KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing
Artikel 3 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Toepassing
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Nieuwe Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksniveau
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologisch Relevante Aspecten
4.1 Bodem
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Geluid
4.4 Waterhuishouding
4.5 Flora En Fauna
4.6 Stikstofdepositie
4.7 Cultureel Erfgoed
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Geur
4.11 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Regels
5.3 Verbeelding
Hoofdstuk 6 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Omgevingsdialoog
7.2 Vooroverleg
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Certificaat Ruimte Voor Ruimte - Bouwtitel
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wilderstraat 10 (Loonbedrijf)
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai
Bijlage 6 Flora En Fauna Onderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Standaardadvies Gemeente Halderberge
Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog
Bijlage 10 Vooroverleg Brandweer
Bijlage 11 Vooroverlegreactie Dnwg Infra
Bijlage 12 Vooroverlegreactie Gasunie
Bijlage 13 Vooroverlegreactie Kaan Consultancy
Bijlage 14 Vooroverlegreactie Rijkswaterstaat
Bijlage 15 Vooroverlegreactie Waterschap

Wildertstraat ong. naast nr. 10

Wijzigingsplan - gemeente Halderberge

Vastgesteld op 07-04-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan ”Wildertstraat ong. naast nr. 10, Oud Gastel” van de gemeente Halderberge;

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1655.BPW6039-C002 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

Artikel 2 Bestaande Regels Van Toepassing

De regels inclusief bijlagen die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge', zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1655.BP6009-C002 met de bijbehorende regels en bijlagen zijn onverkort van toepassing tenzij in dit wijzigingsplan anders is bepaald.

Artikel 3 Wijze Van Meten

Deze regels blijven ongewijzigd, zoals opgenomen in artikel 2van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge'.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden

Van toepassing zijn de regels behorende bij artikel 4 van het bestemmingsplan 'Eersteherziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge, zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit wijzigingsplan.

Artikel 5 Groen

Van toepassing zijn de regels in artikel 11 van het bestemmingsplan 'Eerste herzieningbestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge, zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit wijzigingsplan.

In afwijking van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan BuitengebiedHalderberge' van de gemeente Halderberge' geldt:

  1. a. aanleg, beheer en instandhouding van landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' en als opgenomen in Bijlage 1 van de regels.

Artikel 6 Wonen

Van toepassing zijn de regels behorende bij artikel 24 van het bestemmingsplan 'Eersteherziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge, zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit wijzigingsplan.

6.1 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

In afwijking van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge' geldt:

  1. a. binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig wijzigingsplan dient de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan, gerealiseerd te zijn;
  2. b. de thans aanwezige landschappelijke inpassing dient duurzaam te worden onderhouden;
  3. c. het gebruik en (doen) laten gebruiken van de voor 'Wonen' aangewezen gronden is alleen toegestaan wanneer de landschappelijke zoals opgesteld in het inpassingsplan wordt beheerd en in stand wordt gehouden.

6.2 Voorwaardelijke verplichting - geluidwering gevels

In afwijking van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge' geldt, als gevolg van een maximaal geluiddrukniveau van 68 dB(A) afkomstig van het bedrijf aan de Wildertstraat 10 op de woning, dat:

  1. a. Het gebruik voor wonen (met uitzondering van niet voor het verblijven van personen bestemde ruimten) uitsluitend is toegestaan indien uit een aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevel gebleken is dat de vereiste karakteristieke geluidwering van de gevel (GA;k) voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Toepassing

Van toepassing zijn de regels behorende bij artikelen 33 t/m 39 van het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge, zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

Van toepassing zijn de regels behorende bij artikel 40 van het bestemmingsplan 'Eersteherziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' van de gemeente Halderberge, zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit wijzigingsplan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan "Wildertstraat ong. naast nr. 10, Oud Gastel" in de gemeente Halderberge.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Initiatiefnemers zijn voornemens om op een perceel aan de Wildertstraat (naast nr. 10) te Oud-Gastel een woning te realiseren met behulp van de ruimte-voor-ruimte regeling.

De planlocatie is gelegen binnen het vigerend bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge' (vastgesteld december 2017). De locatie heeft een agrarische bestemming.

Het perceel is tevens deels aangemerkt als bebouwingsconcentratie, overeenkomstig de gemeentelijke Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Halderberge uit 2009. Volgens artikel 38.3 van het bestemmingsplan kan binnen een dergelijke bebouwingsconcentratie een ruimte-voor-ruimte woning worden gebouwd met een wijzigingsplanprocedure ex art 3.6 Wro.

Door de gemeente is op 9 december 2019 positief gereageerd op het ingediende principeverzoek voor het realiseren van een ruimte-voor-ruimte woning op deze locatie.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Wildertstraat te Oud-Gastel. Aan de zuidzijde bevindt zich een agrarische loonbedrijf. Aan de noordzijde van het perceel bevinden zich agrarische percelen. En ook de achterliggende terreinen zijn in gebruik als agrarische weilanden. Aan de westzijde wordt het perceel begrensd door een watergang en de Wildertstraat. Aan de overzijde van de Wildertstraat zijn diverse woonpercelen aanwezig alsmede een autohandel/sloperij.

Het plangebied betreft de kadastrale percelen, Gemeente Oud en Nieuw Gastel , Sectie H, nummers 1972, 1973 en 1974.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De gronden liggen binnen het vigerend bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge', welke is vastgesteld op 12 oktober 2017, met aanvullend besluit d.d. 14 december 2017. Het bestemmingsplan is op 24 mei 2018 in werking getreden en onherroepelijk op 9 oktober 2019.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0002.png"

Figuur 1.2. Uitsnede vigerend bestemmingsplan

Er is geen bouwvlak opgenomen. De gronden zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. In dit geval betreft dit met name aardkundige waarden en historisch-geografische waarden. De landschapswaarden hebben betrekking op het halfopen landschap dat bestaat uit dichte bossages en laanbeplantingen.

Verder komen in het plangebied de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen voor:

  • Dubbelbestemming Waarde - archeologie 2;
  • Gebiedsaanduiding overige zone - bebouwingsconcentratie (gedeeltelijk);
  • Gebiedsaanduiding overige zone - landschappelijk open gebied.

Op deze locatie is een woning niet rechtstreeks mogelijk. Middels voorliggend wijzigingsplan wordt de realisatie van een burgerwoning in het kader van Ruimte-voor-Ruimte-regeling mogelijk gemaakt. Tevens is men voornemens een kleinschalige kinder- of gastouderopvang te starten. Dit kan binnen de nieuwe woonbestemming tot een maximum van 100 m2.

Er wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid welke is opgenomen binnen het vigerend bestemmingsplan. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte woning', met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de wijziging is uitsluitend mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - zoeklocatie ruimte-voor-ruimte';

Het perceel is grotendeels voorzien van de aanduiding 'bebouwingsconcentratie'. De nieuwe woning is ook gelegen in deze aanduiding.

  1. b. er mag een woning worden opgericht waarbij er geen sprake hoeft te zijn van het gebruik van een voormalige bedrijfswoning als burgerwoning;

Er wordt een nieuwe woning gebouwd op een nog onbebouwd perceel. Er is dan ook geen sprake van een voormalige bedrijfswoning.

  1. c. er dient sprake te zijn van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen die in gebruik zijn of waren voor de intensieve veehouderij in combinatie met realisering van milieuwinst ter plaatse de bouw van een woning op passende locaties toe te staan. Hierbij geldt dat voldaan moet zijn aan de Beleidsregel ruimte-voor-ruimte 2006, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in 2005;

Er is een ruimte-voor-ruimte-titel aangekocht bij de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Het certificaat is als Bijlage 1 aan het wijzigingsplan toegevoegd.

  1. d. er wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Halderberge zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Halderberge;

De nieuwe woning is gelegen in de bebouwingsconcentratie zoals opgenomen in de gebiedsvisie. De toetsing vindt plaats in de paragraaf 3.3 (gemeentelijk beleid).

  1. e. er dient aannemelijk te zijn dat de woning past in de omgeving en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit gelet op de ligging en situering, de goot- en bouwhoogte, kapvorm en richting, vormgeving en materiaal gebruik, de onderlinge afstanden tot naastgelegen bebouwing in relatie tot doorzichten naar het achterliggende gebied en de grootte van het perceel;

Hier wordt verderop in de toelichting op ingegaan. Tevens is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage aan het wijzigingsplan toegevoegd.

  1. f. de woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

Hier wordt verderop in de toelichting op ingegaan.

  1. g. de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;

Hier wordt verderop in de toelichting op ingegaan.

  1. h. er is sprake van ruimtelijke kwaliteitsverbetering die tevens is veiliggesteld en vastgelegd overeenkomstig het Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap West-Brabant, zoals deze geldt op het tijdstip van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag. Indien gekozen wordt voor landschappelijke inpassing bij wijze van kwaliteitsverbetering dan dient de landschappelijke inpassing in het wijzigingsplan te worden vastgelegd door het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing'.

Bij een Ruimte-voor-Ruimte regeling is formeel het Afsprakenkader niet van toepassing. Wel dient de woning landschappelijk te worden ingepast volgens de wijzigingsvoorwaarden als ook volgens provinciale Interim Omgevingsverordening. Er is dan ook een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. De landschappelijke inpassing is als zodanig vastgelegd in het wijzigingsplan.

