KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel - Factory Outlet Center
Artikel 4 Leiding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Historie
2.2 Huidig Gebruik
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Het Planvoornemen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Algemene Beoordeling Milieueffecten (M.e.r.)
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Verkeer
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Geluidhinder
5.6 Geurhinder
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Bodemkwaliteit
5.9 Water
5.10 Ecologie
5.11 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Standaard En Plansystematiek
6.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Laddertoets
Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Kruispuntanalyse
Bijlage 4 Onderbouwing Parkeren
Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Onderzoek Geluid
Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 8 Advies Brandweer Midden- En West-brabant
Bijlage 9 Wateradvies Waterschap Brabantse Delta
Bijlage 10 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 11 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 12 Indicatieve Stikstofberekeningen Aanlegfase
Bijlage 13 Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 14 Nota Van Vooroverlegreacties
Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen

Uitbreiding Designer Outlet Roosendaal

Bestemmingsplan - Gemeente Roosendaal

Vastgesteld op 15-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Uitbreiding Designer Outlet Roosendaal met identificatienummer NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601 van de gemeente Roosendaal;

1.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.5 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel of gedeelte daarvan, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorende bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.15 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; hieronder wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;

1.16 franchisenemer

een natuurlijke of rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer' het recht is verleend om de merkartikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen;

1.17 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.19 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.20 kwetsbaar object

object als bedoeld in artikel 1, lid 1 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;

1.21 licentiehouder

een natuurlijke of rechtspersoon aan wie door een fabrikant of 'vertically integrated retailer' een licentie is verleend om de merkartikelen van die fabrikant of 'vertically integrated retailer' te verkopen en/of te produceren;

1.22 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder het hoofdverblijf elders heeft;

1.23 merkfabrikant

fabrikant van artikelen die gewoonlijk worden beschreven, verkocht of voor verkoop uitgestald met aanduiding van de merknaam of het handelsmerk ('merkartikelen');

1.24 nettovloeroppervlakte

de som van de binnenwerks gemeten vloeroppervlakten van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen gebouwen ten behoeve van de betreffende functie of voorziening, onder welke ruimten niet zijn begrepen sanitaire ruimten, garderobes, opslag- en andere dienstruimten en keukens;

1.25 peil

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil;

1.26 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.27 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw ten behoeve van detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.28 vertically integrated retailer

een natuurlijke of rechtspersoon die merkartikelen produceert of ten behoeve van wie deze merkartikelen naar een specifiek ontwerp en een specifieke omschrijving worden geproduceerd en die de controle heeft over de distributie en wederverkoop van die artikelen;

1.29 voorgevel

naar de openbare weg gekeerde zijde van een gebouw;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelscheiding van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijn-de, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daar-mee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 toepassing van maten

de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel - Factory Outlet Center

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel - Factory Outlet Center aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een factory outlet center, tot een totale verkoopvloeroppervlakte van 6.000 m², met de volgende omschrijving:
    1. 1. verkoop van merkartikelen van hoge kwaliteit;
    2. 2. verkoop is beperkt tot:
      • artikelen die buiten het seizoen worden verkocht,
      • onvolmaakt afgewerkte artikelen,
      • overschotten en experimentele collecties;
      • in alle gevallen artikelen die geen deel uitmaken van de lopende collecties -met uitzondering van uitverkoop- van de reguliere detailhandel;
    3. 3. verkoop vindt plaats tegen gereduceerde prijzen ten opzichte van de prijzen die gewoonlijk door de reguliere detailhandel worden gehanteerd;
    4. 4. verkoop vindt plaats rechtstreeks aan de consument door fabrikanten, licentiehouders, franchisenemers en vertically integrated retailers van voor of door hen zelf geproduceerde artikelen, met uitsluiting van tussenhandel door andere natuurlijke- of rechtspersonen;
    5. 5. in het factory outlet center zijn vertegenwoordigd:
      • ten minste 80% van de totale verkoopvloeroppervlakte in de branches kleding, schoenen, lederwaren en sportartikelen;
      • ten hoogste 20% van de totale verkoopvloeroppervlakte in de branches beeld en geluid, doe-het-zelf-artikelen, kleine(re) huishoudelijke artikelen, boeken, juweliersartikelen, zonnebrillen, cosmetica/parfum, speelgoed, snoepwaren en wenskaarten;

met dien verstande dat per winkeleenheid maximaal 20% van de verkoopvloeroppervlakte mag worden gebruikt voor de verkoop van normaal gangbare accessoires gerelateerd aan het hoofdgebruik in de betreffende winkeleenheid;

