten, geur door het exploiteren van zuiveringstechnische werken en geur door het bereiden van voedingsmiddelen.

In artikel 5.91 Bkl is vastgelegd welke gebouwen in ieder geval als geurgevoelig worden beschouwd (woonfuncties, onderwijsfuncties, gezondheidsfuncties met bedgebied, bijeenkomstfuncties voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties van voorgenoemde functies). Naast de hiervoor genoemde functies, kan het omgevingsplan andere geurgevoelige gebouwen of gedeelten van gebouwen aanwijzen, mits er hoofdzakelijk sprake is van verblijf van mensen (artikel 5.91, vierde lid, van het Bkl). Ook biedt het Bkl de mogelijkheid om in het omgevingsplan niet alleen gebouwen aan te wijzen als geurgevoelig, maar ook locaties waarbij hoofdzakelijk sprake is van verblijf van mensen (artikel 5.91, vijfde lid, van het Bkl).

4.10.2 Toetsing

De aangevraagde activiteit is relevant voor geur omdat er sprake is van geurgevoelige gebouwen. In de directe omgeving van het plangebied zijn er geen bronnen gelegen waarvan geurhinder te verwachten is. De ontwikkelingslocatie ligt op ruime afstand van een agrarisch bedrijf met vee. Hieronder volgen de kortste afstanden tot agrarische bedrijven met vee:

  • vleesvee: Lodderdijk 26 Gemert (250 meter ten zuiden van het plangebied;
  • schapen: Veldweg 6 Gemert (circa 900 meter ten westen van het plangebied);
  • melkrundvee: Kranerijt 48 Gemert (circa 500 meter van het plangebied);
  • melkrundvee: Verreheide 50 Gemert (circa 800 meter van het plangebied);
  • melkrundvee: Verreheide 44 Gemert (circa 850 meter van het plangebied);
  • melkrundvee: Boekelseweg 20 Gemert (circa 1,0 kilometer van het plangebied);
  • paarden: De Wind 19 Gemert (circa 1,1 kilometer van het plangebied);

De dichtstbijzijnde veehouderij bevindt zich op circa 250 meter ten zuiden van het plangebied ((vlees)rundveehouderij Lodderdijk 26 Gemert). De op figuur 4.10.1 aangegeven voormalig agrarisch bedrijfslocatie met vleesvarkens binnen het plangebied, gelegen aan de Handelseweg 6, komt met dit planvoornemen te vervallen. Deze locatie vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde geurgevoelige gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0031.jpg"

Figuur 4.10.1 agrarische activiteiten ten opzichte van de ontwikkelingslocatie (bron: Kaartviewer KRD)

In artikel 22.3.12 van de bruidsschat is bepaald dat tussen een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom en een veehoudeddrij met landbouwhuisdieren waarvoor bij wet geen geuremissiefactor geldt (zoals melkvee en paarden), een vaste afstand van 100 meter moet worden aangehouden. Hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Geur van overige activiteiten

Naast voorgenoemde specifieke gevallen kan geur ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld een horecagelegenheid of bedrijvigheid (bijvoorbeeld voedingsmiddelenindustrie of mengvoederindustrie). Hiervoor gelden in beginsel geen landelijke regels (Bkl), maar een gemeente is vrij om hier zelfs regels over op te nemen.

In de directe omgeving van het plangebied vinden geen activiteiten plaats die geur veroorzaken en daarmee kunnen leiden tot geurhinder op de beoogde geurgevoelige woningen. Ook de ontwikkeling zelf zorgt niet voor geurhinder op geurgevoelige gebouwen.

4.10.3 Conclusie

Er wordt voldaan aan de instructieregels met betrekking tot geur. De beoogde ontwikkeling zorgt niet voor geurhinder op een geurgevoelig gebouw.

4.11 Omgevingsveiligheid

4.11.1 Wettelijk kader

Omgevingsveiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van bijvoorbeeld opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Ook wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor omgevingsveiligheid zijn regels opgenomen in paragraaf 5.1.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De paragrafen 5.1.2.2 tot en met 5.1.2.6 van het Bkl gaan over het toelaten van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in verband met het externe veiligheidsrisico van een activiteit die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Daarnaast is in het Bkl is het risicobegrip breder: er zal gemotiveerd moeten worden dat bij risico's van branden, rampen en crisissen rekening gehouden wordt met het belang van:

  1. a. het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan;
  2. b. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en
  3. c. de geneeskundige hulpverlening.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar (ofwel 10-6). Grenswaarden en standaardwaarden voor het Plaatsgebonden Risico (PR) ten aanzien van (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties zijn opgenomen in artikel 5.6 tot en met artikel 5.11a van het Bkl. Grenswaarden voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties (art. 5.7 lid 1 Bkl) worden in een Omgevingsplan in acht genomen. Met standaardwaarden voor beperkt kwetsbare gebouwen en locaties wordt in een omgevingsplan rekening gehouden (art. 5.11 Bkl). Voor het PR gelden, afhankelijk van de activiteit, vastgestelde afstanden of te berekenen afstanden (bijlage VII Bkl).

In hoofdstuk 4 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn alle activiteiten opgenomen waarbij een vaste norm van toepassing is en voor welke activiteiten een berekening van PR-contour en aandachtsgebied vereist is.

Groepsrisico/aandachtsgebieden

Het groepsrisico betreft de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als gevolg van een ongewoon voorval. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Onder de Omgevingswet is gekozen voor een nieuwe benadering van het groepsrisico, met aandachtsgebieden. Aandachtsgebieden zijn gebieden rond activiteiten met gevaarlijke stoffen die zichtbaar maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Aandachtsgebieden zijn er voor brand, explosie en gifwolk. Afhankelijk van het type activiteit met gevaarlijke stoffen, zijn er voor het aandachtsgebied in de regelgeving vaste afstanden vastgesteld of zijn deze afstanden rekenkundig te bepalen (bijlage VII Bkl). Aandachtsgebieden worden zichtbaar gemaakt in het Register externe veiligheidsrisico's (REV).

Binnen een aandachtsgebied kan sprake zijn van een voorschriftengebied. Een gemeente kan in het omgevingsplan afzien van aanwijzing van een brand- of explosievoorschriftengebied of een kleiner brand- of explosievoorschriftengebied aanwijzen (art. 5.14 Bkl). Als het initiatief ligt in een voorschriftengebied, dan gelden voor nieuwbouw aanvullende bouweisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (art. 4.90 tot en met 4.96 Bbl. Voor zeer kwetsbare gebouwen, zoals scholen, kinderdagopvang en verzorgingstehuizen, geldt altijd een voorschriftengebied, en gelden dus aanvullende bouweisen bij nieuwbouw (art. 5.14 Bkl).

Los van een eventueel voorschriftengebied kan een gemeente aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld aan vluchtroutes en de bereikbaarheid van het gebied door hulpdiensten. Dergelijke eisen worden dan opgenomen in de omgevingsvergunning.

Kwetsbare functies

Bij de beoordeling van de hiervoor beschreven risico's wordt uitgegaan van een onderscheid in zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen, beperk kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties en beperkt kwetsbare locaties. Of een bepaald gebouw of een bepaalde locatie is aan te merken als één van voornoemde gebouwen of locaties volgt uit het Bkl (Bijlage IV). Gebouwen met een woonfunctie zijn kwetsbare gebouwen, net als onder andere gebouwen met een kantoor- of onderwijsfunctie. Basisscholen, kinderdag- verblijven en gebouwen met 24-uurszorg zijn voorbeelden van zeer kwetsbare gebouwen. Deze indeling is gemaakt op basis van de volgende afwegingen:

  • Hoeveel personen zijn in dat gebouw c.q. op die locatie gelijktijdig aanwezig?
  • Wat is de aanwezigheidsduur van die personen?
  • In hoeverre zijn die personen in staat zichzelf in veiligheid te brengen bij een incident.

