Omleggen AWP-leiding Hoeven
Wijzigingsplan - gemeente Halderberge
Vastgesteld op 14-07-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het wijzigingsplan 'Omleggen AWP-Leiding Hoeven' met identificatienummer NL.IMRO.1655.BPW6036-VA01 van de gemeente Halderberge.
1.2 Moederplan
Het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingplan Buitengebied Halderberge', meer specifiek de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1655.BP6009-C002 met bijbehorende Regels, Verbeelding, Toelichting en bijlagen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Leiding
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, met daarbij behorende belemmeringenstrook mede bestemd voor:
- a. een rioolleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
- b. bijbehorende voorzieningen waaronder de leidingafsluiterlocatie.
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
2.2 Bouwregels
Op de gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende leidingen.
2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 2.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de overige bestemmingen van deze gronden, mits door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leidingen, de bebouwing geen belemmering vormen voor de aanleg en instandhouding van de betreffende leidingen en vooraf advies is ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Algemene Aanduidingsregels
3.1 Leiding - buiten gebruik
Ter plaatse van de aanduiding 'Leiding - buiten gebruik' vervalt de in het Moederplan opgenomen dubbelbestemming ´Leiding´.
Artikel 4 Overige Regels
Voor dit plan gelden verder, voor zo ver van toepassing, de regels behorende bij het Moederplan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Omleggen AWP-leiding Hoeven' van de gemeente Halderberge.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Bijna al het afvalwater in het westelijk deel van West-Brabant, tussen Moerdijk en de
Westerschelde, wordt getransporteerd door de AfvalWaterPersleiding (AWP) in beheer bij
het waterschap Brabantse Delta (WBD). Dit water wordt gezuiverd op de
rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Bath en geloosd op de Westerschelde bij Waarde.
Net buiten Hoeven, in de gemeente Halderberge, is een deel van deze leiding gelegen tussen de Moleneindsestraat en de Palingstraat. Het Waterschap wil een deel van de leiding (150 meter), gelegen achter en deels onder de plantenkwekerij aan de Moleneindsestraat 52, verleggen om de bestaande kassen heen. In figuur 1.1 is het huidige tracé van de leiding ter plaatse van de omlegging opgenomen.
Figuur 1.1 Huidig leiding tracé (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen op het achterste deel van de gronden die behoren tot de Plantenkwekerij aan de Moleneindsestraat 52 te Hoeven en de gronden die daar achter zijn gelegen in de richting van de Palingstraat. Het betreft de percelen kadastraal bekend gemeente Halderberge, sectie L, nummers 252 en 452 (zie figuur 1.1).
Figuur 1.2.1 Ligging van het plangebied (rode cirkel) (Bron: www.google.nl/maps )
Figuur 1.2.2 Plangebied gezien vanaf de Palingstraat. (Bron: www.google.nl/maps)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan “Eerste herziening bestemmingsplanBuitengebied Halderberge”, vastgesteld op 14 december 2017. De gronden hebben binnen dit plan de bestemming 'Agrarisch', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en (deels) binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – permanente teelt ondersteunende voorzieningen'. Het aanleggen van een rioolleiding binnen de bestemming 'Agrarisch' is in strijd met het vigerend bestemmingsplan. De aanwezige Afvalwaterpersleiding (zie de blauwe lijn in figuur 2.1) is gelegen binnen de dubbelbestemming 'Leiding'. Figuur 2.1 Huidig gebruik en leiding tracé (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In artikel 25.5 van het genoemde bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de dubbelbestemming Leiding en/of een aanduiding voor een hartlijn te wijzigen en/of gedeeltelijk te verwijderen, als de betreffende leiding van ligging wijzigt dan wel is verwijderd.
In dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.
1.4 Opzet En Inhoud Plan
Het wijzigingsplan 'Omleggen AWP-leiding Hoeven' met identificatienummer NL.IMRO.1655.BPW6036-VA01 bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:
- verbeelding
- planregels.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende plan.
De toelichting is niet juridisch bindend, maar is niettemin een belangrijk document bij het wijzigingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het plan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het wijzigingsplan vooraf is gegaan.
Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan.
1.5 Leeswijzer
- In hoofdstuk 2 Planbeschrijving wordt de inhoud van het voornemen beschreven;
- In hoofdstuk 3 Beleid is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied;
- de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 Planologische en milieutechnische aspecten beschreven;
- in hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
- hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid, heeft betrekking op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Het nieuwe, om te leggen, tracédeel (zie de rode en groene lijn in figuur 2.2) ligt buiten de dubbelbestemming 'Leiding'. Het aanleggen van een riool-leiding binnen de bestemming 'Agrarisch' zonder de dubbelbestemming 'Leiding' is in strijd met het vigerend bestemmingsplan.
Bovendien zou de leiding na aanleg niet van een planologische bescherming zijn voorzien, omdat op de nieuwe locatie geen dubbelbestemming 'Leiding' ligt.
het bestemmingsplan “Eerste herziening bestemmingsplanBuitengebied Halderberge” voorziet in artikel 25.5 in een Wijzigingsbevoegdheid waarmee het voornemen mogelijk kan worden gemaakt. Middels het Wijzigingsplan kan het college van Burgemeester en Wethouders over een lengte van 150 meter de dubbelbestemming 'Leiding' toevoegen aan de agrarische bestemming. Van dit tracé van 150 meter zullen circa 60 meter (rode lijn figuur 2.2) middels een gestuurde borging worden aangebracht. De overige circa 90 meter (groene lijn figuur 2.2) zullen middels een openontgraving worden aangelegd. Ter plaatse van het 'oude' tracé (paarse lijn figuur 2.2) zal de dubbelbestemming met een specifieke aanduiding worden verwijderd, door het opnemen van de aanduiding 'Leiding - buiten gebruik'.Figuur 2.2 Huidige leiding in blauw en paars, nieuwe omleiding in rood en groen
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op het beleid dat relevant is voor het plangebied.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
De kaders van het rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte(SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als uitgangspunt 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.
De SVIR omvat drie hoofddoelen, die als volgt zijn geformuleerd:
- 1. Concurrerend
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; - 2. Bereikbaar
Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; - 3. Leefbaar en veilig
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. De nationale belangen hebben onder andere betrekking op ruimte voor waterveiligheid, behoud van nationale unieke cultuurhistorische kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur.
