KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Sport
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Projectprofiel
2.1 Inleiding
2.2 Bestaande Situatie
2.3 Planvoornemen
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Algemeen
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Wet Geluidhinder
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bedrijven En Milieuzoneringen
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Flora En Fauna
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Watertoets
5.2 Principes Waterschap Aa En Maas
5.3 Invloed Van Het Planvoornemen
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Wettelijk Kader
6.2 Planonderdelen
6.3 Inhoud Algemeen
6.4 Regels
6.5 Bestemmingsomschrijving
Hoofdstuk 7 Haalbaarheid
7.1 Economische Haalbaarheid
7.2 Maatschappelijke Haalbaarheid
7.3 Conclusie
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 De Te Volgen Procedure
8.2 Vooroverleg

Jeu de boulesaccommodatie Mariahout

Bestemmingsplan - gemeente Laarbeek

Vastgesteld op 06-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Jeu de Boulesaccommodatie Mariahout met identificatienummer NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01 van de gemeente Laarbeek.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.5 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (onder andere weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (onder andere opslag en energievoorziening).

1.6 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voorbeelden zijn vrijstaande bijgebouwen welke vrij staan en aangebouwde bijgebouwen, die vast aan het hoofdgebouw zijn gebouwd.

1.7 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.8 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.9 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.10 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.11 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.12 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.13 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.14 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.15 horeca:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.16 horeca categorie 1:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-) restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

1.17 onderkomens:

voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.

1.18 peil:

  1. a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m

1.19 perceelsgrens:

de grens van een perceel.

1.20 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

1.21 prostitutie, raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

1.22 prostitutie, straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

1.23 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.24 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel, de meest gezichtsbepalende gevel, van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.25 weg:

alle voor het rij- of ander verkeer openstaande wegen, of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de weg:

de afstand van de bebouwing tot de as van de weg.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportdoeleinden met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. terras, tuinen, erven en terreinen;
  3. c. ondergeschikte horeca;
  4. d. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Ondergronds bouwen

  1. a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.

5.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt. Het voorgaande is niet van toepassing op schoorstenen behorend bij bedrijfsgebouwen.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van gronden, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie niet is toegestaan.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning afg te wijken van de bestemmingsregels en toe te staan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Jeu de Boulesaccommodatie Mariahout'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0002.png"

1.1 Aanleiding

De lokale jeu de boules vereniging van Mariahout zou graag zowel in de zomer als in de winter jeu de boules willen spelen. De afgelopen 10 jaar is in de winter gebruik gemaakt van een particulier onderkomen. Het betreffende onderkomen is echter komen te vervallen als gevolg van het uitbreidingsplan ´De Hoge Suute´ aan de westzijde van Mariahout. De jeu de boulesvereniging is voornemens om door middel van zelfbouw en zelfwerkzaamheid een nieuw onderkomen te realiseren. De gemeente Laarbeek heeft zich bereid verklaard om grond, gelegen op het sportpark Heibunders in Mariahout, hiervoor beschikbaar te stellen. In het kader van de verdere toeristisch-recreatieve ontwikkeling van Laarbeek wordt het van belang geacht ook op dit gebied enige faciliteiten aan te kunnen bieden.

Concreet betreft de ontwikkeling het bouwen van een overdekte jeu de boules-accommodatie van 350 m². De geldende planologische regeling voorziet niet in voldoende mogelijkheden om een dergelijk bouwwerk ter plaatse te realiseren. Het is dan ook noodzakelijk om het bestemmingsplan hiervoor te herzien.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

De locatie van de beoogde jeu de boules-accommodatie is gelegen op het sportpark Heibunders. Dit sportpark is gelegen in het buitengebied van de gemeente Laarbeek ten noorden van de Lieshoutse heide en de kern Mariahout. De exacte locatie van de jeu de boules-accommodatie is weergegeven op bovenstaande afbeelding.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0003.png"

Het vigerende bestemmingsplan ter plaatse is het bestemmingsplan 'Buitengebied', dat door de Raad is vastgesteld op 6 juli 2010. Het bestemmingsplan is vervolgens op 28 juni 2012 gedeeltelijk onherroepelijk geworden. De onderdelen van het bestemmingsplan die zijn vernietigd hebben geen betrekking op het plangebied van onderhavige bestemmingsplanherziening.

Conform het vigerende bestemmingsplan geldt ter plaatse van het plangebied de bestemming 'Sport'. Verder zijn hier geen (dubbel)bestemmingen van kracht. Wel is de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied' van toepassing. Ter plaatse van de bestaande kantine en kleedlokalen van het sportpark is een bouwvlak opgenomen waarbinnen bebouwing is toegestaan. Binnen de bestemming 'Sport' mag in dit geval dan ook uitsluitend binnen het bouwvlak bebouwing worden opgericht (met uitzondering van vergunningsvrije bouwwerken).