  1. i. de inhoud van de ruimte-voor-ruimte woning mag maximaal 1.500 m3 bedragen.

De woning bedraagt maximaal 1.500 m3.

Aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan en zijn in voorliggend wijzigingsplan verantwoordt.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied betreft een agrarisch perceel waar op dit moment nog maïs gezaaid is. Aan de zuizijde van het perceel bevindt zich een hakhoutsingel met daarnaast een bestaand (zand)pad. Het bestaande (zand)pad zal worden gebruikt voor de toegang tot het perceel. Hierover zijn reeds afspraken gemaakt met de eigenaar van het zandpad.

De hakhoutsingel wordt grotendeels behouden. De singel zal een opening krijgen om de achterzijde van het perceel te bereiken en aan de voorkant wordt deze ingekort om een oprit vanaf het zandpad te kunnen realiseren. In de hakhoutsingel zitten giftige en stekelige soorten, zoals liguster, hulst en kardinaalsmuts en meidoorn. Aan de zijde van het plangebied wordt de singel daarom uitgedund en versmald om een deel van de ongewenste soorten eruit te halen. De boomvormers blijven daarbij behouden.

Aan de voorzijde bevindt zicht een watergang welke ook als zodanig bestemd is in het vigerende bestemmingsplan. Het betreft een A-watergang en is in beheer van Waterschap Brabantse Delta. Deze watergang blijft behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto bestaande situatie (bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0004.png"Figuur 2.2 Streetview plangebied met op onderste foto het bestaande pad en hakhoutsingel (bon: Google Maps)

2.2 Nieuwe Situatie

De bestemmingsplanwijziging heeft feitelijk gezien enkel betrekking op het voorste gedeelte van het perceel. Het achterste deel behoudt de bestemming 'agrarisch met waarden - landschapswaarden'.

Het gedeelte waar de woning en bijhorende tuin wordt beoogd krijgt de bestemming 'Wonen' met aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte-voor-ruimte woning'. De oppervlakte van de woonbestemming bedraagt circa 1.500 m2.

De woning wordt aan de voorzijde van de woonbestemming gerealiseerd. De kortste afstand van de woning tot aan de as van de weg bedraagt 15 meter. De inhoud van de nieuwe woning mag maximaal 1.500 m3 bedragen. De goot- en bouwhoogte bedragen op grond van het bestemmingsplan respectievelijk maximaal 7,5 en 10 meter. De woning zoals nu beoogd zal uit één laag bestaan met een kap. In figuur 2.5 is een referentie opgenomen.

Binnen de bestemming wonen zijn eveneens bijbehorende bouwwerken toegestaan. De goot- en bouwwhoogte daarvan bedragen maximaal 3 en 5,5 meter. De oppervlakte daarbij is gemaximaliseerd op 150 m2 bij een bebouwingsgebied van meer dan 400m2.

Naast de woning bestaat ook de wens om een kleinschalige agrarische kinderopvang/gastouderopvang te starten. Dit is bij de woning mogelijk mits kleinschalig en als ondergeschikte activiteit bij de woning. De activiteit dient uitgevoerd te worden door de bewoner van de woning. Personeel is niet toegestaan. De omvang bedraagt dan ook niet meer dan 100 m2. De opvang zal plaatsvinden in de aan-/bijgebouw aan de rechterzijde van de woning (zie figuur 2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0005.png"

Figuur 2.3 Weergave nieuwe woonbestemming

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0006.png"

Figuur 2.4 Ter illustratie, referentie beoogde nieuwe woning, het rechtse deel zal in gebruik genomen worden voor de gastouderopvang.

Parkeren

Op grond van de Kadernota Parkeren 2017-2021 van de gemeente Halderberge geldt voor woningen groter dan 90 m2 een parkeernorm van 2,3 parkeerplaatsen.

Voor de kinderopvang/gastouderopvang geldt een parkeernorm van 1,0 per 100 m2 bvo. Als bedrijf aan huis mag de kinderopvang niet groter zijn dan 100 m2. Er dient dan ook minimaal 1 parkeerplaats aanwezig te zijn ten behoeve van de kinderopvang.

In totaal zijn dan ook 3,3, afgerond 4, parkeerplaatsen benodigd. Deze moeten op eigen terrein worden voorzien. Het perceel is van voldoende grootte om aan de norm te kunnen voldoen. Om dit te waarborgen is een voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.

Landschappelijke inpassing

De woning wordt met behulp van de Ruimte voor Ruimte regeling ontwikkeld. Aangezien er geen bestaande bebouwing aanwezig is om te slopen dient de bouwtitel aangekocht te worden bij de ontwikkelingsmaatschappij. Hiermee is tevens voldaan aan de financiële bijdrage ten aanzien van de kwaliteitsverbetering. Er is voor een goede landschappelijke inpassing van de woning wel een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze is als bijlage aan het wijzigingsplan toegevoegd. De landschappelijke inpassing wordt geborgd in de regels, verbeelding als ook in de overeenkomst kwaliteitsverbetering van het landschap.

Aan de voorzijde van het perceel dient rekening gehouden te worden met de a-watergang. Hiervoor geldt een beschermingszone van 5 meter vanaf de insteek van het talud.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0007.png"

Figuur 2.5 weergave nieuwe situatie (bron: landschappelijke inpassing, Barbara Roozen, 10 december 2020).

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksniveau

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de uitwerking van de ambities van het Rijk, op basis van haar verantwoordelijkheden, rijksdoelen en daarmee samenhangende nationale belangen op het gebied van een samenhangend ruimtelijk en mobiliteitsbeleid. Het Rijk heeft tot doel Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken in een periode van economische conjunctuurschommelingen, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Aanleiding voor het vaststellen van de visie is de constatering dat het voorheen geldende ruimtelijke Rijksbeleid onvoldoende bijdroeg aan het behalen van deze doelen, onder meer door het veroorzaken van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving en een te sectorale blik op vraagstukken. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Er is alleen nog een taak voor het Rijk weggelegd wanneer sprake is van:

  1. 1. een onderwerp dat nationale baten en / of lasten heeft en de doorzet-tingsmacht van gemeenten overstijgt (bv. mainports);
  2. 2. een onderwerp waarvoor internationale verplichtingen zijn aangegaan (bv. werelderfgoederen);
  3. 3. een onderwerp dat provincie- of landsgrens overschrijdend is, of een hoog afwentelingsrisico kent of reeds in beheer bij het rijk is (bv. infrastructuur).

Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange termijn (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk.

Beoordeling en conclusie

Het voorliggend plan treft geen van de onderwerpen die van nationaal belang zijn. Het voorliggend plan wordt niet belemmerd door de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 22 augustus 2011 vastgesteld en op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn bepalingen opgenomen ter bescherming van nationale belangen, zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, de uitoefening van defensietaken en bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen etc.. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

Beoordeling

Volgens de kaart behorend bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen een radarverstoringsgebied. In dit gebied dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom radarstations mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het plangebied geldt voor windturbines een maximale hoogte van 90 meter ten opzichte van het NAP en voor overige bouwwerken een maximale hoogte van 113 meter t.o.v. NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0008.png"

Figuur 3.1 kaart 6 Rarro.

Conclusie

In het onderhavige plan worden geen windturbines dan wel andere bebouwing mogelijk gemaakt die deze maten overschrijdt. Het Barro en Rarro staan de ontwikkeling van de woning dan ook niet in de weg.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro); dit artikel bevat de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Met de toevoeging van dit artikel in het Bro is beoogd vanuit een oogpunt van ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd. Het Bro regelt thans dat 'de verantwoording van een juridisch verbindend ruimtelijk besluit van een decentrale overheid dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling. Tevens is geregeld dat indien het ruimtelijk besluit die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, de verantwoording een motivering dient te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien'.

Bij toepassing van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' dient antwoord gegeven te worden op een aantal vragen. Indien een vraag positief kan worden beantwoord, dient de 'ladder' verder te worden doorlopen. Indien een vraag niet positief kan worden beantwoord, dan is de 'ladder' niet (verder) van toepassing dan wel kan niet aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' worden voldaan.

  1. 1. Voorziet het onderhavige besluit in een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Voorziet het onderhavige besluit in een nieuwe stedelijke ontwikkeling?
  3. 3. Is er sprake van een behoefte aan de voorziene ontwikkeling?
  4. 4. Is de voorziene ontwikkeling gelegen buiten het bestaand stedelijk gebied?
  5. 5. Is het mogelijk om de voorziene ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren?

Beoordeling en conclusie

Voor wonen geldt dat bij woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die ladderplichtig is. Onderhavige ontwikkeling betreft enkel één woning en is derhalve niet ladderplichtig.

Een (agrarische) gastouderopvang dan wel kinderopvang wordt gezien als 'overige stedelijke voorziening' en is niet wenselijk in het buitengebied (tenzij bij een agrarisch bedrijf). De functie wordt echter bij de woning uitgevoerd als zijnde 'aan-huis-verbonden-beroep'. De omvang van de activiteit neemt maximaal een oppervlakte van 100 m2 in beslag en wordt zelfstandig uitgevoerd, zonder personeel. Richtlijnen vanuit het Rijk worden in acht genomen. Een functie van deze aard en omvang wordt gezien als ondergeschikte functie en betreft geen stedelijke ontwikkeling.