Conclusie
De juridische borging van de nationale belangen is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 3.2.3) .
3.2.2 Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro)
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geborgd. Dit besluit is in werking getreden op 30 december 2011. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met regels voor de andere beleidskaders uit de SVIR en tevens uit het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).
Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro en het Rarro. Voor het plangebied zijn het Barro en Rarro niet van invloed.
3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe beter te borgen is sinds 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:
- 1. Er moet worden nagegaan of het bij de nieuwe ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt door het wijzigingsplan, gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
- 2. Als het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet worden beschreven dat er daadwerkelijk voldoende vraag bestaat naar deze ontwikkeling.
- 3. Als er voldoende vraag naar de nieuwe stedelijke ontwikkeling bestaat, moet de vraag worden beantwoord of bestaand stedelijk gebied (of bestaande bebouwing) de ruimte voor deze ontwikkeling niet kan bieden.
In deze toelichting van dit wijzigingsplan wordt verder aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
3.2.4 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De treden van de ladder worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
- de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling;
- indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de nieuwe laddersystematiek. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten.
Het omleggen van de Afvalwaterpersleiding is geen stedelijke ontwikkeling en derhalve is een motivatie van de Ladder niet noodzakelijk.
3.2.5 Conclusie
De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid.
3.3 Provinciaal/regionaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant
In december 2018 heeft de provincie de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Omgevingsvisie bevat strategische doelen voor de langere termijn. De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen: concrete doelen voor bijvoorbeeld natuur, veiligheid, milieu en ruimtelijke kwaliteit staan nu nog in bestaande plannen, zoals de Structuurvisie ruimtelijke ordening, die in de paragraaf hierna aan de orde komt.
3.3.2 Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 – partiële herziening 2014
De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de Interim omgevingsverordening ruimte, waarin de kaderstellende elementen uit de Svro zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
De provincie beschrijft 4 ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Voor iedere structuur formuleert de provincie ambities en beleid. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. Maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk.
Het uitgangspunt van de beschermende rol is zorgvuldig ruimtegebruik. Bij ruimtelijke
afwegingen betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering
of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw
ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen. Bij ontwikkelingen buiten bestaand
bebouwd gebied wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een investering in
het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. Het
bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit is dan ook genoemd als een van de principes
voor ruimtelijke ontwikkeling. Aandachtspunten zijn:
- Zorgvuldig ruimtegebruik;
- Verbod op nieuwvestiging;
- Herstructureren;
- Inbreiding;
- Concentreren van bebouwing en voorzieningen;
- Rekening houden met omliggende functies en waarden;
- Verbeteren van het landschap (in de breedste zin van het woord).
Kwaliteitsverbetering van het landschap
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. Dit uitgangspunt geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied én buiten de ecologische hoofdstructuur en maakt de principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar.
Voor (planmatige) stedelijke ontwikkelingen bestaat deze zogenaamde rood-met-groen regeling al langer. De provincie heeft dit beleid verbreed naar overige ontwikkelingen in het landelijk gebied.
Concreet betekent dit dat passende functies zich kunnen ontwikkelen als er ook een prestatie voor het landschap tegenover staat. Daardoor wordt aantasting van de basiskwaliteit (bodem, water) en verlies aan ecologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden voorkomen. Ontwikkelingen die passen bij de aard, schaal en functie van het landelijk gebied, zoals agrarische en recreatieve ontwikkelingen en kleinschalige dienstverlening zijn mogelijk. Ook de ontwikkeling van andere (rode) functies is onder voorwaarden mogelijk. De ruimtelijke onderbouwing van een besluit geeft aan welke bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteitsverbetering van het landschap en hoe dit is geborgd. In principe gaat de provincie uit van de realisering van een fysieke prestatie op de projectlocatie en/of de directe projectomgeving. Indien dat niet mogelijk is, is de vorming van een gemeentelijk of regionaal landschapsfonds een optie.
De provincie werkt in de Verordening ruimte een regeling uit. Hierbij wordt uitgegaan van een compacte regeling die ruimte biedt aan gemeenten voor maatwerk. Daarnaast ondersteunt de provincie gemeenten in het op gemeentelijk niveau toepassen van dit principe. Daarvoor worden aan het regionaal ruimtelijk overleg werkgroepen landschap verbonden. Deze hebben als doel ervaringen uit te wisselen, de kwaliteitsverhogende maatregelen in het landschap op elkaar af te stemmen en om desgewenst te komen tot gezamenlijke investeringsprogramma's in het landschap. Het Brabants expertisecentrum ruimtelijke kwaliteit (BERK) biedt ondersteuning door samen met in- en externe partijen te werken aan ruimtelijke kwaliteit en landschap bij actuele ruimtelijke vraagstukken.
De provincie zal de effecten van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik en de kwaliteitsverbetering van het landschap op de daadwerkelijke ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant monitoren. Dit gebeurt onder andere door jaarlijks aan gemeenten te vragen hoe is omgegaan met de toepassing van de kwaliteitsverbetering landschap in ruimtelijke besluiten.
3.3.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Als het vanuit het beleid van de provincie nodig is om regels op te nemen voor ruimtelijke ontwikkelingen, dan staan die in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (vastgesteld op 25 oktober 2019). De gemeente moet rekening houden met deze instructieregels bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen.
Per onderwerp zijn in de verordening gebieden tot op perceelniveau begrensd op een kaart. Hierdoor is duidelijk voor welke gebieden de regels gelden.
De verordening is beleidsneutraal, dat wil zeggen dat de onderwerpen die in de verordening staan, uit de provinciale omgevingsvisie en structuurvisie komen. Daarin staat wat de provincie van belang vindt en hoe de provincie die belangen wil realiseren. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen.
Belangrijke onderwerpen in de verordening zijn:
- omgevingskwaliteit
- stedelijke ontwikkelingen
- duurzame energie
- natuurgebieden en andere gebieden met waarden
- agrarische ontwikkelingen (zie: BZV en stalderen)
- overige ontwikkelingen in het buitengebied
Voor sommige onderwerpen zijn in de verordening regels opgenomen die rechtstreeks doorwerken naar de vergunningverlening bij gemeenten.
