KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden - 1
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden - 2
Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 7 Bedrijf
Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant
Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - Bezoekerscentrum
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning - Prostitutie
Artikel 11 Detailhandel
Artikel 12 Detailhandel - Tuincentrum
Artikel 13 Groen - 1
Artikel 14 Groen - 2
Artikel 15 Horeca
Artikel 16 Kastelen En Landgoederen
Artikel 17 Maatschappelijk
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 19 Maatschappelijk - Kapel
Artikel 20 Maatschappelijk - Militaire Zaken
Artikel 21 Maatschappelijk - Vuilstort
Artikel 22 Molen
Artikel 23 Natuur
Artikel 24 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 25 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1
Artikel 26 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2
Artikel 27 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3
Artikel 28 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 4
Artikel 29 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 5
Artikel 30 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 6
Artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 7
Artikel 32 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 8
Artikel 33 Sport
Artikel 34 Verkeer
Artikel 35 Verkeer - Railverkeer
Artikel 36 Water
Artikel 37 Wonen - Buitengebied
Artikel 38 Wonen - Buurtschappen
Artikel 39 Wonen - Reewoude
Artikel 40 Wonen - Rothenbach
Artikel 41 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 42 Leiding - Brandstof
Artikel 43 Leiding - Gas
Artikel 44 Leiding - Hoogspanningsverbinding - 1
Artikel 45 Leiding - Hoogspanningsverbinding - 2
Artikel 46 Leiding - Leidingstrook
Artikel 47 Leiding - Riool
Artikel 48 Leiding - Water
Artikel 49 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 50 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 51 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 52 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 53 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 54 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 55 Waarde - Archeologie - 7
Artikel 56 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 57 Waterstaat - Beschermingszone
Artikel 58 Waterstaat - Inundatiezone En Meanderzone
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 59 Antidubbeltelregel
Artikel 60 Algemene Bouwregels
Artikel 61 Algemene Gebruiksregels
Artikel 62 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 63 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 64 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 65 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 66 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 67 Overgangsrecht
Artikel 68 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Waarom Een Nieuw Bestemmingsplan?
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Hoe Komt Het Nieuwe Bestemmingsplan Tot Stand?
1.5 Planningsopgave
1.6 Leeswijzer
1.7 Verwerking Gerechtelijke Uitspraak
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Conclusie
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke En Functionele Aspecten
3.1 Landschap
3.2 Flora En Fauna
3.3 Cultuurhistorie En Archeologie
3.4 Recreatie En Toerisme
3.5 Land- En Tuinbouw
3.6 Niet-agrarische Bedrijven
3.7 Wonen En Volkshuisvesting
3.8 Karakteristieke Bebouwing En Monumenten
Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische En Overige Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bodem
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Verkeer En Infrastructuur
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7 Milieuhinder Niet-agrarische Bedrijvigheid
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Planologisch Relevante Leidingen
4.10 Geluidshinder
4.11 Luchtkwaliteit
4.12 Milieuhinder Agrarische Bedrijvigheid
4.13 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Visie Op Het Buitengebied
5.1 Inleiding
5.2 Structuurvisie 'Roerdalen 2030'
5.3 Visie Op Gewenste Ontwikkeling
5.4 Roerdalens Kwaliteitsmenu
5.5 Zonering
Hoofdstuk 6 Nadere Uitwerking
6.1 Inleiding
6.2 Landbouw
6.3 Natuur En Landschap
6.4 Cultuurhistorie En Archeologie
6.5 Recreatie
6.6 Niet-agrarische Bedrijven, Horeca En Detailhandel
6.7 Wonen
6.8 Landgoederen En Kastelen
6.9 Water
6.10 Milieu
6.11 Overige Onderwerpen
Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving
7.1 Algemeen
7.2 Artikelgewijze Toelichting
7.3 Algemene Regels
7.4 Overgangsrecht En Slotregels
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Overzicht Beeldbepalende Panden En Monumenten
Bijlage 4 Kwaliteitsmenu
Bijlage 5 Inrichtingsplan Elfenmeer
Bijlage 6 Nevenactiviteiten En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwingen Tbv Ontwikkelingen
Bijlage 6 Gebruik Landbouwplastic
Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Buitengebied Roerdalen

Bestemmingsplan - Gemeente Roerdalen

Vastgesteld op 30-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Roerdalen' van de gemeente Roerdalen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.6 ABC-goederen

inpandig gestalde auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, niet zijnde kleine huisraad, voor particulieren.

1.7 afdekfolie

landbouwfolie zonder constructies, bestemd voor de akker- en vollegrondstuinbouw, sier-, (klein) fruit- en bollenteelt, met als doel het afdekken van groenten, teelten en gerooide akkerproducten.

1.8 afhankelijke woonruimte

bijbehorende bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of agrarische (aanverwante) producten, die afkomstig of bedoeld zijn van/voor agrarische bedrijven; hieronder worden geen grootschalige industriële activiteiten begrepen.

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond (waaronder ook begrepen een paardenfokkerij);
  3. c. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  4. d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  5. e. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen.

1.11 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.

1.14 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bebouwingspercentage

het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.17 bedrijf-aan-huis

de uitoefening aan huis van bedrijfsactiviteiten die vanwege hun kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kunnen worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.18 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.19 bedrijfs- of dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 bed & breakfast

een accommodatie voor recreatief nachtverblijf in een (bedrijfs)woning.

1.21 beroep-aan-huis

de uitoefening aan huis van een vrij beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.28 bio-energieinstallatie

een afgesloten systeem van tanken/silo's dat gebruikt wordt voor de productie van energie uit biomassa (mest, bermafval, GFT en dergelijke).

1.29 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waarin hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht.

1.30 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond dat een niet voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.37 bungalow

een gebouw c.q. een gedeelte ervan om uit recreatieve redenen tijdelijk (minder dan 180 dagen per jaar van 365 dagen) in te overnachten.

1.38 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.39 containerveld

grond die is afgedekt met plastic, niet zijnde afdekfolie, antiworteldoek en/of beton, eventueel in combinatie met andere materialen, ten behoeve van de teelt van gewassen. De gewassen worden op de afdeklaag los van de ondergrond geteeld (in potten).

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een en ander met inbegrip van:

  1. a. afhaal- en bezorgcentra met dien verstande dat er geen dranken en/of spijzen ter plaatse genuttigd worden;
  2. b. internetwinkels waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er goederen ter plaatse opgeslagen, uitgestald en/of geleverd worden.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.43 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.44 extensieve dagrecreactie

vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.45 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 gevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.47 glastuinbouw

de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.

1.48 groene en blauwe diensten

het leveren van prestaties gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik, waarbij de bestemming gehandhaafd blijft.

1.49 hagelnet

voorzieningen bestemd voor de bescherming van vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen- en boomteelt die niet doorlopen tot aan de grond.

1.50 hekwerk

een afscheiding van hout of metaal met openingen, zoals gaaswerk, waar doorheen gekeken kan worden.

1.51 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.

1.52 horeca(bedrijf)

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  1. a. het verstrekken van te nuttigen spijzen en/of dranken in gebouwen of op terrassen;
  2. b. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten;

waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2, in acht dient te worden genomen.

1.53 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat zelfstandige detailhandel wordt uitgeoefend.

1.54 intensieve veehouderij

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden niet zijnde een melkveehouderij.

1.55 internetwinkel

winkel waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er geen goederen ter plaatse opgeslagen, uitgestald en/of geleverd worden.

1.56 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.57 kap

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.

1.58 kas

een bouwwerk van glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 2,5 m of meer, trek, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.59 kinderboerderij

een recreatieve voorziening waarop, al dan niet in combinatie met andere recreatieve voorzieningen, dieren worden gehouden.

1.60 kleinschalige horeca

thee- en koffieschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.

1.61 kleinschalig kamperen

kamperen op een kampeerterrein voor maximaal 40 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.62 kwaliteitsmenu

het kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' zoals vastgesteld op 20 december 2012.

1.63 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.64 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen op het gebied van welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, sport, verenigingsleven, opvoeding, kinderopvang, openbaar bestuur en andere openbare en sociale voorzieningen.

1.65 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende ondergeschikte activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, ondergeschikte activiteiten (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie ondergeschikt aan het bedrijf en het ondergeschikt houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.66 mantelzorg

intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

1.67 milieuhygiënisch inpasbaar

een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:

  1. a. voor milieu gevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. b. omliggende bedrijven niet onevenredige in hun activiteiten worden aangetast;
  3. c. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  4. d. nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor de natuur;
  5. e. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies dient te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  6. f. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies wordt voldaan aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  7. g. er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-contour worden gerealiseerd;
  8. h. nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt indien hiertoe gewichtige redenen voor aanwezig zijn;
  9. i. de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
  10. j. de toename verhard van oppervlak wordt gecompenseerd;
  11. k. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  12. l. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  13. m. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

1.68 monument

een bouwwerk of terrein dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.

1.69 nevenfunctie

een of meer (bedrijfsmatige) activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf/wonen.

1.70 nieuwvestiging

het verplaatsen van een agrarisch bedrijf uit de provincie Limburg naar een nieuwe locatie waarbij het vrijgekomen bouwvlak gebruikt mag worden voor bedrijven uit en van buiten de gemeente.

1.71 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.72 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.

1.73 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.74 paardenpension

een recreatiebedrijf dat is gericht op het houden en verzorgen van paarden van derden.

1.75 paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

1.76 peil

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

1.77 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.78 permanente standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.79 permanente standplaats stacaravan

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een stacaravan, inclusief bij de stacaravan behorende ondergeschikte onderkomens gedurende het gehele jaar.

1.80 permanente standplaats woonwagen

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een woonwagen, inclusief bij de woonwagen behorende ondergeschikte onderkomens gedurende het gehele jaar.

1.81 permanente teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 3 m die langer dan 6, al dan niet aaneengesloten, maanden per jaar aanwezig is.

1.82 recreatiewoning

een (deel van een ) gebouw die blijkens de bestemming is bedoeld voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.83 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.84 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.85 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

1.86 steilrand

een strook grond, die gekenmerkt wordt door een relatief groot hoogteverschil over een korte afstand.

1.87 teeltondersteunende voorziening

voorziening of constructie, niet zijnde afdekfolie en hagelnet, met een hoogte van ten hoogste 3 m, met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen.

1.88 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het (horeca)bedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.89 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 3 m die korter dan 6, al dan niet aaneengesloten, maanden per jaar aanwezig zijn, met dien verstande dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (met uitzondering van funderingsanker en dergelijke) na de teelt opgeruimd en van het veld verwijderd dienen te worden. Voorbeelden van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn plastic (mini)tunnels, stellingen, regenkappen en boogkassen.

1.90 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in tuinen en vijvers en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten worden aangeboden, zoals tuinmeubels, woonaccessoires, kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen en dergelijke, vissen, kleine knaagdieren en dierenbenodigdheden en een kerstassortiment, alsmede gedurende de winkelopeningstijden ondergeschikte horeca-activiteiten ten behoeve van het verstrekken van kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken.

1.91 verkoop-aan-huis van lokale producten

verkoop van producten als nevenfunctie bij een (agrarisch) bedrijf van zelf geproduceerde of uit de plaatselijke regio afkomstige producten.

1.92 verticale bouwdiepte

de diepte van een gebouw onder de grond of deels onder de grond (half verdiept).

1.93 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.94 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op de lange termijn is gewaarborgd.

1.95 voorgevel

de gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen in de voorgevelrooijlijn.

1.96 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en)/is/zijn gesitueerd en die is/zijn gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.97 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.

1.98 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.99 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.100 woning

een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken (met uitzondering van aangebouwde overkappingen), dat blijkens zijn indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

1.101 wooneenheid

een woning zoals opgenomen in lid 1.100.

1.102 woonunit

een stacaravan of geprefabriceerd en schakelbaar gebouw voor tijdelijke bewoning.

1.103 woonwagen/woonchalet

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats voor woonwagens/woonchalets en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.104 zelfstandige woning

een woning met een eigen toegang waarbij keuken, douche en toilet niet gedeeld hoeven te worden met de andere bewoners van het pand.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. b. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. c. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. d. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. e. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  6. f. de bruto vloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen, inclusief magazijn en overige dienstruimten;
  7. g. de verticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de onderste afgewerkte vloer;
  8. h. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  9. i. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m²;
  10. j. afstand: de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet meegenomen;
  11. k. bouwhoogte van een antenne-installatie:
    1. 1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
    2. 2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  12. l. breedte, lengte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  1. a. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. het peil in andere gevallen: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 en 1.54;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;

alsmede voor:

  1. c. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. d. extensieve dagrecreatie;
  3. e. de nevenfuncties zoals opgenomen in bijlage 6;
  4. f. de in tabel 3.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 3.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten - 100 m²
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  4. d. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  5. e. tevens geldt het bepaalde in tabel 3.2.

Tabel 3.2

max.
oppervlak
max.
inhoud
max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
kassen 5.000 m² - 4,5 m 6,5 m
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak - 6 m 12 m
teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen gehele bouwvlak - - 3 m
mestsilo's 10.000 m³ - - 8,5 m
overige silo's - - - 15 m
vlaggenmasten - - - 8 m
lichtmasten bij paardenbakken - - - 5 m
lichtmasten overig - - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak
-

-

-

2 m
erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak -

-


-


2 m
overige erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak -
-

-

1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-

-

-

3 m

- = niet van toepassing

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. c. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  4. d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  5. e. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  6. f. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  7. g. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 onder a;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;

alsmede voor:

  1. c. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw': een glastuinbouwbedrijf zoals genoemd artikel 1 lid 1.47;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals genoemd artikel 1 lid 1.54;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': een hoveniersbedrijf;
  5. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesgebouw': een logiesgebouw;
  6. h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening': een dienstverlenend bedrijf;
  7. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension': een paardenpension;
  8. j. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een paardenhouderij;
  9. k. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  10. l. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen, steilranden en oude Roermeanders;
  11. m. extensieve dagrecreatie;
  12. n. evenementen met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  13. o. de nevenfuncties zoals vermeld in Bijlage 6;
  14. p. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 4.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten - 100 m²
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
bed & breakfast - max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers
groene en blauwe diensten - -

- = niet van toepassing

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'geen gebouwen' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, kuilvoerplaten, mestplaten, sleufsilo's, mestbassins, permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  4. d. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  5. e. het aantal appartementen, hotelkamers en studio's ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-logiesgebouw' bedraagt respectievelijk ten hoogste 5, 7 en 2;
  6. f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  7. g. tevens geldt het bepaalde in tabel 4.2.

Tabel 4.2

max.
oppervlak
max.
inhoud
max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw':
- bedrijfsgebouwen
- kassen


bestaand
-


6 m
4,5 m



12 m
6,5 m
kassen 2.500 m² - 4,5 m 6,5 m
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak - 6 m 12 m
teeltondersteunende voorziening, niet zijnde kassen gehele bouwvlak - - 3 m
mestsilo's 5.000 m³ - - 8,5 m
overige silo's - - - 15 m
vlaggenmasten - - - 8 m
lichtmasten bij paardenbakken - - - 5 m
lichtmasten overig - - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak - - - 2 m
overige erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - -
3 m

- = niet van toepassing

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. c. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten - buitenopslag' buitenopslag niet is toegestaan;
  5. e. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  6. f. bed & breakfast is niet buiten de woning toegestaan;
  7. g. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  8. h. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  9. i. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesgebouw' mag aan ten hoogste 44 personen nachtverblijf worden verstrekt en is ondergeschikte horeca toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Landschapswaarden - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;

alsmede voor:

  1. c. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals genoemd artikel 1 lid 1.54;
  3. e. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen en steilranden;
  4. f. extensieve dagrecreatie;
  5. g. evenementen, met een maximale duur van 12 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  6. h. de nevenfuncties zoals opgenomen in bijlage 6;
  7. i. de in tabel 5.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 5.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten - 100 m²
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
groene en blauwe diensten -

- = niet van toepassing

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  4. d. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  5. e. tevens geldt het bepaalde in tabel 5.2.

Tabel 5.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak - 6 m 12 m
teeltondersteunende voorziening, niet zijnde kassen gehele bouwvlak - - 3 m
kassen 2.500 m² - 4,5 m 6 m
mestsilo's 5.000 m³ - - 8,5 m
overige silo's - - - 15 m
vlaggenmasten - - - 8 m
lichtmasten bij paardenbakken 5 m
lichtmasten overig - - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak - - - 2 m
overige erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - -
3 m

- = niet van toepassing

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. c. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  4. d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  5. e. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  6. f. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  7. g. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;

alsmede voor:

  1. c. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij zoals genoemd artikel 1 lid 1.54;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension en trekkershutten': tevens een paardenpension, appartementen, trekkershutten en ondergeschikte horeca;
  4. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - mijnschacht en boorput': de instandhouding van de mijnschachten en/of boorputten;
  5. g. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen, steilranden en oude roermeanders;
  6. h. behoud, versterking en ontwikkeling van de natuur- en ecologische waarde van de gronden;
  7. i. extensieve dagrecreatie;
  8. j. de in tabel 6.1 vermelde toegestane nevenfuncties;
  9. k. de nevenfuncties zoals vermeld in Bijlage 6.

Tabel 6.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten - 100 m²
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
bed & breakfast bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers
groene en blauwe diensten - -

- = niet van toepassing

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  4. d. het aantal trekkershutten en appartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension en trekkershutten' bedraagt respectievelijk ten hoogste 4 en 7;
  5. e. teeltondersteunende voorzieningen en kassen zijn niet toegestaan;
  6. f. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  7. g. tevens geldt het bepaalde in tabel 6.2.

Tabel 6.2

max.
oppervlak
max.
inhoud
max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
appartementen en trekkershutten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenpension en trekkershutten' bestaand bestaand bestaand bestaand
teeltondersteunende voorziening, niet zijnde kassen gehele bouwvlak - - 3 m
overige bedrijfsgebouwen volledig bouwvlak - 6 m 12 m
mestsilo's 5.000 m³ - - 8,5 m
overige silo's - - - 15 m
vlaggenmasten - - - 8 m
lichtmasten bij paardenbakken - - - 5 m
lichtmasten overig - - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak - - - 2 m
overige erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- = niet van toepassing

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. b. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. c. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  4. d. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  5. e. bed & breakfast is niet buiten de woning toegestaan;
  6. f. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  7. g. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  8. h. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 7 Bedrijf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven vallende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

  1. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': een grenswinkel;
  3. d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horecabedrijven tot en met categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  4. e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier': tevens een hoveniersbedrijf;
  5. f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf': een nutsbedrijf;
  6. g. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': een nutsvoorziening;
  7. h. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation': een gasontvangstation;
  8. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zendpark': een zendpark met antennemasten;
  9. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemeentewerf': een gemeentewerf uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  10. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': een transportbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  11. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtverwerkingsbedrijf': een houtverwerkingsbedrijf uit categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  12. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtbereidingsbedrijf': een houtbereidingsbedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  13. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek': een meubelfabriek uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  14. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij, meubelstoffeerderij en detailhandel': een ambachtelijk bedrijf inzake de uitoefening van meubelmakerij en meubelstoffeerderij alsmede de daarmee in verband houdende detailhandel uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  15. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf'; een bouw- en aannemersbedrijf uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  16. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkplaats': een timmerwerkplaats uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  17. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhandel': een steenhandel uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  18. s. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg': een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
  19. t. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg': een vulpunt voor lpg;
  20. u. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  21. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Bevi': een Bevi-inrichting;

met de daarbij behorende:

  1. w. werkplaatsen, magazijnen, kantines en bergingen;
  2. x. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 7.1;

Tabel 7.1

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
bedrijfsgebouwen bestaand * - 6 m 10 m
antennemasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zendpark' - - - bestaand
vlaggenmasten - - - 8 m
lichtmasten bij paardenbakken - - - 5 m
lichtmasten overig - - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

* tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' of 'maximum bebouwingspercentage'.

- = niet van toepassing

  1. d. in aanvulling op of in afwijking van hetgeen onder a en b is beschreven, geldt ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'koezoep' het volgende:
    1. 1. het bebouwd oppervlak inclusief overkappingen bedraagt niet meer dan 1.500 m²;
    2. 2. bebouwing op 18 m of minder, vanaf de aslijn van de Keulse Baan gemeten is niet toegestaan;
    3. 3. het bruto vloeroppervlak bedraagt ten hoogste 340 m² waarbij het verkoopvloeroppervlak niet meer dan 180 m² bedraagt;
    4. 4. bebouwing mag uit niet meer dan 1 bouwlaag bestaan;
    5. 5. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet minder dan 300 m³ en niet meer dan 850 m³;
    6. 6. de goothoogte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 4,5 m;
    7. 7. de bouwhoogte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 8 m;
    8. 8. de dakhelling bedraagt niet minder dan 15 graden en niet meer dan 60 graden, met dien verstande dat overkappingen van brandstoftappunten plat mogen worden afgedekt.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. buitenopslag binnen het bestemmingsvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  6. f. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van ondergeschikte productiegebonden detailhandel met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  7. g. ten dienste van het bedrijf is kantoorruimte toegestaan;
  8. h. houtwallen ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' dienen gerealiseerd en in stand gehouden te worden;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-timmerwerkplaats' is ten hoogste 100 m² gebruik van bestaande bebouwing voor detailhandel ten dienste van de bestemming toegestaan;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, met lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 100 m²;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhandel' bedraagt de oppervlakte van de bestaande bebouwing dat gebruikt mag worden voor detailhandel ten dienste van de bestemming ten hoogste 100 m²;
  12. l. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch Aanverwant

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch aanverwante bedrijven;

met de daarbij behorende:

  1. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. c. werkplaatsen, magazijnen, kantines en bergingen;
  3. d. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;

alsmede voor:

  1. e. de in tabel 8.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 8.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 8.2.

Tabel 8.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
bedrijfsgebouwen bestaand - 6 m 10 m
vlaggenmasten - - - 8 m
lichtmasten bij paardenbakken - - - 5 m
lichtmasten overig - - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- = niet van toepassing

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. nieuwe Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  5. e. buitenopslag binnen het bestemmingsvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  6. f. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  7. g. ten dienste van het bedrijf is kantoorruimte toegestaan;
  8. h. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Cultuur En Ontspanning - Bezoekerscentrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een bezoekerscentrum gericht op milieu- en natuureducatie;

met de daarbij behorende:

  1. b. evenementen, met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  2. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. tevens geldt het bepaalde in tabel 9.1.

Tabel 9.1

max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen 900 m² 4,5 m 7 m
lichtmasten - - 5 m
vlaggenmasten - - 8 m
speeltoestellen - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - 3 m

- = niet van toepassing

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

De voor Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum aangewezen gronden mogen mede worden gebruikt voor horeca en recreatie zoals een winkel, horeca, kantoren en terras in de vorm van een ondergeschikte functie ten dienste van de in lid 9.1 genoemde hoofdfunctie.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Cultuur En Ontspanning - Prostitutie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Prostitutie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een seksinrichting;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. tevens geldt het bepaalde in tabel 10.1.

Tabel 10.1

max. oppervlak/max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen bestaand bestaand bestaand
lichtmasten - - 5 m
vlaggenmasten - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - 3 m

- =niet van toepassing

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 4': tevens een frituurkraam uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - winkelcontainer': tevens detailhandel in de containers;

met de daarbij behorende:

  1. d. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

11.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 11.1;

Tabel 11.1 Bouwregels

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfsgebouwen bestaand - 6 m 10 m
lichtmasten - - - 5 m
vlaggenmasten - - - 8 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- =niet van toepassing

  1. d. in aanvulling op of in afwijking van hetgeen onder a en b is beschreven, geldt ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rothenbach' ten aanzien van bijbehorende bouwwerken het volgende:
    1. 1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 50 m².

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. detailhandel is uitsluitend toegestaan op de begane grond met dien verstande dat opslag en ondersteunende, ondergeschikte voorzieningen tevens in de kelder zijn toegestaan;
  2. b. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 4' mag uitsluitend een verrijdbare frituurkraam neergezet worden;
  3. c. de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan op de verdieping van de bedrijfsgebouwen;
  4. d. op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - winkelcontainer' mogen uitsluitend containers neergezet worden.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Detailhandel - Tuincentrum

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een tuincentrum;
  2. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;

alsmede voor:

  1. d. ondergeschikte dagrecreatieve voorzieningen;
  2. e. de in tabel 12.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 12.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten - max. 100 m²

- = niet van toepassing

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1, tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. c. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 12.2.

Tabel 12.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,75 m
bedrijfsgebouwen zoals door middel van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven - 7,5 m 12 m
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn van de woning
- overige plaatsen
- - -
1 m

1,2 m
lichtmasten - - - 15 m
vlaggenmasten - - - 12 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2,75 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- =niet van toepassing

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Groen - 1

13.1 Bestemmingsregels

De voor Groen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. plantsoenen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. beplantingen;
  4. d. straatmeubilair en objecten van beeldende kunst;
  5. e. fiets- en voetpaden;
  6. f. toegangswegen en -paden naar percelen;
  7. g. recreatieve paden;
  8. h. water en waterberging;
  9. i. speelvoorzieningen, speelveldjes;
  10. j. evenementen, met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  11. k. bladkorven en ondergrondse inzamelcontainers.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt de volgende regel:

  1. a. op de voor Groen - 1 aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 van deze regels, voor speeltoestellen en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd.

Artikel 14 Groen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd ter bescherming en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing.

14.2 Bouwregel

Voor het bouwen geldt de volgende regel:

  • op de voor Groen - 2 aangewezen gronden zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1,2 m toegestaan.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Horeca

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1': tevens een café-restaurant uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten met daaraan ondergeschikt het verlenen van logies;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2': tevens een restaurant annex museum;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3': tevens 5 recreatieve appartementen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 5': tevens een partycentrum uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens een timmerwerkplaats;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie': een zend- en ontvangstinstallatie;
  9. i. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. j. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;
  2. k. de in tabel 15.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 15.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
bed & breakfast - max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 15.2;

Tabel 15.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' bestaand - bestaand bestaand
overige bedrijfsgebouwen bestaand * - 6 m 10 m **
speeltoestellen en vlaggenmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' - - - 5 m
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca – 3' 5 recreatieve appartementen - - -
lichtmasten - - - 5 m
zend- en ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' - - - 40 m
vlaggenmasten - - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- =niet van toepassing

* = tenzij anders door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' anders is aangegeven

** = tenzij anders door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven

met dien verstande dat:

  1. d. in aanvulling op of in afwijking van hetgeen onder a, b en c is beschreven, geldt ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rothenbach' ten aanzien van bijbehorende bouwwerken het volgende:
    1. 1. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    2. 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt niet meer dan 50 m².

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • terrassen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Kastelen En Landgoederen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kastelen en landgoederen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en herstel van het kasteel en/of landgoed alsmede voor herbouw van kastelen voor zover zulks mede gericht is op herstel van uitwendige cultuurhistorische waarden;
  2. b. behoud en herstel van de natuurwaarden, de visueel-landschappelijke waarden en de cultuurhistorische waarden;
  3. c. recreatief gebruik ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - aerwinkel': tevens het bewonen van Landgoed kasteel Aerwinkel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - daelenbroek': tevens het bewonen van kasteel Daelenbroek;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - frymerson': tevens het bewonen van landhuis Frymerson;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kasteel montfort': kasteel Montfort;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 't steenen huys': tevens kantoren en het bewonen van kasteel 't Steenen huys;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hoosden': tevens het bewonen van landhuis Hoosden;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - klein paarlo': tevens het bewonen van landgoed Klein Paarlo;

alsmede voor:

  1. k. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen;
  2. l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horecadoeleinden in de vorm van restaurant, (feest)zalencomplex, sociaal-culturele doeleinden in de vorm van vergader- en conferentiegelegenheden alsmede museum- en expositieruimten;
  3. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - voorburcht': horecadoeleinden, sociaal-culturele doeleinden in de vorm van vergader- en conferentiegelegenheden alsmede expositieruimten;
  4. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartement': een historisch boerderij/appartementencomplex;
  5. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenstal': een paardenstal;

met de daarbij behorende:

  1. p. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, landerijen en toegangswegen;
  2. q. evenementen, met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  3. r. de in tabel 16.1 toegestane nevenfuncties.

Tabel 16.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
bed & breakfast - max. 16 slaapplaatsen verdeeld over max. 6 kamers
educatie en cultuur - bestaand
trouwlocatie ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - aerwinkel', specifieke vorm van wonen - daelenbroek' en 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - kasteel montfort' alle gronden bestaand
groene en blauwe diensten alle gronden -
ondergeschikte horeca - 100 m²
ondergeschikte detailhandel - 100 m²
kantoor - bestaand
beroep-aan-huis in een woning - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  3. c. het aantal appartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartement' bedraagt ten hoogste 15;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 16.2.

Tabel 16.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) bestaand - bestaand bestaand
overige gebouwen bestaand - bestaand bestaand*
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartement' bestaand bestaand bestaand
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
- - -



1 m

2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak 1,2
lichtmasten - - - 5 m
vlaggenmasten - - - 8 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- = niet van toepassing

* tenzij anders door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximale bouwhoogte' anders is aangegeven.

16.3 Afwijken van de bouwregels

16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de totale voor publiek toegankelijke vloeroppervlakte in gebruik voor restaurantfunctie, het (feest)zalencomplex en de sociaal-culturele doeleinden ter plaatse van de aanduiding 'horeca' bedraagt ten hoogste 1.250 m².

16.5 Afwijken van de gebruiksregels

16.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension': een dierenpension en tevens wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - mortuarium': een mortuarium;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - buurtcentrum': een buurtcentrum;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - paardentandcorrector': een paardentandcorrector inclusief schuilstallen voor paarden, een paardenbak en tevens wonen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schutterij': sportdoeleinden ten dienste van het schieten met de buks op de hark;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij': een kinderboerderij;

met de daarbij behorende:

  1. g. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;
  2. h. evenementen, met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  3. i. de in tabel 17.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 17.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, met dien verstande dat voor bestaande bedrijfsgebouwen op kortere afstand van de perceelsgrens deze kortere afstand geldt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - paardentandcorrector' is tevens één bedrijfswoning per bouwvlak toegestaan;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 17.2.

Tabel 17.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen bestaand* - - 6 m
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - paardentandcorrector' - 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² - 3,5 m 6,5 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - schutterij' - 85 m² * 4,5 m 6 m
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schutterij' schietbomen en kogelvangers - - 15 m -
kogelvanger - - bestaand -
speeltoestellen ter plaatsen van de aanduiding 'kinderboerderij' - - - 5 m
lichtmasten - - - 5 m
vlaggenmasten - - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

* tenzij anders met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven

- = niet van toepassing

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik geldt de volgende regel:

  • de voor Maatschappelijk aangewezen gronden mogen mede worden gebruikt voor horeca uit categorie 1a of 1b van de Staat van Horeca-activiteiten en sport, in de vorm van een ondergeschikte functie ten dienste van de maatschappelijke hoofdfunctie, zoals een kantine of gymzaal en sportveld.

17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen en kapellen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal kapellen bedraagt ten hoogste 1 per bouwvlak;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 18.1.

Tabel 18.1

max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen 100 m² 4,5 m 7 m
kapel 25 m² - 5 m
grafzerken en grafzuilen - - 1,5 m
lichtmasten - - 5 m
vlaggenmasten - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m
urnenmuur en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - 3 m

- = niet van toepassing

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19 Maatschappelijk - Kapel

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Kapel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kapellen;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. tevens geldt het bepaalde in tabel 19.1.

Tabel 19.1

max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen bestaand bestaand bestaand
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m

- = niet van toepassing

Artikel 20 Maatschappelijk - Militaire Zaken

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Militaire zaken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. militaire doeleinden met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 20.1.

Tabel 20.1

max. oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen 250 m² 3,5 m 5 m
vlaggenmasten - - 8 m
lichtmasten - - 5 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m

- = niet van toepassing

Artikel 21 Maatschappelijk - Vuilstort

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Vuilstort' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een vuilstort en de inzameling, be- en verwerking en recycling van afval, met dien verstande dat het storten van afval is toegestaan met uitzondering van ziekenhuis-, chemisch en nucleair afval;

met de daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, zoals wegen, groen, recreatieve paden, water, transportvoorzieningen, nazorgvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, met dien verstande dat voor bestaande bedrijfsgebouwen op kortere afstand van de perceelsgrens deze kortere afstand geldt;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 21.1.

Tabel 21.1

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
gebouwen bestaand* - - 8 m
lichtmasten - - - 10 m
hekwerken - - - 4 m
vlaggenmasten - - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 10 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 4 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen bouwvlak - - - 10 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 2 m

* tenzij anders met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' is aangegeven

- = niet van toepassing

21.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Molen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - standaardmolen': een standaardmolen en tevens wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - watermolen': een watermolen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - turbinemolen': een turbinemolen;
  4. d. educatieve en culturele doeleinden;

met de daarbij behorende:

  1. e. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;

alsmede voor:

  1. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - standaardmolen': instandhouding van de cultuurhistorische en monumentale waarden van de standaardmolen;
  2. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - watermolen': instandhouding van de cultuurhistorische en monumentale waarden van de watermolen en de ontvangst, berging en/of afvoer van water, de bescherming en het onderhoud alsmede voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de hier aanwezige ecologische waarden;
  3. h. de in tabel 22.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 22.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis* - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
bed & breakfast* - max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers
verkoop van lokaal/streekeigen agrarische producten of van in de regio geproduceerde of bewerkte molenverwante artikelen - 100 m²

- =niet van toepassing

* = uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 'watermolen'

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - watermolen' per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 22.2.

Tabel 22.2 Bouwregels

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - watermolen' bestaand bestaand bestaand
bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - watermolen' 100 m² - 3,5 m 6,5 m
gebouwen bestaand bestaand bestaand bestaand
overige gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - watermolen' - - 4 m 9 m
lichtmasten - - - 5 m
vlaggenmasten - - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- =niet van toepassing

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • kleinschalige horeca is toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de bestemming.

Artikel 23 Natuur

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. natuur in de vorm van bos, weilanden, moeras, water, heide en/of zandgronden;
  2. b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijk en cultuurhistorische waarden;
  3. c. het behoud, herstel en de ontwikkeling van de hier aanwezige ecologische waarden;

alsmede voor:

  1. d. waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;
  2. e. houtproductie;
  3. f. extensief recreatief medegebruik;
  4. g. recreatieve wandel- en fietspaden;
  5. h. agrarisch medegebruik ten behoeve van natuurbeheer;
  6. i. de instandhouding van de mogelijkheden voor steenkolenwinning;
  7. j. parkeer- en verkeersvoorzieningen;
  8. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - mijnschacht en boorput': de instandhouding van de mijnschachten en/of boorputten;
  9. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grondwal': een grondwal;
  10. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - klimvoorzieningen': tevens klimvoorzieningen ten behoeve van een speelbos;
  11. n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': een parkeerterrein.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten behoeve van opslag/berging in het kader van natuurbeheer worden gebouwd;
  3. c. de bestaande maatvoering van de gebouwen mag niet worden vergroot;
  4. d. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt ten hoogste 5 m;
  5. e. de bouwhoogte van een branduitzichttoren ten behoeve van recreatie en observatie bedraagt ten hoogste 15 m;
  6. f. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  7. g. de inhoud van een voederberging/voederruif voor wild bedraagt ten hoogste 3 m³ met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
  8. h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • het winnen van bosstrooisel of mos is niet toegestaan.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Recreatie - Dagrecreatie

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'vijver': een visvijver en sportvisserij;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': een volkstuin(complex);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan': een golfterrein alsmede de instandhouding van bos, houtopstanden, natuurterreinen, daaraan ondergeschikt horeca en recreatief medegebruik alsmede tot behoud of herstel van de plaatselijke hoge natuurwaarden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca en dagrecreatie;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin': een speeltuin;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - indoorspeeltuin': een speeltuin gelegen in één of meer ruimtes van een gebouw;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;

met de daarbij behorende:

  1. i. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

24.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan' dient ten minste 30 ha als bos of houtopstand in stand gehouden te worden;
  2. b. de gezamenlijke oppervlakte van de holes of fairways bedraagt ten hoogste 30 ha waarvan ten minste 20% als natuurterrein in stand gehouden moet worden.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een groepsaccommodatie met bijbehorende bebouwing en voorzieningen;
  2. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  3. c. kampeerplaatsen voor tijdelijke kampeermiddelen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jeugdcentrum': een jeugdcentrum;
  5. e. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, toegangswegen, bankjes en ander parkmeubilair;
  6. f. de in tabel 25.1 vermelde toegestane nevenfuncties:

Tabel 25.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

25.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  3. c. tevens geldt het bepaalde in tabel 25.2.