Verdere toetsing van de 'ladder' is dan ook niet aan de orde.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Brabant

De nieuwe Omgevingswet bundelt de wetten en regels voor ruimte, wonen, infrastructuur, milieu, natuur, cultureel erfgoed en water. En regelt zo het beheer en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Vooruitlopend hierop heeft de Provincie Noord-Brabant alvast een provinciale Omgevingsvisie gemaakt welke op 14 december 2018 is vastgesteld.

De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. De basisopgave voor de provincie is: 'werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit'. Hierbij heeft de provincie als doel gesteld voor de middellange termijn, 2030: Brabant heeft een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit doordat wij voor alle aspecten voldoen aan de wettelijke normen. Voor de lange termijn, 2050, wil men een goede leefomgevingskwaliteit hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald.

Om de basisopgave te behalen heeft men vier hoofdopgaven verwoord:

  1. 1. Werken aan de Brabantse energietransitie;

Doel 2050: 100% duurzame energie, grotendeels afkomstig uit Noord-Brabant.

Doel 2030: ten minste 50% reductie van broeikasgassen ten opzichte van de uitstoot in 1990 en ten minste 50% duurzame energie.

  1. 2. Werken aan een klimaatproof Brabant;

Doel 2050: Brabant is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht.

Doel 2030: Brabant handelt al sinds 2020 klimaatbestendig en waterrobuust; in 2030 zijn de eerste grote gebiedsopgaven daartoe al gerealiseerd.

  1. 3. Werken aan de slimme netwerkstad;

Doel 2050: Het stedelijk netwerk van Brabant functioneert als één samenhangend duurzaam en concurrerend netwerk van steden en dorpen als onderdeel van de Noordwest-Europese metropool. Brabant kenmerkt zich door een sterke sociale cohesie, een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem en een uitstekende (digitale) infrastructuur.

Doel 2030: Brabantse partijen werken aan de transformatie van het bestaand bebouwd gebied van Brabant. Ondersteund door de digitale ontwikkelingen zijn er belangrijke stappen gezet in de richting van een excellent en duurzaam woon-, leef- en vestigingsklimaat met een comfortabel, betrouwbaar en multimodaal verkeers- en vervoersysteem. Bewoners uit alle geledingen van de bevolking voelen zich verbonden met hun omgeving en met elkaar doordat zij meedenken en meedoen aan de veranderingen in hun omgeving.

  1. 4. Werken aan een concurrerende, duurzame economie;

Doel 2050: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. Producten, materialen en grondstoffen worden op alle onderdelen van de Brabantse economie in verregaande mate hergebruikt. Niet hernieuwbare hulpbronnen worden behouden. Het streven naar waardecreatie voor mens, natuur en economie gaan hand in hand. De Brabantse economie is verregaand circulair.

Doel 2030: Brabant is top kennis- en innovatieregio in Europa. We werken aan een circulaire economie door duurzamer om te gaan met de beschikbare grondstoffen en natuurlijke bronnen. We verminderen daartoe samen met maatschappelijke partners het gebruik van niet vernieuwbare grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) volgens de landelijke afspraken met 50%.

De Omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen. De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie (PMWP, Structuurvisie RO, BRUG, PVVP). Grote delen van die beleidsplannen horen vanuit het systeem van de Omgevingswet straks (soms verplicht) thuis in een programma zoals het natuurbeheerplan en het waterprogramma. De komende tijd wordt dit sectorale beleid afgestemd op de Omgevingsvisie en al dan niet uitgewerkt in de programma's en/of omgevingsverordening.

Conclusie

De nieuwe woning zal gasloos gebouwd worden conform het nieuwe bouwbesluit. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het klimaatproof Brabant alsmede de Brabantse energietransitie.

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, 2019

Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving, staan voortaan bij elkaar in de Interim omgevingsverordening. Deze omgevingsverordening is vastgesteld op 25 oktober 2019. De Interim omgevingsverordening vervangt diverse provinciale verordening, waaronder de verordening Ruimte. De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter en vooral is bedoeld om bestaande regelingen samen te voegen, heeft er ook (nog) geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald thema gecontinueerd moet worden. Uitgangspunt van deze Interim omgevingsverordening is dat de huidige regels met het huidige beschermingsniveau zijn gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0009.png"

Figuur 3.2 Uitsnede Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, kaart Landelijk gebied

Beoordeling

Het plangebied is aangeduid als 'gemengd landelijk gebied'. Als basisprincipe is hier Artikel 3.9 'kwaliteitsverbetering landschap' van toepassing. Daarnaast is artikel 3.80 'ruimte-voor-ruimte' van toepassing.

Artikel 3.9

Een bestemmingsplan dat een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk Gebied bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving.

Artikel 3.80

Het doel van de regeling ruimte-voor-ruimte is om aanzienlijke milieu- en ruimtelijke kwaliteitswinst te behalen door in ruil voor de beëindiging van een veehouderij, het inleveren van fosfaatrechten en de sloop van bedrijfsgebouwen de bouw van woningen op een passende locatie toe te staan. De regeling wijkt daarmee af van de hoofdregel dat geen nieuwe (burger-)woningen mogen komen in het buitengebied. Als passende locatie geldt dat er sprake moet zijn van een bebouwingsconcentratie. Per kavel kan één woning worden gerealiseerd.

In 2001 is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR) opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij bekostigd de sanering van agrarische bedrijven en verkoopt de bouwtitels die daarbij ontstaan. De locaties worden per kavel verkocht aan particulieren die zelf een woning op de kavel kunnen ontwikkelen.

De ORR ontwikkelt dus niet in alle gevallen zelf de ruimte-voor-ruimtekavels. Men kan een titel voor een ruimte-voor-ruimtekavel bij de ORR te kopen. In zo'n geval is er sprake van een ruimte-voor-ruimte-kavel die 'vanwege de ORR' wordt ontwikkeld.

Initiatiefnemers hebben een titel voor een ruimte-voor-ruimtekavel bij de ORR aangekocht. deze is als Bijlage 1 toegevoegd aan het wijzigingsplan. Voorwaarde voor toepassing van de ruimte voor ruimte regeling is dat de locatie in een bebouwingsconcentratie ligt. Uit de beschrijving in paragraaf 1.3 (vigerend bestemmingsplan) is reeds gebleken dat de locatie daaraan voldoet.

Tevens geldt als voorwaarde dat aangetoond dient te worden dat een aanzienlijke winst van omgevingskwaliteit wordt behaald. Hiervoor wordt de navolgende notitie ten aanzien van de kwaliteitsverbetering gehanteerd als uitgangspunt en is naar aanleiding daarvan een landschappelijk inpassingsplan opgesteld welke als Bijlage 2 is toegevoegd aan het wijzigingsplan.

De nieuwe woning wordt zorgvuldig ingepast waarbij rekening is gehouden met aanwezige landschapselementen. De bestemming Wonen waarbinnen de woning gerealiseerd wordt, wordt omzoomd door zowel hoge als lage hagen met bomenrijen. En in de ruime voortuin worden leibomen geplaatst. De tuin krijgt samen met de haag een groene uitstraling aan de voorzijde naar de weg toe.

De gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving (zoals bijvoorbeeld de bodemkwaliteit, de waterhuishouding en de ecologische waarden) komt aan bod in Hoofdstuk 4 waarin de diverse aspecten nader onderbouwd zijn.

Conclusie

Voorgenomen ontwikkeling past derhalve binnen de kaders van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Halderberge 2025

De gemeente Halderberge beschikt over de Structuurvisie Halderberge 2025, vastgesteld in 2013. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0010.png"

Figuur 3.3 Uitsnede strategie-kaart Structuurvisie Halderberge

Beoordeling en conclusie

De locatie is gelegen in een gebied dat strategisch gezien aangeduid is als 'verbreden'. In deze strategie worden functies toegevoegd aan gebieden waarvan de hoofdfunctie in principe prima functioneert. De variëteit aan functies in deze gebieden wordt als het ware verbreed. Kenmerkend in Halderberge is de lintbebouwing op diverse locaties. De waarde van deze lintbebouwing is gelegen in de afwisseling van bebouwing en open doorzichten. Langs de lintbebouwing is ruimte voor verbreding. De realisatie van een woning op deze locatie aan het lint past derhalve binnen de Structuurvisie.

Het plan is niet in strijd met de Structuurvisie Halderberge 2025.

Gebiedsvisie Halderberge

De gebiedsvisie bebouwingsconcentraties is door de gemeenteraad van de gemeente Halderberge op 24 september 2009 vastgesteld. In deze visie is aangegeven waar bebouwingsconcentraties zijn gelegen in het buitengebied van de gemeente Halderberge.

Het bouwen van een Ruimte-voor-Ruimte woning in het buitengebied is onder voorwaarden mogelijk in een bebouwingsconcentratie, zoals een ‘bebouwingscluster’ of ‘kernrandzone’. Deze gebieden zijn aangegeven in de gebiedsvisie en zijn tevens opgenomen in het vigerende bestemmingsplan ‘Eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Halderberge’.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0011.png"

Figuur 3.4 Uitsnede Gebiedsvisie Halderberge, Kaart 7 Kuivezand

Beoordeling en conclusie

Het plangebied maakt onderdeel uit van bebouwingsconcentratie 'Kuivezand', waar een menging van functies aanwezig is. Kuivezand is een gebied met grondgebonden landbouw met open en besloten landschappen, natuur en functies afgestemd op waterkwaliteit.

