Gemert-Bakel Buitengebied 2017, wijziging Mathijseind 8
Wijzigingsplan - gemeente Gemert-Bakel
Vastgesteld op 17-05-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het wijzigingsplan Gemert-Bakel Buitengebied 2017, wijziging Mathijseind 8 met identificatienummer NL.IMRO.1652.WPMathijseind8-VA01 van de gemeente Gemert-Bakel.
1.2 Wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen, op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening .
1.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het door één van de bewoners maar zonder personeel, bedrijfsmatig verlenen van diensten en/ of het door middel van handwerk uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Deze diensten en/of activiteiten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als (bedrijfs)woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, anders dan een webwinkel met ondergeschikte opslag tot 20 m², en prostitutie niet toegestaan.
1.4 Aan huis verbonden beroep
Het door één van de bewoners maar zonder personeel, uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van administratieve-, juridische-, medische-, therapeutische-, lichaamsverzorgende-, kunstzinnige-, ontwerptechnische diensten of op hiermee gelijk te stellen diensten. De diensten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als (bedrijfs)woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, showroom(s) en prostitutie niet toegestaan.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Afhankelijke woonruimte
Een bijbouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 Agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.9 Archeologisch monument
Terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.10 Archeologische waarden
De waarden die aan gronden zijn toegekend in verband met de daar voorkomende archeologische relicten.
1.11 Architectonische waarden
De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of bouwvorm.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bed and breakfast
Recreatieve nevenfunctie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, bestaande uit maximaal 4 slaapkamers en behorende voorzieningen voor maximaal 10 personen en maximaal 10 slaapplaatsen.
1.14 Bedrijf
Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.
1.15 Beeldbepalend pand
De aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid (materie en concept), ouderdom en samenhang.
1.16 Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
- De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
- De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
- Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
- De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
- Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
- Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
- Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
- Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren.
1.17 Beeldkwaliteitsplan buitengebied
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in het als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan.
1.18 Beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)
Roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke monumentenverordening bescherming genieten.
1.19 Bestaand
- a. met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
- b. met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, zoals toegestaan op grond van een onherroepelijke vergunning of op basis van het voorgaande onherroepelijke bestemmingsplan of op basis van daarop volgende omgevingsvergunningen ten behoeve van (wijzigen van) gebruik;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ten aanzien van de stikstofdepositie, de stikstofdepositie zoals is vastgelegd in de Natuurbeschermingswetvergunning van het desbetreffende bedrijf, danwel de feitelijke situatie in de periode 2012-2014.
1.20 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.
1.23 Bijgebouw
Een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning.
1.24 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.26 Bouwperceel
Aaneengesloten (kadastraal) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd;
1.27 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 Bouwwerk
Elke bouwconstructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.
1.30 Cultuurhistorisch waardevol pand
Pand dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen.
1.31 Cultuurhistorische bebouwing
Bebouwing die van cultuurhistorische waarde wordt geacht op typering, architectuur, landschappelijke en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of gaafheid en karakteristieke elementen en bepalend voor de identiteit van een plek of gebied en aanknopingspunten biedend voor toekomstige ontwikkelingen.
1.32 Cultuurhistorische waarden
De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
- archeologische waarden;
- bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
- historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;
1.33 Dagrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.34 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.35 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 Gebruiken
Gebruiken, doen of laten gebruiken.
1.37 Gemeentelijke monumentenverordening
De 'Monumentenverordening 2011 Gemeente Gemert-Bakel'. Indien deze verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.38 Groene erfinrichting
Groenelementen, bestaande uit beplanting en/of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide. De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.
1.39 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.40 Hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.41 Horecavoorzieningen
Voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse passend binnen de horecacategorie I en II zoals opgenomen in de Staat van horeca-activiteiten.
1.42 Huishouden
Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden).
1.43 Hydrologisch neutraal bouwen
Bouwen waarbij de nieuwe watersituatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de grondwaterstand niet verlagen. Bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied mag de oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschrijden. Het waterpeil moet aansluiten bij de optimale grondwaterstanden.
1.44 Infiltratie
Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.
1.45 Intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, niet zijnde een grondgebonden veehouderij.
1.46 Internethandel
Verkoop via internet aan particulieren. Er is géén showroom en de bestelling en betaling van producten verloopt uitsluitend via internet. Bezorging van bestelde producten gebeurt per post/koerier. Opslag is toegestaan zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald.
1.47 Inwoning
Het gebruik maken van extra onzelfstandige woonruimte in een bestaande woning waarin een gedeelte van de huishouding is gehuisvest.
1.48 Kampeermiddel
Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, met uitzondering van stacaravans, dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.49 Kampeerterrein
Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.50 Kwaliteitsverbetering (van het landschap)
Een fysieke verbetering van de aanwezige en potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie en/of de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.51 Landschappelijke inpassing
Een zodanige vormgeving en inpassing van een ruimtelijke ontwikkeling door groene erfinrichting, dat deze optimaal is afgestemd op de bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijk, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
1.52 Mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.53 Milieucategorie
De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente.
1.54 Minicamping
Een kampeerterrein waarop maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.55 Nevenfunctie / nevenactiviteit
Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de hoofdbedrijfsvoering betreffen.
1.56 Omgevingsvergunning
Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.57 Overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructies.
1.58 Perceelsgrens
Een kadastrale grens van een perceel.
1.59 (Permanente) bewoning
Gebruik van een ruimte als hoofdverblijf.
1.60 Recreatieve nevenactiviteiten
Die vormen van recreatie zoals reeds bestaand, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.61 Staat van bedrijfsactiviteiten
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Als Staat van bedrijfsactiviteiten voor dit bestemmingsplan geldt de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' editie 2009 (ISBN: 9789012130813), met dien verstande dat indien de genoemde VNG-brochure gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging(en);
1.62 Veehouderij
Een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.63 Verharding
Materiaal, meestal bestaande uit steenachtige soorten dat is gelegen op de bodem en dat leidt tot een versteviging van het oppervlak, inclusief halfverharding, zijnde verharding waarbij geen sprake is van massieve toplaag.
1.64 Vergund
Een bouwwerk of gebruik waarvoor een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is.
1.65 Voldoende parkeergelegenheid
Een zodanige hoeveelheid parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte met de daarbij behorende afmetingen, waarmee voldaan wordt aan:
- de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (Bijlage 4). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging; dan wel
- specifieke parkeernormen zoals aangegeven in de regels; dan wel
- de normen voor laad- en losruimte, die zijn neergelegd in de 'ASVV 2012'. Indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.66 Voorgevelrooilijn
Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing.
1.67 Vormverandering van een bestemmingsvlak
Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.68 Waterberging
Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.
1.69 Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en afgevoerd wordt.
1.70 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw met de doelstelling om één huishouden te huisvesten, eventueel in combinatie met inwoning.
1.71 Woonboerderij
Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Ondergeschikte bouwdelen
De bepalingen in deze regels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.
2.2 Peil
Bij gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst, is het peil de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met dien verstande dat:
- goten van het totaal aan dakkapellen met een gezamenlijke kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak, waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden;
- de goothoogte van gebouwen met een rieten kap wordt gemeten vanaf het peil tot de onderkant van de rieten kap;
- voor platte daken geldt: vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met de bovenzijde van het dakvlak.
2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.7 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).
2.8 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 Bebouwd oppervlak
Het gezamenlijke oppervlak op een bestemmingsvlak van de gebouwen, en van uitsluitend die vrijstaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die een overdekte ruimte vormen tenminste 1 meter boven peil. Het oppervlak van de bouwwerken wordt gemeten door middel van projectie en wel 1 meter boven peil.
2.10 De afstand tot een perceelsgrens
De afstand tot de zijdelingse/achterste perceelgrens: de kortste afstand van enig punt van een gebouw of bouwwerk tot de zijdelingse/achterste perceelgrens.
2.11 De afstand tussen gebouwen
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
- b. groenvoorzieningen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - onverharde weg', onverharde wegen;
- d. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie;
- e. in stand houden van bestaande natuur- en landschapselementen;
- f. onverharde (wandel)paden.
3.2 Bouwregels
Op of in de in 3.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2, waarbij dient te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 1) en mits:
- a. het gaat om bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming zoals omschreven in 3.1;
- b. het bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet hoger is dan 2,50 m;
- c. de waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een woning ten behoeve van de huisvesting van één huishouden dat er zijn hoofdverblijf heeft, met dien verstande dat:
- 1. per bestemmingsvlak één woning met bijbehorende bouwwerken is toegestaan. Voor bestemmingsvlakken met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt het daarin aangegeven aantal als het maximum;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
- c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', tevens voor behoud en bescherming van het daar aanwezige rijks- of gemeentelijk monument zoals opgenomen in de monumentenlijst, zoals opgenomen in bijlage 3;
- d. voorzieningen ten behoeve van waterberging en –infiltratie;
- e. tuinen en erven;
met de bijbehorende:
- f. verharding;
- g. realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing van een bestemmingsvlak;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. het realiseren van de richtlijnen uit het beeldkwaliteitsplan;
- b. een (samenhangend) straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
- f. de brandveiligheid;
- g. de parkeerruimte op eigen terrein;
- h. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
- i. milieusituatie.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 5.2.1 voor het oprichten van bouwwerken onder de voorwaarden dat:
- a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
- c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- d. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- e. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen als de bodemverstoring een diepte heeft van meer dan 40 cm en de oppervlakte meer bedraagt dan 500 m².
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in 6.2.1 voor het oprichten van bouwwerken onder de voorwaarden dat:
- a. de aanvrager een rapport overlegt waarin de archeologische waarden van de gronden, die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
- b. indien uit het onder a. genoemde rapport mocht blijken dat de archeologische waarden van de gronden door het bouwplan zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de te verlenen omgevingsvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) reeds aanwezige bouwwerken te slopen als de bodemverstoring een diepte heeft van meer dan 40 cm en de oppervlakte meer bedraagt dan 2.500 m².
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande afstanden en andere maten
8.2 Ondergronds bouwen
Tenzij anders in de regels is bepaald, is ondergronds bouwen, waaronder wordt verstaan het bouwen vanaf meer dan 1 m beneden peil, niet toegestaan.