Paragraaf 3.1.2 basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies
Artikel 3.9 kwaliteitsverbetering landschap
Lid 1. Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.
Lid 2. Het bestemmingsplan motiveert dat de verbetering past binnen de gewenste ontwikkeling van het gebied én op welke wijze de uitvoering is geborgd door dat:
- a. dit financieel, juridisch en feitelijk is geborgd in het plan; of
- b. de afspraken uit het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken, worden nagekomen.
Lid 3. Een verbetering van de landschappelijke kwaliteit kan mede de volgende aspecten omvatten:de op grond van deze verordening verplichte landschappelijke inpassing;
- a. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
- b. het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
- c. het wegnemen van verharding;
- d. het slopen van bebouwing;
- e. de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones;
- f. het aanleggen van extensieve recreatieve mogelijkheden.
Lid 4. Ingeval er toepassing wordt gegeven aan het tweede lid onder b geldt dat een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd én over de besteding van dat fonds periodiek verslag wordt gedaan in het regionaal overleg, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken.
Conclusie
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken. Het wijzigingsplan maakt het omleggen van de reeds aanwezige Afvalwaterpersleiding mogelijk zodat deze niet meer onder de aanwezige bebouwing doorloopt. Het om te leggen trace heeft een totale lengte van circa 150 meter waarvan circa 60 meter middels een gestuurde boring (dus geen openontgraving) wordt aangelegd. De overige circa 90 meter worden met een openontgraving aangelegd. Na de werkzaamheden zal het terrein, waarop nu voornamelijk grasland aanwezig is, zo goed mogelijk in de oude staat worden teruggebracht waardoor er geen verlies van de de omgevingskwaliteit op zal treden.
Kwaliteitsverbetering is derhalve niet noodzakelijke en derhalve ondervind het wijzigingsplan geen belemmeringen vanuit het provinciale beleid geformuleerd in de Omgevingsvisie, de Structuurvisie en/of de Interimverordening.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Halderberge 2025
De gemeente Halderberge beschikt over de Structuurvisie Halderberge 2025, vastgesteld in 2013. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop het gemeentebestuur zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.
In paragraaf 4.2. van de Structuurvisie wordt het toekomstbeeld voor onder andere het buitengebied weergegeven. Het buitengebied is en blijft een gemengd agrarisch gebied. Een toekomstbestendig agrarisch gebied, omdat een deskundig gebruik van de specifieke kwaliteiten van de ondergrond en het landschap er tot in lengte van jaren voor zorgt dat meerdere agrarische activiteiten mogelijk blijven.
Figuur 3.4.1 Kaart Structuurvisie Halderberge
Conclusie
De Structuurvisie bevat verschillende ambities en doelstellingen. De beoogde ontwikkeling, het omleggen van een bestaande afvalwaterpersleiding over een lengte van ca 150 m, is geen onderwerp dat in de Structuurvisie specifiek wordt behandeld. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de inhoud van de visie.
3.4.2 Landschapsplan Halderberge 2016-2025
‘Het Landschapsplan Halderberge 2016-2025’ biedt een leidraad voor het duurzaam behoud, ontwikkeling en versterking van een samenhangend groen landschap in Halderberge.
De Structuurvisie Halderberge 2025 vormt hierbij de basis. Het huidige landschap is benoemd, geanalyseerd en uiteindelijk verwoord in de landschapsvisie. Deze landschapsvisie is weer door vertaald naar uitvoeringsprojecten. Het plan vormt ook een toetsingskader bij het nakomen van afspraken over de kwaliteitsverbetering van het landschap.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling zorgt niet voor een wijziging in het landschap; het gaat om het verleggen van een bestaande rioolleiding over een beperkte afstand. De ontwikkeling is bovengronds niet waarneembaar.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Aspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuaspecten beschreven, als en voor zo ver van belang voor de beoogde ontwikkeling: de omleggen van een bestaande afvalwaterpersleiding over een lengte van 150 meter. Onderwerpen als Wet geluidhinder zijn niet relevant en worden daarom ook niet behandeld.
4.2 Bodemkwaliteit
4.2.1 Algemeen
In het kader van een nieuw wijzigingsplan dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied.
4.2.2 Vooronderzoek bodem en verkennend waterbodem onderzoek
In het kader van het wijzigingsplan is vooronderzoek bodem uitgevoerd. Het volledige 'Vooronderzoek bodem en verkennend waterbodemonderzoek vervangen persleiding Hoeven, Lievense, kenmerk SOB008595.RAP001, 12 juni 2019' is als Bijlage 1 in de toelichting opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat een deel van het traject niet verdacht is voor het voorkomen van bodemverontreiniging. Hier kunnen de werkzaamheden zonder beperkingen worden uitgevoerd. Uit het vooronderzoek komen zes deellocaties naar voren, waar mogelijk een bodem- en/of asbestverontreiniging aanwezig is. Op deze deellocaties wordt verder bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. De verwachting is dat de uitkomsten van het onderzoek niet zorgen voor een belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.2.3 Omgevingsdienst Midden- en West-Braband
De gemeente Halderberge heeft de OMWB gevraagd de milieuaspecten uit bovengenoemd wijzigingsplan (en bijbehorende onderzoeken) te beoordelen. Het aspect bodem is onderwerp van het voorliggende advies. De volgende stukken zijn bestudeerd:
- het rapport "Vooronderzoek bodem en verkennend waterbodemonderzoek Vervangen persleiding te Hoeven", (documentnummer SOB0085595 d.d. 12 juni 2019 van Lievense Milieu B.V.);
- Concept wijzigingsplan, paragraaf 4.2: Bodemkwaliteit.
Het OMWB heeft op basis van deze stukken advies (Bijlage 2) uit gebracht aan de gemeente Halderberge. Hieruit bleken de onderstaande conclusie, aanbevelingen en advies:
- 1. De conclusie van het onderzoek is dat is vastgesteld dat op een aantal plaatsen binnen het tracé verdachte deellocaties zijn aangewezen. Verder is de bodemopbouw en de grondwaterstand bepaald. Ook is vastgesteld dat de waterbodem in de kruisende waterlopen niet verontreinigd is. Het uitkomende slib kan op de naastgelegen bodem verspreid worden. Tot slot zijn van het grondwater de lozingsparameters bepaald. Aanbevolen wordt aanvullend asbestonderzoek uit te voeren ter plaatse van de op asbest verdachte deellocaties.