Vanaf de Wildertstraat is enerzijds de relatie met de kern Oudenbosch en anderzijds het (half-) open landschap aanwezig. In het noorden van deze bebouwingsconcentratie is ruimte voor extra bebouwing waarbij aandacht moet zijn voor zichtassen.

De ontwikkeling van de Ruimte-voor-Ruimte woning is passend binnen de kaders van de gebiedsvisie.

Landschapsplan Halderberge 2016-2025 ‘Het landschap in beweging’

Op 21 april 2016 is het nieuwe landschapsplan voor de gemeente Halderberge vastgesteld. Het geactualiseerde landschapsbeleidsplan vormt een document dat gericht is op het duurzaam behoud, ontwikkeling en versterking van een groen samenhangend landschap. Enerzijds vormt het een beleidsstuk en anderzijds een doorvertaling naar uitvoeringsprojecten. Tevens dient het document, bij ruimtelijke ontwikkelingen in het kader ‘toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap’, als ondersteuning bij de behandeling van fysieke landschappelijke inrichtingsvoorstellen. Mogelijke bestedingsdoelen worden gelabeld aan de in dit document verwoorde uitvoeringsprojecten.

De algemene visie luidt als volgt: Behoud en versterken van het huidige karakter en identiteit door:

  • Verbeteren van de samenhang tussen de verschillende (landschap) elementen;
  • De beeldkwaliteit van markante punten bewaken en versterken;
  • Het behouden en versterken van landschappelijk-cultuurhistorische waarde.

Beoordeling en conclusie

In het landschapsplan van de gemeente Halderberge valt het gebied in gebied 3: Kuivezand- Heinsberg. Het hier aanwezige halfopen zandlandschap wordt gekenmerkt door houtwallen, geriefhoutbosjes en verspreide bebouwing. Dit wil de gemeente versterken door enerzijds bomen langs de wegen aan te planten. Anderzijds door de toepassing van de regeling kwaliteitsverbetering landschap.

Middels een landschappelijk inpassingsplan zijn de huidige landschappelijke elementen in beeld gebracht en wordt het perceel dusdanig ingericht dat nieuwe elementen hierbij aansluiten.

De nieuwe woning wordt teruggelegd op het perceel. Hierdoor ontstaat aan de voorzijde een ruime voortuin, wat aansluit bij de woningen aan de overzijde van de Wildertstraat als ook de bebouwing op het naastgelegen perceel, Wildertstraat 10.

Het plan past binnen het Landschapsplan Halderberge 2016-2025.

Welstandnota

In de gemeente Halderberge wordt gestreefd naar een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van de gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van een bouwwerk alleen. Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te leveren aan die aantrekkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving. De welstandsnota, welke is vastgesteld op 28 maart 2017, vormt daarvoor de basis. In de nota zijn diverse welstandsgebieden met een eigen beschrijving en criteria opgenomen. De indeling is tot stand gekomen vanuit de stedenbouwkundige kenmerken van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0012.png"

Figuur 3.4 Uitsnede kaart Welstandnota.

Beoordeling en conclusie

De locatie valt binnen het welstandsgebied 'buitengebied'. Het gebied buiten de kernen wordt gekenmerkt door overwegend agrarisch gebruik, maar verspreid over het gebied zijn ook bedrijven, burgerwoningen, recreatiewoningen, landgoederen en bijzondere functies (zoals Bosbad Hoeven) in het buitengebied aanwezig. De bebouwing is individueel, afwisselend en op korte afstand van de weg gelegen. Bij woningen zijn vaak grote schuren aanwezig en achter de boerderijen staan vaak grote agrarische bedrijfspanden. Voor het buitengebied gelden de volgende criteria:

  • Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving
    1. 1. Grootschalige bedrijfsgebouwen worden met een schuine kap uitgevoerd en zijn gepositioneerd achter de bedrijfswoning.
    2. 2. De huidige mate van open- en beslotenheid van de bebouwing is leidend.
    3. 3. Bebouwing dient met de representatieve gevel gericht te zijn naar de openbare ruimte.
    4. 4. Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en eenvoudig van vorm.
  • Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen
    1. 1. Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
    2. 2. Afwijkende bebouwing is mogelijk mits met respect voor de oorspronkelijke kwaliteit van de omgeving en architectuur.
    3. 3. Binnen de samenstelling/opbouw van de verschillende elementen van bebouwing binnen het bouwvlak dient het hoofdgebouw herkenbaar te zijn en te blijven.
    4. 4. Binnen de architectuur van een bouwmassa met een grotere massa als de bedrijfswoning is geleding in de gevel van de massa wenselijk.
    5. 5. De naar de openbare ruimte gerichte voor- en/of zijgevel van de bebouwing heeft geen dichte vlakke gevels.
  • Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:
    1. 1. Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen contrast vormen met de naastgelegen panden. Het gebruik van damwandprofielen en plaatmateriaal dient tot een minimum te worden beperkt.
    2. 2. Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.
    3. 3. Gevels van woonbebouwing overwegend uitvoeren in traditionele materialen (baksteen) en gedekte kleuren.
    4. 4. Voor woningen is eenheid in detaillering, kleur- en materiaalgebruik per individueel pand gewenst.

De nieuwe woning zal voldoen aan bovengenoemde aspecten. De toetsing hiervan zal plaatsvinden bij de later aan te vragen omgevingsvergunning Bouwen.

Hoofdstuk 4 Planologisch Relevante Aspecten

4.1 Bodem

Bij nieuwe ontwikkelingen is het van belang inzicht te hebben in de bestaande bodemkwaliteit, zodat vooraf kan worden bepaald of de bodem geschikt is voor de beoogde bestemming. Er is dan ook een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage is als Bijlage 3 aan het wijzigingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Beoordeling

Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen. Er zijn visueel op het maaiveld en in de bodem geen asbestverdachte (plaat) materialen aangetroffen.

Zowel in de boven- als ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.

In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan minerale olie aangetroffen. De verhoging aan minerale olie is zeer gering en kan als niet significant beschouwd worden.

Conclusie

Met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaan er géén belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging en voorgenomen nieuwbouw. Nader onderzoek of nadere maatregelen worden niet noodzakelijk geacht.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Bij de bouw van geluidgevoelige functies in de nabijheid van bedrijven dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefmilieu. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen bovendien niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.

Voor de beoordeling zal de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ als leidraad worden gebruikt. Als hulpmiddel voor de inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009 namelijk een indicatieve bedrijven-lijst opgesteld. Deze bedrijvenlijst geeft richtafstanden, gebaseerd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk. Hierbij worden de aspecten geluid, geur, gevaar en stof bekeken.

Beoordeling

Op het naastgelegen perceel, Wildertstraat 10, is een bedrijfsbestemming aanwezig. Zo ook op het perceel aan de overzijde van de weg, Wildertstraat 3a. Op beide percelen zijn bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan, alsmede agrarisch verwante en agrarisch technische hulpbedrijven in de categorie 3.1.

Daarnaast is ter plaatse van Wildertstraat 3a tevens een autohandel en sloperij toegestaan en aan de Wildertstraat 10 een loonbedrijf.

De autohandel/-sloperij heeft een maximale bedrijfsoppervlak van 3.515 m2. De activiteit "demonteren en slopen van auto's" is opgenomen in SBI-categorie 46771. Een autosloperij met een bedrijfsoppervlak groter dan 1000 m2 wordt geclassificeerd als milieucategorie 3.2.

Loonbedrijven met een bruto oppervlak minder dan 500 m2 worden geclassificeerd als milieucategorie 2. Wanneer het bruto oppervlak groter is dan 500 m2 wordt het loonbedrijf geclassificeerd als milieucategorie 3.1.

De aan te houden afstand volgens de VNG-brochure bedraagt voor een bedrijf in de milieucategorie 2 minimaal 30 meter en in de milieucategorie 3.2 minimaal 100 meter in gebied dat kan worden getypeerd als 'rustige woonwijk'. Buitengebied waar meerdere functies aanwezig, zoals in onderhavige situatie, wordt vaak getypeerd als 'gemengd gebied'. De aan te houden richtafstanden mogen dan met 1 stap verlaagd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0013.png"

Figuur 3.1 Afstanden woonbestemming ten opzichte van omliggende bedrijfs- bestemmingen

Autosloperij Wildertstraat 3a

De autosloperij betreft een bedrijf in de milieucategorie 3.2. Hiervoor dient in een gemengd gebied rekening gehouden te worden met de volgende richtafstanden:

  • Geur: 0 meter;
  • Stof: 10 meter;
  • Geluid: 50 meter;
  • Gevaar: 10 meter.

Zoals uit figuur 3.1 blijkt bedraagt de afstand van de autosloperij tot aan de nieuwe woonbestemming 32 meter. Enkel aan de richtafstand ten aanzien van geluid kan niet worden voldaan.

Momenteel vinden de activiteiten van het autosloperijbedrijf voornamelijk in en achter bedrijfspand plaats. De afstand vanaf de voorzijde van het pand tot aan de nieuwe woonbestemming bedraagt 62 meter. De afstand vanaf het pand tot aan de reeds bestaande woning aan de noordzijde (huisnummer 3) van de sloperij bedraagt slechts 10 meter, waardoor deze woning in de bestaande situatie maatgevend is.

