Buitengebied Heeze-Leende 2017
Bestemmingsplan - Gemeente Heeze-Leende
Vastgesteld op 13-09-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' met identificatienummer NL.IMRO.1658.bpbuitengeb2017-vs02 van de gemeente Heeze-Leende.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aan-huis-verbonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.8 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.9 aardkundige waarden:
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.10 agrarisch bedrijf:
Inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op:
- a. het voortbrengen van producten door het telen van gewassen;
- b. het houden van dieren,
nader te onderscheiden in:
- 1. een (vollegronds)teeltbedrijf;
- 2. een veehouderij;
- 3. een glastuinbouwbedrijf;
- 4. een overig agrarisch bedrijf.
1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.
1.12 agrarisch verwant bedrijf:
een bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn: dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs, proefbedrijven, volkstuinen.
1.13 archeologische verwachtingswaarde:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
1.14 archeologisch waardevol:
gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.15 attentiegebied natuurnetwerk nederland:
gronden met waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:
- a. aanwezige aardkundige waarden.
- b. aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden.
- c. aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling waterafhankelijke natuurwaarden.
Daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zoals vastgelegd in de Verordening Ruimte en de Keur.
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.17 bebouwingsconcentratie:
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster (bebouwingsconcentratie 1+2);
- a. bebouwingsconcentratie 1 (gewone bebouwingsconcentratie):
een met deze aanduiding aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:
- 1. een vlakvormige verzameling van meer dan 15 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen.
- 2. een lijnvormige verzameling van meer dan 15 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen.
- 3. de nabijheid van een kern en/of doorgaande weg.
- b. bebouwingsconcentratie 2 (perifere bebouwingsconcentratie):
een met deze aanduiding aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:
- 1. een vlakvormige verzameling van meer dan 10 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen.
- 2. een lijnvormige verzameling van meer dan 10 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen.
- 3. enige afstand van een kern en/of doorgaande weg.
1.18 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen en bedrijven daaronder niet begrepen.
1.19 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.20 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf/stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat de recreatieverblijven danwel sportaccommodaties daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatieve doeleinden of sportvoorzieningen.
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.22 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.23 bedrijvigheid:
het vervaardigen, bewerken en/of verwerken van stoffelijke objecten/goederen.
1.24 beekherstel:
een zone ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een meer natuurlijke beekloop via hermeandering, de aanleg van driehoekskribben, etc.
1.25 beperkingen veehouderij:
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
1.26 beperkt kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.27 bestaande situatie:
- a. t.a.v. bebouwing: bouwwerken aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan, en bouwwerken die op het moment van het van kracht worden van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning.
- b. t.a.v. gebruik: legaal gebruik aanwezig op het moment van het van kracht worden van dit plan.
1.28 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.29 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
1.30 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.31 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.32 boerderij of boerderijgebouw:
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevel-boerderij of een kortgevelboerderij.
1.33 boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.
1.34 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.35 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.36 bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering.
1.37 bouwmassa:
een complex van aaneengebouwde bouwwerken.
1.38 bouwperceel:
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
1.39 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.40 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarbinnen gebouwen, bijbehorende bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere permanente voorzieningen ten behoeve van eenzelfde bestemming worden geconcentreerd.
1.41 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct met de aarde verbonden is;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.42 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV):
instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven, zoals toegepast door de provincie Noord-Brabant.
1.43 burgerwoning:
een woning, niet zijnde een agrarische bedrijfswoning, een bedrijfswoning of recreatiewoning, welke bedoeld is voor één afzonderlijk huishouden.
1.44 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.45 dagrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.46 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.47 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met uitzondering van supermarkten. Bedrijven gericht op consumentenverzorging, zoals kappers, schoonheidsspecialisten en nagelstudio's zijn hieronder begrepen.
1.48 detailhandel, productiegebonden detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat die goederen vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.49 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een bedrijf en een seksinrichting.
1.50 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.51 dierenverblijf:
gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.52 ecologische hoofdstructuur/natuurnetwerk nederland:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
1.53 erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
1.54 erker:
een voor de gevel uitgebouwde raampartij.
1.55 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.56 evenement:
een georganiseerde publieke gebeurtenis in de vorm van een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak in de vorm van sport, spel, cultuur, tradities en dergelijke.
1.57 extensief recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.
1.58 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.59 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.60 goede leefomgeving:
- a. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
- b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
- c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is bepaald.
1.61 glastuinbouwbedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn.
1.62 groen - landschapselement:
zie landschapselementen.
1.63 groenblauwe mantel:
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone of die deze verbinden.
1.64 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.
1.65 grondgebonden veehouderij:
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.
1.66 hokdierhouderij:
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.67 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
1.68 hoofdgebouw:
een gebouw, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, gelet op die bestemming, het belangrijkste is.
1.69 hoogzit
een uitkijkpunt in het kader van wildbeheer voor het waarnemen en afschieten van wilde dieren.
1.70 horeca:
bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar;
1.71 horecabedrijf, reguliere horeca:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf/logies, en/of ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken en/of zaalverhuur in verband daarmee, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub of dancing.
1.72 horecabedrijf, daghoreca:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken en ter plaatse nuttigen van kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije dranken aan passanten, toeristen en recreanten ondersteunend aan de aanwezige hoofdvoorziening.
1.73 hulpgebouw:
een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik.
Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren, melkschuren, etc.
1.74 hydrologische betekenis:
gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.
1.75 hydrologische waarden:
gronden met waarden in verband met een specifieke (geo)hydrologische en/of waterhuishoudkundige situatie, mede in relatie tot aanwezige aardkundige waarden en/of waterafhankelijke natuurwaarden.
Het gaat hier onder meer om verdrogingsbestrijding, waterberging en beekherstel.
1.76 intensieve kwekerij:
een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf (bijvoorbeeld champignonkwekrij, wormenkwekerij, m.u.v. viskwekerij, etc.).
1.77 intensieve veehouderij:
een niet-grondgebonden bedrijf waarin het houden van varkens of pluimvee de hoofdzaak is.
1.78 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.79 kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.
1.80 kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
1.81 kleinschalig kamperen:
Kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie in de vorm van kamperen met kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen, zoals kamperen bij de boer.
1.82 kleinschalig logeren:
een nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk 1 tot maximaal 14 nachten, ter plaatse verblijft. Een eenheid is een slaapplaats voor 2 personen.
1.83 kleinschalige voorzieningen:
Voorzieningen van geringe omvang aansluitend aan het bouwvlak voor extra ruwvoeropslag (b.v. een kuilvoerplaat).
1.84 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.85 kwetsbare soorten/kwetsbare natuurwaarden:
zeldzame planten of dieren, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Het gaat hier onder meer om: weidevogels, ganzen en zwanen, dagvlinders, amfibieën, reptielen en om bijzondere planten.
1.86 kwaliteitsverbetering van het landschap:
een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.87 landschappelijke waarden:
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
1.88 landschapselementen:
de verzameling van landschappelijke beplantingen en kleine natuurelementen, welke onderdeel uitmaken van het lokaal landschappelijk raamwerk.
1.89 loon(werk)bedrijf:
een bedrijf dat – voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen- diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur, hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden, met uitzondering van mestbewerking.
1.90 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met - en ten dienste van deze voorzieningen.
1.91 manege:
een recreatiebedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
1.92 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.93 mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.
1.94 natuurbegraafplaats:
terrein dat deel uitmaakt van een natuur- en/of bosgebied, waar lichamen worden begraven en/of urnen worden bewaard en activiteiten van levensbeschouwende aard plaatsvinden. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van onbehandelde en/of onbewerkte natuurlijke materialen. Grafmonumenten zoals grafstenen, zerken of grafbeplanting zijn niet toegestaan, enkel een gedenkteken van vergankelijk natuurlijk materiaal.
1.95 natuurwaarden:
de waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
1.96 netto glas:
aantal m2 kasoppervlakte.
1.97 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
1.98 normaal onderhoud en/of gebruik:
tot het normaal onderhoud en/of gebruik van landbouwgronden, bossen/bosjes, natuurterreinen en landschapselementen behoort het reguliere beheer. Hiertoe behoort het normaal agrarisch beheer en het normaal bos-, natuur- en landschapsbeheer:
- a. normaal agrarisch beheer, waaronder het maaien, beweiden en bemesten van grasland, het verbeteren van grasland door het scheuren van de grasmat buiten het broedseizoen van weidevogels en het direct opnieuw inzaaien, het ploegen en cultiveren van bouwland niet dieper dan de bouwvoor, het verbouwen van akkerbouwgewassen, zoals maïs in wisselteelt, het maaien en schonen van de sloot en slootkant en het vervangen van - en onderhoud aan drainage;
- b. normaal bos-, natuur- en landschapsbeheer, waaronder het periodiek uitdunnen en snoeien van houtwal of singel, het knotten van bomen, het opvullen van open plekken in een houtwal of singel, alsmede het uitdunnen van bomen, laten liggen van dode bomen en het verwijderen van dode bomen.
1.99 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.100 overig gebouw:
een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat benut wordt voor het bouwen en opbouwen van wagens.
Het gaat hier onder meer om schuilhutten, nissenhutten, schuren, overkappingen, etc. ten behoeve van de bouw en opbouw van wagens (bijvoorbeeld ten behoeve van Carnaval, Brabantse Dag, Bloemencorso).
1.101 overige agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.
1.102 overkapping:
een constructie met niet meer dan drie wanden waarvan niet meer dan twee wanden tot de constructie behoren.
1.103 paardenbak:
een buitenrijbaan ten behoeve van (hobbymatige) paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander vergelijkbaar materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.104 paardenhouderij:
een semi-agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het africhten van paarden, het bieden van verblijf aan paarden (bijvoorbeeld paardenpension/paardenstalling) en de handel in paarden.
1.105 perceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.106 permanente bewoning:
bewoning van een verblijfseenheid waarbij niet meer dan 120 dagen per jaar elders wordt verbleven.
1.107 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.108 raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
1.109 recreatiewoning:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf/eerste woning elders hebben.
1.110 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.111 recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.
1.112 regionaal waterbergingsgebied:
een gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen
te gaan.
1.113 ruimtelijke eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
1.114 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte, deze kwaliteit wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de architectonische kwaliteit, de landschappelijke kwaliteit en de cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving.
1.115 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.116 stacaravans:
een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd of uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
1.117 stalderingsgebied:
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen. Bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan wordt de begrenzing van het stalderingsgebied bepaald door de begrenzing van de aanduiding 'Stalderingsgebied' in de provinciale Verordening ruimte.
1.118 statische opslag (binnenopslag):
de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke.
1.119 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
1.120 struweelvogels:
vogels die voorkomen in een leefomgeving met een besloten of halfopen landschapsstructuur met een kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten, overhoekjes, solitaire bomen, dijken en onverharde wegen en paden.