- 2. Advies:
Met de in het rapport opgenomen conclusies en aanbevelingen kunnen wij deels instemmen. De bodemkwaliteit van de locatie vormt mogelijk een belemmering voor een bestemmingswijziging. Op dit moment is nog onduidelijkheid over een aantal punten namelijk:- a. Voorafgaand aan de wijziging van de bestemming dient niet alleen asbestonderzoek (volgens NEN 5707) uitgevoerd te worden op voor asbest verdachte deellocaties, maar ook naar de kwaliteit van de bodem van de overige lengte van het tracé. Hierbij moet niet alleen onderzocht worden op de parameters van het standaard pakket landbodem, maar ook op bestrijdingsmiddelen (OCB, ONB en/of OPB) gelet op de aanwezigheid van een kwekerij en het gebruik van de bodem voor de teelt van aardappelen;
- b. Ter plaatse van de voormalige zuiveringsinstallatie moet nog een verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740 worden uitgevoerd en aangeleverd.
- 3. Verder wordt geadviseerd enkele monsters ook te onderzoeken op het gehalte aan PFAS (30) hetgeen van belang is in het geval in de toekomst overtollige grond afgevoerd moet worden.
- 4. Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij het bouwrijp maken en/of bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen.
Aanvulling op conclusie, aanbevelingen en het advies
Het "Vooronderzoek bodem en verkennend waterbodemonderzoek Vervangen persleiding te Hoeven", (documentnummer SOB0085595 d.d. 12 juni 2019 van Lievense Milieu B.V. is uitgevoerd over het gehele tracé van de leiding. Dit wijzigingsplan is echter opgesteld om het gedeelte van de by-pass mogelijk te maken en niet ter vervanging van het gehele tracé.
Een historisch bodemonderzoek is reeds uitgevoerd. Er hebben echter geen grondboringen plaatsgevonden om de daadwerkelijk kwaliteit vast te stellen. Derhalve zal op korte termijn een aanvullende bodemonderzoek worden uitgevoerd dat ter beoordeling bij de gemeente en de Omgevingsdienst zal worden aangeleverd.
Omdat een persleiding niet wordt gezien als een gevoelige functie zoals bijvoorbeeld een woonfunctie en het aanvullende bodemonderzoek op korte termijn worden uitgevoerd, kan de wijzigingsplanprocedure doorgaan.
4.2.4 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
In opdracht van Waterschap Brabantse Delta heeft Lievense Milieu B.V. een verkennend bodem- en asbestonderzoek (zie Bijlage 3) uitgevoerd ter plaatse van het tracégedeelte waar een te vervangen persleiding wordt omgelegd.
Het doel van het verkennend bodemonderzoek is vast te stellen of er ter hoogte van de onderzoekslocatie sprake is van een verontreiniging van grond en/of grondwater. De opzet van het verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de Nederlandse norm "Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek" (NEN 5740:2009+A1:2016).
Het doel van het verkennend asbestonderzoek is om na te gaan of de verdenking op asbest in de grond terecht is. De opzet van het verkennend asbestonderzoek is gebaseerd op de Nederlandse norm "Inspectie en monsterneming asbest in bodem en partijen grond" (NEN 5707+C2:2017).
Uit het onderzoek blijkt het volgende:
- Uit de analyseresultaten komt naar voren dat in één mengmonster van de bovengrond en in één mengmonster van de ondergrond respectievelijk lood en koper licht verhoogd zijn aangetoond.
- In het grondwater zijn licht hoogde concentraties aan barium en nikkel (van nature verhoogd) gemeten.
- Er zijn geen verhoogde gehalten aan OCB's gemeten (vanwege gebruik als kwekerij en akker mogelijk aanwezig).
- Er is geen verontreiniging met asbest in de bodem aanwezig op de twee onderzochte verdachte deellocaties.
Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen.
De aangetoonde bodemkwaliteit geeft geen beperkingen voor de bestemmingsplanwijziging en de uit te voeren werkzaamheden (gestuurde boring en tijdelijke uitplaatsing).
4.2.5 Omgevingsdienst Midden- en West-Braband 2
Omgevingsdienst Midden- en West-Braband
De gemeente Halderberge heeft de OMWB gevraagd ook het verkennend bodem- en asbestonderzoek uit 4.2.4 te beoordelen. Het OMWB derhalve advies (Bijlage 4) uit gebracht aan de gemeente Halderberge. Hieruit bleken de onderstaande conclusie, aanbevelingen en advies:
Conclusie en aanbevelingen bodemonderzoek
Lievense Milieu B.V. concludeert uit het uitgevoerde bodemonderzoek dat:
- in de bovengrond en in de ondergrond het gehalte aan respectievelijk lood en koper licht verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarden zijn aangetoond;
- in het grondwater licht ten opzichte van de streefwaarden aan barium en nikkel worden aangetoond;
- er ter plaatse van de kwekerij en ter plaatse van de aardappelenteelt geen overschrijdingen van het gehalte aan OCB zijn vastgesteld;
- er geen asbestverontreiniging op of in de bodem is vastgesteld;
- er gelet op het bovenstaande geen sprake is van bodemverontreiniging van enige betekenis.
Advies
Met de in het rapport opgenomen conclusies en aanbevelingen kunnen wij instemmen. De bodemkwaliteit van de locatie vormt geen belemmering voor een bestemmingswijziging.
Indien grond wordt afgegraven (bijvoorbeeld bij het bouwrijp maken en/of bouwwerkzaamheden) en van de locatie wordt afgevoerd, dient er rekening mee te worden gehouden dat deze grond elders niet zonder meer toepasbaar is. Met betrekking tot het elders hergebruiken van grond zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing, die doorgaans een grotere onderzoeksinspanning vereisen.
Conclusie:
Het aspect bodem vormt, naar verwachting, geen belemmering voor de vaststelling van dit wijzingsplan.
4.2.6 Cultuurtechnisch onderzoek
In het kader van het wijzigingsplan is een cultuurtechnisch rapport opgesteld. Het volledige 'Rapport betreffende een Cultuurtechnisch onderzoek Persleiding Hoeven-Dorp, kenmerk 1903M477/MBO/rap1, 29 mei 2019' is als Bijlage 5 in de toelichting opgenomen.
