KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied
2.2 Toekomstige Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieu
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Flora En Fauna
4.5 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Plansystematiek
6.2 Bestemmingen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Standaardadvies 2015 Veiligheidsregio
Bijlage 4 Grondwaterstanden
Bijlage 5 Flora En Fauna
Bijlage 6 Vooroverlegreacties
Bijlage 7 1e Raadsbesluit / Vaststellingsbesluit 26 Mei 2016
Bijlage 8 Tussenuitspraak / Bestuurlijke Lus Raad Van State

Rietmade Hoeven

Bestemmingsplan - gemeente Halderberge

Vastgesteld op 22-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Rietmade Hoeven met identificatienummer NL.IMRO.1655.BP2009-C002 van de gemeente Halderberge;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.7 aangebouwd of vrijstaand bijgebouw

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

1.10 bestaand

  • bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;
  • bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • onder “vrijstaand” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • onder “twee-aaneen” wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.22 dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.23 erfafscheiding

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond;

1.24 erotisch getint bedrijf c.q. inrichting

bedrijf c.q. inrichting, waarvan voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  • seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard wordt gegeven;
  • seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  • seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.27 huishouding

huishouding is een continuïteit in de samenstelling van de bewoners en er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid;

1.28 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft;

1.29 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van het dak te bedekken;

1.30 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.31 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.32 nutsvoorzieningen

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, electriciteit, gas e.d.;

1.33 open constructie

constructie met een doorkijk, voor minimaal 80 % voorzien van open delen, zoals een constructie met gaas;

1.34 peil

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.35 overkapping

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dan wel ten hoogste met 1 wand;

1.36 verdiepingen

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

1.37 woning

een (gedeelte van) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding, dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.2 de diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw:

de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  1. a. een seksinrichting;
  2. b. een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens:
    1. 1. indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 10.2;
    2. 2. bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

8.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  2. b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  4. d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Luchtvaartverkeerzone - 10

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone - 10’ dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van 92,26 m en 101,4 m boven NAP in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Omgevingsvergunning 10%

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

10.2 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 sub b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 30 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  2. b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  3. c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  4. d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  5. e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  6. f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Rietmade Hoeven'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer Heijmans heeft bij het college van de gemeente Halderberge voor de percelen kadastraal bekend gemeente Hoeven sectie D nrs. 3706 en 1608 gedeeltelijk het verzoek ingediend tot herziening van het vigerende bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) ten behoeve van de realisatie van maximaal 10 stuks (half)vrijstaande woningen, e.e.a. zoals aangegeven op onderstaande tekening.

De gemeente heeft positief gereageerd ten aanzien van deze ontwikkeling verwoord in collegebesluit 13 oktober 2015.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0001.png"

Afbeelding: verkavelingsplan

Met het oog op veranderende marktomstandigheden is het wenselijk om voldoende flexibiliteit te behouden in dit bestemmingsplan. Naast de ruimte voor een nadere uitwerking van het plan, bijvoorbeeld de realisatie van (vrijstaande) aan- en bijgebouwen zoals aangegeven op de principeverkaveling, is het wenselijk dat er afgezien van twee-aaneen woningen ook vrijstaande woningen gerealiseerd kunnen worden. Om de genoemde ontwikkeling mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordwestzijde van kom Hoeven, zie onderstaande situatietekening. De planlocatie sluit aan op de Rietmade, een erftoegangsweg ter ontsluiting van de vrijstaande woningen Het gebruik is op dit moment nog tuin en schapenwei.

Aan de noordzijde op zo'n 60 meter afstand ligt de N640 (Sint Bernardusstraat), een weg die de kern Hoeven verbindt met Oudenbosch. Ter hoogte van het plangebied is de weg verkeerskundig gezien buiten de bebouwde kom gelegen. Het zicht vanaf de Sint Bernardusstraat op het plangebied wordt ontnomen door enkele vrijstaande woningen met een groene inpassing. Net ten zuidwesten van het plangebied ligt de grens met het buitengebied. Ter plaatse is het agrarisch gebruik maisteelt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0002.png"

Afbeelding: situatietekening

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

De planlocatie valt binnen het vigerende bestemmingsplan ‘Kom Hoeven' van de gemeente Halderberge echter dit bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied vernietigd (zie hierna). In dat bestemmingsplan is een bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak aangeduid. Wel is er een bouwaanduiding 'agrarisch' en 'vaartverkeerzone-10' opgenomen. Het voorgenomen bouwplan past dus niet binnen het bestemmingsplan 'Kom Hoeven' zoals onderstaand opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0003.png"

Afbeelding: uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Kom Hoeven'2013

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 mei 2014 uitspraak gedaan met betrekking tot de beroepen die waren ingesteld tegen bestemmingsplan 'Kom Hoeven'. De afdeling vernietigde het besluit van de raad van de gemeente Halderberge van 14 maart 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Kom Hoeven' voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Wonen" voor het perceel aan de Rietmade te Hoeven, kadastraal bekend gemeente Hoeven, sectie D, nr. 3706. De raad heeft de toekenning van de bestemming "Wonen" zonder de aanduiding "bouwvlak" aan het perceel aan de Rietmade te Hoeven, kadastraal bekend gemeente Hoeven, sectie D, nr. 3706, niet deugdelijk gemotiveerd en draagt de raad van de gemeente Halderberge op om binnen 26 weken na de verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen. De bestemming voor kadastraal perceel gemeente Hoeven, sectie D, nr. 1608 is wel overeind gebleven.

Voor de locatie vigeert daarom bestemmingsplan ‘Bovendonk’, vastgesteld op 21 mei 1981 en goedgekeurd op 29 juni 1982. Hier geldt een bestemming 'Erf' met een aanduiding 'veiligheidszone', zie onderstaande afbeelding. De LPG- milieucirkel vormde in het verleden een belemmering voor woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0004.png"

Afbeelding: uitsnede bestemmingsplan Bovendonk

De geldende bestemmingsplannen bevatten geen wijzigings-/afwijkingsregels om aan het initiatief tegemoet te komen.

Door het herzien van het bestaande juridisch-planologisch kader kan worden voorzien in een mogelijkheid om 10 woningen te realiseren. Het voorliggende bestemmingsplan is aangesloten op de plansystematiek van het bestemmingsplan 'Kom Hoeven'.

1.4 Leeswijzer Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt het plan nader beschreven. In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders van Rijk, provincie en de gemeente beschreven. De sectorale aspecten met betrekking tot de afzonderlijke bestemmingen worden toegelicht in hoofdstuk 4, de juridische aspecten in hoofdstuk 5. Een toelichting op de uitvoerbaarheid wordt gegeven in hoofdstuk 6.

Bij maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt kort ingegaan op de procedure van het vooroverleg, zienswijzen en beroep. Op 12 april 2017 is er uitspraak gedaan inzake het ingediende beroep tegen het bestemmingsplan Rietmade Hoeven. Naar aanleiding hiervan is het voorliggende bestemmingsplan aangepast en opnieuw vastgesteld naar aanleiding van een tussenuitspraak / bestuurlijke lus van de Raad van State (Uitspraak 201605495/1/R2).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Huidige Situatie Plangebied

De planlocatie sluit aan op de Rietmade, een erftoegangsweg ter ontsluiting van de bestaande buurt met vrijstaande en twee onder een kapwoningen. Het gebruik van de planlocatie is op dit moment nog weiland met hobbymatig agrarisch gebruik. De woningen die aan de noordkant van de planlocatie aan de N640 (Sint Bernardusstraat) liggen, grenzen met de achterkant en diepe tuinen aan de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0005.jpg"

Luchtfoto planlocatie en directe omgeving

Op de foto huidige situatie planlocatie is te zien dat de planlocatie wordt omsloten door een hek met onderbeplanting en bomen. Het profiel van de weg Rietmade heeft een minimale rijbaanbreedte van 5,5 meter en bestaat uit 1 niveau voor autoverkeer, langzaam verkeer en parkeren. Ter plaatste van (haaks)parkeren is het profiel circa 9 meter breed.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0006.jpg"

Foto huidige situatie planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0007.jpg"

Foto huidige situatie Rietmade

De huidige woningen aan Rietmade bestaan uit vrijstaande woningen variërend van 1 laag met kap en 2 lagen met kap. De woningen hebben allemaal hun eigen achitectuurstijl met ruime groene voortuinen. Op de foto's huidige situatie Rietmade zijn de huidige woningen te zien.