Ter plaatse van de beoogde jeu de boules-accommodatie is geen bouwvlak opgenomen. Het is hier dan ook niet toegestaan om een overdekte jeu de boules-accommodatie op te richten. Het planvoornemen, waarbij een gebouw van 350 m² zal worden gerealiseerd, is dan ook met name in strijd met de bouwregels binnen de bestemming 'Sport'. Door middel van onderhavig bestemmingsplan zal ter plaatse van de beoogde jeu de boules-accommodatie een bouwvlak worden toegekend.

1.4 Leeswijzer

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0004.png"

Na dit inleidende hoofdstuk zal in Hoofdstuk 2 allereerst worden ingegaan op het planvoornemen zelf. In Hoofdstuk 3 zal vervolgens worden ingegaan op het vigerende beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente Laarbeek, gevolgd door de sectorale aspecten in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de gevolgen van het planvoornemen op de waterhuishouding. Het voorstel voor de planologische regeling komt in Hoofdstuk 6 aan bod waarna in Hoofdstuk 7 zal worden ingegaan op de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het planvoornemen. Tot slot zal in Hoofdstuk 8 een samenvatting van de (te) doorlopen procedure worden opgenomen.

Hoofdstuk 2 Projectprofiel

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0005.png"

2.1 Inleiding

Het planvoornemen gaat uit van de realisatie van een overdekte jeu de boules-accommodatie van 350 m² groot. De betreffende accommodatie is voorzien ter plaatse van het sportpark Heibunders van de voetbal vereniging Mariahout aan de Veghelsedijk 1. In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de bestaande situatie ter plaatse en vervolgens op de beoogde situatie.

2.2 Bestaande Situatie

2.2.1 De omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten noorden van de kern Mariahout. Direct ten zuiden en oosten van het plangebied is de Lieshoutse heide gelegen. Dit betreft een natuurgebied dat onderdeel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur. Ten noorden en westen van het sportpark zijn gronden gelegen die voornamelijk een agrarisch gebruik kennen, zoals akkerbouwgronden en weilanden. Verder is het sportpark gelegen aan de Veghelsedijk, de weg van Mariahout naar Zijtaart en Veghel.

Het sportpark zelf bestaat uit sportvelden, een kantine en kleedlokalen met de daarbij behorende voorzieningen. De voetbalvereniging heeft ter plaatse de beschikking over 3 voetbalvelden en 2 trainingsvelden. Ook de korfbalvereniging maakt gebruik van deze faciliteiten. Verder is het sportpark voorzien van voldoende auto- en fietsparkeer voorzieningen en is het gehele sportpark omzoomd door een brede groenstrook.

2.2.2 Het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0006.png"

Het plangebied zelf is gelegen in het midden van het sportpark tussen het meest westelijk gelegen voetbalveld en het meest westelijk gelegen trainingsveld. De nieuwe Jeu de boules-accommodatie is, vanaf de straatzijde bezien, geprojecteerd aan de achterzijde van het materiaalhok van de korfbalvereniging. Hier is momenteel een groenstrook aanwezig waarbinnen het plangebied is gelegen.

2.3 Planvoornemen

2.3.1 Jeu de Boulesvereniging

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0007.png"

De Jeu de Boulesvereniging kent 75 leden. Wekelijks nemen, 2 maal per week van 9.00 tot 21.00 uur, 35 deelnemers deel aan de sport. Bij wedstrijden zijn dit zelfs 50 tot 60 deelnemers. Jeu de Boules is een groeiende sport in Noord/Brabant en heeft verschillende functies binnen Mariahout zoals:

  • Het stimuleren van sociale contacten en ontmoetingen;
  • Mensen treden uit hun isolement;
  • Het is een vorm van gezond bewegen;
  • Het is voor jong en oud.

Jeu de Boules heeft dan ook naast het sportieve aspect een belangrijke maatschappelijke functie.

Het realiseren van de overdekte Jeu de Boules-accommodatie heeft het volgende tot doel:

  • Het bieden van onderdak om gedurende de wintermaanden met de sport door te kunnen gaan;
  • De accommodatie kan tevens ingezet worden bij uitwisselingen en wedstrijden in Laarbeek;
  • Het bieden van onderdak aan zusterverenigingen in Laarbeek (1 per kern).

De Jeu de Boules Vereniging van Mariahout is een belangrijk onderdeel van de Katholieke Bond voor Ouderen (KBO) in Mariahout. Wegens het uitbreidingsplan ´De Hoge Suute´ ten westen van Mariahout is een particulier onderkomen waar binnen jeu de boules kon worden gespeeld, komen te vervallen. Voornamelijk in de wintermaanden werd gebruik gemaakt van dit onderkomen. Bij goed weer gebruikt de Jeu de Boules Vereniging de buitenaccommodatie aan het Oranjeplein te Mariahout.