Het realiseren van zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties is niet mogelijk binnen een plaatsgebonden risicocontour. Voor het overige geldt dat rekening dient te worden gehouden met de relevante plaatsgebonden risicocontouren en aandachtsgebieden. Dat vraagt om een afweging en motivering (verantwoording) bij het wijzigen van het omgevingsplan.

4.11.2 Toetsing

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0032.png" Figuur 4.11.1 Uitsnede risicokaart met het plangebied rood omkaderd

De aangevraagde activiteit is relevant voor het waarborgen van de veiligheid, omdat de ontwikkeling uit woningen en een gezondheidscentrum bestaat. Uit bijlage VI van het Bkl blijkt dat woningen en een gezondheidscentrum als kwetsbare gebouwen worden gezien.

Uit bovenstaande figuur blijkt dat het plangebied niet in een PR-contour of aandachtsgebied ligt. Over de N605 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg heeft geen PR 10-6-contour. De afstand van de dichtstbijzijnde beoogde woning tot de weg is circa 80 meter. Hiermee ligt de beoogde ontwikkeling niet in het brandaandachtsgebied van 30 meter. Wel bevindt de ontwikkeling zich in het explosieaandachtsgebied van 200 meter. Bij de realisatie van kwetsbare gebouwen binnen een aandachtsgebied dient een afweging van het groepsrisico plaats te vinden. Het Bkl stelt geen eisen ten aanzien van het kwantificeren van de gevolgen voor het groepsrisico. In overleg met de gemeente en de veiligheidsregio zal moeten worden bekeken welke voorwaarden en maatregelen worden verbonden in verband met de ligging binnen het explosieaandachtsgebied. Op basis hiervan kan een onderbouwing van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico worden opgesteld.

Daarnaast is artikel 5.2 uit het Bkl van belang. Bij het mogelijk maken van een activiteit spelen vaak veiligheidsrisico's die ontstaan als gevolg van opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen en windturbines. In het Bkl is het risicobegrip breder: er zal ook moeten worden gemotiveerd hoe voor risico's van branden, rampen en crises rekening gehouden wordt met het belang van:

  1. a. het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan;
  2. b. de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen; en
  3. c. de geneeskundige hulpverlening.

Bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid

Voor de volledigheid wordt kort ingegaan op de bestrijdbaarheid van calamiteiten binnen het plangebied, de bereikbaarheid van het projectgebied en de zelfredzaamheid van personen binnen het projectgebied. Het is belangrijk om bij een ligging in een explosieaandachtsgebied goede risico- en crisiscommunicatie te organiseren.

De bereikbaarheid van het project voor hulpdiensten is goed. De locatie is goed bereikbaar voor de hulpdiensten en wordt ontsloten via de Handelsweg en Doonheide. De locatie ligt in een bebouwd gebied waar naar verwachting voldoende bluswatervoorzieningen beschikbaar zijn.

Binnen het plangebied worden geen woningen mogelijk gemaakt voor verminderd zelfredzame personen. De aanwezigen zijn normaal gesproken in staat om zelfstandig conform instructies bijvoorbeeld via NL-Alert of het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) te handelen.

Het plan is voorgelegd aan de Veiligheidsregio. De Veiligheidsregio geeft aan dat er bij deze ontwikkeling geen factoren spelen ten aanzien van externe veiligheid.

4.11.3 Conclusie

De ontwikkeling draagt voor het aspect waarborgen van de veiligheid bij aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties omdat er met de ontwikkeling geen sprake is van de realisatie van een risicovolle functie. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt hoe de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid van de ontwikkeling is.

4.12 Cultureel Erfgoed

4.12.1 Wettelijk kader

Besluit kwaliteit leefomgeving

Cultureel erfgoed omvat archeologie, cultuurhistorie, monumenten, karakteristieke panden, beschermde gezichten, monumentale bomen, landschap en dergelijke. De essentie van het Europees beleid is dat voorafgaand aan de uitvoering van plannen onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van waarden en daar in de ontwikkeling van plannen zoveel mogelijk rekening mee te houden. De essentie van deze wetgeving is behoud van archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem en de bescherming van het cultureel erfgoed en landschap.

Zo zijn er in het Bkl ten aanzien van de bescherming een aantal beginselen geformuleerd (art. 5.130 Bkl). Deze beginselen richten zich op de omgang met monumenten die op grond van het omgevingsplan zijn beschermd, archeologische monumenten, (voorbeschermde) rijksmonumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en beschermde cultuurlandschappen. Daarnaast zijn in afdeling 8.8 van het Bkl regels gesteld voor de beoordeling van een rijksmonumentenactiviteit en het verplaatsen van gebouwde monumenten.

Gemeentelijk beleid

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente beschikt over een vastgestelde beleidsplan archeologie.

4.12.2 Toetsing

4.12.3 Conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft geen impact op aanwezig cultureel erfgoed.

4.13 Bodem

4.13.1 Wettelijk kader

Uit de Omgevingswet volgt dat gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de zorg voor de fysieke leefomgeving, waaronder ook de zorg voor (de kwaliteit van) de bodem wordt verstaan. Het wettelijk instrumentarium onder de Omgevingswet is voor wat betreft de bodem gebaseerd op drie pijlers:

  1. 1. het voorkomen van nieuwe verontreiniging of aantasting (preventie);
  2. 2. het meewegen van bodemkwaliteit als onderdeel van een brede afweging van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in relatie tot functies (toedeling van functies);
  3. 3. het op duurzame en doelmatige wijze beheren van resterende historische verontreinigingen (beheer van historische bodemverontreinigingen).

Om een bouwactiviteit op een bodemgevoelige locatie toe te staan, dient op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (artikel 5.89i en 5.89j) aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik. Een locatie is bodemgevoelig als hier een bodemgevoelig gebouw is toegelaten op grond van een omgevingsplan of omgevingsvergunning. Tot een bodemgevoelige locatie hoort ook een aaneengesloten terrein direct grenzend of toebehorend aan een bodemgevoelig gebouw, zoals een tuin of terrein. Onder een bodemgevoelig gebouw wordt verstaan; een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat de bodem raakt en waar personen meer dan twee uur per dag aaneengesloten aanwezig zijn.

Om aan te tonen of de bodemkwaliteit geschikt is voor het beoogde gebruik is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek als bedoeld in artikel 5.7b van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de beoogde ontwikkeling. Waarden voor de toelaatbare kwaliteit van de bodem voor het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie zijn (op grond van artikel 5.89i Bkl) opgenomen in het omgevingsplan. Bij een overschrijding van een vastgestelde waarde is het bouwen van een bodemgevoelig gebouw alleen toegelaten als sanerende of andere beschermende maatregelen worden getroffen.

4.13.2 Toetsing

Met de beoogde ontwikkeling worden bodemgevoelige gebouwen gerealiseerd. Op 13 november 2024 is een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd om de geschiktheid van de bodemkwaliteit te bepalen. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9

Uit de analyseresultaten valt op te maken dat op de gehele onderzoekslocatie maximaal licht verhoogde gehalten (boven landbouw/natuur) aangetoond. In het grondwater zijn ook maximaal licht verhoogde concentraties (boven de voorkeurswaarden) aangetoond. Er is geen sprake van een sterke verontreiniging op de onderzoekslocatie.

In de toplaag van de afwateringszones rondom de schuren, van de nog aanwezige bebouwing aan de Handelsweg 6, zijn geen asbestgehalten boven de detectielimiet aangetoond. Er is geen sprake van een verontreiniging met asbest.

Bij werkzaamheden in de grond dienen de maatregelen conform de CROW-publicatie 400 ‘Werken in en met verontreinigde bodem’ te worden aangehouden. Op basis van het huidige bodemonderzoek is geen voorlopige veiligheidsklasse van toepassing. Wel dient de basishygiëne in acht worden genomen. De definitieve klasse kan worden vastgesteld door een middel of hoger veiligheidskundige.