2.2 Toekomstige Situatie Plangebied

Het bouwplan heeft betrekking op maximaal 10 (half)vrijstaande woningen, waarvan de garages geschakeld zijn. De bouwpercelen hebben in het bouwplan een oppervlakte van ca. 250-565 m2. Hiervan zijn er zes met een oppervlakte tussen 250 en 260 m2. De twee eindwoningen hebben ongeveer 1,5 keer ruimere kavel. Twee woningen in de bocht houden een perceelsoppervlak van circa 550 m2 over. Het programma bestaat uit (middel)dure koop. De woningen worden uitgevoerd in twee bouwlagen met kap. Dit betekent een goothoogte van 5,5 meter en een nokhoogte van 10,5 meter. De woningen zijn voorzien van een lange oprit met garage waardoor 2 auto's op eigenterrein geparkeerd kunnen worden. Zie voor de maatvoering van de opritten paragraaf 4.5 Verkeer en parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0008.png"

Afbeelding: verkaveling

Openbare ruimte

De woningen worden gegroepeerd rondom een ruim plantsoen. De nieuwe straat sluit aan op de bestaande straat Rietmade en gaat om het plantsoen heen. De nieuwe straat krijgt eenzelfde profiel als Rietmade met een breedte van 5,5 meter, zie onderstaande schets. In de strook van 2,5 meter groen aan de rand van het plantsoen is ruimte voor informeel parkeren. In deze strook kan een halfverharding met bijvoorbeeld gewapend gras of een elementverharding worden toegepast. Hierdoor wordt het parkeren op een goede manier geïntegreerd in het plantsoen. Er is ruimte voor minimaal 8 parkeerplaatsten in de openbare ruimte. Zie voor de onderbouwing van het aantal parkeerplaatsten paragraaf 4.5Verkeer en parkeren.

Op onderstaande afbeelding is een indicatie van de nieuwe inrichting geschetst. De uitwerking en de beoordeling van het bouw- en woonrijp maken dient nog afzonderlijk en volledig plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0009.jpg"

Afbeelding: indicatieve inrichting openbare ruimte

Om het effect van de aangebrachte voorzieningen in de riolering van het omliggende gebied te optimaliseren, wordt in dit plan alleen de vuilwaterafvoer aangesloten op het gemeentelijk rioolstysteem. Omdat het gebied ook te maken heeft met verdroging en momenteel een lage grondwaterstand kent is binnen het plan de keuze gemaakt om het regenwater niet af te voeren via de riolering, maar te infiltreren via een zogeheten wadi in het openbaar plantsoen. Deze wadi krijgt een overloopvoorziening op de afvoersloot van het waterschap tussen de percelen st. Bernardusstraat 11 en 11a, welke verbonden is met de waterlopen langs de st. Bernardusstraat. Deze voorziening biedt in de toekomst ook de optie om de regenwaterafvoer van het omliggende gebied deels af te koppelen van het gemengde rioleringsstelsel en het regenwater ook via deze wadi te infiltreren. In paragraaf 4.3 Water wordt de waterhuishoudkundige situatie verder toegelicht. De bestaande bomen rondom de planlocatie worden zoveel mogelijk gehandhaafd en vormen de nieuwe rand van het plantsoen. Er worden 3 bomen gekapt om de nieuwe ontsluitingsweg mogelijk te maken.

Welstandscriteria en beeldkwaliteit

In paragraaf 3.3.4 Welstandsnota zijn de gebiedsgerichte welstandscriteria toegelicht. Het bouwplan houdt hiermee rekening. Het bouwplan heeft een positief preadvies van welstand gekregen op 8 december 2015.

Het bestemmingsplan maakt zowel halfvrijstaande als vrijstaande woningen mogelijk. De goothoogte bedraagt niet meer dan 5,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 10,5 meter.

Daarmee voegt de bebouwing zich qua type, situering en bouwhoogte naar de omgeving en is niet dominant aanwezig. De bebouwing wordt uitgevoerd met een kap en de woningen worden allemaal voorzien van een erker. Het materiaal- en kleurgebruik sluit aan op de omgeving. Voor de gevels wordt gekozen voor een rood-bruine baksteen en voor het dak een grijze dakpan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0010.jpg"

Afbeelding: artist impressie toekomstige woningen Rietmade

Duurzaam bouwen

Bij de inrichting van de omgeving wordt een groene omgeving nagestreefd. In de bestaande omgeving rond de Rietmade is weinig openbaar groen aanwezig en bij de uitwerking van dit bestemmingsplan wordt een relatief fors plantsoen aan het groen areaal van de wijk toegevoegd.


Omdat in de bestaande, omliggende, woonwijk veel verharding aanwezig is , wordt regenwater vaak snel afgevoerd naar het oppervlakte water en wordt het grondwaterniveau vaak onvoldoende aangevuld. Ook de locatie Rietmade is gevoelig voor deze verdroging. Het regenwater van de verharding en van de woningen wordt bij neerslagsituaties opgevangen in een wadi en infiltreert vanuit daar in de bodem. De capaciteit van deze voorziening is eventueel voldoende om ook de omringende bestaande woonstraten en woningen op te kunnen vangen. In de opvang van piekbelasting bij het parkeren wordt voorzien door het informeel parkeren in aangepaste groenstroken langs de woonstraat.


De woningen in het plan worden gerealiseerd binnen de uitgangspunten van het Convenant Duurzaam Bouwen West-Brabant. Daarbij geldt drukt in een score van minimaal 7.5 in het systeem "GPR-gebouw". Voor het thema Energie wordt een score van minimaal 8 nagestreefd. Door de woningen gunstig te positioneren binnen het plan wordt optimaal gebruik gemaakt van zogenaamde passieve zonne-energie, versterkt door de toepassing van erkers voor de woningen. Daarnaast worden optioneel voorzieningen geboden om verdergaande scores in het GPR systeem te bereiken dit in aansluiting met het gemeentelijk beleid.


Bij de materiaalgebruik voor zowel de aanleg van de woonomgeving als de bouw van de woningen wordt nadrukkelijk gestreefd naar de toepassing van duurzame en recyclebare materialen.

Door de hemelwaterafvoeren van de toekomstige woningen niet aan te sluiten op de riolering, maar te kiezen voor infiltratie wordt geanticipeerd op de duurzaamheids doelstelling van waterschap de Brabantse Delta. Deze doelstellingen staan verwoord in hun concept waterbeheerplan 2016-2021

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Op 30 december 2011 (wijziging 1 oktober 2012) is het Barro in werking getreden. In de Structuurvisie is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. het verbeteren, in standhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben op zichzelf geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen worden daarom geborgd in de Amvb Ruimte. Deze Amvb wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. In het Barro zijn verschillende bepalingen opgenomen, o.a. ten aanzien van Rijksvaarwegen, hoofdwegen en - spoorwegen. Er zijn geen bepalingen die direct betrekking hebben op het plangebied.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden (de “ladder duurzame verstedelijking”). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit de genoemde ladder hebben betrekking op vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn.


