KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal- En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Randvoorwaarden En Uitgangspunten
3.2 Stedenbouwkundig Plan
3.3 Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten
4.1 Algemeen
4.2 Watertoets
4.3 Bodemonderzoek
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Handhaving
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Inspraak En Vooroverleg
7.2 Vaststelling
7.3 Beroep
Bijlage 1 Water
Bijlage 2 Bodem
Bijlage 3 Beeldkwaliteit
Bijlage 4 Responsnota

De Hoge Regt 2017

Bestemmingsplan - Gemeente Laarbeek

Vastgesteld op 07-12-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Hoge Regt 2017 met identificatienummer NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01 van de gemeente Laarbeek.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, hotel en horeca.

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.10 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw (en):

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Onder bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouwen wordt tevens begrepen het uitoefenen van consumentverzorgende dienstverlening.

1.11 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw(en)

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang qua ruimte in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.15 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, in de vorm van een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.16 bijzondere woonvoorziening:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient om te voorzien in de aangepaste woonbehoeften , bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, ouderen of anderszins verzorgingsbehoevenden;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.26 dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.27 doeleinden van openbaar nut:

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).

1.28 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond, waarvan de bovenkant van de vloer minder dan 1,20 meter boven het peil is gelegen.

1.29 ecologische verbindingszone:

een verbinding tussen natuurgebieden waarbij tevens het migreren van dieren en planten tussen natuurgebieden mogelijk is.

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca:

het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en andere etenswaren, het voorgaande al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van overnachtingsmogelijkheden; het exploiteren van een snackbar wordt eveneens onder een horecabedrijf begrepen.

1.33 huishouden:

een verzameling van één of meer personen die één woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften;

1.34 kap:

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw met twee hellende dakvlakken.

1.35 mantelzorg:

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.36 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.37 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.39 reclame-aanduiding:

openbare aanprijzing in de vorm van een afbeelding en/of tekst op een bord, spandoek of daarmee vergelijkbaar medium, ter bevordering van de afzet van goederen of diensten.

1.40 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.41 stedenbouwkundige waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied.

1.42 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.43 weg:

Alle voor het rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een:

  1. a. aaneengebouwde woning wordt verstaan: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  2. b. patiowoning wordt verstaan: een aaneengebouwde woning met een open binnenplaats;
  3. c. halfvrijstaande woning wordt verstaan: een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen ("twee-onder-één-kap");
  4. d. vrijstaande woning wordt verstaan: een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt;
  5. e. geschakelde woning wordt verstaan: een halfvrijstaande of vrijstaande woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van aangebouwde bijgebouwen geschakeld is met ten minste één hoofdgebouw op een aangrenzend bouwperceel;
  6. f. gestapelde woning wordt verstaan: een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
  7. g. woonwagen wordt verstaan: een voor huisvesting bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.8 de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.9 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 meten:

bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de (digitale) verbeelding.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van beplanting afgestemd op het omringende landschap;
  2. b. actieve en passieve recreatie met de daarbij behorende voorzieningen, zoals wandelpaden, speelvoorzieningen en specifieke gebruiksgroenvoorzieningen ten behoeve van de omliggende woonbuurt;
  3. c. het houden van evenementen, alsmede het plaatsen van reclame-aanduidingen, voor zover toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  4. d. waterbergings- en infiltratievoorzieningen, waterpartijen, waterkeringen en watergangen;
  5. e. langzaamverkeerroutes, zoals fiets- en voetpaden;
  6. f. kleine bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut, welke wat betreft aard en afmeting passen binnen de hiervoor genoemde doeleinden;
  7. g. op- en inritten ten behoeve van woningen op aangelegen woonpercelen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten'.
  8. h. parkeervoorzieningen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten'

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebieden;
  2. b. wegen;
  3. c. langzaamverkeerroutes, zoals fiets- en voetpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. het houden van evenementen, alsmede het plaatsen van reclame-aanduidingen, voor zover toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
  7. g. waterbergings- en infiltratievoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
  8. h. (kleine bouwwerken ten behoeve van) doeleinden van openbaar nut;
  9. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waarbij geldt dat het maximum aantal van 237 woningen in het plan niet wordt overschreden;
  2. b. bijgebouwen ten behoeve van de onder a. genoemde functie;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. aan huis gebonden beroepen;
  5. e. tuinen en erven;
  6. f. op- en inritten ten behoeve van woningen op aangelegen woonpercelen;
  7. g. parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:

a. voor de uitoefening van handel (inclusief detailhandel), nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren en horeca), met uitzondering van beroepsmatige activiteiten;

b. voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft, voor bewoning met uitzondering van mantelzorg;

c. voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie;

d. voor woningsplitsing.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van verwachte waardevolle archeologische informatie in de bodem.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. Bij toepassing van de nadere eisen geldt de procedure als bedoeld in Artikel 13.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de op de verbeelding aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Algemene gebruiksregels van de gronden en bouwwerken

  1. a. Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken en/of te laten/doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
  2. b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 3 en 4 wordt in elk geval gerekend het gebruik voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.