  1. b. horeca, tot een gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte van 600 m², uitsluitend als ondersteunende functie, inherent aan een factory outlet center, en uitdrukkelijk niet begrepen in bovenbedoelde verdeling van toegestane branches;
  2. c. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. d. pleinen, paden, taxistandplaatsen en ontsluitingswegen;
  4. e. waterpartijen en groenvoorzieningen;
  5. f. bij een en ander behorende voorzieningen voor berging, opslag, bevoorrading, distributie en nutsdoeleinden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Leiding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een hoogspanningsleiding alsmede binnen deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone. Een en ander met de bijbehorende voorzieningen en met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen de bepalingen van dit artikel vóórgaan op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de betreffende gronden van toepassing zijn.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevellijn mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, trappen- c.q lifthuizen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemmingen, de bestemmingsomschrijvingen en de overige regels.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - buisleidingenstraat

8.2 Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding te vervallen' komt de onderliggende dubbelbestemming in Artikel 4 ten behoeve van een bovengrondse 150 kV- en 380 kV-hoogspanningsverbinding met bijbehorende voorzieningen, te vervallen vanaf het moment dat de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 8 van het rijksinpassingsplan “Zuid-West 380 kV Oost” (vastgesteld op 12 juli 2022) in gebruik is genomen.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijking bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:

  1. a. ten aanzien van de plaats van de bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
  2. b. van de in de artikelen genoemde maten en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  3. c. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ mag bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 m mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 10.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

11.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Uitbreiding Designer Outlet Roosendaal.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Outlet Rosada B.V. is voornemens om het designer outlet center Roosendaal (DOR) uit te gaan breiden. Het DOR zal tegen het einde van 2023 voor 98% bezettingsgraad hebben. Vanwege deze positieve groei is uitbreiding van het Designer Outlet Roosendaal beoogd. Hiermee kan voldaan worden aan vraag en aanbod van nieuwe brandpartners.

De uitbreiding zal er vooral voor zorgen dat het DOR regionaal dominanter en relevanter wordt in het grote verzorgingsgebied waarin het gevestigd is. In dit verzorgingsgebied met bijna 20 miljoen inwoners binnen 90 minuten reistijd, ligt de focus op de grote steden Rotterdam en Antwerpen. De uitbreiding zal ervoor zorgen dat de bezoekersaantallen uit deze twee regio's zullen toenemen vanwege de dominantie en het uitgebreide aanbod van belangrijke designer merken.

Het gevolg daarvan is dat het DOR op economisch vlak meer werkgelegenheid zal aanbieden in de regio en deze economische groei ook duidelijk voelbaar zal zijn in de regio Roosendaal.

De samenwerking binnen de verschillende deelgebieden in Roosendaal, waaronder het Leisure Park Roosendaal, het Vlietpark en de binnenstad, zal meer bekendheid en populariteit teweegbrengen waardoor het DOR in de toekomst uit een groter verzorgingsgebied bezoekers naar het DOR en Roosendaal kan gaan halen.

Het vigerende bestemmingsplan 'De Stok fase 2 en 2A' staat detailhandel toe tot een totale verkoopvloeroppervlakte van 17.500 m2. Deze capaciteit is bijna bereikt. Om meer detailhandel en horecagelegenheden te kunnen realiseren is een uitbreiding van het designer outlet center beoogd ter plaatse van de bestaande parkeergarage in het noorden van het plangebied. Op basis van het vigerende bestemmingsplan ligt hier de enkelbestemming 'Detailhandel - Factory Outlet center' en een bouwvlak met de functieaanduiding 'parkeergarage'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van parkeervoorzieningen worden gebouwd. Een uitbreiding van de detailhandel en het realiseren van horecagelegenheden is hier dus niet toegestaan.

Kortom, het huidige bestemmingsplan laat deze uitbreiding van detailhandel (aan de noordkant) en parkeren (aan de zuidkant) niet toe. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe bouw- en gebruiksregels voor het gebied gegeven.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt ten westen van de stad Roosendaal nabij het knooppunt van de rijkswegen A17 en A58. Het gebied ligt op een afstand van circa 1,5 kilometer vanaf de binnenstad van Roosendaal. De locatie wordt via aansluiting 19 Roosendaal-West vanaf de rijksweg A17 ontsloten.

Ten noorden van het outletcenter ligt het recreatiepark De Stok. De A17 ligt aan de oostzijde. Aan de westzijde ligt het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0001.png"

Figuur 1.1: Plangebied (omkaderd met zwarte bolletjeslijn)

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0002.png"

Figuur 1.2: Omgeving plangebied (plangebied rood omkaderd)

1.3 Vigerende Plannen

Voor het plangebied van het bestemmingsplan Uitbreiding Designer Outlet Roosendaal geldt thans één bestemmingsplan:

  • De Stok fase 2 en 2A, door de Raad vastgesteld op 1 juni 2017.