Bij de toetsing dient echter uitgegaan te worden van de maximale mogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan. In theorie zouden de activiteiten tot aan de voorzijde van het bedrijfsperceel aanwezig kunnen zijn. Vanaf de hoek van het perceel (dichtstbij de nieuwe woonbestemming gelegen) bedraagt deze afstand dus 32 meter. Echter, de afstand vanaf deze hoek tot aan de bestaande woning bedraagt slechts 13 meter. Dus ook dan is de bestaande woning maatgevend.

Er is dan ook ten alle tijden een woonbestemming op een kortere afstand dan de nieuwe woning gelegen. Daarnaast vinden de bedrijfsactiviteiten in de huidige situatie aan de achterzijde op het perceel plaats. Ook dan is de woonbestemming op nummer 3 dichterbij gelegen dan de nieuwe woonbestemming naast nr. 10.

Loonbedrijf Wildertstraat 10

Een agrarisch loonbedrijf met een bruto oppervlak van minder dan 500 m2 betreft een bedrijf in de milieucategorie 2. Hoewel het bebouwde oppervlak in het bestemmingsplan gemaximaliseerd is tot 476 m2 bedraagt het bruto oppervlak (inclusief buitengebruik) vermoedelijk meer dan 500 m2 waardoor sprake kan zijn van milieucategorie 3.1.

Omdat de afstand van het bedrijf tot aan de woonbestemming 8 meter bedraagt zal in beide gevallen niet voldaan kan worden aan de aan te houden richtafstanden. Er is dan ook een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd om de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in beeld te brengen, als ook de maximale planologische mogelijkheden voor het bedrijfperceel. De rapportage is als Bijlage 4 aan het wijzigingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Conclusie akoestisch onderzoek industrielawaai (agrarisch loonbedrijf, Wildertstraat 10)

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Uit de rekenresultaten blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau maximaal 45 dB(A) etmaalwaarde bedraagt ter plaatse van de nieuw te realiseren woning. Omdat de geluidbelasting lager is dan 50 dB(A) etmaalwaarde, conform de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ kan gesteld worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Maximaal geluiddrukniveau

Ter plaatse van de nieuw te realiseren woning bedraagt het maximaal geluiddrukniveau ten hoogste 68 dB(A) in zowel de dag-, avond- als nachtperiode. Maatgevend voor de geluidbelasting is het rijden van de zware motorvoertuigen. Stap 2 van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” wordt in 1e instantie met maximaal 3 dB(A) overschreden in de avondperiode en met 8 dB(A) in de nachtperiode. Aan stap 3 wordt echter wel voldaan. Conform stap 3 worden piekgeluiden als gevolg van aan- en afrijdend verkeer uitgesloten.

Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen voor de nieuw te realiseren woning dient een binnenniveau van 55 dB(A) in de maatgevende nachtperiode gegarandeerd te worden als gevolg van het maximaal geluiddrukniveau.

In onderhavige situatie dient de minimale geluidwering, (68 dB(A) – 55 dB(A)) = 23 dB(A) te bedragen. Een "standaardgevel" heeft doorgaans een geluidwering van 20 dB(A). Een waarde van 23 DB(A) wordt indicatief behaald door toepassing van:

  • Dubbele beglazing (samenstelling 4-16-6 mm of vergelijkbaar);
  • Kierdichting van minimaal 30 dB;
  • Dichte spouw(gevel) met een massa van minimaal 200 kg/m2.

Onderhavige woning dient te beschikken over een dergelijke gevelopbouw. In de regels is hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In het kader van de later aan te vragen omgevingsvergunning zal hieraan worden getoetst.

Indirecte hinder

De indirecte hinder vanwege wegverkeer van en naar de inrichting bedraagt maximaal 48 dB(A) etmaalwaarde ter plaatse van de nieuw te realiseren woning. De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde wordt derhalve niet overschreden.

Conclusie

Ten aanzien van de Wildertstraat 3a is ten alle tijden een woonbestemming op een kortere afstand dan de nieuwe woning gelegen. Deze bestaande woonbestemming is dan ook maatgevend.

Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat ter plaatse van de nieuw te realiseren woning een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd kan worden als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf Wilderstraat 10, waarbij rekening is gehouden met de maximale planologische mogelijkheden van het bedrijf. Ook wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder.

De nieuwe woning wordt ten aanzien van bedrijven en milieuzonering inpasbaar geacht. Een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd door toepassing van de juiste geluidwerende gevels. Om dit te kunnen waarborgen is in de regels hiervoor een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De later aan te vragen omgevingsvergunning voor de woning zal hierop worden getoetst.

Door de omgevingsdienst is een adives uitgebracht ten aanzien van het akoestisch onderzoek. Naar aanleiding van het eerste advies hebben enkele wijzigingen in het onderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek is na een herbeoordeling, en het opnemen van de voorwaardelijke verplichting voor de geluidwering gevels, door de omgevingsdienst akkoord bevonden.

4.3 Geluid

In de Wet geluidhinder is bepaald, dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan waarbij mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen geluidzones van (spoor)wegen, middels een akoestisch onderzoek dient te worden aangetoond of ter plaatse de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Overlast van geluid op geluidsgevoelige functies dient namelijk te worden voorkomen.

Woningen zijn geluidsgevoelige functies. Voor wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer zijn geluidzones van toepassing.

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzones van de Wildertstraat, Bredastraat, Standaarbuitenswegje en Peeter Ceelen Keetweg. Een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is dan ook uitgevoerd. De rapportage is als Bijlage 5 aan het wijzigingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Beoordeling

De beoogde woning zal bestaan uit één bouwlaag met een kap. Het bestemmingsplan laat echter een maximale bouwhoogte van 10 meter toe, er is dan ook op de begane grond (1,5 meter), 1e verdieping (4,5 meter) en de 2e verdieping (7,5 meter) een toetspunt geplaatst.

Voor de wegen Wildertstraat, Bredastraat, Standdaarbuitenswegje en Peeter Ceelen Keetweg geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van de nieuwe woning met agrarische kinderopvang overschrijdt.

Derhalve is een procedure hogere waarde niet aan de orde. Aangezien in onderhavige situatie geen sprake is van een procedure hogere waarde, wordt voor de nieuwe woning met agrarische kinderopvang een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels niet noodzakelijk geacht. Bij toepassing van standaard geluidwerende materialen en maatregelen is een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Conclusie

Het aspect geluid ten aanzien van wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Waterhuishouding

In ruimtelijke plannen dient aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen vindt plaats via de zogenaamde watertoets. Concreet betekent de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 lid 1, sub b Bro.

Nationaal waterbeleid

In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in december 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Het Waterbeleid 21e eeuw richt zich primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke inrichting van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijke technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De maatregelen kunnen worden ingedeeld in de voorkeursvolgorde van vasthouden, bergen en afvoeren. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te realiseren die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (gemeente en provincie). Alle directe lozingen vallen onder het bevoegde gezag voor de Waterwet (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen vallen onder de Waterwet (Wtw). De indirecte lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).

Waterbeleid Waterschap Brabantse Delta

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om de gemeente Halderberge. Het waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren, zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels staan in de Keur van het waterschap en gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Brabantse Delta. Het waterschap stelt ter concretisering van het waterhuishoudkundig beleid kaartmateriaal vast.

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord- Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de Keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde Keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Deze zijn voor de drie waterschappen gelijkluidend. De nieuwe uniforme Keu-ren zijn gezamenlijk in werking getreden op 1 maart 2015.

Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater

De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren derhalve ook dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2000 m², 2000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m². Wanneer de toename van het verhard oppervlak minder is dan 2000 m2 is er vanuit het waterschap geen compensatieverplichting. In deze gevallen is de gemeente het bevoegd gezag.

Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2023

Op 29 mei 2020 is het Gemeentelijk Rioleringsplan Halderberge, 2020-2023 in werking getreden. Middels het gemeentelijk rioleringsplan (hierna: GRP) wordt gebouwd aan een robuust en flexibel systeem.

Het GRP is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het GRP wordt vastgelegd wat men wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van afval-, hemel-, en grondwater.

In het GRP is ook beschreven hoe men om wil gaan met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen. De bergingseis voor ontwikkelingen is in onderstaande tabel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0014.png"

Tabel 4.1 Bergingseis nieuwe ontwikkelingen

Conform het GRP gaat de voorkeur bij retentievoorzieningen uit naar vasthouden. De gemeente Halderberge heeft een voorkeur voor retentievoorzieningen die infiltratie van regenwater bevorderen of realisatie van oppervlaktewater (sloten, greppels en vijvers). Slechts in het geval dat bovengrondse retentie niet mogelijk blijkt te zijn, worden maatregelen als ondergrondse bergingskelders (bergen) of verruimen van de (regenwater)riolering (afvoeren) toegepast.

Situatie plangebied

Bevoegd gezag

Het perceel is momenteel volledig onverhard. De nieuwe woning heeft een oppervlak van circa 270 m2. Daarnaast is op basis van het bestemmingsplan maximaal 150 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Er zal daarnaast nog verharding aangebracht worden in de tuin en een oprit. De totale verharding zal echter nooit meer dan 2.000m2 zijn. De gemeente Halderberge is dan ook bevoegd gezag.