9.2 Voorwaardelijke verplichting

Gronden mogen niet worden gebruikt behoeve van de functies zoals bedoeld in artikel 5 zonder dat voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en/of in stand worden gehouden conform het parkeerbeleidsplan Gemeente Laarbeek 2008, of een daarop volgend beleidsdocument.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 overige zone - ecologische verbindingszone

  1. a. De gronden voorzien van de aanduiding 'overige zone – ecologische verbindingszone' zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.
  2. b. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, geldt voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – ecologische verbindingszone' dat er geen stedelijke, recreatieve en agrarische ontwikkelingen mogen plaatsvinden, voor zover het gebied als gevolg van genoemde ontwikkelingen minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszone.
  3. c. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    1. 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk, aan te brengen.
    2. 2. Het in lid a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
      • het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
      • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
      • reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3. De in lid a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Algemene afwijkingen

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% mag worden gewijzigd, indien daardoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen zoals bedoeld in artikel 5.3, is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste 6 weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage;
  2. b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijk wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'De Hoge Regt 2017'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de westzijde van de kern Beek en Donk is een nieuwe woonwijk in ontwikkeling. De opdrachtgever voor deze ontwikkeling is De Hoge Regt B.V, een samenwerking van Gemeente Laarbeek en BPD Ontwikkeling B.V. Als onderdeel van deze ontwikkeling is in 2010 het bestemmingsplan Laarsche Velden Noord vastgesteld. Echter door de veranderende economische omstandigheden en gewijzigde marktvraag is een andere opzet van het bestemmingsplan noodzakelijk om tot realisatie te komen. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk, waarbij meer flexibiliteit het uitgangspunt is.

Voorliggend bestemmingsplan biedt de planologische en juridische kaders voor de verdere invulling van het woongebied De Hoge Regt. Het maximum aantal woningen dat in voorliggend bestemmingsplan is opgenomen, is niet gewijzigd ten opzichte van het voormalige plan. Dit bestemmingsplan biedt echter meer flexibiliteit dan het huidige bestemmingsplan Laarsche Velden Noord. Omdat sommige kavels kleiner worden en een nieuw woningtype wordt geïntroduceerd, zijn de verbeelding en de regels voor de bestemming Wonen op onderdelen aangepast. De begrenzing van het plangebied op enkele plekken wat verschoven om een betere aansluiting met de omliggende plannen te krijgen. Deze wijzigingen betreffen enkel het westelijk deel. Daarnaast is de regeling aangepast om te voldoen aan de actuele RO-standaarden.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied is gelegen in de gemeente Laarbeek aan de westzijde van kern Beek en Donk. De locatie ligt ingeklemd tussen de kern Beek en Donk aan de oostzijde en de Goorloop aan de westzijde, een beek die in de omgeving van Boerdonk uitmondt in de Aa. Ten noorden zijn enkele agrarische percelen gelegen, terwijl ten zuiden enkele jaren geleden een gedeelte van de woningbouwlocatie is gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied in gemeente Laarbeek (plan gebied met rood omcirkeld)

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding vigerende bestemmingsplan “Laarsche Velden Noord”

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Tot het moment waarop het voorliggende bestemmingsplan De Hoge Regt in werking treedt, geldt in het plangebied het volgende bestemmingsplan:

Bestemmingsplan Vastgesteld
Bestemmingsplan Laarsche Velden Noord 06-07-2010

De gronden hebben de bestemming 'Wonen', 'Groen' en 'Verkeer'. Aan de oostzijde van het plangebied is sprake van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken

Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die ook voor voorliggend plan geldend zijn. Deze onderzoeken zijn beschikbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.

Voor de aspecten water en bodem zijn de bestaande onderzoeken geactualiseerd. Deze rapportages zijn opgenomen in de bijlagen 1 en 2.

1.5 Leeswijzer

Na de inleiding in voorliggend hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een beknopte weergave van de relevante wetgeving en beleid opgenomen. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de toekomstige situatie in het plangebied. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planopzet en hoofdstuk 6 op de uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7, tot slot, worden de procedurele aspecten rondom het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

De kaart Brabant en Limburg laat de belangrijkste thema's zien ten aanzien van de regio. Hieruit blijkt dat in Beek en Donk een thema van belang is de Stedelijke regio met topsectoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0003.png"

Figuur 2.1. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte: Brabant en Limburg