Doorwerking plangebied

Trede 1: Bepalen regionale vraag naar ruimte

Bij iedere stedelijke ontwikkeling dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Op regionaal niveau hebben de gemeenten in de regio West-Brabant West (Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen en Woensdrecht + Tholen) in samenwerking met de Provincie Noord-Brabant de Regionale Agenda Wonen opgesteld.

Deze jaarlijks geactualiseerde Regionale Agenda Wonen formuleert vanuit de actuele ontwikkelingen op de regionale woningmarkt de gezamenlijke regionale opgaven die de regio met de provincie jaarlijks wil oppakken.

De regionale woningbouwcapaciteit en – opgave zijn in onderstaande tabel inzichtelijk gemaakt. Regionaal is afgesproken dat de regionale woningbehoefte die volgt uit de meest actuele provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2014) richtinggevend is voor de gemeentelijke woningbouwplanning en -programmering. De RRO regio West Brabant heeft een opgave voor de toevoeging van 26.705 woningen in de periode van 2014 t/m 2023.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0011.png"

Afbeelding: Tabel Regionale Agenda Wonen

De gemeente Halderberge heeft het gemeentelijk woningbouwprogramma gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose (2014) hierin is de locatie Rietmade in Hoeven met 10 woningen opgenomen. Met de ontwikkeling van het project Rietmade wordt voorzien in een lokale en regionale behoefte aan woningen

Trede 2: Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied

Er is met de voorgestane ontwikkeling sprake van de realisatie van maximaal 10 woningen binnen bestaand stedelijk gebied zoals dat is vastgelegd in de Verordening Ruimte.

In de Structuurvisie Halderberge 2025 is de locatie Rietmade vanuit ruimtelijke ambities vastgelegd met de aanduiding behouden. Kleinschalige aanpassingen in het gebied zijn toegestaan maar dient wel een versterking te zijn van de huidige situatie en kwaliteit. De Rietmade vormt een afronding van de bestaande woonwijk. Uit een eerste inschatting van de haalbaarheid worden op de gebieden wenselijkheid, wet- en regelgeving en financieel geen belemmeringen verwacht.

Trede 3: Bouwen buiten stedelijk gebied

De regionale behoefte is op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied. Trede drie is niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch-, mobiliteits-, sociaal-, cultureel-, milieu- en natuurbeleid.


In de Structuurvisie heeft de provincie een aantal aandachtsvelden beschreven, waar een duidelijk provinciaal belang mee is gemoeid. Zo wil de provincie de regionale contrasten versterken, dient de basis van de provincie die wordt gevormd door water, natuur en cultuurhistorie te worden beschermd, moet er aandacht zijn voor ruimtelijke kwaliteit en is het streven een vitaal en divers landelijk gebied te ontwikkelen. Daarnaast moet er een sterk stedelijk netwerk worden ontwikkeld dat goed bereikbaar is, zodat de economische (internationale) concurrentiepositie van de afzonderlijke regio's in het stedelijk netwerk wordt vergroot. Er dient dan wel sprake te zijn van concentratie van verstedelijking in hoogstedelijke gebieden en rond knooppunten, waarbij een groene geleding tussen deze gebieden essentieel is.


Dit alles wil de provincie bereiken door een aantal rollen aan te nemen:

  • ontwikkelen; door het oprichten van een provinciaal Ontwikkelbedrijf.
  • beschermen, onder meer door het principe van zuinig ruimtegebruik te hanteren.
  • ordenen; door het opnemen van een groen/blauwe, een agrarische en een stedelijke structuur en infrastructuur.
  • stimuleren; door overleg, communicatie en samenwerkingsverbanden, waarbij de opgestelde gebiedspaspoorten als leidraad gelden.
  • regionale samenwerking.


Het principe van zuinig ruimtegebruik en de bescherming van waarden wordt verder uitgewerkt in de Verordening ruimte. In de Structuurvisie is specifiek beleid ontwikkeld voor de diverse structuren die hierboven zijn beschreven.

Het plangebied Rietmade Hoeven is voor het grootste gedeelte gelegen in het structuurvisiegebied “Kernen in het landelijk gebied”. Slechts de twee woningen in de bocht vallen binnen de structuurvisie aanduiding 'gemengd landelijk gebied', zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0012.png"

Afbeelding: structurenkaart

Binnen de kernen in het landelijk gebied acht de provincie alleen nog de opvang van de eigen verstedelijkingsbehoefte noodzakelijk. Dit komt voort uit de wens om de kernen in het landelijk gebied zoveel mogelijk te ontzien van grootschalige verstedelijking. De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).


In de Structuurvisie Halderberge en de Woonvisie geeft de gemeente aan hoe om te gaan met de lokale verstedelijkingsbehoefte en wordt bovendien gewaarborgd dat ontwikkeling passen bij de aard, maat en schaal van een kern. Het plan Rietmade Hoeven past binnen de Structuurvisie.

3.2.2 Verordening ruimte 2014

De te beschermen provinciaal ruimtelijke belangen zijn vastgelegd in de Verordening ruimte 2014. Deze verordening is op 10 juli 2015 door Provinciale Staten vastgesteld en op 15 juli 2015 in werking getreden. De verordening vormt het provinciaal toetsingskader voor ruimtelijke plannen en geeft regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

De onderwerpen die in de verordening staan, komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij één van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. Belangrijke onderwerpen in de Verordening ruimte zijn:

- ruimtelijke kwaliteit;

- stedelijke ontwikkelingen;

- natuurgebieden en andere gebieden met waarden;

- agrarische ontwikkelingen, waaronder de intensieve veehouderij

- overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0013.png"

Afbeelding: Verordening ruimte 2014

In de Verordening ruimte zijn de volgende artikelen relevant:

  • Artikel 3.
  • Artikel 4.


Artikel 3

In artikel 3.1 is een algemene zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit opgenomen. Kort samengevat stelt de Verordening dat in de toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording is opgenomen dat het plan bijdraagt aan de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Ruimtelijke kwaliteit is daarbij breed gedefinieerd, want ook bodemkwaliteit en waterhuishouding zijn naast landschappelijke en cultuurhistorische waarden onderdeel van de verantwoording.
Artikel 3.2 ziet op bestemmingsplannen buiten bestaand stedelijk gebied en is voor het plan Rietmade Hoeven niet van toepassing.


Artikel 4

In artikel 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied. Ten aanzien van nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied schrijft de Verordening voor dat in een toelichting bij een bestemmingsplan een verantwoording moet worden opgenomen dat de nieuwbouw past binnen de regionale woningmarktafspraken en de afgesproken harde plancapaciteit.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Halderberge

In de structuurvisie Halderberge, vastgesteld juni 2013, wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Halderberge op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025. De structuurvisie is het resultaat van een weging van verwachte ontwikkelingen en ambities van de gemeente, waarbij de ambities bescheiden zijn weggezet met het oog op de beperkte (financiële) middelen in de komende jaren. De structuurvisie biedt een kader met voldoende ruimte om nadere afwegingen te maken in de periode tot 2025.