Tabel 25.2

max. inhoud/oppervlakte max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m² 3,5 m 6,5 m
gebouwen voor groepsverblijf bestaand 4 m 8 m
gebouwen voor beheer, centrale voorzieningen, onderhoud en sanitair bestaand 4 m 8 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jeugdcentrum' 630 m² (gezamenlijk) bestaand bestaand
bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - jeugdcentrum' 70 m² - 6 m
kampeerplaatsen - - -
speeltoestellen en lichtmasten - - 5 m
vlaggenmasten - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - 2 m

- = niet van toepassing

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. a. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  2. b. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn.

25.5 Afwijken van de gebruiksregels

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 26 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een camping met kampeermiddelen en bijbehorende bebouwing en voorziening;
  2. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  3. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, toegangswegen, bankjes en ander parkmeubilair;
  4. d. de in tabel 26.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 26.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

26.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen voor centrale recreatieve voorzieningen (niet zijnde stacaravans en trekkershutten), beheer/onderhoud en sanitair zijn uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming toegestaan;
  2. b. de totale oppervlakte aan bebouwing bedraagt niet meer dan aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage';
  3. c. kampeermiddelen dienen uitsluitend vrijstaand of twee aaneengeschakeld te worden;
  4. d. de lengte van 2 aaneengeschakelde kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 12 m;
  5. e. de breedte van 2 aaneengeschakelde kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  6. f. de hoogte van 2 aaneengeschakelde kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 3,4 m;
  7. g. tevens geldt het bepaalde in tabel 26.2.

Tabel 26.2

max. aantal max. inhoud/oppervlakte max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning 1 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken - 100 m² 3,5 m 6,5 m
gebouwen voor beheer, centrale voorzieningen, onderhoud en sanitair - - 5 m 7 m
kampeermiddelen 303*) in totaal - - -
trekkershutten 2 in totaal 50 m² 3 m 5 m
bijbehorende bouwwerken behorende bij jaarplaatsen 1 per jaarplaats 6 m² - 3 m
speeltoestellen en lichtmasten - - - 5 m
vlaggenmasten - - - 8 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m

*) waarvan ten hoogste 248 jaarkampeerplaatsen

- = niet van toepassing

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. a. kleinschalige horeca en detailhandel is toegestaan als ondergeschikte functie met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²die ten dienste staat van de bestemming;
  2. b. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn.

26.5 Afwijken van de gebruiksregels

26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 27 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. individuele recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties die geen deel uitmaken van een recreatiewoningenpark;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing': tevens voormalige bedrijfsbebouwing;
  3. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

27.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal recreatiewoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal recreatiewoningen' anders is aangegeven;
  3. c. het aantal groepasaccommodaties bedraagt 0 tenzij anders door middel van een maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal groepsaccommodaties' anders is aangegeven;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 27.1;

Tabel 27.1

max.
oppervlakte/inhoud
max. bouwhoogte dakhelling
recreatiewoning bestaand zonder kap 3 m
met kap 5 m
zonder kap: geen
met kap: ten hoogste 60°
vrijstaande bijbehorende bouwwerken bestaand 3 m -
erf- of terreinafscheidin- gen binnen het bouwvlak - 1 m -
erf- of terreinafscheidingen buiten het bouwvlak - 1,2 m -
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - 2 m -

- = niet van toepassing

met dien verstande dat:

  1. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - voormalige bedrijfsbebouwing' het volgende geldt:
    1. 1. het bestaande oppervlak aan bebouwing is toegestaan;
    2. 2. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    3. 3. nieuwbouw is in geen geval toegestaan.

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn.

27.5 Afwijken van de gebruiksregels

27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 28 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 4

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een recreatiebungalowpark met bijbehorende bebouwing en voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. b. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  1. c. centrale recreatieve voorzieningen zoals uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' en de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - posterbos/'t hitje';
  2. d. de in tabel 28.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 28.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

28.2 Bouwregels

  1. a. bungalows mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. bungalows mogen uitsluitend vrijstaand of geschakeld worden gebouwd;
  3. c. het aantal bungalows bedraagt ten hoogste het aantal zoals aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
  4. d. de totale oppervlakte aan bebouwing voor centrale voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen' bedraagt ten hoogste 50% van de gronden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen';
  5. e. de verticale diepte van een of meer centrale recreatieve voorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  6. f. tevens geldt het bepaalde in tabel 28.2;

Tabel 28.2

max.
inhoud of opp.
max. goothoogte max. bouwhoogte dakhelling
bungalow 100 m² - - zonder kap: 3 m
- met kap: 5 m
- zonder kap: geen
- met kap: ten hoogste 60°
huisvesting van een of meer centrale voorzieningen - - - zonder kap: 6 m
- met kap: 8 m
- zonder kap: geen
- met kap: ten hoogste 60°
openbare verlichting en sport- en spelvoorzieningen - - 5 m -
vlaggenmasten - - 8 m -
sanitaire voorzieningen - - - zonder kap: 3,5 m
- met kap: 4,5 m
- zonder kap: geen
- met kap: ten hoogste 60°
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m -
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m -
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - 2 m -

- = niet van toepassing

met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - posterbos/'t hitje' het volgende geldt:

  1. g. bungalows mogen uitsluitend vrijstaand of geschakeld worden gebouwd;
  2. h. bungalows mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  3. i. het aantal bungalows bedraagt ten hoogste het aantal zoals aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
  4. j. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1;
  5. k. tevens geldt het bepaalde in tabel 28.3.

Tabel 28.3

min inhoud of opp. max inhoud of opp. max. goothoogte/bouwhoogte dakhelling
totale bebouwing - 12.600 m² - -
bedrijfswoning 200 m³ 600 m³ 5,5 m/8 m -
vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning - 25 m² - zonder kap: 3 m
- met kap: 4,5 m
- zonder kap: geen
- met kap: ten hoogste 60°

- = niet van toepassing

28.3 Afwijken van de bouwregels

28.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn.

28.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 29 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 5

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. toeristische kampeerplaatsen met bijbehorende toiletgebouwen;
  2. b. stacaravans;
  3. c. tenten;
  4. d. zomerhuisjes;
  5. e. trekkershutten;
  6. f. tenthuisjes;
  7. g. jaarplaatsen;
  8. h. een gebouw ten behoeve van centrale voorzieningen, zwembaden, midgetgolfterrein, een zwemvijver en een aan verblijfsrecreatie ondergeschikt café/restaurant uit categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  10. j. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. k. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, toegangswegen, bankjes en ander parkmeubilair;
  2. l. de in tabel 29.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 29.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. bebouwing dient overeenkomstig het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5, gebouwd te worden;
  2. b. de afstand tussen kampeerchalets en bungalows alsmede tussen deze onderling bedraagt ten minste 5 m;
  3. c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 1 per aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. het aantal zomerhuisjes bedraagt ten hoogste 50;
  5. e. het aantal stacaravans bedraagt ten hoogste 168;
  6. f. het aantal trekkershutten bedraagt ten hoogste 3;
  7. g. het aantal tenthuisjes bedraagt ten hoogste 10;
  8. h. tevens geldt het bepaalde in tabel 29.2.

Tabel 29.2

inhoud oppervlak max. goothoogte max. bouwhoogte dakhelling
gebouwen ten behoeve van toeristische kampeerplaatsen, stacaravans, tenten, kampeerchalets en jaarplaatsen, zoals sanitaire voorzieningen. - bebouwingspercentage ten hoogste1% van de bestemming - 3 m 30°
zomerhuisjes
ten minste 125 m² en ten hoogste 250 m³ - 3 m - 45°
stacaravans 35 m2 - 3 m - -
trekkershutten 12 m2 - 3 m - -
tensthuisjes 35 m2 - 3 m - -
bedrijfswoning
500 m3 - 4,5 m 8 m 30°
bijgebouwen bij een bedrijfswoning - 60 m² 3 m - -
gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen - 3.000 m² 6,5 m -
bebouwing in de vorm van een zwembad - 1.500 m² - 8 m -
speeltoestellen, licht- en vlaggenmasten - - - 6 m -
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m -

- = niet van toepassing

29.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
  2. b. binnen het bestemmingsvlak zijn ten hoogste 304 standplaatsen voor kampeermiddelen voor toeristisch kamperen toegestaan;
  3. c. binnen het bestemmingsvlak zijn ten hoogste 40 seizoensplaatsen toegestaan;
  4. d. binnen het bestemmingsvlak zijn ten hoogste 301 jaarplaatsen toegestaan;
  5. e. gebruik overeenkomstig de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 5' is uitsluitend toelaatbaar indien het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 5, wat betreft de locatie van de standplaatsen voor kampeermiddelen voor toeristisch kamperen, uitgevoerd en in stand gehouden wordt;
  6. f. het terrein mag gebruikt worden gedurende het gehele jaar, met dien verstande dat op de standplaatsen voor kampeermiddelen voor toeristisch kamperen en seizoenstandplaatsen voor kampeermiddelen in de periode 1 november tot 15 maart geen onbezette kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' dienen houtopstanden langs de Bosbeek te worden aangeplant en deze dienen in stand gehouden te worden; hierbij geldt als referentiebeeld de situatie op 8 mei 1992;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' dient ten minste met 35% aan houtopstanden te worden aangeplant en deze dienen in stand gehouden te worden;
  9. i. het terrein dient bedrijfsmatig geëxploiteerd te worden.

29.4 Afwijken van de gebruiksregels

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 30 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 6

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie, in de vorm van standplaatsen voor stacaravans, kampeermiddelen en een bungalowpark;
  2. b. sanitaire voorzieningen;
  3. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, toegangswegen, bankjes en ander parkmeubilair.

30.2 Bouwregels

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend stacaravans en kampeermiddelen, een gebouw voor sanitaire voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, die ten dienste staan van deze bestemming met dien verstande dat:

  1. a. sanitaire voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. b. de afstand tussen stacaravans onderling ten hoogste 5 m bedraagt;
  3. c. recreatiebungalows uitsluitend vrijstaand gebouwd mogen worden;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 30.1.

Tabel 30.1

max.
aantal
max. oppervlakte per stacaravan/bungalow max. goothoogte max. bouwhoogte
sanitaire voorzieningen - - 3 m 4,5 m
stacaravans - 30 m² - 3,8 m
recreatiebungalows 5 per bouwvlak 165 m² bestaand bestaand
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak - - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
speeltoestellen en lichtmasten - - - 5 m
vlaggenmasten - - 8 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- = niet van toepassing

30.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. binnen het bestemmingsvlak zijn ten hoogste 32 standplaatsen voor stacaravans of andere kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  2. b. de oppervlakte van een standplaats voor stacaravans bedraagt ten minste 100 m² en ten hoogste 175 m²;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' dient ten minste 35% aangeplant te worden met houtopstanden en deze dienen in stand gehouden te worden;
  4. d. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn.

30.4 Afwijken van de gebruiksregels

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 7

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een pension;
  2. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  3. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, toegangswegen, bankjes en ander parkmeubilair;
  4. d. de in tabel 31.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 31.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

31.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. bijbehorende bouwwerken bij de woning zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn;
  3. c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 31.2.

Tabel 31.2

max. inhoud/opper vlakte max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning 100 m² 3,5 m 6,5 m
overige gebouwen bestaand - 6,75 m
speeltoestellen en lichtmasten - - 5 m
vlaggenmasten - 8 m
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
- -
1 m
2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m
bouwwerken, geen gebouw zijnde - - 3 m

- = niet van toepassing

31.3 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 32 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 8

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een minicamping met ten hoogste 40 standplaatsen voor kampeermiddelen;
  2. b. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  3. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden, toegangswegen, bankjes en ander parkmeubilair;
  4. d. de in tabel 32.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 32.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

32.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. bijbehorende bouwwerken bij de woning zijn uitsluitend toegestaan achter de voorgevelrooilijn;
  3. c. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1, tenzij anders door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 32.2.

Tabel 32.2

max. inhoud/
oppervlakte
max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning 100 m² 3,5 m 6,5 m
gebouwen bestaand bestaand bestaand
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
- -
1 m
2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m

- = niet van toepassing

32.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn.

32.4 Afwijken van de gebruiksregels

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 33 Sport

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel': voorzieningen ten behoeve van sport- en speldoeleinden, kantines, kleedruimten en evenementen met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportterrein': sportdoeleinden ten behoeve van veld- en baansporten en evenementen met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - detailhandel, fitnesscentrum en sportschool': een fitnesscentrum annex sportschool en detailhandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietinrichting binnensport': een schietinrichting;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een zwembad;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'manege': een manege;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'welness': een welnessvoorziening;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  9. i. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;
  10. j. de in tabel 33.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 33.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

33.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de grens van het bouwperceel bedraagt ten minste 3 m, met dien verstande dat voor bestaande bedrijfsgebouwen op kortere afstand van de perceelsgrens deze kortere afstand geldt;
  3. c. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  4. d. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  5. e. tevens geldt het bepaalde in tabel 33.2.

Tabel 33.2

max. inhoud/oppervlakte max. goothoogte max. bouwhoogte
bedrijfswoning 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m²
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportterrein' 300 m² 3,5 m* 5,5 m*
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel' 2% - 5 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - detailhandel, fitnesscentrum en sportschool' 70% - 5,5 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'manege' zoals aangegeven door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximum bebouwingspercentage' en 5 trekkershutten 4 m 8 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' - 4 m 8 m
gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietinrichting binnensport' volledig bouwvlak 4 m 8 m
voorziening voor afvalstoffen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel' 50 m³ - 2 m
erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak - - 2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - 1,2 m
lichtmasten en ballenvangers - - 12 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - 2 m

* tenzij door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' anders is aangegeven

- = niet van toepassing

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'manege' mogen mede worden gebruikt voor horeca in de vorm van een ondergeschikte functie ten dienste van de in lid 33.1 genoemde hoofdfunctie;
  2. b. de overige gronden mogen mede worden gebruikt voor horeca in de vorm van een ondergeschikte functie met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en ten dienste van de in lid 33.1 genoemde hoofdfunctie;
  3. c. de aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mogen mede worden gebruikt voor instructielokalen, trekkershutten en 4 inpandige recreatieve verblijfsappartementen in de vorm van een ondergeschikte functie ten dienste van de in lid 33.1 genoemde hoofdfunctie.

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 34 Verkeer

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. recreatieve paden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. bermen en beplanting (waaronder begrepen water en waterberging);
  6. f. faunavoorzieningen, zoals ecoducten;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. ondergrondse inzamelcontainers;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. speelvoorzieningen, speelveldjes;
  11. k. evenementen, met een maximale duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': een tunnel;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel - 1': een tunnel onder het maaiveld (peil) alsmede voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding dienstgebouw': tevens een dienstengebouw ten behoeve van de verkeersbestemming;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel - 2': een tunnel onder het maaiveld (peil) alsmede voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.10 en behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen, steilranden en oude roermeanders.

34.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van verkeerstechnische voorzieningen bedraagt ten hoogste 10 m;
  3. c. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 8 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. e. de oppervlakte van abri's, telefooncellen en soortgelijke gebouwtjes in het kader van deze bestemming bedraagt ten hoogste 30 m², de bouwhoogte en breedte bedragen ten hoogste 3 m;
  6. f. in afwijking van het gestelde onder a is ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'dienstgebouw' een dienstengebouw van ten hoogste 900 m² met een bouwhoogte van 10 m toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van verkeer - tunnel - 1' en 'specifieke vorm van verkeer - tunnel - 2' is onder het maaiveldniveau (peil) een tunnel met bijbehorende voorzieningen (ankers, pomp- en waterkelders en dergelijke) toegestaan.

34.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel - 1' op maaiveldniveau:
    1. 1. de aanleg van voorzieningen ten behoeve van een tunnel alsmede de daarbij behorende (tijdelijke) voorzieningen;
    2. 2. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
    3. 3. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
    4. 4. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnel - 2' op maaiveldniveau:
    1. 1. de aanleg van voorzieningen ten behoeve van een tunnel alsmede de daarbij behorende (tijdelijke) voorzieningen;
    2. 2. het gebruik van afdekfolies is toegestaan;
    3. 3. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
    4. 4. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

Artikel 35 Verkeer - Railverkeer

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende perrons, bermen, taluds, kunstwerken en spoorwegovergangen;

met de daarbij behorende:

  1. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

35.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van verkeerstechnische voorzieningen bedraagt ten hoogste 10 m;
  3. c. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 8 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 36 Water

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging (waaronder begrepen groene en/of natuurlijke oevers);
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. bruggen, duikers en andere kunstwerken;
  5. e. extensieve recreatie;
  6. f. agrarisch medegebruik;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel': een tunnel.

36.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  1. a. op de voor 'Water' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  2. b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  3. c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 37 Wonen - Buitengebied

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Buitengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;

met de daarbij behorende:

  1. c. voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;
  2. d. de nevenfuncties zoals opgenomen in bijlage 6;
  3. e. de in tabel 37.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 37.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
bed & breakfast - max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers
groene en blauwe diensten - -
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing': de nevenfuncties zoals opgenomen in bijlage 6 - -

- = niet van toepassing

37.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  4. d. tevens geldt het bepaalde in tabel 37.2;

Tabel 37.2

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
woning 1.000 m³ 6 m 9 m
bijbehorende bouwwerken 100 m²* - 3,5 m 6,5 m
praktijkruimte ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' bestaand + 20% - - -
erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
- - -
1 m
2 m
erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak - - - 1,2 m
lichtmasten bij paardenbakken - - - 5 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

* tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken'

- = niet van toepassing

met dien verstande dat:

  1. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' geldt het volgende:
    1. 1. het bestaande oppervlak aan bebouwing is toegestaan;
    2. 2. het uitbreiden van bestaande bebouwing, niet zijnde de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, is in geen geval toegestaan;
    3. 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat nieuwbouw van bestaande bebouwing, niet zijnde de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, is toegestaan mits 50% van de bebouwing wordt gesloopt en met een maximum oppervlakte van 500 m²;
  2. f. bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' niet zijn toegestaan.

37.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwvlak geen tweede zelfstandige woning ontstaat;
  2. b. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.

37.4 Afwijken van de gebruiksregels

37.5 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 38 Wonen - Buurtschappen

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Buurtschappen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met de daarbij behorende:

  1. b. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en brandgangen;

alsmede voor:

  1. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': detailhandel;
  2. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. e. de in tabel 38.1 vermelde toegestane nevenfuncties.

Tabel 38.1

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

38.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

38.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en afmetingen van de onder 35.2 bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein, indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  3. c. het woon- en leefklimaat: het in stand houden van een goede woonsituatie ter plaatse en in de omgeving, in het bijzonder met het oog op:
    1. 1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van de (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    2. 2. het uitzicht;
    3. 3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
    4. 4. het gebruik in verband met een beroep-aan-huis;
    5. 5. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen;
  4. d. de sociale veiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
  5. e. de brandveiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid respectievelijk brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.

38.4 Afwijken van de bouwregels

38.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

38.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 39 Wonen - Reewoude

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Reewoude' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in vrijstaande en half-vrijstaande woningen met de daarbij behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen.

39.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal woningen in het bestemmingsvlak bedraagt 45;
  3. c. woningen mogen uitsluitend vrijstaand of half-vrijstaand worden gebouwd;
  4. d. het hoofdgebouw dient achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden;
  5. e. de dakhelling van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 45 graden;
  6. f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m;
  7. g. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn bedraagt ten minste 2 m;
  8. h. het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 500 m²;
  9. i. tevens geldt het bepaalde in tabel 39.1.

Tabel 39.1

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) 150 m² 500 m³* 3,5 m -
niet-overdekte zwembaden 50 m² - - -
erf- of terreinafscheidingen:
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
-
-

-

1 m
2 m
pergola's - - - 2,5 m
verlichting, vlaggenmasten en antennes - - - 5 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

* kelders tot 100 m³ worden niet meegerekend in deze inhoudsmaat

- = niet van toepassing

39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmetingen van de in lid 39.2 van dit artikel bedoelde bouwwerken;
  2. b. de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op eigen terrein.
    De nadere eisenregeling wordt uitsluitend toegepast indien zulks noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld:
      in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing, en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden:
      ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    3. 3. de woonsituatie:
      het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
    4. 4. de sociale veiligheid:
      ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
    5. 5. de brandveiligheid:
      ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.

39.4 Afwijken van de bouwregels

39.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de uitoefening van beroep- en bedrijf-aan-huis is niet toegestaan;
  2. b. een woning dient voorzien te zijn van ten minste één parkeervoorziening op eigen terrein;
  3. c. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

39.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 40 Wonen - Rothenbach

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Rothenbach' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in vrijstaande woningen met de daarbij behorende erven en tuinen, bijbehorende voorzieningen zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, recreatieve paden en toegangswegen;
  2. b. de aanleg en instandhouding van ten minste één parkeervoorziening op eigen terrein.

40.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. het aantal woningen binnen het bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 108;
  3. c. woningen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  4. d. de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 45 graden;
  5. e. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m;
  6. f. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn bedraagt ten minste 2 m;
  7. g. het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 500 m²;
  8. h. tevens geldt het bepaalde in tabel 40.1.

Tabel 40.1

max. oppervlak max. inhoud max. goothoogte max. bouwhoogte
woning (inclusief bijbehorende bouwwerken ) 150 m² 500 m³* 3,5 m -
bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak - - 3 m 4,5 m
bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak - - 3 m 4,5 m
niet-overdekte zwembaden 50 m² - - -
erf- of terreinafscheidingen:-
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen
-
-

-

1 m
2 m
pergola's - - - 2,5 m
verlichting, vlaggenmasten en antennes - - - 5 m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - - - 3 m

- = niet van toepassing

40.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de situering en afmetingen van de in lid 40.2 van dit artikel bedoelde bouwwerken;
  2. b. de aanleg en omvang van parkeervoorzieningen op eigen terrein.

De nadere eisenregeling wordt uitsluitend toegepast indien zulks noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:

    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld:
      in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing, en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
    2. 2. de gebruiksmogelijkheden:
      ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    3. 3. de woonsituatie:
      het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze en andere bestemmingen, in het bijzonder met het oog op:
      • de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
      • het uitzicht;
      • de aanwezigheid van voldoende privacy;
    4. 4. de sociale veiligheid:
      ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
    5. 5. de brandveiligheid:
      ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.

40.4 Afwijken van de bouwregels

40.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt de volgende regel:

  1. a. de uitoefening van beroep- en bedrijf-aan-huis is niet toegestaan;
  2. b. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. 1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. 2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.

40.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 41 Wonen - Woonwagenstandplaats

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens en woonchalets;
  2. b. de in tabel 41.1 vermelde toegestane nevenfunctie;
  3. c. met de daarbij behorende sanitaire ruimten/bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, in- en uitritten, parkeren, ontsluitingspaden en brandgangen.

Tabel 41.1 Niet-agrarische nevenfunctie die bij recht zijn toegestaan

nevenfunctie maximaal aantal m²
gronden in gebruik voor nevenfunctie bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
beroep-aan-huis - max. 1/3 van het gezamenlijk vloeroppervlak van de woonwagen/woonchalet en bijbehorende bouwwerken

- = niet van toepassing

41.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. de bebouwing is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  2. b. het aantal wooneenheden bedraagt ten hoogste het aantal zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  3. c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van de woonwagen/woonchalet tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m bedraagt;
  4. d. de goothoogte van een woonwagen/woonchalet bedraagt ten hoogste 4,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 7,5 m;
  5. e. de woonwagen/woonchalet mag voorzien worden van een kap met een dakhelling van ten minste 15 graden en ten hoogste 45 graden;
  6. f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

41.3 Specifieke gebruiksregels

Een woonwagen/woonchalet mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep-aan-huis, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonwagen/woonchalet en bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  3. c. het beroep-aan-huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woonwagen/woonchalet zijn hoofdverblijf heeft;
  4. d. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  6. f. per beroep-aan-huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van ten hoogste 0,25 m².

41.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 41.3, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf-aan-huis in de woonwagen/woonchalet, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonwagen/woonchalet en bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  3. c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis zoals opgenomen in bijlage 5;
  4. d. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woonwagen/woonchalet zijn hoofdverblijf heeft;
  5. e. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  6. f. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf-aan-huis;
  7. g. per bedrijf-aan-huis is 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf toegestaan van ten hoogste 0,5 m².

Artikel 42 Leiding - Brandstof

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Brandstof' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een brandstoftransportleiding.

42.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 42.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

42.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 42.2 onder b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

42.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 43 Leiding - Gas

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding.

43.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 43.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

43.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 43.2 onder b) indien geen aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding en vooraf schriftelijk advies wordt gevraagd bij de betreffende leidingbeheerder.

43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 44 Leiding - Hoogspanningsverbinding - 1

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 150 kV.

44.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 44.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat voor hoogspanningsmasten geen maximale hoogte geldt;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.

44.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 44.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 45 Leiding - Hoogspanningsverbinding - 2

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van ten hoogste 380 kV.

45.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 45.2 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat voor hoogspanningsmasten geen maximale hoogte geldt;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bouwhoogte niet wordt vergroot.

45.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 45.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 46 Leiding - Leidingstrook

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor ondergrondse energieleidingen, communicatieleidingen en transportleidingen.

46.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 46.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

46.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 46.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet wordt geschaad.

46.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 47 Leiding - Riool

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.

47.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 47.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

47.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 47.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hiertoe dient vooraf schriftelijk advies bij de betreffende leidingbeheerder te worden ingewonnen.

47.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 48 Leiding - Water

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

48.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 48.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

48.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 48.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 49 Waarde - Archeologie - 1

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde – Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

49.2 Bouwregels

49.3 Afwijken van de bouwregels

49.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

49.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie-1 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 50 Waarde - Archeologie - 2

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

50.2 Bouwregels

50.3 Afwijken van de bouwregels

50.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

50.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 51 Waarde - Archeologie - 3

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

51.2 Bouwregels

51.3 Afwijken van de bouwregels

51.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

51.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 52 Waarde - Archeologie - 4

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

52.2 Bouwregels

52.3 Afwijken van de bouwregels

52.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

52.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 53 Waarde - Archeologie - 5

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

53.2 Bouwregels

53.3 Afwijken van de bouwregels

53.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

53.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 5 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 54 Waarde - Archeologie - 6

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

54.2 Bouwregels

54.3 Afwijken van de bouwregels

54.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

54.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 6 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 55 Waarde - Archeologie - 7

55.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 7 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.

55.2 Bouwregels

55.3 Afwijken van de bouwregels

55.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

55.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 7 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 56 Waarde - Cultuurhistorie

56.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijnde de adressen zoals opgenomen in bijlage 3 zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende cultuurhistorische elementen en/of objecten als rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende en beeldondersteunende panden.

56.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 57 Waterstaat - Beschermingszone

57.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

57.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 57.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

57.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 57.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en rekening wordt gehouden met eventuele bezwaren van de natuur- en waterbeheerder.

Artikel 58 Waterstaat - Inundatiezone En Meanderzone

58.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Inundatiezone en meanderzone' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor:

  1. a. het op natuurlijke wijze meanderen van de Roer en de daarvoor benodigde herinrichting;
  2. b. het onder water zetten bij hoge waterstanden en de daarvoor benodigde herinrichting.

58.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 58.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

58.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 58.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en rekening wordt gehouden met eventuele bezwaren van de natuur- en waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 59 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 60 Algemene Bouwregels

60.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

60.2 Afstand van bebouwing tot verharde wegen

  1. a. Binnen het bouwvlak moet de bebouwing op een afstand van ten minste 10 m van de as van een verharde weg met een breedte van 10 m of minder worden gebouwd of op een afstand van ten minste 15 m van de as van een verharde weg breder dan 10 m.
  2. b. Met dien verstande dat:
    1. 1. voor bebouwing, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan gevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstand tot de as van de weg kleiner is dan onder a genoemd, geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.

Artikel 61 Algemene Gebruiksregels

  1. a. Het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.
  2. b. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning is niet toegestaan.

Artikel 62 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn - tenzij op grond van hoofdstuk 2 anders is bepaald - uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. de ruimte tussen bouwwerken;
  2. b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 63 Algemene Aanduidingsregels

63.1 Beschermingszone tunnel 1

63.2 beschermingszone tunnel 2

63.3 Hamsterkernleefgebied

De gronden met de aanduiding 'hamsterkernleefgebied' zijn bestemd voor de versterking van de hamsterpopulatie.

63.4 Milieuzone - roerdalslenk

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' is het niet toegestaan om:
    1. 1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 m beneden het maaiveld;
    2. 2. de grond te roeren dieper dan 30 m beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slecht doorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  2. b. de onder a beschreven verboden gelden niet voor:
    1. 1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
    2. 2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.

Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 m beneden het maaiveld, te worden afgedicht met klei of bentoniet.

63.5 Milieuzone - geurzone

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een pompput van een rioolgemaal de volgende regels:

  1. a. op de bedoelde gronden zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan;
  2. b. op de bedoelde gronden mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in hoofdstuk 2 genoemde functies die de bedrijfsvoering van de pompput beperken.

63.6 Reconstructiewetzone - verwevingsgebied

In aanvulling op of afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de volgende regels:

63.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element. In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  1. a. op de voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangewezen gronden is, in afwijking van het bepaalde onder de andere daar voorkomende bestemming(en), geen nieuwe bebouwing toegestaan met een hoogte van meer dan 1 bouwlaag en mag de bestaande bebouwing niet worden verhoogd;
  2. b. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van nieuwe bebouwing hoger dan 1 bouwlaag en/of het verhogen van de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', mits de windvang van de molen daardoor niet onevenredig wordt belemmerd en de toegestane maatvoering van de desbetreffende bestemmingsbepaling in acht wordt genomen.

63.8 Vrijwaringszone - schootsveld

63.9 Vrijwaringszone - weg 1

63.10 Vrijwaringszone - weg 2

63.11 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe gevoelige functies worden opgericht.

63.12 Veiligheidszone - lpg

63.13 Veiligheidszone - gasontvangstation

Artikel 64 Algemene Afwijkingsregels

64.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

64.2 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten einde activiteiten met betrekking tot zorg en recreatie toe te staan in cultuurhistorisch waardevolle panden, met inachtneming van het volgende:

  1. a. afwijking is uitsluitend toegestaan voor beeldbepalende panden en monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 en voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
  2. b. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  3. c. het aantal inpandige woningen bedraagt ten hoogste 3;
  4. d. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  5. e. door initiatiefnemer is aangetoond dat wijziging naar de vervolgfunctie zoals opgenomen in:
    1. 1. lid 4.7.5;
    2. 2. lid 5.7.4;
    3. 3. lid 6.6.4;
    4. 4. lid 7.5.3;
    5. 5. lid 8.6.3;
    6. 6. lid 9.5.2;
    7. 7. lid 10.3.2;
    8. 8. lid 11.5.3;
    9. 9. lid 12.4.3;
    10. 10. lid 15.5.3;
    11. 11. lid 17.5.3;
    12. 12. lid 21.3.3;
    13. 13. lid 37.5.1;

niet mogelijk is.

64.3 Evenementen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van evenementen langer dan 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden) in de bestemmingen:

  1. a. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1;
  2. b. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2;
  3. c. Groen;
  4. d. Kastelen en Landgoederen;
  5. e. Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum;
  6. f. Verkeer;
  7. g. Maatschappelijk;
  8. h. Sport (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel' en specifieke vorm van sport - sportterrein');

en voor het toestaan van evenementen in andere bestemmingen dan:

  1. i. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1;
  2. j. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 2;
  3. k. Groen;
  4. l. Kastelen en Landgoederen;
  5. m. Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum;
  6. n. Verkeer;
  7. o. Maatschappelijk;
  8. p. Natuur;
  9. q. Sport (ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport en spel' en specifieke vorm van sport - sportterrein');

mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. r. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  2. s. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  3. t. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  4. u. de belangen van de betreffende bestemming worden niet onevenredig aangetast;
  5. v. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. w. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  7. x. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  8. y. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement.

64.4 Tijdelijke huisvesting (buitenlandse) werknemers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om (buitenlandse) werknemers tijdelijk te huisvesten, met inachtneming van het volgende:

  1. a. tijdelijke huisvesting is alleen toegestaan in de in tabel 64.1 opgenomen bebouwing;
  2. b. het totaal aantal werknemers dat tijdelijk gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in tabel 64.1, met dien verstande dat het totaal aantal tijdelijk en structureel gehuisveste werknemer samen, nooit meer bedraagt dan opgenomen in tabel 64.1;
  3. c. tijdelijke huisvesting is ten hoogste 7 maanden per jaar toegestaan;
  4. d. er dient geen sprake te zijn van permanente bewoning;
  5. e. er dient sprake te zijn van goed beheer en toezicht;
  6. f. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  7. g. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  8. h. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  9. i. ten behoeve van de tijdelijke huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht met dien verstande dat tijdelijke huisvesting in woonunits wel is toegestaan waarbij de volgende regels gelden:
    1. 1. woonunits zijn uitsluitend toegestaan bij een agrarisch of niet-agrarisch bedrijf mits is aangetoond dat het inpandig huisvesten van werknemers niet mogelijk is;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits bedraagt ten hoogste 120 m²;
    3. 3. de woonunits zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    4. 4. woonunits dienen verwijderd te worden indien de behoefte niet meer aanwezig is met dien verstande dat de woonunits in de periode 1 november tot en met 14 maart mogen blijven staan;
    5. 5. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
    6. 6. het aantal woningen mag niet toenemen;
  10. j. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

Tabel 64.1

bebouwing in gebruik voor het tijdelijk huisvesten van werknemers maximaal aantal tijdelijk gehuisveste werknemers per bouwvlak maximaal totaal aantal gehuisveste werknemers (tijdelijk + structureel) per bouwvlak
agrarische bebouwing (inpandig) 40 40
niet - agrarische bebouwing (inpandig) 20 20
woonunits op het agrarische bedrijf 20 20
woonunits op niet agrarisch bedrijf 20 20
campings, vakantieparken, bed & breakfast en hotel 20 20

64.5 Structurele huisvesting (buitenlandse) werknemers

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 om (buitenlandse) werknemers structureel te huisvesten, met inachtneming van het volgende:

  1. a. structurele huisvesting is alleen toegestaan in de in tabel 64.2 opgenomen bebouwing;
  2. b. het totaal aantal werknemers dat structureel gehuisvest wordt, bedraagt ten hoogste het aantal zoals opgenomen in tabel 64.2, met dien verstande dat het totaal aantal tijdelijk en structureel gehuisveste werknemer samen, nooit meer bedraagt dan opgenomen in tabel 64.2;
  3. c. er dient geen sprake te zijn van permanente bewoning;
  4. d. er dient sprake te zijn van goed beheer en toezicht;
  5. e. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van functies mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de huisvesting van werknemers;
  6. f. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. g. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  8. h. ten behoeve van de structurele huisvesting mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  9. i. de huisvesting dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  10. j. het aantal woningen mag niet toenemen;
  11. k. er dient sprake te zijn van een kwaliteitsverbetering;
  12. l. er dient geen sprake te zijn van een nadelige invloed op de nabije woon- en leefomgeving;
  13. m. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers in een bestaand (groot) complex dient tevens door initiatiefnemer aangetoond te worden dat er geen alternatieven mogelijk zijn;
  14. n. indien er sprake is van het structureel huisvesten van werknemers op campings, op vakantieparken, in bed & breakfast of in een hotel dient de huisvesting tevens gescheiden te worden van de recreatieve functie;
  15. o. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

Tabel 64.2

bebouwing in gebruik voor het structureel huisvesten van werknemers maximaal aantal structureel gehuisveste werknemers per bouwvlak maximaal totaal aantal gehuisveste werknemers (tijdelijk + structureel) per bouwvlak
bestaande (grote) complexen 40 40
het hoofdgebouw bij vrijkomende agrarische bebouwing 20 20
agrarische bedrijfsbebouwing (inpandig) 20 20
niet agrarische bedrijfsbebouwing (inpandig) 20 20
campings, vakantieparken, bed & breakfast en hotel 20 20

64.6 Hogere erf- en terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 teneinde hogere erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  1. a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. b. hogere erf- en terreinafscheidingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 65 Algemene Wijzigingsregels

65.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

65.2 Woningsplitsing cultuurhistorisch waardevolle panden

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigingen ten einde extra inpandige woningen toe te staan in cultuurhistorisch waardevolle panden, met inachtneming van het volgende:

  1. a. wijziging is uitsluitend toegestaan voor beeldbepalende panden en monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 en voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie;
  2. b. per woning zijn ten hoogste 2 extra inpandige woningen toegestaan;
  3. c. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  4. d. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
  5. e. de oppervlakte inhoud en hoogte van de panden niet wordt vergroot;
  6. f. door initiatiefnemer is aangetoond dat wijziging naar de vervolgfunctie zoals opgenomen in:
    1. 1. lid 4.7.5;
    2. 2. lid 5.7.4;
    3. 3. lid 6.6.4;
    4. 4. lid 7.5.3;
    5. 5. lid 8.6.3;
    6. 6. lid 9.5.2;
    7. 7. lid 10.3.2;
    8. 8. lid 11.5.3;
    9. 9. lid 12.4.3;
    10. 10. lid 15.5.3;
    11. 11. lid 17.5.3;
    12. 12. lid 21.3.3;
    13. 13. lid 37.5.1;

niet mogelijk is.