Stedelijke regio met topsectoren

De topsectoren zijn aanwezig in heel Nederland, maar concentreren zich vooral in de stedelijke regio’s van de mainports, brainport, greenports en de valleys. Daarbij gaat het om de haven van Rotterdam en Schiphol,de Brainport Zuidoost-Nederland, de Greenports Venlo, Westland-Oostland, Aalsmeer, Noord-Holland Noord, Boskoop en Bollenstreek, Energyport in Groningen, Food Valley in Wageningen, Health Valley in Nijmegen, Maintenance Valley in West- en Midden Brabant, Utrecht Science Park en de nanotechnologie in Twente en Delft. Deze stedelijke regio’s beschouwt het Rijk van nationale betekenis. Voorliggend plan ligt in het gebied van de Brainport Zuid-Oost Nederland. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij, alsmede het bieden van meer ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei, de mogelijkheid om te voorzien in de eigen woningbehoefte en ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen. Provincies en gemeenten zijn verantwoordelijk voor de programmering van deze verstedelijkingsopgaven in combinatie met het versterken van het vestigingsklimaat. De ligging van Beek en Donk in een stedelijke regio met topsectoren heeft tot gevolg dat deze stedelijke regio ook over een passend voorzieningenniveau moet beschikken.

2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. Op 1 juli 2017 is de herziene Ladder duurzame verstedelijking in werking getreden. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6. lid 2 Bro, luidt als volgt: De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt,bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

De ladder moet worden toegepast indien sprake is van 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Dit begrip is niet nader toegelicht door de wetgever. Gelet op het feit dat voorliggende herziening slechts een flexibele regeling omvat, waarbij geen extra bouwcontingenten worden toegevoegd, kan niet gesteld worden dat het plan voorziet in een woningbouwlocatie of een andere stedelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. (zie hiervoor uitspraak RvSt 11 juni 2014, 201306888/1/R2). De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing. Desalniettemin wordt het initiatief in het kader van een goede ruimtelijke ordening toch aan de ladder getoetst, zodat nut en noodzaak van herontwikkeling van het plan De Hoge Regt 2017 wordt aangetoond.

De behoefte aan de woningtypes, zoals in het huidige plan Laarsche Velden Noord, is de afgelopen jaren afgenomen door de gewijzigde woningmarktomstandigheden. De behoefte aan nieuwe woningen is echter nog altijd aanwezig. Dit vormt de aanleiding voor de herontwikkeling van voorliggend plan. De wijzigingen hebben betrekking op flexibelere bouwmogelijkheden, zodat beter kan worden ingespeeld op de vraag in de markt zonder de beoogde stedenbouwkundige en beeldkwaliteit aan te tasten. Uit jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State, 201303143/1/R4) volgt dat behoefte bepaald kan worden op basis van een actuele regionale woonvisie en regionaal woningbouwprogramma. De gemeente Laarbeek heeft een actuele woonvisie en woningbouwplanning, zie paragraaf 2.4.2. Voorliggend initiatief past daarbinnen. Hiermee is aangetoond dat sprake is van een behoefte naar de geplande kavels.

Met de herontwikkeling van De Hoge Regt 2017 kan tegemoet worden gekomen aan de behoefte binnen bestaand stedelijk gebied. Door het flexibeler maken van het plan, met als doel beter aan te sluiten op de huidige vraag, wordt spaarzaam omgegaan met de ruimte binnen de bestaande harde plannen.

Hiermee is aangetoond dat het initiatief aan de ladder voor duurzame verstedelijking voldoet.

2.2.3 Barro

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn dertien nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012.

Het betreft de volgende nationale belangen uit de SVIR:

  1. 1. Rijksvaarwegen
  2. 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  3. 3. Kustfundament
  4. 4. Grote Rivieren
  5. 5. Waddenzee en waddengebied
  6. 6. Defensie
  7. 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen
  8. 8. Elektriciteitsvoorziening
  9. 9. Ecologische Hoofdstructuur
  10. 10. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament
  11. 11. IJsselmeergebied
  12. 12. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Voor het plangebied zijn geen specifieke opgave gedefinieerd.

2.3 Provinciaal- En Regionaal Beleid

2.3.1 Verordening Ruimte 2014

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. De Verordening Ruimte 2014 is per 19 maart 2014 in werking getreden.

Een relevant uitgangspunt van de Verordening Ruimte is dat getracht moet worden zo veel mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen, dan wel in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Met bestaand stedelijk gebied wordt reeds bestaande bebouwing bedoeld, maar ook bijvoorbeeld inbreidingslocaties. Zoekgebieden zijn die gebieden waar, indien er toch uitbreiding noodzakelijk is, uitbreiding als verantwoord wordt beschouwd.

Het plangebied is binnen de Verordening Ruimte 2014 aangeduid als bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0004.png"

Figuur 2.3 Uitsnede plankaart Verordening Ruimte 2014 provincie Noord-Brabant (plangebied is met een rode cirkel aangeduid)

Voorliggend plan betreft een flexibilisering van het vigerende plan Laarsche Velden Noord. Het is in overeenstemming met het provinciale beleid.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie Laarbeek

In de structuurvisie staan de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van het hele grondgebied van Laarbeek en de hoofdzaken van het gemeentelijk beleid tot het jaar 2020.