Hieronder worden in ieder geval verstaan: winterkoning, heggenmus, geelgors, roodborstje, tuinfluiter, braamsluiper.
1.121 (teelt)ondersteunende kas:
een (teelt)ondersteunende voorziening in de vorm van een (permanente) kas.
1.122 (teelt)ondersteunende voorzieningen:
ondersteunende voorzieningen, in, op of boven de grond, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren. hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik. Hierbij kunnen worden onderscheiden:
- a. (teelt)ondersteunende kassen.
- b. hoge permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen.
- c. hoge tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen.
- d. lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen c.q. containervelden.
- e. lage tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen.
1.123 teeltondersteunende voorzieningen (hoog, permanent):
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt.
Hieronder worden in ieder geval verstaan teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen. ondersteunende (glas)kassen. plastic-/foliekassen, -tunnels en -regenkappen.
1.124 teeltondersteunende voorzieningen (hoog, tijdelijk):
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.
Hieronder worden in ieder geval verstaan: menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen voor het afharden van producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon. hagelnetten en vraatnetten.
1.125 teeltondersteunende voorzieningen (laag, permanent):
teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt.
Hieronder worden in ieder geval verstaan: containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton. containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van anti-worteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.
1.126 teeltondersteunende voorzieningen (laag, tijdelijk):
teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.
Hieronder worden in ieder geval verstaan: lage tunnels van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen. insectengaas. afdekfolies. vlakveldfolies.
1.127 terras (boerenterras):
Een buiten gebouwen gelegen plek voor daghoreca, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren worden verstrekt.
1.128 tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
1.129 trekkershut:
een bedrijfsmatige geëxploiteerde, houten kleine vrijstaande blokhut, zonder of met eigen sanitaire voorziening, die dient als periodiek verblijf voor wisselende individuen en groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.130 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.131 veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.132 verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, waaronder agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen.
1.133 verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.134 verkoopvloeroppervlakte (vvo):
in een detailhandelsvestiging voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte, gemeten in m2 op de vloer van de bedrijfsruimte, ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.
1.135 viskwekerij:
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering, die gericht is, op het kweken van vis.
1.136 voorgevel:
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voorgevel).
1.137 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.
1.138 (vollegronds)teeltbedrijf:
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.139 volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.
1.140 water- en huishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.141 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.142 wonen:
het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.
1.143 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.144 woonboerderij:
een boerderij of boerderijgebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).
1.145 zorggarage:
maatschappelijke voorziening in de vorm van een garage, zijnde geen particuliere garage voor consumenten, waar begeleiding/dagbesteding wordt geboden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt waarbij specialistische kennis op het gebied van het restaureren en repareren van auto's wordt overgebracht.
1.146 zorgvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg , i.c. de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.
1.147 zorgvuldige veehouderij:
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
1.148 zijdelingse- / achterperceelsgrens
de niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Algemeen
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m in de diepte en 3,0 m in de hoogte.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:
- a. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen'.
- b. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – schermvliegen’ mag maximaal 60 dagen per jaar gevlogen worden;
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – gilde en kunstkring' mag maximaal 12 keer per jaar gedurende maximaal 1 uur per keer worden geschoten.
- d. Ter plaatse van het adres Jansborg 1 te Leende mogen de gronden en gebouwen niet worden gebruikt ten behoeve van een uitbreiding van de permanente teeltondersteunende voorzieningen indien het (erf)beplantingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels, nog niet is gerealiseerd of de (erf)beplanting niet duurzaam in stand wordt gehouden (gelaten, beheerd en onderhouden).
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing, onder de volgende voorwaarde:
- a. De nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van ‘waardevolle bebouwing’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’ en/of de omgeving ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – waardevolle bebouwing’.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Bos
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens:
- a. hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hulpgebouw’, waarbij de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer, mits:
- 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m;
- 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3;
- 3. het bouwwerk is gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland';
- c. eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
- b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
- c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
- d. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast;
- e. Kleinschalige bouwwerken ten behoeve van bos- en natuurbeheer moeten zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - natuurnetwerk nederland'.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Groen - Landschapselement
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, behoudens:
- a. hulpgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding hulpgebouw op de plankaart waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
- b. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van groen- en landschapsbeheer, mits:
- 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 4 m;
- 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de inhoud niet meer bedraagt dan 70 m3;
- c. eenvoudige voorzieningen voor dagrecreatief medegebruik, zoals informatieborden, picknickplekken, banken en afvalbakken, mits geen onevenredige schade wordt aangericht aan de aanwezige waarden en de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
- d. het aantal kleinschalige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 per 1,5 ha Groen - Landschapselement.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 8.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
- b. De oppervlakte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte van hulpgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.
- c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
- d. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de afwijking niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt de volgende voorwaarde:
- a. Ter plaatse van het kadastrale perceel sectie H, nummers 45 en 217 tegenover Ronde Bleek 2 is tevens houtteelt en houtproductie toegestaan.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:
9.5 Wijzigingsbevoegdheden
Artikel 10 Natuur
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.2 Bouwregels
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Recreatie
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Recreatie - Golfbaan
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:
Artikel 13 Recreatie - Recreatiewoning
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 15 Recreatie - Volkstuin
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende voorwaarden:
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
- b. De hoogte van palen, masten en dergelijke mag niet meer bedragen dan 15 m.
- c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Verkeer - Railverkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
- b. De hoogte van palen, masten en dergelijke mag niet meer bedragen dan 15 m.
- c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 20 Water - Natuurwaarden
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 20.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. Het bouwen moet ten dienste zijn van de bestemming.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
- c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij een onafhankelijke natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige landschappelijke waarden, natuurwaarden en/of hydrologische waarden door het verlenen van de omgevingsvergunning niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 22 Leiding
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in de in deze bestemming begrepen gronden uitsluitend worden gebouwd:
- a. Bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse transportleidingen.
- b. Hoogspanningsmasten tot een maximale bouwhoogte van 35 m ten behoeve van bovengrondse hoogspanningsleidingen.
- c. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 22.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
- a. Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd.
- b. Indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad.
- c. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
- d. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie 1
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,50 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 23.2 geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken, bv. via de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten (aanduiding van verstoorde gronden).
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 2
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
- a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 m, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- 1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.
- 2. De verplichting tot het doen van opgravingen.
- 3. De verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 24.2 geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken, bv. via de Erfgoedkaart Kempen- en A2 gemeenten (aanduiding van verstoorde gronden).
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 25 Waterstaat - Waterberging
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 25.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. De bebouwing mag niet leiden tot een vermindering of verslechtering van het waterbergend vermogen van de gronden.
- b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken ten dienste van de waterkering.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a. De bebouwing mag geen onevenredige afbreuk doen aan het doelmatig functioneren van de waterkering.
- b. Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies in te winnen bij het waterschap.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 Algemene Bouwregels
28.1 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
- a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
28.2 Realiseren verhard oppervlak
- a. Bij het realiseren van verhard oppervlak moet sprake zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform de keur van het waterschap De Dommel, algemene regels en beleidsregels van het waterschap en het gemeentelijk hemelwaterbeleid.
- b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a, mits advies is ingewonnen van het betrokken waterschap.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijkende maatvoering bebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. Van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor bedrijfswoningen en burgerwoningen alsmede recreatiewoningen, chalets, stacaravans en trekkershutten.
- b. Van de regels en toestaan dat de bestemmingsgrenzen of het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij geldt dat de natuurlijke, landschappelijke, hydrologische en archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
- c. Van de regels voor de bouw van dierenverblijven binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- 1. Per bouwperceel mag slechts één dierenverblijf worden gebouwd c.q. aanwezig zijn.
- 2. Er mogen uitsluitend vrijstaande dierenverblijven worden gebouwd als schuilgelegenheid of nachtverblijf voor het houden van vee met een hobbymatig c.q. geen bedrijfsmatig karakter.
- 3. De oppervlakte van het dierenverblijf mag maximaal 20 m2 bedragen en de hoogte maximaal 3 meter.
- 4. Het moet een constructie betreffen die minimaal aan één zijde half open is (10-15% van de wandlengte).
- 5. De afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 15 meter.
- 6. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.
- d. Van de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
- 1. de inhoud per gebouwtje niet meer mag bedragen dan 50 m3;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
- 3. de bebouwing landschappelijk inpasbaar is en de natuurlijke en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
- e. Van de regels ten behoeve van een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
29.2 Afwijkende maatvoering bedrijfswoningen en woningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven omvang van (bedrijfs)woningen voor het vergroten van een (bedrijfs)woning tot 1.000 m3 met inachtneming van de volgende voorwaarde:
- a. Er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering in de vorm van sloop van (overtollige) gebouwen, renovatie/restauratie van gebouwen en/of een adequate stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing.
29.3 Afwijkende diepte ondergronds bouwen binnen bouwvlak
Het bevoegd gezag kan binnen een bouwvlak een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. de regels voor het ondergronds bouwen zodat het mogelijk wordt ondergronds te bouwen buiten het grondoppervlak van bestaande gebouwen indien de hydrologie niet onevenredig wordt aangetast en de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt;
- b. de regels voor het ondergronds bouwen, zodat het mogelijk wordt om tot een diepte van 4,5 meter te bouwen i.p.v. de reguliere diepte van 3,5 meter indien de hydrologie niet onevenredig wordt aangetast en de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt.
29.4 Hoogzitten
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van hoogzitten, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. het vloeroppervlak bedraagt niet meer dan 4 m²;
- b. het oppervlak van het frame bedraagt niet meer dan 9 m²;
- c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter.
Artikel 30 Algemene Gebruiksregels
30.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
- a. Gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
- b. Het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woning.
- c. Het permanent bewonen van recreatiewoningen.
- d. Kleinschalig kamperen.
30.2 Kleinschalig kamperen
- a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 30.1 onder d en kleinschalig kamperen toestaan direct aansluitend bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarischbedrijf’ en 'Wonen’, mits:
- 1. het totaal aantal kampeermiddelen niet meer dan 25 bedraagt;
- 2. het kleinschalig kamperen binnen het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', in relatie tot een doelmatige bedrijfsvoering redelijkerwijs niet (meer) mogelijk is;
- 3. er geen bebouwing plaatsvindt;
- 4. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;
- 5. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan met verzekering van de aanleg en instandhouding ervan;
- 6. de afstand tot de meest dichtbijgelegen (bedrijfs)woning minimaal 50 m bedraagt;
- 7. als gevolg van het kleinschalig kamperen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende agrarische bedrijven niet onevenredig worden beperkt.
- b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning zoals vermeld in lid a intrekken als de noodzaak voor tijdelijke huisvesting voor seizoenarbeiders niet meer aanwezig is of als hier misbruik van wordt gemaakt door mensen permanent te huisvesten in plaats van tijdelijk.