Artikel 66 Overige Regels

66.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

66.2 Relatie

Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' zijn 2 of meer bouwvlakken gekoppeld en geldt voor de toepassing van:

  1. 1. gebruiksregels;
  2. 2. bouwregels;
  3. 3. afwijkingsbevoegdheden;
  4. 4. wijzigingsbevoegdheden;

dat de gekoppelde bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt dienen te worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 67 Overgangsrecht

67.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    3. 3. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met ten hoogste 10%;
  2. b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

67.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 68 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Roerdalen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Waarom Een Nieuw Bestemmingsplan?

De in Midden-Limburg gelegen gemeente Roerdalen is op 1 januari 2007 ontstaan uit een fusie tussen de gemeenten Roerdalen en Ambt Montfort. De gemeente Roerdalen bestaat uit de kernen Herkenbosch, Melick, Montfort, Posterholt, St. Odiliënberg en Vlodrop. In het buitengebied liggen nog een aantal kleine buurtschappen zoals Borg, Etsberg, Holst, Lerop, Paarlo, 't Reutje, Varsten en Waterschei. De gemeente telt 21.239 inwoners (1 januari 2011, bron: CBS) en heeft een oppervlakte van 93,84 km².

De noodzaak voor actuele en digitaal raadpleegbare bestemmingsplannen vloeit ook voort uit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. In het overgangsrecht van deze wet is bepaald, dat bestemmingsplannen die op 1 juli 2008 ouder zijn dan 5 jaar, uiterlijk op 1 juli 2013 moeten zijn geactualiseerd en gedigitaliseerd. Indien de gemeente hier niet aan voldoet, vervalt de mogelijkheid tot heffing van bouwleges.

Voor het plangebied gelden circa 70 bestemmingsplannen, waarvan circa de helft ouder is dan 10 jaar. Bovendien is in de loop der jaren een groot aantal vrijstellingen, ontheffingen, wijzigingen en herzieningen verleend. Doel van het nieuwe bestemmingsplan is te komen tot een harmonisatie van de regelingen in verschillende vigerende bestemmingsplannen.

In het najaar van 2009 is de gemeente gestart met het opstellen van een structuurvisie als bedoeld in de Wro en met een handboek bestemmingsplannen voor de kernen. Het handboek bestemmingsplannen is vastgesteld in 2010. De Structuurvisie is op 20 december 2012 vastgesteld.

De structuurvisie en het handboek bestemmingsplannen bevatten de planologische kaders voor de nieuwe bestemmingsplannen. Het handboek bestemmingsplannen is gereed, maar is niet toegesneden op het buitengebied. De structuurvisie is op 20 december 2012 vastgesteld, vooruitlopend hierop is in juni 2011 de beleidsfase vastgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied voor het bestemmingsplan omvat het gehele grondgebied van de gemeente Roerdalen, exclusief de kernen, bedrijventerrein Roerstreek en Vedische Universiteit Vlodrop (Maharishi). Voor het bepalen van de grens met de kernen is over het algemeen de provinciale 'rode contour' aangehouden. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0001.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied vervangt de bestaande thans vigerende bestemmingsplannen. De bestemmingsplannen die vervangen worden zijn opgenomen in tabel 1.

Tabel 1: vigerende bestemmingsplannen buitengebied Roerdalen

bestemmingsplan vaststelling goedkeuring
Kavel Koezoep wijz. buitengebied Melick 22 mei 1997 16 september 1997
Partiële herziening BP buitengebied-Golfbaan-Melick/H'bosch 12 maart 1987 27 oktober 1987
Keulsebaan 2 (Industrieterrein a/d Lispinweg) 8 juli 1997 27 januari 1998
Buitengebied Roerdalen 22 juni 2000 6 februari 2001
Rijksweg 73-zuid, tunneltracé 26 september 2001 7 mei 2002
Schaapsweg sportpark St. Odiliënberg 20 november 2002 18 februari 2003
Rijksweg 73-Zuid, wegvak H 27 maart 2003 4 november 2003
Oosttangent Roermond zuidelijk deel 25 maart 2004 20 juli 2004
Reparatieplan Rijksweg 73-zuid, tunneltracé 24 maart 2005 28 juni 2005
Buitengebied Ambt Montfort 2004 18 december 2003 3 augustus 2004
Reparatieplan herziening buitengebied Ambt-Montfort 2006 14 december 2006 26 juni 2007
Buitengebied wijziging Daelenbroeck 10 april 2007 4 september 2007
Partiële herziening, Akerstraat 6, Posterholt 26 maart 2009 n.v.t.
Partiële herziening, Sint Petrusstraat 7 't Reutje
BP wijziging, Heinsbergerweg 8 Montfort 5 maart 2011 n.v.t
BP Angsterweg 16 Vlodrop 2 juli 2009 n.v.t.
BP Huifkarhoeve-Aan de Hoeve Vlodrop 11 mei 2009 n.v.t.
BP Rothenbacherweg 12 Vlodrop 11 mei 2009 n.v.t.
BP Vergroten agrarisch bouwblok, Heinsbergerweg 8, Montfort in procedure
BP Herkenbosserweg 4 Vlodrop 30-09-2011 n.v.t
BP Elfenmeer 01-02-1993 01-11-1993

1.4 Hoe Komt Het Nieuwe Bestemmingsplan Tot Stand?

Het bestemmingsplan Buitengebied wordt voorbereid door een projectgroep bestaande uit medewerkers van de gemeente Roerdalen en het adviesbureau RBOI Rotterdam. Op cruciale momenten in het planproces wordt over de inhoud van het voorgestane beleid overleg gevoerd met het gemeentebestuur.

Gefaseerde aanpak

Het bestemmingsplan voor het buitengebied komt in een aantal stappen tot stand:

  • bureau-inventarisatie;
  • verzamelen van noodzakelijke bouwstenen;
  • nota van Uitgangspunten: visie op en koers voor het buitengebied met uitwerking in relevante thema's;
  • voorontwerpbestemmingsplan: vertaling van visie in regels en verbeelding;
  • ontwerpbestemmingsplan: verwerken van inspraak- en overlegreacties;
  • vaststelling: behandeling zienswijzen en afronden bestemmingsplan.

Overleg en communicatie

Een nieuw bestemmingsplan Buitengebied vereist een zo breed mogelijk draagvlak. Dit draagvlak voor beleid dient tijdens het planproces te worden verworven en hangt in sterke mate af van de communicatie met doelgroepen. Voor de externe communicatie met instanties en organisaties wordt vooroverleg gevoerd in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan (in ieder geval met het waterschap, provincie Limburg en de buurgemeenten).

Bewoners, (agrarische) ondernemers en andere belanghebbenden uit het plangebied worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van het voorontwerpbestemmingsplan en hun opmerkingen en wensen in de vorm van een inspraakreactie kenbaar te maken. Voor zover deze wensen passen binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente, wordt hiermee rekening gehouden. Tijdens een inloopavond krijgen alle bewoners en gebruikers van het buitengebied de mogelijkheid kennis te nemen van het voorontwerpbestemmingsplan om een mening hierover te kunnen vormen.

Inspraak en overlegreacties zijn beoordeeld en bepaald en eventuele aanpassingen zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. De Nota inspraak en overleg is opgenomen in Nota inspraak en overleg. Na het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan wordt de wettelijke bestemmingsplanprocedure doorlopen met de daarbij behorende mogelijkheden tot het indienen van zienswijzen en het instellen van beroep bij de Raad van State.

1.5 Planningsopgave

Met het opstellen van het bestemmingsplan 'Buitengebied' worden de volgende doeleinden nagestreefd:

  • integreren van de vigerende planologische regimes tot één bestemmingsplan voor het buitengebied Roerdalen;
  • beperken van het aantal regels, opstellen van duidelijke en handhaafbare regels;
  • het vertalen van nieuw ruimtelijk beleid (van de Structuurvisie 'Roerdalen 2030') in een passend actueel juridisch planologisch kader. Veel vigerende regelingen zijn verouderd. Ontwikkelingen die wel passen in de vigerende regelingen kunnen strijdig zijn met nieuw vastgesteld ruimtelijk beleid (en vice versa) en moeten dan geactualiseerd worden;
  • voldoen aan de inhoudelijke en digitale eisen die de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking is getreden, stelt aan bestemmingsplannen.

In het bestemmingsplan zijn een aantal ontwikkelingen opgenomen die zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en waarvoor de voor de betreffende ontwikkeling benodigde onderzoeken zijn uitgevoerd. Deze ruimtelijke onderbouwingen zijn opgenomen in Bijlage 5. Het betreft de volgende ontwikkelingen.

Adres Ontwikkeling
1. Heinsbergerweg 15, Montfort Ontwikkeling minicamping
2. Kastanjelaan te Melick Uitbreiding bouwvlak gemeentewerf
3. Heiberg 10 te Montfort Omzetting bestemming naar Bedrijf- Steenhandel
4. Herinrichting Vlootbeek Omzetting bestemming naar Natuur en water tbv herinrichting Vlootbeek
5. Zwembadweg 1, Posterholt Omzetting bedrijfswoning naar recreatiewoning
6. Rozendaal 7 te Montfort Omzetting bestemming naar Recreatie
– Verblijfsrecreatie -3' en 'Agrarisch met waarden – Natuur en landschapswaarden ten behoeve van recreatieverblijf
7. St Petrusstraat 13 en 15 te Sint Odiliënberg Omzetten van 2 bedrijfswoningen naar bestemming Wonen -Buitengebied
8. Herkenbosserweg 2 te Vlodrop Uitbreiding bebouwing tuincentrum
9. Boslaan 1, Vlodrop Uitbreiding bouwvlak en bouwmogelijkheden Boshotel
10. Herkenbosserweg 3a, Vlodrop Vormverandering agrarisch bouwvlak

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan Buitengebied beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de ruimtelijke en functionele structuur van het buitengebied van Roerdalen. In hoofdstuk 4 worden de milieuhygiënische en overige aspecten en de wijze waarop met deze aspecten wordt omgegaan beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de visie op het buitengebied zoals deze is vastgelegd in de Structuurvisie 'Roerdalen 2030'. In hoofdstuk 6 wordt deze visie vervolgens nader uitgewerkt voor de verschillende thema's. In hoofdstuk 7 is de juridische planbeschrijving opgenomen. Hoofdstuk 8 gaat tenslotte in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

1.7 Verwerking Gerechtelijke Uitspraak

Op 16 juli 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan inzake het bestemmingsplan Buitengebied Roerdalen zoals vastgesteld op 30 mei 2013. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Afdeling het besluit van de raad van de gemeente Roerdalen van 30 mei 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Roerdalen" vernietigd, voor zover het betreft:

  1. a. de begrippen educatie gekoppeld aan recreatie, overige recreatieve functies/agrotoerisme en agrarische duurzaamheid, innovatie en educatie in tabel 4.3 van de planregels;
  2. b. de begrippen educatie gekoppeld aan recreatie en overige recreatieve functies/agrotoerisme in tabel 37.3 van de planregels;
  3. c. artikel 4, lid 4.5.3, van de planregels;
  4. d. artikel 63, lid 63.6, van de planregels;
  5. e. artikel 64, lid 64.4 en 64.5, van de planregels;
  6. f. de plandelen met de bestemmingen "Horeca", "Recreatie - Dagrecreatie" en "Verkeer" voor de gronden van De Huifkarhoeve aan de Gitstappermolenweg 1 en 1a;

De Afdeling draagt de raad van de gemeente Roerdalen op om binnen vier weken na verzending van de uitspraak ervoor zorg te dragen dat hieronder vermelde onderdelen a. tot en met f. worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, http://www.ruimtelijkeplannen.nl. In onderhavige versie van het bestemmingsplan met identificatienummer: NL.IMRO.1669.BPBuitengebied2012-VG02 heeft de raad hier gehoor aan gegeven. Doormiddel van doorhalingen (regel) in de regels is aangegeven welke regels vernietigd zijn. De plandelen met de bestemmingen "Horeca", "Recreatie - Dagrecreatie" en "Verkeer" voor de gronden van De Huifkarhoeve aan de Gitstappermolenweg 1 en 1a zijn uit het plangebied geknipt.

De arceringen die per abuis in de regels van het bestemmingsplan met identificatienummer: NL.IMRO.1669.BPBuitengebied2012-VG01 zijn blijven staan, zijn eveneens verwijderd. Inhoudelijk heeft dit geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleid

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Vooral dit laatste punt is van belang voor het bestemmingsplan buitengebied.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

In het bestemmingsplan voor het buitengebied dient met name rekening te worden gehouden met de door het Rijk geformuleerde belangen inzake natuur (Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000-gebieden) en de grote rivieren.

In artikel 2.6.9 van Barro worden de beperkingen en regels rondom (militaire) radarstations geregeld. Aangezien het gehele plangebied binnen het radarverstoringsgebied van luchthaven Volkel is gelegen, is het van belang om hier rekening mee te houden bij het opstellen van het bestemmingsplan.

Nationaal Waterplan 2009-2015

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water. Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is een structuurvisie als bedoeld in de Wro. Het bevat de beleidsuitgangspunten op het gebied van wonen en werken, waterhuishouding, milieu en verkeer en vervoer. Het is tevens een economisch beleidskader, aangezien het de hoofdlijnen van de fysieke onderdelen van het economische en sociaal-culturele beleid bevat. Het POL2006 is een plan op hoofdlijnen waarbij nadere concretisering in uitvoeringsprogramma's plaatsvindt.

Thema's uit het POL zijn:

  • kwaliteitsregio Limburg;
  • Limburg in ruimer verband;
  • variatie in kwaliteit;
  • natuurlijke waarden: robuust en veerkrachtig;
  • economie en mobiliteit;
  • leefomgeving.

De provincie onderkent op grond van de aanwezige kenmerken en waarden in combinatie met de ontwikkelingsmogelijkheden een basis voor een gebiedsgerichte aanpak op meerdere niveaus: stedelijke gebieden naast landelijke gebieden, en daarop voortbordurend het onderscheiden van (negen) perspectieven. Dit vertaalt zich in visies op de ontwikkeling van beleidsregio's. Realisatie van de ontwikkeling(en) en borging van de kwaliteit en vraagt een actieve opstelling, niet alleen van de provincie maar vooral ook van de regionale partners.

De perspectieven

De variatie in gebiedskenmerken vormt de basis voor een gebiedsgerichte aanpak. Daarbij worden negen perspectieven onderscheiden met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden (P1 t/m P9).

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0003.png"
Figuur 2.1 POL, kaart 1 perspectieven

In het buitengebied van Roerdalen zijn de volgende perspectieven onderscheiden:

- Ecologische hoofdstructuur (EHS, P1):

Het beschermen en realiseren van een samenhangende robuuste structuur van natuur- en bosgebieden en verbindingen daartussen staat centraal. Voor ontwikkelingen die de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden aantasten of de nagestreefde natuurontwikkeling belemmeren geldt het 'nee, tenzij'-regime. Als dergelijke activiteiten toch worden toestaan moet compensatie plaatsvinden.

- Provinciale ontwikkelingszone groen (POG, P2):

Het beleid is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. De aanwezige waarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen op andere terreinen. Daarnaast ook om het in stand houden van een goede toeristisch-recreatieve structuur en een op het landschap georiënteerde landbouw.

- Veerkrachtige watersystemen (P3):

De ontwikkeling van deze gebieden is allereerst gericht op het bieden van ruimte aan water. Daarbinnen zijn er goede mogelijkheden voor ontwikkeling van de grondgebonden landbouw en recreatie. In het Maasdal is de Beleidslijn Grote Rivieren een belangrijk regulerend instrument.

- Vitaal landelijk gebied (P4):

De inrichting van de gebieden wordt in belangrijke mate bepaald door de landbouw met een van gebied tot gebied verschillende aard en dichtheid aan omgevingskwaliteiten. Er zijn ook ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, verbrede landbouw en kleinschalige dienstverlenende bedrijven. De bedrijven kunnen zich verder ontwikkelen, al zijn er wel beperkingen voor de niet-grondgebonden landbouw.

- Ontwikkelingsruimte voor Landbouw en toerisme (P5a):

De inrichting van de gebieden wordt in belangrijke mate bepaald door de landbouw, waarbij plaatselijk omgevingskwaliteiten ook aan de orde kunnen zijn. Er zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor de toeristische sector, verbrede landbouw en kleinschalige dienstverlenende bedrijven. De bedrijven kunnen zich verder ontwikkelen, al zijn er wel beperkingen voor de niet-grondgebonden landbouw.

Figuur 2.1 geeft op hoofdlijnen de ligging van de perspectieven aan. Binnen deze gebieden kunnen op kleine schaal functies (woonbebouwing, infrastructuur, bedrijven) voorkomen die niet volledig passen bij het beoogde perspectief. Op bestemmingsplanniveau vindt verdere detaillering plaats.

De provincie Limburg heeft een integrale POL-herziening in voorbereiding. In deze integrale herziening worden ook nieuwe inzichten met betrekking tot de EHS meegenomen.

Limburgs kwaliteitsmenu (2010)

Het Limburgs Kwaliteitsmenu is een verplicht instrumentarium voor gemeenten om noodzakelijke of wenselijke ontwikkelingen in het buitengebied te kunnen combineren met gewenste kwaliteitsverbetering van datzelfde buitengebied. Om dit doel te bereiken dienen gemeenten het kwaliteitsmenu op gemeentelijk niveau uit te werken en in het gemeentelijke beleid, de structuurvisie, vast te leggen.

Het kwaliteitsmenu is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen buiten de, rond de plattelandskernen getrokken, contour die middels een bestemmingsplanwijziging mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het (nieuwe) functies zijn die een nieuw ruimtebeslag leggen op het 'maagdelijke' buitengebied en/of met nieuwe verstening en verglazing gepaard gaan. Het gaat dan om nieuwe woningen, nieuwe woongebieden, uitbreidingen van agrarische bedrijven, nieuwe agrarische bedrijven, glastuinbouw, recreatieve en toeristische functies, niet-agrarische bedrijven en bedrijventerreinen De contouren blijven, ook met de introductie van het Limburgs kwaliteitsmenu, van kracht.

Het Limburg kwaliteitsmenu is in de ontwerp Structuurvisie 'Roerdalen 2030' uitgewerkt in een kwaliteitsmenu voor Roerdalen. Dit kwaliteitsmenu wordt verwerkt in het bestemmingsplan.

Provinciale beleidsregel teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten 2011

De provincie Limburg heeft beleidsregels vastgesteld voor teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten. Het provinciaal beleid is uitgewerkt in de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' en wordt verwerkt in het bestemmingsplan.

Provinciaal Waterplan Limburg

Vanuit de kaderstellende rol heeft de provincie Limburg het strategisch waterbeleid op hoofdlijnen vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is een aanvulling op het POL, met als doel een herijking en uitwerking van het waterbeleid uit het POL2006, op basis van bovengenoemde Europese en nationale kaders. Dit waterplan heeft een looptijd van zes jaar, parallel aan de looptijd van het Stroomgebiedbeheerplan Maas.

Belangrijkste aanvullingen ten opzichte van POL2006 zijn:

  • aanduiding van een normering voor regionale wateroverlast (opgave vanuit NBW, zie hoofdstuk 2);
  • aanduiding van grond- en oppervlaktewaterlichamen en concretisering van ecologische en chemische doelen en bijbehorende maatregelen, inclusief fasering (opgave vanuit KRW, zie hoofdstukken 3, 4). Hiervoor zijn aanpassingen doorgevoerd ten aanzien van de status en ligging van de oppervlaktewaterlichamen (zie kaarten 4 en 5, deze vervangen POL2006 kaart 4e);
  • aanpak verdroging nader geconcretiseerd voor 48 TOP-gebieden (vervangt de 52 prioritaire en kansrijke verdrogingsgevoelige natuurgebieden uit POL2006) en de uitwerking van de GGOR (opgave vanuit het Rijk en NBW);
  • nieuw beleid ten aanzien van de verbetering RWZI's door waterschappen en het beperken van de overstortfrequentie vanuit rioolstelsels op (zeer) kwetsbare watersystemen door gemeenten (opgave vanuit KRW);
  • meer programmatische aansturing van te nemen maatregelen door waterschappen en gemeenten, door opname en fasering van maatregelen waarvoor een resultaatsverplichting geldt (opgave vanuit KRW);
  • herijking drinkwaterbehoefte en herverdeling maximaal vergunbare hoeveelheden drinkwater via een meer flexibele benadering van de watervoorraden;
  • vastleggen proces rondom de toetsing van primaire waterkeringen (opgave vanuit het Rijk);
  • invulling geven aan beleid rondom klimaatadaptatie (opgave vanuit het Rijk).

Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 heeft de status van een regionaal waterplan, zoals omschreven in de Waterwet en is een opzichzelfstaande structuurvisie op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat specifieke ambities en beleidsregels gericht op de doorwerking en uitvoering van waterbeleid. Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is onderdeel van het POL planstelsel, met daarbinnen POL2006 als het omgevingsplan op hoofdlijnen.

In het bestemmingsplan dienen met betrekking tot de waterhuishouding, de meanderzone en het inundatiegebied van de Roer en de milieuzone Roerdalslenk beschermd te worden.

Provinciaal verkeers- en vervoersplan Limburg (PVVP)

Het PVVP is een aanvulling op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Verder is het PVVP de regionale vertaling en uitwerking van het rijksbeleid (Nota Mobiliteit) volgens de Planwet Verkeer en vervoer. Het PVVP verwoordt het beleid voor de periode 2007-2012. Verder is er in verband met de noodzaak van een langetermijnaanpak en continuïteit een uitwerking in maatregelen gegeven tot en met 2015 en een doorkijk tot 2020.

Waterbeheerplan Roer en Overmaas

Het Waterbeheerplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het Waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst. De visie van het Waterschap luidt: veilig, duurzaam, kostenbewust en democratisch aangestuurd functioneel waterbeheer door proactieve samenwerking, innovatie, klantgerichtheid en goed werkgeverschap.

Het Waterschap hanteert het uitgangspunt dat nieuwe verhardingen in principe worden afgekoppeld, met daarbij als richtlijn dat circa 10% van het oppervlak gereserveerd wordt voor water. Het Waterschap streeft naar 100% afkoppelen van het verharde oppervlak bij nieuwbouw, aangezien uit ervaring blijkt dat bij nieuwbouw vrijwel altijd een afkoppelmogelijkheid is. Voor het verantwoord afkoppelen van hemelwater hanteert het waterschap een voorkeurstabel, die aansluit bij de voorkeursvolgorde van de provincie Limburg. Deze voorkeurstabel is opgenomen in de brochure 'Regenwater schoon naar beek en bodem'. Hierin is opgenomen dat de voorkeur voor het afkoppelen van hemelwater uitgaat naar het infiltreren van het hemelwater in de bodem, waarbij het hemelwater afkomstig van schone dakoppervlakken rechtstreeks in de bodem geïnfiltreerd mag worden.

Infiltratie van hemelwater, afkomstig van overige verharde oppervlakken, dient minimaal te geschieden middels een bodempassage of, afhankelijk van het grondgebruik, niet te worden afgekoppeld.

Grondoppervlakken van bedrijven met de milieucategorie 3, 4 en 5 en daken waarop neerslag van stof- of roetdeeltjes terechtkomt, zullen in principe worden aangesloten op de riolering. De terreinen van bedrijven uit categorie 1 en 2 kunnen hetzelfde worden beoordeeld als woonwijken.

In paragraaf 4.3 is de watertoets opgenomen.

Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg

Het Reconstructieplan is een nadere uitwerking van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Kern van het reconstructieplan is uitvoering. Geen nieuw beleid dus, maar uitvoering van bestaand beleid. Het reconstructieplan combineert ruimtelijke en stimulerende instrumenten. Dat betekent dat niet alleen aangegeven wordt waar bepaalde ontwikkelingen niet of juist wel wenselijk zijn, maar dat ook geld en instrumenten ingezet worden om de ontwikkelingen in die gebieden in de juiste richting te sturen, bedrijven te ondersteunen in hun vernieuwing en vastgelopen processen los te trekken.

In het buitengebied van Roerdalen zijn drie zones aangeduid: extensiveringsgebied, verwevingsgebied en Landbouw Ontwikkelings Gebied (LOG)-Zoekgebied incidentele projectvestiging (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0005.png"

Figuur 2.2 Reconstructiezonering

In het reconstructieplan worden voor de verschillende zones regels gesteld met betrekking tot de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijen:

  • extensiveringsgebied: alleen uitbreiding binnen het bestaande bouwvlak als de milieuwetgeving dit toelaat; uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;
  • verwevingsgebied: uitbreiding van het bouwvlak mogelijk tot maximaal 1,5 ha; uitbreiding van het bouwvlak boven de 1,5 ha alleen mogelijk via het kwaliteitsmenu.
  • Landbouw Ontwikkelings Gebied (LOG)-Zoekgebied incidentele projectvestiging: geen generieke bovengrens bouwvlakken; uitbreiding afhankelijk van ligging bedrijf en tegenprestatie (kwaliteitsmenu).

Deze regels moeten in het bestemmingsplan opgenomen worden.

Contourenatlas Noord- en Midden-Limburg (2010)

In Limburg wordt op een ontwikkelingsgerichte manier gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van het buitengebied. Nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit van datzelfde buitengebied. Om deze beleidsdoelstelling te realiseren, heeft de provincie Limburg het Limburgs kwaliteitsmenu opgesteld. Dit menu biedt de gemeenten mogelijkheden om ontwikkelingen in combinatie met kwaliteitsverbeteringen te realiseren.

Voor de goede uitvoering van het kwaliteitsmenu door de gemeenten is het van belang om duidelijkheid te hebben over het toepassingsgebied. Het toepassingsgebied is het buitengebied van Limburg, buiten de rond de kernen getrokken contouren. Deze contouren zijn voor de Noord- en Midden-Limburgse gemeenten in deze contourenatlas opgenomen. Ook de begrenzing stedelijke dynamiek is van invloed op het toepassingsbereik van het Limburgs kwaliteitsmenu. Deze begrenzing is aangegeven in de provinciale structuurvisie, het POL2006 en de bijbehorende kaarten.

De gemeente Roerdalen heeft ervoor gekozen om voor de plangrenzen van de verschillende bestemmingsplannen in de gemeente grotendeels de grenzen van de contourenatlas aan te houden.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Toekomstvisie 2020 (2008)

Per 1 januari 2007 zijn de voormalige gemeenten Ambt Montfort en Roerdalen gefuseerd tot de nieuwe gemeente Roerdalen. Een jaar na de herindeling (2008) ontstond de noodzaak om het voorzieningenniveau kritisch tegen het licht te houden: de financiële positie van de gemeente noopte tot het maken van keuzes. Politiek en bestuur hadden behoefte aan een referentiekader om besluiten te nemen over de voorzieningen.

Dat heeft de gemeenteraad in het najaar van 2007 doen besluiten om een visietraject te starten om duidelijkheid te krijgen wat voor gemeente Roerdalen in 2020 moet zijn. Dit traject heeft geresulteerd in de Toekomstvisie Roerdalen 2020 die is vastgesteld in 2008. Bij het bepalen van de koers voor de toekomst hebben burgers een belangrijke stem gekregen. Als focus voor dit document heeft de gemeenteraad voor de kaders rust, ruimte en recreëren gekozen. 'Recreatie en toerisme' is de koers die Roerdalen zal volgen om de unieke eigenschappen die de gemeente kenmerken te behouden en te vergroten.

Strategische visie Roerdalen 2025

De strategische visie Roerdalen 2025 is een actualisatie van de Toekomstvisie 2020. In de strategische visie Roerdalen '25 zijn aan de hand van een drietal thema's de belangrijkste ambities en idealen voor de toekomst van Roerdalen als volgt vastgelegd:

Thema 1 - Leven

Leefomgeving

Roerdalen is een levendige plattelandsgemeente. De dorpen zijn de leefgemeenschappen. Zij hebben ieder een eigen identiteit en kennen een gezellige sfeer. Er is een prachtig buitengebied, waarbij cultuurlandschap, bos en natuurgebieden elkaar in harmonieuze afwisseling versterken.

Sociale cohesie en participatie

Roerdalen is een zorgzame samenleving. Iedereen doet mee. Niemand hoeft eenzaam te zijn. De inwoners voelen zich verantwoordelijk voor elkaar en nemen deze verantwoordelijkheid.

Bestuur

Het bestuur is aanspreekbaar voor de burger. Iedereen weet en krijgt waar hij recht op heeft. Roerdalen werkt samen met die partners waarmee het gezamenlijke doel het beste kan worden verwezenlijkt.

Verenigingen en buurten

Verenigingen en buurten zijn belangrijke ontmoetingsplaatsen. Verenigingen weten jong en oud aan zich te binden door maatwerk te leveren. Zij hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid.

Bereikbaarheid

De onderlinge bereikbaarheid van de dorpen en de voorzieningen is afgestemd op de vergrijzende samenleving en op de toeristische functie binnen de gemeente.

Natuur en landschap

Roerdalen is aantrekkelijk door het prachtige en afwisselende landschap en de boeiende natuur. De kwaliteit van het buitengebied is gewaarborgd. Roerdalen is internationaal bekend vanwege het Nationaal Park de Meinweg. Agrarische bedrijven zorgen voor een afwisselend landschap en dragen in belangrijke mate bij aan de identiteit van Roerdalen.

Voorzieningen

De voorzieningen in Roerdalen passen bij de maat en schaal van de gemeente. Voorzieningen zijn fysiek en financieel bereikbaar voor iedereen.

Accommodaties

In het belang van de handhaving en verbetering van de sociale cohesie in de kernen, zijn de gemeentelijke accommodaties in aantal, kwaliteit, soort en plaats afgestemd op de sociale en maatschappelijke behoeften van de inwoners. Waar nodig en mogelijk werkt de gemeente bij de ontwikkeling en exploitatie van voorzieningen samen met de particuliere initiatiefnemers. Onderwijs wordt gegeven in multifunctionele gebouwen. Accommodaties zijn multifunctioneel inzetbaar.

Onderwijs

In Roerdalen is kwalitatief goed onderwijs voor 0-12 jarigen beschikbaar. Ontwikkelingsachterstanden bij kinderen worden op jonge leeftijd gesignaleerd. Met voorschoolse arrangementen wordt daar op ingespeeld. Het opleidingsniveau van de inwoners is verhoogd. De nadruk ligt daarbij op scholing in de zorg, in recreatie en toerisme en in outdooractiviteiten. Zorginstellingen bieden aantrekkelijke opleidingsarrangementen aan.

Ouderen

Ouderen zijn zelfredzaam. Waar nodig wordt ondersteuning gegeven, niet (alleen) door de gemeente. Burgers kunnen een beroep doen op een pool van vrijwillige hulpverleners en ondersteuners. De toenemende behoefte aan zorg brengt mensen dichter bij elkaar en doorbreekt op die manier de individualisering.

Jeugd

Er zijn goede randvoorwaarden voor een gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling van de jeugd en het voorkomen van stagnaties in de ontwikkeling. Ontwikkelingsrisico's worden vroeg gesignaleerd en problemen worden integraal aangepakt.

Erfgoed

Het cultureel erfgoed heeft een vaste plaats in het beleid gekregen en wordt ingezet bij de toeristische taak van de gemeente.

Veiligheid

De externe veiligheidsrisico's zijn goed in beeld. Iedereen is zich bewust van de aanwezige risico's. Bij nieuwe ontwikkelingen worden nut en noodzaak zorgvuldig afgewogen tegen hun gevolgen voor de externe veiligheid.

De openbare ruimte is veilig. De inwoners kennen elkaar; de sociale veiligheid is gewaarborgd.

Gezondheid en sport

De lichamelijke en geestelijke gezondheid is toegenomen en voldoet aan de landelijke normen. Het aanbod van zorgdiensten is divers, afgestemd op de vraag en op kleine schaal georganiseerd. Inwoners accepteren de uitnodiging van de prachtige omgeving om daarin actief te zijn door wandelen, fietsen, kanovaren, nordic-walking, paardrijden en dergelijke.

Thema 2 - Wonen

Wonen

Het woningenbestand voldoet kwalitatief en kwantitatief aan de behoeften van de inwoners. Daardoor en door nieuw ontwikkelde zorgarrangementen kunnen zij tot op hoge leeftijd zelfstandig en in hun eigen omgeving blijven wonen. Jong en oud wonen door of bij elkaar. Zij ondersteunen elkaar. Eventuele vermindering van het aantal woningen zal zoveel mogelijk gepaard gaan met kwaliteitsverbetering.

Openbare ruimte

De openbare ruimte is het visitekaartje van de gemeente. Inwoners waarderen de gemeente omdat het er fijn wonen is. Bezoekers ervaren het als een prettige plek. Uit de inrichting van de openbare ruimte blijkt dat bezoekers welkom zijn. De entrees zijn uitnodigend ingericht. Voor de inrichting van de openbare ruimte is kwaliteit een leidend criterium. De materialen die worden gebruikt zijn duurzaam en hoogwaardig. Een hoge kwaliteit wordt waar mogelijk gecombineerd met een onderhoudsarme inrichting. Er is de gemeente veel aan gelegen om hierin een goede balans te vinden. De gemeente investeert op het juiste moment op de juiste plek. Roerdalen bestaat uit mooie dorpen in een prachtig buitengebied. Het zijn verschillende werelden die bij elkaar horen en elkaar versterken. Bij de inrichting en het beheer van de openbare ruimte worden de dorpen en het buitengebied als één geheel beschouwd.

Thema 3 - Werken

Bedrijven

De gemeente faciliteert bestaande bedrijven, waarbij het accent ligt op kleinschaligheid en ambachtelijkheid. Roerdalen heeft geen ruimte voor grootschalige industriële bedrijvigheid. Industriële productiebedrijven die zich in de regio willen vestigen, worden daarbij ondersteund door de Ontwikkelingsmaatschappij Midden-Limburg (OML).

Agrarische bedrijven hebben hun economische basis verder verbreed. Zij investeren in nieuwe technieken en zijn een bron van innovatie. De planologische randvoorwaarden bieden ondernemers en dienstverleners de ruimte om in te spelen op de wensen van hun klanten.

Verantwoord ondernemen

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is in Roerdalen de standaard. Ondernemers zijn hierin actief, ontplooien zelf initiatieven en stimuleren elkaar. De exploitatie van voorzieningen en accommodaties wordt in meerdere situaties gecombineerd met vormen van begeleid werken, arbeidsparticipatie, sociale activering en arbeidsreïntegratie.

Werk

Iedereen die kan werken werkt ook. Werknemers van buiten de gemeente worden verwelkomd.