In de periode 2003-2008 maakte Halderberge deel uit van de pilot “Bouwen binnen strakke contouren”. Op grond daarvan zijn binnen de contouren van de kernen voor een groot aantal locaties plannen ontwikkeld voor de bouw van woningen in diverse marktsegmenten. De visie van de gemeente bij locatieontwikkelingen is om sterker dan voorheen gebruik te maken van bestaand vastgoed. Als het vastgoed technisch en economisch verouderd is, komt herontwikkeling aan de orde. Eventuele cultuurhistorische waarden dienen bij de herontwikkeling zoveel mogelijk ingepast te worden, met het oog op versterking van de identiteit van de kernen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0014.png"

Afbeelding: analyse Hoeven

De fysieke grenzen van de bebouwing zijn bereikt. Binnen de grenzen van de kernen (zie bovenstaande analyse kaart) ligt de nadruk op:

  1. a. hergebruik en/of herontwikkeling van technisch en/of economisch verouderd vastgoed (woningvoorraad, bedrijfsruimte);
  2. b. een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, zowel in beleving als in functionaliteit;
  3. c. een goede verkeersafwikkeling en voldoende parkeergelegenheid nabij de centra;

Bij locatieontwikkelingen wordt sterker dan voorheen gebruik gemaakt van bestaand vastgoed. Als het vastgoed technisch en economisch verouderd is herontwikkeling aan de orde. Eventuele cultuurhistorische waarden dienen bij de herontwikkeling zoveel mogelijk ingepast worden, met het oog op versterking van de identiteit van de kernen. In het gebruik is echter veel flexibiliteit geboden; binnen de wettelijke normen van geluid, lucht en externe veiligheid wordt een sterkere menging van functies voorgestaan, vooral langs de historische bebouwingsstructuur in de kernen en de lintbebouwing buiten de kernen.

Het plangebied is niet specifiek aangeduid als ontwikkelingsslocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0015.png"

Afbeelding: strategiekaart

Op de strategiekaart is het plangebied aangegeven als 'behouden'. Binnen de kernen zijn alle bestaande wijken met wonen, winkels en voorzieningen, waar geen grootschalige herstructureringen op stapel staan, onder de strategie behouden geschaard. Kleinschalige aanpassingen in het gebied zijn toegestaan, maar dient een versterking te zijn van de huidige situatie en de kwaliteit, geen actieve benadering.

3.3.2 Woonvisie Halderberge

De Woonvisie Halderberge – diversiteit in kernkwaliteit is in december 2010 vastgesteld. De Woonvisie biedt de beleidskaders waarbinnen de gemeente de ontwikkeling van de woningvoorraad stuurt en afspraken maakt met corporaties en ontwikkelaars. Mede door de provinciale pilot Bouwen binnen strakke contouren, waaraan de gemeente in de periode 2003-2009 heeft deelgenomen, heeft de gemeente een ambitieus nieuwbouwprogramma voor de komende jaren. Zeker onder de huidige marktomstandigheden is het realiseren van dit programma een hele opgave. De woonvisie geeft aan welke nieuwbouwplannen passen binnen het woonbeleid en welke plannen op grond hiervan prioriteit verdienen. Deze woonvisie heeft betrekking op de periode tot en met 2015 met een doorkijk naar 2020.

Basis van de Woonvisie is een woningbehoefteraming, die door de provincie Noord-Brabant is uitgevoerd.

Uit een raming van het aantal inwoners is voor de gemeente Halderberge een licht dalende trend waarneembaar. De meest recente bevolkingsprognose van CBS uit oktober 2009 laat een meer gelijkmatig verloop zien: na een daling tussen 2010 en 2015 blijft de bevolking vrijwel stabiel. In het totaal neemt in deze raming de bevolking over circa 30 jaar gezien met 1.050 inwoners af. Door de gezinsverdunning (vooral als gevolg van de vergrijzing) leidt de lichte bevolkingsdaling nog niet tot een afname van de woningbehoefte. In de provinciale woningbehoeftenprognose wordt een benodigde groei van de woningvoorraad voorzien tot een piek van 13.290 in 2030.

Dit betekent voor de periode 1-1-2009 tot 1-1-2019 een gewenste uitbreiding van de woningvoorraad van circa 1.150 woningen. In de provinciale raming ligt de nadruk op de eerste vijf jaar (1-1-2009 tot 1-1-2014), waarin circa 750 woningen moeten worden gebouwd (150 woningen per jaar). Naast de raming door de provincie is er tevens een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd door SGBO (De woningmarkt in Halderberge 2008-2018, SBGO). Hieruit blijkt een behoefte van 180 woningen per jaar. In de Woonvisie zijn op basis van beide ramingen van de woningbehoefte uitgangspunten bepaald voor de woningbouw binnen de gemeente Halderberge. Dit heeft geleid tot onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0016.png"

De gewenste omvang van het nieuwbouwprogramma in de kern Hoeven bedraagt 580 woningen in de periode 2009 tot 2019, waarvan 360 in de eerste periode (2009-2014). Hoeven heeft de geprognosticeerde aantallen tot 2014 niet gehaald. Uit het woningmarktonderzoek blijkt dat er in Hoeven vooral behoefte bestaat aan meergezinskoop- en meergezinshuurwoningen en eengezinskoopwoningen. In het woningbehoeftenonderzoek zijn seniorenwoningen echter als meergezinswoningen beschouwd, dus er mag vanuit worden gegaan dat er tevens behoefte bestaat aan grondgebonden seniorenwoningen (voornamelijk in de huur- maar voor een deel ook in de koopsector).
In Hoeven blijkt in 2010 een gering aanbod te bestaan aan woningen voor starters. Uit het woningbehoeftenonderzoek blijkt in Hoeven de voorkeur van starters uit te gaan naar een goedkope of betaalbare koopwoning. Het nieuwbouwprogramma voor de kern Hoeven staat in onderstaande tabel.

Het aantal woningen dat is opgenomen in het programma, ligt lager dan de gewenste woningproductie. Het is wenselijk in Hoeven zo’n 580 woningen te realiseren, waarvan 360 in de eerste vijf jaar. Hierbij is rekening gehouden met een overcapaciteit van 30%. Het programma voorziet nu in 487 woningen, waarvan 255 in de eerste vijf jaar. De locatie Rietmade Hoeven wordt in de Woonvisie niet benoemd als een locatie om in de woningbouwopgave voor de kern Hoeven een bijdrage te leveren. In het woningbouwprogramma is rekening gehouden met de uitgifte van kavels ten behoeve van zelfbouw.

Bij de realisatie van nieuwe woningen moet het groene karakter van Hoeven worden gehandhaafd. Op nieuw te ontwikkelen locaties moeten qua stedenbouwkundige opzet groene en ruime buurten worden gerealiseerd. Nieuwe woningen moeten voorzien zijn van een tuin(tje) of een ruime buitenruimte. Hierdoor kan Hoeven de aantrekkingskracht voor mensen van buiten de kern ook in de toekomst behouden.

Om de doorstroming te bevorderen en om in de kwaliteitsbehoefte van gezinnen en senioren te voorzien, dient 30% van het nieuwbouwprogramma te bestaan uit middeldure koop en 30% uit dure koop.

3.3.3 Woningbouwprogramma 2015-2025

Het woningbouwprogramma 2015-2025 is gebaseerd op de provinciale bevolkings- en woningbehoefte prognose. De geprognotiseerde behoefte bestaat uit 895 woningen en het woningbouwprogramma bestaat uit 743 woningen. Hiervan zijn 111 woningen in Hoeven opgenomen. Het college heeft op 13 oktober 2015 besloten om 10 woningen in het woningbouwprogramma te reserveren voor het project Rietmade.