2.3.2 Concreet planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0008.png"

Door de gemeente Laarbeek wordt grond, gelegen op het sportpark Heibunders, beschikbaar gesteld om de beoogde accommodatie te realiseren.

Binnen de nieuwe bebouwing kunnen een achttal Jeu de Boulesbanen worden aangelegd. Daarnaast zal binnen de nieuwe bebouwing nog ruimte worden gereserveerd voor een keukentje, sanitaire voorzieningen en een terras. Met afmetingen van ongeveer 15 bij 23 meter zal de oppervlakte 350 m² bedragen.

De bebouwing zal bestaan uit 1 bouwlaag met een kap. De goothoogte zal circa 3 meter bedragen en de bouwhoogte maximaal 5 meter. Daarmee past de nieuwe bebouwing in de directe omgeving. Bovendien wordt de bebouwing landschappelijk ingepast door de aanwezigheid van de groensingel ter plaatse. Om deze inpassing verder te optimaliseren wordt gebruikt gemaakt van natuurlijke afwerkingsmaterialen en kleuren.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het voor het plangebied relevante nationale en provinciale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Laarbeek.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • de mobiliteit van personen;
  • economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw;
  • de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • deregulering.

Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.

Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk benoemt daarnaast 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling, waarbij ter plaatse van een bestaande sportcomplex een nieuwe overdekte Jeu de Boules-accommodatie wordt gerealiseerd. Daarnaast draagt het planvoornemen bij aan het waarborgen van een leefbare omgeving. De SVIR voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn, er is geen sprake van een nationaal belang. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

Door middel van het Barro worden voor een aantal specifieke onderwerpen algemene regels gesteld ten behoeve van de verwerking in bestemmingsplannen. In het SVIR is aangegeven wat het nationale belang is van het stellen van regels voor deze onderwerpen. Het Barro stelt in eerste instantie regels voor het project Mainportontwikkeling Rotterdam, het kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie en erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Op een later moment zal het besluit worden aangevuld met andere onderwerpen uit de SVIR.

De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Voor een aantal onderwerpen geeft het Barro de opdracht dan wel de mogelijkheid aan provincies om bij provinciale verordening regels te stellen.

Onderhavig planvoornemen voorziet in een kleinschalige ontwikkeling. Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit het Barro gelden.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

De Structuurvisie ruimtelijke ordening (structuurvisie RO) geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

Provinciale Staten hebben op 7 februari 2014 de partiële herziening 2014 van de Structuurvisie RO vastgesteld. De wijzigingen die in de herziening zijn verwerkt zijn het gevolg van onder meer besluiten op het gebied van het natuurnetwerk en de zorgvuldige veehouderij.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.

Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect.

Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.

Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0009.png"

Het plangebied is binnen de structuurvisie RO aangeduid als 'Gemengd landelijk gebied'. Binnen het gemengd landelijk gebied is multifunctioneel gebruik uitgangspunt. De mate waarin menging plaatsvindt is afhankelijk van de aanwezige functies en de dominantie van de land- en tuinbouw. Zo kan er sprake zijn van een primair agrarisch gebied waarbij de agrarische sector dominant aanwezig is, of van een gemengde plattelandseconomie waarbinnen functies meer in evenwicht met elkaar worden ontwikkeld.

In onderhavig geval is sprake van een gemengde plattelandseconomie. Agrarische functies worden in samenhang met andere functies (in de omgeving) uitgeoefend. Binnen deze gebieden, rondom steden en dorpen, is ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen. Hiertoe worden ook voorzieningen op het gebied van sport en recreatie gerekend. In de nabijheid van het plangebied is ook het kerngebied 'Groenblauw' gelegen. In gebieden rondom de groenblauwe structuur is de ontwikkeling van functies meer gericht op ondernemen in een groene omgeving en het versterken van landschappelijke- en natuurwaarden. Indien ontwikkelingen zich voordoen dient rekening gehouden te worden met de omgeving en het versterken van de omgevingskwaliteiten. In het bijzonder geldt dit voor ontwikkelingen binnen een nationaal, provinciaal of cultuurhistorisch waardevol landschap.

Het plangebied is gelegen binnen het gemengd landelijk gebied en kent momenteel al een sportbestemming. De realisatie van een Jeu de Boules-accommodatie op het sportpark versterkt deze sportief- recreatieve ontwikkeling van het gebied en biedt recreanten de mogelijkheid het aanwezige landschap te beleven. De ontwikkeling is dermate kleinschalig dat deze geen beperkingen oplegt aan de ontwikkeling van de groenblauwe structuur. Bovendien wordt bij de realisatie van de nieuwe bebouwing rekening gehouden met het aanwezig landschap en wordt in het kader van de 'Landschapsinvesteringsregeling' van de gemeente Laarbeek, een bijdrage geleverd aan het versterken van de landschappelijke waarden (zie ook paragraaf 3.4.2). De bijdrage is vastgelegd in een anteriuere overeenkomst tussen de gemeente en de Jeu de Boulesvereniging.

