Herziening D'n Hoge Suute
Bestemmingsplan - gemeente Laarbeek
Vastgesteld op 12-10-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Herziening D'n Hoge Suute' van de gemeente Laarbeek;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1659.BPMHHogeSuuteherz-VG01 met de bijbehorende regels;
1.3 verbeelding:
de tekening nummer NL.IMRO.1659.BPMHHogeSuuteherz-VG01 van het bestemmingsplan 'Herziening D'n Hoge Suute';
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 ambachtelijke bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsook het in verband hiermee beperkt verkopen en/of leveren van ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of bewerkte goederen;
1.7 ASVV:
Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, zoals uitgegeven door de CROW kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijf:
een inrichting, waarbinnen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage B. van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering";
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;
1.11 bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw(en):
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend. Onder bedrijfsmatige activiteiten in een woning of bijgebouwen wordt tevens begrepen het uitoefenen van consumentverzorgende dienstverlening;
1.12 beroepsmatige activiteiten in een woning of bijgebouw(en):
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang qua ruimte in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.13 bestaand:
a. bij bouwwerken: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;
1.16 bijgebouw:
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Onder een bijgebouw wordt tevens begrepen een aanbouw of een uitbouw;
1.17 bijzondere woonvoorziening:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient om te voorzien in de aangepaste woonbehoeften, bijvoorbeeld ten behoeve van personen voor wie de normale woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, zoals gehandicapten, ouderen of anderszins verzorgingsbehoevenden;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw/kelder en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 consument verzorgende dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van diensten gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.28 doeleinden van openbaar nut:
voorzieningen, die aan een ieder ten goede komen en waardoor onroerende zaken worden gebaat, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen, verlichting en brandkranen), waterhuishoudkundige voorzieningen en milieutechnische voorzieningen;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.31 horeca:
het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken en van in dezelfde onderneming bereide maaltijden en andere etenswaren, het voorgaande al dan niet in combinatie met het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van overnachtingsmogelijkheden; het exploiteren van een snackbar wordt eveneens onder een horecabedrijf begrepen.
Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden in de volgende twee categorieën:
Categorie I:
- a. restaurant: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van drank (daaraan) ondergeschikt is;
- b. snackbar: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik elders en het verstrekken van snacks (hapjes) voor gebruik ter plaatse; het verstrekken van drank is hieraan ondergeschikt;
- c. daghoreca: een bedrijf (zoals een brasserie of ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleine maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken;
- d. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodaties en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
Categorie II:
- e. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
- f. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
- g. bar-discotheek of discotheek (dancing): een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd;
1.32 huishouden:
een verzameling van één of meer personen die één woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in de dagelijkse levensbehoeften;
1.33 maatschappelijke dienstverlening:
het niet-bedrijfsmatig verlenen van diensten, bijvoorbeeld:
- openbaar bestuur, defensie, wettelijke sociale verzekering;
- religieuze en andere levensbeschouwelijke organisaties;
- onderwijs;
- gezondheids- en/of veterinaire diensten;
- verzorgings- en/of verpleeghuizen;
- sociaal-culturele en culturele instellingen;
- bedrijfs- en werknemersorganisaties, researchinstellingen, overige sociale organisaties;
- recreatie (daaronder niet begrepen sportvelden, zoals voetbalvelden, hockeyvelden en tennisbanen e.d.);
1.34 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
1.35 ondergronds bouwen:
het bouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het peil.
1.36 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;
1.37 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk, op of aan een van nature geaccidenteerd terrein, het gemiddelde aanliggende afgewerkte maaiveld.
1.38 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register, de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.39 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.40 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen. Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.41 standplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten zijn respectievelijk kunnen worden aangesloten;
1.42 stedenbouwkundige waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met stedenbouwkundige elementen, zoals situatie en infrastructuur, alsmede de ligging van bouwwerken in dat gebied;
1.43 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.
1.44 weg:
alle voor het rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
1.45 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008, Stb. 2008, 496, houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 10 juni 2010, Stb. 2010, 231.
1.46 Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979, Stb. 1992, 551, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 9 november 2009, Stb. 2009, 489.
1.47 Wet ruimtelijke ordening:
Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566 houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze wet laatstelijk is gewijzigd bij de Wet van 25 juni 2009, Stb. 2009, 297.