Het Duurzaam Structuurbeeld uit de Structuurvisie+ Laarbeek verdeelt het gemeentelijk grondgebied onder in Waterland, Beken en kernenzone, Groen monoland en Mixland. In de Beken en kernenzone, waarin Beek en Donk is gelegen, is het beleid gericht op ver-sterking van de ruimtelijke structuur van de kernen, gecombineerd met inbreiding en herstructurering, alsmede op het creëren van duurzame komranden met een sterke groenblauwe dooradering.

Beek en Donk betreft twee aan elkaar gegroeide dorpen die worden gescheiden door een groene long die zorgt voor groene kwaliteiten in de kern. Structurerend zijn hier dan ook de groene long en de beide dorpskernen. Ook de Zuid-Willemsvaart en de Lieshoutseweg zijn structurerend voor de kern. In Beek is op diverse locaties inbreiding aan de orde (Heuvelplein en Gemeentewerf) geweest. Ontwikkelingsruimte is aan de westzijde van Beek (Hoge Regt en Laarsche Velden) en aan de zuidzijde van Beek (Beekse Akkers) voorzien. Ook in Donk zijn enkele inbreidingslocaties aan de orde. Inbreiding heeft plaats gevonden aan de Lage Heesweg en vindt plaats aan het Rembrandtplein.

2.4.2 Woonvisie Laarbeek 2017- 2021

Deze nieuwe Woonvisie, waarvan thans alleen het concept beschikbaar is, vormt het vervolg op de Woonvisie 2011–2016. Door de economische crisis, hervormingen en wetswijzigingen is de woningmarkt de laatste jaren sterk veranderd. De vraag naar woningen is gestagneerd en veranderd, de kredietverstrekking is aan banden gelegd, het rijksbeleid in de zorg is veranderd, de regelgeving voor woningcorporaties is aangescherpt, om maar enkele ontwikkelingen te noemen.

Gemeente Laarbeek wil de mogelijkheden om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en kansen open houden. In de woonvisie worden accenten gelegd en de kaders aangegeven waarbinnen ruimte wordt geboden aan nieuwe initiatieven. De Woonvisie is daarmee richtinggevend voor de middellange en lange termijn op basis van demografische ontwikkelingen en beleidskeuzes.

De woonvisie heeft verschillende doelen. De woonvisie:

  • is bedoeld om een zo actueel mogelijk woonbeleid te formuleren. De woonvisie kan op die manier als toetsingskader dienen voor al het beleid en de maatregelen die zijn gerelateerd aan het wonen;
  • geeft inzicht in ontwikkelingen en trends op de lokale woningmarkt, formuleert ambities voor het woonbeleid voor de periode 2017-2021;
  • vormt hét afwegingskader waarop de gemeente de kwantitatieve en kwalitatieve invulling van bouwlocaties baseert en is dus van belang voor de diverse locaties die in de nabije toekomst in ontwikkeling worden genomen om aan de woonbehoefte te voldoen;

Beek en Donk

Beek en Donk is een dorp waarbij het groene wonen in een landelijke omgeving centraal staat. Bovendien een dorp met een relatief hoog voorzieningenniveau. Deze aantrekkelijkheid wordt bedreigd door het verdwijnen van steeds meer groen. Daarom vindt in de groene long van Beek en Donk geen woningbouw plaats. Beek en Donk heeft twee centra: het Heuvelplein in Beek en het Piet van Thielplein op de Donk. De Hoge Regt en de Beekse Akkers zijn de uitbreidingslocaties in deze kern. Voor de Hoge Regt staat in het woningbouwprogramma van de gemeente dat er in de periode 2016 - 2020 in totaal 112 woningen gerealiseerd kunnen worden en in de periode 2021 – 2025 in totaal 65 woningen.

2.4.3 Herziene welstandsnota 2012

De herziene Welstandsnota omvat de onderlegger voor de Welstandsnota Laarbeek. In deze nota wordt de gebiedsindeling (in bebouwingstypen) aangegeven en gemotiveerd. Per bebouwingstype gelden criteria waaraan bebouwingen dienen te voldoen.

De gemeente stelt als kader voor de beoordeling door de commissie het ambitieniveau vast, dat voor het betreffende gebied geldt c.q. in de toekomst gehanteerd wordt. Deze niveaus worden bepaald aan de hand van een waardestelling van een bestaand gebied ofwel aan de hand van een beeldkwaliteitkader, dat voor een plan gehanteerd wordt.

Het welstandsbeleid van de gemeente Laarbeek is in belangrijke mate gestoeld op de cultuurhistorische waarde en karakteristiek van de omgeving en op de waarde van de bebouwing zelf. Aan de nota ligt de veronderstelling ten grondslag, dat de mooiste en prettigste gebieden juist de plekken zijn waar het verleden nog zichtbaar is en ervaren kan worden.