Recreatie en toerisme

Recreatie en toerisme zijn een belangrijke pijler van de plaatselijke economie. Roerdalen biedt rust, ruimte, natuur en landschapsschoon. Bezinningstoerisme heeft een duidelijke plaats verworven in het toeristische aanbod. Er is een groot aanbod aan outdooractiviteiten voor iedere leeftijdscategorie. Dagjesmensen willen graag in de gemeente terugkomen, ook voor een meerdaags verblijf. Er is een slechtweer accommodatie. De vele kleinschalige objecten die voor de toeristen interessant zijn, zijn met elkaar in verbinding gebracht.

Duurzaamheid

Roerdalen profileert zich op een breed front als een groene gemeente. Duurzaamheid hoort structureel tot het afwegingskader bij het nemen van beslissingen. Roerdalen koopt voor 100% duurzaam in. Burgers en bedrijven zijn zich bewust van de aspecten van duurzaamheid. Roerdalen heeft de rijksdoelstellingen gehaald (20% energiebesparing, 20% duurzame energieopwekking, 20% CO2-reductie). Een deel van de energie wordt duurzaam opgewekt. Een deel van de energiebehoefte wordt lokaal opgewekt.

Structuurvisie 'Roerdalen 2030' (2012)

In de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' is de door de gemeente Roerdalen voorgestane ruimtelijke ontwikkeling vastgelegd en onderbouwd. De Structuurvisie geldt naast de Strategische visie Roerdalen 2025. Hierbij is ten doel gesteld de gemeente op de lange termijn aantrekkelijk, karakteristiek en levendig te houden. Wonen in leefbare kernen in een waardevol landschap is hierbij het uitgangspunt.

In de Structuurvisie legt de gemeente ook haar visie voor het buitengebied vast. De structuurvisie vormt het uitgangspunt voor het bestemmingsplan Buitengebied. De visie van de gemeente voor het buitengebied is beschreven in hoofdstuk 5.

Beleidsvisie Paarden (2010)

In april 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders de Beleidsvisie Paarden vastgesteld. In deze Beleidsvisie geeft de gemeente haar visie op de paardensector in de gemeente Roerdalen. Het versterken van de sociaal-economische vitaliteit en het waarborgen of verbeteren van de landschapswaarden is het uitgangspunt van deze visie. Samen met de paardensector kan de gemeente Roerdalen daar een bijdrage aan leveren.

De Beleidsvisie Paarden wordt gebruikt als hulpmiddel voor de gemeente bij borging in instrumenten. Het dient als basis voor vertaling in diverse beleidsstukken zoals bijvoorbeeld het opstellen van bestemmingsplannen en structuurvisies en het nemen van besluiten volgens de Wro. Kansen en ontwikkelingen in de paardenhouderij worden hierdoor gestimuleerd en gestuurd. Eveneens is dit beleidsdocument een handleiding voor burgers in de gemeente die meer informatie zoeken over de mogelijkheden van een paardenhouderij.

De beleidsvisie vormt het uitgangspunt voor het bestemmingsplan voor wat betreft het beleid met betrekking tot paardenfokkerijen en -houderijen, maneges en het hobbymatig houden van paarden.

Beleidsregels tijdelijk wonen en werken in Roerdalen

De agrarische sector, maar ook de bouw en industrie, doen in toenemende mate een beroep op de inzet van (buitenlandse) werknemers. Het huisvesten van deze werknemers, anders dan in gezinsverband, is in de bestemmingsplannen verboden. Om hier sturing aan te geven heeft de gemeente de beleidsregels tijdelijk wonen en werken vastgesteld. Deze regels vormen enerzijds het uitgangspunt voor nieuwe bestemmingsplannen en anderzijds kan op basis van deze regels eenmalig tijdelijke afwijking verleend worden.

Verordening Wet geurhinder- en veehouderij (2009)

Gemeenten kunnen op grond van de Wet geurhinder en veehouderij binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de bescherming van geurgevoelige objecten. Als een gemeente geen gebruikmaakt van deze bevoegdheid of besluit geen eigen, afwijkende waarde vast te stellen, gelden de vaste wettelijke waarden. De gemeente Roerdalen heeft van deze mogelijkheid gebruikgemaakt en op 17 december 2009 de verordening Geurhinder en Veehouderij vastgesteld. Met de verordening is de kaart met geurnormen vastgesteld.

Groenstructuurplan (2009)

Het groenstructuurplan geeft een lange termijnvisie (15-20 jaar) op de gewenste ontwikkeling van het (semi)openbaar groen van de gemeente Roerdalen, zowel binnen de kernen als in het buitengebied. Hoofddoelstelling is het behouden en ontwikkelen van een groene gemeente waar het goed wonen en verblijven is voor nu en in de toekomst.

In het kader van de Groenstructuurplan is de huidige groenstructuur in de gemeente in kaart gebracht. Daarbij zijn ook de landschappelijke en cultuurhistorische waarden geïnventariseerd.

In het groenstructuurplan zijn de te beschermen landschapselementen aangegeven. Deze landschapselementen dienen te worden beschermd in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming.

Dorps Omgevingsprogramma (DOP) en structuurvisie Posterholt (2009)

In het DOP is de visie verwoord van wat er nodig is om Posterholt nu en in de toekomst (met een tijdshorizon van 10 jaar: 2010-2020) leefbaar en vitaal te houden. Het DOP vormt als het ware de 'kapstok' voor projecten, programma's, acties en maatregelen die genomen moeten worden om datgene wat in de visie staat, tot uitvoering te brengen.

Vanuit de onderzoeken die zijn uitgevoerd voor het opstellen van het DOP Posterholt is gebleken dat er winst valt te halen uit de ruimtelijke situatie. Er is een aantal zaken naar voren gekomen die verder ruimtelijk zijn bekeken en vertaald in een ruimtelijke structuurvisie. Om uiting hieraan te geven, bevat het DOP een wensbeeld van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling van Posterholt, het daarop afgestemd ruimtelijk beleid en de wijze waarop die ruimtelijke ontwikkeling mogelijk kan worden gerealiseerd.

Voor het buitengebied is het van belang dat het DOP aangeeft dat er meer recreatieve verbindingen tussen het dorp en de omgeving gewenst zijn en het aanzicht van het dorp verbeterd moet worden. Deze ontwikkelingen zijn onvoldoende concreet om mee te nemen in het nieuwe bestemmingsplan. Structuurvisie 'Roerdalen 2030' en DOP zijn aanvullend op elkaar.

Toeristische visie Wassenberg-Roerdalen

In het voorjaar 2010 is de Toeristische visie Wassenberg-Roerdalen gereedgekomen en gepresenteerd aan de gezamenlijke raden van Wassenberg en Roerdalen. De toeristische visie verschaft duidelijkheid over de ontwikkelingen waarin Roerdalen en Wassenberg moeten investeren om Roerdalen en Wassenberg binnen de regio extra onder de aandacht te brengen. Optimalisering van het toeristische aanbod en infrastructuur evenals de toeristische marketing is hiervoor noodzakelijk.

Klimaatvisie (2011)

Het klimaatbeleid van de gemeente Roerdalen richt zich op haalbare doelen voor de middellange termijn (2020): 20% energiebesparing en 20% duurzame energieopwekking in 2020. Hier zal naar toe gewerkt worden door middel van maatwerk, samenwerking, draagvlak creëren en het gezamenlijk behalen van resultaten. Duurzaamheidsinitiatieven zullen worden gefaciliteerd en gestimuleerd en structureel ingebracht in gemeentelijk beleid en handelen. Zoals bijvoorbeeld de herontwikkeling van het vuilstort in Montfort en de gebiedsvisie voor het Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) waarin duurzame energieopwekking wordt gestimuleerd.

Handboek Bestemmingsplannen Roerdalen

Het college van burgemeester en wethouders heeft een Handboek Bestemmingsplannen vastgesteld. In aanvulling op de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, zijn in dit Handboek voorstellen gedaan ten aanzien van de opbouw en presentatie van bestemmingsplannen binnen de gemeente Roerdalen. Deze afspraken hebben geen betrekking op de inhoud van het bestemmingsplan en zijn gebaseerd op het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid. De afspraken hebben tot doel meer eenheid te brengen binnen de verschillende bestemmingsplannen met dezelfde beleidsmatige inhoud. De afspraken sluiten aan bij de landelijke standaard zoals die verplicht is voorgeschreven in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 van het Minister van VROM.

Het handboek is in eerste instantie opgesteld voor de kernen, maar het handboek vormt ook zoveel mogelijk de basis voor de opzet van toelichting, regels en verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied. Daar waar in het buitengebied sprake is van specifieke problematiek zijn in het bestemmingsplan Buitengebied specifieke regels opgesteld.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan

In het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) wordt richting gegeven aan het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid , inclusief een concreet uitvoeringsprogramma. Het GVVP fungeert op de eerste plaats als een toetsingskader voor toekomstige reconstructie- en nieuwbouwplannen, anderzijds bevat het een uitvoeringsprogramma met concrete maatregelen, prioritering en kostenraming voor de komende vijftal jaren.

Het Verkeer- en Vervoerplan biedt de kaders voor nieuwe ontwikkelingen. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is het van belang dat de huidige wegen voorzien worden van een verkeersbestemming afgestemd op de bestaande situatie.

Gemeentelijk rioleringsplan

Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is vastgesteld in 2008. Het GRP is een voortvloeisel uit de GRP-en van de voormalige gemeenten Ambt Montfort en oud-Roerdalen. De in de vorige GRP-en gestelde doelen zijn voor het overgrote deel behaald. Op basis van de vorige GRP-en, de huidige regel- en wetgeving en verbrede zorgplicht per 1 januari 2008, zijn voor het GRP de volgende doelstellingen gesteld voor de rioleringszorg:

  1. 1. inzameling van het binnen gemeentelijk gebied geproduceerd stedelijk afvalwater;
  2. 2. doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
  3. 3. beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming in het openbaar gemeentelijk gebied;
  4. 4. het transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt;

waarbij:

  1. 5. ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem, grondwater worden voorkomen;
  2. 6. zo min mogelijk overlast voor de omgeving wordt veroorzaakt (in de breedste zin van het woord).

Deze doelen zijn verder uitgewerkt tot functionele en meetbare eisen.

In het GRP zijn voorwaarden voor het afkoppelen en infiltreren van hemelwater opgenomen. Bij het afwegen of ontwikkelingen die in het bestemmingsplan via een afwijkingings- of wijzigingsbevoegdheid wordt in het kader van de milieuhygiënische inpasbaarheid getoetst of aan de voorwaarden voldaan wordt.

Archeologie verordening

In opdracht van de gemeente Roerdalen is in 2010 door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Roerdalen onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0006.png"

Figuur 2.3 Archeologische verwachtingskaart Roerdalen

Deze kaart is vastgesteld op 11 november 2011 als onderdeel van de gemeentelijke archeologieverordening.

2.4 Conclusie

De beleidsopgaven uit de beschreven beleidsdocumenten vormden de uitgangspunten voor de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' en het hierin geformuleerde beleid voor het buitengebied van Roerdalen (zie hoofdstuk 5). Dit beleid is voor zover voor een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk of gewenst in dit bestemmingsplan vertaald.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke En Functionele Aspecten

3.1 Landschap

Het landschap in de gemeente Roerdalen is reeds eeuwen in cultuur en na een eerste grote ingebruikname tijdens de Romeinse tijd na de grote volksverhuizing in de Karolingische tijd wellicht deels opnieuw ontgonnen.

Ook in de middeleeuwen had elke hectare grond wel een functie ten behoeve van de (landbouw)economie. Alle 'woeste' gronden, bos, heide en water werden ieder op hun eigen wijze geëxploiteerd. Het huidige landschap is voor een groot deel een afspiegeling en een doorvertaling van dit vroegere gebruik dat, tot de komst van de kunstmest met zijn grootschalige ontginningen rond de vorige eeuwwisseling (1900), maar weinig veranderde.

Het vroegere landschap was sterk gebaseerd op bodem en waterhuishouding hetgeen zich ook nu nog vertaalt in het huidige landschap dat zodoende afleesbaar is gebleven en cultuurhistorisch grote betekenis heeft. Naast de hierdoor ontstane diversiteit, vergroot ook het cultuurhistorisch aspect de grote recreatieve betekenis van dit landschap.

Het landschap wordt allereerst onderscheiden in drie op verschillende niveaus gelegen typen:

  • een rivierdal, het Roerdal met iets hogere gronden, lagere weilanden en daarin weer oude stroomgeulen;
  • hogere zandgronden, met oude bouwlanden en beekdalen, maar ook jonge ontginningen tot landbouwgrond of naaldbos;
  • lagere zandgronden, vroegere vengebieden aan de voet van het hoogterras, meestal ontgonnen tot weiland;
  • een hooggelegen plateaugebied (hoogterras), waarop de Meinweg, die voor een beperkt deel ontgonnen is tot landbouwgebied en voor het overgrote deel ingeplant met naaldbos; ook is hier een gedeelte heide behouden.

Het Roerdal

Dit landschap wordt gekenmerkt door de grotendeels vrij meanderende Roer, vanouds begeleid door populieren en broekbossen in oude afgesneden armen waarvan de grootste het landgoed Hoosden betreft. Belangrijke karakteristiek is het ontbreken van bebouwing, uitgezonderd enkele kastelen en solitaire hoeven op hogere plekken aan de rand. In het dal komen ook meer uitgestrekte verhogingen voor. Deze vruchtbare open bouwlandgebieden, ohé's genoemd, overstromen alleen bij zeer hoge waterstanden en vormen mede de karakteristiek van het Roerdal.

Het dal is met steilranden ingesneden in het hogere zandgrondgebied.

De hogere zandgronden

Dit landschapstype is allereerst te verdelen in oud-cultuurlandschap en jonge ontginningen.

Het oude cultuurlandschap ligt het dichtst rond de dorpen en betreft enerzijds oude bouwlanden en anderzijds de licht ingesneden beekdalen. Bebouwing ligt hier vanouds op de rand van het Roerdal (Melick, Herkenbosch, Vlodrop, St. Odiliënberg) of op de rand van het dal van de Vlootbeek (Posterholt en Montfort).

De meeste oud-bouwlandgebieden, vaak velden geheten, bezitten nog hun karakteristieke openheid; bebouwing alleen aan de rand op de overgang naar beekdal of andere soms later ontgonnen laagte. Voorbeelden liggen op veel plekken rond en tussen de dorpen. Veel wegen lopen gebogen en volgen het microreliëf.

Een karakteristiek open oud-bouwlandgebied betreft het Linnerveld, tussen Herten-Linne en Lerop-St. Odiliënberg. Hier komt een apart gebogen reliëf voor; het betreft nu relatief hoog gelegen met zand afgedekte fossiele Roermeanders van een zogenaamd vlechtend riviersysteem. Dit gebied reikt in feite van het huidige Roerdal tot aan het huidige Maasdal.

Ook een deel van het Munnichsbos is oud cultuurland en mede daardoor een hoogwaardig loofbos met een indrukwekkend bomenbestand. Uniek in de regio Midden-Limburg.

Het dal van de Vlootbeek is eigenlijk een Roerdal uit vroegere tijd, ook grotendeels vrij van bebouwing met langs één rand de ontginningsweg, het straatdorp Posterholt, met vanuit de vroegere boerderijen opstrekkende kavels op het oude bouwland tot de grens met Vlodrop. In Duitse literatuur benoemd als Waldhofensiedlung.

De dalen van Rode Beek en Boschbeek zijn de navelstrengen waarmee het Meinweggebied verbinding heeft met het oude cultuurlandschap.

In het hogere zandgrondengebied zoeken deze dalen hun weg naar het dal van de Roer. De Rode Beek is een van de meest natuurlijke beken van Nederland, meandert deels geheel vrij door een met loofhout bebost dal, herbergt twee watermolens en is in de benedenloop natuurlijk heringericht. De Boschbeek passeert, zodra hij de Meinweg verlaat, een camping en stroomt als gegraven sloot door ontgonnen open laagtes naar een uitstulping van het Roerdal, die is gevuld met broekbos en uitgeturfde vennen.

De jonge ontginningen betreffen zowel agrarische als bosgebieden. De verkaveling is rechtlijniger en grootschaliger dan in het oude cultuurland. Op de vrij vlakke iets hoger gelegen ontginningen treffen we meer verspreide bebouwing aan zoals ten zuidoosten van Montfort met beplantingen voornamelijk langs wegen. De lage broekgebieden, vroegere vennen, liggen meestal ingesloten tussen stuifzandheuvels die bebost zijn met naaldhout. Deze broekgronden zijn meestal nog steeds vrij nat, kenmerken zich door openheid, liggen in weiland en herbergen soms nog venrestanten of al nieuwe natuur. Voorbeelden zijn de Meer, Schrevenhofsbroekje en de voormalige vengebieden rond de kasteelruïne Montfort. Ook het nu deels beboste recreatiecentrum bij Posterholt ligt in een voormalig ven.

Waar de vroegere heidegronden te arm of al verstorven waren, is meestal ontgonnen tot naaldbos. Deze thans 70 tot 100 jaar oude boscomplexen vormen nu aantrekkelijke wandelgebieden met een gevarieerde onderbegroeiing waarbij bewust meer loofhout wordt ingevoerd, zowel uit ecologisch als recreatief oogpunt. Deze bossen worden op iets grotere afstand van de oude dorpskernen aangetroffen, waarbij het opvalt dat de stuifzandgebieden relatief dichter bij de bron liggen: waar veel plaggen werden gestoken ging het sneller stuiven. Voorbeelden zijn de Zandbergen bij Herkenbosch en 't Sweeltje bij Montfort. Niet verstoven boscomplexen sluiten onder andere aan bij het Meinwegplateau.

Aparte aandacht verdient het landschap rond de kasteelruïne Montfort. Deze vanouds indrukwekkende burcht lag op een iets hogere landtong in het dal van de Vlootbeek tussen uitgestrekte moerassen. Deze zijn eerst 'uitgeturfd' tot grote vennen en veel later ontwaterd tot landbouwgrond en parkachtige tuin. Van het kasteel is thans een 19e-eeuwse jachttoren herbouwd tot bezoekerscentrum. De voormalige vennen zijn open weilanden omringd door bos. Stichting het Limburgs Landschap, de gemeente Roerdalen en Stichting Kasteel Montfort hebben het voornemen een deel van deze omgeving in oude staat terug te brengen.

De lagere zandgronden

Deze liggen aan de voet van het hoogterras, tussen de hogere zandgronden en de helling omhoog.

Het is een smalle strook landschappelijk open gebied, meestal weilanden, met een enkele ontginningsboerderij. Deze zone zet zich vanaf het noorden voorbij het Roerdal met het Esbroek voort naar het zuiden, maar komt hier niet meer op grondgebied van Roerdalen.

Soms zijn venrestanten achter gebleven zoals het Melickerven of wordt getracht natuur terug te brengen.

Het Plateaugebied

Dit grotendeels bebost gebied loopt in drie terrassen 50 m omhoog en was vroeger gemeenschappelijk in gebruik als bos en heide bij dorpen aan beide zijden van de landsgrens. In Roerdalen bij Melick, Herkenbosch en Vlodrop.

Op het plateau bevindt zich een laat ontgonnen grootschalig open landbouwgebied op lössachtige leemgrond.

Het bosgebied bestaat vrijwel geheel uit naaldhout, waarin thans ook loofhout en open ruimte voor de natuur wordt ontwikkeld. Plaatselijk resteren nog hakhoutpercelen zoals op de Steenheuvel waar recent Celtic Fields zijn ontdekt.

Ook liggen op het plateau nog 2 schachten van de nooit in exploitatie genomen Beatrixmijn.

Een tweetal grote heideterreinen bevat nog originele vennen waarin vroeger plaatselijk turf werd gewonnen en die nu van grote betekenis zijn voor reptielen en amfibieën. De heide wordt getooid met prachtig doorgegroeide veelstammige eikenhakhoutstobben.

Opgave voor het bestemmingsplan

Bescherming van landschappelijke waarden door:

  • behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke waarde van het buitengebied, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bossages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen en steilranden langs waterlopen en bouwlanden. Uitgangspunt voor de te behouden waarden zijn de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' en het gemeentelijk Groenstructuurplan;
  • beoordeling en afweging of ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op het landschap en inpassing van ontwikkelingen in het landschap.

3.2 Flora En Fauna

Soorten

Flora en vegetatie

Waardevolle vegetaties komen met name voor in het Meinweggebied, de Lüsekamp, alsmede het Roerdal en het Vlootbeekdal. Het Meinweggebied met aansluitend daaraan de Lüsekamp is een grootschalig natuurgebied met bos, heiden en veenmoerassen.

  • Bos en heide

De belangrijkste bosvegetaties in Roerdalen zijn de oude vochtige loofbossen in het Meinweggebied, de Lüsekamp en in het Vlootbeekdal en Roerdal. De volgende vegetatietypen komen voor: eiken-haagbeukenbos, essen-iepenbos, elzen-essenbos, vogelkers-essenbos, beuken-eikenbos, elzenbroekbos en wilgenbroekbos. Verder moeten nog de oude droge bossen tussen Montfort en Rozendaal genoemd worden.

Een groot deel van de boscomplexen heeft een gevarieerd aanbod aan boomsoorten. Enkele complexen zijn voornamelijk bebost met grove den: Sweeltje, Reutje, 't Zittert, Reigershorst en het Boord. Het Hoosden en Overen (els), Aerwinkel (eik) en Munningsbosch bestaan voor een groot deel uit loofbos. Rozendaal, Linnerheide en Frymerson zijn gevarieerd qua boomsoortsamenstelling. Hierbij is veelal ingespeeld op de gevarieerde bodemopbouw.

Het grootste deel van de bossen bestaat uit ongemengd bos qua leeftijd en soortensamenstelling. Er is echter een ontwikkeling gaande richting gemengd naald-/loofbos en gemengd loofbos. In de onderetage en struiklaag worden soorten aangetroffen die op een ontwikkeling naar het van nature thuishorende bostype wijzen.

Kwetsbare bosranden komen voor waar akkers direct aan het bos grenzen. Dit is het geval langs het Sweeltje en bij de Kranenpoel, maar vooral bij de vele bosjes tussen Reutje, Holst en Paarlo. Met name bij Aerwinkel is er een floristische waardevolle kwetsbare bosrand.

De meer zeldzame kruiden, als goudveil en boshavikskruid, zijn te vinden in de voedselrijke elzenbroekbossen, wilgenvloedbossen en hardhoutooibossen in laag gelegen gebieden of periodiek overstroomde of waterverzadigde bodems. Voorkomend in de bossen van het Meinweggebied zijn de adelaarsvaren, valse salie, zachte witbol, hennepnetel, vingerhoedskruid, framboos, hulst en drienerfmuur. De aanwezigheid van de adelaarsvaren, bosbes, hengel en liggend walstro wijst op een hoge ouderdom van bosgroeiplaatsen. In het Meinweggebied voorkomende kwetsbare mossoorten zijn de Orthotricum striatum, de Sphagnum compactum en Odonto schisma sphagni.

Heide, met als hoofdsoort de struikheide, komt met name voor in het Meinweggebied en bestaat, afhankelijk van de vochtigheid van de bodem, uit een droge variant (met onder meer pilzegge en tandjesgras, bij degradatie overgaand in bochtige smele) en een vochtige variant (met gewone dopheide en pijpestrootje; bij degradatie overheerst pijpestrootje). De droge variant biedt tevens ruimte aan bijzondere soorten als fraai hertshooi en de kleine pimpernel.

Vennen, moerassen en waterlopen

Voorkomend in het plangebied zijn de, soms verlandende, vennen met waterlelie en riet, alsmede de verschillende waterplantengemeenschappen. De vennen zijn ontstaan door turfafgravingen in het hoogveen. Verschillende zeggesoorten zijn hier kenmerkend, zoals de blaaszegge en de draadzegge.

Veenmoerassen vertegenwoordigen vaak een hoge natuurwaarde en komen met name voor in het Meinweggebied en de Lüsekamp; het gaat onder meer om het Hoogveenverbond, het Dopheideverbond, het Snavelbiesverbond, de Veenmos-Draadzegge-associatie, gagelstruweel en verschillende waterplantengemeenschappen. Draadzegge is een goede indicator voor mesotrofe (kwel-afhankelijke) plassen in veen- en heidegebieden. Onder mesotrofe omstandigheden komt de soort namelijk vrij algemeen voor. Andere soorten, die hiervan profiteren zijn de blonde zegge, slangewortel en knopbies.

Waardevolle oevers en watervegetaties, als gevolg van kweluittreding, komen vooral voor in het Vlootbeekdal, bij Eerselen en het Grootbroek.

Delen van de Rode Beek en de Boschbeek zijn als tamelijk ongerept te beschouwen. Verschillende plantensoorten zijn afhankelijk van stromend water. In Roerdalen komen langs beken een aantal dergelijke plantensoorten voor. Voor beekdalen in Brabant en Limburg geldt algemeen dat het voorkomen van soorten uit het elzen-vogelkersverbond het beste bewaard is gebleven. De slanke sleutelbloem is hier een voorbeeld van. Ook aangetroffen in Roerdalen is het duizendknoopfonteinkruid, een vrij zeldzame plantensoort, die indicatief is voor voedselarm ondiep stromend water.

Natuurlijke en half-natuurlijke graslanden

Vochtige tot natte graslanden bestaan in hoofdzaak uit de beemdgras-raaigrasweiden of de vochtige kamgrasweiden; de hooilanden ook wel uit vegetaties van het Dotterverbond of (sporadisch en fragmentarisch) het Grote Zeggenverbond. Bij omschakeling van weiland naar hooiland ontstaan veelal vegetaties van de pijpestrootjes-orde. Schrale plekken zijn vrij zeldzaam geworden. Roerdalen herbergt een aantal zeldzame soorten van schrale plekken, zoals de gevlekte orchis en echt walstro. Schraalgraslanden komen met name voor in de Lüsekamp.

Agrarisch gebied en landschapselementen

Grote delen agrarisch gebied zijn in gebruik als bouwland voor de landbouw. Hoewel ecologisch niet verder geduid, kunnen ook hier hoge ecologische waarden voorkomen. Deze zijn floristisch gezien doorgaans gebonden aan de perceelsranden, maar ook de (kleine) landschapselementen.

Door de Stichting IKL zijn voor het buitengebied van de gemeente Roerdalen alle landschapselementen in kaart gebracht. Het gaat hierbij onder meer om bosopstanden, houtwallen en -singels, (groepen van) bomen, lanen, steilranden etc.

De verschillende landschapselementen zijn zowel visueel-landschappelijk als ecologisch van belang. Behoud van deze elementen, en waar mogelijk uitbouw, is dan ook van groot belang voor het ecologisch functioneren van het buitengebied. Deze landschappelijke elementen worden in het bestemmingsplan beschermd door een omgevingsvergunningstelsel.

Fauna

Zoogdieren

De natuur in de gemeente Roerdalen herbergt een aantal voor Nederland bijzondere soorten zoogdieren. Meer algemene soorten als haas, konijn, ree, vos en bunzing, maar ook meer zeldzame soorten als hamster, bever, wild zwijn, steenmarter en das komen voor.

De das vormt de meest kwetsbare soort en geldt in belangrijke mate als indicator voor een goede ecologische toestand. De das houdt van afwisselend agrarisch gebied met veel landschapselementen. Landelijk is er momenteel een toename van het aantal dassen, nadat in de tweede helft van de vorige eeuw er sprake was van een sterke afname. Het is voor de das van groot belang dat met name het gebied bij de Roer qua karakter behouden blijft. Een dassenleefgebied bestaat uit voedselrijke landbouwgronden in de nabijheid van reliëfrijke bosjes voor de burcht.

Naast de das, moet ook de hamster als bijzondere soort voor Roerdalen worden genoemd. Het plangebied vormt de noordelijkste vindplaats van de hamster in Nederland. Dit knaagdier komt voor op het Linnerveld en het Holsterveld-Vlodropperveld. De akkers op de löss en leembodems vormen een geschikte biotoop. Mede door het kleinschalige karakter en de aanpassingen in bewerken van deze gebieden blijven deze geschikt voor de hamster.

Het wilde zwijn komt als standwild voor op drie plaatsen in Nederland. Naast de Veluwe en de Millingerwaard is dit het grensgebied tussen Vlodrop en Swalmen. Het wilde zwijn komt voor in verschillende landschapstypen, maar zijn voorkeur is halfopen waterrijk gebied met loofbossen en landbouwgronden. Het naast elkaar voorkomen van bossen, heiden en agrarisch land en de verspreid liggende wateren vormt in Roerdalen een goede biotoop.

Voor de bever en de otter zijn de Maas en Roer geschikte leefgebieden. De otter is evenwel nog niet teruggekeerd in het gebied, maar de bever is duidelijk aan een opmars bezig in het Maasdal en het Roerdal. De belangrijkste bedreigingen voor deze dieren vormen watervervuiling en uitbreiding van verstedelijking (onder andere Roermond).

Tenslotte moeten in dit verband nog de vleermuizen genoemd worden. In het Munningsbosch, Aerwinkel en Zittard komen verschillende soorten vleermuizen voor. De Roer vormt eveneens belangrijk jachtgebied voor bijvoorbeeld de watervleermuis. Maar ook agrarische gebieden zijn belangrijk als voedselgebied voor vleermuizen. Vaak vormen boerderijen en schuren in het buitengebied belangrijke vestigingsplaatsen. De woonkernen zijn voornamelijk van belang als winterverblijfplaats. Ook voor vleermuizen is het van belang dat het kleinschalige landschap behouden blijft. Met name bosranden en houtwallen zijn daarbij belangrijke elementen.

Avifauna

Het buitengebied van Roerdalen kenmerkt zich door een afwisseling van landbouwgrond, bos en natte heide, graslanden en moerassige gronden. Dit is een zeer interessant gebied voor veel soorten vogels.

De meest waardevolle gebieden in de gemeente zijn vochtige oude bossen (voor bosvogels, waaronder roofvogels), alsmede droge bossen met heide en vennen. Een aantal bijzondere soorten broedvogels worden aangetroffen op moerassige plekken met dichte begroeiing of langs verlandingszones langs meren en beken. Dergelijke biotopen zijn voornamelijk in het Meinweggebied aanwezig. De waterral is een typische moerasvogel en broedt in Roerdalen. Een andere bijzondere soort die hier voorkomt is de sprinkhaanrietzanger. De grauwe kiekendief is een vrij zeldzame (moeras) roofvogel in Nederland, maar is in Roerdalen aangetroffen. In de wilgenbosjes in verlandingszones, maar ook bij moerassige ruigten komt de blauwborst, voor mits de bosjes niet te dicht zijn. Ook elders komen vochtige bossen voor, waarbij in het bijzonder het landgoed Hoosden en gebied Voorst vermeldenswaard zijn. Het merendeel van dit 65 ha grote landgoedbos is elzenbroekbos. De loofbosvogelgemeenschap is goed ontwikkeld. Kenmerkende soorten zijn: appelvink, boomklever, glanskop, groene specht, kleine bonte specht, nachtegaal, wielewaal, zwarte specht, bosuil, buizerd, havik en steenuil, torenvalk en wespendief.

Voorst

Het gebied Voorst betreft een kleinschalig landschap tussen Posterholt en de Nederlands-Duitse grens. In het gebied liggend twee loofbossen in een vrij vochtige omgeving. Vrijwel alle soorten die zijn gebonden aan goed ontwikkeld oud loofbos zijn in Voorst aangetroffen. Het betreft territoria van appelvink, boomklever, glanskop, grauwe vliegenvanger, havik, kleine bonte specht, wespendief, nachtegaal, sprinkhaanrietzanger en wielewaal. De geelgors, grasmus en steenuil zijn vertegenwoordigers van het kleinschalige cultuurlandschap. Verder zijn de territoria van de tortelduif en de putter vermeldenswaardig. Op Meinwegplateau is een pleisterplaats voor kraanvogels.

Ook de bossen op de zandgronden herbergen veel soorten. Bijna alle spechtensoorten komen voor, waaronder de zwarte specht en de groene specht. In het bijzonder het IJzerenbosch bij Susteren en het Munningsbosch bij Posterholt zijn in avifaunistisch opzicht van grote waarde. Zo telt het Munningsbosch circa 550 ha waarin bossen als het Sweeltje, Putbroekerbos en Aerwinkel zijn verenigd. Circa 100 ha bestaat uit goed ontwikkeld loofbos en de rest uit vrij arm naaldbos. Het loofbos behoort tot de beste bossen van de regio. Er werden veel territoria gevonden van boomklever, glanskop, grauwe vliegenvanger, kleine bonte specht, matkop, nachtegaal en vuurgoudhaan. Het Putbroekerbos ligt net ten zuiden van het plangebied. Slechts enkele delen van het naaldbos zijn als waardevol te kenmerken door de veelvuldige aanwezigheid van algemene soorten als kuifmees en zwarte mees. Kleinere aantallen werden gevonden van soorten als goudvink, kruisbek, groene en zwarte specht, sperwer, boomvalk, bosuil, buizerd, havik, torenvalk en wespendip. Kapvlakten en bosranden worden bevolkt door boomleeuwerik, boompieper en geelgors.

Een ander interessant bosje is de schietbaan. Het betreft een gemengd bosje in het Linnerveld. Door de goed ontwikkelde vegetatiestructuur (kruid-, struik- en boomlaag) is het een vogelrijk gebied met soorten als glanskop, grauwe vliegenvanger, kleine bonte specht, nachtegaal, geelgors, buizerd en havik.

In wat meer open en drogere gebieden, zoals heiden en extensief gebruikte graslanden, komen de nachtzwaluw, graspieper en de roodborsttapuit voor. Aan de bosrand of in open loofbossen met grazige bodem is de draaihals te vinden. Een andere vrij bijzondere soort die in Roerdalen broedt is de grauwe klauwier. Deze broedt in open terrein met dichte bosschages.

Voor soorten die gebonden zijn aan stromend water is vooral het Roerdal tussen Vlodrop en Linne van belang. De Roer meandert op dit traject door het landschap en is, als gevolg van de aanwezige oude rivierarmen, in het bijzonder aantrekkelijk voor soorten die gebonden zijn aan stilstaand of zwakstromend water. Het gebied biedt broedgelegenheid aan soorten als de meerkoet, waterhoen, knobbelzwaan, grauwe gans, wintertaling en rietgors.

Bruggen bieden onderdak aan de grote gele kwikstaart en de steile oevers zijn geschikt voor ijsvogels en oeverzwaluwen. Op ruige oevers worden grasmussen en bosrietzangers aangetroffen. Verder bieden de verspreid voorkomende loofbosjes gelegenheid voor appelvink, boomklever, groene specht, kleine bonte specht, nachtegaal en wielewaal. De rijkdom van het gebied komt tot uitdrukking in de grotere aantallen boomvalken, steenuilen, kerkuilen, patrijzen, kramsvogel en putter.

Ten slotte is ook het agrarisch gebied voor vogels van belang. De afwisseling van bossen met cultuurland met houtsingels is belangrijk voor veel vogelsoorten. Hier komen onder andere patrijzen, putters en kramsvogels voor. De gebieden langs de Vlootbeek en de Roer zijn divers van karakter (onder andere door de aanwezigheid van oppervlaktewater en moerassen) en vormen daarmee biotopen voor diverse vogelsoorten als grote gele kwikstaarten, oeverzwaluwen en ijsvogels.

Bijzondere vermelding verdient in dit opzicht het gebied Eerselen. Dit voormalige broekgebied heeft thans een goed ontwikkelde akker- en weidevogelgemeenschap. Hier bevinden zich vrij hoge dichtheden van grasmus en veldleeuwerik. Deze twee soorten duiden op de aanwezigheid van kleine landschapselementen zoals lanen, ruigten en overhoekjes. In Eerselen komen landelijk bedreigde soorten voor als watersnip, grauwe gors, kwartel, paapje, kneu, boompieper, wielewaal, boomleeuwerik, groene specht, putter, geelgors en patrijs. Daarnaast heeft het gebied, vergelijkbaar met het Reigersbroek, grote betekenis als foerageergebied voor wespendief, havik, sperwer, ransuil, bosuil en steenuil.