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
31.1 milieuzone - boringsvrije zone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' is het niet toegestaan dieper te boren dan 30 m beneden maaiveld ter bescherming van de kleilagen in de bodem, behoudens een daartoe strekkende vergunning van de provincie Noord-Brabant.
31.2 milieuzone - waterwingebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' strekken de gronden zich uitsluitend tot instandhouding van de openbare drinkwatervoorziening waarbij een medebestemming voor natuur of bos is toegelaten.
31.3 overige zone - aardkundig waardevol gebied
31.4 overige zone - attentiegebied natuurnetwerk nederland
31.5 overige zone - behoud en herstel watersystemen
31.6 overige zone - cultuurhistorisch vlak
31.7 overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied
31.8 overige zone - cultuurhistorisch waardevolle akker
31.9 overige zone - ecologische verbindingszone
31.10 overige zone - gebied potentiële natuurwaarden
31.11 overige zone - groenblauwe mantel
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden tevens bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
31.12 overige zone - natuurnetwerk nederland
31.13 overige zone - reservering waterberging
31.14 veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation
31.15 veiligheidszone - bevi
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.
31.16 veiligheidszone - leiding
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.
31.17 vrijwaringszone - weg 0-25 meter en vrijwaringszone - weg 25-50 meter
- a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0-25 meter' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
- b. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 25-50 meter' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd behoudens met een omgevingsvergunning.
- c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a en b na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de wegbeheerder.
31.18 vrijwaringszone - weg 0-50 meter en vrijwaringszone - weg 50-100 meter
- a. Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0-50 meter' mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.
- b. Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50-100 meter' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd behoudens met een omgevingsvergunning.
- c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid a en b na schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de wegbeheerder.
31.19 vrijwaringszone - waterstaat
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' zijn de gronden mede bestemd als beschermingszone voor de waterkerende functie van de waterkering.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' mag niet worden gebouwd.
- c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid b, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. er vindt geen onevenredige aantasting van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- 2. vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij het Waterschap.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- 1. graafwerkzaamheden of (ont)gravingen, anders dan normaal spit- en ploegwerk voor landbouwkundige bewerkingen;
- 2. bomen, heggen, heesters of struiken planten, vervangen, kappen of rooien, binnen een afstand van 4 meter uit de begrenzing van de waterkering;
- 3. boringen verrichten;
- 4. kabels en leidingen, inclusief mantelbuizen en drainagevoorzieningen, leggen, wijzigen of verwijderen;
- 5. verandering brengen in de hoogteligging van het maaiveld;
- 6. explosieven tot ontploffing brengen inclusief het verrichten van seismisch onderzoek of de grond op welke andere wijze dan ook in trilling brengen;
- 7. werken met een overdruk van 10 bar of meer.
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - waterstaat' kan het verboden zijn om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren en/of een bouwwerk te bouwen of te laten bouwen, zonder of in afwijking van een vergunning inzake de Keur van het waterschap. Het is derhalve voor het uitvoeren van dergelijke activiteiten noodzakelijk in contact te treden met het waterschap De Dommel.
31.20 wetgevingzone - beperkingen veehouderij
Artikel 32 Overige Regels
32.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
32.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Voorzien dient te zijn in voldoende parkeergelegenheid op basis van het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
32.3 Voorrangsregeling
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsregels
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
- a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als hoofdbewoner (van Heerstraat 1A) van de woning in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.
- b. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - agrarisch bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht’ is het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het moment van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als hoofdbewoner (van Strijperdijk 5a en Strijperdijk 5b te Leende) van de woning in de Gemeentelijke Basisadministratie staat ingeschreven, zulks met inbegrip van de persoon of personen die tot zijn huishouden behoren.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Heeze-Leende 2017’.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Heeze-Leende is de afgelopen jaren bezig geweest met de actualisatie van haar bestemmingsplannen. Dat geldt ook voor het bestemmingsplan voor het buitengebied. Het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is vastgesteld op 25 november 2013 door de gemeenteraad.
Tegen dit bestemmingsplan is een aantal beroepen ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 juli 2015 uitspraak gedaan en een aantal van deze beroepen (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Naar aanleiding van de uitspraak is het geldende bestemmingsplan op onderdelen aangepast.
Verder is het naar aanleiding van onder andere de verplichte aanpassing aan de provinciale Verordening Ruimte (VR) en het opnemen van regels voor de Brabantse Zorgvuldige veehouderij nu nodig te komen tot een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'.
Daarnaast worden enkele onherroepelijke omgevingsvergunningen, wijzigingsplannen en particuliere bestemmingsplannen opgenomen in het plan, zodat één integraal plan voor het buitengebied geldt. Verder zijn er enkele fouten en omissies in het geldende plan die hersteld moeten worden.
1.2 Plangebied
Het plangebied betreft het gehele buitengebied van de gemeente Heeze-Leende, dus met uitzondering van de kernen Heeze, Leende, Leenderstrijp en Sterksel en hun (toekomstige) uitbreidingen en bedrijventerreinen. Hiervoor zijn aparte bestemmingsplannen van kracht.
De gemeente Heeze-Leende is gelegen in Zuid-Oost Brabant. De zuidgrens van het plangebied valt samen met de landgrens tussen Nederland en België. De gemeente Heeze-Leende grenst verder aan de gemeenten Valkenswaard, Waalre, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Someren en Cranendonck.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
De onderstaande bestemmingsplannen en overige ruimtelijke besluiten worden vervangen door het voorliggende bestemmingsplan.
Soort plan | Naam | Vastgesteld |
bestemmingsplan | Buitengebied Heeze-Leende 2014 | 25 november 2013 |
wijzigingsplan | Burgemeester Vogelslaan 4 Leende | 1 juni 2015 |
bestemmingsplan | Heggerdijk 1 Leende | 29 februari 2016 |
wijzigingsplan | Hermeandering Kleine Dommel | 18 augustus 2015 |
bestemmingsplan | Hoogeindseweg 2a | 9 mei 2016 |
bestemmingsplan | Molenschut ongenummerd Leende | 25 juni 2012 |
bestemmingsplan | Molenschut tegenover 3 Leende | 12 mei 2014 |
bestemmingsplan | Natuurbegraafplaats | 18 mei 2015 |
bestemmingsplan | Pandijk 8 Sterksel | 4 april 2016 |
bestemmingsplan | Renhoek 22 Leende | 12 september 2016 |
bestemmingsplan | Rul 31 Heeze | 2 maart 2015 |
bestemmingsplan | Waterstraat 1a Leende | 13 april 2015 |
omgevingsvergunning | Pastoor Thijssenlaan 62a te Sterksel | |
omgevingsvergunning | Euvelwegen 44 | |
omgevingsvergunning | Valkenwaardeweg 48a te Leende |
1.4 Uitgangspunten En Doelstellingen Van Het Plan
De gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is er hoofdzakelijk op gericht om de onderdelen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van state van 8 juli 2015 en de consequenties van de Verordening ruimte 2014 te verwerken, een aantal ontdekte kleinschalige verbeterpunten en te herstellen planonderdelen mee te nemen alsmede in de afgelopen periode vastgestelde postzegelplannen en wijzigingsplannen integraal te verwerken. Het uitgangspunt hiervoor is in ieder geval dat de vastgestelde gedeeltelijke herziening van het buitengebied een juist toetsingskader vormt en dat deze de juridische toetsing door de bestuursrechter kan doorstaan. Het bestemmingsplan mag eveneens niet leiden tot planschade.
Het uitgangspunt bij de gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is om deze gedeeltelijke herziening direct vorm te geven als een geconsolideerde versie waarin de aanpassingen op de verbeelding integraal in de totale verbeelding zijn opgenomen. Tevens zijn de aanpassingen integraal verwerkt in een geheel nieuwe set regels. Het bestemmingsplan dient hierbij te voldoen aan alle relevante wettelijke vereisten en wensen van de landelijke en provinciale overheid, waaronder de RO Standaarden 2012.
In deze toelichting zijn deze aanpassingen en consequenties inzichtelijk gemaakt.
1.5 Leeswijzer
In deze toelichting zijn de aanpassingen die onderdeel uitmaken van deze herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied gerubriceerd naar hun achtergrond. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in vier afzonderlijke hoofdstukken ingegaan op de rubrieken waarop het bestemmingsplan wordt herzien:
- Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad van State met daarin de wijzigingen naar aanleiding van de (gedeeltelijk) als gegrond beoordeelde beroepen.
- Hoofdstuk 3 Beleidskader beschrijft de verwerking van de provinciale 'Verordening ruimte 2014' in het bestemmingsplan.
- Hoofdstuk 4 Planverbeteringen, waarin de wijzigingen zijn beschreven die worden ingegeven door voortschrijdend inzicht of andere informatie die zich heeft aangediend na de vaststelling van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'. Per geval wordt aangegeven welke aanpassing wordt doorgevoerd en om welke reden. Onder deze rubriek vallen ook de 'omissies'. De geconstateerde omissies zijn kort aangegeven, alsmede de door te voeren verbeteringen.
- Hoofdstuk 5 Kleinschalige ontwikkelingen beschrijft de ontwikkelingen waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden en die in dit bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende opgenomen kunnen worden.
Dit wordt gevolgd door de (milieuhygiënische) randvoorwaarden in Hoofdstuk 6 Aanwezige waarden enmilieu- en wateraspecten. In Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving wordt stilgestaan bij de (juridische) planopzet, gevolgd door de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan in Hoofdstuk 8Uitvoerbaarheid en Hoofdstuk 9 Procedure.
Hoofdstuk 2 Uitspraak Raad Van State
2.1 Algemeen
Op 8 juli 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan met betrekking tot het op 25 november 2013 door de raad vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid het op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.2 Verwerking In Het Bestemmingsplan
Uit deze uitspraak komen de volgende punten naar voren welke van belang zijn voor de herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014'.
- Voor wat betreft het perceel Geldropseweg 5a te Heeze worden de planregels aangepast. Bij de bouwregels van artikel 21.2.1 onder j wordt opgenomen dat het perceel Geldropseweg 5a te Heeze vervangende nieuwbouw van de woning pas mogelijk is zodra de bestaande woning is gesloopt en de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen is teruggebracht tot 80 m2.
- Van het perceel Biesputten 7 te Sterksel is de begrenzing van de woon- en groenbestemming is niet juist weergegeven. Het bestaande bijgebouw wordt middels deze herziening volledig binnen de bestemming 'Wonen' gelegd.
- Aan de Vlaamseweg 1b te Sterksel is het agrarisch technisch hulpbedrijf in de vorm van een loonwerkbedrijf ten onrechte niet bij recht als nevenactiviteit toegestaan. De bestemming 'Agrarisch – Agrarisch Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag. Hierbij wordt 2.000 m2 toegestaan voor de statische opslag en 700 m2 (in totaal) voor de volgende nevenfuncties: boomteelt, akker- en tuinbouw, loonwerk en het hobbymatig houden van paarden.