Gebieden waarvoor een welstandstoets geldt zijn structuren, gebieden en objecten, die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de dorpen en het landschap. Gebieden met bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke of stedenbouwkundige karakteristieken vallen hier onder. Ook het buitengebied behoudt grotendeels een welstandstoets. Voor in- en uitbreidingsgebieden die vanaf de jaren 2000 zijn ontwikkeld en waarvoor een beeldkwaliteitplan van kracht is, zijn de richtlijnen uit dat beeldkwaliteitplan van toepassing. In Beek is recentelijk de uitbreidingslocatie Laarsche velden Noord ontwikkeld. Voor dit gebied is een afzonderlijk beeldkwaliteitplan geschreven, waarin structuurbeleid en identiteit van het gebied en de bebouwing worden vastgelegd. Het beeldkwaliteitplan is voor dit gebied dan ook richtinggevend ten aanzien van het welstandsbeleid.

2.4.4 Parkeerbeleidsplan

In het Parkeerbeleidsplan gemeente Laarbeek (maart 2008) is beleid geformuleerd aangaande het parkeren in bestaande en nieuwe woonwijken, op bedrijventerrein, voor specifieke doelgroepen en met betrekking op parkeerknelpunten in de huidige situatie. Voor de ontwikkeling van De Hoge Regt is onderstaand de theoretische parkeerbehoefte uit het beleidsplan beschreven.

Parkeernormen

De vraag naar parkeerplaatsen wordt bepaald door de locatie van de functie samen met de kwaliteit en het aanbod van de alternatieve vervoerswijze. Voor het bepalen van de benodigde parkeernorm is gebruik gemaakt van de richtlijnen van de CROW (publicatie 182 Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering). Binnen deze richtlijnen zijn te onderscheiden zones (centrum, schil/overloopgebieden, rest bebouwde kom), stedelijkheidsgraden (niet stedelijk, weinig stedelijk, matig stedelijk, sterk stedelijk, zeer sterk stedelijk) en woningcategorieën (dure woningen, midden dure woningen, goedkope woningen en serviceflat/aanleunwoning). De gemeente Laarbeek valt onder de noemer 'weinig stedelijk' en het plangebied behoort tot 'rest bebouwde kom'. Binnen Laarbeek worden per woningtype onderstaande parkeernormen gehanteerd.

Tabel 2.1: Verdeling parkeerplaatsen

Type woningen aantal Parkeernorm Parkeerbehoefte Eigen terrein Parkeerbehoefte Openbaar gebied
Vrijstaande 77 2,3 154 23
2-onder-1 kap 64 2,3 128 19
Rijwoningen 96 2,0 0 192
Totaal parkeerbehoefte 282 234

Het parkeren voor vrijstaande woningen en twee onder een kap woningen wordt voor een groot deel opgelost op eigen terrein. Met name bij de rijwoningen is het noodzakelijk om parkeerplaatsen in het openbaar gebied te realiseren. Het aantal benodigde parkeerplaatsen volgt uit de gemeentelijke parkeernorm (randvoorwaarde) gerelateerd aan het woningbouwprogramma. Om te berekenen hoeveel parkeerplaatsen in het worst case scenario ten minste in het openbare gebied gerealiseerd moeten worden, is uitgegaan van de volgende rekensom:

  • Voor de vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen geldt een parkeernorm van 2,3. Hiervan worden 2 parkeerplaatsen op eigen terrein verwezenlijkt, waarvan 0,3 in openbaar gebied.
  • Voor rijwoningen geldt een parkeernorm van 2,0. Hiervan worden geen parkeerplaatsen op eigen terrein verwezenlijkt. Per woning wordt 2,0 parkeerplaats in het openbaar gebied gerealiseerd.

Deze berekening resulteert in een parkeerbehoefte van 234 parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Het aantal parkeerplaatsen in het openbaar gebied bedraagt 207 plaatsen. Doordat voorliggend bestemmingsplan de flexibiliteit biedt om met woningtypes te schuiven, is de uiteindelijke parkeerbalans op dit moment nog niet te bepalen. Bij elke omgevingsvergunning die wordt aangevraagd, zal de gemeente Laarbeek toetsen of er voorzien is in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en in het openbaar gebied, waarbij tevens wordt gekeken naar de afstanden van de (met name rij-)woningen tot de openbare parkeerplaatsen. Dit laatste is om te voorkomen dat er nabij vrijstaande woningen een overschot aan openbaar parkeerplaatsen is, en nabij rijwoningen een plaatselijke parkeerdruk wordt ervaren.