Onderdeel van de 'Nota bodembeheer Gemert-Bakel 2021 (incl. PFAS)' is de bodemfunctieklassenkaart. Op de bodemfunctieklassenkaart is het plangebied aangegeven als 'landbouw/natuur'. Met de beoogde ontwikkeling dient de functieklasse aangepast te worden naar 'Wonen'.

4.13.3 Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.14 Ontplofbare Oorlogsresten

4.14.1 Wettelijk kader

Bij ontwikkelingen waar na de Tweede Wereldoorlog nog niet in de grond is geroerd en geen nadere onderzoeken hebben plaatsgevonden, is een kans aanwezig dat nog ontplofbare oorlogsresten aanwezig zijn. In het kader van aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuw gebouw stemt de initiatiefnemer met de gemeente Gemert-Bakel af of en in hoeverre een detectie-onderzoek voor de betreffende bouwlocatie noodzakelijk is.

4.14.2 Toetsing

Op voorhand is niet uit te sluiten dat er geen indicaties zijn dat door oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog ontplofbare oorlogsresten zijn achtergebleven in/op de (water)bodem binnen de grenzen van het onderzoeksgebied. Derhalve is een vooronderzoek naar de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten (OO) uitgevoerd, zie bijlage 20.

Op basis van de geraadpleegde bronnen, de beoordeling en evaluatie van de indicaties en contra-indicaties is vastgesteld dat het onderzoeksgebied aan de Doonheide/Handelsweg te Gemert niet getroffen is door oorlogshandelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog, waardoor OO in de (water)bodem kunnen zijn achtergebleven. Het onderzoeksgebied is derhalve onverdacht op ontplofbare oorlogsresten.

In het onderzoeksgebied kunnen de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden zonder dat vervolgstappen noodzakelijk zijn in de opsporing van OO. De (grond-)werkzaamheden kunnen derhalve regulier worden uitgevoerd. Indien tijdens werkzaamheden toch een OO of verdacht voorwerp wordt aangetroffen, is het zaak de juiste procedure direct te starten, het voorwerp niet beroeren en de politie meteen op de hoogte stellen. Deze zal, indien noodzakelijk, de EODD inschakelen om het OO te ruimen.

4.14.3 Conclusie

Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor de uitvoer van de beoogde ontwikkeling.

4.15 Water

4.15.1 Wettelijk kader

Ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen en dienen voor het waterbelang de opvattingen van de waterbeheerder te worden betrokken. Dit geldt in het algemeen voor alle waterbelangen. Voorbeelden zijn:

  • watercompensatie in verband met toenemende verharding;
  • waterkwaliteit, bebouwing niet wenselijk in verband met waterwinning;
  • bebouwing in werkingsgebieden van keringen en andere waterstaatswerken;
  • waterketen, relatie met de afvoer van afvalwater, (Industriële) lozingen en of lozing oppervlaktewater.

Voor een aantal specifieke rijksbelangen stelt het Bkl aanvullende instructieregels. Deze zijn:

  • bescherming van primaire waterkeringen (artikel 5.38 Bkl);
  • behoud waterveiligheid kust (artikel 5.40 Bkl);
  • behoud waterveiligheid grote rivieren (artikel 5.46 Bkl);
  • IJsselmeergebied (artikel 5.49 Bkl).

De waterschapsverordening bevat regels specifiek gericht op het watersysteem en waterstaatswerken binnen het beheergebied van een waterschap. Hieraan moet de ontwikkeling worden getoetst.

Waterschapsverordening

Het beleid ten aanzien van waterbeheer is op rijksniveau onder meer vastgelegd in het Nationaal Waterplan en op provinciaal niveau in de Omgevingsverordening Noord-Brabant. Voor het wettelijk kader in de vorm van de Waterschapsverordening wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1.

Gemeentelijk beleid

Op 14 december 2018 heeft de gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel het nieuwe Gemeentelijk Watertakenplan (GWTP) vastgesteld. Dit wordt gebruikt om nu en in de toekomst aan de gemeentelijke zorgplichten te kunnen voldoen en als toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met dit waterbeleid.

Het veranderende klimaat en de verstedelijking brengen grote uitdagingen met zich mee. Regenbuien worden steeds extremer en komen vaker voor, met veel overlast en schade tot gevolg. Ook het vasthouden van het gewenste grondwaterpeil wordt moeilijker tijdens extreem lange droge of natte perioden. Omdat het aantal warme dagen toeneemt wordt hittestress ook een probleem, vooral in een bebouwde omgeving met weinig groen en veel verharding.

De zorg voor riolering draagt bij aan een gezonde leefomgeving. In het GWTP zijn de gemeente zorgplichten voor afvalwater, hemelwater (regenwater) en grondwater uitgewerkt. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen. Er dient rekening gehouden te worden met de verwerking van extreme neerslaghoeveelheden. Hemelwater moet zo lokaal mogelijk verwerkt worden. Dat betekent het volgende:

  • regenwater gebruiken daar waar het valt;
  • de inrichting van de openbare ruimte benutten voor de opvang van overtollig hemelwater;
  • streven naar efficiënte en robuuste (collectieve) voorzieningen;
  • communiceren met inwoners over de gezamenlijke verantwoordelijkheid die er is om wateroverlast te voorkomen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met het volgende:

  1. 1. Waterbergingsvoorziening binnen een ontwikkeling;;
  2. 2. Opnemen gebruiksregel waterbergingsvoorziening in bestemmingsplan;
  3. 3. Aandachtspunten rondom lozing op de riolering;
  4. 4. Aandachtspunten rondom aansluiting op de riolering.

Waterbergingsvoorziening binnen een ontwikkeling

Voor de waterberging die binnen een ontwikkeling wordt gerealiseerd gelden een aantal eisen. Eén van deze eisen is dat de waterbergingsvoorziening moet 60 liter met m2 verhard oppervlak probleemloos kunnen bergen. Daarnaast mag de afvoer uit een voorziening maximaal 2 l/s/ha zijn en moet binnen 5 dagen leeggelopen zijn.

Opnemen gebruiksregel waterbergingsvoorziening in omgevingsplan

Voor (ver)nieuwbouw neemt de gemeente Gemert-Bakel bij wijzigingen van het omgevingsplan een voorwaardelijke gebruiksregel in het omgevingsplan op waarin de realisatie en instandhouding van een minimale hoeveelheid waterberging wordt voorgeschreven. Dit compenseert de versnelde afvoer van hemelwater naar de openbare ruimte of riolering vanaf verhard oppervlak. Alleen voor inbreidingslocaties is het mogelijk om af te wijken van deze gebruiksregel, als het redelijkerwijs niet mogelijk is om de vereiste waterberging binnen het plangebied te realiseren. Daarbij moet aangetoond worden dat de kans op wateroverlast niet toeneemt door het plan.

Aandachtspunten rondom lozing op de riolering

Om een doelmatige werking te kunnen garanderen hanteert de gemeente de volgende beleidsregels:

  • Al het huishoudelijk afvalwater op de vrijverval- en drukriolering wordt geaccepteerd.
  • Bestaande bedrijfsafvalwaterlozingen op de vrijvervalriolering worden geaccepteerd.
  • Bij nieuwe bedrijfsafvalwaterlozingen wordt getoetst of de voorziene nieuwe situatie de doelmatige werking van zuivering en transportsysteem belemmert (in hoeveelheid en in samenstelling).
  • Nieuwe (of bestaande) aansluitingen van bedrijven die de waterketen onevenredig zwaar belasten kunnen worden geweigerd.
  • Elk (bestaand én nieuw) bedrijf krijgt toestemming voor maximaal één aansluiting op de drukriolering.
  • Elk (bestaand én nieuw) bedrijf mag maximaal 0,5 m3 per uur afvalwater op de drukriolering lozen.
  • Bij een aanbod groter dan 0,5 m3 per uur dient het afvalwater op eigen terrein te worden gebufferd. Wanneer buffering niet mogelijk is, wordt onderzocht of de capaciteit van de drukriolering kan worden vergroot. De voortkomende uitvoeringskosten hiervan zijn voor de perceeleigenaar, van huisaansluiting tot lozingspunt in de vrijvervalriolering.
  • Lozing van hemelwater op drukriolering is niet toegestaan.