8.3 Beeldkwaliteit
Voor bouwplannen geldt dat deze met betrekking tot welstand dienen te voldoen aan de criteria van de beeldkwaliteitsplannen, welke onderdeel worden van de welstandsnota:
- a. voor alle locaties geldt het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, zoals opgenomen in Bijlage 3.
8.4 Bouwverboden
Naast het bepaalde bij de afzonderlijke bestemmingen is het verboden te bouwen:
- a. enig bouwwerk met een afstand van minder dan 10 meter vanaf de bestemming van de weg of waarbij de voorgevelrooilijn wordt overschreden;
- b. enig bouwwerk binnen een afstand van 5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop met de bestemming 'Water';
- c. enig bouwwerk binnen een afstand van 12,5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop, welke is aangeduid als 'ecologische verbindingszone';
- d. het onder a, b en c genoemde verbod geldt niet voor erf- en perceelsafscheidingen en soortgelijke bouwwerken met een hoogte van maximaal 1 meter.
8.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (Bijlage 1), bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in 8.2 voor het ondergronds bouwen met grotere bouwdiepte, mits:
- 1. de bouwlocatie niet gelegen is binnen de bestemming 'Natuur';
- 2. het bouwen niet ten dienste staat van een intensieve veehouderij;
- b. het bepaalde in 8.4, aanhef en onder a en b, mits het verkeersbelang of het waterhuishoudkundige belang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies wordt ingewonnen van de beheersinstantie van desbetreffende weg of waterloop;
- c. het bepaalde in 8.4, aanhef en onder c, mits hierdoor geen belemmering ontstaat voor de ontwikkeling van de desbetreffende verbindingszone.
8.6 Voorwaardelijke verplichting realisatie en instandhouding groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en kwaliteitsverbetering
- a. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing aangelegd te zijn overeenkomstig een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan. Deze landschappelijke inpassing dient na de aanleg duurzaam in stand te worden gehouden.
- b. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning op grond van dit bestemmingsplan dienen voldoende parkeervoorzieningen aangelegd te zijn. De parkeervoorzieningen dienen na aanleg duurzaam in stand te worden gehouden.
- c. Binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan dient de overtollige bebouwing op het perceel, bestaande uit een Romneyloods met een omvang van circa 234 m² te zijn gesloopt.
- d. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning of wijzigingsplan op grond van dit bestemmingsplan dient de kwaliteitsverbetering zoals bedoeld in de specifieke afwijkings- en wijzigingsregels gerealiseerd te zijn. Deze dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden.
- e. Binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient, waar van toepassing, de kwaliteitsverbetering zoals opgenomen in het desbetreffende beplantings-/inrichtingsplan, als bijlage bij deze planregels, gerealiseerd te zijn. Deze dient na realisatie duurzaam in stand te worden gehouden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Algemeen
Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.
9.2 Bestaand legaal gebruik
Indien bestaand, legaal/vergund gebruik afwijkt of in strijd is met de regels van de hoofdbestemming uit hoofdstuk 2, wordt dit gebruik als toelaatbaar beschouwd.
9.3 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. het realiseren van beplanting binnen een afstand van 5 m uit de insteek aan weerszijden van een waterloop met de bestemming 'Water';
- b. het gebruik van de gronden en bebouwing binnen het desbetreffende bestemmingsvlak zolang de landschappelijke inpassing welke binnen het betreffende bestemmingsvlak en/of de bestemming 'Groen' moet worden gerealiseerd, conform een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5 bij de regels, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Bij toepassing van de in 10.3 tot en met 10.13 beschreven afwijkingsbevoegdheden dient te worden voldaan aan de uitgangspunten van de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap (bijlage 1).
10.2 Parkeren
- a. bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient tenminste voldaan te worden aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van parkeernormen, zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' vastgesteld d.d. 1 juni 2017 en opgenomen als bijlage 4 van deze regels;
- b. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub a. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017;
- c. indien de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' als bedoeld onder sub a en b gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning getoetst aan deze wijziging;
- d. voor gebruiksveranderingen die zijn ontstaan na vaststelling van het bestemmingsplan wordt onder strijdig gebruik van de grond en bouwwerken in elk geval verstaan indien niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
- e. het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub d. overeenkomstig de geboden afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' (vastgesteld d.d. 1 juni 2017);
- f. parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
10.3 Algemene bouwafwijkingen
10.4 Mantelzorg ouder-kind-relatie
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning c.q. een (deel van een) (bedrijfs)gebouw gebruikt wordt als afhankelijke en tijdelijke woonruimte ingeval van een familierelatie in de eerste lijn (ouder-kind-relatie), zonder dat sprake is van concrete zorgbehoefte mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
- b. de afhankelijke woonruimte past binnen de regeling inzake bijbehorende bouwwerken die dit bestemmingsplan voor de verschillende bestemmingen bevat;
- c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag maximaal 80 m² zijn;
- d. de afstand tussen de afhankelijke woonruimte en de woning mag maximaal 20 m bedragen;
- e. aan de vergunning wordt in ieder geval het voorschrift verbonden dat binnen twee maanden nadat het gebruik als afhankelijke woonruimte is beëindigd, dit door de hoofdbewoner van het pand schriftelijk wordt gemeld bij het college van burgemeester en wethouders en dat binnen drie maanden na deze melding de betreffende woonruimte ongeschikt wordt gemaakt voor bewoning.
10.5 Aanleg zwembad
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van één niet-overdekt zwembad op het bestemmingsvlak van een bestaande (bedrijfs)woning, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 100 m² bedragen;
- b. het zwembad mag niet bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
- c. uit het bouwplan blijkt dat de waterafvoer van het zwembad als gevolg van een regenbui of het schoonmaken zodanig geregeld is dat dit geen nadelige invloed heeft op de omliggende gronden en/of de (druk)riolering.
10.6 Dagrecreatieve nevenactiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan ten behoeve van dagrecreatieve nevenactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. het moet gaan om een ondergeschikte, kleinschalige activiteit, met een beperkte publieksaantrekkende werking;
- b. er mag geen sprake zijn van detailhandel;
- c. horeca is uitsluitend toegestaan als kleinschalige ondergeschikte functie bij de nevenactiviteit;
- d. voldaan dient te worden aan de binnen de bestemming geldende bouwregels;
- e. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
- f. er vinden geen zodanige verkeersaantrekkende activiteiten plaats, die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte leiden.
10.7 Verblijfsrecreatieve nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het bieden van recreatief nachtverblijf als nevenactiviteit mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de locatie is niet gelegen op gronden met een bestemming 'Natuur';
- b. de hiervoor noodzakelijke faciliteiten mogen alleen worden gerealiseerd binnen (een) bestaand(e) gebouw(en) of (een) nieuw(e) gebouw(en) dat mag worden gebouwd binnen de bouwregels van de hoofdbestemming;
- c. de activiteit wordt uitgeoefend voor bewoner of eigenaar van de woning;
- d. maximaal 4 kamers met een maximum van 10 slaapplaatsen zijn toegestaan;
- e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- f. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden, waarbij een parkeernorm geldt van één parkeerplaats per verblijfseenheid;
- g. er is geen sprake van een eigen kookgelegenheid in de verblijfseenheden;
- h. horecavoorzieningen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het serveren van ontbijt;
- i. bij gebruik van monumentale boerderijen dient het karakter te worden gerespecteerd.
10.8 Minicamping
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het realiseren van een minicamping, mits voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:
- a. de minicamping is ondergeschikt aan de hoofdbestemming;
- b. de minicamping heeft maximaal 25 staanplaatsen;
- c. er mogen maximaal 3 trekkershutten, met een maximale omvang van 15 m² per trekkershut, geplaatst worden;
- d. de minicamping mag gebruikt worden gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- e. het kamperen moet op of aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak gerealiseerd worden, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid;
- f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- g. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en/of gerealiseerd te worden;
- h. een inrichtingsplan wijst uit dat de realisatie van de minicamping past binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is;
- i. het realiseren van een minicamping in het Natuur Netwerk Brabant is niet toegestaan;
- j. de recreatieve verblijfsobjecten, geplaatst op de standplaatsen, dienen buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, verwijderd te zijn.
10.9 Onderlinge afstand gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de voorgeschreven maximale onderlinge afstand van 15 meter tussen bouwwerken, mits een inrichtingsplan uitwijst dat de grotere afstand blijft passen binnen de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan en daarmee ruimtelijk aanvaardbaar is.
10.10 Hogere goot- en/of bouwhoogte en/of afwijkende dakhelling (bijbehorende bouwwerken) bij woningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane goot- en/of bouwhoogte en/of de voorgeschreven dakhelling, die gelden voor de (bijbehorende bouwwerken bij) (bedrijfs)woningen, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden dat:
- a. de goot- en/of bouwhoogte en/of de dakhelling van bijbehorende bouwwerken in verhouding staan met de goot- en/of bouwhoogte en/of de dakhelling van het hoofdgebouw;
- b. een hogere goot- en/of bouwhoogte en/of de afwijkende dakhelling wenselijk zijn vanuit beeldkwaliteit;
- c. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels.
10.11 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij woningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor het vergroten van de maximaal toegestane oppervlakte van 150 m² die geldt voor bijbehorende bouwwerken, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. alle bestaande overtollige bijbehorende bouwwerken en/of voormalige bedrijfsgebouwen worden in één keer gesloopt, met uitzondering van beeldbepalende en/of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- b. de beeldkwaliteit wordt door sloop vergroot;
- c. 40% van de te slopen oppervlakte mag teruggebouwd worden. De eerste 150 m² (reeds gebouwd of niet) waar men zonder afwijking recht op heeft wordt niet meegenomen in de te slopen oppervlakte;
- d. de oppervlakte dat teruggebouwd mag worden mag maximaal 150 m² bedragen;
- e. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels.
10.12 Schuilgelegenheid voor weggebruikers
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van kleine schuilgelegenheden voor fietsers en andere weggebruikers, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de locatie is direct gelegen aan een weg;
- b. de oppervlakte van de schuilgelegenheid is maximaal 10 m²;
- c. de bouwhoogte is maximaal 2,5 m;
- d. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels.