Aantal

Bij het opstellen van het bestemmingsplan 'Kom Hoeven' was het woningbouwprogramma gebaseerd op de bevolkings- en woningbehoefteprognose 2011. De behoefte aan woningbouw die uit deze prognose bleek kon geheel ingevuld worden met de projecten die opgenomen waren in het woningbouwprogramma 2012-2022. Gedurende de procedure van dit komplan is de actualisatie 2014 van de provinciale bevolkings- en woningbehoefte prognose verschenen. Uit deze prognose blijkt dat de vraag naar woningen groter geprognotiseerd wordt dan voorheen. Aangezien dit ongeveer gelijktijdig met de uitspraak van de Raad van State viel en het voorstelbaar is dat deze behoefte ook in Hoeven wordt ingevuld kunnen er vanuit volkshuisvesting geen harde argumenten gegeven worden om op de locatie van de Rietmade geen woningen toe te voegen in het middeldure koopsegment. Geadviseerd wordt om deze locatie te ontwikkelen na afronding van het plan Opperstraat omdat er dezelfde woningtypologieën mogelijk zijn. Vooralsnog zijn tien halfvrijstaande woningen ingetekend; het kan echter zijn dat er een aantal kavels wordt samengevoegd en verkocht voor een vrijstaande woning, afhankelijk van de vraag vanuit de markt.

3.3.4 Welstandsnota

Sinds 1 januari 2003 is het landelijk verplicht voor gemeenten om te werken met een vastgestelde welstandsnota. De praktijk heeft uitgewezen dat de welstandsnota in meerdere opzichten te beperkt en te streng is. Om deze reden is de welstandsnota versoepeld in Halderberge. De welstandsnota omschrijft de architectonische waarden van gebieden in de gemeente. Per gebied of object wordt beschreven op welk niveau getoetst moet worden. Dit om de architectonische kwaliteit bij verbouw of nieuwbouw te waarborgen.
Binnen de welstandsnota zijn gebiedsgerichte criteria opgenomen. De verschillende kernen van de gemeente Halderberge kennen ieder een eigen waardering. Het plangebied is, overeenkomstig de overzichtkaart gebiedsindelingen Halderberge, gelegen binnen het gebied "Agrarisch Buitengebied oude ontginningen" met de bijbehorende beschrijving en waardering.

Voor het onderhavige plangebied zijn de navolgende criteria voor het bestemmingsplan van belang:

  • Waardevolle kenmerken van het deelgebied, zoals omschreven in de gebiedsbeschrijving en de gebiedswaardering, dienen gehandhaafd te blijven;
  • Bebouwing voegt zich naar de omgeving en is niet dominant aanwezig;
  • Bij nieuwe ontwikkelingen langs een bebouwingslint moet het individuele plan duidelijk herkenbaar zijn als architectonische eenheid. De afwisseling van open ruimte en bebouwing met variabele afstanden tussen de gebouwen onderling en tot de openbare weg moet worden behouden;
  • Nieuwe bebouwing moet worden uitgevoerd met een kap;
  • Indien bij een aanbouw een kap wordt toegepast, moet de dakhelling gelijk zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw.

3.3.5 Kadernota parkeren

In de Kadernota Parkeren 2012 – 2016 heeft de gemeente Halderberge de parkeernormen voor nieuwe ontwikkelingen vastgelegd. Er wordt aangesloten bij de CROW-normen, waarbij er een onderverdeling is gemaakt in deelgebieden. Deze deelgebieden sluiten aan bij de CROW-indeling van centrum, schil/overloopgebied en rest van de bebouwde kom. plangebied is opgenomen in deelgebied Overig.

Op basis van de CROW-normen heeft de gemeente Halderberge in de Kadernota parkeren 2012 – 2016 normen voor verschillende deelgebieden opgenomen.

Voor een uitgebreide motivering van het parkeervraagstuk wordt verwezen naar 4.5.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Geluid

4.1.2 Bodem

4.1.3 Externe veiligheid

4.1.4 Obstakelvlakken vliegveld Seppe

Op en rond vliegveld Seppe gelden, op grond van regels van de International Civil Aviation Organisation (ICAO), obstakelvlakken in verband met de veiligheid van het luchtvaartverkeer.
Doel hiervan is het luchtruim op en rond luchthavens vrij te houden van (hoge) objecten om zodoende de vliegtuigoperaties van en naar de luchthaven veilig te kunnen uitvoeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP2009-C002_0019.png"

Afbeelding; obstakelvlakken


De obstakelvlakken bestaan uit een invliegfunnel in de directe nabijheid van de starten landingsbaan, die overgaat in een horizontaal vlak op een hoogte van 45 meter boven het maaiveldniveau van de luchthaven (9,14 meter boven NAP). Dit horizontale vlak gaat over in een oplopend vlak, dat oploopt tussen de 45 en 100 meter boven het maaiveldniveau van de luchthaven. Vervolgens is sprake van een horizontaal vlak op een hoogte van 100 meter boven het maaiveldniveau van de luchthaven. In verband met de luchtvaartveiligheid mag geen bebouwing worden opgericht die hoger is dan deze obstakelvlakken.


In de algemene aanduidingsregels zijn de hoogtebeperkingen opgenomen die hieruit voortvloeien. De hoogtes zijn gerelateerd aan het NAP.

4.1.5 Bedrijven en milieuzonering

4.1.6 Luchtkwaliteit

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

4.2.2 Cultuurhistorie

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht in het bestemmingsplan met cultuurhistorische waarden rekening te houden. In deze paragraaf is een beoordeling opgenomen over eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.3 Water

4.3.1 Wettelijk kader

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld.

Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor geldt het Barro.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.

De waterschappen hebben een bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten hebben verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.

Nationaal Bestuursakkoord Water

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.

In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.

In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort.

Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een ‘goede ecologische toestand’ (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een ‘goed ecologisch potentieel’ (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn.

Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.

Provinciaal niveau

De hierboven genoemde Europese en nationale richtlijnen zijn door de provincie Noord-Brabant op het gebied van water doorvertaald in een regionaal waterplan “Provinciaal Waterhuishoudingsplan 2010-2015”. Hierin staan op hoofdlijnen de doelen die de provincie wil bereiken op het gebied van water en op welke wijze deze te realiseren. Op punten waar de provincie meer in detail wil regelen hoe met water om te gaan is dit vastgelegd in Provinciale Verordeningen. Voor water zijn de volgende drie verordeningen van belang: de Verordening Water, Verordening Ruimte en de Provinciale Milieuverordening.
In de Verordening Water zijn regels opgenomen voor het waterbeheer. Zo zijn er normen gesteld voor de regionale waterkeringen en voor wateroverlast. Ook zijn in de verordening voorschriften opgenomen voor grondwateronttrekkingen waarvoor de provincie het bevoegd gezag is.

Binnen het plangebied liggen geen regionale waterkeringen. De norm voor wateroverlast is gesteld op 1 keer per 100 jaar als werknorm voor stedelijk gebied conform het NBW.

De Verordening ruimte Noord-Brabant bevat regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Met betrekking tot water gaat het om de volgende onderwerpen:

  • regionale waterbergingsgebieden en reserveringsgebieden waterberging,
  • beschermingszones voor grondwaterwinningen voor de openbare drinkwatervoorziening (zie PMV)
  • hoogwaterbescherming.


In de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant zijn milieuregels opgenomen die het grondwater, dat is bestemd voormenselijke consumptie, moeten beschermen. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn onderverdeeld in verschillende gebieden waarin voor bedrijven bijzondere bepalingen gelden:

  • waterwingebieden (vroeger de 60-dagenzone);
  • beschermingszones (vroeger de 10 en 25 jaarszone);
  • boringsvrije zones.


Het plan is niet gelegen in een beschermingsgebied zoals aangeduid in de Verordening ruimte of de Provinciale milieuverordening.


Regionaal niveau

Het Provinciaal waterhuishoudingsplan is door Waterschap Brabantse Delta geconcretiseerd in een Waterbeheerplan, de Beleidsregel Waterwet en de waterschapsverordening (Keur 1 maart 2015). Hierin wordt onderscheid gemaakt in volledig Beschermde gebieden en Attentiezones (beschermde gebieden waterhuishouding) en beperkt Beschermde gebieden(bescherming landbouw/landschap/natuur).