Aandachtspunten rondom aansluiting op de riolering

Voor het realiseren van de aansluiting op de gemeentelijke riolering moet rekening gehouden worden met een aantal voorwaarden. Zo dient het vuil water en (de overstort van) regenwater gescheiden te worden aangeboden op de perceelgrens. Daarnaast gelden nog een aantal technische eisen voor de rioolaansluiting.

4.15.2 Toetsing

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 249 woningen en een gezondheidscentrum. Er is sprake van een toename van het verharde oppervlak. Een beschrijving op welke wijze rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige aspecten en het beleid van de waterbeheerders is dan ook noodzakelijk.

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel is ten noorden van het plangebied waterloop de Peelse Loop gelegen. Langs deze waterloop is een zone opgenomen die vrij dient te blijven van bebouwing en toegankelijk voor onderhoud aan de waterloop, zie figuur 4.15.1. Binnen deze zone is geen bebouwing beoogd. De zijde langs de Peelse Loop wordt ingericht als groene zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0034.jpg"

Figuur 4.15.1: Legger waterschap Aa en Maas

De toekomstige terreinindeling is weergegeven in figuur 4.15.2. Hieruit blijkt dat voor 21.229 m2 aan bestrating (wegen, paden, parkeerplaatsen) wordt gerealiseerd. Daarnaast hebben de woonpercelen (bouwvelden) een oppervlakte van 37.192 m2. Voor de woonpercelen wordt maximaal 75% als verharding toegekend. Voor de bestraatte delen 100%. Uit het afwateringsplan, zie bijlage 18 en figuur 4.15.3 blijkt dat 2.948 m3 aan bergingscapaciteit noodzakelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0035.jpg"

Figuur 4.15.2 Terreinindeling - Afwatering deelgebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0036.jpg"

Figuur 4.15.3 Verhard oppervlak en benodigde berging

De voorkeur gaat uit naar bergen en vertraagd afvoeren in de vorm van wadi's. Er is circa 2,2 hectare groene ruimte beschikbaar voor het realiseren van deze wadi's. Infiltratie is uitsluitend mogelijk indien deze boven de grondwaterstand wordt aangeboden. Uit het infiltratieadvies, zie bijlage 17, blijkt dat infiltratie van hemelwater geohydrologisch haalbaar is indien:

  • de doorlatendheid groter is dan 0,4 m/dag;
  • de gemiddeld hoogste grondwaterstand dieper is dan 0,7 m – mv.

Ondanks het feit dat de doorlatendheid van de bodem geen beperking vormt, is de bodem op de locatie, conform deze richtlijnen, op basis van de gemiddeld hoge grondwaterstanden (GHG) niet over het gehele plan geschikt voor de infiltratie van hemelwater. Gebaseerd op de aanwezige peilbuizen wordt namelijk voorzichtig afgeleid dat de GHG over het algemeen op ca. 0,5 à 0,8 m - mv staat. Hierdoor zal gedacht moeten worden aan het principe "bergen en vertraagd afvoeren".

Binnen het plangebied worden wadi's gerealiseerd, zodat het hemelwater kan infiltreren. Aangezien de GHG niet overal voldoende diep is gelegen, wordt aangeraden deze wadi's te voorzien van een overstort naar het riool en/of oppervlaktewater aan de noordzijde. Door wadi's te realiseren, zal er uiteraard enig hemelwater infiltreren en wordt binnen de mogelijkheden van dit plan wel alles gedaan om hemelwater op de projectlocatie te infiltreren. Een oppervlakkige overloop zal worden aangelegd naar watergang de Peelse loop aan de noordzijde van het plangebied.

De verhardingen en woningen die direct grenzen aan de wadi’s zullen oppervlakkig naar de wadi’s afvoeren. Voor de overige delen zal een RWA-stelsel worden aangelegd dat afvoert naar de wadi’s. In het stedenbouwkundig ontwerp zijn wadi’s ingetekend. Op basis van de voorgestelde ontwerphoogtes voor de bouwpeilen en verhardingen zijn de dieptes tot 0,20 m boven GHG bepaald.

Uit het hydrologisch onderzoek blijkt dat binnen de wadi's 3.006 m3 hemelwater geborgen kan worden. Voor de twee-onder-een-kap en de vrijstaande woningen wordt een berging van 5 m3 op eigen terrein aangelegd. Voor het totale plangebied betreft dit 40 woningen. Hiermee komt de totale bergingscapaciteit op 3.006 m3+ (40*5 m3) = 3.206 m3. Hiermee wordt voldaan aan de bergingseis van 2.948 m3.

In het kort worden de volgende waterhuishoudkundige maatregelen getroffen:

  • In de toekomstige situatie wordt het schone hemelwater niet op het vuilwater aangesloten maar separaat binnen de eigen kavels worden verwerkt.
  • De waterbergingsopgave wordt middels wadi's en infiltratiekratten opgelost.
  • De toekomstige kavels dienen zodanig te worden ontworpen dat hemelwater naar onverharde delen kan stromen. Door rekening te houden met hoogteverschillen kan tijdens zware regenbuien water tijdelijk worden vastgehouden en geleidelijk infiltreren in de bodem.
  • Het vuilwater wordt aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving.

De definitieve inrichting van de waterberging betreft een uitvoeringsaspect. Dit vindt plaats ten tijde van vergunningverlening. In de regels van dit TAM-omgevingsplan is de voorwaarde voor het toepassen van waterberging geborgd. De wadi's zijn mogelijk binnen de functies 'Groen' en 'Natuur'. Daarnaast is de berging van 5 m3 op eigen terrein bij twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen geborgd in de regels. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen negatieve effecten voor de waterhuishoudkundige situatie.

4.15.3 Conclusie

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.

4.16 Duurzaamheid

4.16.1 Wettelijk kader

Vanuit de doelen van de Omgevingswet is duurzaamheid een thema waarmee bij het wijzigen van een omgevingsplan rekening gehouden moet worden. Duurzaamheid is een veelomvattend begrip waar veel aspecten onder vallen, zoals de energietransitie, mobiliteit en herbruikbaarheid. Met het oog op die doelen moet het plan aan het omgevingsaspect duurzaamheid worden getoetst.

4.16.2 Toetsing

Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw zal hieraan voldoen.

In het stedenbouwkundige plan, zie bijlage 1 en het beeldkwaliteitsplan zijn daarnaast spelregels opgenomen voor een toekomstbestendige wijk, natuurinclusief bouwen, het tegengaan van verhardingen en suggesties voor een klimaatbestendige en biodiverse inrichting van de buitenruimte en privé tuinen.