Op grond van het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de enkelbestemming 'Detailhandel - Factory Outlet Center'. De voor 'Detailhandel - Factory Outlet Center' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor een factory outlet center tot een totale verkoopvloeroppervlakte van 17.500 m2 en horeca tot een gezamenlijke nettovloeroppervlakte van 1.500 m2 uitsluitend als ondersteunende functie. Deze capaciteit is bijna bereikt. Er is nog een kleine hoeveelheid vierkante meters over, die als reserve dienen en mogelijk ingezet worden voor toekomstige kleine uitbreidingen.

Binnen het vigerende bestemmingsplan 'De Stok fase 2 en 2A' wordt voor de toegang van fase 3,449 m2 VVO retail gesloopt. Hier wordt 832 m2 VVO nieuwe retail gerealiseerd. Dit past echter nog binnen het totale VVO van 17.500 m2 van de bestemming 'Detailhandel - Factory Outlet Center' van bestemmingsplan 'De Stok fase 2 en 2A'. Daarom maakt dit geen onderdeel uit van dit bestemmingsplangebied.

Om meer detailhandel en horecagelegenheden te kunnen realiseren is een uitbreiding van het designer outlet center beoogd ter plaatse van de bestaande parkeergarage in het noorden van het plangebied. Op basis van het vigerende bestemmingsplan ligt hier de enkelbestemming 'Detailhandel - Factory Outlet center' en een bouwvlak met de functieaanduiding 'parkeergarage'. Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van parkeervoorzieningen worden gebouwd. Een uitbreiding van de detailhandel en het realiseren van horecagelegenheden is hier dus niet toegestaan.

De parkeergarage in het noorden van het plangebied wordt verwijderd. Doordat deze parkeergarage wordt verwijderd, is nieuwe parkeercapaciteit benodigd. Nieuwe parkeerplekken worden gerealiseerd bij de bestaande parkeergarage in het zuiden van het plangebied. Ook hier ligt een functieaanduiding 'parkeergarage'. Deze parkeergarage wordt opgehoogd met drie bouwlagen en uitgebreid aan de noordzijde. Op basis van het vigerende bestemmingsplan mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Om de uitbreiding van de parkeergarage mogelijk te kunnen maken dient het bouwvlak uitgebreid te worden met de functieaanduiding 'parkeergarage'. Ook geldt er op basis van het vigerend bestemmingsplan een maximum bouwhoogte van 12 meter. Doordat de parkeergarage met drie bouwlagen wordt opgehoogd, past dit niet meer binnen de maximum bouwhoogte.

Verder heeft het plangebied voor een klein deel de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' en heeft het plangebied voor een groot deel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0004.png"

Figuur 1.3: Uitsnede Bestemmingsplan De Stok fase 2 en 2A (plangebied is in rood omlijnd)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het planvoornemen en de uitgangspunten. In hoofdstuk 4 wordt het beleidskader van het Rijk, de provincie en gemeente Roosendaal uiteen gezet. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en het (voor)overleg.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Historie

Het plangebied heeft in het verleden voornamelijk een agrarische bestemming gehad. Oorspronkelijk bestond het gebied uit een veenvlakte welke werd doorsneden door een meanderende kreek; de Enge Beek. Na de ontvening in de middeleeuwen bleef een vlak dekzand en kleigebied over met een ondiep beekdal waardoor de Enge Beek stroomde. Het gebied is tot in de 18de eeuw regelmatig overstroomd door zeewater. Na de Middeleeuwen is het gebied onderdeel geworden van de Kruislandse polder. Sindsdien heeft het gebied een agrarische bestemming (weidegrond) gehad.

In de tweede helft van de 20ste eeuw is het gebied opnieuw ingedeeld bij een ruilverkaveling. De loop

van de Enge Beek is tijdens de ruilverkaveling en de aanleg van rijksweg A58 verlegd. Na 1995 is

een parkeerplaats aangelegd op de hoek van de Heirweg. In 2006 is de eerste fase

van het outletcenter gerealiseerd. Het winkelcentrum breidde in 2016 uit (fase 2).

2.2 Huidig Gebruik

De noordzijde van het plangebied is in gebruik als parkeervoorziening. Ook de zuidzijde van het plangebied is in gebruik als parkeervoorziening. In het zuiden van het plangebied staat een parkeergarage van circa 7 meter hoog (van twee verdiepingen, zie ook onderstaand dwarsprofiel).

Het plangebied is bijna compleet verhard. Aan de westzijde van het plangebied ligt een smalle groenstrook, dit betreft een deel van het talud van de aarden wal.