3.3.2 Verordening Ruimte 2014

Een structuurvisie is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie kan derhalve een Verordening ruimte opstellen. De provincie Noord-Brabant beschikt over een dergelijke verordening. D.d. 7 februari 2014 is de Verordening ruimte 2014 (Vr2014) door Provinciale Staten vastgesteld. De Vr2014 is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visie naar voren komen.

Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, alsmede regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

Bevordering van ruimtelijke kwaliteit

Een van de hoofdlijnen van de Vr2014 heeft betrekking op de ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kernkwaliteiten zijn in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en meer concreet en specifiek in de uitwerking van de Structuurvisie, door middel van Gebiedspaspoorten uitgewerkt. Gebiedskenmerken zijn de spil van ruimtelijke kwaliteit: het gaat daarbij om het verbinden van de opgave met de plek. In de Vr2014 is de bevordering van ruimtelijke kwaliteit concreet vertaald in twee principes: zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap.

De zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit behelst in hoofdzaak de regel dat de geboden ontwikkelruimte bijdraagt aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit. In het bijzonder geldt als regel het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. Nieuw ruimtebeslag moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wil de provincie dat de initiatiefnemer zorgt voor een kwaliteitsverbetering van het landschap om daarmee het verlies aan omgevingskwaliteit te beperken.

De gemeente Laarbeek heeft een 'Landschapsinvesteringsregeling' (LIR) opgesteld (zie paragraaf 3.4.2). Door een bijdrage in het kader van dit LIR draagt het planvoornemen bij aan de kwaliteitsverbetering van het landschap. De bijdrage is zeker gesteld door middel van een anterieure overeenkomst tussen de gemeente Laarbeek en de Jeu de Boulesvereniging. Derhalve wordt ook voldaan aan het beleid van de provincie Noord-Brabant ten aanzien van dit aspect.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0010.png"

Gemengd landelijk gebied

Het plangebied is ook conform de Vr2014 gelegen binnen het 'Gemengd landelijk gebied'. De bepalingen in het artikel over het “gemengd landelijk gebied” zien met namen op de transitie naar zorgvuldige veehouderij. Onderhavig bestemmingsplan voorziet echter niet in de ontwikkeling van veehouderijbedrijven.

Artikel 7.1 van de verordening geeft twee mogelijke ontwikkellijnen aan om op te nemen in een bestemmingsplan in agrarisch gebied: een gemengde plattelandseconomie en een agrarische economie. De Verordening geeft geen nadere definities van deze ontwikkellijnen zodat er ruimte is voor lokaal beleid. Uiteraard houden gemeenten bij het bepalen van het lokale beleid rekening met de aard van de economieën die in een bepaald gebied aanwezig zijn. Het artikel veronderstelt dat het bedoelde lokale beleid een ruimtelijke ontwikkelvisie op het agrarische gebied bevat, bij voorkeur gebaseerd op de gemeentelijke structuurvisie. De aanduiding van een gebied als gemengde plattelandseconomie impliceert meer ruimte voor niet-agrarische functies. Het gaat daarbij onder andere om het zoeken naar nieuwe economische dragers voor een vitaal platteland. Het aanwijzen van de bestemmingen zoals in dit artikel benoemd draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit zoals bedoeld in artikel 3 en het gewenste ontwikkelingsperspectief.

Artikel 7.10 'Niet-agrarische functies', bevat bepalingen ten aanzien van niet agrarische functies in gemengd landelijk gebied. Het gaat hierbij niet om ontwikkelingen waarvoor bijzondere bepalingen in de artikelen 7.7, 7.8, 7.9 (wonen, landgoederen, ruimte voor ruimte) zijn opgenomen. Overige niet-agrarische ontwikkelingen zijn mogelijk indien er sprake is van een vestiging op een bestaand bouwperceel. Dat is in onderhavige situatie niet aan de orde. Eerder valt het planvoornemen onder lid twee van artikel 7.10. Hier wordt de mogelijkheid geboden voor een redelijke uitbreiding van bestaande niet agrarische functies. Voorwaarde voor een dergelijke uitbreiding is wel dat deze in redelijke verhouding staat tot de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in artikel 3.1.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling binnen een bestaand sportpark. De ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van de sportfaciliteiten ter plaatse. Door aan te sluiten bij de 'Landschapsinvesteringsregeling' van de gemeente Laarbeek, staat deze uitbreiding in redelijke verhouding tot de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Laarbeek 2010 - 2020 Groei in Balans

In de structuurvisie van de gemeente Laarbeek is de visie op de verdere ontwikkeling van de gemeente Laarbeek voor de komende 10 jaar vastgelegd. Deze visie kent een bepaalde mate van globaliteit om integraal de verbanden tussen de gewenste ontwikkeling in beeld te kunnen brengen. Eenmaal tot stand gekomen vormt de visie voor het bestuur en de raad het uitgangspunt voor de afweging bij elke belangrijke ruimtelijke beslissing en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten zoals bestemmingsplannen en de inzet van menskracht. Het betreft geen dichtgetimmerd eindplan, maar het vertrekpunt van de gemeente voor gesprekken met andere overheden, marktpartijen en partners om ontwikkelingen en investeringen in de gemeente te initiëren.