In het beeldkwaliteitsplan zijn voor de bebouwing specifieke suggesties opgenomen:

  • Maak, waar mogelijk, gebruik van duurzame, biobased en/of circulaire materialen;
  • Pas zonnepanelen toe en plaats deze op of in het dakvlak;
  • Breng voorzieningen aan voor vogels, vleermuizen en insecten. Dat kan bijvoorbeeld op de volgende manieren
    1. 1. huismus: inbouwkasten voor de huismus kunnen in de woningen ingebouwd worden, of er kunnen ronde, golvende dakpannen worden toegepast als verblijf- en nestplaats. Door het vogelschroot pas op de derde panlat van onder plaatsen hebben de huismussen genoeg ruimte om onder het dak te broeden;
    2. 2. gierzwaluw: plaats inbouwkasten in de gevel van de woningen;
    3. 3. vleermuis: voor de vleermuis is het het beste om spouwmuren geschikt en toegankelijk te maken voor vleermuizen. Daarnaast kunnen er ook inbouwkasten in woningen toegepast worden, zoals de Tichelaarkast;
  • Geef platte daken van bergingen zoveel mogelijk vorm als sedumdaken, dit is goed voor de waterberging en biodiversiteit;
  • Koppel regenwater af en laat het infiltreren of voer het zichtbaar af naar de wadi's.

Daarnaast zijn suggesties opgenomen voor een duurzame tuin opgenomen. Een klimaatbestendige en biodiverse inrichting van de tuin draagt in belangrijke mate bij aan een duurzame woonbuurt. Ook met de inrichting van de buitenruimte wordt rekening gehouden met een duurzame bijdrage. Parkeergelegenheden worden zo veel als mogelijk halfverhard uitgevoerd. De groene ruimtes worden tevens gebruikt als wadi. Daarbij draagt een groene inrichting met een divers sortiment aan begroeiingen bij aan onder andere de biodiversiteit.

4.16.3 Conclusie

De beoogde bebouwing zal voldoen aan alle hedendaagse duurzaamheidseisen. Daarnaast vormt de bebouwing onderdeel van de natuurinclusieve en klimaatadadptieve inrichting. Met de beoogde inrichting en het toepassen van de suggesties op privégrond draagt de ontwikkeling bij aan een duurzame inrichting van het plangebied.

4.17 Gezondheid

4.17.1 Wettelijk kader

Eén van de doelen van de Omgevingswet is het beschermen van de gezondheid (artikel 2.1, lid 3, onder b). In lid 4 benadrukt de wet dat bij het stellen van regels met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in ieder geval rekening gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid.

Gezondheidsbescherming

Een deel van de in dit hoofdstuk beschreven omgevingsaspecten heeft een gezondheidscomponent, waarbij het in de meest gevallen gaat om gezondheidsbescherming. Dit betreffen onder andere bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en geluidhinder.

Naast het wettelijk kader, waarbij de instructieregels uit het Besluit Kwaliteit leefomgeving (Bkl) het kader vormen, dient rekening gehouden te worden met de gevolgen voor de gezondheid als gevolg van de volgende milieubelastende activiteiten:

  • Geitenhouderijen;
  • Endotoxinen vanwege varkens- of pluimveehouderijen;
  • Spuitzones vanwege gewasbeschermingsmiddelen.

Gezondheidsbevordering

Bij de afweging van de gezondheidsgevolgen kunnen ook gezondheidsbevorderende aspecten een rol spelen zoals bijvoorbeeld een groene leefomgeving, ruimte voor beweging, beschikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en sociale cohesie. In het Bkl zijn ook nog andere onderwerpen opgenomen die een relatie hebben met gezondheid, zoals de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen met een handicap (artikel 5.162 Bkl).

Gemeentelijk beleid

Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving is voor vitale kernen en toekomstbestendig buitengebied een streven binnen de Omgevingsvisie Gemert-Bakel 2024, zie paragraaf 3.4.2. De manier waarop de leefomgeving is ingericht is van invloed op de mentale en fysieke gezondheid en veiligheid van mensen die in Gemert-Bakel wonen of de gemeente bezoeken. Het kan de leefstijl, het sociaal welbevinden en de levensverwachting van mensen positief of negatief veranderen.

Omdat de gemeente de lichamelijke en geestelijke gezondheid en het sociaal welbevinden van mensen wil beschermen en verbeteren heeft de omgevingsvisie aandacht voor gezondheid vanuit omgevings- en milieukwaliteit. Inzetten op omgevingskwaliteit betekent dat Gemert-Bakel de bestaande basis op orde houdt (gezondheidsbescherming) en bij het inrichten van de openbare ruimte ontwerpkeuzes maakt die uitnodigen tot spelen, sporten en bewegen voor iedereen (gezondheidsbevordering). De keuzes die de gemeente maakt over de ruimtelijke inrichting versterken de autonomie en zelfredzaamheid van onze inwoners, zodat iedereen mee kan doen. Bij milieukwaliteit wordt gedacht aan de luchtkwaliteit, geuroverlast en geluidshinder rondom industrie, wegen of veehouderijen en de gezondheidseffecten die dit heeft op de omgeving. Gestreefd wordt om overal te voldoen aan de wettelijke grenswaarden om de volksgezondheid te beschermen.

4.17.2 Toetsing

Gezondheidsbescherming

De omgevingsaspecten in relatie tot gezondheidsbescherming zijn in dit hoofdstuk uitgebreid onderzocht. Voor bijvoorbeeld de omgevingsaspecten bodemkwaliteit, waterkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder en omgevingsveiligheid blijkt dat aan de normen wordt voldaan, dan wel dat hiervoor de nodige maatregelen kunnen worden getroffen om aan deze normen te voldoen. Op deze plaats volstaat kort de conclusie dat er gelet op de gestelde normen voor geen enkel omgevingsaspect belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling van woningen op de planlocatie.

Daarnaast neemt met de ontwikkeling de hoeveelheid verharding af en wordt groen toegevoegd. Dit heeft een positief effect op het voorkomen van hittestress en het infiltreren en bergen van hemelwater.

Geitenhouderijen

Op basis van verschillende onderzoeken (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO)) is aangetoond dat er verhoogde gezondheidsrisico's (verhoogde kans op longontsteking) zijn wanneer in de nabijheid (1,5 tot 2 kilometer) van een geitenhouderij wordt gewoond. Dit moet in overweging worden genomen in het kader van een goed woon- en leefklimaat. De dichtstbijzijnde geitenhouderij ligt op circa 6,7 kilometer ten zuiden van het plangebied (adres Grotelseheide 4 Bakel). Het plangebied ligt dan ook niet binnen het invloedsgebied van een geitenhouderij. Zodoende vormt dit aspect dan ook geen belemmering voor het plan of andersom.

Endotoxinen vanwege varkens- of pluimveehouderijen

Op basis van de notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxinen toetsingskader 1.0 kan worden beoordeeld of er sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Dit is met name het geval bij omschakeling naar, nieuwvestiging of uitbreiding van dergelijke bedrijven. Voor de omgekeerde werking (realisatie van een kwetsbaar object zoals een woning in de omgeving van een dergelijke veehouderij) kan gebruik worden gemaakt van de afstandsbepaling uit het toetsingskader. Op basis daarvan kan worden bepaald of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot endotoxinen. ODZOB adviseert om bij een situatie waarbij binnen een afstand van 250 meter van het te realiseren kwetsbare object een veehouderij is gelegen, de genoemde afstandsbepaling toe te passen. Als uit blijkt dat niet voldaan kan worden aan de afstand dan, adviseert ODZOB negatief te besluiten op de ontwikkeling. Het plan is niet gelegen binnen 250 meter van een veehouderij met welke diersoort dan ook. De dichtstbijzijnde veehouderij bevindt zich immers op circa 250 meter ten zuiden van het plangebied ((vlees)rundveehouderij Lodderdijk 26 Gemert), zie paragraaf 4.10. Daarom is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkens- of pluimveehouderijen.