1.48 woning/wooneenheid:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden;
1.49 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.50 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, bijvoorbeeld:
- a. bankwezen;
- b. verzekeringswezen;
- c. exploitatie van en handel in onroerende zaken;
- d. adviesbureaus;
- e. verhuurbedrijven;
- f. top- en hulporganen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bestemmingsgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelsgrens;
2.3 de afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
2.4 de breedte van bouwpercelen
tussen de zijdelingse bouwperceelsgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of bouwperceelsgrens;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde; met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van een beplanting afgestemd op het omringende landschap;
- b. actieve en passieve recreatie met de daarbij behorende voorzieningen, zoals wandelpaden, speelvoorzieningen en specifieke gebruiksgroenvoorzieningen ten behoeve van de omliggende woonbuurt;
- c. het houden van evenementen, het inrichten van standplaatsen, terrassen en hondenuitlaatstroken, alsmede het plaatsen van reclame-uitingen, voor zover toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
- d. waterbergings- en infiltratievoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
- e. langzaamverkeersroutes, zoals fiets- en voetpaden;
- f. (kleine bouwwerken ten behoeve van) doeleinden van openbaar nut;
- g. kleine bouwwerken, welke wat betreft aard en afmeting passen binnen de hiervoor genoemde doeleinden.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met uitzondering van:
- 1. verlichtingsarmaturen en bewegwijzering, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen;
- 2. kunstwerken, waarvan de hoogte maximaal 5 m mag bedragen;
- 3. erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
- 4. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag ten hoogste 15 m² bedragen met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebieden;
- b. wegen;
- c. langzaamverkeersroutes, zoals fiets- en voetpaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. het houden van evenementen, het inrichten van standplaatsen, terrassen en hondenuitlaatstroken, alsmede het plaatsen van reclame-uitingen, voor zover toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
- g. waterbergings- en infiltratievoorzieningen, waterpartijen en watergangen;
- h. (kleine bouwwerken ten behoeve van) doeleinden van openbaar nut;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 m bedragen, met uitzondering van verlichtingsarmaturen en bewegwijzering, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen, en erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
- b. de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag ten hoogste 15 m² bedragen met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
- a. de situering en afmetingen van de in artikel 5.2.1 en 5.2.2 bedoelde bouwwerken;
- b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid;
- c. situering en afmetingen van erfafscheidingen op hoekpercelen,
indien zulks noodzakelijk is:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
- ter waarborging van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:
- a. voor de uitoefening van handel (incl. detailhandel) nijverheid en dienstverlening (zoals kantoren en horeca), met uitzondering van beroepsmatige activiteiten;
- b. van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte en voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft voor bewoning;
- c. voor de uitoefening van een seksinrichting en/of (straat)prostitutie;
- d. voor woningsplitsing.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Ondergronds bouwen
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Verbod op gebruik in strijd met de bestemming
8.1 Verbod op gebruik in strijd met de bestemming
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken of te doen gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de gronden gegeven bestemming.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemene afwijkingen
9.2 Afwijken voor ondergrondse bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 7.1.2, onder c. voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
9.3 Afwijken in stedelijk gebied
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de plankaart aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% mag worden gewijzigd, indien daardoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
11.1 Procedure nadere eisen
Indien burgemeester en wethouders nadere eisen willen stellen als bedoeld in deze regels, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
- a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste zes weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend;
- c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk en/of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen tot het stellen van nadere eisen gedurende de onder a. genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Herziening D'n Hoge Suute'.
Hoofdstuk 1 Herziening Bestemmingsplan D'n Hoge Suute
1.1 Noodzaak Van Een Nieuw Plan
Op 8 december 2010 is het bestemmingsplan 'D'n Hoge Suute' onherroepelijk verklaard. Met dit bestemmingsplan is voor de kern Mariahout een woningbouwlocatie voor ruim honderd nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Inmiddels is een groot gedeelte van deze woningbouwlocatie in ontwikkeling of reeds gerealiseerd. Ondertussen zijn er gewijzigde inzichten voor drie woonvlakken binnen het huidige bestemmingsplan, waardoor de verkaveling binnen deze vlakken aangepast moet worden. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat het maximaal aantal woningen van de betreffende woonvlakken worden gewijzigd. Om ter plaatse het beoogde aantal woningen mogelijk te maken is een wijziging van het vigerende bestemmingsplan nodig.
Daarnaast is het wegprofiel nader uitgewerkt en blijkt dat op een paar locaties de bestemming 'Verkeer' hiervoor onvoldoende ruimte biedt. Tevens wordt de groenzone in het middengebied doorgezet. Hierop wordt het bestemmingsplan eveneens aangepast.