Beleid waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits en - kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer.


Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2010-2015, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie.


Het waterschap heeft in een toetsingskader RO "De ruimte blauw geordend" aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/ speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd.
De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta. Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie.

Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de "beleidsregel hydraulische randvoorwaarden 2009".

In het Ontwerp waterbeheerplan 2016 -2021 van het Waterschap Brabantse Delta is in de paragraaf Zoetwatervoorziening nog het volgende opgenomen wat relevant is voor de ontwikkeling.

Het voorzieningenniveau is een nieuwe term in deze planperiode. Het betreft de beschikbaarheid van zoetwater in normale en droge situaties in een gebied. Het gaat hierbij om oppervlakte- en grondwater, kwantiteit en kwaliteit (indien van toepassing). Het voorzieningenniveau geeft daarmee de grens van de overheidsverantwoordelijkheid (en waar die van de burger begint) en biedt transparantie en handelingsperspectief aan watergebruikers. De uitwerking loopt via een gezamenlijk proces van overheden en gebruikers.

De doelen van het voorzieningenniveau zijn:

  • handelingsperspectief bieden: aangeven wat het Rijk, de regio en gebruikers van elkaar kunnen verwachten in normale en droge situaties
  • Afstemming tussen zoetwatervoorziening en ruimtelijke ordening versterken.
  • Vergroten van het waterbewustzijn en het stimuleren van zuinig watergebruik.
  • Vergroten van de doelmatigheid en duurzaamheid van de watervoorziening door de inspanningen van Rijk, regio en gebruikers op elkaar af te stemmen.

In de uitvoering van maatregelen houdt het waterschap altijd rekening met de dan bekende ontwikkelingen, zoals de klimaatscenario's van het KNMI voor 2050). De verwachte klimaatveranderingen hebben een forse impact op het waterbeheer: meer extremen in droge en natte perioden, maar ook toename van plaagsoorten en meer kwaliteitsproblemen door warmer oppervlaktewater. Voor de afvalwaterketen is het van belang om het regenwater zoveel mogelijk (vertraagd) naar het watersysteem af te voeren. Op dit punt hebben burgers en bedrijven een belangrijke eigen verantwoordelijkheid om zo min mogelijk water van verharde oppervlakken via de riolering af te voeren. Opvangen en afvoeren van extreme neerslag via de riolering is niet kosteneffectief. Bij een robuuste afvalwaterketenbeheer wordt de bestaande infrastructuur in de eerste plaats ingezet voor het verwerken van afvalwater,

in tweede instantie voor de verwerking van relatief vuile regenwaterstromen en in de derde plaats voor de afvoer van relatief schone hemelwaterstromen indien dit toch de enige oplossing is voor een lokale situatie. Een voorziening voor vertraagde afvoer van regenwater. Het gezuiverde water wordt geloosd op het watersysteem. Het beïnvloedt de kwaliteit

van het oppervlaktewater, maar veroorzaakt bij normale bedrijfsvoering geen waterkwaliteitsknelpunten.

Voor een robuust watersysteem is het volgende van belang:

  • Er moet voldoende dynamiek zijn in peilen en afvoerkarakteristieken. Enerzijds omin te kunnen spelen op weersverwachtingen om meer water vast te houden in droge perioden en om voldoende bergingscapaciteit te hebben bij aanhoudende natte perioden. Anderzijds om een betere ecologische waterkwaliteit te bereiken met een groter zelf herstellend vermogen.
  • De bodem wordt optimaal benut om water te kunnen vasthouden en uitspoeling van stoffen te voorkomen. Door het intensievere landgebruik is de bodem namelijk uitgeput geraakt (De Bodem onder ons bestaan, 2009, Altera rapport 1908). Het organische stofgehalte en het bodemleven is achteruit gegaan. Door intensieve drainage en verstedelijking is bovendien de grondwateraanvulling beperkt. Het watersysteem kan deze versnelde afvoer samen met de klimaatsveranderingen niet zomaar opvangen. Een verandering naar zo traag mogelijk afvoeren van water en het reserveren van meer ruimte voor water en natte zones is daarom noodzakelijk.
  • Plaagsoorten mogen geen bedreiging vormen voor waterhuishoudkundige functies (geen toename aan risico's voor mens, milieu of economie). Het gaat dan om bijvoorbeeld muskusratten, parelvederkruid, grote waternavel en blauwalgen. In de planperiode werkt het waterschap, samen met partners, de klimaatadaptatiestrategieën van het nationale deltaprogramma verder uit in maatregelen die passen bij het gebied.

Waterplan Halderberge (2004)

Het Gemeentelijk Waterplan Halderberge, vastgesteld 30 september 2004, is een gezamenlijk beleidsplan voor watersysteem en waterketen in Halderberge van alle betrokken overheden: Gemeente Halderberge, Waterschap Brabantse Delta, BrabantWater en Provincie Noord-Brabant. De aanleiding voor het opstellen van het waterplan is dat het beheer van watersysteem en waterketen over verschillende partijen is versnipperd. De opstellers beogen met een gezamenlijk plan beleid en uitvoering beter op elkaar af te stemmen, met een beter rendement tot gevolg.
Het Gemeentelijk Waterplan Halderberge is opgehangen aan 6 thema's:

  • samen werken aan water;
  • water en kwantiteit;
  • water en kwaliteit en ecologie;
  • watervoorziening, watergebruik, riolering en afvalwaterzuivering;
  • water en ruimte;
  • gebruik, beleving en cultuurhistorie.

Knelpunt in verschillende kernen is het optreden van wateroverlast als gevolg van te geringe capaciteit van de riolering. Dit komt doordat het aangesloten verhard oppervlak veel groter is dan in het verleden is aangenomen en waarop derhalve de riolering gedimensioneerd is. Daarnaast treedt op verschillende locaties overlast van grondwater en soms oppervlaktewater op.
In het maatregelenprogramma zijn de maatregelen van het waterplan opgenomen, waaronder uitvoeringsmaatregelen, zoals de aanleg van een bergbezinkbassin of het inrichten van gebieden voor de waterberging. Het oplossen van wateroverlast door grondwater of als gevolg van een te geringe capaciteit van de riolering neemt in het maatregelenprogramma een belangrijke plaats in.

Dit betekent dat bij de ontwikkeling goed gekeken zal worden naar de gevolgen voor de waterhuishouding binnen en in de omgeving van het plangebied.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan

Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2014 is vervangen door het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2014-2019, vastgesteld november 2013. Het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente Halderberge geeft aan hoe de gemeente het rioleringsstelsel in de diverse kernen van de gemeente wil beheren, onderhouden, verbeteren en uitbreiden.

De doelen voor de planperiode 2014-2019 zijn als volgt:

  1. 1. Inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerd stedelijk afvalwater;
  2. 2. Doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  3. 3. Het voorkomen van overlast of onderlast van de grondwaterstand;
  4. 4. Het transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt;
  5. 5. Ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem, grondwater voorkomen;
  6. 6. Zorgen dat zo min mogelijk overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt.

Hierbij is van belang dat de definitie van stedelijk afvalwater ten opzichte van voorheen beter is omschreven, zodat tegenwoordig duidelijk onderscheid wordt gemaakt in (stedelijk) afval- en hemelwater. Stedelijk afvalwater omvat

huishoudelijk water of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. Hemelwater wordt, zolang het niet in aanraking komt met ander afvalwater of verontreinigingen, niet meer beschouwd als afvalwater.