Grondwater

De gemeten grondwaterstand ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek (november 2019) bedraagt 1,06 m-mv. De gemiddelde hoogste grondwaterstand bedraagt, op basis van de Bodematlas provincie Noord-Brabant) tussen de 0,40 tot 0,60 m-mv. Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van de locatie geen grootschalige grondwateronttrekkingen plaats die een directe invloed hebben op de grondwaterstand en grondwaterstroming op de locatie.

Oppervlaktewater

Aan de voorzijde van het perceel is een A-watergang van aanwezig. Deze is beheer en onderhoud van Waterschap Brabantse Delta.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0015.png"

Figuur 4.1 Uitsnede legger Waterschap Brabantse Delta

Bodem

De bodem bestaat tot circa 4 m-mv uit matig fijn tot matig grof zand (bron: verkennend bodemonderzoek, november 2019).

Waterbergingsopgave

De gemeente hanteert een bergingsopgave van 7 mm per m2 verhard oppervlak wanneer sprake is van maximaal 1.000 m2 verharding. De woonbestemming heeft een oppervlakte van 1.500 m2. Hiervan wordt maximaal 420 m2 bebouwd (woning en bijgebouwen). In de tuin zal naast een oprit ook verharding (terras) worden aangebracht. De exacte invulling is thans nog niet bekend. Uitgaande van 50% verharding in het resterende deel van het perceel dient rekening gehouden te worden met 540 m2 tuin-verharding. Het totale verhard oppervlak komt daarmee op circa 960 m2. Er dient derhalve 6,72 m3 water geborgen te worden op eigen terrein.

In de Wildertstraat is een drukriolering aanwezig. Hier mag het hemelwater niet op aangesloten worden. Het hemelwater dient derhalve op eigen terrein opgevangen te worden om gedoseerd afgevoerd te worden.

Bij 'bergen' kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een buffersloot met een geknepen afvoer naar de aan de voorzijde gelegen watergang, mits het Waterschap hiermee kan instemmen.

Hergebruik kan overwogen worden maar is geen strikte eis. Het eventueel hergebruiken van hemelwater voor toiletspoeling vraagt namelijk een hoge investering.

Berging kan ook gerealiseerd worden door middel van een slootje, vijver, of (indien geen zichtbaar water wenselijk is) infiltratiekratten. Het hemelwater afkomstig van de daken van de woning kan bijvoorbeeld ook middels het plaatsen van een regenton en/of grindkoffers onder de regenpijp worden geborgen. Door bijvoorbeeld een regenton dusdanig te construeren dat deze via een noodoverloop vertraagd leegloopt op de erfverharding en het hemelwater vervolgens onder afschot richting de tuinen stroomt kan ter plaatse infiltratie van het hemelwater afkomstig van de daken plaatsvinden. Dit vergroot tevens het waterbewustzijn van de toekomstige bewoners.

Een andere oplossing voor het hemelwater kan ook gedacht worden aan de toepassing van zogenaamde “groene daken” (vegetatiedaken). Bij deze toepassing blijkt over het algemeen impliciet een berging van tenminste 25 mm aanwezig (in het groene dak).

Uiteraard kan er ook voor een combinatie van oplossingsrichtingen worden gekozen.

De voorkeursvolgorde is:

  1. 1. (her)gebruik van regenwater. Het regenwater wordt opgevangen om binnen de ontwikkeling nuttig in te zetten waardoor het niet tot afvoer komt;
  2. 2. bergen en vertraagd afvoeren. Na hevige regenval wordt water in het plangebied opgevangen en tijdelijk geborgen om vervolgens vertraagd te worden afgevoerd naar de openbare ruimte. Voorbeelden zijn: bergingsvijvers, wadi’s, groene daken etc.;
  3. 3. rechtstreeks afvoeren naar oppervlaktewater. Indien regenwater niet kan worden geborgen wordt het afgevoerd naar gebieden met oppervlaktewater zoals vijvers, sloten en kanalen;

Materiaalgebruik

De afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater maakt dat er in de bebouwing geen materialen gebruikt mogen worden die de grondwaterkwaliteit negatief kunnen beïnvloeden, zoals uitlogende materialen, bijvoorbeeld zink en lood.

In het afwateringssysteem van de daken moeten voorzieningen worden aangebracht om vaste bestanddelen als bladeren, zand, ander sediment en dergelijke achter te houden zodat het systeem niet verstopt raakt of dicht gaat slibben na verloop van tijd. Deze voorzieningen moeten goed bereikbaar blijven, om ze regelmatig te kunnen onderhouden en reinigen.

Het is niet toegestaan chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de af te koppelen verharde oppervlakken. Het is in beperkte mate toegestaan tijdens gladheid door bevriezing of sneeuwval zout als gladheidbestrijdingsmiddel op de bestrating en parkeerplaatsen e.d. toe te passen. Een alternatief kan bijvoorbeeld zand zijn. Regelmatig onderhoud van de aanvoerzijde van de voorzieningen zal noodzakelijk zijn om te garanderen dat het systeem blijft functioneren. Ook dienen standleidingen op de juiste manier te worden toegepast zodat voldoende beluchting en ontluchting van de binnenriolering is gewaarborgd en mogelijk stankoverlast wordt voorkomen.

Conclusie

Er dient 6,72 m3 water geborgen te worden op eigen terrein. Het hemelwater dient op eigen terrein te worden verwerkt. De exacte locatie, dimensionering en eventuele uitwerking hiervan zal bij de uitwerking van het bouwplan en aanvraag omgevingsvergunning bouwen in samenspraak met de gemeente Halderberge en/of Waterschap Brabantse Delta nader worden bepaald. Voor alle oplossingsrichtingen geldt sowieso dat het regenwater en afvalwater gescheiden zal worden ingezameld.

Indien afwatering plaatsvindt naar de aan de voorzijde gelegen watergang dient hiervoor toestemming gevraagd te worden aan het waterschap.

In het kader van het vooroverleg zal het waterschap gevraagd worden om advies.

4.5 Flora En Fauna

Voor de bescherming van plant- en diersoorten is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming in werking getreden. In deze wet zijn de Natuurbeschermingswet 98, Flora en faunawet en Boswet geïntegreerd tot één wet. Het is noodzakelijk om voorafgaande aan ruimtelijke ingrepen en inrichting te toetsen of de geplande activiteiten geen negatief effect hebben op beschermde plant- en/of diersoorten en leefgebieden.

In het kader van de beoogde ontwikkeling is derhalve een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Doel van de quickscan is om te bepalen of de wijzigingen binnen het plangebied mogelijk leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De volledige rapportage is als Bijlage 6 aan het wijzigingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Beoordeling

Uit de bevindingen van het veldonderzoek, het literatuur- en bronnenonderzoek en toetsing van de resultaten van dit onderzoek aan de Wet natuurbescherming en de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant, blijkt dat bij uitvoering van de ingreep zich geen mogelijke wetsovertredingen aangaande de Wet natuurbescherming voordoen.

In algemene zin moet ook de Zorgplicht in acht worden genomen. Deze zorgplicht geldt met name ten aanzien van broedgevallen van alle vogelsoorten. Aangezien alle vogels tijdens het broeden zijn beschermd, kunnen werkzaamheden tijdens het broedseizoen leiden tot een overtreding van de Wet natuurbescherming. Waarbij wordt opgemerkt dat er geen vaste periode in het jaar voor het broedseizoen kan worden aangegeven.

Voor aanvang van de werkzaamheden dient het plangebied gecontroleerd te worden op aanwezigheid van broedende vogels. Ook tijdens de werkzaamheden dient regelmatige controle op aanwezigheid van broedende vogels plaats te vinden. Voorkom verstoring bij aan- en afvoer van materieel. Plaats geen materiaal tegen beplanting.

Ook voor mogelijke aanwezigheid van Egel dient Zorgplicht in acht te worden genomen. Voorkom opslag van materialen waaronder dieren kunnen gaan verblijven. Als deze soorten worden waargenomen dienen zij zichzelf in veiligheid te kunnen brengen.

Indien een soort die niet in deze rapportage wordt genoemd, in het terrein wordt geconstateerd bij aanvang van de werkzaamheden, dient hier passend op te worden gereageerd. Het is hierbij nodig om contact op te nemen met een ter zake deskundige en een maatregel toe te passen zodat de wet niet wordt overtreden.

Conclusie

Het aspect flora en fauna staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Stikstofdepositie

Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). De uitspraak van de Raad van State betekent dat de PAS niet langer voldoet. Hiermee komt de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jaar te vervallen.

Derhalve dient aangetoond te worden dat een nieuwe ontwikkeling géén negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstofuitstoot.

Beoordeling

Door het Rijk is de handreiking ‘Woningbouw en AERIUS’ beschikbaar gesteld. Deze handreiking helpt initiatiefnemers, gemeenten en provincies om de stikstofdepositie van woningbouwprojecten in kaart te brengen. De algemene conclusie hieruit is dat bij maximaal 50 laagbouwwoningen, op minimaal 7 km afstand van een Natura 2000-gebied, de stikstofdepositie onder gemiddelde omstandigheden 0,00 mol/ha/jaar is.

In onderhavige situatie is het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Hollands Diep) gelegen op 10 km. De afstand bedraagt derhalve meer dan 7 km en betreft het de ontwikkeling van slechts 1 woning in een overgangsgebied tussen klei en zand.