- In verband met Bruggerhuizen 2 te Leende komt artikel 21, lid 21.2.2, onder j van de planregels als volgt te luiden: 'In afwijking van het bepaalde onder f is op het adres Bruggerhuizen 2 te Leende een afstand van minder dan 2 meter toegestaan'.
- Ten aanzien van het adres Bruggerhuizen 2a te Leende wordt de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch Bedrijf' gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van statische opslag. Hierbij is 1.100 m2 aan gebouwen toegestaan voor de statische opslag. Op grond van het geldende bestemmingsplan kan daarentegen het volledige bestemmingsvlak worden bebouwd. Verder is op het perceel een kleinschalige veehouderij met 23 schapen, 4 vleeskalveren tot 8 maanden, 1 vleesvee 8-24 maanden en 4 zoogkoeien, toegestaan als nevenactiviteit. Deze ontwikkeling zorgt voor een kwaliteitsverbetering, aangezien de bouw- en gebruiksmogelijkheden zoals hiervoor beschreven behoorlijk worden teruggebracht ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
- De bij artikel 5 van de planregels behorende Tabel Bedrijven, voor zover het gaat om Bruggerhuizen 2b, voor zover het betreft de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen van 320 m2 en de bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen van 7,5 meter. Het bepalen van de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen voor dit perceel is lastig. Eerder oordeelde de Raad van State dat de reactieve aanwijzing van de provincie ten aanzien van de maximaal toegestane bedrijfsvloeroppervlakte van 750 m2 terecht was. Op basis van de huidige situatie wordt 440 m2 toegestaan voor het reparatie- en handelsbedrijf landbouwmachines en 434 m2 voor de kleinschalige rundveehouderij. De toegestane goot- en bouwhoogte wordt gelijk getrokken met de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch Bedrijf' en wordt 5.5 meter, respectievelijk 10 meter.
- Kloosterlaan 1 te Sterksel. Het gekoppelde bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch Bedrijf' ter plaatse van het perceel aan de Albertlaan te Sterksel wordt bestemd als 'Agrarisch'. De bedrijfsontwikkeling is nader onderbouwd en getoetst. In Bijlage 1 bij deze toelichting is de onderbouwing, het akoestisch onderzoek en het advies van de AAB ten behoeve van deze bedrijfsontwikkeling opgenomen.
- De ligging en grootte van het bouwvlak van het perceel Muggenberg 4 te Heeze klopt niet. Het bouwvlak is vergroot, maar het is ook de bedoeling geweest om het bouwvlak 3 meter naar het noorden te verplaatsen. Deze verschuiving is per abuis niet doorgevoerd op de verbeelding. Middels deze herziening wordt het bouwvlak in het plandeel met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' 3 meter naar het noorden verschoven.
- De bestemmingsvlakken met de bestemming 'Bedrijf' aan de Veestraat 14a te Leende en het Turfven 9a te Sterksel worden teruggebracht tot 5.000 m².
- Het besluit met betrekking tot de plandelen 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aan de noordzijde en de noordoostzijde van het perceel Heezerenbosch 6 te Heeze is genomen in strijd met het motiveringsbeginsel. Deze plandelen worden bestemd als 'Agrarisch'.
- Daarnaast worden de consequenties van de Verordening Ruimte 2014 in deze gedeeltelijke herziening verwerkt. Deze komen uitgebreid in paragraaf 3.2.2 aan bod.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie is gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten zijn gelegd en doordat er veranderende omstandigheden zijn zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.
Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota’s ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan. Het Rijk geeft met de SVIR meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geeft ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Enkele doelen uit de SVIR hebben een directe doorwerking op het buitengebied van Heeze-Leende:
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en faunasoorten.
In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die de Rijksbelangen op milieugebied of natuurgebied kunnen aantasten. De natuurlijke en cultuurhistorische waarden in dit plan zijn in voldoende mate verzekerd door de verschillende gebiedsbestemmingen en gebiedsaanduidingen.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat regels ter bescherming van nationale belangen. De keuze voor deze belangen is reeds gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en worden met het Barro en het Bro juridisch verankerd.
In het kader van deregulering en decentralisatie is gekozen om de regels zoveel mogelijk door te laten werken op het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen in bestemmingsplannen te borgen, worden deze belangen reeds in een vroeg stadium vastgelegd, wat bijdraagt aan een versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke druk. Enkele bepalingen hebben echter beperking op provinciaal medebewind en ontheffingsmogelijkheden.
De onderwerpen in het Barro betreffen:
- Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
- Kunstfundamenten.
- Grote rivieren.
- Waddenzee en waddengebied.
- Defensie (met uitzondering van radar).
Per 1 oktober 2012 is de gewijzigde Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) inzake aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen en de eerste aanvulling van het Barro inzake hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwarring rond Rijksvaarwegen en hoofd-buisleidingen), de elektriciteitvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied) inwerking getreden.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het besluit stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De ‘ladder van duurzame verstedelijking’ is in 2012 opgenomen in het Bro.
Ladder voor duurzame verstedelijking Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke a fweging over die ontwikkeling.
- I. Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.
- II. Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte ‘in te vullen’, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
- III. In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten is of kan worden. De resterende ruimtevraag, die resulteert uit trede 2 is kwalitatief en kwantitatief.
Uitgangspunten voor het bestemmingsplan
In deze integrale herziening van het bestemmingsplan worden geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.
De structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Uitsnede structuurvisie Noord-Brabant
Het plangebied maakt binnen de structuurvisie ruimtelijke ordening onderdeel uit van de stedelijke structuur en is aangeduid als 'mozaieklandschap'. Hierin wil de provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet tegenover het land (groen), maar ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde ‘stadteland’. Binnen het mozaïeklandschap van het zand zijn er verschillen tussen de Brabantse wal, de Baronie, de Kempen en De Meierij. Door met ruimtelijke ontwikkelingen in te spelen op breuklijnen en hoogteverschillen geven deze beeldbepalende structuren richting aan de verdere ontwikkeling van het landschap. Het gaat daarbij om behoud van het reliëf zelf, maar ook om het behoud van het zicht op en vanaf de reliëfvormen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan waarin geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn. Het plan is dan ook niet in strijd met de provinciale richtlijnen.
3.2.2 Verordening ruimte 2014
3.3 Gebiedsplan Problematiek Wilde Zwijnen
Vanwege overlast door wile zwijnen is in overleg tussen IVN Heeze-Leende, Brabants Landschap, ZLTO, Faunabeheereenheid, Wildbeheerseenheden Eymerick en Baronie van Cranendonck, Bosgroep Zuid Nederland, Staatsbosbeheer en gemeente Heeze-Leende en de provincie Noord-Brabant een plan opgesteld over hoe in en om het Leenderbos en Valkenhorst wordt omgegaan met de wilde zwijnen problematiek. De provincie Noord-Brabant is beleidsmatig verantwoordelijk voor het wilde zwijn. Het gebiedsplan bestaat uit twee delen: een algemeen deel voor de drie probleemgebieden met wettelijk kader, rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, informatie over de historie en beheer van het wilde zwijn en schadecijfers, en een specifiek deel voor Heeze-Leende. Doel is het bereiken van "nul schade".
Eén van de maatregelen in het gebiedsplan is het gebruik van hoogzitten ten behoeve van de jacht. In het bestemmingsplan is hiervoor een regeling opgenomen.
3.4 Overige Planologische Kaders
De overige aanpassingen in deze herziening hebben onder andere betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties, dan wel hebben betrekking op ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen de beleidskaders reeds zijn beoordeeld.
Voor de overige, ongewijzigde beleidskaders op zowel regionaal als gemeentelijk niveau wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' (zie Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014).
Hoofdstuk 4 Planverbeteringen
4.1 Algemeen
Na vaststelling en inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' is tijdens het gebruik geconstateerd dat sprake is van een aantal verbeterpunten. In een aantal gevallen is sprake van verschrijvingen, in enkele gevallen is ook sprake van een onjuiste, niet met de bestaande situatie overeenkomende weergave op de verbeelding. In deze herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' worden navolgende verbeteringen aangebracht. Deze verbeterpunten en te herstellen planonderdelen zijn allen van ondergeschikte aard waardoor de ruimtelijke consequenties c.q. de impact ervan op de omgeving beperkt is.
4.2 Repareren Fouten En Omissies
Na vaststelling van het bestemmingsplan voor het buitengebied is een aantal fouten en omissies geconstateerd. Enerzijds betreft dit verkeerde interpretaties van de bestaande situatie, dan wel het niet meenemen van reeds vergunde situaties, anderzijds is er sprake van enkele verschrijvingen, die de leesbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van de plannen bemoeilijken. Hierna is een overzicht opgenomen van de fouten en omissies die in dit bestemmingsplan zijn gerepareerd.
Regels:
- Bij de begrippen (Artikel 1) is de omschrijving van het begrip 'kleinschalig logeren' vervangen door de volgende omschrijving: “een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot maximaal acht nachten, ter plaatse verblijft. Een eenheid is een slaapplaats voor 2 personen.”
- Binnen de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3.2.3) is een regeling opgenomen voor het oprichten van erfafscheidingen tot maximaal 1 meter hoog.
- Binnen de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3.1) is in de bestemmingsomschrijving de zinsnede 'in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen' verwijderd.
- Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt in de afwijkingsbevoegdheid voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders (artikel 4.5.2) de maximaal toegestane oppervlakte gewijzigd van 500 m² naar 250 m².
- Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt in de afwijkingsbevoegdheid voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten (artikel 4.5.1) de maximaal toegestane oppervlakte daghoreca in bestaande bebouwing gewijzigd van 25 m² naar 35 m².
- Het perceel Veestraat 10 Leende is uit het plangebied gehaald, omdat deze is opgenomen in het bestemmingsplan 'Kom Leende-Leenderstrijp'. Het adres Veestraat 10 is verwijderd uit de tabel Bedrijven behorende bij de bestemming 'Bedrijf' (artikel 5).
- Het adres Somerenseweg 10 is verwijderd uit de tabel Verblijfsrecreatieve voorzieningen behorende bij de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' (artikel 14) van de planregels.
- In de bouwregels van de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3.2.3) is opgenomen dat overkappingen niet zijn toegestaan.
- In de bouwregels van de bestemming 'Wonen' (artikel 21) is een maximale oppervlakte opgenomen voor het oprichten van overkappingen.
- In Bijlage 2 bij de regels (lijst overige gebouwen) is de Muggenberg verwijderd.