10.13 Wijziging erfinrichtingsplan voor landschappelijke inpassing
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse enkelbestemmingen door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in een erfinrichtingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage bij de regels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren (erf)inrichtingsplan blijkt dat wordt voldaan aan het volgende:
- 1. de landschappelijke inpassing heeft een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak;
- 2. de landschappelijke inpassing voldoet aan de richtlijnen zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan;
- 3. de landschappelijke inpassing mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijziging Handreiking kwaliteitsverbetering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de regels, te wijzigen indien aanpassingen noodzakelijk zijn op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de planperiode.
11.2 Wijziging beeldkwaliteitsplan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels, te wijzigen indien aanpassingen noodzakelijk zijn op grond van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten die zich voordoen gedurende de planperiode.
11.3 Opnemen dubbelbestemming 'Leiding'
Burgemeester en wethouders kunnen de dubbelbestemming 'Leiding' opnemen ten behoeve van de aanleg, verlegging of aanpassing van een leiding, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. de betrokken leidingbeheerder dient een concreet plan te hebben ingediend waarin is onderbouwd dat het verleggen c.q. aanpassen van de leiding noodzakelijk is;
- b. er dient zo veel mogelijk aansluiting te worden gezocht bij bestaande infrastructuur;
- c. er vindt ter plaatse van de betreffende en de aangrenzende gronden geen onevenredige aantasting plaats van:
- 1. het woon- en leefklimaat;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de cultuurhistorische waarde;
- 6. de gebruiksmogelijkheden.
- d. er vindt een verantwoording van het groepsrisico plaats.
Artikel 12 Nadere Eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter uitvoering van het bepaalde in artikel 8 nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken en de landschappelijke inpassing ervan in de vorm van een groene erfinrichting.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a. met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken. Is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017, wijziging Mathijseind 8'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit wijzigingsplan is opgesteld voor de initiatiefnemer, tevens eigenaar van het plangebied aan Mathijseind 8 te Bakel. Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' bestemd als niet agrarisch bedrijf. Er is naast de bedrijfswoning tevens inpandig een montagebedrijf gevestigd in de langgevelboerderij. De initiatiefnemer is voornemens de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij ter plaatse een duurzame toekomstbestemming te geven door de boerderij ten behoeve van instandhouding van deze boerderij te splitsen in twee wooneenheden. De woonboerderij wordt hierbij geheel herbestemd naar een woonbestemming. Navolgende figuur geeft een foto van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel.
Figuur 1: Foto van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel
Binnen de vigerende bestemmingsplanregels is de beoogde ontwikkeling niet rechtstreeks mogelijk. Artikel 6.7.3 van het vigerende bestemmingsplan biedt echter, onder voorwaarden, de mogelijkheid om het plangebied, bij staking van de bedrijfsvoering, te bestemmen naar een woonbestemming. De cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij kan hierbij worden gesplitst in twee wooneenheden.
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gemert-Bakel heeft bij besluit d.d. 15 mei 2018 aangegeven in principe medewerking te verlenen aan de beoogde herbestemming en splitsing. Hiertoe is dit wijzigingsplan opgesteld. Dit wijzigingsplan bestaat uit deze toelichting, de regels en een verbeelding. De regels van het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' blijven vigerend, waarbij na herbestemming voor de beide wooneenheden binnen het plangebied de regels van de bestemming 'Wonen' gelden. Deze toelichting dient als motivering bij de te volgen procedure. Verantwoord wordt dat wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 6.7.3 van het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' en dat het plan binnen het beleidskader en milieu-planologisch kader past.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen aan Mathijseind 8 te Bakel, gelegen tussen de wijk Dierdonk in Helmond, ten westen van het plangebied en de kern Bakel, ten oosten van het plangebied, in de gemeente Gemert-Bakel. Navolgende figuur geeft een topografisch overzicht van de ligging van het plangebied in de omgeving.
Figuur 2: Ligging plangebied in omgeving
1.3 Begrenzing Plangebied
Het plangebied betreft een gedeelte het perceel kadastraal bekend als gemeente Bakel en Milheeze, sectie K, nummer 882. Het kadastraal perceel kent een oppervlakte van 8.882 m². De huidige bedrijfsbestemming, binnen dit kadastrale perceel heeft een omvang van 3.792 m². Het plangebied heeft een omvang van 4.069 m². Naast de woonbestemming wordt een groenbestemming opgenomen om de aanleg en instandhouding van bestaande en toe te voegen landschappelijke inpassing juridisch-planologisch te borgen. Navolgende figuur geeft een overzicht van het kadastraal perceel, waarbij het betreffende perceel groen is gearceerd en het plangebied met een bolletjeslijn is aangeduid.
Figuur 3: Kadastraal overzicht kadastraal perceel (in groen) en plangebied hierbinnen (met een bolletjeslijn)
1.4 Juridische Status Van Het Plangebied
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Gemert-Bakel Buitengebied 2017' het vigerende bestemmingsplan. De gemeenteraad van Gemert-Bakel heeft dit bestemmingplan vastgesteld op 5 juli 2018. Het bestemmingsplan is voor het plangebied onherroepelijk. Het plangebied is bestemd als 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - niet agrarisch'. Het plangebied is voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - monument'. Zuidelijke gedeelten van het plangebied zijn daarnaast bestemd met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' (direct aan de Mathijseind) en 'Waarde - Archeologie 5' (direct aansluitend aan de bestemming 'Waarde - Archeologie 4'). Navolgende figuur geeft een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan, waarop het plangebied met de bestemming 'Bedrijf' is aangeduid.
Figuur 4: Vigerend bestemmingsplan voor het plangebied aan Mathijseind 8
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.1 Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan Mathijseind 8 te Bakel, in het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel. Navolgende figuur geeft een luchtfoto met de ligging van het plangebied aan Mathijseind 8 te Bakel.
Figuur 5: Luchtfoto (met de ligging van het plangebied aan) Mathijseind 8
In de huidige situatie is de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 inpandig in gebruik ten behoeve van het ter plaatse gevestigde montagebedrijf en als bedrijfswoning hierbij. Op het perceel zijn twee bijgebouwen bij de woning gelegen en is een romneyloods gelegen. Aan de achterzijde van het perceel zijn ook zonnepanelen in een vrijveld-opstelling aangelegd. Navolgende figuur geeft een foto van de langgevelboerderij weer.
Figuur 6: Foto van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8
Het erf is in ruime mate landschappelijk ingepast met streekeigen beplanting. Navolgende figuur geeft een luchtfoto van de situatie weer.
Figuur 7: Luchtfoto met de huidige situatie in het plangebied, in de winterperiode (foto links onder) en in de zomerperiode (foto boven en rechtsonder). De zonnepanelen zijn op deze foto's nog niet aanwezig.
2.2 Cultuurhistorische Waarde Boerderij
De langgevelboerderij aan Mathijseind 8 is oorspronkelijk gesticht in circa 1935. De oorspronkelijke boerderij is door brand verloren gegaan en ter plaatse is in circa 1956, parallel aan Mathijseind, een nieuwe langgevelboerderij gebouwd. Deze boerderij is nog zeer goed in tact en is cultuurhistorisch waardevol. De langgevelboerderij is door de gemeente Gemert-Bakel aangewezen als gemeentelijk monument. De gemeente Gemert-Bakel hanteert een actief beleid op het behouden van cultuurhistorische waardevolle boerderijen en/of bijgebouwen.
De langgevelboerderij aan Mathijseind 8 is opgetrokken uit baksteen en voorzien van een zadeldak dat met rode muldenpannen is gedekt. De bouwstijl van de boerderij betreft het traditionalisme. De boerderij is voorzien van rechthoekige vier-ruits stalramen en vier-ruitsluiken, een voordeur met omlijsting en een hooiluik. De boerderij is nog redelijk gaaf. Navolgende foto geeft een beeld van de boerderij. De foto is naar verwachting gemaakt in de jaren '60 of '70 van de vorige eeuw.
Figuur 8: Oude foto langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel (precieze datering onbekend)
Hierna is een bouwtekening opgenomen van de boerderij.
Figuur 9: Bouwtekening van de boerderij (voor-, achter - en zijaanzichten)
Het perceel aan Mathijseind 8 wordt omzoomd door een beplanting die rondom de boerderij gelegen is. Een groene inpassing benadrukt de ligging van de boerderij in het landschap en kadert het perceel duidelijk af. Op het perceel zijn drie waardevolle en beeldbepalende bomen aanwezig. Dit betreffen een historische beuk, een linde en een perenboom, die waarschijnlijk stammen uit de periode van de bouw van de boerderij. Aan de voorzijde van de boerderij is een beukenhaag aanwezig. Het ensemble oogt nog gaaf en is beeldbepalend. Navolgende figuur geeft een foto van deze landschappelijke inpassing weer.
Figuur 10: Historische bomen ter plaatse van het plangebied en de beukenhaag aan de voorzijde van het perceel
2.3 Toekomstige Situatie
Dit wijzigingsplan maakt de splitsing van de woonboerderij aan Mathijseind 8 in twee wooneenheden mogelijk, bij herbestemming van de woonboerderij van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. In het principebesluit van de gemeente Gemert-Bakel dat verleend is voor de beoogde herbestemming, zijn met betrekking tot de beeldkwaliteit een aantal stedenbouwkundige voorwaarden opgenomen die bij splitsing in acht moeten worden genomen. De voorwaarden luiden als volgt:
- overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. Het betreft de Romneyloods op het westelijk deel van het perceel.
- De drie waardevolle bomen op het perceel dienen behouden te blijven. Het betreft een Linde, een beukenboom en een perenboom.
- Bij het ontwerp van de inrit dient rekening gehouden te worden met de bestaande weg, die vrij smal is.
De langgevelboerderij aan Mathijseind 8 betreft een gemeentelijk monument. De splitsing naar twee wooneenheden zal hier vooral inpandig geschieden en heeft geen consequenties voor de buitenzijde van de boerderij. Navolgende figuren geven een beeld van de twee eenheden binnen de boerderij, die binnen het plangebied beiden als woning in gebruik zullen worden genomen.