De cultuurtechnische uitgangspunten voorafgaande aan de werkzaamheden zijn beschreven, alsmede hoe de werkzaamheden verantwoord uitgevoerd kunnen worden.
Ter plaatse van het aardappelteeltperceel F is sprake van besmetting met aardappelmoeheid. Bij de werkzaamheden dient verspreiding te worden tegengegaan volgens een hygiëneprotocol.
Conclusie:
Het aspect cultuurtechniek vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Natuurwaarden
De Wet natuurbescherming voorziet in het wettelijk kader voor de bescherming van
bepaalde gebieden (Natura 2000, Nederlands Natuurnetwerk, enz.), planten- en diersoorten en houtopstanden. In de Wet natuurbescherming is de Europese regelgeving omtrent natuurbescherming, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn (Richtlijn 2009/147/EG, 30 november 2009) en Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG, 21 mei 1992) als uitgangspunt genomen. In de Wet natuurbescherming zijn de provincies primair bevoegd gezag voor bescherming van soorten en natuurgebieden.
Er is een quick scan Ecologie uitgevoerd voor, onder andere het plangebied van de omlegging (Lievense SOB008595 Quickscan Ecologie vervanging persleiding te Hoeven, 6 juni 2019, Bijlage 6).
4.3.1 Gebiedsbescherming
Het plangebied heeft geen status als beschermd Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden 'Hollands Diep', 'Biesbosch' en 'Ulvenhoutse bos' liggen op respectievelijk circa 13,5, 14,5 en 15,0 kilometer afstand tot het plangebied. Externe effecten zoals trilling, geluid en beweging beperken zich tot enkele honderden meters. Gezien de ruime afstand van het plangebied en de aard van de ingreep doet het voornemen wat deze aspecten betreft geen afbreuk aan de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied.
Omdat de uitstoot van stikstof over grote afstand effect kan hebben, is een berekening van de mogelijke stikstofdepositie, bij aanleg en gebruik van de leiding, uitgevoerd. De notitie 'SLM009608.NOT001.RB._Stikstofdepositie AWP Hoeven' is als Bijlage 7 bij deze toelichting opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat tijdens aanlegfase geen toename van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden plaats vindt, als de emissie niet hoger wordt dan 699,2 kg NOx op jaarbasis (698,9 kg als gevolg van werkzaamheden op de bouwplaats en 0,3 kg als gevolg van transporten). Binnen deze randvoorwaarden zijn significante gevolgen voor beschermde habitats en hieraan gekoppelde soorten als gevolg van stikstofdepositie op voorhand uitgesloten. De instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied worden gerespecteerd en de natuurlijke kenmerken worden niet aangetast.
Tijdens de gebruiksfase vindt geen emissie van NOx plaats waardoor eveneens geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.
De Wet natuurbescherming vormt in dit geval geen belemmering voor het plan.
De voorgenomen ontwikkelingen vinden plaats buiten de begrenzing van NNN/NNB/EVZ en daarom is een nadere toetsing ('nee, tenzij'-toets) niet noodzakelijk. De aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN en het plan leidt niet tot afname in oppervlakte van NNN-gebied. Vanuit het provinciale natuurbeleid is er daarom geen bezwaar tegen de voorgenomen ingreep.
4.3.2 Soortenbescherming
Uit de quickscan blijkt het volgende, waarbij van belang is dat dat rapport een groter gebied omvat dan het plangebied van het voorliggende wijzigingsplan.
- Op basis van de verspreidingsgegevens en het oriënterend veldonderzoek kan het gebruik van het plangebied door algemene en jaarrond beschermde broedvogels niet worden uitgesloten. In verband met het voorkomen van algemene broedvogels en mogelijk jaarrond beschermde nesten binnen het plangebied moeten mogelijk mitigerende maatregelen worden genomen. Dit is sterk afhankelijk van het moment en de duur van uitvoering;
- Een nader onderzoek naar grondgebonden zoogdieren is nodig als blijkt dat in het bosgedeelte verblijfplaatsen aanwezig zijn van bunzing, hermelijn, wezel, das, steenmarter en eekhoorn. Het bosgedeelte is geen onderdeel van het plangebied van dit wijzigingsplan;
- De verspreidingsgegevens en het oriënterend veldonderzoek geven een voldoende duidelijk beeld van het (mogelijk) voorkomen van grondgebonden zoogdieren en vleermuizen. Voor deze soortgroep zijn geen mitigerende maatregelen nodig (anders dan maatregelen in het kader van de algemene zorgplicht en rekening houden met verlichting) en is het aanvragen van een ontheffing van de Wnb niet aan de orde;
- Op basis van de gebiedskenmerken en verspreidingsgegevens worden beschermde plantensoorten, reptielen, amfibieën en ongewervelden uitgesloten in het gebied. Het aanvragen van een ontheffing van de Wnb is niet van toepassing;
- Voor alle soorten, ongeacht bescherming via natuurwetgeving of niet, geldt de zorgplicht waarbij eenieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving;
4.3.3 Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling, zoals opgenomen in dit wijzigingsplan, is in overeenstemming met de Wet natuurbescherming.
4.4 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
- Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
- Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
De ontwikkeling zelf is geen risicovolle activiteit. In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen gelegen, die van invloed kunnen zijn op de beoogde ontwikkeling of waarop deze invloed heeft.
Conclusie:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.5 Niet Gesprongen Explosieven
In het kader van het wijzigingsplan is een explosievenonderzoek uitgevoerd. De notitie 'Vooronderzoek CE, Hoeven Dorp en Gemaal Sint Willibrord, AVG, kenmerk 1962969, 14 juni 2019' is als Bijlage 8 in de toelichting opgenomen.
De locatie is niet verdacht voor het voorkomen van CE.
Conclusie:
De ontwikkeling wordt niet belemmerd door nog aanwezige niet gesprongen explosieven.
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
Na aanleg ligt de leiding geheel ondergronds en heeft deze geen effect op omliggende functies, anders dan dat bepaalde (bouw-)werken niet zonder toestemming van het Waterschap mogen worden uitgevoerd ter bescherming van de leiding.