Samenvattend kan gesteld worden dat voor veel vogels de vochtige loofbossen, wateren en moerassen van groot belang zijn. Daarnaast zorgen de kleinschalige afwisseling van bossen met heide, graslanden en de verspreid voorkomende houtwallen en bosjes voor een groot en gevarieerd leefgebied voor veel soorten, waarvan een aantal bijzondere in Nederland.

Vissen, amfibieën en reptielen

In het Roerdal, Vlootbeekdal, Rodebeek, Leigraaf, Turfkoelen en Maasdal enerzijds en in het Meinweggebied anderzijds komen belangrijke populaties amfibieën voor. Voor reptielen zijn, naast de genoemde gebieden, nog de Linnerheide en de bosgebieden tussen Montfort en Echt belangrijk. De bekeken zijn ook visrijk. In de Roer komen wel 50 verschillende soorten vissen voor.

Amfibieën hebben een afwisselende biotoop nodig en komen derhalve veel voor op overgangen met een structuurrijke vegetatie. De aanwezigheid van, niet sterk stromend, water is belangrijk voor de voortplanting. Op sommige plaatsen komen meer dan 6 soorten per uurhok voor, wat een zeer hoge score is. Een aantal soorten is vrij algemeen, zoals de kleine watersalamander en groene kikker. Meer bijzondere soorten, die in Roerdalen voorkomen, zijn heikikker, knoflookpad, poelkikker, kamsalamander en vinpootsalamander.

In Nederland komen in totaal 5 soorten hagedissen voor. De meeste komen in Limburg voor. In het plangebied zijn adder, hazelworm, zandhagedis en levendbarende hagedis aangetroffen.

De populaties in de eerste drie genoemde gebieden bestaan uit diverse soorten zoals de knoflookpad, de alpenwatersalamander, de hazelworm en de levendbarende hagedis. Deze soorten zijn gebonden aan natte en droge gebieden en voedselrijke wateren. Het Meinweggebied is eveneens van groot belang voor amfibieën en reptielen. Met name voor de adder is dit gebied van bijzonder belang, omdat deze soort elders in Limburg niet voorkomt. De adder staat op de Rode Lijst als bedreigd tot ernstig bedreigd. Ook de heikikker en gladde slang zijn ernstig bedreigde diersoorten die hier voorkomen. De heikikker komt vooral voor op vochtige of natte heidevelden, op voedselarme plaatsen. De gladde slang komt het meeste voor in wat drogere heidegebieden en vennen. Rust in het leefgebied is voor deze soort van groot belang.

Insecten, dagvlinders

Voor veel dagvlinders is het belangrijk dat er binnen een klein oppervlak een bepaalde landschaps- en vegetatiestructuur aanwezig is, die aan enkele levensbehoeften voldoet. De vlinder heeft dit nodig om zich ruimtelijk te oriënteren, ze heeft waardplanten nodig om eitjes af te zetten en planten om nectar van af te nemen. Daarom is een kleinschalig landschap, met bosjes, houtwallen en bloemrijke graslanden en met veel overgangen over het algemeen ideaal. Dit verschilt echter per soort.

Binnen het plangebied zijn met name het Meinweggebied, het Vlootbeekdal en het Roerbeekdal van belang voor vlinders. Dit komt door de aanwezigheid van soortenrijke bosranden en bloemrijke graslanden en bermen. De meeste soorten vlinders, die in Roerdalen worden aangetroffen zijn algemene tot zeer algemene stand- of trekvlinders.

Het Meinweggebied springt er uit als gebied waar juist meer zeldzame soorten voorkomen: maasblauwtje, pimpernelblauwtje en donker pimpernelblauwtje. Beide laatstgenoemde soorten zijn echter eind jaren '70 uitgestorven in Nederland. Ze worden in heel Europa met uitsterven bedreigd. Herintroductie is mogelijk, maar dan moeten speciaal natte hooi- en graslanden extensief worden beheerd. Andere bijzondere soorten, die in Roerdalen werden aangetroffen zijn de bruine eikepage en het veenhooibeestje. De eikepage komt vooral voor in lagere (eiken)bosschages, meestal de wat drogere terreinen. Het veenhooibeestje is karakteristiek voor natte heiden, moerassen en hoogvenen. Dergelijke gebieden in de beekdalen van Roerdalen vormen dus een zeer geschikte biotoop. De leefgebieden voor vlinders als het veenhooibeestje zijn echter zeer geïsoleerd in Nederland, hetgeen een bedreiging kan vormen voor het voortbestaan van de soort.

Algemeen is er een achteruitgang van dagvlinderfauna. De belangrijkste oorzaken zijn:

  1. 7. biotoopvernietiging van heide, houtwallen, bosjes, bloemrijke extensief beheerde graslanden, vennen en dergelijke;
  2. 8. verdroging van natte natuurgebieden;
  3. 9. intensivering van agrarisch grondgebruik, met als gevolg een afname van voedselarme biotopen en ruigten langs akkers;
  4. 10. isolatie van leefgebieden door versnippering en verkleining.

Natura 2000

In het plangebied zijn twee Natura 2000-gebied gelegen: Meinweg en Roerdal. Deze gebieden worden beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Aangezien deze wet een externe werking kent dienen ook ingrepen buiten beschermde gebieden getoetst te worden in het kader van deze wet. Het is verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die – gelet op de instandhoudingsdoelstelling – de kwaliteit van het gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben. Voor vergunningverlening is dan een habitattoets nodig waarin wordt aangetoond dat significant negatieve effecten niet zullen optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0007.png"

Figuur 3.1 Natura 2000-gebieden

Opgave voor het bestemmingsplan

Bescherming van ecologische waarden door:

  • bescherming van de waardevolle en gevoelige gebieden Nationaal Park de Meinweg en de beekdalen (Roerdalen en Vlootbeekdal;
  • bescherming van ecologische waarden in het algemeen en in de ecologische hoofdstructuur in het bijzonder (zie paragraaf 4.4).

3.3 Cultuurhistorie En Archeologie

In de regio zijn vele restanten van de bewoningsgeschiedenis in de grond bewaard gebleven. Het gaat bijvoorbeeld om vuursteen (9000 jaar oud). Andere vondsten van latere periodes zijn geslepen vuurstenen bijlen, bronzen bijlen, een zwaard, potscherven, urnen met crematieresten en bijzondere voorwerpen zoals munten en sieraden. Nabij het Roerdal werd in het Linnerveld bij archeologische opgravingen de oudste tekening (op een steen) van Nederland gevonden.

In de middeleeuwen ontstonden vluchtbergen en zogenaamde boerenschansen in moerassen en langs rivieren en beken waar in tijden van nood de bevolking en het vee naar toe konden vluchten. De 'bolberg' bij Posterholt, naast de tegenwoordige Leigraaf, is een voorbeeld.

Ook in het dal van de Rode Beek tussen de Keulsebaan en Vlodrop Station, bevinden zich restanten van een dergelijke versterking met grondwallen. Daarnaast zijn er binnen de gemeente nog vele kastelen, landgoederen, hoeves en typisch Limburgse boerderijen van recenter datum te vinden. Vermeldenswaardig is vooral de kasteelruïne van Montfort, in 1263 verkreeg Montfort al stadsrechten. Voorbeelden van kastelen en landhuizen zijn Kasteel Daelenbroek bij Herkenbosch en het Stenen Huis bij Vlodrop, Huis Frymerson en Huis Hoosden bij St. Odiliënberg, landgoed Rozendaal bij Montfort en landgoed Aerwinkel bij Posterholt/Reutje.

Tot slot bevinden zich vele karakteristieke boerenhoeves binnen het plangebied waarvan de hoeve De Voorhof (bij de kasteelruïne Monfort), de Oudenhof, Borgshof en De Donk bij Posterholt, de Tonnedenhof bij Melick, de Beatrixhof bij Herkenbosch en de hoeves Moorsel en de Triest bij Vlodrop.

Er wordt onderscheid gemaakt in historisch grondgebruik, occupatiegeschiedenis en archeologie.

Grondgebruik

Het plangebied omvat een landschap dat van oudsher sterk agrarisch van aard is. Grote delen van het gebied waren lange tijd ook voor het landbouwkundige gebruik niet geschikt, hetzij omdat ze hiervoor te droog waren (hooggelegen stuifzandgebieden) hetzij omdat ze daarvoor te nat waren (laaggelegen broekgebieden). De kernen liggen, van oudsher op de overgangen tussen hoog en laag, tussen droog en nat.

In de loop van de eeuwen is het grootste deel van de gronden in agrarisch gebruik geraakt, mede doordat veel van de gronden voor akkerbouw geschikt waren. In het algemeen was sprake van een gemengde agrarische bedrijfsvoering van akkerbouw en veehouderij. Naast de bouwlandcomplexen met hun es-achtige verkaveling (met daarop aansluitende straatdorpen en -gehuchten) naast de weidegronden in de beekdalen en in andere laaggelegen plekken in het landschap, bleven nog grote complexen woestliggende gronden over. De natte gebieden werden als weidegronden voor het vee en als hooiland gebruikt. De uitgestrekte heidegebieden werden vaak gezamenlijk gebruikt voor het weiden van schapen en winnen van plaggen en strooisel ten behoeve van de verbetering van de bouwlanden.

Op de allerdroogste delen werd, eind vorige eeuw en begin deze eeuw, bos aangeplant voor mijnhout om zandverstuiving te voorkomen.

Occupatiegeschiedenis

Grote delen van het plangebied zijn reeds eeuwenlang in agrarisch gebruik, waarbij nederzettingen in eerste instantie op de hogere gronden langs beken en rivieren zijn ontstaan. De oeverwallen van de grote rivieren waren van oudsher geschikte landbouwgronden en waren relatief vrij van de invloed van de rivier. Wel waren de rivieren van groot belang voor het onderhouden van handelsbetrekkingen.

Limburg kent in ieder geval sinds de Romeinse tijd een vestigingsgeschiedenis. Melick is als Mederiacum bekend van de Peutingerkaart, een middeleeuwse kopie van een Romeinse kaart uit de 4e eeuw. Op de Lorberg in Melick is een Romeinse villa gelokaliseerd en op de overgang akkergebieden-vroegere heide zijn in Melick Romeinse grafvelden gevonden.

Recent werd langs de Vlootbeek bij Montfort een grote muntvondst gedaan uit de Romeinse tijd. Op de Steenheuvel in de Meinweg zijn recent Celtic Fields, prehistorische akkercomplexen ontdekt.

Ook is van St. Odiliënberg bekend dat dit al in de 8e eeuw is ontstaan als koningsgoed van de zogenaamde Pippinieden, een Frankische adellijke familie die diverse landgoederen heeft opgebouwd in noordelijke richting langs de Maas.

De aanwezigheid van een koningschap impliceert dat ook in die tijd al een agrarische samenleving aanwezig was waar het koningschap op was gebaseerd.

Archeologie

Het plangebied bestaat voor een deel uit gronden die reeds lang in gebruik zijn, zoals de gronden langs de Roer en de Vlootbeek. Het is dan ook niet verwonderlijk dat aan deze gronden door het RCE (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed) een hoge archeologische verwachtingswaarde wordt toegekend. In grote lijnen hebben alleen de echt laaggelegen gebieden (Roerdal en Lagere Zandgrondengebied) een lage verwachtingswaarde.

Binnen het plangebied liggen archeologisch waardevolle terreinen zoals deze zijn opgenomen op de archeologische verwachtingswaardenkaart. Het betreft in hoofdzaak vindplaatsen met steentijdvondsten. Daarnaast zijn er waarnemingen bekend uit andere perioden zoals de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen.

Opgaven voor het bestemmingsplan

  • Bescherming van de cultuur-historische landschappelijke waarden. Het betreft de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bossages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen en steilranden langs waterlopen en bouwlanden.
  • Bescherming van cultuurhistorische en archeologische waarden mede via omgevingsvergunningen. Basis hiervoor zijn de bescherming zoals deze in de vigerende bestemmingsplannen reeds zijn opgenomen en de archeologieverordening.

3.4 Recreatie En Toerisme

Huidige situatie

Naast de landbouw, is de recreatie een belangrijke en in betekenis toenemende economische functie in het buitengebied, onder meer door de aanwezigheid van verblijfsrecreatieve terreinen en de vele dagrecreatieve mogelijkheden.

In Roerdalen zijn diverse dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve voorzieningen aanwezig. Roerdalen heeft een redelijk groot-toeristich-recreatief aanbod waarbij het accent ligt op natuurbeleving en verblijfsparken. In de Structuurvisie wordt dan ook veel ruimte geboden aan recreatieve en toeristische ontwikkelingen binnen de gemeente.

Toekomstige ontwikkelingen

De recreatiemarkt is een continu veranderende markt. Recreatieondernemers passen het aanbod continu aan aan de veranderende vraag.

De huidige demografische en maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een verandering in de toeristisch recreatieve vraag. De komende jaren zal het aantal ouderen toenemen en het aantal jongeren juist afnemen. De verwachting is dat er meer belangstelling komt voor korte vakanties, de vraag naar kwaliteitshoreca toeneemt en er meer vraag komt naar korte onderscheidende recreatie en toerisme bij jongeren.

De toename van het aantal ouderen leidt tot een toename van het aantal korte vakanties. De groep ouderen is niet gebonden aan het hoogseizoen, gaat relatief veel in eigen land op vakantie, vraagt een goede kwaliteit van voorzieningen en heeft redelijk veel geld te besteden. Door het groter aantal korte vakanties neemt het aantal recreatiebewegingen toe. Door de multimediale toepassingen in huis is het verkrijgen van informatie over recreatie steeds gemakkelijker en sneller. Ook het milieuvriendelijk handelen en denken wordt van groter belang.

Voor de gezinnen en jongeren geldt dat recreatievoorzieningen vooral toegankelijk moeten zijn. In deze categorie zal het accent liggen op de groei van outdooractiviteiten en kwaliteit waarbij een divers aanbod van recreatieve voorzieningen van belang is. Vrije tijd wordt immer steeds kostbaarder.

De bijzondere kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied van Roerdalen maken dat het gebied zeer aantrekkelijk is voor recreanten. Dat biedt kansen voor een verdere ontwikkeling van de recreatiesector, zowel voor gespecialiseerde bedrijven als voor agrarische bedrijven die een recreatieve nevenfunctie willen ontwikkelen of uitbouwen.

Opgaven voor het bestemmingsplan

  • Ruimte bieden voor groei en productdifferentiatie van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen (zowel op kwantiteit al kwaliteit gericht).
  • Recreatie afstemmen op de draagkracht van natuur en landschap (via het 'kwaliteitsmenu').
  • Mogelijkheden bieden voor een divers aanbod van recreatieve nevenactiviteiten op agrarische bedrijven en bij burgerwoningen (dagrecreatieve voorzieningen, kleinschalig kamperen, bed & breakfast, recreatief nachtverblijf).

In de Structuurvisie is aangegeven welke mogelijkheden voor recreatieve ontwikkelingen de gemeente wil bieden binnen het plangebied. Deze mogelijkheden zijn beschreven in hoofdstuk 5 en 6.

3.5 Land- En Tuinbouw

In deze paragraaf worden de huidige agrarische situatie en het toekomstperspectief voor de agrarische sector in het buitengebied van de gemeente Roerdalen beschreven. Voor de landbouwkundige analyse is gebruikgemaakt van de gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek (www.cbs.nl).

Huidige situatie

De gemeente Roerdalen is van oudsher een agrarische gemeente. Op basis van het grondoppervlak per bedrijfstype, het aantal per bedrijfstype en het aantal bedrijven dat aan verbreding doet, wordt inzicht gegeven in de ontwikkelingen die in de periode 2000-2010 hebben plaatsgevonden en in de huidige situatie van de landbouw in de gemeente Roerdalen. Bij het interpreteren van de cijfers is het van belang te onderkennen dat het hier om trends gaat die de richting aangeven waarin de sector zich ontwikkelt. De jaren 2000 en 2005 zijn een optelsom van de voormalige gemeenten Ambt-Montfort en Roerdalen.

Tabel 3.1 Grondgebruik naar bedrijfstype in ha/m²

graasdieren en grasland (in ha) akkerbouw (in ha) tuinbouw open grond (in ha) tuinbouw onder glas (in m²) hokdieren totaal areaal grondgebruik (in ha)
2000 1843 2328 330 47.209 45.192 4777
2005 1881 2307 345 53.100 41.224 4643
2010 1800 2029 394 40.300 133.018 4398

Bron: © Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 06-12-2011.

Aantal bedrijven

Op basis van het grondgebruik is de akkerbouw de belangrijkste sector in het plangebied. In tabel 3.2 is een overzicht opgenomen van het aantal bedrijven. Uit deze tabel blijkt dat de akkerbouw ook in aantal de belangrijkste agrarische bedrijfstak vormt. In de afgelopen jaren is het aantal agrarische bedrijven in Roerdalen fors afgenomen (met circa 33%). Net als elders is ook hier sprake van een voortdurend proces van bedrijfsbeëindiging en schaalvergroting.

Tabel 3.2 Aantal bedrijven

met graasdieren of grasland met akkerbouw met tuinbouw open grond met tuinbouw onder glas met hokdieren totaal aantal bedrijven
2000 66 178 114 6 50 414
2005 50 147 86 4 38 325
2010 44 125 75 3 32 279

Bron: © Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen 06-12-2011.

Verbreding

De laatste jaren hebben steeds meer bedrijven, naast de agrarische hoofdtak, één of meer nevenfuncties in hun bedrijfsplan opgenomen. Het CBS houdt deze gegevens echter niet op gemeentelijk niveau bij, maar dit is ook in Roerdalen aan de orde is.

Verwachte ontwikkelingen

Schaalvergroting, verbreding en bedrijfsbeëindiging

Het buitengebied wordt gekenmerkt door een toenemende multifunctionaliteit. Binnen de agrarische sector, van oudsher de drager van de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied, heeft de afgelopen decennia veel verandering plaatsgevonden. Een deel van de bedrijven blijft zich volgens de klassieke wijze van landbouw ontwikkelen, waarbij verschuiving plaatsvindt van productieverhoging per hectare naar kostenbeheersing, extensivering en schaalvergroting. Daarnaast zijn er bedrijven die zich naast de agrarische productietak richten op verbreding van de landbouw in de vorm van nevenfuncties. Ten slotte vindt er jaarlijks bij 2 tot 3% van de bedrijven bedrijfsbeëindiging plaats. Voor deze bedrijven komt er een andere functie in de plaats, zoals wonen of een andere vorm van bedrijvigheid.

Verwacht wordt dat de ontwikkelingen van de afgelopen decennia zich in de toekomst zullen doorzetten. Veel agrarische bedrijven richten zich voor de toekomst op schaalvergroting. Dit is onder andere noodzakelijk door veranderende wet- en regelgeving (Algemene Maatregel van Bestuur 'Ammoniakemissie huisvesting veehouderijen' en het vervallen van de melkquota).

Intensieve veehouderij

Naar verwachting zal binnen de intensieve veehouderij tussen nu en 2013 een versnelde afname van het aantal bedrijven plaatsvinden. In 2013 moeten alle intensieve veehouderijen hebben geïnvesteerd in emissiearme stallen om te kunnen voldoen aan de Algemene Maatregel van Bestuur 'Ammoniakemissie huisvesting veehouderijen'.

Glastuinbouwbedrijven

De glastuinbouw is een sector met een hoge dynamiek en een relatief grote economische betekenis per oppervlakte-eenheid. Glastuinbouwbedrijven zullen daarom, ook in de toekomst, blijven groeien. De mogelijkheden voor groei in het plangebied zijn beperkt en gekoppeld aan het Kwaliteitsmenu.

Opgaven voor het bestemmingsplan

  • Behoud van alle aanwezige agrarische productietakken.
  • Voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor de bestaande grondgebonden veehouderijbedrijven, akkerbouwbedrijven en open grond tuinbouwbedrijven.
  • Voldoende ruimte bieden aan agrarische bedrijven om te kunnen voldoen aan milieu-, dierwelzijn- en gezondheidseisen.
  • Voor de intensieve veehouderijbedrijven zijn de mogelijkheden die het Reconstructieplan biedt (zie paragraaf 2.2.), leidend.
  • Mogelijkheden bieden voor verbrede landbouw.
  • Mogelijkheden bieden voor stoppende agrarische bedrijven (passende vervolgfuncties).
  • Landbouwontwikkelingsgebied (LOG) Montfort-Mariahoop ontwikkelen tot agrarisch duurzaamheidspark.

3.6 Niet-agrarische Bedrijven

Huidige situatie

In het buitengebied zijn diverse niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het gaat om agrarisch verwante bedrijven zoals een agrarisch hulpbedrijf, hoveniersbedrijf, en een landbouwmechanisatiebedrijf, maar ook om niet-agrarisch verwante bedrijven zoals tuincentrum, aannemersbedrijf en een constructiebedrijf.

Verwachte ontwikkeling

De niet-agrarische bedrijven hebben van oudsher een plaats in het buitengebied gevonden, maar veel van deze bedrijven zijn niet aan het buitengebied gebonden en horen in principe ook niet thuis in het buitengebied. Het beleid is er daarom op gericht een verdere ontwikkeling en groei van deze bedrijven tegen te gaan. Om deze reden zal het aantal bedrijven in de toekomst in principe niet mogen toenemen.

Conform het POL en de Structuurvisie 'Roerdalen 2030', mag het bebouwd oppervlak van bestaande niet-agrarische bedrijven worden uitgebreid met toepassing van het 'kwaliteitsmenu'.

Wel is er vraag naar nieuwe vestigingslocaties voor niet-agrarische bedrijven op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. In het toelatingsbeleid dient expliciet rekening te worden gehouden met de ruimtelijke en milieueffecten die hiermee samenhangen. Kleinschalige bedrijfsactiviteiten worden als vervolgactiviteit toegestaan rondom het LOG, aangezien recreatie en toerisme gezien de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van het LOG hier minder wenselijk zijn.

Een specifieke vorm van niet-agrarische bedrijven zijn de agrarische hulpbedrijven. Deze bedrijven nemen een bijzondere positie in het buitengebied in en zijn van grote betekenis, mede gezien de schaalvergroting in de agrarische sector. Met het oog op het belang van deze gebiedsgebonden agrarische hulpbedrijven, wordt in het ruimtelijk beleid rekening gehouden met dit belang en aan de agrarische hulpbedrijven passende ontwikkelingsmogelijkheden geboden.

Opgaven voor het bestemmingsplan

  • Een passende regeling bieden voor de bestaande niet-agrarische bedrijven.
  • Terughoudend omgaan met het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden aan bestaande niet-agrarische bedrijven.
  • Ruimte bieden om onder voorwaarden de vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven in vrijkomende bedrijfscomplexen mogelijk te maken.
  • Ruimte bieden om onder voorwaarden de vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven in vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen mogelijk te maken.
  • Passende ontwikkelingsmogelijkheden bieden aan gebiedsgebonden agrarische hulpbedrijven.

3.7 Wonen En Volkshuisvesting

Huidige situatie

In het plangebied komen zowel burgerwoningen als (agrarische en niet-agrarische) bedrijfswoningen voor. De veelvormige woonbebouwing is, al dan niet in een regelmatig terugkerend patroon, verspreid in het gehele plangebied aanwezig. Een aantal woningen dat thans door burgers wordt bewoond, maakte oorspronkelijk deel uit van een (voormalig) agrarisch bedrijfscomplex.

Verwachte ontwikkelingen

Uit demografische gegevens is gebleken dat krimp grote gevolgen zal hebben voor Roerdalen. De verwachte krimp zal forse effecten op de woningmarkt hebben. Volgens de prognose neemt in Midden-Limburg de woningbehoefte al vanaf 2025/2029 af. Herstructurering en een andere kwalitatieve samenstelling van de woningvoorraad is noodzakelijk.

Opgaven voor bestemmingsplan

  • Met het oog op het woningoverschot worden nieuwe woonvormen in het buitengebied niet gestimuleerd.
  • In het buitengebied vindt, net als in de kernen, geen permanente bewoning plaats van vakantiehuizen en recreatiemiddelen. Ook worden er geen nieuwe burgerwoningen in het buitengebied mogelijk gemaakt. Bij noodzaak is een bedrijfswoning wel mogelijk.
  • Op het niet mogelijk maken van burgerwoningen wordt een uitzondering gemaakt in het geval maximaal drie inpandige woningen (afhankelijk van de bebouwing) noodzakelijk zijn om cultuurhistorische bebouwing te behouden, als op de betreffende locatie recreatie, toerisme en zorg niet mogelijk is.
  • In het buitengebied zijn geen nieuwe landgoederen toegestaan via de Rood-voor-Groen regeling, wel met toepassing van de Natuurschoonwet. Dat gaat namelijk gepaard met de aanleg van nieuwe natuur en de opgelegde natuurdoelstellingen van Rijk en provincie zijn al hoog.
  • Andere functies, zoals ondergeschikte recreatie en toerisme en zorg, onder voorwaarden toestaan in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.

3.8 Karakteristieke Bebouwing En Monumenten

In het buitengebied zijn karakteristieke bebouwing en monumenten aanwezig. Het gaat onder andere om de Kastelen Daelenbroeck, Steenen Huys en Montfort en de Landgoederen Hoosden, Frymerson en Aerwinkel. Monumenten zijn beschermd via de Monumentenwet.

Opgaven voor bestemmingsplan

Monumenten hoeven niet extra beschermd te worden via het bestemmingsplan. Deze zijn reeds beschermd via de Monumentenwet. Het is wel gewenst dat monumenten behouden blijven en onderhouden worden. Om het beheer en onderhoud te ondersteunen, worden in het bestemmingsplan voor monumenten mogelijkheden opgenomen om onder voorwaarden woningsplitsing toe te staan. Deze mogelijkheid wordt niet alleen voor monumenten, maar ook voor cultuurhistorisch waardevolle panden geboden.

Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische En Overige Aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieuhygiënische aspecten beschreven en beoordeeld of het bestemmingsplan op de betreffende punten uitvoerbaar is. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

4.2 Bodem

Toetsingskader

In verband met de uitvoerbaarheid van een plan moet onderzoek worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Conclusie

Omdat het een consoliderend bestemmingsplan betreft, is er geen sprake van een functieverandering. Een bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Op perceelsniveau zal in het kader van de Wabo na het aanvragen van een omgevingsvergunning bodemonderzoek nodig zijn bij uitbreiding van bestaande (gevoelige) functies en op locaties waar de gemeente op basis van reeds uitgevoerde onderzoeken kennis heeft waar de bodem verontreinigd is.

4.3 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Roer en Overmaas, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) te realiseren en/of in stand te houden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's en wetgeving, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het Waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst.

Het Waterschap Roer en Overmaas is als integraal waterbeheerder in Zuid- en Midden-Limburg belast met beheer van het totale watersysteem in het werkgebied. Dit houdt in de zorg voor zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de oppervlaktewateren en de waterkeringen langs de Maas. Het beheer van de rioolwaterzuiveringsinstallaties met de bijbehorende infrastructuur wordt in opdracht van het Waterschap uitgevoerd door het Waterschapsbedrijf Limburg via een gemeenschappelijke regeling met het Waterschap Peel en Maasvallei. Het Waterschap heeft als regionaal waterbeheerder een eigen verantwoordelijkheid en een brede kijk op het waterbeheer. Daarbij acht het Waterschap zich wel in belangrijke mate gebonden aan het ruimtelijke en waterhuishoudkundige beleid van Rijk en provincie. Op basis van landelijke en provinciale beleidsuitgangspunten en na afweging van belangen, is het beleid voor het waterbeheer geformuleerd en geeft het Waterschap conform dit beleid uitvoering aan de waterschapstaken.

Huidige situatie - gebiedsbeschrijving en autonome waterprojecten

Het watersysteem binnen de gemeente Roerdalen is onderdeel van het afwateringsgebied van de Roer-Vlootbeek. Binnen het plangebied bevinden zich geen zuiveringstechnische werken en primaire waterkeringen. De beken hebben een ecologische functie en vallen binnen de 'Provinciale Ontwikkelingszone Groen' (POG) en ecologische hoofdstructuur (EHS). De aquatische gemeenschap varieert van zeer kwetsbaar (oostelijk deel) tot minder kwetsbaar. De streefbeelden voor het gewenst grond- en oppervlaktewaterregiem (GGOR) is voor 80% van het plangebied meer dan 2 m. Deze geeft de gewenste fluctuatie weer en is tot stand gekomen door onder andere de kenmerken van het gebied (bodemopbouw) en gebruiksfuncties in het gebied in beschouwing te nemen.

Volgens het waterbeheerplan van het Waterschap zal in periode 2016-2022 verder worden gegaan met het bevorderen van de vismigratie (het wegnemen van hindernissen) en zal beekherstel plaatsvinden in de periode 2022-2027. Ook zullen op enkele plaatsen oevers worden verhoogd om overstromingen tegen te gaan. De voorgenomen maatregelen van het waterschap zijn verbeeld op de toegevoegde kaart (bron: waterbeheersplan Waterschap Roer en Maas 2010-2015).

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0009.jpg"

Figuur 4.1 Waterbeheersplan 2010-2015 (Kaart 5), In voorbereiding en te nemen maatregelen in planperiode

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van bijbehorende bouwwerken (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Voor werken en werkzaamheden in of nabij beken, watergangen, dijken en andere waterstaatwerken zal in het kader van de Waterwet een vergunning of ontheffing moeten worden aangevraagd bij de waterbeheerder. Deze stelt eisen aan de werken en werkzaamheden.

Het beleid is erop gericht om bij een eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Ook geldt dat bij nieuwbouw moet worden overwogen of schoon verhard oppervlak kan worden afgekoppeld van het vuilwater, waarmee wordt voorkomen dat hemelwater onnodig wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Tegelijkertijd mag de toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied niet leiden tot een versnelde afvoer van hemelwater. Dit dient derhalve te worden gecompenseerd door bodeminfiltratievoorzieningen (bergen) of voorzieningen die het water vertraagd afvoeren (vasthouden).

Daarnaast ligt het voor de hand om ingrepen in de inrichting (openbare ruimte) in en nabij het watersysteem te combineren met andere functies zoals groen en recreatie (wandel- en fietspaden). Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd.

4.4 Ecologie

Huidige situatie

In paragraaf 3.2 zijn de huidige ecologische kwaliteiten van het plangebied beschreven.

Toekomstige ontwikkelingen

In een buitengebied als dat van Roerdalen, met opvallende hoogteverschillen, verschillen in ontstaansgeschiedenis en opbouw van de bodem, vochthuishouding, grondgebruik, etc., is sprake van een veelheid aan ecologische overgangen ofwel gradiënten. In zo'n geval is sprake van een veelheid aan leefgebieden, foerageergebieden en uitwisselingsmogelijkheden. Dit maakt de ecologische waarde van het buitengebied hoog.

Tussen natuurgebieden, landschappen en landschapselementen zijn ecologische relaties aanwezig. Om de natuurwaarden van gebieden te behouden en te vergroten zijn er plannen om verbindingszones te verbeteren of aan te leggen. Het verbinden van gebieden met een ecologische waarde heeft tot doel de waarde van die gebieden te vergroten, en het mogelijk maken voor flora en fauna om uit te wisselen. Stedelijke gebieden en wegen kunnen grote barrières vormen in deze relaties. Indien frustratie van de ecologische relatie onvermijdelijk is (A73) zijn er argumenten om verzachtende en compenserende maatregelen te treffen om de relatie op lager niveau intact te laten. Omvang en kwaliteit van natuurgebieden en natuurwaarden in de relatie bepalen de prioriteit.

Een landelijk belangrijke relatie met hoge natuurwaarden zal eerder ontzien worden dan een lokale relatie met lagere waarden. Zo is in Roerdalen één relatie van nationaal belang, het Roerdal (EHS).

Op dit moment is de provincie Limburg bezig met een herziening van de Ecologische Hoofdstructuur. Welke consequenties deze herziening heeft voor de begrenzing van de EHS in het plangebied is nog niet duidelijk. In het bestemmingsplan kan hier dan ook nog geen rekening mee gehouden worden.

Conclusie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Aangezien het hier een voornamelijk consoliderend plan betreft, zijn er geen ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde dier- en plantensoorten of beschermde natuurgebieden. De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur staan de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.

4.5 Verkeer En Infrastructuur

Huidige situatie

De gemeente Roerdalen is bereikbaar via de provinciale wegenstructuur (N293, N294 en de N570) en de Rijksweg A73. Daarnaast heeft iedere kern zijn een eigen ontsluitingsstructuur kenmerkend door één of twee erftoegangswegen met een licht ontsluitend karakter, in de meeste gevallen aansluitend op het provinciaal wegennet.

Van oost naar west loopt ten noorden van Herkenbosch de oude spoorverbinding van Roermond naar Duitsland. Dit enkele spoor maakt onderdeel uit van het bekende Ijzeren Rijn tracé. In de huidige situatie wordt het spoor niet meer gebruikt. De plannen voor het her in gebruik nemen van de Ijzeren Rijn zijn op momenteel erg onduidelijk. De in 2001 opgestelde trajectnota/MER gaat uit van een (tijdelijke) ingebruikname 2008/2010, maar op dit moment is de Nederlandse overheid nog in diverse procedures verwikkeld met de Belgische overheid over het in gebruik nemen van het traject.

Toekomstige situatie

In de Structuurvisie is aangegeven dat er naar wordt gestreefd om dorpen, punten/pleinen, voorzieningen, landschappen en cultuurhistorie door middel van (ook recreatieve) routes met elkaar te verbinden. In aansluiting hierop is een verbetering van de recreatieve bewegwijzering en bebording noodzakelijk.

Toekomstige ontwikkelingen kunnen verkeerskundige impact hebben. Dit kan leiden tot het extra aandacht geven aan bepaalde verkeerssituaties en/of wegvlakken. In extreme gevallen kunnen structurele doorstroming- en bereikbaarheidsproblemen ontstaan. Mogelijk dat dit aanleiding is tot het aanpassen van het verkeerssysteem en/of het uitbreiden van het wegennet.

De in de Structuurvisie benoemde ontwikkelingen zijn niet concreet en worden niet in het bestemmingsplan meegenomen. Op het moment dat deze ontwikkelingen concreet worden, wordt hiervoor een aparte procedure gevoerd.

Ontwikkelingsmogelijkheden bestemmingsplan

De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt kunnen leiden tot een toename van het aantal vervoersbewegingen van en naar de (agrarische) bedrijven. Aangezien het gaat om de uitbreiding van bestaande bedrijven, zullen deze verkeerstoenames in de praktijk zeer beperkt zijn. De beperkte aantallen extra vervoersbewegingen als gevolg van de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied biedt, leiden naar verwachting niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling op de ontsluitende wegen.

Conclusie

De ontwikkelingsmogelijkheden voor (agrarische) bedrijven in het buitengebied van Roerdalen leiden naar verwachting niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling of verkeersveiligheid.

4.6 Archeologie En Cultuurhistorie

Toetsingskader

Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Referentiesituatie

In opdracht van de gemeente Roerdalen is in 2010 door RAAP Archeologisch adviesbureau een archeologische waarden- en verwachtingskaart opgesteld. Op basis van een landschappelijke analyse en de verspreiding van archeologische vindplaatsen is het landschap van de gemeente Roerdalen onderverdeeld in zones met een lage, middelmatige of hoge verwachte dichtheid aan archeologische resten (zie figuur 4.2).

Conclusie

De gebieden met een archeologische verwachtingswaarde dienen te worden voorzien van een dubbelbestemming waarmee de archeologische waarden beschermd worden en voor werken die van invloed kunnen zijn op archeologische waarden dient in deze gebieden op grond van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning aangevraagd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0010.png"

Figuur 4.2 Archeologische verwachtingskaart Roerdalen

Deze kaart is vastgesteld op 11 november 2011 in de Archeologieverordening.

4.7 Milieuhinder Niet-agrarische Bedrijvigheid

Toetsingskader

In het plangebied zijn verschillende niet-agrarische bedrijven aanwezig. De aard van deze bedrijfsactiviteiten is divers. Om te kunnen bepalen of de mogelijke milieubelasting van een bedrijf hoog of laag is, wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (hierna: SvB) is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Deze lijst is gebaseerd op de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Met behulp van een indeling in categorieën wordt aangegeven hoe groot de te verwachten milieubelasting van een bedrijf is.