De visiekaart geeft voor het plangebied en de directe omgeving aan dat sprake is van een 'Robuuste ecologische verbinding'. Het Laarbeekse deel van de robuuste ecologische verbinding tussen de Strabrechtse Heide en het Groene Woud ligt met name aan de westkant op de gemeentegrens met Nuenen.

De realisatie van een Jeu de Boules-accommodatie van 350 m² groot, binnen een bestaand sportpark heeft geen invloed op de ontwikkeling van de robuuste ecologisch verbindingszone.

3.4.2 Landschapinvesteringsregeling

In de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant zijn regels vastgelegd die de belangen van de provincie bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten beschermen. Met deze regels moet bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening worden gehouden. In de Vr2014 wordt verplicht gesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied bij moeten dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Deze zogenaamde landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend. De verplichting om de kwaliteit te verbeteren komt bovenop de 'basis'-verplichting om te zorgen voor de (handhaving) van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied, zoals ook opgenomen in de Vr2014.

Op grond van de Vr2014 worden de volgende investeringen beschouwd als investeringen in de kwaliteit van het landschap:

1. de kwaliteit van bodem/water/natuur/landschap/cultuurhistorie;

2. in extensieve recreatieve mogelijkheden.

Een gemeente kan er voor kiezen om per ontwikkeling te onderbouwen hoe met de LIR wordt omgegaan en per ontwikkeling overleg te hebben met de provincie of met deze onderbouwing kan worden ingestemd. Er kan ook voor worden gekozen om vooraf vast te leggen hoe in het algemeen met de LIR wordt omgegaan, deze algemene omgang af te stemmen met de provincie en vervolgens bestemmingsplannen overeenkomstig deze algemene werkwijze op te stellen. Dit laatste heeft als voordeel dat vooraf in het overgrote deel van de gevallen voor de initiatiefnemers duidelijk is welke bijdrage vanuit de ontwikkeling moet worden gedaan en dat hierover overeenstemming bestaat met de provincie. Daarmee worden onnodige planontwikkelingskosten voorkomen, omdat niet eerst sprake moet zijn van een volledige uitgewerkt plan voordat op dit onderdeel duidelijkheid ontstaat ten aanzien van de haalbaarheid. De gemeente Laarbeek heeft voor de laatste mogelijkheid gekozen en daartoe de LIR gemeente Laarbeek op 2 oktober 2012 vastgesteld.

In overleg is bepaald dat onderhavige ontwikkeling valt binnen categorie 3 van de LIR: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd in euro's (op basis van forfaitaire bedragen).

Voor de onderhavige ontwikkeling is een bijdrage € 16,--/m² overeengekomen voor de ruimtelijke kwaliteitsbijdrage. Aangezien er een oppervlak van exact 347 m² aan bebouwing wordt toegevoegd komt dit neer op € 5.552,--. Deze bijdrage is zeker gesteld door middel van een anterieure overeenkomst tussen de Jeu de Boulesvereniging en de gemeente Laarbeek.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Algemeen

Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.

4.2 Bodemkwaliteit

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor veel nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden.

In onderhavig plan is sprake van het opnemen van een bouwvlak binnen de bestaande bestemming 'Sport'. Gelet op de ligging in het buitengebied en het reeds langdurig functioneren als groensingel, is de verwachting gerechtvaardigd dat sprake is van een 'onverdachte locatie'. In combinatie met het toekomstig gebruik, dat voorziet in bebouwing van het gehele bestemmingsvlak ten behoeve van het opstellen van de Jeu de Boules-accommodatie, kan een bodemonderzoek achterwege blijven.

4.3 Wet Geluidhinder

Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet onder meer langs wegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus. Indien een bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een nieuw geluidsgevoelig object. Bij een sportief-recreatieve functie is geen sprake van geluidsgevoelige objecten. Het is dan ook niet noodzakelijk om een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uit te voeren.

4.4 Luchtkwaliteit

De zogenaamde 'Wet luchtkwaliteit' is in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen. In hoofdstuk 5 Wm wordt toetsing van besluiten aan luchtkwaliteitsnormen in beginsel beperkt tot activiteiten die de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' beïnvloeden. Uitsluitend ontwikkelingen en besluiten die 'in betekenende mate' van invloed zijn op de kwaliteit van de buitenlucht worden expliciet getoetst. Bij wetswijziging is verder bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen, waaronder het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Het Besluit niet in betekenende mate (verder: Besluit NIBM) voorziet hierin.

Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging. Dit houdt in dat de ontwikkeling op basis van het besluit luchtkwaliteit niet in betekende mate bijdraagt aan aantasting van de luchtkwaliteit.

In onderhavig geval is sprake van een zeer beperkte uitbreiding van het aantal verkeersbewegingen. De Jeu de Boulesvereniging kent 75 leden en wekelijks nemen, 2 maal per week van 9.00 tot 21.00 uur, 35 deelnemers deel aan de sport. Bij wedstrijden zijn dit zelfs 50 tot 60 deelnemers. Uitgaande van een worst-case scenario is sprake van 60 deelnemers die 2 maal per week naar de accommodatie komen. Ervanuit gaande dat elke deelnemer zelfstandig met de auto naar de accommodatie komt (wederom vanuit een wordt-case gedachte) komt dat neer op 210 auto's per dag, 240 auto's extra per week. In vergelijking met een ontwikkeling waarbij 1500 woningen bij 1 ontsluitingsweg worden gerealiseerd, is het legitiem om aan te nemen dat de realisatie van een Jeu de Boules-accommodatie een te verwaarlozen invloed heeft op de luchtkwaliteit en dat deze zeker beneden de 3% zal blijven. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.

4.5 Bedrijven En Milieuzoneringen

De realisatie van de Jeu de Boules-accommodatie brengt geen beperkingen met zich mee voor andere functies in de directe omgeving. Conform de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering betreffen dergelijke voorzieningen categorie 2 inrichtingen met een maximaal aan te houden afstand tot milieugevoelige functies van 30 m. In onderhavig geval bevinden zich binnen deze afstand geen gevoelige functies, waardoor gesteld kan worden dat de Jeu de Boules-accommodatie geen nadelige gevolgen heeft voor gevoelige functies in de omgeving.

Anderzijds wordt de Jeu de Boules-accommodatie niet belemmerd door bedrijfsactiviteiten in de omgeving. Aangezien de accommodatie onderdeel uitmaakt van het sportpark vormt dit sportpark geen belemmering voor het planvoornemen. Ten noordwesten van de locatie is een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig waarvoor een minimaal aan te houden afstand van 100 meter geldt. De afstand van het bedrijf tot het plangebied bedraagt 135 meter en vormt derhalve geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

De huidige situatie met betrekking tot externe veiligheid wijzigt niet door het planvoornemen. In en direct rond het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn opgenomen in de lijst met risicovolle bedrijven in de gemeente Laarbeek en die van invloed kunnen zijn op het plangebied.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'. In de nabijheid van het plangebied komen geen rail- en wegtransportroutes voor uit de lijsten met aandachtspunten of knelpunten voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Onderzoek is dan ook niet aan de orde. In deze situatie zijn geen veranderingen voorzien. In de nabijheid van het plangebied zijn geen rijks-, spoor- en waterwegen gelegen. Ook zijn er in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen aanwezig die een belemmering zouden kunnen vormen voor het planvoornemen.

Nabij het plangebied zijn er dus geen risicobronnen aanwezig die een belemmering zouden kunnen vormen voor het planvoornemen. De Risicokaart van het Interprovinciaal Overleg (IPO) bevestigt dit.

4.7 Flora En Fauna

4.7.1 Gebiedsbescherming

Ten aanzien van flora en fauna dient in eerste instantie rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen alsmede Natura 2000-gebieden.

Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied betreft de Strabrechtse Heide & Beuven, dat op meer dan 14 kilometer ten zuiden van het plangebied is gelegen. Gelet op de aard van de activiteiten in het plangebied en het feit het planvoornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, kan worden geconcludeerd dat het planvoornemen geen negatieve invloed uitoefent op het gebied.

Het plangebied is gelegen nabij de EHS, zoals vastgelegd door de provincie Brabant. Gezien het feit dat het plangebied zelf geen onderdeel uitmaakt van de EHS en de aard van de beoogde activiteiten, kan worden geconcludeerd dat het plangebied geen invloed uitoefent op de EHS.

In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de FF-wet geen ontheffing zal worden verleend.

Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat door de aanleg van de Jeu de Boules-accommodatie in de groensingel tussen de voetbalvelden, eventueel aanwezige beschermde planten- en diersoorten geschaad kunnen worden. Ten behoeve van de realisatie van de accommodatie zullen bomen gekapt moeten worden. Deze bomen zullen in ieder geval buiten het broedseizoen worden gekapt. Indien deze voorwaarde in acht wordt genomen, zijn er geen gevolgen voor de aanwezige flora en fauna te verwachten. Het is dan ook niet noodzakelijk om een quickscan flora en fauna uit te voeren.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPMHJeudeboules-VG01_0011.png"

Bij de opstelling en de uitvoering van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met bekende archeologische waarden. Het plangebied is op de Archeologische beleidskaart van de gemeente Laarbeek aangeduid als gebied zonder archeologische verwachting. Archeologisch onderzoek kan dan ook achterwege blijven.