Conclusie

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat aannemelijk is gemaakt dat er geen sprake is negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van mogelijke stikstofuitstoot.

4.7 Cultureel Erfgoed

Vanaf 1 juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden rekening is gehouden. Het doel hiervan is om het 'bodemarchief' zoveel mogelijk te beschermen. De archeologische resten in de bodem vormen een belangrijke bron van informatie over het verleden. In het bijzonder voor die perioden of aspecten van het verleden waarvan geen of weinig schriftelijke bronnen bewaard zijn gebleven of waarover niet of nauwelijks is geschreven.

Archeologie

Beleid provincie Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle archeologische vindplaatsen, ruimtelijke plannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) 2010, herziening 2016. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische en archeologische elementen aangegeven. In figuur 4.2 is een uitsnede van deze CHW-kaart opgenomen. De locatie is gelegen in een gebied dat is aangeduid met een middelhoge indicatieve archeologische verwachtingswaarde.

Beleidsnota archeologie gemeente Halderberge 'Ons ongeschreven verleden'

Het archeologiebeleid van de gemeente Halderberge heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het 'gemeenschappelijke geheugen en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk. Bij alle ruimtelijke plannen en ruimtelijke ontwikkelingen, op structuur-, bestemmings- en vergunningsniveau, dienen de archeologische waarden volwaardig te worden meegewogen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0016.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Archeologische verwachtingskaart Gemeente Halderberge

Het plangebied heeft op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart een hoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is in het vigerend bestemmingsplan Buitengebied Halderberge een dubbelbestemming opgenomen ter plaatse van het plangebied. Een archeologisch onderzoek heeft dan ook plaatsgevonden. De rapportage is als Bijlage 7 aan het wijzigingsplan toegevoegd. Hieronder worden enkel de conclusies weergegeven.

Conclusie archeologisch onderzoek

In het bureauonderzoek is een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum B – Late Middeleeuwen vastgesteld voor het plangebied vastgesteld. Deze verwachting is gebaseerd op de veronderstelde ligging van het plangebied op de flank van een dekzandwelving. Dit betekent dat het plangebied gunstige omstandigheden voor bewoning heeft gehad vanaf het Laat-Paleolithicum B, waarop het gedurende het Neolithicum en tot en met de Late Middeleeuwen ook gunstig is voor bewoning door landbouwers. Gedurende de Nieuwe tijd is het plangebied waarschijnlijk altijd onbebouwd geweest, gezien het ontbreken van bebouwing op historische kaarten. Tijdens eerder onderzoek in het plangebied is vastgesteld dat het ontbreekt aan intacte bodemhorizonten, waardoor de exacte verwachting op het aantreffen van archeologische resten nog onduidelijk is.

Uit het veldonderzoek is gebleken dat het plangebied in een zone met verspoeld dekzand ligt. Dit zijn gebieden die over het algemeen onder ongunstige omstandigheden voor bewoning verkeerd hebben gedurende alle archeologische periodes. De top van het dekzand is waarschijnlijk opgenomen in de moderne bouwvoor, die is aangetroffen tot een diepte van 25-55 cm -Mv (1,33-1,69 m +NAP). In de top van het dekzand ontbreekt het aan restanten van bodemvorming. Daarmee is sprake van een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit alle periodes.

Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek heeft het plangebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten vastgesteld. Wij adviseren daarom om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen, de bouw van een woning en kinderopvang. Mochten er tijdens de werkzaamheden onverhoopt tocht archeologische resten worden aangetroffen, dan wijzen wij op de wettelijke plicht dergelijke toevalsvondsten direct te melden bij de bevoegde overheid, de gemeente Halderberge (Erfgoedwet 2016, artikel 5.10).

Cultuurhistorie

Beleid provincie Noord-Brabant

Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant kan worden geconcludeerd dat er geen monumenten of andere cultuurhistorisch waardevolle elementen in de directe nabijheid aanwezig zijn die van invloed zijn op het plangebied. Ook zal de beoogde ontwikkeling, vanwege de grote afstand, niet van invloed zijn op de cultuurhistorische waardevolle elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0017.png"

Figuur 4.3 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant

Beleid gemeente Halderberge

Op 22 september 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota cultureel erfgoed Halderberge “Inspirerend verleden” vastgesteld. Cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst.

Het plangebied is gelegen in het inundatiegebied Zuider Frontier. In de achttiende eeuw (1698-1795) maakten de poldergebieden van West-Brabant vrijwel in hun geheel deel uit van de Zuider Frontier. Dit was een verdedigingsstelsel om de zuidflank van de Republiek te beschermen. Het was opgebouwd uit vele inundatiegebieden en allerlei bestaande en vernieuwde fortificaties en stellingen.

De Wildertstraat zelf is aangeduid als historische weg.

De beoogde ontwikkeling doet geen afbreuk aan het karakter van de Wildertstraat. De woning wordt op minimaal 15 meter van de as van de weg gerealiseerd om zo de openheid te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0018.png"

Figuur 4.4 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart gemeente Halderberge.

Conclusie

Het aspect cultureel erfgoed staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het NIBM. Een plan is vanaf 1 augustus 2009 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3 % van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m³ voor zowel PM10 en NO2. Voor woningbouw is in de NIBM-regeling een grens opgenomen van 1.500 nieuwe woningen met één ontsluitingsweg en 3.000 nieuwe woningen met twee ontsluitingswegen. Plannen voor woningbouw met een omvang onder deze grens beschouwt de Wet luchtkwaliteit als ‘niet in betekenende mate’. Deze plannen mogen zonder verdere toetsing worden gerealiseerd.

Beoordeling

De ontwikkeling voorziet in realisatie van 1 woning en ligt daarmee ruim onder de hiervoor genoemde grenzen. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit. Een aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Desalniettemin dient de blootstelling aan luchtverontreiniging (lokale luchtkwaliteit) echter wel in kaart te worden gebracht en te worden getoetst aan de hierbij gestelde eisen.

Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties van het meest nabijgelegen rekenpunten (A17) voor de jaren 2020 en 2030 afgelezen. Deze zijn hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0019.png"

Tabel 4.1 Concentraties lokale luchtkwaliteit

Hieruit blijkt dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het vaststellen van het voorliggende bestemmingplan.

4.9 Externe Veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie, of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden over spoor, weg, water en door buisleidingen. Daarnaast kunnen inrichtingen gevaarlijke stoffen opslaan. Externe veiligheid heeft betrekking op de risico’s voor personen ten gevolge van het gebruik van infrastructuur of het uitvoeren van activiteiten waarbij het voornamelijk gaat om de gevaren die de directe omgeving loopt, als er iets mis gaat bij de productie, de behandeling en/of het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is met name gebruik gemaakt van de "Risicokaart Nederland".

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0020.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Risicokaart Nederland (plangebied is blauw omlijnd)

Beoordeling

Zoals op bovenstaande afbeelding is te zien ligt de dichtstbijzijnde risicobron op een afstand van meer dan 800 meter. Voor ontwikkelingen op meer dan 750 meter tot een risicobron is het standaardadvies van de gemeente Halderberge van toepassing.

Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van toxische scenario's van de A17. Derhalve dient getoetst te worden aan artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Deze luidt als volgt:

In de toelichting bij een bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning wordt, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:

a.de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en

b.voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.

Middels voorliggend wijzigingsplan kan geen invloed uitgeoefend worden op het bestrijden dan wel beperken van de omvang een mogelijke ramp op de A17. Met de realisatie van de woning wordt wel een kwetsbaar object gerealiseerd. In geval van een toxisch scenario wordt geadviseerd een afsluitbare mechanische ventilatie toe te passen. Afsluitbare ventilatie en goede bouwkundige detaillering verbeteren de vlucht- en schuilmogelijkheden. Voor een andere invulling kan gebruik gemaakt worden van de standaard verantwoording van de gemeente Halderberge

Het standaardadvies is als Bijlage 8 aan het wijzigingsplan toegevoegd. Nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.

Wel dient rekening te worden gehouden met in het advies genoemde aandachtspunten omtrent bluswatervoorziening en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor tijdige beschikbaarheid van voldoende openbaar bluswater ten behoeve van brandbestrijding.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Geur

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0021.png"Figuur 4.4 Uitsnede Bestand Veehouderij Bedrijven, Provincie Noord-Brabant (plangebied met plaatsmarkering aangeduid)

Beoordeling

In voorgaande figuur zijn de nabijgelegen veehouderijbedrijven weergegeven. Hieruit is op te maken dat er veehouderijbedrijven in de omgeving aanwezig zijn. De afstand tot deze bedrijven bedraagt ruim 550 meter. Op korte afstand tot het veehouderijbedrijf bevinden zich reeds woningen. Vanwege de dichterbij gelegen woningen, zal de nieuwe woning aan de Wildertstraat geen extra beperking vormen voor de reeds bestaande veehouderijbedrijven.

Om te bepalen of ter plaatse van de nieuwe woning sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt gebruik gemaakt van de GES-kaart (Gezondheids Effect Screening). De GES-score wordt bepaald op basis van de opgetelde geurbelasting veroorzaakt door veehouderijen. De GES scores zijn gebaseerd op een bepaalde kans op geurhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BPW6039-C002_0022.png"

Figuur 4.5 Uitsnede GES-kaart Geur Veehouderij (bron: Atlas leefomgeving)

De locatie ligt in een gebied met GE-score 3a. Dit betekent dat er sprake is van een redelijk tot vrij matig woon- en leefklimaat als gevolg van geurhinder. De hinderkans ligt daarbij tussen de 5% en 12%. Op grond van de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant mag mag de cumulatieve geurhinder in het buitengebied niet meer bedragen dan maximaal 20%. In de bebouwde kom is dat maximaal 12%.