Voor dit plangebied wordt gebruikgemaakt van de Standaard SvB. Deze SvB geeft met zogenaamde richtafstanden aan in welke milieucategorie en bedrijf valt. Er zijn richtafstanden voor aspecten als gevaar, geluid-, stof- en geurhinder. De genoemde richtafstanden gelden voor het referentiekader van een 'rustige woonwijk'. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk worden afgeweken van deze richtafstanden. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2.

Geurzones rioolgemalen

In het plangebied zijn verschillende rioolgemalen aanwezig met een geurzone. Het rioolgemaal Vlodrop (73.16) betreft een begingemaal. De rioolgemalen Melick (73.14) en Herkenbosch (73.18) betreffen tussengemalen. Net buiten het plangebied liggen de begingemalen Posterholt en Montfort. De geurzone van deze gemalen valt wel binnen het plangebied.

Voor beginrioolgemalen betreft dit een geurzone van 30 m rondom de pompput van het rioolgemaal. Voor tussenrioolgemalen betreft dit een geurzone van 50 m rondom de pompput van het rioolgemaal.

Uitgangspunten

Algemene toelaatbaarheid

De bestaande bedrijfspercelen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Ter plaatse zijn bedrijven uit categorie 1 en 2 uit de Standaard SvB algemeen toelaatbaar. Dit zijn bedrijven die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing (in gebieden met gemengde functies).

Bedrijfsinventarisatie

De binnen het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald op basis van de Standaard SvB. Indien hier in de huidige situatie een bedrijf aanwezig is dat niet binnen de algemene toelaatbaarheid past, krijgt dit bedrijf een specifieke bedrijfsaanduiding (zie overzicht bijlage 1). Hierdoor zijn de betreffende bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Bij beëindiging van het bedrijf kan zich hier eenzelfde bedrijf of een bedrijf dat binnen de algemene toelaatbaarheid valt vestigen. Op deze manier worden bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt en wordt bij opheffing of bedrijfsverplaatsing voorkomen dat er een hogere milieubelasting kan optreden dan in de huidige situatie mogelijk is.

Bedrijfswoningen

Het bestemmingsplan gaat uit van handhaving van de bestaande bedrijfswoningen. Wanneer een bedrijfswoning aanwezig is, is dit expliciet op de plankaart aangegeven. Oprichting of uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen is niet toegestaan.

Nieuwvestiging

Nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied is niet mogelijk. Wel is niet-agrarische bedrijvigheid als vervolgfunctie mogelijk in zone rondom het LOG Montfort (AW-L2) in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen.

Nieuwvestiging kan leiden tot een ongewenste verstedelijkingsdruk en verdichting van het buitengebied. De gebiedswaarden en functies in het buitengebied kunnen daardoor worden aangetast.

Conclusie

Door het hanteren van bovengenoemde algemene toelaatbaarheid in combinatie met de specifieke bedrijfsaanduidingen wordt geborgd dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

De meeste bedrijven zijn in het kader van de Wabo (Bor) meldings- of vergunningsplichtig. Zij dienen zich in dat kader te houden aan de in de melding of vergunning opgenomen voorschriften om milieuschade te beperken dan wel zoveel mogelijk te voorkomen. Eventueel kan maatwerk worden toegepast. Een goede ruimtelijke ordening voorziet juist in het (zoveel mogelijk) voorkomen van voorzienbare hinder.

4.8 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. In november 2008 is een ambtelijk concept van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) gepubliceerd. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Bijvoorbeeld verplichte veiligheidsafstanden tot deze transportroutes.

Risicovolle inrichtingen

Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

In de toekomst zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB: Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het GR. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is;
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde;
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  1. 1. de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  2. 2. het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  3. 3. de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  4. 4. de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.

In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Onderzoek

Inrichtingen

  • Binnen plangebied

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat binnen het plangebied een aantal risicovolle inrichtingen ligt. Op diverse locaties zijn bij agrarische bedrijven of bij campings propaantanks aanwezig. Deze propaantanks hebben een inhoud kleiner dan 13.000 liter en vallen daardoor niet onder het Bevi. Voor deze propaantanks geldt ook geen saneringsplicht als binnen de risicocontour kwetsbare objecten gelegen zijn. Voor deze inrichtingen geldt geen invloedsgebied voor het GR.

Ook zijn in het plangebied drie tankstations met lpg-installatie aanwezig. Het gaat hier om het tankstation Gulf aan de Keulsebaan 2 te Herkenbosch, het tankstation Suntjens BV aan de Koezoep 3 te Herkenbosch en het tankstation Nedoil De Kievit aan de Klifbergsweg 22 te Vlodrop.

  1. 1. Tankstation Gulf: De vergunde jaardoorzet van het tankstation Nedoil is 1.499 m³ lpg per jaar. De lpg is hier opgeslagen in ondergrondse tanks. De contour voor het GR is voor deze inrichting gelegen op 120 m. Binnen de PR 10-6-contouren liggen geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten. Voorliggend bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen de PR-contouren.
  2. 2. Tankstation Suntjens: De vergunde doorzet van het tankstation Suntjens BV bedraagt 4.500 m³ lpg per jaar en de doorzet van propaan tot 750 m³ per jaar. De lpg en propaan zijn hier opgeslagen in ondergrondse tanks. De contour voor het GR is voor deze inrichting gelegen op 45 m. Binnen de PR 10-6-contour van het tankstation Suntjens liggen beperkt kwetsbare objecten in de directe omgeving van de vulpunten. Deze objecten maken (kampeerterrein, restaurant en recreatiebungalows) deel uit van de inrichting van Suntjens BV en worden daardoor niet beschouwd als kwetsbare onderscheidenlijk beperkt kwetsbare objecten.
  3. 3. Tankstation Nedoil: De vergunde jaardoorzet van het tankstation Nedoil is 1.499 m³ lpg per jaar. De lpg is hier opgeslagen in ondergrondse tanks. De contour voor het GR is voor deze inrichting gelegen op 45 m. Binnen de PR 10-6-contouren zijn geen kwetsbare objecten, maar is wel een bestaand beperkt-kwetsbaar object gelegen (bedrijfsbestemming aan de overzijde van de weg). Voorliggend bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen de PR-contouren.

Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van het GR van deze tankstations. De bebouwingsdichtheid is hier echter zeer laag. Daarom zal het GR ruim onder de oriëntatiewaarde liggen. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal de vaststelling niet tot een toename van het GR leiden. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is nog wel een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.

  • Buiten plangebied

Ook buiten het plangebied ligt een aantal tankstations met lpg-installatie. Het gaat hier om de volgende tankstations.

  • Autobedrijf Jan Bakkes BV aan de Roermondseweg 16. De jaardoorzet lpg is bij wijze van vergunning beperkt tot maximaal 500 liter. De grootste PR 10-6-contour voor dit tankstation bedraagt 25 m. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 150 m.
  • Esso tankstation 't Greuske aan de Heinsbergerweg 3 te Melick. De jaardoorzet lpg is bij wijze van vergunning beperkt tot maximaal 1.000 liter. De grootste PR 10-6-contour voor dit tankstation bedraagt 35 m. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 150 m.
  • Janssen P. Vlodrop B.V. aan de Angsterweg 16 te Vlodrop. De jaardoorzet lpg is bij wijze van vergunning beperkt tot maximaal 1.000 liter. De grootste PR 10-6-contour voor dit tankstation bedraagt 45 m. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 150 m.
  • Transportbedrijf Jan Dohmen BV aan de stationsweg 78 te Herkenbosch.

In het plangebied zijn geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour aanwezig zijn. Het bestemmingsplan maakt dergelijke objecten ook niet mogelijk. De bebouwingsdichtheid is hier echter zeer laag. Daarom zal het GR ruim onder de oriëntatiewaarde liggen. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, zal de vaststelling niet tot een toename van het GR leiden. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0011.png"

Het bedrijf Akzo Nobel Functional Chemicals B.V. aan de Lispinweg 6 te Herkenbosch is een risicovolle inrichtingen. Dit bedrijf valt onder het Bevi en onder het Besluit risico's zware inrichtingen. De PR 10-6-contour ligt buiten het plangebied. Het GR ligt in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde. Omdat het bestemmingsplan consoliderend is, neemt het GR niet toe als gevolg van de vaststelling van dit plan.

Op het bedrijventerrein Heide-Roerstreek ligt een aantal risicovolle inrichtingen. De PR 10-6-contouren liggen niet in het plangebied.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water

Over de N293, de N570 en de A73 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat voor deze wegen de PR 10-6-contour niet buiten de weg ligt. Er liggen dan ook geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. Ook maakt het bestemmingsplan dergelijke objecten niet mogelijk. De PR 10-8-contour - indicatief voor het invloedsgebied van het GR - van de N293 ligt 89 m buiten de wegas. De PR 10-8-contour van de N570 ligt 20 m buiten de wegas. Voor de A73 ligt deze contour 200 m buiten de wegas. Het GR van deze wegen is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (voor de A73 blijkt dit uit het Basisnet weg). Omdat het bestemmingsplan consoliderend is, neemt het GR niet toe als gevolg van de vaststelling van dit plan. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.

Ook over de spoorlijn Roermond-Weert, die in het westen direct aan het plangebied grenst, worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Uit het basisnet spoor blijkt dat de PR 10-6-contour 11 m buiten het midden van de spoorweg ligt. In het plangebied ligt alleen de A73 - dus geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten - binnen deze risicocontour. Het GR kleiner is dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde (op basis van het nog in ontwikkelingen zijnde Basisnet Spoor versie 0.7). Omdat het bestemmingsplan consoliderend is, heeft de vaststelling geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van deze paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.

In het plangebied zijn geen bevaarbare waterwegen aanwezig. Er vindt in de directe omgeving van het plangebied dan ook geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

In het plangebied ligt een aantal leidingen waar gevaarlijke stoffen door worden vervoerd. De kenmerken van deze leidingen zijn te vinden in tabel 4.1. Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van leidingen die buiten het plangebied liggen.

Tabel 4.1 Kenmerken risicovolle leidingen

volgnummer druk (bar) diameter (inch) PR 10-6-
contour (m)
invloedsgebied GR (m) belemmeringenstrook (m) afstand tot plangebied (m)
DPO (aardolie) 80 10 13 32 5 0
Z-509-05 (aardgas) 40 8 0 95 5 0
Z-509-01 (aardgas) 40 8 0 95 5 0
Z-509-02 (aardgas) 40 4 0 45 5 0
A-578 (aardgas) 66 42 180 490 5 0
A-520-20 (aardgas) 66 6 45 90 5 0
A-520 (aardgas) 66 24 140 310 5 0
A-665
(aardgas)
80 48 0 580 5 0

Uit de provinciale risicokaart blijkt dat de PR 10-6-contour van de aardolieleiding en de aardgasleidingen Z-509-05, Z-509-01 en Z-509-02 niet buiten de leiding liggen. Binnen deze risicocontour zijn geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig. Ook maakt het bestemmingsplan dergelijke objecten hier niet mogelijk. Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van het GR van deze leidingen. De bebouwingsdichtheid is hier echter zeer laag. Daardoor is ook de personendichtheid hier laag. Het GR zal in de huidige situatie dan ook ruimschoots onder de oriëntatiewaarde liggen. Aangezien het bestemmingsplan consoliderend van aard is, heeft de vaststelling van dit bestemmingsplan geen invloed op de hoogte van het GR. Een uitgebreide verantwoording van het GR kan daarom achterwege blijven. Aan het eind van de paragraaf is een beperkte verantwoording van het GR opgenomen.

Voor alle leidingen geldt een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leidingen. Deze belemmeringenstrook is opgenomen op de verbeelding.

Voor de drie leidingen die in de buisleidingenstrook liggen (A-578, A-520-20 en A-520) staat op de risicokaart een zeer grote PR 10-6-contour aangegeven en daarmee saneringssituaties.

Verantwoording groepsrisico

Delen van het plangebied liggen binnen de invloedsgebieden van lpg-tankstations, de N293, de N570 en risicovolle leidingen. Voor al deze risicobronnen geldt dat de personendichtheid binnen de invloedsgebieden zeer laag is en dat er ruimschoots aan de oriëntatiewaarden voor het GR wordt voldaan. Daarom kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR waarin wordt ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid en besrtijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten wordt advies gevraagd aan de regionale brandweer.

De veiligsheidsregio heeft naar aanleiding van het verzoek aangegeven dat, gezien de aard van het bestemmingsplan, geen noodzaak wordt gezien wordt tot het uitbrengen van advies voor deze ruimtelijke procedure zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.9 Planologisch Relevante Leidingen

Beleid hoogspanningsleidingen

Het toenmalige Ministerie van VROM heeft in 2005 advies uitgebracht aan gemeenten en provincies over het omgaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van bovengrondse hoogspanningsleidingen. Zij adviseert om geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de 0,4 microteslazone rond een hoogspanningslijn. Aanleiding voor dit rijksbeleid voor hoogspanningsleidingen vormen mogelijke gezondheidsrisico's bij langdurige blootstelling van kinderen aan elektromagnetische velden. Bij ondergrondse hoogspanningsleidingen dient slechts rekening te worden gehouden met een belemmeringenstrook.

Beleid rioolwatertransportleidingen

De planologische beschermingszone van rioolwatertransportleidingen van het Waterschapsbedrijf Limburg bedraagt 5 m (2,5 m aan weerszijden van de leiding, gemeten vanuit het hart van de leiding). Deze beschermingszone moet worden voorzien van een dubbelbestemming.

Toetsing

In het plangebied liggen drie bovengrondse hoogspanningsverbindingen, namelijk de 150 kV-verbinding Beersdal-Maalbroek, de 150 kV-verbinding Maasbracht-Merum en de 380 kV-verbinding Maasbracht-Sierdorf. Voor de 150 kV-leidingen geldt een belemmeringenstrook van 22,5 m aan weerszijden van de leiding. Voor de 380 kV-leiding geldt een belemmeringenstrook van 40 m aan weerszijden van de leiding. De leidingen en bijbehorende belemmeringenstroken zijn opgenomen op de verbeelding. Voor de 150 kV-verbindingen geldt een 0,4 microteslazone van 80 m aan weerszijden van de leiding, voor de 380 kV-verbinding bedraagt deze zone 135 m aan weerszijden van de leiding. Omdat dit bestemmingsplan consoliderend is, maakt het bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige functies mogelijk binnen de 0,4 microteslaszone. Het beleid omtrent hoogspanningsleidingen vormt dus geen belemmering voor de vaststelling van dit plan.

Ook loopt door het plangebied een aantal ondergrondse leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op de externe veiligheidsaspecten van deze leidingen is in paragraaf 4.8 ingegaan. Daar is ook vermeld dat voor deze leidingen een belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding ligt. De leidingen en bijbehorende belemmeringenstroken zijn opgenomen op de verbeelding.

In het plangebied zijn geen straalpaden of telecomverbindingen aanwezig. De in het plangebied aanwezige rioolwatertransportleidingen zijn opgenomen op de verbeelding.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect planologische relevante leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Geluidshinder

4.10.1 Industrielawaai

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder moeten alle terreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd zijn. Bedoelde inrichtingen - voorheen ook wel A-inrichtingen genoemd - zijn te vinden in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen geldt een geluidszone die wordt vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Conclusie

De geluidszone van de industrieterreinen Roerstreek, Akzo Herkenbosch, Vekoma Herkenbosch en Middenweg Posterholt liggen over een deel van het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functies rechtstreeks mogelijk binnen de geluidszone. Het aspect industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van dit plan. De geluidszone is opgenomen op de verbeelding.

4.10.2 Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai

Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door bedrijven en (spoor)wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat de geluidsbelasting op woningen bij wegverkeerslawaai en industrielawaai in principe niet hoger mag zijn dan 48 dB (voorkeursgrenswaarde). Voor spoorweglawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB. Indien een bestemmingsplan de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, mogelijk maakt, zal met een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de wettelijke geluidsnormen.

Conclusie

Het voorliggende plan is consoliderend van aard. Bestaande situaties hoeven niet getoetst te worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De feitelijke of toekomstige geluidsbelasting speelt juridisch geen rol bij het opnieuw vaststellen van bestaande situaties binnen het plangebied.

De geluidsnormen uit de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer vormen geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

4.10.3 Stiltegebieden

In de Provinciale omgevingsverordening zijn stiltegebieden aangewezen en zijn voorwaarden opgenomen om deze ook stil te houden. Gebiedseigen activiteiten (agrarische activiteiten) zijn daarbij uitgesloten. Uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven blijft (onder voorwaarden) mogelijk.

Bij stiltegebieden gaat het om gebieden die rustig zijn en rustig moeten blijven, met een akoestische kwaliteit lager dan 40 dB(A). Geluid geproduceerd door gebiedseigen activiteiten en vliegtuiglawaai worden daarbij niet meegerekend. Binnen deze gebieden wordt onder andere intensieve recreatie en het gebruik van wegen door gemotoriseerd verkeer geweerd of gereduceerd.

Conclusie

Een deel van het plangebied is aangewezen als stiltegebied. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen bij recht mogelijk die in strijd zijn met de provinciale regels voor stiltegebieden. Bij nieuwe ontwikkelingen dient in het kader van de milieuhygiënische inpasbaarheid getoetst te worden of de ontwikkeling passend is in een stiltegebied.

4.11 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
  1. 1. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a) of de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1).

In het Besluit niet in betekenende mate en bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is het geval in de volgende situaties:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie).

Onderzoek

Hierboven is aangegeven wanneer een bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet dus niet in dergelijke ontwikkelingen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wm kan daarom achterwege blijven.

Uit de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, blijkt dat in de huidige situatie direct langs alle maatgevende wegen in het plangebied aan bovengenoemde grenswaarden wordt voldaan. Omdat concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg af ligt, zal ook ter plaatse van de overige delen van het plangebied aan de grenswaarden worden voldaan. Behalve inzicht in de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen, geeft de monitoringstool ook inzicht in de verwachte concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs maatgevende wegen. Hieruit blijkt dat gedurende de gehele planperiode direct langs maatgevende wegen aan de grenswaarden wordt voldaan.

Conclusie

De vaststelling van dit bestemmingsplan zal niet tot overschrijdingen van grenswaarden leiden. Ter plaatse van het plangebied is wat betreft het aspect luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.12 Milieuhinder Agrarische Bedrijvigheid

Toetsingskader

Besluit landbouw milieubeheer

Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, witloftrekkerijen, teeltbedrijven met eetbare paddenstoelen, spoelbassins en opslagen van vaste mest.

Op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer geldt een meldingsplicht aan het bevoegd gezag voor degene die een inrichting opricht.

Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf Wm-vergunningplichtig. De minimale afstanden zijn weergegeven in de onderstaande tabel 4.3. Naast de in de tabel genoemde afstanden, gelden minimale afstanden tot opslagen van mest, afgedragen gewassen en dergelijke.

Tabel 4.3 Minimale afstanden landbouwbedrijven

inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden
min. afstand tot objecten cat. I en II 100 m 50 m
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V 50 m 25 m

De indeling van objecten is in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4 Indeling van objecten

object
categorie
omschrijving
I 1. bebouwde kom met stedelijk karakter
2. ziekenhuis, sanatorium, en internaat
3. objecten voor verblijfsrecreatie
II 1. bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving
2. objecten voor dagrecreatie
III 1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent
IV 1. woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn
2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing
V 1. woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn

Overigens zullen de afstanden tot gevoelige objecten in de toekomst nog worden afgestemd op de Wet geurhinder en veehouderij.

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader luidt als volgt (zie ook tabel PM):

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
  • daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Tabel 4.5 Geldende waarden/afstanden veehouderijen

concentratiegebied niet-concentratiegebied afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object
binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 3 ouE/m³ max. 2 ouE/m³ min. 50 m
andere diercategorieën min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object
buiten bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 14 ouE/m³ max. 8 ouE/m³ min. 25 m

Geurverordening Roerdalen

In 2009 is door de gemeente Roerdalen een Geurverordening opgesteld. Gemeenten kunnen op grond van de Wgv binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de bescherming van geurgevoelige objecten. De geurnorm en de afstanden die in de gemeente Roerdalen worden aangehouden, worden weergegeven in tabel 4.6.

Tabel 4.6 Gemeentelijke normen

categorie geurgevoelig object range gemeentelijke geurnorm (ouE/m³) afwijking vaste afstand
bebouwde kom 0,1 - 14 50 m
buiten de bebouwde kom 3 - 35 25 m

IPPC-richtlijn

Ook op basis van de IPPC-richtlijn kunnen agrarische bedrijven vergunningplichtig zijn. De Richtlijn Integrated Pollution Prevention and Control is gericht op geïntegreerde preventie en bestrijding van milieuverontreiniging. De IPPC-richtlijn verplicht de EU-lidstaten om emissies naar water, lucht en bodem van grote milieuvervuilende bedrijven en van de intensieve veehouderij te reguleren. Dat gebeurt via een integrale vergunning. Vergunningverleners moeten rekening houden met de stoffen en stofgroepen die op de IPPC-lijst staan en zo nodig in de vergunningvoorschriften verbinden aan de emissies van deze stoffen.

Onderzoek en conclusie

In de bestemmingsregeling zijn afstandseisen (zie tabel 4.5 en 4.6) en voorwaarden opgenomen ten behoeve van de afstemming tussen agrarische bedrijven en omliggende gevoelige functies (zoals woningen) door als voorwaarde op te nemen dat nieuwe ontwikkelingen milieuhygiënisch inpasbaar moeten zijn. Op die manier wordt voorkomen dat:

  • agrarische bedrijven door het bestemmingsplan in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  • ter plaatse van gevoelige functies onaanvaardbare milieuhinder ontstaat.

Door deze voorwaarden wordt onaanvaardbare milieuhinder van agrarische bedrijven voorkomen.

Een deel van het plangebied nabij Montfort behoort tot het LOG (Landbouw Ontwikkelingsgebied) Montfort-Mariahoop waarbij ruimere mogelijkheden gelden voor nieuwvestiging en uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven. Ook behoren delen van het plangebied tot een stiltegebied. In stiltegebieden is gebiedseigen geluid wel toegestaan. Agrarische bedrijvigheid is gebiedseigen geluid, waardoor hier geen rekening meer gehouden hoeft .

Omdat het voorliggende bestemmingsplan consoliderend van aard is, worden er geen nieuwe geurgevoelige of geurveroorzakende ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarom wordt geconcludeerd dat het aspect milieuhinder van agrarische bedrijven geen belemmering oplevert voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.13 Duurzaamheid

De gemeente Roerdalen zet in de Structuurvisie in innovatieve en duurzame agrarische bedrijfsvoering met name in het LOG. Ook innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie kunnen plaatsvinden op agrarische bedrijfspercelen in met name het LOG. Verder zet de gemeente in op een duurzame (ruimtelijke) ontwikkeling van de verschillende functies in het buitengebied.

In het bestemmingsplan worden daartoe aan nieuwe initiatieven in het buitengebied eisen gesteld op het gebied van waterhuishouding, landschap en natuur. Daarnaast wordt via afwijking ruimte geboden aan innovatieve duurzame agrarische ontwikkelingen als nevenactiviteit in en rond het LOG.

Op het vuilstort in Montfort wordt mogelijk een duurzaamheidspark eventueel in combinatie met educatie ontwikkeld. De plannen voor deze ontwikkeling zijn onvoldoende concreet en worden eventueel via een aparte procedure mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 5 Visie Op Het Buitengebied

5.1 Inleiding

Het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied is consoliderend van aard, maar moet tevens de vigerende bestemmingsplannen actualiseren op basis van het actuele beleidskader van rijk en provincie en de gemeente Roerdalen. De visie voor het buitengebied van Roerdalen wordt vastgelegd in de Structuurvisie 'Roerdalen 2030'. In deze structuurvisie gaat het actuele beleid van Rijk en provincie voor een groot deel al 'landen'.

In het bestemmingsplan wordt de structuurvisie voor het buitengebied nader geconcretiseerd en vastgelegd. Bij de concretisering wordt aangesloten bij het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) en de omgevingsverordening Limburg. Daarbij zijn onder andere van belang: de beleidsregels Limburgs Kwaliteitsmenu, hagelnetten en teeltondersteunende voorzieningen en de richtlijnen kampeerbeleid en het reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg.

De Structuurvisie 'Roerdalen 2030' is op 20 december 2012 vastgesteld. In het bestemmingsplan is de Structuurvisie zoals vastgesteld uitgewerkt.

5.2 Structuurvisie 'Roerdalen 2030'

Roerdalen is een groene gemeente met specifieke kwaliteiten zoals ruim aanwezige natuur, een aantrekkelijk landschap, Nationaal Park De Meinweg, het Vlootbeekdal en het Roerdal. Naast de natuur speelt ook de landbouwkundige functie binnen de gemeente nog een voorname economische rol en is van betekenis in het landschappelijke beeld.

Maar Roerdalen heeft ook specifieke zorgen zoals de opkomende vergrijzing, ontgroening en krimp. In het aantrekkelijke buitengebied van Roerdalen komen vele sectorale belangen met elkaar in aanraking. De agrarische sector is van groot belang voor de gemeente, maar staat soms op gespannen voet met natuurlijke, landschappelijke of recreatieve doelen. Geregeld gaan de belangen echter ook goed samen en kunnen ze elkaar zelfs versterken. Vaak is de aard van de agrarische activiteiten hierin een belangrijke factor. In de structuurvisie 'Roerdalen 2030' is een keuze gemaakt welke belangen waar in het buitengebied prevaleren, en welke ontwikkelingen waar, onder specifieke voorwaarden, mogelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1669.BPBUITENGEBIED2012-VG02_0012.png"

Figuur 5.1 Structuurvisiekaart Roerdalen 2030

5.3 Visie Op Gewenste Ontwikkeling

Op hoofdlijnen zet de gemeente voor het buitengebied in op:

  1. 1. versterking van recreatie en toerisme;
  2. 2. begeleiden (in plaats van bestrijden) van krimp;
  3. 3. stimuleren nieuwe economische dragers (neven- en vervolgfuncties);
  4. 4. behoud en duurzame ontwikkeling van de landbouw via het kwaliteitsmenu;
  5. 5. diversiteit bestaande landschappen beschermen en versterken;
  6. 6. mogelijkheden bieden voor innovatieve ontwikkelingen en duurzame energie;
  7. 7. recreatie en toerisme en zorg in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB's) (met uitzondering van VAB's rondom LOG Montfort);
  8. 8. in VAB's rondom LOG Montfort kleinschalige bedrijfsactiviteiten (categorieën 1 en 2) of categorie 3 indien de bedrijfsactiviteiten wat betreft aard en omvang vergelijkbaar zijn met categorie 2;
  9. 9. beschermen, maar ook beter zichtbaar en toegankelijk maken van cultuurhistorie (landgoederen, historische structuren, archeologie etc.);
  10. 10. stimuleren gebruik voor recreatie en toerisme en zorg, mits met behoud landschappelijke karakteristiek;
  11. 11. geen nieuwe burger- en bedrijfswoningen in het buitengebied, met uitzondering van extra inpandige woning voor behoud cultuurhistorische bebouwing.

5.4 Roerdalens Kwaliteitsmenu

De provincie verlangt van de Limburgse gemeentes om uitwerking en uitvoering te geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Grondprincipe van het kwaliteitsmenu is, dat bepaalde ontwikkelingen in het buitengebied ter plaatse leiden tot verlies aan omgevingskwaliteit, hetgeen dient te worden gecompenseerd door een kwaliteitsverbeterende maatregel en/of financiële bijdrage. De compensatie wordt ingezet om de omgevingskwaliteit te versterken. Ambitie is dat per saldo daarmee de kwaliteit toeneemt.

Het LKM is in de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' uitgewerkt in een gemeentelijk kwaliteitsbeleid (Roerdalens Kwaliteitsmenu). Hiermee is het (ruimtelijk, kwalitatief) beleid afgestemd op de specifieke Roerdalense situatie.

Toepassing Roerdalens kwaliteitsmenu

Het kwaliteitsmenu is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ruimtelijke ontwikkelingen die via een afwijking, wijziging of herziening van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Het kenmerkende voor de bedoelde ontwikkelingen is dat het veelal nieuwe functies zijn die een nieuw ruimtebeslag leggen met daaraan verbonden specifieke ruimtelijke invloeden op de omgeving.

In een tabel met ruimtelijke ontwikkelingen (bijlage 2A van de Structuurvisie) is aangegeven voor welke ontwikkelingen het Roerdalens Kwaliteitsmenu van toepassing is. Tevens is voor deze ontwikkelingen aangegeven wat de kwaliteitsverbeterende maatregelen en/of (financiële) bijdragen zijn. Zonder de kwaliteitsverbeterende maatregelen en/of (financiële) bijdragen zal de ruimtelijke afweging niet positief uitvallen en zal de gemeente niet meewerken aan de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.

Daar waar het bestemmingsplan bij recht, via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden ontwikkelingsmogelijkheden biedt waarop het Roerdalens kwaliteitsmenu van toepassing is moet worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de uitwerking van het kwaliteitsmenu. De tabel met ruimtelijke ontwikkelingen is integraal opgenomen als bijlage bij de regels (bijlage 4).

5.5 Zonering

In de structuurvisie 2030 is bepaald welke ontwikkelingsrichting de gemeente wenst voor de verschillende deelgebieden van het buitengebied. In de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' wordt onderscheid gemaakt in de volgende zones.

Landbouw Ontwikkelingsgebied (LOG)

In deze zone ligt het primaat bij de landbouw. Deze zone biedt ruimere ontwikkelingsmogelijkheden voor de ontwikkeling van de agrarische sector in het algemeen en de intensieve veehouderij in het bijzonder. Tevens worden in deze zone mogelijkheden geboden voor nevenfuncties gericht op educatieve, innovatieve en duurzame activiteiten in relatie met agrarische ontwikkelingen. Deze zone wordt voorzien van de bestemming Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied (A - LOG).

Zone aansluitend aan LOG

In deze zone worden naast de primaire agrarische bedrijfsvoering ruimere mogelijkheden geboden voor bedrijfsmatige vervolgfuncties en nevenfuncties gericht op duurzaamheid en educatieve, innovatieve en duurzame activiteiten in relatie met agrarische activiteiten mogelijk gemaakt. Bij ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige landschappelijke waarden. De zone wordt voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap - 2 (AW-L2).

Gevoelige gebieden

Deze zone is gelegen in of aansluitend aan gebieden met bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden (Ecologische Hoofdstructuur, Nationaal Park de Meinweg, Vlootbeekdal en Roerdal). De waarden in de gevoelige gebieden worden beschermd door een omgevingsvergunning voor werken en bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de bijzondere waarden. Deze zone wordt voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur en Landschap (AW-NL).

Overige gebieden

In deze zone worden, naast de agrarische bedrijfsvoering, mogelijkheden geboden voor neven- en vervolgfuncties gericht op recreatie, toerisme en zorg. Ontwikkelingen moeten in deze zone wel passen bij of de landschappelijke waarden versterken. Deze zone wordt voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap - 1 (AW-L1).

Hoofdstuk 6 Nadere Uitwerking

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de visie voor het buitengebied, zoals beschreven in hoofdstuk 5, voor een aantal relevante onderwerpen en thema's uitgewerkt als opstap naar de vertaling van de visie in regels en verbeelding. Daarbij wordt waar nodig rekening gehouden met de grenzen die het speelveld (het beleidskader en de eerder door de gemeente voor specifieke onderwerpen vastgestelde beleidsuitgangspunten) stelt en de voorwaarden die in acht moeten worden genomen op basis van relevante wet- en regelgeving.

6.2 Landbouw

In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • grondgebruik;
  • bescherming waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie;
  • bouwvlakken;
  • aanpassing en vergroting bouwvlak;
  • bouwmogelijkheden;
  • verbetering van de productieomstandigheden;
  • nevenactiviteiten;
  • vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen: toelaatbaarheid vervolgfuncties;
  • duurzaamheid.

6.2.1 Grondgebruik

Het buitengebied is hoofdzakelijk in gebruik bij de grondgebonden landbouw. Daarnaast komen intensieve veehouderijbedrijven, glastuinbouwbedrijven, bosbouw, fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij voor. In lijn met het vigerende bestemmingsplan en conform het provinciaal beleid, worden akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven, grondgebonden veehouderijbedrijven, bosbouw, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij in het plangebied rechtstreeks mogelijk gemaakt. Omschakeling binnen deze productierichtingen is hierdoor eenvoudig mogelijk.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderijbedrijven die zijn opgenomen in het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg worden 1-op-1 overgenomen. Intensieve veehouderijbedrijven worden, met uitzondering van het Landbouw Ontwikkelingsgebied (LOG), alleen toegestaan op de bestaande locaties. Dit betekent dat voor de gronden die in gebruik zijn voor deze niet-grondgebonden productietak in het bestemmingsplan een specifieke aanduiding wordt opgenomen. Uitzondering hierop is het LOG (A - LOG) waar intensieve veehouderij bij recht mogelijk is. In het LOG worden mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven in het kader van bedrijfsverplaatsing en nieuwvestiging, tevens is nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven mogelijk. Daarnaast wordt binnen het LOG omschakeling van een grondgebonden agrarisch bedrijf naar een intensieve veehouderij mogelijk gemaakt.

Voor glastuinbouw worden ontwikkelingsmogelijkheden conform het provinciaal beleid opgenomen. Nieuwvestiging is niet toegestaan, evenals uitbreiding van bestaande bedrijven in kwetsbare gebieden (zie figuur 2.1, actualisatie 2010, P1 en P2). In de overige gebieden is bij uitbreiding van bestaande bedrijven tot de referentiemaat1 (3 ha glasopstand) en in P3 (zie figuur 2.1) los van de oppervlakte altijd, de module voor de uitbreiding van glastuinbouw van het kwaliteitsmenu aan de orde. Uitbreiding van glastuinbouwbedrijven wordt onder voorwaarden en gekoppeld aan het kwaliteitsmenu via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.

Op basis van het Limburgs kwaliteitsmenu dient aanvullend op de vereiste goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing en afkoppeling van hemelwater, een extra kwaliteitsverbetering te worden gerealiseerd bestaande uit de sloop van solitair gelegen glasopstanden. Dit principe is ook in het Roerdalens kwaliteitsmenu (RKM) opgenomen.

  1. 1. De referentiemaat is opgenomen in de handreiking RO van de provincie Limburg.

6.2.2 Bescherming waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie

Om de in het buitengebied aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op passende wijze te kunnen beschermen, worden agrarische gronden voorzien van de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap (AW-L 1 en 2) of Agrarisch met waarden - Landschap en Natuur (AW-NL). Hierbij is aangesloten op de gebiedsindeling in de structuurvisie 'Roerdalen 2030' (zie zonering). In relevante artikelen inzake afwijking en planwijziging wordt aangegeven dat met deze waarden rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe ontwikkelingen. Tevens zal een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden worden vereist, die alleen verleend wordt als deze waarden niet aangetast worden.

De in de vigerende bestemmingsplannen reeds beschermde landschapselementen, zoals stijlranden, worden beschermd door een dubbelbestemming Waarde - Landschap (zie paragraaf Overige natuur- en landschapswaarden). Voor werken die van invloed kunnen zijn op deze landschapselementen is een omgevingsvergunning vereist.

6.2.3 Nieuwvestiging en omschakeling

Het plan biedt geen mogelijkheid voor nieuwvestiging van agrarische bedrijven op locaties waar nog geen bouwvlak aanwezig is. Gezien de landbouwstructuur van het gebied en het aantal agrarische bedrijfscomplexen dat vrijgekomen is en in de toekomst vrij zal komen, is een dergelijke mogelijkheid niet noodzakelijk. Een nieuw agrarisch bedrijf vestigen op bestaande agrarische bouwvlakken en in een vrijkomend agrarisch bedrijf blijft wel mogelijk. In het LOG worden conform het reconstructieplan mogelijkheden geboden voor nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen.