1.2 Geldende Bestemmingsplan
Om de woonvlakken te kunnen aanpassen naar de nieuwe inzichten is een herziening van het volgende vigerende bestemmingsplan op onderdelen noodzakelijk:
- bestemmingsplan D'n Hoge Suute', vastgesteld d.d. 15 oktober 2009.
Op enkele plaatsen binnen het vigerende bestemmingsplan wordt de verkaveling aangepast. Door deze aanpassing van de verkaveling verandert het aantal woningen ter plaatse. Dit heeft gevolgen voor de de vlakken met een de woonbestemming. Het binnen het vlak aangeduide maximum aantal wooneenheden wijzigt. Ook zullen de woonprofielen breder worden, wat zijn weerslag heeft op de diepte van de kavels c.q. begrenzing van bouwvlakken en maatvoeringsaanduidingen.
Met de verdere uitwerking van het wegprofiel is verder geconstateerd dat de bestemming 'Verkeer' op een aantal locaties te krap is en dat het middengebied volledig als 'Groen' bestemd kan worden.
1.3 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in de gemeente Laarbeek, in het oosten van de kern Mariahout en het maakt deel uit van de woningbouwlocatie D'n Hoge Suute. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de bestaande bebouwingsrand van de kern Mariahout, de Tuindersweg, de Wilhelminastraat en een evenwijdig aan de Heieindseweg lopende perceelsgrens.
Hieronder is de verkavelingsschets uit het vigerende bestemmingsplan 'D'n Hoge Suute' opgenomen, met in oranje cirkels aangegeven in welke woongebieden de wijzigingen zullen plaatsvinden en met in blauwe cirkels aangegeven waar de verkeersbestemming zal worden aangepast.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan geldt dat er geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025, met een doorkijk naar 2040. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moet aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.
Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.
Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.
Het plangebied is binnen de structuurvisie aangeduid als ‘kern in het landelijke gebied’. Het beleid is er hier op gericht om de lokale behoefte voor verstedelijking op te vangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie stuurt aan op een concentratie van verstedelijking en vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen en werken. Het planvoornemen is een voorbeeld van een ontwikkeling die past binnen het provinciale beleid. De woonfunctie in het dorp wordt versterkt binnen het bestaande komgebied van de kern. In de Regionale Agenda Wonen Deel A van 26 november 2014 zijn de kwantitatieve regionale woningbouwafspraken 2014-2024 vastgelegd, welke door de provincie worden gereguleerd. Het plan voorziet in een regionale behoefte waarbij het aantal woningen binnen de woningbouwlocatie D'n Hoge Suute in zijn geheel niet wijzigd. Het planvoornemen past daarmee binnen het provinciale beleid.
2.2.2 Verordening Ruimte 2014
De Verordening ruimte 2014 is op 19 maart 2014 in werking getreden. De verordening is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Het plangebied is op de plankaart bij de verordening aangeduid als 'Bestaand stedelijk gebied, kern in landelijk gebied'. Stedelijke ontwikkeling als hoofdregel is alleen mogelijk binnen vastgesteld bestaand stedelijk gebied. Dit is opgenomen om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen. Met de voorgenomen stedelijke invulling van het gebied wordt optimaal gebruik gemaakt van het gebied en wordt geen extra beslag gelegd op gronden in het landelijk gebied. Door het optimaal inrichten van het plangebied wordt voldaan aan het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling. Het totaal aantal woningen binnen de D'n Hoge Suute wijzigt niet. Geconcludeerd kan worden dat op basis van de Verordening Ruimte 2014 onderhavig project mogelijk is.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Structuurvisie Laarbeek 2010 - 2020
De structuurvisie Laarbeek 2010 - 2020 'Groei in balans' is vastgesteld op 16 september 2010 en omvat het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen voor de gemeente Laarbeek tot 2020. De woningbouwlocatie 'D'n Hoge Suute' is al opgenomen in het gemeentelijke woningbouwprogramma, waar in het blauw realisatie vóór 2018 en in het groen realisatie ná 2018 wordt aangegeven. Aan de noordkant zijn inderdaad inmiddels een deel van de woningen gerealiseerd maar minder dan ingeschat.
Uitsnede structuurvisie Laarbeek
2.3.2 Woonvisie 2017 - 2021
Op 20 april 2017 is de woonvisie 'Wonen in Laarbeek' door de gemeenteraad vastgesteld. Deze visie vormt het vervolg op de Woonvisie 2011 - 2016. Ook in deze woonvisie is het plan 'D'n Hoge Suute' opgenomen, waar tot 2018 circa 60 woningen op de planning staan en vanaf 2018 nog eens 65. Het betreft een divers woningaanbod met woningen voor starters, doorstromers en senioren, maar ook 35% sociale sector en het plan bevat daarnaast nog een aantal zelfbouwkavels.