Op basis van de GES-kaart kan geconcludeerd worden dat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat aangezien de geurhinder op onderhavige locatie in het buitengebied 12% of minder zal bedragen.

Conclusie

Het aspect geur vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 M.e.r.-beoordeling

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Bepalend hierbij is de activiteit (of zijn de activiteiten) waarop het plan of besluit betrekking heeft. Het betreft de volgende drie stappen:

  1. 1. Toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Hiermee wordt getoetst of het plan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
    1. a. Het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig.
    2. b. Het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r., en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan als bedoeld in kolom 3 ‘plannen' geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht.
    3. c. Het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er moet beoordeeld worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd.
    4. d. De activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
  2. 2. In het geval van een plan: toetsing of het uitvoeren van een passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is vanwege de hierin opgenomen activiteit(en). In dat geval is het plan mogelijk m.e.r.-plichtig.
  3. 3. Toetsing aan de provinciale milieuverordening. Door Provinciale Staten kunnen hierin aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.

Beoordeling en conclusie

De activiteit die met het onderhavige wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, is de realisatie van 1 extra vrijstaande woning ten opzichte van de vigerende mogelijkheden. Deze activiteit valt binnen onderdeel D. (D11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen). Er is geen definitie gegeven voor een 'stedelijk ontwikkelingsproject'.

Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer de aard, de omvang en het ruimtebeslag van belang zijn.

In voorliggende situatie wordt een woning gebouwd buiten bestaand stedelijk gebied. Op de locatie is thans geen bebouwing aanwezig is waardoor wel sprake is van extra bebouwd ruimtebeslag. In dat kader kan het dan ook als stedelijk ontwikkelingsproject gezien worden. De activiteit blijft onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2. Er dient derhalve op grond van stap 1 een m.e.r.-beoordeling te worden verricht en dient formeel een aanmeldnotitie te worden opgesteld.

Wanneer de drempelwaarden uit de D-lijst (oppervlakte van 100 hectare of meer, op aaneengesloten gebied worden 2000 of meer woningen gebouwd, een bedrijfsvloeroppervlakte van minimaal 200.000 m2) worden vergeleken met de voorgestane ontwikkeling (bouw één woning) kan de ontwikkeling, gelet op de omvang ervan, niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Daarbij is ook van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is.

Nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, behoeft er geen m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.

Daarnaast blijkt ook uit de conclusies van voorgaande paragrafen uit dit hoofdstuk dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit wijzigingsplan heeft tot doel een adequaat juridisch-planologische regeling te scheppen voor onderhavige ontwikkeling. Bij het opstellen van het wijzigingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten.

Uitgangspunt van het wijzigingsplan is het bieden van een flexibele, juridische regeling, zonder dat hierdoor de rechtszekerheid van de burger wordt geschaad. Het wijzigingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.

Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de bestemmingen en de aanduidingen binnen het onderhavige wijzigingsplan.

5.2 Opzet Regels

De indeling van de planregels is als volgt:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangsregels

De bestemmingen en de regels van dit wijziginsplan zijn overeenkomstig de bestemmingen en regels uit het moederplan-bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplanBuitengebied Halderberge'. Hierna volgt een beschrijving van de van toepassing zijnde bestemmingen en regels.

Nadere toelichting bestemmingen

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

Deze bestemming is toegekend aan de gronden gelegen rondom de woonbestemming om een groene invulling te kunnen waarborgen. Er zijn geen gebouwen toegestaan op deze gronden. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals een lage erfscheiding.

Artikel 5 Groen

Deze bestemming is toegekend aan de groenvoorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met de landschappelijke inpassing.

Artikel 6 Wonen

Deze bestemming is toegekend aan de nieuw te bouwen woning. Het hoofdgebouw mag binnen de bestemming 'wonen' worden gebouwd rekening houdend met de maatvoering in de regels.

5.3 Verbeelding

De verbeelding is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit uit zich met name in de structuur en opmaak van de regels en verbeelding. De verbeelding opgebouwd en gecodeerd volgens IMRO 2012 en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012. Hiermee wordt aangesloten bij de landelijke richtlijn voor het benoemen van de bestemmingen, het bijbehoren kleurgebruik, het gebruik en de vorm van aanduidingen en dergelijken. Op de planverbeelding zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • de plangrens;
  • de verschillende bestemmingen;
  • bouwvlakken;
  • maatvoeringsvlakken;
  • functie- en bouwaanduidingen;

De gronden gelegen binnen de grens van het plangebied zijn geregeld binnen dit wijzigingsplan. De kleuraanduiding op de planverbeelding geeft aan om welke bestemming het gaat. De overige aanduidingen geven een specifieke situatie weer, waarvoor in de regels een aparte regeling is opgenomen.

Hoofdstuk 6 Financiële Uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijke kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen.

In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Een exploitatieplan is niet noodzakelijk wanneer de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn.

Ten behoeve van dit plan is een anterieure overeenkomst gesloten met initiatiefnemer. In deze overeenkomst is het kostenverhaal inclusief bovenwijkse voorzieningen en planschade opgenomen. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve in dit geval niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Omgevingsdialoog

Participatie wordt een belangrijke pijler onder de toekomstige Omgevingswet. Derden (waaronder omwonenden) moeten in een vroegtijdig stadium worden betrokken bij de voorbereiding van beleids- en besluitvorming. Van belang is dat de buurt betrokken wordt bij het planvoornemen. Als initiatiefnemer moet kennis worden genomen van eventuele bezwaren, wensen en belangen van omwonenden.

Bij de voorbereiding van voorliggend planvoornemen zijn 7 omliggende adressen benaderd middels een 1 op 1 gesprek. Het verslag is als Bijlage 9 bij het wijzigingsplan gevoegd.

Initiatiefnemers hebben de plannen laten zien en toegelicht. Merendeel van de omwonenden zijn positief over de voorgenomen plannen. Voor de omwonenden welke minder positief zijn, leidt een aanpassing van het huidige plan niet tot een andere mening.

7.2 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met de besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De binnengekomen vooroverlegreacties zijn in opgenomen. Hieronder zijn de reacties samengevat.

  • Brandweer Midden- en West-Brabant
    Er wordt voldaan aan de beleidsregels bereikbaarheid en bluswater. En er wordt voldaan aan het standaardadvies. Het standaardadvies 2021 is meegeleverd en toegevoegd aan het bestemmingsplan als Bijlage 8.
  • DNWG Infra
    De waterleidingen van Evides liggen op voldoende afstand van het plangebied. Er is geen verdere afweging nodig.
  • N.V. Nederlandse Gasunie
    Het plangebied ligt buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen leiding. De leiding heeft geen invloed op de verdere planontwikkeling.
  • Kaan Consultancy
    De locatie ligt op geruime afstand van de buisleidingen van Dow en Zeeland Refierny. De leidingen hebben geen invloed op de verdere planontwikkeling.
  • Rijkswaterstaat
    Het plan ligt niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat Zuid Nederland en raakt geen van hun belangen.
  • Waterschap Brabantse Delta
    De a-watergang aan de Wildertstraat heeft een beschermingszone van 5 meter gemeten vanaf de insteek van het talud. Hier dient rekening mee gehouden te worden in het plan. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in of rondom het oppervlaktewaterlichaam en ontrekken/infiltreren van grondwater kunnen gebods- en verbodsbepalingen gelden op basis van de Keur.

7.3 Zienswijzen

Conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp wijzigingsplan van 4 februari 2021 tot en met 24 maart 2021 terinzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging kunnen belanghebbenden bij het wijzigingsplan een zienswijze naar voren brengen.

Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota van Zienswijzen welke is opgenomen in het Vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 1 Certificaat Ruimte Voor Ruimte - Bouwtitel

Bijlage 1 Certificaat Ruimte voor Ruimte - bouwtitel

Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wilderstraat 10 (Loonbedrijf)

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek Wilderstraat 10 (loonbedrijf)

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Verkeerslawaai

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek verkeerslawaai

Bijlage 6 Flora En Fauna Onderzoek

Bijlage 6 Flora en fauna onderzoek

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek

Bijlage 8 Standaardadvies Gemeente Halderberge

Bijlage 8 Standaardadvies gemeente Halderberge

Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 9 Verslag omgevingsdialoog

Bijlage 10 Vooroverleg Brandweer

Bijlage 10 Vooroverleg Brandweer

Bijlage 11 Vooroverlegreactie Dnwg Infra

Bijlage 11 Vooroverlegreactie DNWG infra

Bijlage 12 Vooroverlegreactie Gasunie

Bijlage 12 Vooroverlegreactie Gasunie

Bijlage 13 Vooroverlegreactie Kaan Consultancy

Bijlage 13 Vooroverlegreactie Kaan Consultancy

Bijlage 14 Vooroverlegreactie Rijkswaterstaat

Bijlage 14 Vooroverlegreactie Rijkswaterstaat

Bijlage 15 Vooroverlegreactie Waterschap

Bijlage 15 Vooroverlegreactie Waterschap