6.2.4 Bouwvlakken

In het bestemmingsplan krijgen alle bestaande agrarische bedrijven een agrarisch bouwvlak toegewezen. Voor het bepalen welke agrarische bedrijven nog in bedrijf zijn, is gebruikgemaakt van het vigerende bestemmingsplan, van bij de gemeente beschikbare gegevens en de uitkomsten van de inventarisatie. Dit betekent dat niet alleen volwaardige en deeltijd agrarische bedrijven een bouwvlak toegewezen krijgen, maar ook agrariërs die hun bedrijf aan het afbouwen zijn of afgebouwd hebben, maar die ter plaatse nog wonen en veelal op niet-bedrijfsmatige wijze agrarische activiteiten zijn blijven uitvoeren. Alleen agrarische bedrijven die daarvoor expliciet een verzoek hebben ingediend, zijn voorzien van een andere, op het huidige gebruik afgestemde bestemming. In die gevallen wordt met een aanduiding op de plankaart aangegeven dat sprake is van een voormalig agrarische bedrijfscomplex.

Uitbreiding van bebouwing binnen het bestaande bouwvlak is mogelijk met toepassing van het kwaliteitsmenu.

Grootte bouwvlakken

De vigerende bouwvlakken bieden in de meeste gevallen nog ruimte voor uitbreiding. Voor een goede en duurzame bedrijfsvoering is het van belang dat de agrarische bouwvlakken voldoende van omvang zijn voor de bedrijfsactiviteiten die gedurende de planperiode te verwachten zijn (onder andere in verband met milieueisen, verbrede landbouw, schaalvergroting). Voor bedrijven waar het bouwvlak niet groot genoeg is worden uitbreidingsmogelijkheden via een wijzigingsbevoegdheid geboden (zie aanpassing en vergroting bouwvlak).

Voor intensieve veehouderijbedrijven geldt een andere aanpak. Voor deze bedrijven wordt aangesloten bij het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg en het reparatieplan herziening van het vigerende bestemmingsplan buitengebied Ambt-Montfort:

  • bouwvlakken gelegen in het extensiveringsgebied worden afgestemd op de bestaande situatie;
  • bouwvlakken gelegen in het verwevingsgebied en verwevingsgebied met een sterlocatie worden bepaald aan de hand van de mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan: uitbreiding via afwijking tot maximaal 1,5 ha en gekoppeld aan het kwaliteitsmenu;
  • binnen het LOG (A- LOG) zijn ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande locaties. Omdat in landbouwontwikkelingsgebieden ook omgevingswaarden aanwezig zijn, is uitbreiding hier ook gekoppeld aan het kwaliteitsmenu. De grootte van de tegenprestatie is daarbij afhankelijk van de specifieke ligging van het bedrijf. Aan de grootte van het bouwblok wordt in het LOG geen generieke bovengrens gesteld.

Kuilvoerplaten en sleufsilo's

Om agrariërs meer flexibiliteit te geven bij het gebruik en de inrichting van het bouwvlak, is het via afwijking in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 toegestaan om kuilvoerplaten en sleufsilo's ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, te realiseren. Op deze manier ontstaat er op het bouwvlak meer ruimte om bebouwing te realiseren terwijl tegelijkertijd de concentratie van bebouwing gewaarborgd blijft. De volgende randvoorwaarden zijn daarbij van toepassing:

  • het realiseren van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak is noodzakelijk voor een doelmatig gebruik van het bouwvlak;
  • er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing;
  • in de zones AW-L1 en 2 mogen de landschappelijke waarden niet aangetast worden.

Mestopslag

Ten behoeve van de teelt in de volle grond wordt gebruikgemaakt van dierlijke mest. Dierlijke mest wordt in een beperkte tijd van het jaar toegediend en wordt in de tussenliggende periodes opgeslagen. Opslag buiten het bouwvlak is alleen mogelijk indien dit om milieuhinder en of milieubelasting, gevaar voor de omgeving of om bedrijfstechnische redenen noodzakelijk is. Via afwijking is mestopslag buiten het bouwvlak mogelijk in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2. In de zone AW-NL is dit gezien de bijzondere natuurlijke en landschappelijke waarden niet toegestaan.

De mestopslag dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Dat betekent dat voldaan moet worden aan de afstanden ten opzichte van hindergevoelige objecten zoals opgenomen in de milieuwetgeving.

Aanpassing en vergroting bouwvlak

De bouwvlakken worden op basis van het vigerende bestemmingsplan overgenomen. Als op basis van de economische omvang, alsmede een reëel toekomstperspectief blijkt dat het bouwvlak onvoldoende groot is, kan via een wijzigingsbevoegdheid het bouwvlak worden vergroot. Voor de uitbreiding van het bouwvlak gelden de volgende uitgangspunten:

  • voor uitbreiding op het bouwvlak gelden de voorwaarden volgens het Limburgs kwaliteitsmenu;
  • voor uitbreiding buiten het bouwvlak gelden de voorwaarden volgens het Limburgs kwaliteitsmenu. In voorkomende gevallen wordt de door het Limburgs kwaliteitsmenu verplichte aanvullende kwaliteitsbijdrage vervangen door de financiële kwaliteitsbijdrage van het Roerdalens kwaliteitsmenu;
  • gelet op het voorgaande mogen glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijen uitsluitend uitbreiden met inachtneming van het provinciale beleid en de bepaalde referentiematen. Dat betekent voor Roerdalen dat in het LOG uitbreiding van intensieve veehouderij is toegestaan (zonder referentiemaat);
  • voor uitbreiding buiten het bouwvlak met teeltondersteunende voorzieningen geldt de specifiek daarvoor opgestelde regeling (zie Teeltondersteunende voorzieningen).

Bij het beoordelen van verzoeken om bouwvlakken te vergroten of te veranderen, is met name de afweging tussen de agrarische noodzaak en het behoud van ruimtelijke kwaliteit van belang. De wijzigingsbevoegdheid biedt een goede mogelijkheid om tot een zorgvuldige en evenwichtige afweging van beide belangen te komen. Aan de wijzigingsbevoegdheid worden op basis van het kwaliteitsmenu criteria gekoppeld die een dergelijke afweging nader reguleren.

Voor wat betreft de mogelijkheden voor uitbreiding van intensieve veehouderijen wordt aangesloten bij het reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg:

  • extensiveringsgebied: alleen uitbreiding binnen het bestaande bouwvlak als de milieuwetgeving dit toelaat; uitbreiding van het bouwvlak is niet toegestaan;
  • verwevingsgebied: uitbreiding mogelijk tot maximaal 1,5 ha; uitbreiding boven de 1,5 ha alleen mogelijk via het kwaliteitsmenu;
  • LOG: geen generieke bovengrens; uitbreiding afhankelijk van ligging bedrijf en tegenprestatie (kwaliteitsmenu).

6.2.5 Bouwmogelijkheden

Binnen het bouwvlak dienen alle agrarische bedrijfsgebouwen inclusief de bestaande bedrijfswoning te worden gerealiseerd.

Bedrijfsbebouwing

Het bouwvlak mag in principe geheel worden bebouwd. Uitzondering hierop vormen de intensieve veehouderijbedrijven in extensiveringsgebied, deze mogen alleen uitbreiden indien dit in het kader van dierenwelzijn noodzakelijk is. Voor kuilvoer- en mestplaten en sleufsilo's geldt in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 dat deze via afwijking ook buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, gerealiseerd mogen worden.

Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt een generieke regeling opgenomen, uitgaande van de vigerende regelingen:

  • goothoogte bedrijfsgebouwen 6 m, bouwhoogte bedrijfsgebouwen 12 m;
  • goothoogte bedrijfswoningen 6 m, bouwhoogte bedrijfswoningen 9 m;
  • mestsilo's bouwhoogte 8,5 m, maximaal 10.000 m³ in het LOG en maximaal 5.000 m³ in AW-L1, AW-L2 en AW-NL;
  • overige silo's (voedersilo's, warmtebuffers) bouwhoogte 15 m.

Om in te kunnen spelen op nieuwe duurzame technologische en bouwkundige ontwikkelingen in de agrarische sector, wordt voor het LOG een afwijkingsbevoegdheid in het plan opgenomen op basis waarvan onder voorwaarden de toegestane maatvoeringen kunnen worden vergroot om innovatieve stallen (bijvoorbeeld serrestallen) of silo's (bijvoorbeeld voor mestvergisting) mogelijk te maken of intensieve veehouderij als dit nodig is in het kader van milieuwetgeving of dierenwelzijn.

Paardenbakken

Paardenbakken voor hobbymatig gebruik zijn binnen het bouwvlak bij recht toegestaan, met een maximale oppervlakte van 800 m². In de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 kunnen, mits er binnen het bouwvlak geen ruimte is, buiten en aansluitend aan het bouwvlak, paardenbakken via afwijking worden toegestaan. Bij de situering van paardenbakken dient rekening te worden gehouden met aanwezige bebouwing en woningen van derden (minimale afstand 25 m). Lichtmasten zijn binnen het bouwvlak tot 8 m toegestaan.

Bedrijfswoning

De bestaande, legaal aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd en de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 800 m³ bedragen. Indien er meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn wordt dat middels een maatvoeringaanduiding op de plankaart aangegeven.

In lijn met de vigerende regeling wordt via een wijzigingsbevoegdheid de bouw van een eerste bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Voorwaarden voor het toestaan van een eerste bedrijfswoning zijn:

  • er is sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • er was nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig;
  • er moet sprake zijn van een ruimtelijke concentratie van de woning en agrarische bedrijfsgebouwen;
  • er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder, Wet geurhinder en veehouderij, Wet milieubeheer en Besluit externe veiligheid.

Conform het provinciaal beleid wordt geen mogelijkheid meer opgenomen voor een tweede bedrijfswoning.

Teeltondersteunende voorzieningen (TOV)

In het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de provinciale beleidsregels Teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten en de Structuurvisie. Onderstaande is een combinatie van de provinciale regeling (uitgangspunt) gecombineerd met de Structuurvisie. De gemeente Roerdalen neemt de provinciale beleidsregel 'Teeltondersteunende voorzieningen 2011' over, met dien verstande dat:

  • in afwijking van de beleidsregel voor de uitbreiding van de bestemming 'Agrarisch bedrijf' voor tijdelijke TOV, kan worden volstaan met uitbreiding van een onbebouwd gedeelte van de bouwvlak. Voor een onbebouwd bouwvlak wordt op de verbeelding de aanduiding 'geen gebouwen' opgenomen. Uitgangspunten zijn dat ter plaatse van de aanduiding geen gebouwen aansluitend aan het bestaande bouwvlak worden gerealiseerd en dat sprake is van de verplichte landschappelijke en ruimtelijke inpassing volgens het 'kwaliteitsmenu';
  • de tijdelijke TOV ter plaatse van de aanduiding geen gebouwen zijn maximaal 3 m hoog en mogen maximaal 6 maanden per jaar aanwezig zijn. Bij boogkassen moeten de bogen en het plastic dan wel vergelijkbaar materiaal, na 6 maanden worden verwijderd. Ankers die duurzaam steun vinden in of op de grond en waarmee de bogen worden bevestigd, mogen worden gehandhaafd. Bij bakkenteelt of stellingenteelt moeten de bakken en plastic regenkappen dan wel vergelijkbaar materiaal, na 6 maanden worden verwijderd. Stellingen die duurzaam steun vinden in of op de grond en waaraan de bakken en regenkappen worden bevestigd, mogen worden gehandhaafd;
  • in het LOG mogen op het bouwvlak maximaal 5.000 m² kassen worden opgericht. Op het bouwvlak in de zones AW-L1 en AW-L2 mogen maximaal 2.500 m² kassen worden opgericht. Deze oppervlakte wordt, in combinatie met de ruime mogelijkheden voor tijdelijke TOV, voldoende geacht voor TOV voor de vollegrondstuinbouw. Hiermee wordt voorkomen, dat bedrijven geheel of gedeeltelijk omschakelen naar glastuinbouw/intensieve teelt, dat ten koste kan gaan van het aantrekkelijke buitengebied van Roerdalen. Voor omschakeling is plaats in speciaal aangewezen concentratiegebieden;
  • met uitzondering van kassen is er geen maximale oppervlakte aan tijdelijke TOV op het bouwvlak bepaald. Er is eveneens geen maximale oppervlakte aan TOV op het onbebouwde bouwvlak bepaald. De toegestane oppervlakte van de aanduiding 'geen gebouwen' is afhankelijk van de aard en omvang van de TOV, de kernwaarden van de omgeving en mate van compensatie van de omgevingskwaliteit. In zijn algemeenheid moet rekening worden gehouden dat geen sprake is van nieuwvestiging van of omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf. Het gaat dan om een agrarisch bedrijf, waarbij de vollegrondstuinbouw steeds minder grondgebonden is. Voor deze bedrijven is plaats in speciaal aangewezen concentratiegebieden;
  • de aanleg van hagelnetten is overal toegestaan, met uitzondering in de landschappelijk meest waardevolle en gevoelige gebieden (AW-NL). Voor de aanleg geldt een landschappelijke en ruimtelijke inpassing conform het 'kwaliteitsmenu'. Voor de aanleg is geen financiële bijdrage verplicht;
  • gebruik van landbouwfolie is overal toegestaan. Er wordt vanuit gegaan dat de aantasting van de omgevingskwaliteiten minimaal is, omdat deze TOV slechts maximaal 6 maanden per jaar zijn toegestaan dan wel aanwezig zijn.

Buitenopslag

Buitenopslag buiten het bouwvlak is in principe niet toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden is het gebruik van landbouwplastic buiten het bouwvlak wel toegestaan. De gemeente Roerdalen heeft bij collegebesluit deze voorwaarden aangegeven. De voorwaarden zijn terug te vinden in Bijlage 6.

6.2.6 Verbetering van de productieomstandigheden

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde

Voor de agrarische sector is het van belang dat de productieomstandigheden, zoals verharde kavelpaden, vlakke bouwgronden en minimale obstructies door bijvoorbeeld watergangen of bomenrijen zo optimaal mogelijk zijn. Verbetering van de productieomstandigheden kunnen de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie aantasten.

Door het opnemen van een vergunningenstelsel voor met name genoemde werken en werkzaamheden, die nodig zijn om de productieomstandigheden te verbeteren, kan een afweging van belangen worden gemaakt. De volgende werken en werkzaamheden worden in de zone AW-L 1 en 2 en AW-NL aan een omgevingsvergunning gekoppeld:

  • het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt en boomteelt;
  • het buiten de bouwblokken aanleggen, verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiter- en andere paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
  • het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • het verlagen, vergraven, ophogen, diepwoelen, diepploegen of egaliseren van de bodem;
  • het verwijderen van houtgewas (tenzij nodig voor fruitteelt en boomteelt), het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  • het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.

In de zone AW-NL is in aanvulling op bovenstaande een omgevingsvergunning vereist voor het scheuren of permanent omzetten van grasland in bouwland.

De beoordeling of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk is van geval tot geval verschillend, afhankelijk van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden ter plaatse. Deze waarden zijn per zone (AW-L1, AW-L2 en AW-NL) omschreven in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemmingen en gebaseerd op de Structuurvisie, vigerende bestemmingsplannen en het Groenstructuurplan.

Een omgevingsvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming. Dat betekent dat de reguliere agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd door het van toepassing zijnde omgevingsvergunningenstelsel. Graslandverbetering, ruwvoederteelt en daarmee samenhangende grondbewerkingen zijn derhalve niet omgevingsgunningplichtig in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2.

Verder geldt de omgevingsvergunningplicht niet voor activiteiten die plaatsvinden binnen bouwvlakken (met uitzondering van bouwvlakken gelegen binnen archeologisch waardevolle gebieden, beschermingszones van leidingen of waterwingebieden).

Naast de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk kan voor werkzaamheden de Bomenlijst van de gemeente of de Boswet van toepassing zijn.

6.2.7 Nevenfuncties bij agrarische bedrijven

Het bestemmingsplan biedt ruime mogelijkheden voor landbouw met een verbrede doelstelling. Het ontwikkelen van nevenactiviteiten op het agrarisch bedrijf kan extra inkomsten opleveren waardoor het bedrijf ook op langere termijn duurzaam kan worden voortgezet en er minder sprake is van afname van het aantal bedrijven. Behoud van agrarische bedrijven is van belang voor het beheer en onderhoud van het agrarisch cultuurlandschap, de instandhouding van het agrarische karakter van de bedrijfsgebouwen en de economische vitaliteit (het beperken/tegengaan van krimp). Nevenfuncties kunnen bijdragen aan een positieve ontwikkeling van de recreatieve sector, zorg of natuurbeheer wat eveneens bijdraagt aan de economische vitaliteit en behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied.

In de structuurvisie 'Roerdalen 2030' is bepaald welk type nevenfuncties in de verschillende zones wenselijk is (zie paragraaf 2.3 zonering). In tabel 6.1 is aangegeven welke nevenactiviteiten op agrarische bedrijven in het bestemmingsplan rechtstreeks, dan wel via afwijking toelaatbaar worden gesteld.

Tabel 6.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten bij recht ter plaatse van agrarische bouwvlakken en bij de bestemming Wonen

bestemming maximaal aantal m²
A - LOG AW-L 1 AW-L 2 AW-NL W-BG en W-BG-vbb3) bebouwing gebruik
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten
verkoop-aan-huis van lokaal geproduceerde producten 4) R R R R * bestaand 100 m²
agrarische educatie, duurzaamheid en innovatie A A A A * bestaand
overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten A A A A * bestaand
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten
kleinschalig beroep- aan-huis R R R R R bestaand max. 1/3 van de woning
kleinschalig bedrijf-aan-huis A A A A A bestaand max. 1/3 van de woning
inpandige opslag en stalling van goederen * * A A A bestaand max 500 m², niet in kassen
overige bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten * * A * * bestaand
activiteiten gericht op recreatie, toerisme en zorg
bed & breakfast * R * R R bestaand max. 8 slaapplaatsen en 3 kamers
kleinschalig kamperen (boerderijcamping) * A * A A, alleen bij vbb max. 40 plaatsen²)
educatie gekoppeld aan recreatie * A * A A, alleen bij vbb bestaand
paardenbak R ) R R A * ¹)
overige recreatieve functies/agrotoerisme en zorg * A * A A, alleen bij vbb bestaand
overige dienstverlening
groene en blauwe diensten (agrarisch natuurbeheer buiten het bouwvlak) * R * R R

* Niet toegestaan.

R Bij recht toegestaan.

A Via afwijking mogelijk.

vbb Ter plaatse van de aanduiding voormalige bedrijfsbebouwing

  1. 1. Indien binnen het bouwvlak onvoldoende ruimte is, kan via afwijking in de zone AW-L1 een paardenbak buiten, maar aansluitend aan het bouwvlak worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. het oppervlak bedraagt ten hoogste 800 m;
    2. 2. ze worden gerealiseerd op een afstand van ten minste 25 m van woningen van derden;
    3. 3. voorzien moet worden in een passende landschappelijke inpassing.
  1. 2. Alleen in de periode 1 maart tot en met 31 oktober.
  2. 3. Deze regeling geldt zowel voor Wonen als voor Wonen-Vrijkomende bedrijfsbebouwing (W-vbb). Bij W-vbb geldt aanvullend dat de bestaande nevenactiviteiten bij omzetting mogen worden voortgezet. Voor het starten van nieuwe activiteiten in de vrijgekomen bedrijfsbebouwing (vbb) dient gebruikgemaakt te worden van de regeling vervolgfuncties of de afwijkingsmogelijkheid voor vbb in de bestemming Wonen.
  3. 4. het betreft verkoop van lokaal geproduceerde producten van zelfgeproduceerde of uit de regio afkomstige producten.

Ten behoeve van nevenfuncties zijn de bouwregels overeenkomstig de agrarische bestemming van toepassing. Dat betekent dat voor nevenactiviteiten gebouwd mag worden, maar bij iedere aanvraag voor omgevingsvergunning beoordeeld wordt of de nevenactiviteiten ondergeschikt aan de agrarische bedrijfsvoering blijven.

6.2.8 Vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen: toelaatbaarheid vervolgfuncties

Ook in de komende planperiode zal een aantal agrarische bedrijven in het plangebied worden beëindigd. De vrijkomende bedrijfscomplexen in buitengebieden zijn met name in trek voor bewoning, niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, recreatie, zorg en ondergeschikte detailhandel van ter plaatse vervaardigde goederen en horeca. Naast negatieve effecten (risico van aantasting van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid), kan het toestaan van nieuwe economische dragers ook belangrijke kansen bieden voor het actief begeleiden van krimp: verbeteren van de economische vitaliteit en leefbaarheid van het landelijk gebied. De gemeente staat positief tegenover deze ontwikkeling en omschakeling van de agrarische bestemming naar een zogeheten vervolgfunctie is onder voorwaarden mogelijk.

Het type vervolgfunctie dat onder voorwaarden per zone kan worden toegestaan is als volgt:

Tabel 6.2 Vervolgfuncties per zone/agrarische bestemming

gronden grenzend aan de bestemming vervolgfuncties
A-LOG geen
AW-L1 recreatie, toerisme, zorg en wonen
AW-L2 bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en categorie 3 bedrijven indien deze qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met categorie 1 en 2 bedrijven en wonen
AW-NL recreatie, toerisme, zorg en wonen

Omschakeling naar de bestemming wonen is alleen toegestaan indien een bedrijfswoning aanwezig is.

Indien door een initiatiefnemer is aangetoond dat een op basis van de Structuurvisie gewenste vervolgfunctie niet mogelijk is, dan kan Wonen Buitengebied als vervolgfunctie worden toegestaan. De mogelijkheden voor vervolgfuncties worden opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. De voorwaarden voor vervolgfuncties worden gebaseerd op het kwaliteitsmenu.

De volgende algemene voorwaarden zijn van toepassing bij vervolgfuncties:

  • vervolgfuncties zijn alleen toegestaan als sprake is van vrijkomende of vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing;
  • bij functieverandering wordt de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd;
  • buitenopslag van goederen en stalling is niet toegestaan;
  • parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • overtollige bebouwing dient zoveel mogelijk gesloopt te worden. Richtlijn hierbij is dat 50% van de bebouwing gesloopt wordt. De exacte hoeveelheid te slopen bebouwing is afhankelijk van de specifieke situatie en het type vervolgfunctie.

Voormalige agrarische bedrijven die reeds functieverandering hebben ondergaan, worden in het bestemmingsplan voorzien van een op het huidige gebruik afgestemde bestemming met een specifieke aanduiding voormalige bedrijfsbebouwing, zodat bekend is dat het hier om een voormalig agrarisch bedrijf gaat. Omdat op deze percelen vaak meer erfbebouwing aanwezig is dan bij de overige functies zoals het wonen, worden op deze voormalige agrarische bedrijfscomplexen ook nevenfuncties toegestaan. Voor de regeling en voorwaarden wordt verwezen naar paragraaf 6.7 Wonen.

6.3 Natuur En Landschap

Het uitgangspunt is handhaving en versterking van de natuurwaarden. De aanwezige natuurgebieden worden daartoe als zodanig bestemd en zullen nader worden beschermd door een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Regulier onderhoud, waaronder in ieder geval het onderhoud op basis van een goedgekeurd natuurontwikkelingsplan valt, wordt vrijgesteld van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden.

Ook de bestaande bossen krijgen een natuurbestemming. Deze bossen vertegenwoordigen veel kwaliteit op het gebied van natuur en landschap, zodat de natuurbestemming is gerechtvaardigd.

Nieuwe natuur

In het kader van de realisatie van ecologische verbindingszones, nieuwe landschapselementen of robuuste watergangen, kunnen agrarisch of anderszins in gebruik zijnde gronden worden omgezet in natuur. Deze 'nieuwe' natuur wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Aan de wijzigingsbevoegdheid kan toepassing worden gegeven, indien de betreffende gronden (op vrijwillige basis) zijn verworven, dan wel nieuwe natuur die via particulier natuurbeheer wordt gerealiseerd.

Naast realisering van de ecologische hoofdstructuur, kan door agrariërs op vrijwillige basis natuur- en landschapsbeheer plaatsvinden in de vorm van een nevenfunctie. Voor zover dit beheer op agrarische gronden plaatsvindt, blijft de bestemming Agrarisch.

Overige natuur- en landschapswaarden

De karakteristiek van het landschap in het plangebied is zeer afwisselend. In de gemeente komen verschillende landschapstypen voor zoals de hogere dekzandgebieden en terrassen, de voormalige broekgebieden (lagere dekzandgebieden) en de beekdalen.

Binnen het plangebied zijn diverse geomorfologische waarden aanwezig en nog goed herkenbaar aan hoogteverschillen, bollingen, steilranden en dergelijke. Deze waardevolle landschapselementen moeten beschermd worden. Waardevolle landschapselementen worden voorzien van een dubbelbestemming (Waarde - Landschap). Middels deze dubbelbestemming worden de landschapselementen beschermd door werkzaamheden zoals egaliseren, ophogen en afgraven van gronden, het aanbrengen van opgaande beplanting en het verwijderen, kappen of rooien van bomen alleen mogelijk te maken middels een omgevingvergunning voor werken en werkzaamheden. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien aangetoond is dat geen schade aangebracht wordt aan de aanwezige landschapselementen.

6.4 Cultuurhistorie En Archeologie

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen op een verantwoorde en proportionele wijze de cultuurhistorische waarden te zijn geborgd in het bestemmingsplan.

Daarnaast is een van de in de structuurvisie geformuleerde doelstellingen voor het buitengebied het behoud van de cultuurhistorische kenmerken en kwaliteiten van het plangebied. Naast het kenmerkende cultuurlandschap met zijn specifieke landschapskenmerken en -elementen betreft het de monumenten en de archeologische waarden.

De cultuurhistorische en archeologische waarden zijn in het bestemmingsplan als volgt geborgd:

Cultuurhistorie

Cultuurhistorische bebouwing

Voor de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is het van belang dat deze behouden blijft. Met het oog hierop wordt in eerste instantie via een afwijkingsbevoegdheid mogelijkheden geboden voor activiteiten met betrekking tot recreatie en zorg en in tweede instantie kan via een aparte procedure de bestemming gewijzigd worden naar Wonen. Deze regeling draagt bij om de woning en daarmee ook de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te behouden. Als sprake is van een rijks- of gemeentelijk monument is een positief advies van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en/of de gemeentelijke monumentencommissie vereist.

Om cultuurhistorische bebouwing te beschermen zijn beeldbepalende panden voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

Cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van gronden

De cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van gronden is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de agrarische bestemmingen AW-L1, AW-L2 en AW-NL. Voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de in de bestemmingsomschrijving beschreven waarden is een omgevingsvergunning vereist en kan deze alleen verleend worden als de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.

Bij ontwikkelingen die via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan is de voorwaarde opgenomen dat de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving niet onevenredig mogen worden aangetast.

Structuren van landgoederen en buitenplaaten

Een specifieke cultuurhistorische waarde in het buitengebied van Roerdalen zijn de structuren van landgoederen en buitenplaatsen binnen de gemeente. Deze zijn beschermd door de huidige bestemmingen te handhaven (bijvoorbeeld agrarisch en natuur). Deze bestemmingen kunnen niet zomaar gewijzigd worden. Alvorens de bestemmingen gewijzigd worden dient te worden beoordeeld of de cultuurhistorische waarde van het landgoed niet wordt aangetast.

Verder zijn visuele waarden van de landgoed structuren beschermd doordat voor werken en werkzaamheden, die van invloed kunnen zijn op de waarden van de landgoederen, een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist is.

Archeologie

In de archeologieverordening is het beleid van de gemeente vastgesteld met betrekking tot de bescherming van archeologische waarden. Dit beleid wordt doorvertaald in het bestemmingsplan. Voor de archeologisch waardevolle gebieden worden dubbelbestemmingen opgenomen (Waarde - Archeologie 1-7).

Ingeval van bouwactiviteiten en het uitvoeren van werken en werkzaamheden, dient met het archeologische belang rekening te worden gehouden. Om deze belangenafweging te kunnen afdwingen, wordt in het bestemmingsplan bepaald dat voor de betrokken bouwactiviteiten alleen een omgevingsvergunning kan worden verleend, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast dan wel maatregelen worden getroffen om aantasting van waarden te voorkomen en een advies aan de archeologisch deskundige is gevraagd.

In de dubbelbestemming wordt tevens bepaald dat voor ingrepen (werken of werkzaamheden) die een bedreiging voor (eventueel) aanwezig archeologisch erfgoed kunnen vormen, een omgevingsvergunning is vereist.

6.5 Recreatie

In het bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in verblijfsrecreatie en dagrecreatie.

Verblijfsrecreatie

Onder verblijfsrecreatie en appartementen worden de reguliere kampeer- en caravanterreinen en terreinen met huisjes verstaan, maar ook enkele bijzondere vormen van verblijfsrecreatie, zoals kleinschalig kamperen en recreatiewoningen, vallen hieronder. Voor de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen is de huidige situatie uitgangspunt voor de bestemmingsregeling. De verschillende verblijfsrecreatieve functies worden specifiek bestemd conform het vigerende bestemmingsplan.

Dagrecreatie

Er kunnen verschillende vormen van dagrecreatie worden onderscheiden. In het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op recreatief medegebruik, paardrijactiviteiten, recreatie op het agrarisch bedrijf en overige dagrecreatie.

In het plangebied komt een aantal dagrecreatieve voorzieningen voor. Deze worden op basis van de huidige situatie bestemd. In de regels wordt een onderscheid gemaakt tussen dagrecreatieve voorzieningen die betrekking hebben op sport en overige dagrecreatieve voorzieningen. Zo worden volkstuinen bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. Sportvelden krijgen de bestemming Sport.

Nieuwe dagrecreatieve voorzieningen worden alleen toegelaten als nevenfunctie bij agrarische bedrijven of in vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen in zone AW-L1 en AW-NL. Verder zijn zorgactiviteiten en minicampings tot 40 plaatsen als vervolgfunctie toegestaan. Overige ontwikkelingen worden, indien gewenst op basis van de structuurvisie, via een aparte procedure mogelijk gemaakt.

6.6 Niet-agrarische Bedrijven, Horeca En Detailhandel

Voortzetting huidige bedrijfs-, horeca- en detailhandelsactiviteiten

In het plangebied komt een groot aantal niet-agrarische bedrijven voor. Onderscheiden worden bedrijven, horeca en detailhandel.

De niet-agrarische bedrijven die in het vigerende bestemmingsplan positief zijn bestemd en de niet-agrarische bedrijven, die al gedurende langere tijd in het plangebied zijn gevestigd en waarvoor geen actief saneringsbeleid wordt gevoerd, worden positief bestemd. Ook de in het vigerende bestemmingsplan als agrarisch aanverwante bedrijven aangeduide en als zodanig bestemde bedrijven worden nu bestemd als Bedrijf.

Agrarisch aanverwante bedrijven (zoals loonwerkbedrijven) worden voorzien van een specifieke bestemming (Bedrijf - Agrarisch aanverwant)

Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn alle bedrijven geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden voorzien van een algemene bedrijfsbestemming. Bedrijven uit categorie 3 en hoger worden voorzien van een maatbestemming. In het bestemmingsplan wordt een op het buitengebied van Roerdalen afgestemde Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Daarin worden de bedrijfsactiviteiten opgenomen die de gemeente passend vindt in het buitengebied van Roerdalen.

Bij een positieve bestemming van bedrijfs-, horeca- en detailhandelsactiviteiten is bezien in hoeverre uitbreiding van de bebouwing kan worden toegestaan. In dit bestemmingsplan wordt voorzien in een generieke regeling afgestemd op de structuurvisie. Uitbreiding van niet-agrarische bedrijven is mogelijk met toepassing van het 'kwaliteitsmenu'.

Vrijkomende locaties

Het is mogelijk dat een aantal bedrijven binnen de planperiode zal worden beëindigd en dat de betreffende locatie niet geschikt is voor nieuwe bedrijfs-, horeca- of detailhandelsactiviteiten. Net als bij de beëindiging van agrarische bedrijven, worden via een wijzigingsbevoegdheid vervolgfuncties mogelijk gemaakt.

Gebruiksgerichte paardenhouderij

In de praktijk wordt onderscheid gemaakt tussen productiegerichte paardenhouderij en gebruiksgerichte paardenhouderij. Productiegerichte paardenhouderij kan gelijk gesteld worden met een agrarisch bedrijf. Omdat de gebruiksgerichte paardenhouderij functioneel afwijkt van de productiegerichte paardenhouderij, valt deze vorm niet onder de agrarische bedrijfsvoering. Gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn bedrijfsmatige paardenhouderijen waarbij het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone. Hieronder vallen pensionstallen, maneges en het africhten van paarden van derden.

Bestaande pensionstallen en africhtingsbedrijven worden gerekend tot bedrijfsmatige activiteiten en voorzien van de bestemming Bedrijf. Maneges worden voorzien van de bestemming Sport.

6.7 Wonen

In het buitengebied worden in het verlengde van het vigerende bestemmingsplan 4 categorieën burgerwoningen onderscheiden:

  • Wonen, specifieke regeling voor de voormalige recreatieparken Reewoude (W-Reewoude) en Rothenbach (W-Rothenbach);
  • Wonen Buitengebied (W-BG), generieke regeling voor burgerwoningen;
  • Wonen Kernen (W-KN) - specifieke regeling voor de kernen Borg-Grens en Lerop;
  • Wonen - Woonwagenstandplaats (W-W).

Wonen Reewoude (W-REW) en Wonen Rothenbach (W-RB)

Aan de woningen in de voormalige recreatieparken Reewoude en Rothenbach is de bestemming Wonen toegekend. Middels 'postzegelbestemmingsplannen' is bij deze voormalige recreatieparken permanente bewoning gelegaliseerd. De regels voor deze bestemming zijn opgenomen conform de vigerende bestemmingsplannen voor deze locaties.

Wonen - Buitengebied (W-BG)

Aan alle bestaande (legale) burgerwoningen met de bijbehorende erven wordt een bestemming Wonen - Buitengebied (W-BG) toegekend. Het bouwvlak van de woning wordt afgestemd op het bouwvlak uit het vigerende bestemmingsplan. Per bouwvlak is 1 woning toegestaan. Indien er meerdere woningen/wooneenheden binnen een bouwvlak aanwezig zijn en zijn toegestaan, wordt dit aangegeven door middel van een maatvoeringaanduiding.

De inhoud van een woning bedraagt maximaal 1.000 m³ per woning/wooneenheid. Dit is exclusief maximaal 100 m² voor bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen). Voor de goot- en bouwhoogte wordt uitgegaan van een generieke regeling met een goothoogte van 6 m en een bouwhoogte van 9 m.

Wonen - Buurtschappen (W-BTS)

De woningen in de buurtschappen Borg-Grens en Lerop worden voorzien van de bestemming Wonen - Buurtschappen (W-BTS). Voor de regels binnen deze bestemming wordt aangesloten bij de bestemming Wonen in de bestemmingsplannen voor de kernen.

Wonen - Woonwagenstandplaats (W-W)

Aan de Woonwagenstandplaats is de bestemming Wonen - Woonwagenstandplaats (W-W) toegekend. De regels voor deze bestemming zijn opgenomen conform het vigerend bestemmingsplan voor deze locatie.

Nieuwbouw van woningen

Binnen dit bestemmingsplan wordt de nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied niet mogelijk gemaakt.

Nevenfuncties

Met het oog op het tegengaan van krimp en versterking van met name de recreatieve sector, worden bij wonen nevenfuncties bij recht en via een afwijkingsbevoegdheid toegestaan (zie tabel 6.1).

Mantelzorg

In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden voor mantelzorg conform de regeling in het Handboek Bestemmingsplannen.

Woningsplitsing

De gemeente wil monumenten beschermen. Om extra mogelijkheden om het onderhoud van monumenten te garanderen, wordt bij monumenten woningsplitsing mogelijk gemaakt. Monumenten zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' en bij deze woningen zijn via een planwijziging 3 extra inpandige woningen toegestaan.

6.8 Landgoederen En Kastelen

Een bijzondere categorie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, wordt vertegenwoordigd door de landgoederen en kastelen. Het beleid voor landgoederen en kastelen is gericht op behoud van de cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden. Het beheer en onderhoud van landgoederen en kastelen kost geld. De bestemmingsregeling dient zo in elkaar te zitten, dat er activiteiten kunnen worden ontplooid die geld genereren, nu en in de toekomst. Daarvoor is een bepaalde mate van flexibiliteit nodig. In het bestemmingsplan worden daarom bij de kastelen en landgoederen, in lijn met de structuurvisie, mogelijkheden geboden voor activiteiten gericht op recreatie, toerisme en zorg.