Tijdens de aanlegfase wordt geen onevenredige hinder voor omwonenden verwacht.
4.7 Archeologie
Op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
De gemeente Halderberge beschikt over een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor het gehele gemeentelijke grondgebied.
De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart biedt een vlakdekkend inzicht in de verschillende archeologische waarden en verwachtingen in het plangebied, in combinatie met de landschappelijke context hiervan.Figuur 4.7 Uitsnede Archeologische verwachtingenkaart Halderberge
(plangebied rood omcirkeld )
Het leidingtracé (150 meter) waarvoor dit wijzigingsplan is opgesteld is gelegen in een gebied met hoge archeologische verwachtingen voor alle perioden, waarvoor in het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2 van toepassing is.
In het kader van het wijzigingsplan is de 'Adviesnotitie Archeologie Rioolpersleiding te Hoeven Gemeente Halderberge, KPS Archeologie, kenmerk 19478, 22 mei 2019' opgesteld. Deze notitie is als Bijlage 9 in de toelichting opgenomen. In deze notitie wordt het leidingtraject beschreven vanaf het gemaakt aan de Oude Dijk tot aan de woningen aan de Halderbergselaan met een totale lengte van 1,2 km.
Conform Hoofdstuk 2 Planbeschrijving wordt slechts een ingreep van 150 meter uitgevoerd, waarvan circa 60 meter met een gestuurde boring en circa 90 meter met een openontgraving.
Ervan uitgaande dat over het openontgravingstraject van 90 meter een sleuf van maximaal
3 meter breed zal worden gegraven, komt het te ontgraven oppervlakte uit op maximaal
270 m2. Volgens de regels van het vigerende bestemmingsplan, die in het wijzigingsplan onverkort van toepassing blijven, wordt in dat geval de ondergrens van 500 m2 niet overschreden en is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Conclusie:
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit wijzigingsplan. Als bij de werkzaamheden toch resten worden aangetroffen, moet dit worden gemeld bij het bevoegd gezag.
4.8 Cultuurhistorie
Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) Herziening 2016
De CHW is in maart 2016 op kleine onderdelen herzien, waarbij de kaartlagen ‘Cultuurhistorische vlakken’ en ‘Complexen van cultuurhistorisch belang’ één op één zijn afgestemd op de meest recente versie van de Verordening ruimte.
Prominent op de CHW is het provinciaal cultuurhistorisch belang. Het gaat hierbij om erfgoed dat van belang is voor de regionale identiteit. Dit belang hangt nauw samen met het provinciaal ruimtelijk belang, zoals benoemd in de provinciale Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het provinciaal belang is beperkt tot het landelijk gebied, waar de provincie haar belangrijkste taak heeft. De kaartlagen ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ en ‘complexen van cultuurhistorisch belang’ zijn ook opgenomen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Figuur 4.8-1 Cultuurhistorische waardekaart Provincie Noord-Brabant.
Ligging
Het plan gebied is gelegen in de 'West-brabantse Venen' (Ligging: Brabant van het verdwenen veen).
Cultuurhistorisch belang
De winning en het transport van turf heeft het landschap eeuwenlang beheerst. Hieraan herinneren de (relicten van) turfvaarten en de turfhoofden. De ontginning van het veen heeft de ontwikkeling van het gebied mogelijk gemaakt. Op de afgeveende gronden werden nieuwe dorpen gesticht, landgoederen, landbouwgronden en productiebossen aangelegd.
Essentiële acpecten
In de regio ligt het volgende cultuurhistorische landschap van provinciaal belang:
- Landgoederen en veenrelicten rond Zundert en Etten-Leur;
Dragende structuren in de regio zijn;
- Onderscheid tussen oude dorpen en jonge ontginningen;
- Dorpen en gehuchten gevormd in het kader van de turfgraverij;
- Turfvaarten en turfhavens;
- Overige gegraven waterlopen ;Landgoederen met parken, parkbossen en lanen.
Ontwikkelingsstrategie
- 1. Behoud door ontwikkeling of versterking van de samenhang van de dragende
structuren van de regio; - 2. De relicten van de veenontginningsgeschiedenis gebruiken als inspiratiebron voor toekomstige ontwikkelingen zodat deze structuren weer zichtbaar worden in het landschap. Dit kan door:
- a. Versterken van de structuur van turfvaarten en turfhavens;
- b. Hier aandacht aan te besteden bij dorpsontwikkelingen, landgoedontwikkeling en bij de inrichting van waterbergingsgebieden.
- c. In te zetten op het behoud dan wel het herstel van het zicht op de grote kerken als de basiliek van Oudenbosch, Klein Lourdes in Sint-Willebrord en de kerk van Wouw vanaf de hoofdwegen (snelwegen en provinciale wegen).
- 3. De cultuurhistorische waarden van de West-Brabantse Venen in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor het cultuurhistorisch landschap:
- a. ”Landgoederen en veenrelicten bij Zundert en Etten-Leur";
- b. Pannenhoef, Wallsteyn, De Moeren, Oude Buisse Heide.
- c. Herstel Karakter A-58 als Napoleonsweg tussen Etten-Leur en Roosendaal: een Oorspronkelijk rijk beplante kaarsrechte weg, gelegen tussen de Kerktorens van beide kernen;
- 4. Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief (o.a. door afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid) van het archeologisch landschap:
- a. ”Dekzandrug Bosschenhoofd-Hoeven”.
- a. ”Dekzandrug Bosschenhoofd-Hoeven”.
Conclusie:
Het omleggen van het AfvalWater Persleidingtracé over een lengte van 150 meter, waarvan circa 90 meter middels een openontgraving, zal niet tot een onevenredige aantasting van de hierboven genoemde provinciale cultuurhistorische waarden leiden en derhalve geen belemmering zijn voor de vaststelling van dit wijzigingsplan.