Hoofdstuk 3 Huidige En Toekomstige (Planologische) Situatie
3.1 Huidige (Planologische) Situatie
Uitgangspunt voor de huidige planologische situatie was de realisering van een woonbuurt met een eigen interne structuur en een eigen zelfstandig karakter. Dit zou leiden tot een nieuwe woonbuurt met kwaliteit en een eigen gezicht. Het plan betreft in totaal ongeveer 125 woningen, volgens onderstaande verkavelingsschets.
Verkavelingsvoorstel D'n Hoge Suute
3.2 Toekomstige (Planologische) Situatie
De verkaveling van de betreffende woonvlakken wordt gewijzigd, waardoor ook het aantal wooneenheden binnen deze vlakken veranderd. Zo is er in het meest zuidwestelijke vlak op dit moment een maximaal aantal wooneenheden toegestaan van 16 woningen. Na de gewijzigde verkaveling worden er 10 woningen binnen dit vlak voorzien, dus het vigerende plan voldoet hier aan.
Woonvlakken waarop het bestemmingsplan wordt gewijzigd
In het meest noordelijke vlak is in het vigerende bestemmingsplan een maximaal aantal van 14 woningen toegestaan. Met de nieuwe verkaveling worden er in dit vlak maximaal 18 woningen gebouwd, wat inhoudt dat het bestemmingsplan hierop aangepast dient te worden.
Ten slotte wordt het zuidoostelijke vlak ook opnieuw verkaveld. In het vigerende bestemmingsplan worden binnen dit vlak 16 woningen toegestaan. De verkaveling van de eerder voorziene tweekappers aan de noordrand wordt gewijzigd, waarbij in ieder geval wordt voorzien in 8 woningen. In de noordwesthoek is in het vigerende bestemmingsplan voorzien in een afwijkende goot- en bouwhoogte. Door de gewijzigde verkaveling, tweekapper in plaats van vrijstaand, wordt de begrenzing van deze afwijkende maatvoering aangepast op de laatste verkaveling.
Binnen de drie vlakken worden in het bestemmingsplan D'n Hoge Suute in totaal maximaal 43 woningen toegestaan. Om flexiber in te kunnen spelen bij gewijzigde vragen vanuit de markt is het wenselijk om dit woningaantal in totaal binnen de drie vlakken toe te staan. Er wordt derhalve niet langer meer een maximum aantal wooneenheden per woonvlak opgenomen.
Om het beoogde wegprofiel, verbreding van de rijbaan, te realiseren wordt daarnaast de verkeersbestemming enigzins opgerekt. Met name ter plaatse van de middenstrook wordt iets meer ruimte gevraagd. Daarnaast wordt de centrale groenstrook doorgezet.
impressie wegprofiel
vlakken waarbinnen verkeers- (blauwe cirkels) en groenbestemming (groene cirkel) wordt gewijzigd
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Algemeen
De wijziging ten opzichte van het geldende bestemmingsplan 'D'n Hoge Suute' is van ondergeschikte aard. Binnen het plangebied worden er aanpassingen gedaan op drie gebieden die reeds als woongebied bestemd zijn en wordt de besteming verkeer en groen enigzins gewijzigd. De aanpassing binnen het woongebied betreft de wijziging in verkaveling in deze drie deelgebieden. De gewenste woningaantallen per vlak wijzigen. Het maximum aantal woningen binnen deze drie vlakken in zijn totaliteit neemt niet toe. Enkel wordt er met aantallen geschoven binnen verschillende deelgebieden. Tevens vindt een wijziging in de woonprofielen plaats. Deze worden breder wat zijn weerslag heeft op de diepte van de kavels c.q. begrenzing van bouwvlakken en maatvoeringsaanduidingen. Echter de begrenzing van de woonvlakken wijzigt niet. Met de verbreding c.q. wijziging van het wegprofiel wijzigd de bestemming 'Verkeer' en 'Groen'.
Gezien de aard en omvang van deze ontwikkeling zijn er geen milieuaspecten in het geding. Ook heeft onderhavig planvoornemen geen invloed op de archeologische en cultuurhistorische waarden of waterkwaliteit.