Figuur 11: Beeld van het 'woon'gedeelte en het 'stal'gedeelte van de boerderij, beide gedeelten worden bestemd ten behoeve van een woning
De langgevelboerderij wordt name aan de achterzijde van de boerderij aangepast, met inachtname van de beeldbepalende waarde van de boerderij. Verbouwing van de boerderij vindt slechts plaats na akkoord op de plannen door de welstandscommissie. Hiermee wordt gewaarborgd dat geen cultuurhistorisch waardevolle elementen verloren gaan.
De navolgende kenmerken dienen onderdeel uit te maken van een zorgvuldig ontwerp bij splitsing van de woning.
- De verschijningsvorm dient te passen bij de bestaande situatie;
- Nieuwe gevelopeningen dienen een relatie te hebben met de bestaande gevelelementen van het woon- of stalgedeelte;
- De gevelcompositie dient rust en eenvoud uit te stralen, passend bij het bestaande pand;
- Het oorspronkelijk gebruik als boerderij dient afleesbaar te blijven;
- De soberheid van het pand dient te worden gewaarborgd.
Deze voorwaarden zijn verankerd in de regels bij dit wijzigingsplan.
2.4 Erfbeplantingsplan
2.4.1 Inleiding
Het erf van de boerderij is al in ruime mate groen ingericht en ingepast in de omgeving. Voorwaarde voor herbestemming en splitsing van de langgevelboerderij is dat een omvang van 20% van het plangebied landschappelijk wordt ingepast. De bestaande streekeigen beplanting wordt gehandhaafd en wordt versterkt met toevoeging van streekeigen beplanting en beeldbepalende elementen. Dit wordt nader in deze paragraaf omschreven.
2.4.2 Gemeentelijk beleidskader
Voor het opstellen van erfinrichtingsplannen in de gemeente Gemert-Bakel is het 'Beeldkwaliteitsplan buitengebied' het richtgevend kader. In dit beeldkwaliteitplan is voor de voorkomende gebiedstypen in de gemeente Gemert-Bakel een beeld voor inrichting geschetst. Het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel is in grote mate vorm gegeven door de Peelrandbreuk. Deze breuk heeft in grote mate de leefomstandigheden bepaald en is zodoende bepalend geweest voor de locaties waar mensen zich gingen vestigen. Binnen de gemeente Gemert-Bakel is sprake van grote hoogte verschillen. Het hoogste punt op de Stippelberg bedraagt ongeveer 31,5 meter en het laagste punt in het beekdal van de Aa bedraagt ongeveer 12,5. Dit is een hoogteverschil van bijna 20 meter. Deze hoogteverschillen karakteriseren in grote mate de drie landschapstypen die in de gemeente voorkomen. Dit betreffen:
- 1. Het beekdallandschap
- 2. Het kampenlandschap (met oude akkers)
- 3. Het Peelontginningenlandschap
Elk gebiedstype leidt tot een ander inrichtingsprincipe. Navolgende figuur geeft een beeld van deze inrichtingsprincipes per landschapstype.
Figuur 12: Inrichtingsprincipes uit het Beeldkwaliteitplan Buitengebied
2.4.3 Richtlijnen voor inrichting van het plangebied
Het plangebied aan Mathijseind 8 is gelegen in een kampenlandschap met oude akkers. Als speerpunten voor inrichting in een kampenlandschap met oude akkers wordt in het Beeldkwaliteitplan Buitengebied genoemd:
- het herstellen dan wel versterken van het kleinschalige kampenlandschap, door het toevoegen van (lijnvormige) landschapselementen op de erf- en perceelsgrenzen;
- aandacht voor het verbinden van geïsoleerd geraakte landschapselementen, het begeleiden van waardevolle open ruimten (zoals de oude akkers) en het herstellen/ versterken van zichtlijnen;
- waardevolle historische bebouwing, zoals de langgevelboerderijen, worden gerespecteerd en krijgen ruimte.
Er dient altijd sprake te zijn van een groene uitstraling van het gehele erf in een kampenlandschap. Er dient minimaal sprake te zijn van de aanwezigheid van erfbeplanting op alle erfgrenzen die aan het omringende landschap gelegen zijn. Dit kunnen losse landschapselementen op een deel van de erfgrens zijn (zoals bomengroepen), maar ook aaneengesloten landschapselementen over de gehele lengte (zoals houtwallen of -singels).
Het type landschapselementen is afhankelijk van de mate waarin de nieuwe ontwikkeling beeldbepalend dreigt te worden. Het kampenlandschap kenmerkt zich door hoog opgaande beplanting. De kleinschalige en groene uitstraling is in dit landschapstype bepalender dan de richting van het erf. Wel dient er altijd sprake te zijn van een zichtbaar representatief voorerf (woonzone). Wel dient altijd ruimte te worden behouden of te worden gecreëerd rondom monumentale panden en karakteristieke bebouwing. Historische bebouwing, zoals de langgevelboerderijen zijn karakteristiek voor het buitengebied en dienen zichtbaar te zijn en niet te compact worden opgesloten in erfbeplanting.
Navolgende tabel geeft een beeld van de beplantingssoorten die binnen een kampenlandschap met oude akkers kunnen worden toegepast.
Figuur 13: Tabel met toe te passen erfbeplanting in een kampenlandschap met oude akkers
2.4.4 Landschappelijke inpassing van het binnen het plangebied
Het plangebied is gelegen in 'Kampenlandschap met oude akkers'. Bij een historische boerderij hoort ook een overeenkomstige erfbeplanting die refereert aan de historische beplanting voor dergelijke landschappen. De historische erven binnen het Kampenlandschap kenmerken zich op hoofdlijnen door:
- Een voortuin met lagere gesneden haag (niet hoger dan 1,20 m) en naar voorkeur het karakter van een traditionele boerentuin (geen coniferen, laurierkersen en/of andere exotische planten).
- Een grote boom of een groep van drie (Eik, Linde, Es, Walnoot, (Paarde)kastanje) op veilige afstand van de woning (mogelijk op de erfgrens als markering hiervan).
- Gedeelte van de tuin als fruitgaarden of eikengaarden (bomen in onregelmatige afstand op gras).
- Gesneden haag van de voortuin gaat in de achtertuin over naar een vrij groeiende haag, heg, houtwal of boomsingel.
- Dichte houtwal of onregelmatige bosperceeltjes aan de achterkant van het bestemmingsvlak.
Met deze inrichtingsprincipes is rekening gehouden bij inrichting van het plangebied. De drie aanwezig waardevolle bomen aan de voorzijde van het perceel blijven behouden, evenals de beukenhaag aan de voorzijde. Beukenhagen worden toegevoegd op de zijdelingse perceelsgrenzen. Daarnaast wordt een houtsingel toegevoegd. Het plangebied is hiermee aan alle zijden geheel omzoomd conform de inrichtingsprincipes, zonder dat de boerderij uit het zicht wordt onttrokken.
Het navolgende erfbeplantingsplan is een weergave van de reeds aanwezige beplanting en de aan te planten beplanting om het plan te versterken. Op de onderliggende luchtfoto is tevens de beplanting in de omgeving te zien. De cultuurhistorisch waardevolle boerderij blijft zichtbaar door de aan de voorzijde aanwezige lage hagen (beuk) van maximaal 1 meter hoog. Tevens zijn aan de voorzijde van het perceel drie historische bomen aanwezig, te weten een Linde, een Beuk en een perenboom.
Figuur 14: Landschappelijke inpassing voor het plangebied
Het landschappelijk inpassingsplan maakt onderdeel uit van de regels van dit wijzigingsplan. De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing is verankerd in de regels van dit wijzigingsplan.
2.5 Verkeer En Parkeren
Binnen het plangebied dient zorggedragen te worden voor parkeren op eigen terrein. Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente Gemert-Bakel dient op het perceel ruimte gevonden te worden voor 2,2 parkeerplaatsen per woning. Hiermee dient op het terrein zorggedragen te worden voor realisatie van 2,2, afgerond drie parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Het plangebied biedt hiervoor ruimschoots de ruimte.
Ten behoeve van ontsluiting van het plangebied wordt één inrit voor de te splitsen woning toegevoegd. Deze inrit mag maximaal 4 meter breed zijn en dient met inachtname van de bestaande laanbeplanting te worden aangelegd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees- En Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau. Het hoofdthema van de structuurvisie is: "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". De structuurvisie geeft een visie voor Nederland tot het jaar 2040. Er zijn in de structuurvisie drie hoofddoelen voor de middellange termijn (2028). Deze doelen zijn:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Er is een nieuwe aanpak in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid geformuleerd. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en werkt aan eenvoudigere regelgeving. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van Rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.
Voor een goed werkende woningmarkt blijft het Rijk de Rijksdoelstellingen voor heel Nederland benoemen. Deze doelstellingen zijn: de zorg voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. De programmering van verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en (samenwerkende) gemeenten. Gemeenten zorgen voor de (boven)lokale afstemming van woning-bouw-programmering, binnen de provinciale kaders, en uitvoering van de woningbouwprogramma's.
De beoogde herbestemming heeft geen betrekking op de geformuleerde nationale belangen.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is het verplicht om in het geval dat een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Met de beoogde ontwikkeling wordt een cultuurhistorisch waardevolle woonboerderij gesplitst in twee wooneenheden. De beoogde splitsing leidt niet tot een stedelijke ontwikkeling, daar er slechts één woning wordt toegevoegd. Derhalve hoeft de ladder voor duurzame verstedelijk niet te worden toegepast.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
De provincie geeft in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) weer. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De kwaliteiten binnen de provincie Noord-Brabant zijn sturend bij de te maken ruimtelijke keuzes. Deze ruimtelijke keuzes zijn van provinciaal belang en zijn geformuleerd als:
- het versterken van regionale contrasten tussen klei-, zand- en veenontginningen;
- de ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
- het creëren en behouden van een robuust water- en natuursysteem;
- het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
- de koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
- het geven van ruimte voor duurzame energie;
- de concentratie van verstedelijking;
- het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk: Brabantstad;
- het creëren van groene geledingszones tussen steden;
- het ontwikkelen van goed bereikbare recreatieve voorzieningen;
- het ontwikkelen van economische kennisclusters;
- het realiseren van internationale bereikbaarheid;
- de beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.