Spuitzones vanwege gewasbeschermingsmiddelen

In het kader van een goed woon- en leefklimaat moet een afweging worden gemaakt tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de volksgezondheid. Als gevolg van die afweging kan het nodig zijn om een spuitvrije zone aan te houden tussen gevoelige functies zoals woningen en percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Het plangebied wordt aan drie zijden omgeven door bebouwd gebied en aan de noordzijde door natuurgebied. Enkel aan de Doonheide ligt een smal agrarisch perceel (circa 35m breed). Dit perceel is echter met gras ingezaaid en voorzien van lichtmasten. Het perceel is niet agrarisch in gebruik en grens aan bestaande woningen. In de directe omgeving van het plangebied liggen dan ook geen gronden waar (mogelijk) sprake is van een spuitzone. Het meest nabij gelegen agrarisch perceel waar gewasbeschermingsmiddelen gebruik zouden kunnen worden ligt op circa 100 meter ten noorden van het plangebied aan de Noord-Om. Dit perceel grenst echter aan beschermwaardig natuurgebied. Spuitzones vormen dan ook geen belemmering voor dit plan.

Gezondheidsbevordering

De bewoners en gebruikers van het plangebied worden gestimuleerd om te verblijven in de buitenruimte door middel van een aantrekkelijke groene plek met diverse mogelijkheden voor ontspannen.

Bij de inrichting van de openbare ruimte is gekozen om groenstructuren en langzaamverkeersroutes aan te laten sluiten op structuren en infrastructuur uit de omgeving. Deze inrichting vergroot daarmee de toegankelijkheid voor zowel toekomstige bewoners als voor bewoners en gebruikers uit de omgeving.

In de openbare ruimte worden daarnaast voorzieningen voor spelen, sporten en bewegen gerealiseerd. Daarnaast ontstaan met de realisatie van zitgelegenheden op strategische plekken ontmoetingsmogelijkheden voor bewoners. Dit versterkt de sociale cohesie en veiligheid.

4.17.3 Conclusie

Vanuit het aspect gezondheidsbescherming is de beoogde ontwikkeling passend binnen het plangebied. De ontwikkeling zelf draagt bij aan gezondheidsbevordering.

4.18 Milieubelastende Activiteiten

4.18.1 Wettelijk kader

In het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • voorkomen wordt dat de nieuwe woningen de bedrijfsuitvoering belemmeren.

Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten (met name geluid, geur, gevaar en stof) dient getoetst te worden of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en of bedrijven niet in hun bedrijfsuitoefening worden geschaad.

In het oude bestemmingplan is gebruik genaakt van milieucategorieën en richtafstanden conform de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Onder de Omgevingswet wordt (voor nieuwe gevallen) gebruik gemaakt van milieuzonering nieuwe stijl, gebaseerd op milieugebruiksruimte. Om die reden wordt zowel onder de oude regeling als op basis van toekomstige regelingen beoordeeld of er sprake is van een goed woon- en leefmilieu en of er invloed is op de huidige bedrijfsvoering van bedrijven.

4.18.2 Toetsing

Een nieuwe ontwikkeling mag geen inbreuk maken op de milieugebruiksruimte van omliggende activiteiten enerzijds en anderzijds moet ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Voor de aanwezige toegestane activiteiten zijn de aspecten geluid, geur en omgevingsveiligheid reeds getoetst in respectievelijk paragraaf 4.9, 4.10 en 4.11.

Hierna worden de bedrijfsactiviteiten rond het plangebied nader beschouwd. Rond het plangebied vinden verschillende bedrijfsactiviteiten plaats. Deze liggen met name aan de overzijde van de Handelsweg op bedrijventerrein Wolfsveld. Ten zuiden van de Doonheide liggen enkele kantoorlocaties.

Aan de Handelsweg 43, ten noorden van de N605, zit een kozijnenfabrikant. Deze activiteiten liggen op circa 150 meter van het plangebied. Hier zijn volgens het bestemmingsplan 'Wolfsveld 2010' tevens bedrijven van milieucategorie 2 en 3.1 toegestaan. Gezien de voorheen geldende maximale richtafstand van 50 meter voor geur en geluid voor categorie 3.1 bedrijven kan ervan uitgegaan worden dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse geen belemmering vormen voor de beoogde gebruik binnen het plangebied.

Aan de overzijde van de Handelsweg ligt uitgaanscentrum Time Out. Het parkeerterrein ligt op circa 50 meter van het plangebied en het uitgaanscentrum zelf op circa 100 meter. De activiteiten binnen het uitgaanscentrum vinden met name in het weekend plaats. Bovendien wordt het uitgaancentrum en bijbehorend parkeerterrein van het plangebied gescheiden door de Handelsweg. Gezien de afstand, het bestaande verkeer en de daarmee gepaarde geluidsuitstraling en beperkte periode waarbinnen de activiteiten plaatsvinden vormen de activiteiten binnen het uitgaanscentrum geen beperking voor de beoogde woningen.

Aan de overzijde van de Handelsweg ligt op circa 25 meter van het plangebied een nutsvoorziening met een oppervlakte van 17 m2. Een nutsvoorziening van dergelijke omvang is passend binnen een woongebied.

Verder vinden binnen bedrijventerrein Wolfsveld verschillende bedrijfsactiviteiten plaats (vanaf 50 meter tot het plangebied). Deze passen volgens het bestemmingsplan 'Wolfsveld 2010' binnen de milieucategorie 2 en 3.1. Gezien de afstand en omvang van deze activiteiten kan op voorhand worden aangenomen dat deze activiteiten geen belemmering vormen voor het beoogde gebruik binnen het plangebied.

Ten zuiden van de Scheiweg liggen aan de Handelsweg kantoorachtige bedrijven. Deze liggen op ruim 40 meter van het plangebied. Aan de zuidzijde van de Doonheide liggen twee solitaire kantoorlocaties. De activiteiten binnen deze locaties zijn passend binnen een woonomgeving.

De omliggende milieubelastende activiteiten waaronder de discotheek en bedrijven ten oosten van het plangebied van het plangebied vormen verder geen hinderaspect ten aanzien luchtkwaliteit, zie paragraaf 4.7 en stof. Een gezondheidscentrum past binnen een woonwijk. Gezien de aard en omvang zal er kunnen worden volstaan aan de standaardwaarden uit het Bkl.

afbeelding "i_NL.IMRO.1652.TAMOPDoonheideIII-ON01_0037.jpg"

4.18.3 Conclusie

Het aspect milieubelastende activiteiten vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.19 Planologisch Relevante Leidingen

4.19.1 Wettelijk kader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

4.19.2 Toetsing

In het tijdelijke deel van het omgevingsplan liggen in en nabij de planlocatie geen planologisch relevant leidingen. In en nabij de planlocatie zijn dan ook geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatieverbindingen aanwezig die een belemmering vormen voor de ontwikkeling of waarvoor de ontwikkeling een belemmering is.

4.19.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande staat het aspect planologisch relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkelingen niet in de weg.

4.20 Trillingen

4.20.1 Wettelijk kader

Het omgevingsaspect trillingen is geregeld in paragraaf 22.3.5 van de Bruidsschat. Daarin worden regels gesteld aan trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz door een activiteit in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Er gelden maximale waarden voor continue trillingen en voor herhaald voorkomende trillingen. De maximale waarden zijn opgenomen in de tabellen in artikel 22.88 en 5.87a van de Bruidsschat.

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan kan het noodzakelijk zijn in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties rekening te houden met trillingsbronnen en de mogelijke overlast (hinder of verstoring) daarvan. Conform artikel 4.1, lid 1 en 4.2, lid 1 Omgevingswet moet een motivering worden opgenomen omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

Hinder of zelfs schade door trillingen kan ontstaan door:

  • verkeer over de weg of het spoor (bijvoorbeeld van vrachtwagens, trein of tram);
  • machines bij industrie (bijvoorbeeld stansen, draaiende motoren, etc.).

Deze trillingen bewegen zich door de bodem. Trillingen nemen af als de afstand tot de bron groter wordt.