Hoofdstuk 5 Haalbaarheid
5.1 Financiele Haalbaarheid
De financiele haalbaarheid is in het bestemmingsplan 'D'n Hoge Suute' reeds vastgelegd. De voorliggende herziening met enkele kleine aanpassingen verandert niets aan deze haalbaarheid.
5.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
De maatschappelijke haalbaarheid is in het bestemmingsplan 'D'n hoge suute' reeds onderbouwd. De voorliggende herziening met enkele kleine aanpassingen verandert niets aan deze haalbaarheid.
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Wettelijk Kader
Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.
6.2 Planonderdelen
Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting (zoals onderhavige toelichting), die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een bestemmingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing dan wel motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting.
6.3 Inhoud Algemeen
Bij het opstellen van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan is voldaan aan het bepaalde in de Wro, Bro en de Rsro. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke standaarden en plansystematiek. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over de van toepassing zijnde bestemming. In de regels kan vervolgens worden teruggelezen welke gebruiks- en bouwmogelijkheden voor de betreffende bestemming gelden. Behalve bestemmingen kan de verbeelding onder meer aanduidingen en maatvoeringsvlakken bevatten om binnen een bestemming te kunnen voorzien in maatwerk voor een bepaalde locatie. In dat geval zijn steeds ook regels verbonden aan deze aanduidingen en maatvoeringsvlakken.
6.4 Regels
De regels zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), welke als bijlage onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De regels bevatten allereerst begripsomschrijvingen en meetvoorschriften om respectievelijk interpretatie- en meetverschillen uit te sluiten (hoofdstuk 1).
Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de regels voor de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen, waarbij voor elke bestemming is voorzien in een apart artikel.
Voor zover behoefte bestaat aan het opnemen van regels die niet zijn gebonden aan een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele dan wel een gedeelte van het plangebied, dan zijn de betreffende regels opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels. Indien de betreffende regels betrekking hebben op slechts een gedeelte van het plangebied, dan wordt dat op de verbeelding aangegeven door middel van een zogenoemde gebiedsaanduiding.
De bestemmingsregels zijn in beginsel steeds op dezelfde manier opgebouwd:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
- 9. Wijzigingsbevoegdheid.
Hoe gronden met een bepaalde bestemming mogen worden gebruikt is primair beschreven in de bestemmingsomschrijving. Eventuele aanvullingen of uitzonderingen zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bouwregels bevatten de regels ten aanzien van de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten. Zowel ten aanzien van gebruik als bouwen geldt dat binnen een bepaalde marge kan worden voorzien in mogelijkheden om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Deze mogelijkheden zijn opgenomen onder respectievelijk 'Afwijken van de bouwregels' en 'Afwijken van de gebruiksregels'.
Voor zover gewenst kan in de regels voor een bestemming worden voorzien in een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden. Deze vergunningstelsels dienen dan veelal ter bescherming van binnen de bestemming voorkomende waarden of ter bescherming van bijvoorbeeld ondergrondse leidingen.
Indien gewenst kan ook worden voorzien in een bevoegdheid om een bestemming geheel dan wel gedeeltelijk te wijzigingen in een andere bestemming. Dergelijke bevoegdheden worden opgenomen onder het kopje 'Wijzigingsbevoegdheid'.
Naast voornoemde veel voorkomende onderdelen van bestemmingsregels kan worden voorzien in een vergunningstelsel voor het slopen van bebouwing en specifieke procedureregels.
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt als (voor)ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk bestemmingsplan de volgende procedure, te weten:
- a. Voorbereiding:
- 1. Vooroverleg met diensten van rijk en provincie
- 2. Watertoets
- 3. Inspraak
- b. Ontwerp:
- 1. 1e ter inzage legging (ontwerp bestemmingsplan)
- c. Vaststelling:
- 1. Vaststelling door de Raad
- 2. 2e ter inzage legging (vastgesteld bestemmingsplan)
- d. Beroep:
- 1. (Gedeeltelijk) onherroepelijk bestemmingsplan
- 2. Reactieve aanwijzing
- 3. Beroep bij Raad van State
In het kader van deze procedure is een bezwarenprocedure mogelijk waarbij eenieder zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar kan maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
7.2 Ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 21 juli 2017 tot en met donderdag 31 augustus 2017 voor iedereen ter inzage gelegen.
7.3 Zienswijzen En Vaststelling
Er zijn binnen deze termijn geen zienswijzen ingediend. Dit geeft dan ook geen aanleiding het ontwerpbestemmingsplan te wijzigen. Daarnaast zijn er geen aanleidingen om ambtshalve wijzigingen door te voeren.