In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is opgenomen dat er in het kader van het veranderend landelijke gebied twee ontwikkelingen waarneembaar zijn. In de eerste plaats is er sprake van een steeds verder gaande functiemenging en een verbreding van de agrarische activiteiten met streekproducten, zorgverblijven, recreatief verblijven en landschapsbeheer. Op de tweede plaats vindt er in het landelijke gebied een toenemende specialisatie plaats met schaalvergroting in de landbouw. Dit doet zich met name voor in de glastuinbouw, de intensieve veehouderij, de rundveehouderij, akkerbouw, vollegronds tuinbouw en boomteelt.
Het plangebied is gelegen binnen de structuur 'Gemengd landelijk gebied'. Navolgende figuur geeft een beeld van de structurenkaart uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, waarop het plangebied met een blauwe marker is aangeduid.
Figuur 15: Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, waarop het plangebied is aangeduid als gelegen binnen een de structuur Gemengd landelijk gebied
De Verordening ruimte Noord-Brabant is één van de uitvoeringsinstrumenten, waarin de beoogde doelen voor de provincie Noord-Brabant in bindende regels zijn vertaald.
3.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie+
De Structuurvisie+ is vastgesteld door de gemeenteraad in juni 2011. De Structuurvisie+ is een instrument dat door het gemeentebestuur wordt gehanteerd om veranderingen in de juiste richting te sturen. Het doel is uiteindelijk oplossingen te creëren voor de vraagstukken die spelen in de gemeente op het gebied van wonen, werken, landbouw, recreëren, welzijn en natuur. De Structuurvisie+ bestaat uit drie onderdelen: visie, uitvoering en exploitatie. Het onderdeel 'visie' geeft de hoofdlijnen van het beleid van de gemeente Gemert-Bakel weer. Het onderdeel 'uitvoering' geeft aan hoe de beleidsdoelen behaald zullen worden. In het onderdeel 'exploitatie' wordt beschreven op welke manier de gemeente een aantal projecten financiert. In de Structuurvisie+ wordt niet specifiek ingegaan op het onderwerp boerderijsplitsing. Wel wordt in het onderdeel 'visie' aangegeven dat qua wonen ingespeeld zal worden op vraag en aanbod en maatschappelijke ontwikkelingen. Tevens is aangegeven het platteland leefbaar te houden. Middels het splitsen van de langgevelboerderij in twee woningen wordt bijgedragen aan deze doelstellingen.
3.3.2 Woonvisie 2016-2020
De gemeente Gemert-Bakel heeft ruim 29.000 inwoners die in circa 11.670 woningen wonen, verspreid over zeven woonkernen. In de Woonvisie 2016-2020 worden speerpunten geformuleerd over hoe de gemeente de kwaliteit van haar woningaanbod wil behouden dan wel wil verbeteren. Prioriteiten hierbij zijn:
- 1. Passende en betaalbare woningen;
- 2. Adequate huisvesting doelgroepen;
- 3. Duurzaamheid;
- 4. Gezonde woonomgeving;
- 5. Samenwerking ketenpartners sociaal domein.
De woonvisie beschrijft de visie op wonen van de gemeente Gemert-Bakel tot en met 2020. Uit de woonvisie kan worden opgemaakt dat de gemeente Gemert-Bakel waarde hecht aan de ontwikkelingen van nieuwe woningen. Voor 2015-2025 is de opgave begroot op 1.230 nieuwe woningen. Een gedifferentieerd woningaanbod er voor zorgt dat Gemert-Bakel de positie in de regio Eindhoven als aantrekkelijk woongebied verder kan versterken. De beoogde herontwikkeling is zorgt voor een mogelijkheid tot instandhouding van een cultuurhistorische waardevolle boerderij en draagt eveneens zorg voor gedifferentieerd woningaanbod.
3.3.3 Afwegingskader woningbouw kernranden en landelijk gebied
De gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel heeft op 5 april 2014 het 'Afwegingskader woningbouw in de kernranden en het landelijk gebied' vastgesteld. Het afwegingskader bestaat uit een viertal kaarten met een toelichting daarop:
- 1. Ruimtelijke programmakaart;
- 2. Risico- en beperkingenkaart;
- 3. Landschap- en bebouwingskaart;
- 4. Integrale afwegingskaart.
De ruimtelijke programmakaart is gebaseerd op de provinciale Verordening ruimte. De omgeving van het plangebied is hierin niet nader aangeduid. De mogelijkheid tot splitsing van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen is echter ook opgenomen in de inmiddels vigerende Verordening ruimte Noord-Brabant.
Hoofdstuk 4 Toepassing Van De Wijzigingsbevoegdheid
4.1 Wijzigingsbevoegdheid Voor Herbestemming
Het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Bedrijf'. Herbestemming van deze bedrijfsbestemming naar een woonbestemming is middels toepassing van een opgenomen wijzigingsbevoegdheid mogelijk. In deze paragraaf wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de voorwaarden zoals genoemd in de wijzigingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan is opgenomen. Hierna is de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 6.7.3 van het bestemmingsplan opgenomen;
"Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a. er reeds een bestaande woning aanwezig is;
- b. agrarische bedrijven in de omgeving worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
- c. bij monumentale boerderijen met de aanduiding 'monument' dient het karakter te worden gerespecteerd;
- d. parkeren dient op het bestemmingsvlak plaats te vinden;
- e. overtollige bebouwing wordt gesloopt. Daarbij dient gemotiveerd te worden hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd;
- f. de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels;
- g. daar waar het bestemmingsvlak 'Bedrijf' niet wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', wordt de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' opgenomen."
In navolgende paragraaf wordt uiteengezet dat met de beoogde ontwikkeling aan voorgaand genoemde voorwaarden wordt voldaan.
4.2 Toets Wijzigingsbevoegdheid Voor Herbestemming Van Het Plangebied
4.2.1 Inleiding
Hierna wordt de beoogde herbestemming en splitsing van de langgevelboerderij aan Mathijseind 8 te Bakel per voorwaarde uit de wijzigingsbevoegdheid nader toegelicht.
4.2.2 Reeds bestaande woning aanwezig
Aan Mathijseind 8 is reeds een bestaande woning aanwezig. Dit betreft een cultuurhistorisch waardevolle boerderij.
4.2.3 Agrarische bedrijven worden niet beperkt
De herbestemming leidt niet tot een beperking van ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving. Dit wordt in deze toelichting nader uitgewerkt in paragraaf 5.1 van deze toelichting.
4.2.4 Het monumentale karakter dient te worden gerespecteerd
De boerderij aan Mathijseind 8 is cultuurhistorisch waardevol en is opgenomen op de gemeentelijke monumentenlijst. Het vigerende beschermingsregime voor deze boerderij is in dit wijzigingsplan overgenomen. Hiermee is zeker gesteld dat het monumentale karakter van de boerderij wordt gerespecteerd.
4.2.5 Parkeren vindt plaats op het bestemmingsvlak
Per woning dienen twee parkeerplaatsen, exclusief garage aanwezig te zijn. In de regels van dit wijzigingsplan is verankerd dat de benodigde parkeerplaatsen worden aangelegd. Het plangebied biedt hiertoe de ruimte.
4.2.6 Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt
Thans is binnen het plangebied een montagebedrijf bestemd en aanwezig. Dit bedrijf is gevestigd in de langgevelboerderij. De bijgebouwen zijn in gebruik bij de bedrijfswoning. De aanwezige Romneyloods met een omvang van 234 m² (18 x 13 meter) wordt gesloopt. Hiermee is alle overtollige bebouwing gesloopt. Een omvang van 150 m² aan bijgebouwen blijft behouden bij de bedrijfswoning. Bij de te splitsen woning mogen eveneens bijgebouwen met deze omvang worden gerealiseerd.
4.2.7 Toets aan Handreiking Kwaliteitsverbetering
De ontwikkeling voldoet aan de Handreiking Kwaliteitsverbetering van de gemeente Gemert-Bakel. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.2.2.4 van deze toelichting.
4.2.8 Bestemming 'Agrarisch' waar geen 'Wonen' wordt bestemd
Het gehele bestemmingsvlak voor de bedrijfsbestemming wordt bestemd naar een woonbestemming. Het bestemmingsvlak heeft een omvang van circa 3.792 m². Er wordt een woonbestemming met een omvang van 3.225 m² gerealiseerd. Bij splitsing van de woonboerderij worden twee woonbestemmingen met een omvang die passend is in het buitengebied gerealiseerd.
4.3 Aanvullende Voorwaarden Voor Splitsing Van De Langgevelboerderij
4.3.1 Inleiding
Naast herbestemming van de bedrijfsbestemming aan Mathijseind 8, vind splitsing van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij op deze locatie plaats. De splitsing van de boerderij kan plaats vinden wanneer aan navolgende voorwaarden wordt voldaan:
- de te splitsen bebouwing betreft cultuurhistorische bebouwing, zoals aangetoond middels een cultuurhistorische waardestelling;
- de splitsing moet redelijkerwijs noodzakelijk zijn om het cultuurhistorisch waardevolle pand in stand te houden;
- de inhoud van het te splitsen pand mag niet worden vergroot;
- ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven mogen niet worden belemmerd;
- het uitgangspunt is de samenhang tussen monumentale en/of beeldbepalend bebouwing en het slopen van de overtollige bebouwing die geen monumentaal en/of beeldbepalend karakter heeft;
- overtollige bebouwing wordt gesloopt. Daarbij dient gemotiveerd te worden hoeveel oppervlakte bijbehorende bouwwerken maximaal noodzakelijk is voor de beoogde ontwikkeling. Middels een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding wordt deze oppervlakte bijbehorende bouwwerken vastgelegd;
- de ruimtelijke ontwikkeling dient te voldoen aan de uitgangspunten van de Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap zoals opgenomen als bijlage 1 bij de regels;
- ter plaatse van het te splitsen pand wordt de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' opgenomen;
- daar waar het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind, wordt de bestemming 'Agrarisch' opgenomen.