Naast de beheerstaken dienen in de planperiode 2014-2019 de volgende

activiteiten te worden verricht:

  • Actualisering BRP’s
  • Opzetten grondwatermeetnet
  • Opzetten waterloket
  • Opstellen hemelwaterstructuurplan
  • Diverse maatregelen ten behoeve van het verbeteren hydraulisch functioneren
  • Doelmatig afkoppelen verhard oppervlak
  • Deelnemen aan OAS Studie

4.3.2 Onderzoek

Binnen de planlocatie worden maximaal 10 (half)vrijstaande woningen gerealiseerd. Op dit moment heeft de locatie een erf-/ tuinfunctie en is grotendeels onverhard. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een ruimtelijke procedure noodzakelijk. Een verplicht onderdeel hierin vormt de watertoets. De watertoets is in essentie een procesinstrumentmet als doel te komen tot een betere inbreng van wateraspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Dit moet uiteindelijk leiden tot een goed functionerend en beheersbaar ontwerp van de waterhuishouding en de riolering voor het plangebied, dat aansluit op het vigerende beleid van het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente. Hiertoe worden in dit stadium de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het ontwerp van de waterhuishouding en riolering uitgewerkt en eventuele kansen of knelpunten voor het ruimtelijk planproces gesignaleerd.

4.3.3 Conclusie

De toename verhard oppervlakte is kleiner dan 2000m2. Door de ontwikkelaar wordt echter wel een infiltratiebassin/wadi aangelegd voor de opvang van regenwater. De aanleg en gebruik van de wadi is tevens geborgd in de regels. De waterhuishoudkundige situatie is opgelost binnen de planlocatie, het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Het aspect water is reeds voorbesproken met het waterschap. De uitwerking zal plaatsvinden in overleg met gemeente en waterschap.

4.4 Flora En Fauna

4.4.1 Wettelijk kader

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (o.a. Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet). Met deze wetten zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale Flora- en fauna wetgeving. Onder gebiedsbescherming valt ook de toetsing aan het provinciaal ecologisch beleid, waarmee bepaalde gebieden en landschaps-elementen worden beschermd, zoals de Ecologische Hoofdstructuur en het weidevogelgebied.

4.4.2 Onderzoek

4.4.3 Conclusie

Flora en fauna vormt geen belemmerend aspect voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor de uitvoering van de geplande ruimtelijke ontwikkeling is derhalve geen ontheffing van de Ffw nodig. Mogelijk is voor het kappen van de bomen langs het terrein een vergunning nodig.

4.5 Verkeer En Parkeren

In deze paragraaf wordt ingegaan op de aspecten parkeren, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

4.5.1 Onderzoek

Dit bestemmingsplan maakt maximaal 10 extra woningen ten opzichte van de bestaande situatie mogelijk. Dit levert een andere parkeer- en verkeerssituatie op. De gemeentelijke kadernota parkeren 2012-2016 geldt als uitgangspunt.

Met de omwonenden wordt nader overleg gevoerd over de verkeersafwikkeling van bouwverkeer. Het bouwverkeer voor deze locatie wordt waar mogelijk gereduceerd en bij voorkeur via een eenzijdige verkeerscirculatie afgewikkeld.

Het streven is om het bouwverkeer door de Rietmade te leiden door aan de aansluiting vanaf de president Hopstakenlaan de Rietmade in te rijden en via de andere uitrit de Rietmade te verlaten. Hierdoor kan de verkeersdruk binnen de Rietmade worden verdeeld en de overlast worden beperkt. Ook is het streven om de bouwtransporten zo veel mogelijk te concentreren op een aantal dagen.

Ten aanzien van het bouw- en woonrijp maken geldt het principe van een gesloten grondbalans., waardoor de afvoer van grond uit het gebied minimaal zal zijn. Alleen voor het aanbrengen van het zandbed onder de verharding zal extra zand moeten worden aangevoerd.

4.5.2 Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Bro. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.


Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

5.1.1 beoordeling

Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De ontwikkelingskosten worden geheel door de initiatiefnemer gedragen.
Op grond van artikel 6.2.1 Bro is er sprake van een ‘aangewezen bouwplan’. Derhalve dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen of het verhaal van kosten van de grondexploitatie ‘anderszins te verzekeren’. Initiatiefnemer voert voor eigen rekening en risico de bouwwerkzaamheden geheel op eigen terrein uit. Hiermee is sprake is van een financieel uitvoerbaar plan. Voor dit bestemmingsplan is afgezien van een exploitatieplan aangezien het kostenverhaal anderzins is verzekerd. De gemeente Halderberge heeft op 16 november 2015 met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin ook de verantwoordelijkheid voor eventuele planschadekosten en civiele zaken worden vastgelegd (collegebesluit 13 oktober 2015).

5.1.2 Conclusie

De economische uitvoerbaarheid van het onderhavige plan is verzekerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 van het Bro bepaalt dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan het College van Burgemeester en Wethouders overleg voert met betrokken instanties en overheden. In het kader van het vooroverleg wordt kennisgeving gedaan bij verschillende belanghebbende organisaties en overheden.

Met de buurt heeft inmiddels een informatief gesprek plaats gevonden op 7 september 2015.

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening jo artikel 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht is overleg voorgeschreven met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De gemeente Halderberge heeft de volgende instanties in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken de opmerkingen over het voorontwerp-bestemmingsplan te maken:

  1. 1. Brandweer Midden- en West-Brabant
  2. 2. Delta Netwerkbedrijf B.V.
  3. 3. Gasunie Transport Services B.V.
  4. 4. Provincie Noord-Brabant
  5. 5. Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
  6. 6. Waterschap Brabantse Delta
  7. 7. Ministerie van Defensie
  8. 8. Rijkswaterstaat
  9. 9. ZLTO
  10. 10. Cultureel erfgoed

Bovengenoemde instanties (nr. 2-5) hebben aangegeven geen belangen in onderhavig plangebied te hebben of betrokken ruimtelijke aspecten gaven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

De brandweer (1) heeft in het kader van externe veiligheid het standaardadvies 2015 voor gemeente Halderberge van toepassing verklaard. De bijlage is opgenomen in het bestemmingsplan.

Waterschap Brabantse Delta (6) heeft een positief wateradvies gegeven met nog een aantal aandachtspunten met betrekking tot de wadi, GHG, ontwateringsdiepte, milieuvriendelijke bouwmaterialen en de Keur. De opmerkingen zijn in overleg met het waterschap verwerkt in het bestemmingsplan.

De instanties 7-10 hebben zich onthuoden van een reactie.

De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 6 Vooroverlegreacties.

Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan Rietmade Hoeven heeft met diverse bijlagen ter inzage gelegen op het gemeentehuis in Oudenbosch alsmede digitaal via www.ruimtelijkeplannen.nl, vanaf 21 januari t/m 2 maart 2016. Van de terinzage is een bekendmaking geplaatst in de Halderbergse Bode en de Staatscourant op 20 januari 2016. Tijdens de inzage periode heeft de initiatiefnemer de buurt geinformeerd. Eenieder is in de gelegenheid gesteld bij de gemeenteraad van Halderberge een zienswijze in te dienen.

Tijdig, voor 2 maart 2016, is een viertal verschillende zienswijzen ingediend. In een separate zienswijzennota zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Daarbij is aangegeven of de opmerkingen leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Samenvattend zijn de vier zienswijzen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan Rietmade Hoeve ongegrond met uitzondering van de onderdelen 1a (waarborgen stedenbouwkundige uitgangspunten als er vrijstaande woningen komen) en 3p (hoogtemaatvoering verbeelding afstemmen op bouwplan). Genoemde onderdelen zijn gegrond en zin aangepast in het vastgestelde bestemmingsplan.