Verbeelding:
- Op het perceel Pandijk 15 Sterksel is de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' veranderd in 'Wonen'. Er zijn geen agrarische activiteiten meer en de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is ingetrokken. In de directe omgeving (binnen een straal van 200 meter) van het perceel is op een afstand van 65 meter van de woning een agrarisch bedrijf aan Pandijk 14 gelegen. De VNG brochure bedrijven en milieuzonering (2009) hanteert voor agrarisch grondgebonden bedrijven (melkveehouderij als maximale variant) een richtafstand van 50 meter voor geur, 30 meter voor stof en 30 meter voor geluid. Aan deze richtafstanden voor stof en geluid wordt voldaan, waardoor de woning op de locatie Pandijk 15 geen belemmering vormt voor het agrarisch bedrijf aan Pandijk 14.
- Op het perceel Maarheezerweg-Noord 7c Leende ligt de bestemming 'Wonen' van het woonwagenkamp voor een klein gedeelte op het perceel Burgemeester Vogelslaan 4 Leende. Het bestemmingsvlak 'Wonen' is aangepast aan de kadastrale situatie.
- Volgens de Gasunie ligt de bestemming 'Leiding' van de gastransportleiding niet helemaal op de juiste plaats. De ligging van de leiding is aangepast volgens de door de Gasunie aangeleverde gegevens.
- De 'veiligheidszone - leiding' van de hoogspanningsleiding is verbreed van 26 meter naar 70 meter.
- Op het perceel Rul 1a Heeze is het bestemmingsvlak 'Wonen' iets naar achteren uitgebreid en is het bouwvlak iets naar achteren verschoven. Hierdoor is de planologische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke en vergunde situatie.
- Op het perceel Strijperstraat 16a Leende was abusievelijk geen bouwvlak opgenomen binnen de bestemming 'Wonen'. Hier is een bouwvlak opgenomen.
- Op het perceel Renheide 6 Leende was abusievelijk de aanduiding 'wonen uitgesloten' opgenomen. Deze is ter plaatse verwijderd.
- Het perceel Leenderweg 41 Heeze was abusievelijk zowel bestemd voor 'Wonen' als voor 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden'. De bestemming 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden' is verwijderd van het perceelsgedeelte dat bestemd is als 'Wonen'.
- De percelen De Zegge 5 Heeze en De Zegge 15 Heeze zijn abusievelijk zowel bestemd voor 'Wonen' als voor 'Bos'. De bestemming 'Bos' is verwijderd van de perceelsgedeelten die bestemd zijn als 'Wonen'.
- Bij het agrarisch bedrijf Euvelwegen 50 Leende kwam de omvang van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' van de analoge verbeelding niet overeen met de digitale verbeelding. De omvang van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' zoals weergegeven op de analoge verbeelding is de correcte omvang. Deze is dan ook aangehouden in dit bestemmingsplan.
- Bij zowel het perceel Euvelwegen 48 Leende als het perceel Euvelwegen 62 Leende, was abusievelijk geen bestemmingsvlak 'Wonen' opgenomen. Dit is hersteld op de verbeelding.
- Op het adres Somerenseweg 10 is de aanduiding '(sr-v16)' verwijderd van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'.
- De bestemming van het perceel aan de Hodibalduslaan te Heeze met de bestemming 'Recreatie' is gewijzigd naar 'Agrarisch', conform het bestaand gebruik.
- Het plangebied is aangepast aan het plangebied van het bestemmingsplan “Kom Leende – Leenderstrijp 2015”. Een aantal percelen die nu nog in het bestemmingsplan “Buitengebied Heeze-Leende 2014” liggen zijn inmiddels opgenomen in het bestemmingsplan “Kom Leende – Leenderstrijp 2015”.
- Het bouwvlak van de woning Holderden 4 te Sterksel lag om het bijgebouw in plaats van om de woning. Daarnaast was het bestemmingsvlak 'Wonen' te klein. De vergunde woning ligt namelijk gedeeltelijk buiten voornoemd bestemmingsvlak. Dit is gecorrigeerd.
- Eén van de vergunde stallen op het perceel Renheide 5 lag gedeeltelijk buiten het bestemmingsvlak. Het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is in overeenstemming gebracht met de vergunde situatie.
- Aan de Pastoor Thijssenlaan 62 te Sterksel is de woonboerderij gesplitst. De bestemming 'Wonen' is hier opgeknipt in twee afzonderlijke bestemmingsvlakken.
- Abusievelijk zijn twee plekken in het plangebied niet voorzien van een bestemming in het bestemmingsplan “Buitengebeid Heeze-Leende 2014”. Deze plekken zijn voorzien van de aangrenzende bestemming.
4.3 Agrarische Bestemmingen
In het geldende bestemmingsplan wordt voor de agrarische gronden gebruik gemaakt van de drie bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met landschapswaarden' en 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden'.
Het onderscheid is gebaseerd op de landschappelijke waarden van het gebied. De bestemming 'Agrarisch' is opgenomen voor de agrarische gronden met landschappelijke waarden die een meer algemeen karakter hebben (openheid en archeologische verwachtingswaarde) waarvoor een ‘zwaardere bestemming’ niet nodig is.
De bestemming 'Agrarisch met landschapswaarden' is van toepassing op agrarische gronden die worden gekenmerkt door landschappelijke waarden in de vorm van aardkundige waarden (beekdalen) en historisch geografische waarden. Ter bescherming van deze landschappelijke waarden is binnen deze bestemming voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.
De bestemming 'Agrarisch met landschaps- en natuurwaarden' is van toepassing op landbouwgebiedjes in en aansluitend op bos- en natuurgebieden waar die worden gekenmerkt door de agrarische functie en de aanwezigheid van kwetsbare (actuele) natuurwaarden zoals reptielen, planten en/of broedvogels, struweelvogels. Ter bescherming van deze natuur- en landschappelijke waarden is binnen deze bestemming voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig.
In dit bestemmingsplan zijn de verschillende natuur- en landschappelijke waarden als gebiedsaanduidingen opgenomen op de verbeelding. De betreffende beschermende regelingen is in de regels opgenomen per gebiedsaanduiding in de Algemene aanduidingsregels. Aangezien de beschermende regeling niet langer per afzonderlijke agrarische bestemming is opgenomen, is een onderscheid in drie afzonderlijke agrarische bestemmingen dan ook niet langer nodig. Er is alleen nog één bestemming 'Agrarisch' voor de agrarische gronden.
4.4 Nummering Specifieke Functieaanduidingen
In de bestemmingen 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Recreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Sport' zijn tabellen met specifieke functieaanduidingen voor bepaalde adressen opgenomen, waaraan specifieke gebruiks- en bouwregels zijn gekoppeld. Om de leesbaarheid van het plan te verbeteren zijn deze tabellen aangepast, zodat de adressen op alfabetische volgorde staan. Eventuele nieuwe locaties zijn hierin meteen verwerkt (zie Hoofdstuk 5). Dit heeft tot gevolg, voor zowel regels als verbeelding, dat de nummering van de specifieke functieaanduidingen ook is veranderd.
Hoofdstuk 5 Kleinschalige Ontwikkelingen
5.1 Algemeen
Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2014' zijn enkele, nieuwe, kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied actueel geworden, die om regeling in het bestemmingsplan vragen. Het betreffen (binnenkort) vastgestelde of onherroepelijke wijzigingsplannen dan wel postzegelplannen of aanvaardbare initiatieven die in de inspraak- of zienswijzeprocedure naar voren zijn gebracht. Deze plannen hebben reeds de ruimtelijke procedure doorlopen en er heeft hierover besluitvorming plaatsgevonden. Deze ontwikkeling zijn daarmee vastgelegd in een geldend planologisch-juridisch regime.
De postzegel-/wijzigingsplannen die zijn opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan worden hierna verder omschreven.
5.2 Verwerking In Het Bestemmingsplan
- Op 18 mei 2015 is het bestemmingsplan 'Natuurbegraafplaats' vastgesteld. Het bestemmingsplan ziet op het realiseren van een natuurbegraafplaats achter het bestaande crematorium aan de Somerenseweg te Heeze. Een natuurbegraafplaats is in de eerste plaats een bos of natuurgebied en in de tweede plaats een begraafplaats.
- Op 2 maart 2015 is het bestemmingsplan 'Rul 31' vastgesteld. Op de locatie wordt een glastuinbouwbedrijf gesaneerd en wordt een kleinschalig recreatief bedrijf met vakantieappartementen en vakantiehuisjes ontwikkeld. Het glastuinbouwbedrijf wordt daarbij gesloopt.
Het plangebied wordt herbestemd van een agrarische bedrijfsbestemming naar een recreatiebestemming. Het bouwvlak ter grootte van 15.000 m2 wordt hierbij verkleind tot circa 10.000 m2. - Op 13 april 2015 is het bestemmingsplan 'Waterstaat 1a' vastgesteld. Het bestemmingsplan zien op een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende' voor het perceel Waterstaat 1a te Leende. Op deze locatie is, naast een installatiebedrijf, een bedrijfswoning toegestaan en aanwezig. De bestemmingsplanherziening ziet op het mogen gebruiken van de bedrijfswoning als reguliere woning.
- Op 9 mei 2016 is het bestemmingsplan 'Hoogeindseweg 2a' vastgesteld. Het plan betreft een bestemmingsplanherziening voor de herontwikkeling van de locatie aan de Hoogeindseweg 2a in Leenderstrijp. De intensieve veehouderij ter plaatse wordt omgezet in een bedrijfsbestemming ten behoeve van een mechanisatiebedrijf, in de vorm van reparatie van voornamelijk gemotoriseerde grasmaaiers, en statische opslag. Het intensieve veehouderijbedrijf ter plaatse is reeds gestaakt. De intensieve veehouderijlocatie wordt omgezet naar de bestemming 'Bedrijf' ten behoeve van een mechanisatiebedrijf met een bedrijfshal van 600 m2 en statische opslag met een oppervlakte van 2.000 m2.
- Op 29 februari 2016 is het bestemmingsplan 'Heggerdijk 1' vastgesteld. Het bestemmingsplan heeft tot doel het herbestemmen van het agrarisch bedrijf Heggerdijk 1 te Leende tot een recreatieve bestemming. Aan de gehele locatie is een recreatieve bestemming toegekend, waarbij aan de voormalige bedrijfswoning een aanduiding 'wonen' is toegekend. Op de locatie wordt de exploitatie van een groepsaccomodatie met een maximale oppervlakte aan bebouwing van 500 m2 ten behoeve van het verblijf van maximaal 50 personen mogelijk gemaakt.
- Op 12 mei 2014 is het bestemmingsplan 'Molenschut tegenover 3' vastgesteld. In het bestemmingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' omgezet in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' om zo een agrarisch bouwvlak te realiseren ten behoeve van de nieuwvesting van de varkenshouderij uit Mierlo naar de Molenschut wordt hiermee mogelijk gemaakt.