2.5 Conclusie Beleidskader

De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met het beleidskader.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Randvoorwaarden En Uitgangspunten

Bij de uitwerking van het voorliggende bestemmingsplan zijn de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten overgenomen, die ten grondslag hebben gelegen aan het bestemmingsplan Laarsche Velden Noord.

Voor De Hoge Regt zijn door de betrokken partijen de volgende randvoorwaarden c.q. eisen geformuleerd:

  • In het te ontwikkelen woongebied komt alleen woningbouw voor, er zijn geen andere voorzieningen of functies;
  • De aanwezige cultuurhistorisch waardevolle Molenweg wordt gehandhaafd;
  • De Hoge Regt wordt voor autoverkeer ontsloten via de Molenweg, niet via Laarsche Velden West;
  • Er dient aantoonbaar voldoende speelgelegenheid te worden geprojecteerd voor de leeftijdscategorieën 0-6 jaar, 6-12 jaar en 12 jaar en ouder;
  • De Hoge Regt wordt een woongebied en zal worden ingericht als 30 km zone;
  • De parkeernormen voor de te bouwen woningen zijn aangegeven in de startnotitie parkeeronderzoek en parkeerbeleidsplan gemeente Laarbeek (maart 2008). De parkeerbalans en de feitelijke vertaling hiervan dient hieraan te voldoen;
  • Parkeernorm:
  1. 1. Vrijstaande woningen = 2,3
  2. 2. Twee-onder-een-kapwoningen = 2,3
  3. 3. Rijwoningen = 2,0
  • Bij het toevoegen van woningen aan de bestaande woningvoorraad worden de volgende randvoorwaarden gehanteerd:
    1. 1. minimaal 35% in de sociale sector (huur en koop);
    2. 2. zo evenredig mogelijke verdeling over de kernen (naar rato van het huidige inwoneraantal);
    3. 3. nieuwbouw moet aansluiten bij de behoefte van de verschillende groepen;
    4. 4. een zo groot mogelijke mix: klein en groot, huur en koop, goedkoop en duur, waar mogelijk geschikt voor meerdere doelgroepen (multifunctioneel) en niet uitsluitend woningen, maar ook kavels (zowel individueel als collectief (CPO)).

3.2 Stedenbouwkundig Plan

De stedenbouwkundig opzet van het plan Laarsche Velden Noord wordt niet gewijzigd. De principes van de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet blijven intact. Wel is een nieuwe verkaveling opgesteld, met daarin een verschuiving van de woningtypes. Onderstaande figuren laten de oude en nieuwe verkaveling zien.

In de nieuwe verkaveling zijn 237 woningen opgenomen, die verdeeld zijn over:

  • 77 vrijstaande woningen
  • 64 twee-onder-een-kap woningen
  • 96 rijwoningen

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0005.png"

Figuur 3.1 Oorspronkelijke verkaveling

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0006.png"

Figuur 3.2 De nieuwe verkaveling

3.3 Beeldkwaliteit

De oorspronkelijke beeldkwaliteit van de bebouwing is herzien. De manier waarop het groen is ingericht in het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan laat te wensen over. De aanwezigheid van het beekdal en het achterliggende landschap is niet zichtbaar en voelbaar in de wijk. Het uitgangspunt is om in het herontwerp het landschap sterker de woonwijk binnen te halen en in de inrichting meer gebruiksmogelijkheden en beleving toe te voegen.

Het beeldkwaliteitplan is een integraal document voor het gehele plangebied om de ruimtelijke verschijningsvorm en kwaliteit, in de looptijd van het project te waarborgen. De in het beeldkwaliteitplan opgenomen randvoorwaarden zijn geschreven als aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota en zijn te gebruiken bij de toets in het kader van het vergunningstraject. De gemeenteraad zal het opgestelde beeldkwaliteitsplan separaat vaststellen.

Daarnaast dient het beeldkwaliteitsplan als inspiratie voor toekomstige bewoners en bouwers om met het ontwerp van de woning bij te dragen aan de overall-kwaliteit en een samenhangend totaalbeeld van de gehele wijk. Zie bijlage 3 voor het beeldkwaliteitplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoek Planeffecten

4.1 Algemeen

Het stedenbouwkundig plan is herzien en het waterschap hanteert nieuw beleid waarbij wordt geanticipeerd op klimaatveranderingen. De onderzoeken die zijn gedaan in het kader van het vigerende bestemmingsplan LaarscheVelden Noord zijn voldoende actueel, uitgezonderd de watertoets en het bodemonderzoek. Onderstaand wordt per aspect beknopt ingegaan op de belangrijkste conclusies met betrekking tot voorliggende herziening.

4.2 Watertoets

In de periode tussen het opstellen van het bestemmingsplan “Laarsche Velden Noord” en de werkvoorbereiding voor het openbare gebied is het beleid van het waterschap (Aa en Maas) op het gebied van de watertoets gewijzigd.