4.8.2 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen bestaande archeologische monumenten aanwezig. In het plangebied liggen evenmin rijksmonumenten of gebouwen die zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente is te zien dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van gebieden met een cultuurhistorische waarde. Wel is de Veghelsedijk aangeduid als een object met een hoge cultuurhistorische waarde. Het planvoornemen heeft echter geen invloed op deze weg. Als gevolg van het planvoornemen worden geen bestaande cultuurhistorisch waardevolle elementen binnen of in de omgeving van het plangebied aangetast.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

5.1 Watertoets

Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.

Het planvoornemen wordt in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van het Waterschap Aa en Maas. De reactie van het waterschap zal in de toelichting van het bestemmingsplan verwerkt worden.

5.2 Principes Waterschap Aa En Maas

Het projectgebied is gelegen in het beheersgebied van waterschap Aa en Maas. Dit waterschap hanteert onderstaande principes:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer';
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • voorkomen van vervuiling.

Per beleidspunt wordt het onderhavig plan getoetst aan het beleid van waterschap Aa en Maas.

5.2.1 Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater

Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de bestaande riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater en indien nodig het schone hemelwater vertraagd af te voeren via het oppervlaktewater. Het planvoornemen voorziet alleen in het verwerken van het schone hemelwater, dat valt op de nieuwe bebouwing van de Jeu de Boules-accommodatie. Het vuile water van de accommodatie wordt via de bestaande voorzieningen voor vuil water bij het sportpark afgevoerd.

5.2.2 Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer'

In aansluiting op het landelijke beleid (NW4, WB21) hanteert het waterschap het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het schone hemelwater. Hierbij worden de afwegingsstappen 'hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer' (afgeleid van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren') doorlopen.

Hergebruik van het water is in dit relatief kleinschalig initiatief niet mogelijk. Dit is ook in overeenstemming met het uitgangspunt van het waterschap Aa en Maas dat hergebruik met name overweegt bij grootschalige voorzieningen. Bij dit initiatief zal gebruik gemaakt worden van infiltratie.

5.2.3 Hydrologisch neutraal bouwen

Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal bouwen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Door infiltratie van het hemelwater binnen of direct aangrenzend aan het plangebied wordt voldaan aan het beleidsuitgangspunt voor hydrologisch neutraal bouwen.

5.2.4 Water als kans

Dit wordt door stedenbouwkundigen bij inrichtingsvraagstukken vaak benaderd als een probleem. Water kan echter ook een meerwaarde geven aan het plan, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de belevingswaarde van water. In dit geval is het planvoornemen dusdanig kleinschalig dat hier geen mogelijkheden aanwezig zijn om met water een meerwaarde aan het plan te geven.

5.2.5 Meervoudig ruimtegebruik

Door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor twee of meer doeleinden te gebruiken, is het 'verlies' van m² als gevolg van de toegenomen ruimtevraag vanuit water te beperken. Dit aspect is in onderhavig project niet van toepassing, gezien de kleinschaligheid.

5.2.6 Voorkomen van vervuiling

Bij de inrichting, het bouwen en het beheer van gebieden wordt het milieu belast. Vanuit zijn wettelijke taak ten aanzien van het waterkwaliteitsbeheer streeft het waterschap ernaar om nieuwe bronnen van verontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen. Bij de realisatie van de Jeu de Boules-accommodatie zullen geen (uitloogbare) materialen worden gebruikt die tot een verontreiniging van de bodem kunnen leiden en daarmee de kwaliteit van het grond water verslechteren.

5.3 Invloed Van Het Planvoornemen

Het planvoornemen gaat uit van de bouw van een Jeu de Boules-accommodatie van 350 m². De extra verharding bedraagt dan ook 350 m². De extra verharding heeft beperkt gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie. Deze worden echter geheel ondervangen door het hemelwater af te laten lopen richting het trainingsveld ten zuiden van de accommodatie en daar direct te laten infiltreren in de bodem. De aanleg van bergingsvoorzieningen, van waaruit het water ter plaatse kan infiltreren, wordt gelet op het kleinschalig karakter van het planvoornemen niet noodzakelijk geacht.

Hoofdstuk 6 Juridische Opzet

6.1 Wettelijk Kader

Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.

6.2 Planonderdelen

Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting (zoals onderhavige toelichting), die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een bestemmingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing dan wel motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting.