Hierna worden deze voorwaarden nader toegelicht met betrekking tot de beoogde herbestemming van het plangebied.
4.3.2 Cultuurhistorische waardestelling
De langgevelboerderij binnen het plangebied is aangeduid als gemeentelijk monument. Hiermee heeft cultuurhistorische waardestelling plaatsgevonden en is de langgevelboerderij cultuurhistorisch waardevol.
4.3.3 Splitsing noodzakelijk voor behoud
Met herbestemming van de woonboerderij aan Mathijseind 8 naar een woonbestemming komt een gedeelte van de boerderij leeg te staan. Om verval van het monument te voorkomen wordt splitsing van de boerderij mogelijk gemaakt zodat het voormalige bedrijfsgedeelte ook voor woondoeleinden wordt gebruikt. Het voormalige stalgedeelte van de woonboerderij kan hiermee wordt verbouwd tot een woning ter behoud van de cultuurhistorisch waardevolle boerderij.
4.3.4 Behoud huidige inhoud
De inhoud van de te splitsen langgevelboerderij wordt niet vergroot. De boerderij wordt met name inpandig verbouwd, zonder dat een vergroting van de inhoud plaatsvindt.
4.3.5 Overlap genoemde voorwaarden
In paragraaf 4.2 van deze toelichting is reeds aangetoond dat aan de overige genoemde voorwaarden wordt voldaan. Volledigheidshalve wordt hiernaar verwezen.
4.4 Conclusie
Uit voorgaande toetsing blijkt dat er voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden voor herbestemming van de locatie aan Mathijseind 8 te Bakel naar een woonbestemming en splitsing van de cultuurhistorisch waardevolle langgevelboerderij ter plaatse.
Hoofdstuk 5 Milieu-planologische Aspecten
5.1 Geurhinder
5.1.1 Inleiding
De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor de vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. De wet geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. De Wet geurhinder en veehouderij wordt voornamelijk gebruikt om de geurbelasting veroorzaakt door veehouderijen te beoordelen bij de vergunningverlening. Indirect heeft de Wet geurhinder en veehouderij consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten. Die doorwerking van de geurregelgeving naar de ruimtelijke ordening wordt de 'omgekeerde werking' genoemd. Een geurnorm beoogt namelijk mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder. Omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichtzelf blootstellen aan die overmatige hinder, bijvoorbeeld door zich in de directe nabijheid van een veehouderij te vestigen. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting van een individuele veehouderij bedoeld. De geurbelasting ten gevolge van meerdere intensieve veehouderijen in de omgeving vormt de achtergrondbelasting. De achtergrondbelasting bepaalt het leefklimaat op een locatie. Een woning kan slechts worden toegevoegd wanneer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij besluitvorming omtrent de bestemming van nieuwe voor geur gevoelige objecten dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de vragen:
- Is ter plaatse een goed woon- en verblijfklimaat gegarandeerd? (belang geurgevoelig object);
- Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad? (belangen veehouderij en derden).
5.1.2 Gemeentelijk beleidskader
De gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel heeft op 6 februari 2014 in aanvulling op de Wet geurhinder en veehouderij de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Gemert-Bakel 2013' vastgesteld. Op basis van deze verordening is het plangebied gelegen in een buitengebied, alwaar de norm voor de voorgrondbelasting 14 oue/m³ bedraagt.
Naast de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Gemert-Bakel 2013' heeft de gemeenteraad op 6 februari 2014 de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013' vastgesteld. In deze beleidsregel is aangegeven dat bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen, als vertaling van het criterium 'een aanvaardbaar woon- en leefklimaat' voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen, de waarden in navolgende tabel gehanteerd worden als toetswaarden.
Gemert, Bakel, Milheeze, Handel en Mortel, exclusief bedrijventerreinen | Elsendorp, De Rips | Extensiverings- gebieden en verwevingsgebieden | Bedrijventerrein, landbouw- ontwikkelings- gebieden | |
Goed (streefwaarde) | 0 - 8 | 0 - 8 | 0 - 13 | 0 - 20 |
Voldoende (toetswaarde) | 9 - 11 | 9 - 13 | 14 - 20 | 20 - 28 |
Onvoldoende | 11 of meer | 13 of meer | 20 of meer | 28 of meer |
Tabel 2: Toetswaarden aanvaardbaar woon- en leefklimaat uit 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013'
Als de achtergrondbelasting geclassificeerd kan worden als 'voldoende' of 'goed' dan zijn er vanuit het aspect 'cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen' geen belemmeringen om mee te werken aan een ruimtelijke initiatief. Uit de tabel blijkt dan ook dat voor het plangebied een toetswaarde van 14-20 oue/m³ van toepassing is.
In het kader van geur wordt de toe te voegen woning die ontstaat als gevolg van boerderijsplitsing beoordeeld als een nieuw geurgevoelig object. De omliggende veehouderijen mogen geen belemmerende werking hebben op de beoogde herontwikkeling van de locatie (aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied). Omgekeerd mag de herontwikkeling de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende veehouderijen niet belemmeren.
5.1.3 Veehouderijen in de omgeving
In de omgeving van het plangebied zijn twee veehouderijbedrijven gelegen. Dit betreffen de vleesvarkensbedrijven aan Muizenhol 1 en aan Mathijseind 7 te Bakel. Er zijn geen bedrijven in de omgeving van het plangebied gelegen waarvoor een vast aan te houden afstand geldt. Navolgende figuren geven de vigerende vergunningen voor het houden van dieren voor deze locaties weer.
Figuur 18: Vergunning voor het houden van dieren op de locatie aan Muizenhol 1 te Bakel
Figuur 19: Vergunning voor het houden van dieren op de locatie aan Mathijseind 7 te Bakel
Voor wat betreft de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied dient inzichtelijk te worden gemaakt of de ontwikkeling belemmeringen schept voor deze bedrijven, dan wel dat ter plaatse van het plangebied een acceptabel woon- en leefklimaat aanwezig. Voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven is met name de berekening van de voorgrondbelasting van deze bedrijven bepalend. Voor het woon- en leefklimaat is de achtergrondbelasting bepalend, tenzij de voorgrondbelasting tenminste tweemaal de waarde van de achtergrondbelasting betreft, alsdan de voorgrondbelasting óók voor het woon- en leefklimaat bepalend.
5.1.4 Voorgrondbelasting
5.1.5 Achtergrondbelasting
Om te bepalen of ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt de achtergrondbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij berekend. Onder de achtergrondbelasting wordt de geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object verstaan. De achtergrondbelasting wordt berekend met V-Stacks Gebied. Ten behoeve van de berekening van de achtergrondbelasting worden de veehouderijen binnen een straal van 2 kilometer rondom de onderzoekslocatie beoordeeld. Hiertoe zijn alle bedrijven binnen de gemeenten Gemert-Bakel en alle bedrijven uit de gemeente Helmond ingevoerd. De invoergegevens van deze bedrijven zijn afkomstig uit de database van het Bestand Veehouderijbedrijven van de provincie Noord-Brabant (uitvoer 29 augustus 2018), waarbij de laatste vergunning voor het houden van dieren voor Mathijseind 7 (de maatgevende veehouderij) is opgenomen. De achtergrondbelasting is hierbij berekend voor de woonboerderij binnen het plangebied, waarbij de hoekpunten van de gehele woonboerderij zijn berekend. Aangezien sprake is van een berekening van de huidige situatie is de maximaal vergunbare emissie voor de bedrijven gelijk gesteld aan de vergunde emissie in de bestaande situatie. Voor de berekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Meteo station: Eindhoven
Berekende ruwheid: 0,26 m
Rasterpunt linksonder x: 177343 m
Rasterpunt linksonder y: 389397 m
Gebied lengte (x): 1000 m , Aantal gridpunten: 50
Gebied breedte (y): 1000 m , Aantal gridpunten: 50
Hierna zijn de resultaten van de berekening van achtergrondbelasting weergeven.
Figuur 22: Resultaten berekening achtergrondbelasting
De gehanteerde invoergegevens voor de berekening zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Navolgende figuur geeft een beeld van de achtergrondbelasting ter plaatse van het plangebied.
Figuur 23: Beeld van de geurcontouren in de omgeving van het plangebied
De achtergrondbelasting bedraagt ter plaatse van het plangebied minder dan 20 oue/m³. Op basis van de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Gemert-Bakel 2013' kan de achtergrondbelasting ter plaatse geclassificeerd worden als 'voldoende'. Vanuit het aspect 'cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen' bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
5.2 Endotoxinen
Op basis van het 'Endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Voor wat betreft het veehouderijbedrijf aan Mathijseind 7 dient met een fijnstof uitstoot van 388 kg per jaar sprake te zijn van een aan te houden afstand van 126 meter tot dit bedrijf. Ten opzichte van de veehouderij aan Muizenhol 1 dient een afstand van 75 meter te worden aangehouden. Het plangebied ligt buiten de richtafstanden die aangehouden moeten worden rondom de varkens- en pluimveehouderijen in de omgeving. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.
5.3 Niet-agrarische Bedrijvigheid
De (indicatieve) lijst 'Bedrijven en Milieuzonering' uitgegeven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geeft de richtafstanden weer voor milieubelastende activiteiten. In de lijst Bedrijven en Milieuzonering worden richtafstanden gegeven voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden worden nagestreefd tussen de grens van de bestemming en de uiterste grens van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is, binnen een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype.
In de omgeving van het plangebied zijn met name agrarische bedrijven gelegen. De maatgevende afstand voor deze bedrijven is geur. In paragraaf 5.1 van deze toelichting is toegelicht dat de afstand van de bedrijven voor wat betreft geur past en de beoogde ontwikkeling niet belemmerd. Voor wat betreft de richtlijnafstanden fijn stof, gevaar en geluid dient een afstand van tenminste 50 meter te worden gehanteerd. Binnen deze afstand tot het plangebied zijn geen agrarische bedrijven gelegen.