De kastelen Daelenbroeck, Steenen Huys en Montfort zijn in de vigerende bestemmingsplannen voorzien van een specifieke bestemming. In het nieuwe bestemmingsplan worden deze voorzien van de bestemming Overig - Kastelen en Landgoederen. Gestreefd wordt naar een zoveel mogelijk generieke regeling die mogelijkheden biedt voor activiteiten gericht op recreatie, toerisme en zorg. Zo worden mogelijkheden geboden voor het behoud van deze bijzondere cultuurhistorische objecten. Kleinschalige activiteiten (bijvoorbeeld kantoor of horecafunctie ondersteunend aan de hoofdfunctie) worden bij recht mogelijk gemaakt. Grootschaligere activiteiten (bijvoorbeeld zalenverhuur) die vanwege de mogelijke ruimtelijke impact een afweging vereisen, worden via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.

In de vigerende bestemmingsplannen zijn tevens een aantal locaties bestemd als landgoed (onder andere Hoosden, Frymerson en Aerwinkel). Deze landgoederen worden ook voorzien van de bestemming Overig - Kasteel. Voor de landgoederen wordt zoveel mogelijk de generieke regeling voor de kastelen toegepast.

Voor de verschillende kastelen en landgoederen zijn in de vigerende bestemmingsplannen en via aparte procedures afwijkend gebruik en specifieke functies mogelijk gemaakt. Het toegestane gebruik en de specifieke functies zijn in dit bestemmingsplan middels specifieke aanduidingen mogelijk gemaakt.

6.9 Water

In het bestemmingsplan worden alle hoofdwatergangen bestemd als Water. Ondergeschikte watergangen en sloten die in het gebied gelegen zijn dat agrarisch in gebruik is of die binnen de bestemming Natuur gelegen zijn, worden niet als zodanig bestemd. Indien het waardevolle landschapselementen betreft, worden deze door het opnemen van een dubbelbestemming beschermd.

Rondom de Roer wordt een dubbelbestemming Inundatiezone en meanderzone opgenomen waarmee gewaarborgd wordt dat de Roer in tijden van hoog water een optimale afvoer behoudt.

Conform de Provinciale verordening en sectorale wet- en regelgeving, dienen in een bestemmingsplan de primaire waterkeringen en waterwingebieden te worden beschermd door middel van een dubbelbestemming. Waterkeringen en waterwingebieden komen niet voor binnen het plangebied. Wel ligt de Roerdalslenk in het plangebied. De Roerdalslenk is voorzien van een dubbelbestemming.

6.10 Milieu

De geluidszone van het industrieterrein Roerstreek ligt over een deel van het plangebied. De geluidszone is opgenomen op de verbeelding.

6.11 Overige Onderwerpen

6.11.1 Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied liggen diverse terreinen en gebouwen die worden gebruikt voor maatschappelijke activiteiten en voorzieningen. Alle gebouwen die voor maatschappelijke activiteiten worden gebruikt, worden voorzien van de bestemming 'Maatschappelijk'. Gegeven het bijzondere gebruik, wordt voor de begraafplaats en het militaire terrein een afzonderlijk regeling opgenomen.

6.11.2 Nutsvoorzieningen

De planologisch relevante leidingen zijn voorzien van een dubbelbestemming.

Hoofdstuk 7 Juridische Planbeschrijving

7.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan en op onderdelen ontwikkelingsgericht. De ontwikkelingsgerichtheid blijkt met name uit de opgenomen flexibiliteitbepalingen (afwijkingsregels- en wijzigingsbevoegdheden) voor onder andere neven- en vervolgfuncties en de bouwmogelijkheden op agrarische bedrijven en de vervolgfuncties voor niet-agrarische bedrijven. Wat de overige functies betreft is het bestemmingplan hoofdzakelijk conserverend van aard. Er wordt niet voorzien in de mogelijkheid voor nieuwe functies en de bouwmogelijkheden zijn beperkt. Wel moet worden opgemerkt bij het opstellen van de regels in een enkel geval deels uitgegaan is van het feitelijk gebruik in plaats van het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast zijn waar mogelijk de provinciale en regionale richtlijnen gevolgd.

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling nader toegelicht. Voor de onderscheiden hoofdfuncties zijn afzonderlijke bestemmingsregelingen opgesteld die zijn gebaseerd op de overwegingen die in de voorafgaande hoofdstukken zijn verwoord. Op welke wijze een en ander in de bestemmingsregeling concreet verwerkt is wordt hierna beschreven.

Voor de opbouw van een bestemmingsplan zijn er een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2008). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden, voor zover van toepassing, gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

De planregels zijn als volgt opgebouwd.

  • In hoofdstuk 1 komen de Inleidende regels aan bod. Het betreft hier de Begrippen en de Wijze van meten.
  • In hoofdstuk 2 staan de Bestemmingsregels centraal. Dit zijn de regels die behorend bij de verschillende bestemmingen die opgenomen zijn in het plan. Per hoofdfunctie (agrarisch, wonen, bedrijf en dergelijke) is een bestemmingsregeling opgenomen die bestaand uit:
    1. 1. bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;
    2. 2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;
      en indien van toepassing:
    3. 3. nadere eisen: de nadere eisen die aan het bouwen gesteld worden;
    4. 4. afwijken van de bouwregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    5. 5. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden;
    6. 6. afwijken van de gebruiksregels: bevoegdheid van burgemeester en wethouders;
    7. 7. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
    8. 8. wijzigingsbevoegdheden: mogelijkheden om het bestemmingsplan te wijzigen.
  • In hoofdstuk 3 zijn de Algemene regels opgenomen. Dit hoofdstuk bevat verschillende algemene bepalingen die van toepassing zijn op elke bestemming die in hoofdstuk 2 is opgenomen.
  • Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels opgenomen in hoofdstuk 4.

Toetsing aan het 'kwaliteitsmenu'

In de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' is het Roerdalens kwaliteitsmenu opgenomen. In het Roerdalens kwaliteitsmenu is het Limburgs kwaliteitsmenu dat onderdeel is van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg uitgewerkt in een gemeentelijk kwaliteitsbeleid. Uitgangspunt van het kwaliteitsmenu is dat er met een bijdrage uit 'rode' ontwikkelingen die beschreven zijn in de structuurvisie, ingrepen ter behoud en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gefinancierd kunnen worden. Daarnaast is bij bouwmogelijkheden binnen en buiten het bouwvlak in artikel 3,4,5 en 6 ruimtelijke en landschappelijke inpassing vereist. Het Roerdalens kwaliteitsmenu is opgenomen in bijlage 4 van de regels. Bij de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden die door het bevoegd gezag alleen verleend worden met toepassing van het kwaliteitsmenu wordt verwezen naar bijlage 4. In bijlage 4 is aangegeven welke kwaliteitsbijdrage geleverd moet worden bij de betreffende ontwikkeling.

7.2 Artikelgewijze Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3 Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied, artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1, artikel 5 Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 2 en artikel 6 Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden

Dit bestemmingsplan kent vier verschillende agrarische bestemmingen. Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de zonering zoals beschreven in paragraaf 5.5. Door voor deze systematiek te kiezen, is het mogelijk voor alle zones aparte regelingen op te nemen waardoor aanwezige waarden worden beschermd. Om dit te bewerkstelligen, wordt onderscheid gemaakt in bijvoorbeeld het toegestane grondgebruik en de bouwmogelijkheden en neven- en vervolgfuncties.

Binnen de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke productietakken rechtstreeks zijn toegestaan. In de huidige situatie komt het echter voor dat bedrijven een andere agrarische functie uitoefenen dan datgene wat in de betreffende zone is toegestaan. Het betreft afhankelijk van de bestemming onder andere glastuinbouw en intensieve veehouderij. Deze bedrijven worden voorzien van een specifieke functieaanduiding.

Voor de aanwezige agrarische bedrijven zijn bouwvlakken opgenomen. Binnen het toegekende bouwvlak dienen de bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning, de bijbehorende bouwwerken en de bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen), te worden gesitueerd. Dit betekent dat ook mestopslag, paardenbakken, sleufsilo's, kuilplaten en teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak worden gesitueerd. Om agrariërs meer flexibiliteit te geven bij het gebruik en de inrichting van het bouwvlak, is het via afwijking in de zones A - LOG en AW-L 1 en 2 toegestaan om kuilvoerplaten, mestplaten en sleufsilo's ook buiten het bouwvlak, mits binnen 25 m van het bouwvlak, te realiseren. Op deze manier ontstaat er op het bouwvlak meer ruimte om bebouwing te realiseren terwijl tegelijkertijd de concentratie van bebouwing gewaarborgd blijft. Daarbij dienen de randvoorwaarden zoals beschreven in de afwijkingsbevoegdheid in acht te worden genomen.

Agrarische bouwvlakken mogen, met inachtneming van de van toepassing zijnde bouwregels, volledig worden bebouwd. Bij nagenoeg alle agrarische bedrijven is één bedrijfswoning aanwezig. Indien reeds een tweede agrarische bedrijfswoning aanwezig is, is dit met een maatvoeringaanduiding aangegeven. De maximum inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt 1000 m³, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Tevens is 100 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. Bij bouwaanvragen voor objecten die zowel als bijbehorende bouwwerk en als woning getypeerd kunnen worden kan van geval tot geval bepaald worden of de oppervlakte binnen de 1.000 m³ of binnen de 100 m² aangemerkt wordt. Voorbeeld 1: Indien de woning een inhoud heeft van 800 m³ en er een bijbehorend bouwwerk staat van 100 m² is het mogelijk om een bijbehorende bouwwerk (mits onderdeel van de woning) van ten hoogste 200 m³ te vergunnen. Voorbeeld 2: Is de woning al 1.000 m³ maar zijn er nog geen bijbehorende bouwwerken dan is het uitsluitend mogelijk een bijbehorend bouwwerk van ten hoogste 100 m² te vergunnen.

Afwijkingsregels

In de planregels zijn in de vier agrarische artikelen de volgende afwijkingsregels opgenomen:

  • ten behoeve van afwijkende dakvorm voor bedrijfsgebouwen of silo's (artikel 3);
  • ten behoeve van kuilvoerplaten, mestplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak (artikel 3, 4 en 5);
  • ten behoeve van hagelnetten (artikel 3, 4, 5 en 6);
  • ten behoeve van opslag van dierlijke mest (artikel 3, 4 en 5);

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Op de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 1, Agrarisch met waarden - Landschapswaarden 2 en Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden is een vergunningenstelsel van kracht met het oog op de te beschermden waarden.

Milieuhygiënische inpasbaarheid
In verschillende flexibiliteitsbepalingen wordt als voorwaarde gesteld dat de ontwikkeling 'milieuhygiënisch inpasbaar' is. Milieuhygiënisch inpasbaar is een verzamelbegrip voor verschillende aspecten. In artikel 1 begrippen is een begrip opgenomen. Dit begrip luidt als volgt:

Een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
- voor milieu gevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
- omliggende bedrijven niet onevenredige in hun activiteiten worden aangetast;
- er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en).
- nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor de natuur;
- bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden of vastgestelde hogere grenswaarde;
- bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies voldaan wordt aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
- er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-contour worden gerealiseerd;
- nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt indien hiertoe gewichtige redenen voor aanwezig zijn;
- de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
- de toename verhard van oppervlak wordt gecompenseerd
- de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
- de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
- er voldaan is aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.

Met deze regels wordt het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, bepaalde werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die een aantasting van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden dan wel de cultuurhistorische waarde betekenen. Specifiek betreft het de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bossages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen en steilranden. Op dit vergunningenstelsel zijn enkele uitzonderingen van toepassing. Hieronder vallen bijvoorbeeld werken en werkzaamheden binnen het bouwvlak alsmede normaal onderhoud.

Wijzigingsbevoegdheid

Naast afwijkingsregels zijn er ook wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen waarvoor een zwaarder afwegingskader geldt dan bij afwijken. Daarnaast gaat een wijzigingsbevoegdheid gepaard met een aanpassing van de verbeelding. Dit bestemmingsplan kent de volgende wijzigingsbevoegdheden:

  • vormverandering bouwvlak (artikel 3, 4, 5 en 6);
  • bouwvlakvergroting (artikel 3, 4, 5 en 6);
  • nieuwvestiging (artikel 3);
  • toestaan eerste agrarische bedrijfswoning (artikel 4, 5 en 6);
  • voor vervolgfuncties (artikel 4, 5 en 6);
  • voor nieuwe natuur (artikel 6).

De wijzigingsbevoegdheid voor bouwvlakvergroting wordt ook toegepast voor bouwvlakvergroting voor de uitbreiding permanente kassen en hoge boogkassen.

In de wijzigingsbevoegdheid voor vervolgfuncties is tevens de vervolgfunctie wonen opgenomen. Dit is een vervolgfunctie waarbij de bedrijfswoning omgezet wordt naar burgerwoningen de daarbij behorende aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken. Deze regeling geldt overigens voor alle bestemmingen waar een vervolgfunctie naar wonen is opgenomen.

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden alvorens gebruik gemaakt kan worden van de wijzigingsbevoegdheid staan in elke wijzigingsbevoegdheid zelf beschreven.

Reconstructiewet

Naast de verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven op basis van de zonering zoals genoemd in paragraaf 5.5 leidt ook de Reconstructiewet tot verschillende mogelijkheden voor agrarische bedrijven. De zones die voortkomen uit de Reconstructiewet zijn als volgt in het bestemmingsplan opgenomen:

  • landbouwontwikkelingsgebied (LOG): komt 1 op 1 overeen met de bestemming Agrarisch - Landbouwontwikkelingsgebied en de regels voor het LOG zijn in artikel 3 verwerkt;
  • verwevingsgebied: gebiedsaanduiding verwevingsgebied;
  • extensiveringsgebied: de reconstructie regels met betrekking tot het extensiveringsgebied zijn gekoppeld aan de aanduiding 'intensieve veehouderij' verwerkt in de bouwregels van artikel 4, 5 en 6.

Om te bepalen of bepaalde ontwikkelingen juist wel of juist niet op de beoogde locatie binnen een reconstructiewetzone mogelijk is zijn voorwaarden in artikel 3 en de gebiedsaanduiding verwevingsgebied opgenomen.

Artikel 7 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan alle niet-agrarische bedrijven. Voor de bestemming Bedrijf is gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (milieucategorieën) (SvB). Verwezen wordt naar bijlage 1 van de regels. Een inventarisatie van de verschillende bedrijven in het plangebied die in een hogere milieucategorie vallen is opgenomen in bijlage 1 van de toelichting. Een algemene toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 2 van de toelichting.

In zijn algemeenheid worden bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf' toegestaan. Als uit de inventarisatie blijkt dat er sprake is van bestaande bedrijfsactiviteiten die in een hogere categorie vallen, dan zijn deze specifiek bestemd. Dit betekent dat na bedrijfsbeëindiging uitsluitend een soortgelijk bedrijf is toegestaan of een bedrijf in de categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Uitbreiding van Bedrijven is via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Uitbreiding is alleen mogelijk met toepassing van het kwaliteitsmenu dat in bijlage 4 van de regels is opgenomen.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vervolgfuncties opgenomen. De vervolgfuncties die mogelijk zijn, zijn afhankelijk van de aangrenzende agrarische bestemming (zie tabel 6.2.). Een aantal locaties grenst niet direct aan een agrarische bestemming. Voor deze bestemmingen geldt dat de mogelijkheden voor vervolgfuncties van de dichtstbijzijnde agrarische bestemming van toepassing zijn. Het betreft de volgende locaties:

locatie bestemming
Heinsbergerweg bedrijf
Kastanjelaan bedrijf
Meinweg bedrijf
Tussen de bruggen bedrijf
Hooiweg bedrijf
Stationsweg bedrijf, met aanduiding nv
Klifsbergweg bedrijf, met aanduiding p
Meinweg bedrijf, met aanduiding sp-zpk

Per bedrijf is tevens één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders met een maatvoeringaanduiding op de verbeelding anders is weergegeven.

Artikel 8 Bedrijf – Agrarisch aanverwant

Voor de bestemming Bedrijf – Agrarisch bedrijf is de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet van toepassing. Voor deze bestemming is uitbreiding is alleen mogelijk binnen via een wijzigingsbevoegdheid en met toepassing van het kwaliteitsmenu (bijlage 4 bij de regels)

Voor deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vervolgfuncties opgenomen. De vervolgfuncties die mogelijk zijn, zijn afhankelijk van de aangrenzende agrarische bestemming (zie tabel 6.2.)

Per bedrijf is tevens één bedrijfswoning toegestaan tenzij anders met een maatvoeringaanduiding op de verbeelding anders is weergegeven.

Artikel 9 Cultuur en ontspanning

Voor de bestemming Cultuur en ontspanning wordt uitsluitend gebruikgemaakt van specifieke aanduidingen. Dit zijn in casu een seksinrichting, schutterij en een indoorspeeltuin. Dit betekent dat op de betreffende percelen alleen de huidige functie is toegestaan. Uitwisseling van functies is niet mogelijk. Voor de bouwmogelijkheden wordt aangesloten bij de bestaande situatie.

De algemene regel dat standaard één bedrijfswoning is toegestaan is niet van toepassing. Alleen ter plaatse van een zodanige aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan. Wel wordt in de gebruiksregels bij alle functies ondergeschikte horeca en sport toegestaan. Hierbij kan gedacht worden aan een kantine of gymzaal en sportveld.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vervolgfuncties opgenomen. De vervolgfuncties die mogelijk zijn, zijn afhankelijk van de aangrenzende agrarische bestemming (zie tabel 6.2.). Een aantal locaties grenst niet direct aan een agrarische bestemming. Voor deze bestemmingen geldt dat de mogelijkheden voor vervolgfuncties van de dichtstbijzijnde agrarische bestemming van toepassing zijn. Het betreft de volgende locaties:

locatie bestemming
Rothenbacherweg cultuur en ontspanning

Artikel 10 Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum

Het bezoekerscentrum van nationaal park De Meinweg heeft de bestemming Cultuur en ontspanning – Bezoekerscentrum gekregen. Het bezoekerscentrum mag maximaal 900 m² groot zijn en dient binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Net als in artikel 9 wordt in de gebruiksregels ondergeschikte horeca en sport toegestaan. Hierbij kan gedacht worden aan een kantine of gymzaal en sportveld.

Artikel 11 Detailhandel

De bestemming Detailhandel is opgenomen voor de bestaande detailhandelsvestigingen in het buitengebied.

Bij deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van vervolgfuncties opgenomen. De vervolgfuncties die mogelijk zijn, zijn afhankelijk van de aangrenzende agrarische bestemming (zie tabel 6.2.). Een aantal locaties grenst niet direct aan een agrarische bestemming. Voor deze bestemmingen geldt dat de mogelijkheden voor vervolgfuncties van de dichtstbijzijnde agrarische bestemming van toepassing zijn. Het betreft de volgende locaties:

locatie bestemming
Tussen de bruggen detailhandel
Rothenbacherweg detailhandel

Artikel 12 Detailhandel - Tuincentrum

Tuincentra zijn nagenoeg gelijk te stellen aan niet-agrarische bedrijven of detailhandelsvestigingen. Echter, vanwege de combinatie van het kweken van producten en de daarbij behorende verkoopfunctie, is gekozen om een aparte bestemming op te nemen. Hierin worden tevens de mogelijkheid geboden voor het gebruik van kassen.

De oppervlakte bebouwing die kan worden toegestaan verschilt per tuincentrum en is op de verbeelding aangegeven.

Artikel 13 Groen -1

De bestemming Groen -1 is opgenomen voor die delen van het plangebied die niet als Natuur bestemd zijn, maar wel beschermd dienen te worden. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet hoger zijn dan 3 m.

Artikel 14 Groen -2

De bestemming Groen - 2 is opgenomen voor groenstroken in het kader van landschappelijke inpassen.

Artikel 15 Horeca

De bestemming Horeca is toegekend aan de bestaande horecabedrijven. Voor wat betreft de toegestane horeca-activiteiten, is gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat zijn de horeca-activiteiten gecategoriseerd. Deze lijst is als bijlage 2 opgenomen bij de regels. Een toelichting hierop is als bijlage 3 opgenomen bij de toelichting. Horecabedrijven in de categorieën 1a en 1b zijn algemeen toelaatbaar en uitwisselbaar. Horecabedrijven uit een hogere categorie zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Voor de uitbreidingsmogelijkheden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen gekoppeld aan het kwaliteitsmenu zoals opgenomen in bijlage 4 van de regels.

Artikel 16 Kastelen en landgoederen

De bestaande cultuurhistorische buitenplaatsen hebben gezien hun bijzondere karakter de bestemming Kastelen en landgoederen gekregen. Binnen deze bestemming zijn nevenfuncties toegestaan om er voor te zorgen dat de exploitatie financieel tegemoet te komen. Hiermee wordt het behoud van de objecten voor de toekomst zeker gesteld.

Als goot- en bouwhoogte zijn de bestaande maten opgenomen.

Per locaties is sprake van verschillende mogelijkheden in toegestaan gebruik en functies. Hiervoor zijn specifieke aanduidingen opgenomen.

Artikel 17 Maatschappelijk, Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats, Artikel 19 Maatschappelijk - Kapel, artikel 20 Maatschappelijk - Militaire zaken, Artikel 21 Maatschappelijk - Vuilstort

Binnen de bestemming Maatschappelijk is gekozen voor een algemene bestemming. Specifieke maatschappelijke functies, die vanwege de geldende regels niet onder de algemene maatschappelijke bestemming behoren te vallen, zijn voorzien van een aparte bestemming. In dit geval gaat dit op voor de begraafplaats, de vuilstort, de kapelletjes en de gronden die in gebruik zijn voor militaire doeleinden.

Artikel 22 Molen

Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de molen aan de waterschei, de Gitstappermolen en de turbinemolen bij Tussen de bruggen. Per molen is sprake van verschillende bouwregels en te beschermen waarden. Hiervoor zijn specifieke aanduidingen opgenomen.

Artikel 23 Natuur

De bestemming Natuur is toegekend aan bestaand natuurgebied. Ook bestaande bossen zijn voorzien van de bestemming Natuur. Om deze reden is hier ook de bestaande ondergeschikte houtproductie toegestaan zonder omgevingsvergunning voor werken.

Binnen de bestemming Natuur is een omgevingsvergunning vereist voor het verwijderen van houtgewas. Een uitzondering wordt gemaakt voor normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming. Bij het selectief kappen en dunnen van bossen staat de natuurdoelstelling van deze percelen voorop en is het dunnen een activiteit ten dienste van de natuurdoelstelling. Bij het kappen van complete percelen komt de natuurdoelstelling in gevaar. Het kappen in het kader van beheer en onderhoud kan worden toegestaan zonder omgevingsvergunning. Het kappen van complete bospercelen is mogelijk nadat een afweging is gemaakt in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Binnen deze bestemming is het oprichten van gebouwen ten behoeve van de bestemming uitsluitend via een afwijkingsregel toegestaan.

Artikel 24 Recreatie - Dagrecreatie

Recreatieve activiteiten waarbij geen sprake is van nachtverblijf zijn bestemd als Recreatie - Dagrecreatie. Hieronder vallen dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een vijver, volkstuin, speeltuin en een golfbaan. Aangezien de bouwregels per dagrecreatieve voorziening verschillend zijn, zijn hiervoor specifieke aanduidingen opgenomen.

Artikel 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31 en 32 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8

Binnen deze bestemming is er, in tegenstelling tot dagrecreatie, wel sprake van nachtverblijf. De in het plangebied aanwezige kampeerterreinen, recreatieparken alsmede de recreatiewoningen vallen binnen deze bestemming. Omdat alleen het huidige gebruik gewenst is, wordt gebruikgemaakt van de vigerende regeling aangevuld met mogelijkheden uit het huidige beleid van de Structuurvisie. Omdat de verschillende terreinen specifieke regelingen kennen, is voor een 8-tal verschillende bestemmingen gekozen:

  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1 is opgenomen voor de recreatieterreinen Holsterhof (Paalderweg 2), Ossa (Heideweg 3), Rozendaal 3 (Montfort) en jeugdcentrum Beatrix (Wijngaardstraat 3);
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2 is opgenomen ten behoeve van camping Reigershorst (Huysbongerdweg 55);
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 3 is opgenomen ten behoeve van een solitaire recreatiewoning (Linnerweg 38), vakantiewoningen (Boslaan 5, 11, 13, 15, 19 en Schaapsweg 13) en vakantieappartementen (Rozendaal 1);
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 4 is opgenomen ten behoeve van Recreatiepark Zwembadweg en Recreatiepark 't Hitje;
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 5 is opgenomen ten behoeve van recreatiepark Elfenmeer;
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 6 is opgenomen ten behoeve van het recreatiepark en de recreatiebungalows bij Koezoep;
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 7 is opgenomen ten behoeve van de Bed & Breakfast aan de Rothenbacherweg 4;
  • de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 8 is opgenomen ten behoeve van camping Biej de Vogel aan de Heinsbergerweg 15.

In de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2 is aangegeven dat de onderlinge afstand tussen de kampeermiddelen ten minste 5 m bedraagt, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn. De afstand tussen de betreffende geschakelde woningen is 0 m, maar de afstand tussen de verschillende geschakelde woningen moet wel 5 m zijn.

Artikel 33 Sport

Voor de bestemming Sport wordt uitsluitend gebruikgemaakt van specifieke aanduidingen. Dit betekent dat op de betreffende percelen alleen de huidige functie is toegestaan. Uitwisseling van functies is niet mogelijk. Voor de bouwmogelijkheden wordt aangesloten bij de bestaande situatie.

Artikel 34 Verkeer en Artikel 35 Verkeer - Railverkeer

In het plan is voor de wegen, alsmede opstelstroken, busstroken en voet- en fietspaden de bestemming Verkeer opgenomen. Binnen de bestemming Verkeer zijn tevens bijbehorende voorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 tot 10 m. Voor de bestaande spoorweg is de bestemming Verkeer - Railverkeer opgenomen.

Artikel 36 Water

De bestemming Water is toegekend aan alle hoofdwatergangen in het plangebied. Andere in het plangebied aanwezige watergangen zijn niet apart bestemd.

Artikel 37 Wonen – Buitengebied

Alle burgerwoningen en bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn voorzien van de bestemming Wonen. De inhoudsmaat bedraagt in het algemeen maximaal 1.000 m³, exclusief bijbehorende bouwwerken. Daarnaast is 100 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan.

Voormalige (agrarische) bedrijven hebben een functieaanduiding gekregen. Vanwege het vaak grote oppervlak aan voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen, is ervoor gekozen voor deze percelen gebruiksmogelijkheden, in de vorm van nevenfuncties, op te nemen. Voorwaarde is wel dat de bestaande bebouwing niet mag worden uitgebreid en nieuwe gebouwen niet mogen worden opgericht, tenzij bebouwing wordt gesaneerd. Hiervoor geldt dat nieuwbouw is alleen toegestaan mits 50% van de bebouwing wordt gesloopt en met een maximum oppervlakte van 400 m².

Voor het toestaan van nevenfuncties is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, met vergelijkbare voorwaarden als bij de agrarische bestemmingen.

Via een wijzigingsbevoegdheid kan deze bestemming worden gewijzigd in een andere vervolgfunctie. Hiervoor gelden dezelfde criteria als voor vervolgfuncties bij agrarische bedrijven. De vervolgfuncties die mogelijk zijn, zijn afhankelijk van de zone (te bepalen aan de hand van de aangrenzende agrarische bestemming) waarin het betreffende perceel gelegen is (zie paragraaf 5.5. zonering). Indien het bestemmingsvlak niet direct grenst aan een agrarische bestemming worden de mogelijke vervolgfuncties bepaald door de dichtbij gelegen agrarische bestemming.

Artikel 38 Wonen - Buurtschappen

Deze bestemming is opgenomen voor de woningen in de buurtschappen Borg-Grens en Lerop. Het karakter van deze buurtschappen is vergelijkbaar met dat van de grotere kernen in de gemeente. Daarom is in de regels aangesloten bij de regels voor de kernen. Via afwijking wordt bij deze bestemming de mogelijkheid geboden voor beroep-aan-huis.

Artikel 39 Wonen - Reewoude en Artikel 40 Wonen - Rothenbach

Deze bestemmingen zijn opgenomen voor de voormalige recreatieparken Reewoude en Rothenbach, waar in het verleden door het wijzigen van de bestemming permanente bewoning is mogelijk gemaakt. Gezien het specifieke karakter van Reewoude en Rothenbach zijn deze voorzien van aparte bestemmingen. In de regels is het maximale aantal woningen vastgelegd, Voor Reewoude betreft het maximaal 45 woningen en voor Rothenbach maximaal 108 woningen.

Om het karakter van Reewoude en Rothenbach, ontstaan doordat de locaties zijn ontwikkeld als recreatiepark, te behouden zijn specifieke bouw en gebruiksregels opgenomen.

Artikel 41 Wonen - Woonwagenstandplaats

Deze bestemming is opgenomen voor de woonwagenstandplaatsen. Het aantal wooneenheden dat is toegestaan is middels een maatvoeringaanduiding opgenomen op de verbeelding.

Artikel 42, 43, 44, 45 46, 47 en 48 Leidingen

De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om afwijken beslist, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Onder de bestemming Leiding - Water valt ook de pekelleiding van Solvay (overgenomen uit het bestemmingsplan Rijksweg 73).

Artikel 49, 50, 51, 52, 53, 54 en 55 Waarde - Archeologie (1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7)

Om de archeologische waardevolle gebieden veilig te stellen, gelden er op deze gronden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor de met deze bestemming samenvallende bestemmingen. Bouwen is uitsluitend toegestaan indien uit onderzoek blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de waarden voldoende worden veiliggesteld. Daarnaast geldt er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.

Artikel 56 Waterstaat - Beschermingszone Artikel 57 Waterstaat - Inundatiezone en meanderzone

Om de waterhuishoudkundige functie van de hoofdwatergangen en het op natuurlijke wijze meanderen van de Roer te beschermen zijn deze dubbelbestemmingen opgenomen. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd om deze zone zoveel mogelijk vrij te houden van obstakels voor de waterhuishoudkundige functie.

7.3 Algemene Regels

Artikel 58 Antidubbeltelregeling

Dit artikel bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op woningbouw.

Artikel 59 Algemene bouwregels

Bestaande maten

Met deze regeling wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen.

Afstand bebouwing tot aan de weg

Voor nieuwbouw dient ook om redenen van verkeersveiligheid en het stedenbouwkundig beeld bebouwing op een afstand van ten minste 10 m van de as van een verharde weg met een breedte van 10 m of minder worden gebouwd of op een afstand van ten minste 15 m van de as van een verharde weg breder dan 10 m.

Artikel 60 Algemene gebruiksregels

Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is gebleken dat wonen in bijgebouwen is toegestaan als dit niet expliciet is uitgesloten. Omdat dit niet gewenst is, wordt in deze gebruiksregel wonen in bijgebouwen uitgesloten. Ook zijn prostitutiebedrijven en permanente bewoning van recreatiewoningen en plattelandkamers niet toegestaan.

Artikel 61 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

In dit artikel is aangegeven voor welke situaties de regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening van toepassing zijn.

Artikel 62 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel is opgenomen voor het hamsterkernleefgebied de aanwezige milieuzone - roerdalslenk, milieuzone - geurzone, vrijwaringszone - molenbiotoop, vrijwaringszone - schootsveld en de geluidzone - industrie. Voor de regelgeving is aangesloten bij de vigerende plannen en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

Voor gronden gelegen in een geurzone geldt dat op de bedoelde gronden geen nieuwe geurgevoelige objecten zijn toegestaan. Daarnaast mogen op de bedoelde gronden geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in hoofdstuk 2 genoemde functies die de bedrijfsvoering van de pompput beperken. Aangezien bebouwing uitsluitend is toegestaan binnen bouwvlakken is de aanduiding milieuzone - geurzone alleen opgenomen indien deze op bouwvlakken is gelegen.

Tevens is een reconstructiegebied verwevingsgebied opgenomen als gebiedsaanduiding. Zoals in dit hoofdstuk onder artikel 3, 4, 5 en 6 is uitgelegd, zijn de regels als gevolg van de Reconstructiewet voor het Landbouwontwikkelingsgebied opgenomen in artikel 3 en de regels voor het extensiveringgebied in artikel 4, 5 en 6. Het verwevingsgebied heeft betrekking op verschillende agrarische artikelen (4, 5 en 6) en daarom is een gebiedsaanduiding opgenomen waarin de regels voor het verwevingsgebied conform het reconstructieplan zijn opgenomen.

Artikel 63 Algemene afwijkingsregels

Algemene afwijkingsregels zijn opgenomen voor zaken die niet voor één specifieke bestemming gelden, maar in meerdere bestemmingen voorkomen en bijvoorbeeld gekoppeld zijn aan een aanduiding.

In dit bestemmingsplan zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor maten en bouwgrenzen en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. In het laatste geval wordt ter behoud van deze waardevolle bebouwing de mogelijkheid geboden om deze woningen te splitsen in maximaal 3 wooneenheden.

Artikel 64 Algemene wijzigingsregels

Naast de algemene afwijkingsregels zijn er ook een aantal algemene wijzigingsregels. Concreet gaat het om:

  • overschrijding bestemmingsgrenzen;
  • woningsplitsing cultuurhistorisch waardevolle panden.

Woningsplitsing van karakteristieke panden en de realisatie van een woning in een karakteristiek bijgebouw is uitsluitend toegestaan voor de in bijlage 3 van de regels opgenomen adressen.

Artikel 65 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

7.4 Overgangsrecht En Slotregels

Artikel 66 Overgangsregels

Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in lid 66.1. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Overgangsrecht gebruik

Lid 66.2 betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt.

Artikel 67 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1.1 Inspraak

Van 29 mei tot en met 9 juli 2012 heeft het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied in het kader van de inspraakverordening van de gemeente Roerdalen ter inzage gelegen. In deze periode zijn betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan.

In deze periode zijn twee inloopavonden georganiseerd waarbij bewoners en belanghebbenden de gelegenheid krijgen de plannen te bekijken en individueel vragen te stellen.

In de Nota Inspraak en overleg zijn de inspraakreacties samengevat en beantwoord. Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. De Nota inspraak en overleg is opgenomen in Bijlage 4.

8.1.2 Overleg

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Buitengebied is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan enkele belanghebbende instanties toegezonden.

In de Nota Inspraak en overleg zijn de overlegreacties samengevat en beantwoord. Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. De Nota inspraak en overleg is opgenomen in Bijlage 4.

8.1.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied heeft met ingang van 6 november 2012 tot en met 17 december 2012 ter visie gelegen. Gedurende deze periode kan eenieder een zienswijze indienen op dit bestemmingsplan. In totaal zijn er 94 zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen zijn samengevat en beantwoord. Per zienswijze is aangegeven of en in welke mate de zienswijze aanleiding geeft tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Tevens is aangegeven welke ambtshalve aanpassingen van de regels en de verbeelding zijn doorgevoerd. De Nota Zienswijzen is opgenomen in bijlage 7.

8.2 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Bro minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Het bestemmingsplan Buitengebied is grotendeels een consoliderend bestemmingsplan. In het plan zijn geen ontwikkelingen voorzien waarvan de economische uitvoerbaarheid ter discussie staat.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Overzicht Beeldbepalende Panden En Monumenten

Bijlage 3 Overzicht beeldbepalende panden en monumenten

Bijlage 4 Kwaliteitsmenu

Bijlage 4 Kwaliteitsmenu

Bijlage 5 Inrichtingsplan Elfenmeer

Bijlage 5 Inrichtingsplan Elfenmeer

Bijlage 6 Nevenactiviteiten En Bedrijf Aan Huis

Bijlage 6 Nevenactiviteiten en bedrijf aan huis

Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 4 Nota inspraak en overleg

Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwingen Tbv Ontwikkelingen

Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwingen tbv ontwikkelingen

Bijlage 6 Gebruik Landbouwplastic

Bijlage 6 Gebruik landbouwplastic

Bijlage 7 Nota Zienswijzen

Bijlage 7 Nota zienswijzen