6.3 Inhoud Algemeen

Bij het opstellen van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan is voldaan aan het bepaalde in de Wro, Bro en de Rsro. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke standaarden en plansystematiek. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over de van toepassing zijnde bestemming. In de regels kan vervolgens worden teruggelezen welke gebruiks- en bouwmogelijkheden voor de betreffende bestemming gelden. Behalve bestemmingen kan de verbeelding onder meer aanduidingen en maatvoeringsvlakken bevatten om binnen een bestemming te kunnen voorzien in maatwerk voor een bepaalde locatie. In dat geval zijn steeds ook regels verbonden aan deze aanduidingen en maatvoeringsvlakken.

6.4 Regels

De regels zijn opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), welke als bijlage onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De regels bevatten allereerst begripsomschrijvingen en meetvoorschriften om respectievelijk interpretatie- en meetverschillen uit te sluiten (hoofdstuk 1). Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de regels voor de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen, waarbij voor elke bestemming is voorzien in een apart artikel. Voor zover behoefte bestaat aan het opnemen van regels die niet zijn gebonden aan een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele dan wel een gedeelte van het plangebied, dan zijn de betreffende regels opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels. Indien de betreffende regels betrekking hebben op slechts een gedeelte van het plangebied, dan wordt dat op de verbeelding aangegeven door middel van een zogenoemde gebiedsaanduiding.

De bestemmingsregels zijn in beginsel steeds op dezelfde manier opgebouwd:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  8. 8. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  9. 9. Wijzigingsbevoegdheid.

Hoe gronden met een bepaalde bestemming mogen worden gebruikt is primair beschreven in de bestemmingsomschrijving. Eventuele aanvullingen of uitzonderingen zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bouwregels bevatten de regels ten aanzien van de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten. Zowel ten aanzien van gebruik als bouwen geldt dat binnen een bepaalde marge kan worden voorzien in mogelijkheden om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Deze mogelijkheden zijn opgenomen onder respectievelijk 'Afwijken van de bouwregels' en 'Afwijken van de gebruiksregels'.

6.5 Bestemmingsomschrijving

6.5.1 Sport

Het plangebied krijgt de bestemming 'Sport' conform het direct aansluitende sportpark. Aan het gehele plangebied wordt tevens een bouwvlak toegekend. Binnen dit bouwvlak is het toegestaan om maximaal 350 m² te bebouwen. De maximaal toegestane goothoogte bedraagt 3 meter en de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 5 meter.

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Economische Haalbaarheid

Het planvoornemen betreft de realisatie van een overdekte Jeu de Boules-accommodatie met een oppervlak van 350 m². De Jeu de Boulesvereniging is voornemens om de accommodatie door middel van zelfbouw en zelfwerkzaamheid te realiseren. De totale bouwkosten worden geraamd op € 83.562,60 exclusief BTW. Door gebruik te maken van vrijwilligers wordt € 38.834,95 bespaard. De dekking van deze kosten vindt plaats door een bijdrage van de leden van de vereniging en bijdragen via fondsen en sponsoren. De economische haalbaarheid van het planvoornemen is daarmee voldoende onderbouwd.

7.2 Maatschappelijke Haalbaarheid

Het planvoornemen betreft een kleinschalige ingreep, waarbij aan een bestaande sportief- recreatieve voorziening, sportpark Heibunders, een faciliteit wordt toegevoegd. Gelet hierop en gezien het feit dat het planvoornemen geen verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit met zich meebrengt ten opzichte van de huidige situatie, mag aangenomen worden dat tegen het planvoornemen geen overwegende bezwaren bestaan.

Het ontwerp bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

7.3 Conclusie

Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 De Te Volgen Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

a. Ontwerp:

Publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro

Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad

b. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad

Mogelijkheid reactieve aanwijzing

Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn

c. Inwerkingtreding:

Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)

d. Beroep:

Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

8.2 Vooroverleg

8.2.1 Watertoets

Het planvoornemen is in het kader van de watertoets, voorafgaand aan de publicatie, ter beoordeling aan het waterschap Aa en Maas toegezonden. Het waterschap heeft per e-mail aangegeven in te kunnen stemmen met het planvoornemen. Volgens het waterschap worden er geen directe belangen geraakt en is het plan hydrologisch neutraal omdat het regenwater afvoert richting omliggende sportvelden.

8.2.2 Provincie Noord-Brabant

Aangezien de provincie Noord-Brabant belangen heeft bij onderhavig planvoornemen, is het bestemmingsplan, voorafgaande aan de te volgen procedure, aan de provincie toegestuurd. Bij brief d.d. 9 mei 2014 heeft de provincie aangegeven dat de zekerstelling van de bijdrage in het kader van de Landschapsinvesteringsregeling nog in het bestemmingsplan verwerkt moet worden door middel van een anterieure overeenkomst. Onderhavig bestemmingsplan is inmiddels aangevuld met een dergelijke anterieure overeenkomst.