Aan Mathijseind 1a is een agrarisch verwant bedrijf gelegen. Dit betreft een bedrijf in de milieu-categorie 3.1. Voor deze bedrijfssoort geldt een aan te houden richtlijnafstand van 50 meter. Het bedrijf is gelegen op een afstand van 200 meter tot het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de aan te houden richtlijnafstand. Er zijn geen andere bedrijven gelegen in de omgeving van het plangebied.
5.4 Akoestiek
De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen. De reikwijdte van de Wet geluidhinder is beperkt tot een geluidszone langs wegen. Binnen deze geluidszone zijn de regels van de Wet geluidhinder van toepassing. De Wet geluidhinder niet geldt voor 30-km wegen en voor woonerven. De systematiek van de zonering Wet geluidhinder voor wegverkeer houdt in dat langs een (toekomstige) verkeersweg een geluidszone ligt waarbinnen in een aantal situaties bescherming wordt geboden aan geluidsgevoelige bestemmingen.
De toe te voegen woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande bouwvolume aan Mathijseind 8. De weg Mathijseind betreft een weg die slechts benut mag worden voor bestemmingsverkeer. De weg wordt slechts benut door verkeer van bewoners en bezoekers van woningen gelegen aan deze weg en de wegen die Mathijseind kruisen. Hiermee is de verkeersintensiteit aan de weg zeer laag. Ter plaatse is te allen tijde sprake van een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft akoestiek en is nader onderzoek in het kader van geluidhinder niet noodzakelijk.
5.5 Cultuurhistorie En Archeologie
5.5.1 Cultuurhistorie
Het plangebied is in de gemeente Gemert-Bakel aangeduid als gelegen in een eerste heideontginningen. Hierover is het navolgende opgenomen.
"Het peelplateau was oorspronkelijk een open vlakte, van oorsprong bestaande uit hoogveengronden. Vanaf halverwege de 19e eeuw is het plateau vanuit het westen ontgonnen: de vroegste ontginningen, de heideontginningen, vonden plaats rond 1840. Het landschap van de heideontginningen is kleinschalig en open van karakter met een regelmatige percelering. Door het gebied lopen vele waterlopen. Het kavelpatroon staat haaks op de destijds bestaande dreven en paden of de aanwezige waterloop. Aanvankelijk is dit gebied bedoeld voor gemengde agrarische bedrijven. De bebouwing ligt op relatief korte afstand van elkaar op percelen die werden omzoomd door elzenheggen of houtwallen. De eerste ontgonnen percelen werden nog afgewisseld met stukken woeste (heide)gronden. De schapen die op deze heide graasden werden door de ontginningen in oostelijke richting gedreven. De woeste stukjes grond tussen de eerste heide-ontginningen verboste daardoor. Ook in dit gebied herkennen we daarom ook een soort mozaïekpatroon: afwisseling van rechte agrarisch percelen en kleine bospercelen."
Het plangebied is op de cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant aangewezen als gelegen in een cultuurhistorische regio, namelijk de Peelrand. Dit gebied is van cultuurhistorisch belang. In een rapport over de cultuurhistorische waarde opgesteld door de Provincie Noord-Brabant wordt hierover het volgende geschreven:
"De Peelrand bestaat uit een ring van middeleeuwse dorpen op enige afstand van het voormalige veengebied van De Peel. Deze oude dorpen worden gekenmerkt door akkercomplexen, schaarse groenlanden en voormalige heidevelden. De heidevelden zijn in de negentiende en twintigste eeuw ontgonnen en grotendeels omgezet in landbouwgrond, waardoor er een waardevol mozaïek is ontstaan van oude en jonge ontginningen."
Tevens is de omgeving van het plangebied aangewezen als cultuurhistorisch vlak 'Akkercomplexen bij Bakel'. De belangrijke cultuurhistorische waarden en kenmerken in dit gebied betreffen onder andere het open akkercomplex met bolle ligging en esdek, de relatie tussen de akkers en de buurtschappen en de zandwegen. Navolgend figuur betreft een uitsnede van een historische kaarten ter plaatse van het plangebied uit de periode 1830-1850. De bebouwing aan het buurtschap Mathijseind is op deze kaart al aanwezig.
Figuur 24: Historische topografische kaart 1830-1850 van het buurtschap Mathijseind
De beoogde herbestemming vindt plaats ten behoeve van behoud van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij. Met de beoogde ontwikkeling gaan derhalve geen cultuurhistorische waarden verloren, maar worden eerder versterkt.
5.5.2 Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta door de landen van de Raad van Europa waaronder Nederland ondertekend. Dit verdrag verplicht de Europese overheden tot het beschermen van archeologisch bodemarchief. Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007 zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta verankerd in de Nederlandse wetgeving. Sinds 2007 kent Nederland de Wamz, gewijzigde Monumentenwet 1988. De bepalingen van deze wet zijn per 1 juli 2016 (gedeeltelijk) overgegaan in de erfgoedwet. Op basis van deze wetten zijn gemeenten belast met de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed.
De gemeente Gemert-Bakel heeft gemeentelijk archeologiebeleid en de bijbehorende beleidskaart vastgesteld. Ten behoeve van de uitwerking van het gemeentelijke beleid is het gemeentelijke grondgebied onderverdeeld in zeven zones met een verschillende waardering van het bodemarchief (gebieden met archeologische verwachtingen en/of vastgestelde waarden). De gemeente Gemert-Bakel heeft voor deze gebieden haar eigen vrijstellingsgrenzen vastgesteld waarbinnen ruimtelijke ingrepen en bodemingrepen (tot een bepaalde diepte en/of oppervlakte) worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Deze grenzen zijn doorvertaald in de in het bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemmingen voor behoud van archeologische waarden. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidskaart waarop het plangebied is aangeduid.
Figuur 25: Uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart waarop het plangebied is aangeduid
Het plangebied is op de gemeentelijke archeologische beleidskaart voor een klein gedeelte aangeduid als gelegen in een 'Categorie 4 Gebied met hoge verwachting' en voor een gedeelte in Categorie 5 Gebied met een middelhoge verwachting'. Deze categorie is het bestemmingsplan verankerd door opname van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5'. Het merendeel van het plangebied betreft een gebied zonder dubbelbestemming, omdat hier sprake is een lage verwachting in het kader van archeologie.
Er vindt geen roering van de gronden plaats met een omvang van meer dan 250 m². De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' en 'Waarde - Archeologie 5' blijven wel gehandhaafd ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem.
Naar verwachting zijn er geen archeologische waarden aanwezig binnen het plangebied. In alle gevallen geldt dat indien bij toekomstig graafwerk archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij de minister conform de Erfgoedwet 2015, artikel 5.10 & 5.11.
5.6 Bodem
De aanwezige bodemkwaliteit dient te passen bij het beoogde gebruik. Het plangebied wordt herbestemd naar een woonbestemming. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Derhalve is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, uitgevoerd door Bodeminzicht, met datum 14 februari 2019 en rapportnummer B2137 behoort als bijlage bij deze toelichting. De conclusie en aanbeveling uit dit rapport is hierna overgenomen.
Resultaten NEN5740
In de visueel schone bovengrond van de vaste bodem (BG1) is een gehalte aan PCB's gemeten boven de achtergrondwaarden. Het verhoogde gehalte is gerelateerd aan de waargenomen zwakke bijmenging van baksteen en puin. Het licht verhoogde gehalte vormt geen aanleiding voor aanvullend onderzoek. In de visueel schone bovengrond van de vaste bodem (BG2) zijn geen gehaltes aan onderzochte stoffen gemeten boven de achtergrondwaarden. In de sporen baksteenhoudende ondergrond van de vaste bodem (OG1) zijn geen gehaltes aan onderzochte stoffen gemeten boven de achtergrondwaarden. In het grondwater ter plaatse van peilbuis 01 zijn geen gehaltes aan onderzochte stoffen gedetecteerd boven de streefwaarden. De aangetoonde gehaltes aan vluchtige aromatische koolwaterstoffen en vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen dienen als indicatief beschouwd te worden, als gevolg van een lage grondwaterstand ten tijde van bemonstering. Aanvullend onderzoek wordt echter niet noodzakelijk geacht.
Resultaten NEN5707
Tijdens inspectie van maaiveld en gaten is geen asbestverdacht plaatmateriaal visueel waargenomen. Analyse heeft derhalve niet plaatsgevonden. In het geanalyseerde grondmengmonster mm1 van matig puinhoudende bovengrond is een geringe hoeveelheid asbest aangetroffen. De concentratie bedraagt minder dan 1 mg/kgds. nader onderzoek is niet noodzakelijk. In het geanalyseerde puin uit de puinverharding op het erf voor de nissenhut is een geringe hoeveel asbest aangetoond. De concentratie bedraagt 2 mg/kgds. nader onderzoek is niet noodzakelijk. In het geanalyseerde grondmengmonster mm3 van de matig puinhoudende toplaag naast de schuur met asbesthoudende golfplaten op het dak is een gehalte van 84 mg/kgds aangetoond. Het gehalte is het gevolg van de verwering van dakplaten, waardoor asbestvezels met hemelwater op het naastgelegen maaiveld valt. Formeel vormt het gehalte aan asbest aanleiding voor nader onderzoek, aangezien het gehalte de halve interventiewaarde overschrijdt. Dit nader onderzoek wordt niet zinvol geacht, omdat met de monstername gericht gezocht is naar asbest in de meest verdachte toplaag. Verondersteld wordt dat de verontreiniging met asbest homogeen verdeeld is in de strook naast de schuur, waar het hemelwater op het maaiveld valt.
Op verzoek van gemeente Gemert-Bakel is aanvullend onderzoek verricht naar het gehalte aan respirabele asbestvezels in de bewuste toplaag. Uit de resultaten van de SEM-analyse blijkt dat er geen respirabele vezels in de toplaag aanwezig zijn. Het gewogen gehalte aan asbest overschrijdt de interventiewaarde niet. Er is derhalve geen sprake van een ernstige verontreiniging met asbest.