Vanwege de toenemende aandacht voor trillingen en trillinghinder langs spoorlijnen (met name waar veelvuldig goederentreinen rijden) is er sinds mei 2019 de 'Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen' (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat). In de Handreiking wordt twee afstandscriteria aangegeven t.a.v. van de beoordeling van het aspect trillingen. Vindt een plan of project plaats binnen een afstand van 100 meter van een spoorlijn, dan wordt geadviseerd een quickscan trillinghinder uit te voeren op basis van paragraaf 10.1 van de Handreiking. Vindt een plan of project plaats binnen 250 meter afstand van een spoorlijn, dan moet worden beoordeeld in hoeverre klachten, bodemopbouw en/of het treinbeeld aanleiding geven voor het doen van nader onderzoek.

4.20.2 Toetsing

Dit TAM-omgevingsplan maakt trillingsgevoelige functies mogelijk, namelijk woningen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van het spoor. Trillengen als gevolg van verkeer over het spoor kan dan ook op voorhand worden uitgesloten.

In de buurt van het plangebied liggen drukke wegen (Handelsweg en N605) met zwaar verkeer en tevens lijnbussen. Bekend is dat ook zware voertuigen en met name elektrische voertuigen (bussen) zwaardere trillingen veroorzaken dan 'traditionele voertuigen'. Trillingshinder als gevolg van de omliggende wegen is gezien de geringe afstand tot de Handelsweg niet op voorhand geheel uit te sluiten.

De omvang en frequentie van het zware verkeer en lijnbussen fluctueert. De te verwachten trillingen afkomstig vanaf deze wegen zijn echter beperkt. Er ligt asfalt op de omliggende wegen, er zijn geen drempels en daarnaast is de snelheid laag door afremmend en optrekkend verkeer nabij de rotonde Handelsweg/N605 en het kruispunt Handelsweg/Doonheide/Scheiweg.

De meest nabij de Handelsweg beoogde nieuwe bebouwing krijgt vanwege de hoogte en het type bebouwing een zware fundering (appartementen). Hierdoor is er minder last van trillingen vanuit de omgeving dan bij grondgebonden woningbouw. De mogelijke hinder van trillingen als gevolg van de omliggende wegen kan gezien het soort weg en de fundering als acceptabel beschouwd worden.

4.20.3 Conclusie

Gelet op het voorgaande is het voor het aspect trilling verantwoord om de functie wonen aan het plangebied toe te delen.

4.21 Bezonning

4.21.1 Wettelijk kader

Licht kan wenselijk zijn of juist hinderlijk. Vanuit gezondheidsoogpunt is het belangrijk dat er voldoende daglicht in bouwwerken komt (daglichttoetreding). Daarnaast is ook voldoende zonlicht op gebouwen, tuinen, terrassen en speelplekken belangrijk. Een toename van schaduw kan ongewenst zijn. Bij het toelaten van een nieuwe ontwikkeling zal met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties rekening gehouden moeten worden met licht/schaduw.

Er bestaan in Nederland geen formele wettelijke normen en eisen ten aanzien van de bezonning voor bebouwing. Om te bepalen of effecten voor de omgeving evenredig of onevenredig zijn wordt over het algemeen in stedelijke gebieden aangesloten bij de lichte bezonningsnormen van het TNO.

4.21.2 Toetsing

De beoogde woningen worden gerealiseerd aan de noordrand van Gemert. Ten zuiden en ten westen van het plangebied liggen bestaande woningen. Met het plangebied worden voornamelijk grondgebonden woningen mogelijk gemaakt.

Gelet op de ligging van het plangebied (en de nieuw te realiseren woningen) ten opzichte van omliggende percelen met woningen is het effect van schaduwwerking op bestaande woningen nagenoeg uitgesloten. Een bezonningstudie naar schaduwwerking is niet noodzakelijk.

Voor de beoogde woningen is gezien het woningtype en de positie van deze woningen sprake van voldoende daglichttoetreding op deze nieuwe woningen.

4.21.3 Conclusie

De beoogde ontwikkeling leidt niet tot onevenredige effecten voor wat betreft bezonning en schaduwwerking.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

5.1.1 Kostenverhaal

Indien een wijziging van het omgevingsplan een nieuwe kostenverhaalplichtige activiteiten mogelijk maakt is kostenverhaal aan de orde. Kostenverhaalplichtige activiteiten zijn opgenomen in artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit. De bouw van één of meer gebouwen met een woonfunctie behoort tot de kostenverhaalplichtige activiteiten. Op grond van artikel 13.12 Ow is het verboden kostenverhaalplichtige activiteiten uit te voeren voordat de hiervoor geldende kostenverhaalbijdrages zijn betaald. Dit verbod geldt niet in het geval dat het kostenverhaal is verzekerd.

Op grond van artikel 8.14 kan het bevoegd gezag beslissen van het kostenverhaal af te zien. Dit kan in drie gevallen, namelijk als het totaal van de verschuldigde kosten minder dan € 10.000,- bedraagt, er geen verhaalbare kosten bouwrijp maken zijn (als bedoeld in de onderdelen A5 tot en met A9 van bijlage IV) of de verhaalbare kosten alleen de aansluiting van een locatie op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

De gemeente en initiatiefnemer hebben voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin onder meer het kostenverhaal is geregeld. Regels kostenverhaal in het TAM-omgevingsplan zijn om deze reden niet noodzakelijk. Voor de sloop, sanering van de gronden en de planontwikkeling en uitvoering zijn door de initiatiefnemer voldoende middelen gereserveerd.

5.1.2 Nadeelcompensatie

De gemeente en initiatiefnemer hebben voor deze ontwikkeling een anterieure overeenkomst afgesloten waarin tevens afspraken rondom nadeelcompensatie zijn gemaakt.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Voorbereiding

Het concept-ontwerp TAM-IMRO omgevingsplan wordt toegezonden aan de diverse overleginstanties.

Het plan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de Veiligheidsregio, de provincie en het waterschap.

Veiligheidsregio:

Bij deze ontwikkeling spelen geen factoren van externe veiligheid mee. Het plan is wel getoetst aan de Adviesleidraad Bluswater en Bereikbaarheid. Advies Veiligheidsregio:

Bluswater. De voorgenomen ontwikkeling valt in bluswaterscenario 10 wat concreet betekent 60 m3/uur bluswater aanwezig binnen 15 minuten na aankomst van het eerste blusvoertuig. Het bluswater kan geleverd worden door bijvoorbeeld ondergrondse brandkranen. Binnen 200 meter van iedere woning dient een bluswatervoorziening te zijn die 60 m3/uur kan leveren. Als Brabant Water een concept tekening van de projectering van de brandkranen gereed heeft dan ontvangt de Veiligheidsregio deze graag ter beoordeling. Indien de gebouwen met appartementen niet meer dan 4 bouwlagen hebben vallen de appartementen in dezelfde bluswatercategorie. Mochten het appartementen worden met meer dan vier bouwlagen dan dient er binnen 40 meter van iedere hoofdingang van het complex een bluswatervoorziening te komen.

Bereikbaarheid. Het plan is voldoende bereikbaar voor hulpverleningsdiensten.

Provincie Noord-Brabant:

De provincie geeft aan dat de woningbouwinvulling voldoet aan de principes van 30% sociale huur en 2/3e betaalbaar, en dat de beoogde woningaantallen passen binnen de opgave van Gemert-Bakel. De toepassing van een bufferzone tussen wonen en natuur is wenselijk. Van belang daarbij is dat de mitigerende maatregelen zoals benoemd in het ecologisch onderzoek worden toegepast. De bufferzone kan tevens de druk van recreanten op het natuurgebied middels een wandelpad opvangen. De provincie uit op dit punt wel zorgen over de druk op en de kwetsbaarheid van het natuurgebied, waarbij gesteld wordt geen vertakkingen/nieuwe wegen ernaartoe te maken.

De inrichting van de bufferzone en de strook natuur is nader omschreven in onder andere paragraaf 4.5.2. Daaruit blijkt dat wandelroutes worden afgesloten en de oevers van de Peelse Loop ontoegankelijk zijn voor recreanten.