- Op 18 augustus 2015 is het wijzigingsplan 'hermeandering Kleine Dommel' vastgesteld. Het plan betreft de realisatie van de waterberging en het aanpassen van de beekloop. De beekloop wordt zodanig aangepast dat een sterk meanderende beek ontstaat.
- Op 12 september 2016 is het bestemmingsplan 'Renhoek 22' vastgesteld. Het bestemmingsplan ziet op het mogen gebruik van de bedrijfswoning op het perceel Renhoek 22 Leende als reguliere woning. Hiertoe wordt de fuctieaanduiding 'wonen' toegevoegd. Tevens voorziet het bestemmingsplan in de mogelijkheid voor herbouw van de bedrijfswoning op een andere locatie op het perceel. De bedrijfsbestemming verandert hierdoor van vorm.
- Op 4 april 2016 heeft de raad het bestemmingsplan 'Pandijk 8' vastgesteld. Het bestaande bijgebouw dient te worden gesloopt en op dezelfde locatie wordt een nieuwe schuur met bed & breakfastruimte. Dit bestemmingsplan voorziet in de oprichting van een bed & breakfastruimte met paardenstalling ter vervanging van de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel. Er wordt ruimte geboden aan toeristen voor overnachtingen voor hen in de bed & breakfastruimte en voor het stallen van hun paard(en) en koets/recreatiewagen/rijtuig in de stalling en de mogelijkheid tot weidegang.
- Op 1 juni heeft het college besloten om het wijzigingsplan 'Burgemeester Vogelslaan 4' gewijzigd vast te stellen. Het wijzigingsplan ziet op een vormverandering van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarsisch Bedrijf' van het gemengde agrarisch bedrijf (melkvee en varkens) aan de locatie Burgemeester Vogelslaan 4 te Leende, zonder het bouwvlak te vergroten.
- Op 1 mei 2017 is het bestemmingsplan 'Chijnsgoed 12 Sterksel' vastgesteld. Dit bestemmingsplan regelt de omzetting van een deel van de bestaande loods aan Chijnsgoed 12 te Sterksel naar een maatschappelijke functie in de vorm van een zorggarage (vergelijkbaar met een zorgboerderij). Dit bestemmingsplan is verwerkt in onderhavig bestemmingsplan.
Daarnaast is recentelijk een aantal vergunning verleend die worden meegenomen in deze herziening.
- Omgevingsvergunning woning Pastoor Thijssenlaan 62a te Sterksel. Het achtergelegen gebouw wordt binnen de woonbestemming gebracht.
- Omgevingsvergunning Euverwege 44, waardoor het bouwvlak wordt vergroot.
- Omgevingsvergunning Valkenwaardeweg 48a te Leende. Dit betreft een bestaande vergunde woning. Het bouwvlak wordt hierop aangepast.
- Omgevingsvergunning Sterkselseweg 65 te Heeze. Er is een vergunning verleend voor het uitbreiden van de bebouwing (30.872 m2 in plaats van 28.750 m2).
- Omgevingsvergunning Hodibalduslaan 20 (voorheen: Hodibalduslaan ongenummerd) te Heeze. De maximaal toegestane bebouwde oppervlakte is gewijzigd.
Tijdens de inspraakprocedure zijn enkele inspraakreacties ingediend die zijn voorzien van een ruimtelijke onderbouwing en die worden geregeld in dit bestemmingsplan:
- Vormverandering bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aan de Beukenlaan 26 te Sterksel. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 3.
- Verschuiven van het bouwvlak aan de Biesputten 7 te Sterksel. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 4.
- Uitbreiding van recreatieve activiteiten aan de Rul 31 te Heeze. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 5.
- Sanering intensieve veehouderij, omzetting naar burgerwoning en realiseren Ruimte voor Ruimtewoning aan de Stoeiing 1 te Sterksel. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 6.
- Omschakeling naar recreatieve activiteiten aan de Valkenswaardseweg 37 te Leende. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 7.
- Vervangende nieuwbouw woning aan de Rul 16a te Heeze. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 8.
Tot slot zijn tijdens de zienswijzeprocedure enkele zienswijzen voor kleinschalige ontwikkelingen ingediend die worden geregeld in dit bestemmingsplan:
- Wijziging van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' in de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch' aan Kerkhof 5 te Heeze. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 9.
- Omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning aan Oudenmolen 11 te Heeze. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 10.
- Uitbreiding van de permanente teeltondersteunende voorzieningen aan Jansborg 1 te Leende. De ruimtelijke onderbouwing is opgenomen als Bijlage 11.
- Een gilde- en kunstkringterrein ter plaatse van perceel kadastraal bekend gemeente Heeze-Leende sectie F, nummer 3480. Het perceel heeft reeds de bestemming 'Agrarisch' en is zodoende onder meer bestemd voor extensief recreatief medegebruik. Het perceel met de daarop staande veldschuur maken onderdeel uit van de historische buitenplaats kasteel Heeze. Zowel het gilde Sint Agatha als kunstkring Eymerick hebben nauwe banden met het kasteel. In voorliggend bestemmingsplan wordt het perceel mede bestemd als terrein voor het gilde en de kunstkring. Het perceel mag worden gebruikt voor cultuurhistorische en kunstzinnige activiteiten ten behoeve van het gilde en de kunstkring. Dergelijke activiteiten passen goed bij het culturele karakter van het kasteel en door het toestaan van deze activiteiten wordt bovendien nieuw leven geblazen in het gebied tussen het centrum en het kasteel zonder dat er nieuw ruimtebeslag nodig is. Het gebied is in de gemeentelijke structuurvisie aangeduid als 'zone recreatieve uitbreidingsmogelijkheden'. Verder wordt met deze ontwikkeling gewaarborgd dat de cultuurhistorische activiteiten van het gilde kunnen worden voortgezet en behouden blijven. De reeds op het perceel aanwezige veldschuur wordt opgeknapt ten behoeve van een verenigingsgebouw voor het gilde en de kunstkring. Tevens mogen op het perceel twee schutsbomen worden gebouwd voor gebruik door het gilde. Het schieten door het gilde wordt beperkt tot maximaal 12 keer per jaar gedurende maximaal 1 uur per keer, zodat geen sprake is van onredelijke geluidshinder voor de omgeving.
Hoofdstuk 6 Aanwezige Waarden En Milieu- En Wateraspecten
6.1 Archeologische, Cultuurhistorische, Landschappelijke En Natuurlijke Waarden
De in dit reparatie- en veegbestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen hebben in enkele gevallen consequenties voor de aanwezige waarden op archeologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk en/of natuurlijk terrein. Echter het betreft steeds ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming of eerder doorlopen procedures reeds is geoordeeld dat geen onevenredige aantasting van genoemde waarden plaatsvindt, dan wel heeft in het kader van de daarvoor afzonderlijk opgestelde onderbouwingen reeds onderzoek naar eventuele effecten op aanwezige waarden plaatsgevonden. In het kader van deze eerste herziening zijn dan ook geen verdere inventarisaties naar eventueel in het geding zijnde waarden uitgevoerd.
Voor een nadere toelichting op de verschillende archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014.
6.2 Milieuaspecten
De aanpassingen in dit reparatie- en veegbestemmingsplan hebben geen milieuhygiënische consequenties. De aanpassingen hebben betrekking op omissies ten opzichte van de bestaande situatie en leiden derhalve niet tot nieuwe situaties, dan wel hebben betrekking op ontwikkelingen waarvan in eerdere planvorming, eerder doorlopen procedures of eerdere afwegingen op basis van aangeleverde onderbouwingen de milieuconsequenties reeds zijn beoordeeld.
Voor een nadere toelichting op de verschillende milieuaspecten die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende2014.
6.3 Waterhuishouding
Voor de waterhuishoudkundige aspecten is dezelfde redenering van toepassing, als hierboven beschreven onder de paragraaf Milieuaspecten.
In het kader van de watertoets is het voorontwerp bestemmingsplan voor reactie toegezonden aan het waterschap De Dommel.
Voor een nadere toelichting op de wateraspecten die van toepassing zijn op onderhavig bestemmingsplan wordt verwezen naar Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014.
6.4 Externe Veiligheid
Bij ruimtelijke planvorming moet rekening worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en risicovol transport. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:
- bescherming van personen die zich bevinden in de nabijheid van een risicobron tegen de kans op overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen of ten gevolge van een ongeval met een vliegtuig op of nabij een luchthaven;
- bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijk ongeval met een groot aantal slachtoffers.
Voor de eerste doelstelling is het begrip 'plaatsgebonden risico' (PR) van belang. De norm voor het plaatsgebonden risico is 10-6, die als een contour om een risicovolle inrichting en aan weerszijden langs een transportroute of buisleiding ligt. Binnen die contour zijn ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (Bevi) geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Bevi geldt die norm als richtwaarde. Een soortgelijke normstelling en systematiek geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Bij de realisatie van de tweede doelstelling staat het begrip 'groepsrisico' (GR) centraal. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting, transportas waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en van een buisleiding waardoor die stoffen worden vervoerd, is op dat punt onderzoek nodig. Daaruit volgt een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar wel een oriënterende waarde, die als ijkpunt geldt bij het zoeken naar maatschappelijk aanvaardbare grenzen. Op grond van artikel 13 Bevi dient bij nieuwe ruimtelijke plannen die nieuwe (kwetsbare) objecten mogelijk maken een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden door het bevoegd gezag. Een soortgelijke regeling geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Uitsnede risicokaart
Inrichtingen
Aan de Leenderweg 5 te Heeze ligt een LPG-tankstation. Het vulpunt van dit LPG-tankstation ligt buiten het plangebied en de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr ligt deels binnen het plangebied. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', overeenkomend met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr, is het verboden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten op te richten. Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die leiden tot een toename van personendichtheden binnen het invloedgebied van de inrichting. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Binnen het plangebied ligt ook een aantal inrichtingen waarvoor geen plaatsgebonden risicocontour geldt. Deze inrichtingen hebben een passende bestemming gekregen in voorliggend bestemmingsplan.
Aan de Rijksweg 67 te Geldrop en aan de Rijksweg A2 2 te Maarheeze zijn bovendien twee LPG-tankstations gelegen. De vulpunten met de bijbehorende plaatsgebonden risicocontouren van 10-6/jr liggen buiten het plangebied. Deze LPG-tankstations behoeven daarom geen regeling in voorliggend bestemmingsplan
Transport
Buisleidingen
In het noordwesten van het plangebied ligt een leiding van de Gasunie, te weten een aardgasleiding (NEN 3650-leiding). Deze leiding is bestemd als 'Leiding' met de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.