Volgens het vastgestelde beleidsstuk “Beleidsregels voor waterkering, waterkwantiteit en grondwater” voor Brabantbrede uniforme Keur geldt de trits vasthouden – bergen – afvoeren. In de basis wordt gesteld dat er een compensatieplicht is van 600 m3 per hectare toename verhard oppervlak.

Daarnaast is bij de uitwerking van het definitief ontwerp voor het westelijk deel de verkaveling gewijzigd en is de oppervlakte openbare verharding concreet gemaakt. De bijbehorende benodigde capaciteit is in onderstaande tabel inzichtelijk gemaakt.

Tabel 4.1 Benodigde capaciteit

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdehogeregtherz-VG01_0007.png"

* gerekend is met 50% verharding (daken en bestrating)

** percelen volgens bestemmingsplan, gerekend is met 50% verharding (daken en bestrating)

*** aanname op basis van westelijk deel

Voor het bepalen van de benodigde capaciteit is de volgende formule gebruikt: verhard oppervlak x gevoeligheidsfactor (1) x 0,06 (600 m3 per hectare)

Bergingsvoorzieningen

Voor het westelijk deel is nabij de Goorloop een bergingsvoorziening aangelegd volgens het bestek van ProCensus. Het water wordt geborgen tussen de peilen 13,20 m+NAP en 13,70 m+NAP. De totale capaciteit bedraagt volgens bestekstekening ca. 8.132 m3.

Bij de uitwerking van fase 1 (westelijk deel - noord) is de gerealiseerde bergingsvoorziening gewijzigd. De totale capaciteit bedraagt na deze wijziging ca. 6.880 m3.

Voor de waterberging van het oostelijk deel dienen de uitgangspunten zoals opgenomen in bestemmingsplan “Laarsche Velden Noord” te worden aangehouden. Vanwege de toename van de benodigde capaciteit is het retentiegebied mogelijk te klein. Door een koppeling te maken met de waterberging van het westelijk deel wordt voldoende bergingscapaciteit behaald.

De gerealiseerde bergingsvoorziening in het westelijk deel nabij de Goorloop heeft een totale capaciteit van ca. 6.880 m3. Dat is ruim voldoende voor de benodigde capaciteit voor het westelijk en oostelijk deel samen (ca. 3.375 m3). De bergingsvoorziening in het oostelijk deel zoals opgenomen in het bestemmingsplan “Laarsche Velden Noord” is niet noodzakelijk. Bij de verdere uitwerking dient dit nader te worden beoordeeld.

4.3 Bodemonderzoek

Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat betrekking heeft op het terrein gelegen aan de Klavierstraat te Beek en Donk. Het doel van een verkennend bodemonderzoek is door een relatief geringe inspanning een inzicht te verkrijgen van de bodemgesteldheid. Op basis van de in het vooronderzoek verzamelde gegevens kan de locatie vooralsnog als niet-verdacht worden beschouwd. Veld- en laboratoriumwerkzaamheden zijn derhalve uitgevoerd conform de strategie onverdacht uit de NEN 5740.

Uit het onderzoek volgt dat de grond uit de bovenlaag (0-0,5 m-mv) van het westelijk terreindeel licht verontreinigd is met zink. De resterende grond uit de bovenlaag is en de grond uit de onderlaag (0,15-1,75 m-mv) is niet verontreinigd met één van de componenten waarop is onderzocht. Het grondwater is licht verontreinigd met zink en/of barium.

De hypothese niet-verdachte locatie kan voor de ondergrond en het grondwater worden aangenomen en dient voor de bovengrond formeel te worden verworpen op basis van de onderzoeksresultaten.

Naar aanleiding van bovenstaande conclusies blijkt dat, op basis van de onderzoeksresultaten, geen restricties gesteld hoeven te worden aan aan- of verkoop van en aan toekomstige bouwactiviteiten op de onderzochte locatie.

De lichte verontreinigingen met barium en zink in de bovengrond en het grondwater vormen geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek of het treffen van sanerende maatregelen. Indien, bijvoorbeeld bij bouwactiviteiten, grond vrijkomt die op een andere locatie zal worden hergebruikt dan dient bepaald te worden wat de kwaliteit is in het kader van het besluit bodemkwaliteit.

Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. Bij interpretatieverschillen is de digitale verbeelding bindend boven de analoge verbeelding. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de bestemmingsplanvorm, de systematiek en leeswijzer bij de regels.

5.2 Planregels

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen verklaard die in de regels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen.