5.2.2 Participatie

Op 19 november 2024 staat een informatieavond ingepland. Het verslag van deze omgevingsdialoog is als bijlage 22 toegevoegd. Naar aanleiding van de reacties van omwonenden is het stedenbouwkundig plan op een aantal punten gewijzigd. Dit is terug te lezen in het verslag van de omgevingsdialoog.

5.2.3 Ontwerp

Het ontwerpbesluit wijziging omgevingsplan wordt voor zes weken ter visie gelegd voor het indienen van zienswijzen. Ingediende zienswijzen worden samengevat en van beantwoording voorzien.

5.2.4 Beroep

Na vaststelling van het wijzigingsbesluit wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen voorlopige voorziening wordt ingesteld, treedt het plan 4 weken na het verstrijken van deze beroepstermijn onherroepelijk in werking.

Hoofdstuk 6 Juridische Regeling

Toepassingsbereik

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling ten behoeve van met name woningbouw op de locatie Doonheide III te Gemert. Per gemeente geldt er altijd maar één omgevingsplan, momenteel is dit het tijdelijke deel van het omgevingsplan waarin o.a. de Bruidsschat, bestemmingsplannen en verordeningen zijn opgenomen. Dit TAM-omgevingsplan maakt dan ook onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel. De regels behorende bij dit TAM-omgevingsplan zijn als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk22a) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Gemert-Bakel.

De onderliggende bestemmingsplannen zijn niet meer van toepassing op de locatie waarvoor dit TAM-omgevingsplan is gemaakt. De overige onderdelen van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, zoals de bodemkwaliteitskaarten, hemelwaterverordening, erfgoedverordening (voor wat betreft het onderdeel archeologie) en de geurverordening blijven op deze locatie nog wel van toepassing.

Verbeelding/ plankaart

Binnen het DSO is de publicatie van TAM-omgevingsplannen niet mogelijk. Daarom wordt gebruik gemaakt van de IMRO-standaarden, zoals voorheen toegepast bij een bestemmingsplan. Deze wordt gepubliceerd op ruimtelijkeplannen.nl.

Onder de Omgevingswet maakt de geometrische weergave van het plangebied (de plankaart), met daarop de geometrisch begrensde planobjecten, niet van rechtswege deel uit van het TAM-IMRO omgevingsplan. Om de plankaart en de daarop aangegeven objecten een juridische status te geven in het TAM-IMRO omgevingsplan, is daarom een specifieke bepaling opgenomen met een verwijzing naar ruimtelijkeplannen.nl.

Begripsbepalingen
De begrippenlijst is beperkt tot planspecifieke bepalingen en indien niet elders geregeld. Zo is het begrip 'straatpeil' opgenomen in de Bruidsschat. Begrippen als 'bouwen' en 'bijbehorend bouwwerk' zijn respectievelijk in de Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) opgenomen.

Regels voor functies en activiteiten

Binnen de artikelen voor functies en activiteiten zijn de locaties benoemd waar de gebruiks- en bouwactiviteiten mogelijk zijn. Deze zijn qua opzet redelijk vergelijkbaar met de bepalingen in bestemmingen zoals onder de Wro opgenomen in een bestemmingsplan.

De beoordelingsregels voor bouwen zijn een aanvulling op de beoordelingsregels die reeds in de Bruidsschat zijn opgenomen. De regels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn afgestemd met de regels voor vergunningsvrije bouwwerken uit artikel 22.36 en 22.27 van de Bruidsschat. Bouwactiviteiten die op basis van de Bruidsschat of het Bbl (artikel 2.29) vergunningsvrij zijn komen niet terug in dit TAM-omgevingsplan, zoals de realisatie van nutsvoorzieningen, lichtmasten en straatmeubilair.

Hoofdstuk 7 Belangenafweging En Conclusie

7.1 Is Er Sprake Van Een Evenwichtige Toedeling Van Functies Aan Locaties?

Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties betekent dat er balans bestaat tussen het beschermen en benutten ten gevolge van de verschillende functies die locaties binnen een gebied kunnen vervullen. Het bevoegd gezag moet beoordelen of bij realisering van de aangevraagde activiteit(en) sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Om dit te kunnen beoordelen moeten alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten (voor zover die betrekking hebben op de aangevraagde activiteit) zorgvuldig worden onderzocht en afgewogen. Dat is in de voorgaande hoofdstukken gebeurd.

Voor de beoordeling van de evenwichtige toedeling van functies aan locaties zijn alle voor de fysieke leefomgeving relevante aspecten, voor zover betrekking hebbend op de gevraagde activiteit, nader onderzocht in hoofdstukken 4 en 5.

Getoetst is aan het geldende beleid op diverse overheidsniveaus. Hieruit is gebleken dat het plan past binnen de relevante beleidskaders en dat wordt voldaan aan instructieregels. Er heeft voor diverse omgevingsaspecten een afweging plaatsgevonden, waarbij steeds de conclusie kan worden getrokken dat het voorgenomen plan niet leidt tot onacceptabele effecten op de fysieke leefomgeving.

Als voorwaarde voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen zijn geluidregels opgenomen in dit TAM-omgevingsplan.

Gelet op het voorgaande is er sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties met de ontwikkeling van 249 woningen en een gezondheidscentrum.

7.2 Conclusie

Er is sprake van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en er is een uitgebreid participatietraject gevoerd.

Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 3 Hagenplan

Bijlage 3 Hagenplan

Bijlage 4 Handreiking Kwaliteitsverbetering Van Het Landschap

Bijlage 4 Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan

Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan

Bijlage 2 Lagenbenadering Doonheide Iii

Bijlage 2 Lagenbenadering Doonheide III

Bijlage 3 Toets Instructieregels Omgevingsverordening Noord-brabant

Bijlage 3 Toets instructieregels Omgevingsverordening Noord-Brabant

Bijlage 4 Raming Kwaliteitsverbetering

Bijlage 4 Raming kwaliteitsverbetering

Bijlage 5 Rekentool Groennorm 2.0

Bijlage 5 Rekentool Groennorm 2.0

Bijlage 6 Bomeninventarisatie En Effect Analyse

Bijlage 6 Bomeninventarisatie en effect analyse

Bijlage 7 Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 7 Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 8 Beoordeling Evaluatie Archeologie - Odzob

Bijlage 8 Beoordeling evaluatie archeologie - ODZOB

Bijlage 9 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek

Bijlage 9 Verkennend bodem- en asbestonderzoek

Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 10 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 11 Quickscan Ecologie

Bijlage 11 Quickscan ecologie

Bijlage 12 Nader Onderzoek Beschermde Soorten

Bijlage 12 Nader onderzoek beschermde soorten

Bijlage 13 Toetsing Natuurnetwerk Brabant

Bijlage 13 Toetsing natuurnetwerk Brabant

Bijlage 14 Memo Stikstofberekening

Bijlage 14 Memo stikstofberekening

Bijlage 15 Aerius Berekening Realisatiefase

Bijlage 15 AERIUS berekening realisatiefase

Bijlage 16 Aerius Berekening Gebruiksfase

Bijlage 16 AERIUS berekening gebruiksfase

Bijlage 17 Infiltratieadvies

Bijlage 17 Infiltratieadvies

Bijlage 18 Afwateringsplan

Bijlage 18 Afwateringsplan

Bijlage 19 Verkeersonderzoek

Bijlage 19 Verkeersonderzoek

Bijlage 20 Conflictperiode Ontplofbare Oorlogsresten

Bijlage 20 Conflictperiode ontplofbare oorlogsresten

Bijlage 21 Mer-beoordeling

Bijlage 21 Mer-beoordeling

Bijlage 22 Verslag Omgevingsdialoog 19 November 2024

Bijlage 22 Verslag Omgevingsdialoog 19 november 2024