Verder ligt in het zuiden van het plangebied een PRB-leiding (K1-leiding) met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr. De leiding is bestemd als 'Leiding' met de aanduiding 'hartlijn leiding - brandstof'. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Op en in de gronden met de bestemming 'Leiding' is voor werken en werkzaamheden zoals het aanbrengen van (diepwortelende) beplanting een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden vereist. Voor het bouwen van bouwwerken zijn bovendien regels met een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Wegen
In het plangebied is de A2 (Knp. Leenderheide - afrit 34 (Valkenswaard)) aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ingevolge de Regeling Basisnet geldt voor de weg een plasbrandaandachtsgebied met een zone van 30 meter en een groepsrisicocontour van 10-7/jr.
Ten noorden van het plangebied ligt de A67 (Knp. Leenderheide - afrit 35 (Someren)). Deze weg is eveneens aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ingevolge de Regeling Basisnet geldt voor de weg een plasbrandaandachtsgebied met een zone van 30 meter en een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jr.
Verder loopt door het plangebied een spoorlijn (Eindhoven – Weert) die eveneens dient als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Voor de spoorlijn is de bestemming 'Verkeer – Railverkeer' opgenomen.
Onderhavig bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die voorzien in nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de invloedgebieden van de verschillende transportroutes voor gevaarlijke stoffen, zodat nader onderzoek niet noodzakelijk is. In paragraaf 5.2 worden een aantal kleinschalige ontwikkelingen genoemd die voorzien zijn van een ruimtelijke onderbouwing waarin het aspect externe veiligheid aan de orde komt.
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Inleiding
7.1.1 Algemeen
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied door voor de gronden bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
7.1.2 Wettelijk kader
Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.
7.1.3 Planonderdelen
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Heeze-Leende 2017' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.
7.2 Algemene Toelichting Verbeelding
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.
Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een topografische ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
7.3 Algemene Toelichting Regels
7.3.1 Algemeen
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Heeze-Leende 2017’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.
7.3.2 Inleidende regels
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.
7.3.3 Bestemmingsregels
Voor een nadere toelichting op de verschillende bestemmingen die in onderhavig bestemmingsplan voorkomen wordt verwezen naar paragraaf 7.4. Per bestemming, die op de verbeelding wordt gebruikt, worden gebruiks- en bouwregels opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- 9. Wijzigingsbevoegdheid.
Niet alle onderdelen komen bij elke bestemming voor. Van de meest gebruikte onderdelen volgt hieronder een korte toelichting.
- Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie(s) worden als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook de aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid kan worden aangegeven door de woorden 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie binnen de betreffende bestemming.
- Bouwregels
In de bouwregels is bepaald welke bouwwerken mogen worden opgericht, waarbij in ieder geval een onderscheid wordt gemaakt tussen de regeling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en daar waar van toepassing ook tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken. Voorts bevatten de bouwregels, voor zover van toepassing, minimale en maximale maatvoeringen voor de diverse bouwwerken zoals goothoogtes, bouwhoogtes, oppervlaktes en dakhellingen.
- Nadere eisen
Nadere eisen kunnen worden gesteld aan bijvoorbeeld de situering van bouwwerken ten behoeve van bepaalde criteria, zoals een goede woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het opnemen van nadere eisen in de bouwvergunning. Nadere eisen kunnen alleen worden gesteld als er in de regels ook een primaire eis wordt gesteld. De nadere eisen moeten verband houden met deze eis. De nadere eisenregeling hoeft niet in alle bestemmingen te worden geregeld.
- Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van afwijkingsbevoegdheden wordt flexibiliteit in bestemmingsregels gecreëerd door mogelijkheden te bieden om in beperkte mate af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze bevoegdheden zijn niet bedoeld voor afwijkingen van de bouwregels, waarvan de verwachting is, dat ze veelal kunnen worden verleend. In dat geval zijn de bouwregels hierop aangepast. Voor elke afwijking is aangegeven waarvan een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels wordt verleend, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en meestal de situaties of voorwaarden waaronder een omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
- Specifieke gebruiksregels
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening vervallen. In dit artikel was het verbod opgenomen om gronden te gebruiken op een manier die in strijd is met het bestemmingsplan. Derhalve moeten in de specifieke gebruiksregels bepaalde functies concreet worden genoemd als zijnde verboden gebruik. Ook het laten gebruiken moet specifiek worden genoemd.
- Afwijken van de gebruiksregels
Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels kan van de gebruiksregels in het plan worden afgeweken ten behoeve van een concrete vorm van grondgebruik. Dit mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat wel kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van functies die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies, maar dat via het afwijken geen 'nieuwe' functies kunnen worden toegestaan. Het afwijken van de gebruiksregels dient te zien op kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ruimtelijke ingrepen dienen te worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid of bestemmingsplanherziening.
- Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (algemene regels).
7.3.4 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
- Algemene bouwregels
Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
- Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.
- Algemene wijzigingsregels
In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
- Algemene procedureregels
In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.
- Overige regels
In dit artikel is een bepaling opgenomen waarmee alle op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen voor een activiteit waarvoor in dit bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist, gelijk worden gesteld met zo'n omgevingsvergunning.
Verder is in dit artikel een voorrangsregeling opgenomen, die bepaalt dat primair het bepaalde met betrekking tot een dubbelbestemming geldt. Ook is aangegeven welke dubbelbestemming de prioriteit krijgt indien meerdere dubbelbestemmingen over elkaar heen liggen.
7.3.5 Overgangs- en slotregels
- Overgangsrecht
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.
- Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald.
7.4 Toelichting Bestemmingen
7.4.1 Agrarisch
Deze bestemming is toegekend vanwege de overwegend agrarische functie van de gronden gelegen binnen deze bestemming. Een agrarisch bedrijf is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van vee op of met gebruikmaking van de open grond daaronder niet begrepen bosbouw. Naast de agrarische functie laat deze bestemming ook ondergeschikt extensief recreatief medegebruik toe.
7.4.2 Agrarisch – Agrarisch bedrijf
Deze bestemming blijft een separate bestemming en zal als een bestemmingsvlak binnen de agrarische gebiedsbestemming worden aangegeven. Deze bestemming met bouwvlak geeft aan waar de agrarische bedrijven gelegen zijn.
7.4.3 Bedrijf
Deze bestemming is toegekend vanwege de bestaande bedrijvigheid op deze gronden. Het betreft hier bedrijvigheid, anders dan agrarische bedrijvigheid ofwel niet-agrarische bedrijvigheid waaronder semi-agrarische bedrijvigheid. De verschillende bedrijfsvormen zijn in één detailbestemming geregeld. In de regels is een tabel opgenomen waarin de bedrijfsdoeleinden per adres zijn gespecificeerd.
7.4.4 Bedrijf – Nutsvoorziening
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied voorkomende nutsbedrijven en nutsvoorzieningen opgenomen. Het betreft de volgende soort nutsbedrijven en/of nutsvoorzieningen: meet- en regelstation, transformatorstation en/of antennemast.
7.4.5 Bos
Deze bestemming is van toepassing op de gronden waarop bos aanwezig is. Het betreft zowel bossen met de hoofdfunctie natuur, als multifunctionele bossen en zowel grotere boscomplexen die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur, als kleine bosgebiedjes (< 0,5 ha) daarbuiten. Door middel van deze bestemming wordt verzekerd dat de functies van het bos gehandhaafd blijven en/of zich verder kunnen ontwikkelen.
7.4.6 Groen - Landschapselement
Deze bestemming is toegekend aan gronden met (opgaande) beplanting die niet primair een bos- of natuurfunctie hebben. Het gaat hierbij niet om erfbeplanting maar om landschapselementen belangrijk voor de ruimtelijk visuele beleving.
7.4.7 Maatschappelijk
Deze bestemming is toegekend aan gebouwen en gronden die een maatschappelijke functie hebben. Binnen het plangebied zijn enkele maatschappelijke functies aanwezig.
7.4.8 Natuur
Deze bestemming betreft de gronden die een onderdeel vormen van grotere bos- en natuurcomplexen die onderdeel zijn van de ecologische hoofdstructuur, maar in tegenstelling tot de bestemming ‘Bos’ bestaan uit grasland-, heide- en moerasvegetaties. Meer dan in bosgebieden ligt hier het primaire doel bij natuurbeheer. De natuurgebieden zijn begrensd op basis van luchtfoto’s, topografische gegevens, provinciale vegetatiekarteringen en gronden die reeds in bezit zijn van natuurbeherende instanties.
7.4.9 Recreatie
Deze bestemming is toegekend aan gronden die een recreatieve functie hebben (verblijfsrecreatie en dagrecreatie). Binnen het plangebied zijn verschillende recreatieve functies aanwezig. Het gaat om terreinen die de bestemming recreatieve doeleinden hebben gekregen. Ook de hier aanwezige voorzieningen vallen binnen de ‘recreatieve doeleinden’.
Naast de bestemming Recreatie bestaan verder de specifieke bestemmingen Recreatie – Golfbaan, Recreatie – Recreatiewoning, Recreatie – Verblijfsrecreatie en Recreatie – Volkstuin.
7.4.10 Sport
Deze bestemming heeft betrekking op diverse in het buitengebied gelegen sportvoorzieningen. Het gaat hier b.v. om een ruitersportterrein, manege, hondensportterrein en handboogsportterrein.
7.4.11 Verkeer
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige wegen.
7.4.12 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming betreft de in het plangebied aanwezige spoorlijn.
7.4.13 Water
Deze bestemming is toegekend aan al het binnen het plangebied aanwezige open water met uitzondering van vaarwegen. Het water is als zodanig bestemd en vervult vaak meerdere functies (waterberging, recreatie, natuur). Grote leggerwaterlopen (o.a. grote beken) en grote plassen binnen het plangebied worden bijvoorbeeld opgenomen in de bestemming ‘Water’.
7.4.14 Water - Natuurwaarden
Deze bestemming is toegekend aan al het binnen het plangebied aanwezige open water met een ecologische waarde ofwel een natuurwaarde. Denk hierbij in het bijzonder aan waardevolle poelen, vennen en andere natuurwateren.
7.4.15 Wonen
Deze bestemming betreft de verschillende burgerwoningen binnen het plangebied, niet zijnde (agrarische) bedrijfswoningen. Het betreft hier het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen.
7.5 Toelichting Dubbelbestemmingen
7.5.1 Leiding
Deze (dubbel)bestemming betreft de binnen het plangebied aanwezige (hoofdtransport) leidingen. Deze leidingen zijn overeenkomstig hun bestaande situatie bestemd en als zodanig beschermd. Denk b.v. aan een hoge druk ruwe olietransportleiding, hoge druk olieproductentransportleiding, watertransportleiding, aardgastransportleiding, rioolwatertransportleiding, militaire brandstofleiding, hoogspanningsleiding 150 kV en/of hoogspanningsleiding 380 kV.