Cultuurhistoriekaart Gemeente Halderberge
Het doel van de cultuurhistoriekaart is het inzichtelijk maken van het aanwezige historischgeografische erfgoed, het historisch-(steden)bouwkundige erfgoed en het historisch groen in de gemeente Halderberge. De cultuurhistoriekaart heeft allereerst een belangrijke attentiewaarde. De cultuurhistoriekaart vormt een basisdocument van waaruit zaken als waardering, erfgoedbeleid en publiekseducatie verder uitgewerkt kunnen worden. Tevens maakt de kaart het mogelijk om te bepalen waar ruimtelijke ontwikkelingen versterkt kunnen worden door cultuurhistorische waarden, of daarvoor juist bedreigend kunnen zijn. De kaart biedt de gemeente een kader om een goed onderbouwde afweging te maken ten behoeve van cultuurhistorie. Figuur 4.8-2 Uitsnede Cultuurhistoriekaart Halderberge
(plangebied rood omcirkeld)
Conform de bovenstaande uitsnede van de de Cultuurhistoriekaart van Halderberge is het plangebied gelegen in:
- 1. Historische geografische - vlakelementen -> met de aanduiding: zandgronden;
- 2. CHW provincie 2010 -> met de aanduiding: Archeologisch landschap.
Tevens grenst aan het plangebied:
- 3. Historische stedenbouw -> met de aanduiding -> Bebouwingsconcentratie 1830.
Hiervoor zijn de volgende beleidadviezen van toepassing:
- 1. Op structuurniveau ontwikkelingen sturen, o.a. afstemming op het ruimtelijk karakter;
- 2. Conform vigerend (provinciaal) beleid, vastgelegd/vast te leggen in bestemmingsplan;
- 3. Uitgangspunt is behoud van kernkwaliteiten op basis van plan in-/aanpassing.
Conclusie:
Het omleggen van het AfvalWater Persleidingtracé over een lengte van 150 meter, waarvan circa 90 meter middels een openontgraving, zal niet tot een onevenredige aantasting van de hierboven genoemde gemeentelijke cultuurhistorische waarden leiden en derhalve geen belemmering zijn voor de vaststelling van dit wijzigingsplan.
4.9 Waterparagraaf
Waterbeheerplan 2016 - 2021
Het Waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteit en waterkwaliteitsbeheer, de waterkering zorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en vaak ook het scheepvaartbeheer. Het Waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021 'Grenzeloos verbindend', wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Speerpunten uit het waterbeheerplan zijn klimaatadaptatie, innovaties, ruimtelijke ontwikkelingen, toekomstig medegebruik en het tegengaan van verdroging.
- het nationale Deltaprogramma voor waterveiligheid en de versterking van de dijken langs de Rijkswateren en de regionale rivieren;
- het optimaliseren van de zoetwatervoorziening met het oog op de toenemende droogte;
- inzet op bewustwording van watergebruikers zodat hun inzicht groeit over wat ze zelf aan waterbeheer kunnen bijdragen; helderheid over zowel beperkingen als mogelijkheden voor de gebruiksfuncties van het watersysteem;
- het verbeteren van de waterkwaliteit in een meer integrale, gebiedsgerichte uitvoeringsstrategie (combineren van verbeteren van de waterstanden, onderhouden van sloten en treffen van inrichtingsmaatregelen);
- afvalstoffen steeds meer inzetten als waardevolle grondstoffen zoals terugwinning van fosfaat en productie van bioplastic uit afvalwater;
- een duurzame energiewinning.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger.
Watertoets
Het doel van de verplichte watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.
Er is een Cultuurtechnisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige 'Rapport betreffende een Cultuurtechnisch onderzoek, Persleiding Hoeven-Dorp, IDDS, kenmerk 1903M477/MBO/rap1, 29 mei 2019 ' is als Bijlage 1 in de toelichting opgenomen.
De cultuurtechnische uitgangspunten voorafgaande aan de werkzaamheden zijn beschreven, alsmede hoe de werkzaamheden verantwoord uitgevoerd kunnen worden.
Voor de uitvoering van de werkzaamheden is een bemalingsadvies opgesteld. Het volledige 'Bemalingsadvies leidingtracé te Hoeven Dorp, Mos Grondmechanica B.V., kenmerk R1900982-01, 28 mei 2019' is als Bijlage 10 in de toelichting opgenomen.
De grondwaterstand ligt rond 1,5 m-mv. Dit betekent dat een bemaling nodig is om de ontgravingen te kunnen uitvoeren. Het toe te passen debiet wordt ingeschat op 15 tot 17 m3 per uur. Bij een goede planning zal minder dan 200.000 m3 worden onttrokken; in dat geval is een retourbemaling niet vereist. Voor zover bekend treden geen negatieve effecten op als gevolg van de tijdelijke verlaging van de grondwaterstand. De grondwaterstanden worden tijdens de uitvoering gemeten.
Gemeentelijk Waterplan Halderberge
Het gemeentelijk Waterplan is een gezamenlijk beleidsplan voor watersysteem en waterketen in Halderberge van alle betrokken overheden: Gemeente Halderberge, Waterschap Brabantse Delta, Brabant Water en Provincie Noord-Brabant. Aan de hand van Waterstreefbeelden is de gezamenlijke visie van de waterpartners op het water in Halderberge geformuleerd. Belangrijke doelstellingen voor het waterplan zijn bijvoorbeeld het voorkomen van wateroverlast en het volledig laten meewegen van het aspect water bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen.
Verbreed Gemeentelijk Rioleringplan Halderberge
Het verbreed Gemeentelijk Rioleringplan Halderberge is het resultaat van een
gezamenlijk planvormingsproces van Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Steenbergen, Woensdrecht en het waterschap Brabantse Delta. In het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) formuleert de gemeente hoe zij de zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater uit de Wet Milieubeheer en de Waterwet invult en bekostigt.
Conclusie:
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.10 Milieueffectrapportage
In de Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn in categorie C activiteiten opgenomen, waarvoor, als ze de drempelwaarde overschrijden, een milieueffectrapportage moet worden doorlopen. In categorie D zijn activiteiten opgenomen, waarbij het bevoegd gezag, ongeacht de drempelwaarde, moet beoordelen of er aanleiding is om toch een milieueffectrapportage te doorlopen.
De activiteit, het omleggen van een afvalwaterpersleiding over een lengte van ca 150 meter is geen activiteit die voorkomt op de Bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
Conclusie:
De voorgenomen ontwikkeling komt niet voor in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, zodat geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling nodig is.
Hoofdstuk 5 Wijze Van Bestemmen
5.1 Algemene Juridische Opzet
In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het wijzigingsplan deel uitmakende verbeelding en regels van een nadere toelichting voorzien.