Tussenuitspraak / bestuurlijke lus

Op 26 mei 2016 heeft de gemeenteraad van Halderberge het voorliggende bestemmingsplan vastgesteld. Het bijbehorende vaststellingsbesluit is opgenomen in Bijlage 7 1e raadsbesluit / vaststellingsbesluit 26 mei 2016 bij dit bestemmingsplan.

Op 12 april 2017 is er uitspraak gedaan inzake het ingediende beroep tegen het bestemmingsplan Rietmade Hoeven. Het voorliggende bestemmingsplan wordt opnieuw vastgesteld naar aanleiding van een tussenuitspraak / bestuurlijke lus van de Raad van State (Uitspraak 201605495/1/R2). De uitspraak van de Raad van State is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.

Het betoog dat gegrond werd verklaard had betrekking op het waarborgen van de aanleg van een wadi. De Raad van State heeft besloten dat de wadi als voorwaardelijke verplichting in het plan opgenomen moet worden. Vanwege het ontbreken van deze voorwaardelijke verplichting was het plan in zoverre in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de raad van de gemeente Halderberge opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak, - met inachtneming van overweging 7.1 (Uitspraak201605495/1/R2) het daar omschreven gebrek (met betrekking tot de wadi) te herstellen, en de Afdeling de uitkomst mede te delen en de wijziging van het besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State is in de bestemming 'Groen' opgenomen dat de gronden mede zijn bestemd voor een wadi.

Het is nu onderdeel van de omgevingsvergunning, zie hieronder toegevoegde sublid bij de gebruiksregels van artikel 5 Wonen.

In het artikel aangaande de bestemming Wonen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen onder de gebruiksregels met een koppeling naar de omgevingsvergunning. Hierin is geregeld dat de hoofdgebouwen pas in gebruik kunnen worden genomen als binnen een termijn van twee maanden na oplevering van de laatste woning, binnen de bestemming Groen een wadi is gerealiseerd en deze wordt gehandhaafd. In het betreffende lid is ook de vereiste diepte en bergend vermogen in m3 van de wadi geregeld en tevens de borging van de huisaansluiting op het schoonwater stelsel.

Het eerste raadsbesluit van 26 mei 2016 en de tussenuitspraak van de Raad van State van 12 april 2017 zijn als bijlage Bijlage 7 en Bijlage 8 toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan. De versiecode is opgehoogd van C001 naar C002.

Het bestemmingsplan Rietmade Hoeven wordt gewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Plansystematiek

Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels van bestemmingsplan 'Kom Hoeven'.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Indeling bestemmingen

De regels zijn opgebouwd als volgt:

Hoofdstuk 1: "Inleidende regels" bevat een artikel met begripsbepalingen.
Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de "wijze van meten". Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: "Bestemmingsregels". In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform SVBP 2012), in zoverre deze relevant zijn

voor het betreffende artikel:

  • Bestemmingsomschrijving

hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (m.a.w. voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd).

  • Bouwregels

in deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen.

  • Afwijken van de bouwregels

in deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag (doorgaans burgemeester en wethouders) ten aanzien van bepaalde bouwregels door middel van het verlenen van een (binnenplanse) omgevingsvergunning.

  • Specifieke gebruiksregels

in de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming.

  • Afwijken van de gebruiksregels

deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van de gebruiksregels.

  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden

in deze bepaling is opgenomen voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.


Hoofdstuk 3: "Algemene regels" bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. De volgende artikelen zijn in dit hoofdstuk opgenomen:

  • Anti-dubbeltelregel

Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

  • Algemene bouwregels:

In dit artikel is een afwijkingenregeling, een regeling voor ondergeschikte bouwdelen en een regeling voor ondergronds bouwen opgenomen.

  • Algemene gebruiksregels:

In dit artikel is strijdig gebruik opgenomen dat geldt voor alle bestemmingen binnen het bestemmingsplan. Het gaat onder meer om

- een seksinrichting;

- een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend of indien deze bestaand is.

  • Algemene aanduidingsregels:

In dit artikel is een regeling opgenomen voor de obstakelvrije zone middels de aanduidingen Luchtvaartverkeerzone 10.

  • Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn enkele algemene afwijkingsregels opgenomen, zoals een afwijking van de maatvoering van 10 %.

Hoofdstuk 4: "Overgangs- en slotregel" bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

  • Overgangsrecht

in dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.

  • Slotregel

in deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

6.2.2 Toelichting bestemmingen

In dit hoofdstuk wordt de beheersregeling van het voorliggende bestemmingsplan nader gemotiveerd.

Groen

De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en spelvoorzieningen, water, waterberging, wadi, parkeren e.d. is toegestaan. Het onderscheid met de bestemming ‘Verkeer’ is gelegen in het feit dat groenvoorzieningen een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden.

Verkeer

Deze bestemming is opgesteld voor de openbare verkeersruimte binnen de woonwijk. De woonstraten, aanliggende trottoirs, parkeerplaatsen, bermen en beplantingen zijn in deze bestemming opgenomen.

Een algemene bestemming voor zowel de verharding als het aanliggende groen maakt een eventuele herinrichting van het openbare gebied eenvoudiger te regelen.

Wonen

Het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Bij het beheer van de woningvoorraad wordt het gemeentebestuur regelmatig geconfronteerd met vragen ten aanzien van de uitbreiding van de woning en het bouwen van bijgebouwen e.d. Het bestemmingsplan geeft het noodzakelijk kader aan.

Het gebruik van de woning richt zich natuurlijk op wonen. Er kan in de praktijk ook een behoefte worden waargenomen om aan huis een beroep of bedrijf uit te oefenen. Deze vormen van medegebruik kunnen leiden tot overlast op de

omgeving; vooral wanneer activiteiten publieksaantrekkend zijn, is die kans aanwezig. Daarom is gekozen voor een regeling waarbij een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij recht is toegestaan, mits het gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten zijn enkel mogelijk via een omgevingsvergunning en onder een aantal stringente voorwaarden.

In het kader van het beleid omtrent arbeidsmigranten is in de woonbestemming een regeling opgenomen teneinde kamerverhuur toe te kunnen staan middels een omgevingsvergunning.

Bouw- en gebruiksregeling

In de bestemming "Wonen" wordt een regeling gegeven ten aanzien van de opbouw en het gebruik van de woonkavels.

Daarbij is een bouwvlak een vlak voor bijgebouwen aangegeven op de verbeelding.

In de gebruiksregels lid 5.4.3 is een voorwaarlijke verplichting, gekoppeld aan de omgevingsvergunning, opgenomen voor het realiseren en instandhouden van de wadi. Hierin is geregeld dat de hoofdgebouwen pas in gebruik kunnen worden genomen als binnen een termijn van twee maanden na oplevering van de laatste woning, binnen de bestemming Groen een wadi is gerealiseerd en deze wordt gehandhaafd. In het betreffende lid is ook de vereiste diepte van 65 cm en bergend vermogenvan 225 m3 van de wadi geregeld en tevens de borging van de huisaansluiting op het schoonwater stelsel.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Standaardadvies 2015 Veiligheidsregio

Bijlage 3 Standaardadvies 2015 Veiligheidsregio

Bijlage 4 Grondwaterstanden

Bijlage 4 Grondwaterstanden

Bijlage 5 Flora En Fauna

Bijlage 5 Flora en fauna

Bijlage 6 Vooroverlegreacties

Bijlage 6 Vooroverlegreacties

Bijlage 7 1e Raadsbesluit / Vaststellingsbesluit 26 Mei 2016

Bijlage 7 1e raadsbesluit / vaststellingsbesluit 26 mei 2016

Bijlage 8 Tussenuitspraak / Bestuurlijke Lus Raad Van State

Bijlage 8 Tussenuitspraak / bestuurlijke lus Raad van State