7.5.2 Waarde – Archeologie 1
De voor Waarde – Archeologie 1 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van aanwezige archeologische waarden. Deze waarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
7.5.3 Waarde – Archeologie 2
De voor Waarde – Archeologie 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van verwachte hoge archeologische waarden ofwel hoge archeologische verwachtingswaarden. De archeologische verwachtingswaarden zijn beschermd door middel van een omgevingsvergunningenstelsel. Hierin zijn regels opgenomen voor wat betreft het uitbreiden van bebouwingsmogelijkheden en ingrepen in de bodem.
7.5.4 Waterstaat – Waterberging
Deze dubbelbestemming is afkomstig uit de te realiseren wateropgave en is gericht op hydrologische belangen van bestaande waterbergingsgebieden en waterbuffers.
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische Uitvoerbaarheid
Onderhavig bestemmingsplan is er hoofdzakelijk op gericht om de onderdelen te verwerken naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van state, de consequenties van de Verordening ruimte 2014 te verwerken, een aantal ontdekte kleinschalige verbeterpunten en te herstellen planonderdelen mee te nemen alsmede in de afgelopen periode vastgestelde postzegelplannen en wijzigingsplannen integraal te verwerken. Het plan voorziet niet in de realisering van nieuwe zaken van gemeentewege.
Voor de gemeente Heeze-Leende zijn aan het plan geen bijzondere kosten verbonden. Indien op basis van het bestemmingsplan nieuwe projecten worden gerealiseerd, gebeurt dat door derden/particulieren. De met de daadwerkelijke realisering gepaard gaande kosten worden dan ook gedragen door de desbetreffende initiatiefnemer(s). Bijkomende kosten, zoals voor de aansluiting op de nutsvoorzieningen en riolering, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer(s).
Voorgaande overziend zijn er voor de gemeente Heeze-Leende, behoudens de plankosten en kosten voor ambtelijke voorbereiding en procesbegeleiding, geen kosten aan de realisering van het plan verbonden.
8.1.1 Planschade
Het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' betreft een conserverend bestemmingsplan. Als gevolg hiervan is de verwachting dan ook dat er in beginsel geen planschade ontstaat als gevolg van de planologische wijziging.
8.1.2 Exploitatieplan
De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wro een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening zijn.
De regeling van afdeling 6.4 Wro heeft mede betrekking op de bouwmogelijkheden, die in vorige bestemmingsplannen nog niet benut waren. Wanneer voor bestaande, nog onbenutte bouwmogelijkheden nog sprake is van de noodzaak van locatie-eisen of kostenverhaal, kan dat in het nieuwe bestemmingsplan ook worden meegenomen.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' is geen sprake van nieuwe of onbenutte bouwmogelijkheden waarvoor de noodzaak van het stellen van locatie-eisen of een kostenverhaal nog aanwezig is. Aan het bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden toegevoegd.
Voor de in het bestemmingsplan meegenomen kleinschalige ontwikkelingen zijn afzonderlijke overeenkomsten gesloten, waarin ook het kostenverhaal is geregeld. Ook hiervoor is derhalve het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
8.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse ambtelijke instanties. Tevens is op basis van de inspraakverordening van de gemeente Heeze-Leende inspraakgelegenheid geboden. De uitkomsten van het vooroverleg en de inspraakprocedure zijn nader beschreven in paragraaf 9.2.
8.3 Handhaving
8.3.1 Algemeen
Een van de uitgangspunten bij het ontwikkelen van een bestemmingsplan is dat het plan handhaafbaar dient te zijn. Handhaving van het ruimtelijke beleid is een voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit.
Reeds bij de totstandkoming van een bestemmingsplan dient terdege aandacht te worden besteed aan de handhaafbaarheid van de voorgeschreven regels. Vier factoren zijn van wezenlijk belang voor een goed handhavingsbeleid.
- 1. Voldoende kenbaarheid van het plan:
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. Met het oog hierop is onder meer door een voorlichtingsbijeenkomst bekendheid gegeven aan het plan. Daarnaast heeft de wet in de bestemmingsplanprocedure in ieder geval een aantal verplichte inspraakmomenten ingebouwd. - 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regeling in het plan:
De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Uiteraard kan niet een ieder zich vinden in elk onderdeel van het plan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is echter wel wenselijk. - 3. Inzichtelijke en realistische regeling:
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dit houdt in: helder van opzet en niet onnodig beperkend of inflexibel. Bovendien moeten de bepalingen goed controleerbaar zijn. De regels behoren dan ook niet meer dan noodzakelijk is te regelen.
De gemeente heeft getracht om in haar buitengebied de regelgeving beperkt en eenvoudig te houden. Door een inzichtelijk plan te maken is zoveel mogelijk evenwicht gezocht tussen de zeer diverse waarden die beschermd moeten worden, de verschillende ontwikkelingen die mogelijk zouden moeten zijn, de voorwaarden die daarbij dan gesteld moeten worden, en de afstemming met de beleidslijnen van bijvoorbeeld waterschap, provincie, etc.
Handhaving van gebruiks- en aanlegvoorschriften wordt algemeen als knelpunt ervaren. Teneinde de handhaafbaarheid te bevorderen worden de aanwezige kwaliteiten zo specifiek mogelijk op de verbeelding weergegeven. - 4. Actief handhavingsbeleid:
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle van de feitelijke situatie in het buitengebied. Daarnaast moeten adequate maatregelen worden getroffen indien de regels worden overtreden. Indien deze maatregelen achterwege blijven, ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid. Een gemeente dient dan ook voldoende menskracht ter beschikking te hebben voor de benodigde controle en handhavingsacties.
8.3.2 Overgangsrecht
Voor het overgangsrecht is op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor zowel het bouwrecht als het gebruiksrecht bepalend het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het bouwen geldt het overgangsrecht niet voor bouwwerken die gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende plan. In de overgangsbepalingen is verder vastgelegd dat het verboden is het met het bestemmingsplan strijdige gebruik dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. Verder is bepaald dat indien het strijdige gebruik voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
- a. Voorontwerp:
- 1. overleg ex artikel 3.1.1 Bro
- 2. publicatie en terinzagelegging overeenkomstig gemeentelijke inspraakverordening
- 3. een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een inspraakreactie indienen bij de raad
- b. Ontwerp:
- 1. publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
- 2. een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de raad
- c. Vaststelling:
- 1. vaststelling door de raad
- 2. mogelijkheid reactieve aanwijzing
- 3. publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
- d. Beroep:
- 1. beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- e. Inwerkingtreding:
- 1. na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
In het kader van het ontwerp is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de raad) kenbaar te maken. Na vaststelling van het bestemmingsplan kunnen belanghebbenden beroep aantekenen bij de Raad van State. Hiervoor dient in de fase van het ontwerp een zienswijze te zijn ingediend of dient het plan ten opzichte van het ontwerp te zijn gewijzigd. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
9.2 Voorontwerp Bestemmingsplan
9.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied Heeze-Leende 2017' is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan diverse instanties. De Provincie Noord-Brabant en Waterschap De Dommel hebben een inhoudelijke reactie met betrekking tot het voorontwerp bestemmingsplan ingediend.
Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de vooroverlegreacties wordt verwezen naar de Nota van inspraak en vooroverleg in Bijlage 12.
9.2.2 Inspraakprocedure
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 9 februari t/m 22 maart 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen gedurende welke termijn iedereen een schriftelijke inspraakreactie kon indienen. Hiervan is door 62 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de inspraakreacties wordt verwezen naar de Nota van inspraak en vooroverleg in Bijlage 12.
9.3 Ontwerp Bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 24 augustus 2017 t/m 4 oktober 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder een zienswijze indienen. Hiervan is door 65 personen en/of instanties gebruik gemaakt. Voor de beoordeling en standpuntbepaling bij de zienswijzen wordt verwezen naar de nota van zienswijzen in Bijlage 13.
9.4 Vastgesteld Bestemmingsplan
Op 5 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Heeze-Leende het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld, met de wijzigingen zoals aangegeven in de nota van zienswijzen.
9.5 Beroep Raad Van State
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 20 mei (tussen)uitspraak gedaan over de ingestelde beroepen tegen het bestemmingsplan “Buitengebied Heeze-Leende 2017”. In een drietal beroepen heeft de Afdeling gebreken in het vaststellingsbesluit geconstateerd die moeten worden hersteld. Met deze gewijzigde vaststelling zijn de geconstateerde gebreken hersteld.
Op 13 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State een definitieve uitspraak gedaan (201804487/3/R2, Bijlage 14). In deze uitspraak heeft de Afdeling bepaald dat het bouwvlak binnen de bestemming 'Wonen' op het perceel aan de Biesputten 7 ten opzichte van het besluit van 30 november 2020 met 6,5 meter richting de Biesputten wordt verschoven. Deze aanpassing is verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan en te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl. Met deze definitieve uitspraak is het bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Heeze-Leende onherroepelijk.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactivieteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactivieteiten
Bijlage 2 Lijst Overige Gebouwen
Bijlage 2 Lijst overige gebouwen
Bijlage 3 Beplantingsplannen
Bijlage 4 Inrichting- En Beheerplan Natuurbegraafplaats
Bijlage 4 Inrichting- en beheerplan Natuurbegraafplaats
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Kerkedijk 3 Sterksel
Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing Kerkedijk 3 Sterksel
Bijlage 1 Onderbouwing Kloosterlaan 1
Bijlage 1 Onderbouwing Kloosterlaan 1
Bijlage 2 Toelichting Bestemmingsplan Buitengebied Heeze-leende 2014
Bijlage 2 Toelichting bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende 2014
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Beukenlaan 26 Sterksel
Bijlage 3 Ruimtelijke onderbouwing Beukenlaan 26 Sterksel
Bijlage 4 Ruimtelijke Onderbouwing Biesputten 7 Sterksel
Bijlage 4 Ruimtelijke onderbouwing Biesputten 7 Sterksel
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Rul 31 Heeze
Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing Rul 31 Heeze
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Stoeiing 1 Sterksel
Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing Stoeiing 1 Sterksel
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Valkenswaardseweg 37 Leende
Bijlage 7 Ruimtelijke onderbouwing Valkenswaardseweg 37 Leende
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Rul 16a Heeze
Bijlage 8 Ruimtelijke onderbouwing Rul 16a Heeze
Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Kerkhof 5 Heeze
Bijlage 9 Ruimtelijke onderbouwing Kerkhof 5 Heeze
Bijlage 10 Ruimtelijke Onderbouwing Oudenmolen 11 Heeze
Bijlage 10 Ruimtelijke onderbouwing Oudenmolen 11 Heeze
Bijlage 11 Ruimteljike Onderbouwing Jansborg 1 Leende
Bijlage 11 Ruimteljike onderbouwing Jansborg 1 Leende
Bijlage 12 Nota Van Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 12 Nota van inspraak en vooroverleg
Bijlage 13 Nota Van Zienswijzen
Bijlage 13 Nota van zienswijzen