Conclusie en advies
Ter plaatse van de onderzoekslocatie zijn geen verontreinigingen aangetoond die aanleiding vormen voor het uitvoeren van nader of aanvullend bodemonderzoek.De locatie is onverdacht op aanwezigheid van asbest in bodem of puin in een concentratie boven 100 mg/kgds. Nader onderzoek wordt niet zinvol geacht. De bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vormt geen belemmering voor de beoogde herbestemming van het plangebied.
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De eventueel bij werkzaamheden vrijkomende grond is op of buiten het onderzoeksterrein herbruikbaar. Indien vrijkomende grond van de locatie afgevoerd dient te worden, dient men rekening te houden met de regels van het vigerende Besluit Bodemkwaliteit.
5.7 Luchtkwaliteit
5.7.1 Inleiding
Het beleid om tot een goede luchtkwaliteit te komen volgt twee sporen:
- 1. beperken van de uitstoot van schadelijke stoffen en;
- 2. voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.
De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm).
5.7.2 Uitstoot van schadelijke stoffen
De borging van de luchtkwaliteit vindt onder andere plaats middels een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma (NSL). Binnen het NSL werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden.
Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor woningbouw geldt bij 1 ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen netto. Aangezien dit bestemmingsplan de toevoeging van één woning mogelijk maakt, valt dit plan onder het begrip 'niet in betekenende mate' valt en de luchtkwaliteit niet verder hoeft te worden onderzocht in het kader van de Wet luchtkwaliteit.
5.7.3 Blootstelling aan verontreiniging
In de Wet milieubeheer is de Europese richtlijn luchtkwaliteit geïmplementeerd. Het doel van de wet is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. De richtlijn geeft de volgende grenswaarden voor fijn stof:
- de grenswaarde jaargemiddelde concentratie van PM10 is 40 µg/m³.
- de grenswaarde daggemiddelde concentratie van PM10 is 50 µg/m³. De concentratie fijn stof mag maximaal 35 dagen per kalenderjaar hoger zijn dan deze waarde .
- de grenswaarde jaargemiddelde concentratie van PM2,5 is 25 µg/m³.
Navolgende figuren geven de jaargemiddelde concentratie van PM10 en PM2,5 ter plaatse van het plangebied en directe omgeving weer.
Figuur 26 Fijnstof 2016 PM10 (bron: Atlas leefomgeving)
Figuur 27: Fijnstof 2016 PM2,5 (bron: Atlas leefomgeving)
Ter plaatse van het plangebied is sprake van jaargemiddelde concentratie PM10 van 18-19 µg/m³. De jaargemiddelde concentratie PM2,5 bedraagt 11-12 µg/m³. De grenswaarde van maximaal 35 dagen boven een daggemiddelde concentratie PM10 van 50 µg/m³ is sinds 2011 op geen enkele meetlocatie meer overschreden. Geconcludeerd kan worden dan de beoogde ontwikkeling in het kader van de blootstelling aan luchtverontreiniging geen bezwaar is.
5.8 Externe Veiligheid
5.8.1 Inleiding
Onder externe veiligheid verstaat men het beheersen van risico's die direct of indirect voortvloeien uit de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risico is daarbij gedefinieerd als 'de kans op overlijden' voor personen. De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg en het water) en hoogspanningslijnen en buisleidingen. Deze aspecten worden in de volgende paragrafen nader toegelicht.
5.8.2 Bedrijven
In navolgende figuur is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Noord-Brabant weergegeven waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur 28: Uitsnede risicokaart provincie Noord-Brabant waarop het plangebied is aangeduid
Ten westen van het plangebied is het agrarisch bedrijf aan Mathijseind 7 gelegen. Op deze locatie is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 8 m³ gelegen. Voor deze tank geldt een aan et houden richtlijnafstand van 15 meter. Ten zuiden van het plangebied is aan Muizenhol 4 een bovengrondse propaantank met een inhoud van 3 m³ gelegen. Voor deze tank geldt een aan te houden richtlijnafstand van 10 meter. Het plangebied is op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant niet aangewezen als gelegen in een risicogebied voor gevaar vanuit inrichtingen.
5.8.3 Transport
Op het grondgebied van de gemeente Gemert-Bakel bevindt zich geen spoortracé. Dit aspect is dus niet van toepassing. Daarbij is het plangebied ook niet gelegen binnen een invloedsgebied van een spoortracé dat gelegen is binnen de belendende gemeenten Helmond of Deurne. Het plangebied is niet in de directe omgeving van een weg gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaats kan vinden. De splitsing van de langgevelboerderij brengt geen wijzigingen in de risico-contour met zich mee. De woningen zijn buiten de risico-contour gelegen. Op het grondgebied van de gemeente Gemert-Bakel bevindt zich geen waterwegverbindingen waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Dit aspect is dus niet van toepassing.
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een buisleiding op een afstand van 530 meter. Het betreft een gasleiding. Het plangebied is niet gelegen binnen het risicogebied van deze buisleiding. In de omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig. Interactie kan dan ook niet plaatsvinden. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is dan ook niet belemmerend voor de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling heeft omgekeerd ook geen belemmerende invloed op het bestaande vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.9 Flora En Fauna
5.9.1 Inleiding
Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie. Dit netwerk verbindt bestaande natuurgebieden die vallen onder de Europese Vogelrichtlijn- of de Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving middels de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet.
5.9.2 Gebiedsbescherming
De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.
Binnen een afstand van meer dan 10 kilometer tot het plangebied zijn geen vogel- of habitatrichtlijngebieden gelegen. De beoogde herontwikkeling heeft op een dergelijke afstand geen invloed op het Vogel- en Habitatrichtlijngebied.
5.9.3 Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild levende planten en dieren te beschermen met het oog op de instandhouding van soorten. De verbodsbepalingen en afwijkingsmogelijkheden in de Wet natuurbescherming zijn uitsluitend van toepassing op de soorten waarvoor dit onmiddellijk voortvloeit uit de vereisten van de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern, het Verdrag van Bonn, het Biodiversiteitsverdrag en de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming. Het gaat daarbij om alle op het Europees grondgebied in het wild levende vogels en voorts om de dieren en planten van de soorten van Europees belang die van nature op het Nederlands grondgebied voorkomen.
Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Bij de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met beschermde dier- en plantensoorten ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling plaats te vinden.
De beoogde herontwikkeling omvat de herbestemming van een bestaande langgevelboerderij en splitsing van deze boerderij in twee woonbestemmingen. Om de woningen te realiseren is een interne verbouwing benodigd. De bestaande bomen en landschappelijke inpassing blijft gehandhaafd en wordt versterkt. Er zijn dan ook geen flora en fauna waarden in het geding. Een flora en faunaonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
5.10 Water
5.10.1 Inleiding
Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt de mogelijke negatieve invloeden van het initiatief op de planlocatie inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden. Het waterschap heeft een aantal principes gedestilleerd, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Het plangebied valt onder het beheer van waterschap Aa en Maas. De gemeente Gemert-Bakel kent een aanvullend eigen gemeentelijk waterbeleid.
5.10.2 Principes waterschap Aa en Maas
Het waterschap Aa en Maas hanteert navolgende principes:
- gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
- doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer';
- hydrologisch neutraal bouwen;
- water als kans;
- meervoudig ruimtegebruik;
- voorkomen van vervuiling;
- wateroverlastvrij bestemmen;
- waterschapsbelangen.
5.10.3 Beleidskader
5.10.4 Kwaliteit van te lozen en infiltreren hemelwater
Enkel schoon regenwater mag worden geïnfiltreerd. Om de kwaliteit van het hemelwater te garanderen, dienen onderdelen welke met regenwater in aanraking kunnen komen, te worden vervaardigd of te bestaan uit niet-uitloogbare bouwmaterialen zoals kunststoffen of gecoat staal of aluminium (in plaats van zink, lood of asfalt et cetera). Door het gebruik van niet-uitlogende materialen komen geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen (DuBo-maatregelen) voor in het te infiltreren water.
Infiltratie van afgekoppelde verhardingen zoals opritten, parkeerplaatsen en terrassen mag niet verontreinigd zijn met chemische bestrijdingsmiddelen, olie, agressieve reinigingsmiddelen of andere verontreinigende stoffen.
Hoofdstuk 6 Financiële En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid En Grexwet
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In deze wet is bepaald dat een gemeente bij het vaststellen van een planologische maatregel, die mogelijkheden biedt voor de bouw van één of meer hoofdgebouwen, verplicht is maatregelen te nemen die verzekeren dat de kosten die gepaard gaan met de ontwikkeling van de locatie worden verhaald op de initiatiefnemer van het plan. De beoogde ontwikkeling heeft geen betrekking op de toevoeging van één hoofdgebouw. Kostenverhaal vindt plaats middels een anterieure overeenkomst. Ook zal met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst worden gesloten om eventuele planschadevergoedingen te kunnen verhalen op initiatiefnemer. Op deze wijze is de financiële haalbaarheid van het plan gegarandeerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Dit wijzigingsplan is in het kader van een goede omgevingsdialoog door de initiatiefnemer persoonlijk mondeling toegelicht aan de omgeving.
Dit wijzigingsplan zal conform de wettelijke vereisten kenbaar worden gemaakt. Naar aanleiding van zienswijzen op het wijzigingsplan vindt een heroverweging op deze onderdelen plaats en kan besloten worden het wijzigingsplan op een aantal punten te wijzigen.
6.3 Wettelijk Vooroverleg
Volgens artikel 3.1.1 Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling daarover overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen, en diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
De provincie Noord-Brabant en Waterschap Aa en Maas zijn in het kader van deze procedure betrokken in het vooroverleg.
6.4 Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan is conform de wettelijke vereisten kenbaar gemaakt. Gedurende deze termijn zijn geen zienwijzen ontvangen. Dit wijzigingsplan is na de zienswijzenperiode ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Handreiking Kwaliteitsverbetering Landschap
Bijlage 1 Handreiking kwaliteitsverbetering landschap
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied
Bijlage 3 Monumentenlijst Buitengebied
Bijlage 3 Monumentenlijst buitengebied
Bijlage 4 Nota Parkeernormen Gemert-bakel 2017
Bijlage 4 Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017
Bijlage 5 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 5 Landschappelijk inpassingsplan