Artikel 2 Wijze van meten

In het Artikel 2 Wijze van meten wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Deze regels betreffen het hart van het bestemmingsplan. In de bestemmingsregels wordt aangegeven waarvoor en, zo nodig, hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De regels in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). In het bestemmingsplan De Hoge Regt 2017 worden de volgende (enkel)bestemmingen onderscheiden:

Artikel 3 Groen

De gronden aangewezen met de bestemming ‘Groen’ zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen, beplanting, speelvoorzieningen, paden, kunstwerken, waterlopen, waterpartijen en nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Artikel 4 Verkeer

De wegen in het plangebied zijn bestemd tot "Verkeer". De gronden met deze bestemming hebben tevens een verblijfsfunctie. Verder zijn binnen deze bestemming onder meer evenementen, speelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, in-, uitritten, voet- en rijwielpaden,voorwerpen van beeldende kunst, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Artikel 5 Wonen

De bestemming “Wonen” is toegekend aan gronden waarop het wonen de hoofdfunctie is. Daarnaast zijn in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen onder voorwaarden aan huis gebonden beroepen en bedrijven als ondergeschikte nevenfunctie toegestaan.

Voor de maximale goothoogte, bouwhoogte van de woningen gelden de maximum afmetingen die op de verbeelding zijn weergegeven. Op de verbeelding is binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak aangewezen. Woningen (hoofdgebouwen) zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

De archeologische waarde wordt door middel van een verplichting voor het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden binnen het bestemmingsplan beschermd.

5.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en de algemene procedureregels.

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling, overeenkomstig artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening, is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Deze regels bevatten een regeling voor overschrijding van bouwgrenzen.

Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat een omschrijving van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken.

Daarnaast is in de algemene gebruiksregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze verplichting regelt dat voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen conform het parkeerbeleidsplan Gemeente Laarbeek 2008, of een daarop volgende beleidsdocument.

Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een omschrijving van de aanduidingen en de daaraan gekoppelde regels die op meerdere bestemmingen van toepassing zijn.

Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om met een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Aangegeven wordt van welke regel met een omgevingsvergunning afgeweken kan worden en waarvoor.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om gebruik te maken van een bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan.

Algemene procedureregels

Deze bepaling geeft regels voor de te volgen procedure indien wordt afgeweken of gebruikt wordt gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht overeenkomstig artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 15 Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de economische uitvoerbaarheid bedoeld.

Indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, hoeft de gemeente geen exploitatieplan op te stellen. Voor de ontwikkeling van het woongebied De Hoge Regt is tussen de gemeente en De Hoge Regt B.V. een samenwerkingsovereenkomst gesloten.

Voor het verhaal van ambtelijke kosten en eventuele planschade worden voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan twee overeenkomsten gesloten. Een overeenkomst wordt tussen gemeente en De Hoge Regt B.V. gesloten. De tweede overeenkomst wordt tussen gemeente en particuliere grondeigenaren gesloten. Hiermee wordt geborgd deze kosten niet voor rekening van de gemeente komen.

De economische zekerheid van het plan is hiermee zeker gesteld.

6.2 Handhaving

Ingevolge de Wet ruimtelijke ordening is het handelen in strijd met de bestemmingen verboden. Door bij het ontwerpen van het plan tijdig te overleggen met de gebruikers van het gebied, is ernaar gestreefd een bestemmingsplan op te stellen dat voldoende ruimte biedt aan de gebruikers en bewoners. Indien zich strijdige en ongewenste ontwikkelingen of activiteiten voordoen, staan een aantal bevoegdheden ter bevordering van de naleving van de planregels ter beschikking. Bij de toepassing van deze bevoegdheden tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom wordt gebruik gemaakt van een opgesteld draaiboek. De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door het team Handhaving van de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving (V.V.H.). Nadat een feit is geconstateerd zal, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder worden benaderd om aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van staken en het opheffen van de strijdigheid. Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, zal aan het dagelijks bestuur van de gemeente worden voorgelegd om door middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met het bestemmingsplan. Daartoe zal aan de overtreder een schriftelijke waarschuwing worden verzonden waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in de waarschuwing vermeld welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten voor het toepassen van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 Inspraak En Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan is aan diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

7.2 Vaststelling

Het ontwerp bestemmingsplan De Hoge Regt 2017 heeft van 14 juli 2017 tot en met 24 augustus 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van zes weken zijn vijftien zienswijzen ingediend. Alle zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn binnengekomen en derhalve ontvankelijk verklaard. Een deel van deze zienswijzen zijn gegrond verklaard. De ingebrachte zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een reactie in de Responsnota ontwerpbestemmingsplan De Hoge Regt 2017 die als bijlage 4 bij deze toelichting is gevoegd. Voorliggend bestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van de reacties.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Laarbeek het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  • De provincie of de Rijksoverheid hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  • De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van de provincie of de Rijksoverheid - wijzigingen aangebracht.

7.3 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan De Hoge Regt 2017 kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan De Hoge Regt 2017.

Bijlage 1 Water

Bijlage 1 Water

Bijlage 2 Bodem

Bijlage 2 Bodem

Bijlage 3 Beeldkwaliteit

Bijlage 3 Beeldkwaliteit

Bijlage 4 Responsnota

Bijlage 4 Responsnota