5.2 Verbeelding
Op de verbeelding is de leiding met de bijbehorende belemmeringenstrook weergegeven.
Dit deel van het plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding’.
Daarnaast is een functieaanduiding weergegeven, op het deel van het plangebied waar geen – werkende – leiding meer aanwezig zal zijn.
5.3 Regels
De regels behorende bij dit wijzigingsplan geven inhoud aan de aangegeven bestemming. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.
De regels van het voorliggende wijzigingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de systematiek in de SVBP2012, versie 1.3.1 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:
- 1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven.
In artikel 2 is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. - 2. Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. In een wijzigingsplan worden over het algemeen de regels van het 'moederplan' onverkort van toepassing verklaard. - 3. Algemene regels
Hier zijn onder andere bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. - 4. Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat de overgangsregels en de slotregel.
5.4 Bestemmingsregels
Het wijzigingsplan voorziet in het toevoegen van de dubbelbestemming 'Leiding' met de aanduiding 'hartlijn leiding - riool' op het omleidingstracé. Verder treedt er geen verandering op in de onderliggende enkelbestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen.
5.5 Algemene Regels
Verder is de volgende aanduiding opgenomen in de regels van het wijzigingsplan.
Aanduiding 'Leiding - buiten gebruik' op hettracé waar de huidige leiding komt te vervallen.
Er is een omgevingsvergunningplicht toegevoegd voor bepaalde werken en werkzaamheden, omdat moet worden voorkomen dat, bijvoorbeeld als gevolg van graafwerkzaamheden ter plaatse van de vervallen leiding, bodemverontreiniging kan ontstaan.
Normaliter bevat een bestemmingsplan onder meer ook algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings- en wijzigingsregels. Voor dit wijzigingsplan wordt voor zover van toepassing teruggegrepen op de betreffende regels uit het moederplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een ruimtelijk plan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het wijzigingsplan 'Omleggen AWP-leiding Hoeven' is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Het Waterschap Brabantse Delta heeft opdracht gegeven op de afvalwaterpersleiding om te leggen en zal ook verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. De gemeente heeft een Anterieure overeenkomst (36437 d.d. 14 januari 2020) met het Waterschap gesloten.
Hiermee is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Omgevingsdialoog
De gemeente Halderberge heeft voor (ruimtelijke) ontwikkelingen een richtlijn voor het voeren van een omgevingsdialoog opgesteld (https://www.halderberge.nl/omgevingsdialoog).
Bij de voorgenomen ontwikkeling is voor zover noodzakelijk overleg geweest met de betreffende belanghebbende partijen. De Provincie Noord-Brabant, Gasunie Transport Services B.V., Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, DNWG Infra B.V., Brandweer Midden- en West-Brabant en Kaan Consultancy hebben posititief gereageerd op de aangeboden stukken. De reacties van deze partijen zijn samengevoegd en maken als Bijlage 11 deel uit van deze toelichting.
De Brandweer Midden- en West-Brabant heeft in haar reactie daarbij de volgende vraag gesteld:
Op perceel HVN00C452 is asbest waargenomen en is in de rapportage een advies gegeven een inventarisatie op te stellen. In het Besluit van de gemeente Halderberge is hierover niets genoemd. Is de Inventarisatie uitgevoerd en is het asbest reeds gesaneerd?
Beantwoording:
Het verkennend bodem- en asbestonderzoek is op 28 mei 2020 uitgevoerd en het bijgevoegd rapport en de beoordeling hiervan door de OMWB zijn als Bijlage 3 en Bijlage 4 toegevoegd.
6.2.2 Wettelijke publicatie
Het ontwerp wijzigingsplan is conform de wettelijke procedure gepubliceerd. Het voorliggende wijzigingsplan heeft vanaf gedurende 6 weken, te weten vanaf vrijdag 22 mei 2020 tot en met donderdag 2 juli 2020, ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
6.2.3 Zienswijzen
Er zijn tijdens de periode van terinzagelegging geen zienswijzen ingediend tegen het plan.
6.3 Procedure
De wettelijke procedure ziet er als volgt uit:
- Openbare kennisgeving van het ontwerp wijzigingsplan;
- Terinzagelegging van het ontwerp en bijbehorende stukken gedurende 6 weken en toezending aan gedeputeerde staten en de betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten;
- Gedurende de termijn van terinzagelegging kan door belanghebbenden schriftelijk zienswijzen worden ingebracht;
- Vaststelling van het wijzigingsplan door burgemeester en wethouders;
- Algemene bekendmaking van het wijzigingsplan; door terinzagelegging met voorafgaande kennisgeving en toezending aan gedeputeerde staten en betrokken rijksdiensten, waterschappen en gemeenten: binnen 2 weken dan wel, als gedeputeerde staten of de inspecteur zienswijzen hebben ingebracht of het bestemmingsplan gewijzigd is vastgesteld, binnen 6 weken na vaststelling;
- Mogelijkheid tot beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking voor belanghebbenden;
- Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, tenzij binnen deze termijn een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.4 Besluit Tot Vaststelling
Het wijzigingsplan 'Omleggen AWP-leiding Hoeven' is op 14 juli 2020 door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge ongewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst van het 'Vaststellingsbesluit OmleggenAWP-leiding'.
Bijlage 1 Vooronderzoek Bodem En Waterbodemonderzoek
Bijlage 1 Vooronderzoek bodem en waterbodemonderzoek
Bijlage 2 Advies Bodem Omgevingsdienst
Bijlage 2 Advies Bodem Omgevingsdienst
Bijlage 3 Verkennend Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 3 Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 4 Advies Vooronderzoek Bodem- En Asbestonderzoek
Bijlage 4 Advies Vooronderzoek bodem- en asbestonderzoek
Bijlage 5 Rapport Cultuurtechnisch Onderzoek
Bijlage 5 RAPPORT Cultuurtechnisch onderzoek
Bijlage 6 Quickscan Ecologie
Bijlage 7 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 7 Onderzoek stikstofdepositie
Bijlage 8 Vooronderzoek Ce
Bijlage 9 Adviesnotitie Archeologie
Bijlage 9 Adviesnotitie Archeologie
Bijlage 10 Bemalingsadvies Leidingtrace
Bijlage 10 Bemalingsadvies leidingtrace