In de bestaande situatie is in het outletcenter 16.588 m2 verkoopvloeroppervlakte (VVO) retail aanwezig en 942 m2 VVO horeca. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is 17.500 m2 VVO retail en 1.500 m2 VVO horeca toegestaan. Binnen het vigerende bestemmingsplan wordt nog 449 m2 VVO retail gesloopt. Dat betekent dat er nog ruimte is voor 1.361 m2 VVO retail en 558 m2 VVO horeca.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0005.png"

Figuur 2.1: Bovenaanzicht parkeergarage gelegen aan de noordzijde van het plangebied (luchtfoto 2021, bron Street Smart Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0006.png"

Figuur 2.2: Voorzijde parkeergarage gelegen aan de noordzijde van het plangebied (luchtfoto 2021, bron Street Smart Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0007.png"

Figuur 2.3: Bovenaanzicht parkeergarage gelegen aan de zuidzijde van het plangebied (luchtfoto 2021, bron Street Smart Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0008.png"

Figuur 2.4: Voorzijde parkeergarage gelegen aan de zuidzijde van het plangebied (foto 2021, bron Street Smart Cyclomedia)

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0009.png"

Figuur 2.5: Dwarsprofiel van parkeergarage gelegen aan de zuidzijde van het plangebied

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Het Planvoornemen

Outlet Rosada B.V. is voornemens om circa 6.000 m2 verkoopvloeroppervlakte (VVO) retail en 600 m2 VVO horeca toe te voegen in fase 3 van het designer outlet center. De uitbreiding van het winkelaanbod betreft in totaal 7.500 m2 bruto vloeroppervlak (BVO). Deze uitbreiding komt ter plaatse van de bestaande parkeergarage in het noorden van het plangebied. Het nieuwe VVO retail is aangegeven in oranje en het nieuwe VVO horeca is aangegeven in geel in onderstaande afbeelding. Voor de uitbreiding zal de bestaande parkeergarage compleet verwijderd worden.

Om te blijven voldoen aan de parkeerbehoefte worden nieuwe parkeerplekken gerealiseerd bij de huidige parkeergarage in het zuiden van het plangebied. Deze parkeergarage wordt uitgebreid aan de noordzijde. Omdat deze uitbreiding van de parkeergarage plaats vindt buiten het bouwvlak, wordt het bouwvlak groter aan de noordzijde. Ook wordt de parkeergarage opgehoogd met drie bouwlagen. Er kan dan op zes lagen worden geparkeerd (zie onderstaand dwarsprofiel). De hoogte van de parkeergarage wordt circa 17 meter, waarbij de begane grond onder peil ligt.

In figuur 3.2 is de eerste verdieping van het planvoornemen zichtbaar. Op de eerste verdieping wordt een terras en horecagelegenheid gerealiseerd (aangegeven in geel), met uitzicht over het buitengebied (zie ook onderstaand sfeerbeeld). Daarmee sluit het plan ook aan op de ambities uit de gebiedsvisie. De gebiedsvisie wordt nader toegelicht in paragraaf 4.3.4. Daarnaast is op de eerste verdieping ruimte voor opslag ten behoeve van de retail (aangegeven in oranje in figuur 3.2).

In de aarden wal aan de westzijde van het plangebied wordt het talud afgewerkt met schanskorven. Direct daarnaast komt een pad te liggen, om de winkels te kunnen bereiken aan de achterzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0010.png"

Figuur 3.1: Ontwerp uitbreiding detailhandel, begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0011.png"

Figuur 3.2: Ontwerp uitbreiding detailhandel, eerste verdieping

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0012.png"

Figuur 3.3: Bovenaanzicht ontwerp

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0013.png"

Figuur 3.4: Dwarsprofiel parkeergarage (in het zuiden van het plangebied)

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0014.png"

Figuur 3.5: Sfeerbeeld terras op eerste verdieping van uitbreiding DOR.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de vaststelling van de NOVI is haar voorganger (de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) vervallen. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.

De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.

Toetsing planvoornemen

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte – voorganger van de NOVI – is uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze uitwerking is opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl wordt van kracht zodra de Omgevingswet in werking treedt en is dan de uitwerking in regelgeving van het beleid dat in de NOVI staat.

De nationale belangen die nu nog in het Barro worden geborgd betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).

In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen.

Toetsing planvoornemen

Het plangebied ligt vanuit de Rarro in het radarverstoringsgebied behorende bij radarstation Woensdrecht. In het Barro is opgenomen dat bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een radarverstoringsgebied voor een radarstation, geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen de radarverstoringsgebieden zijn maximale bouwhoogten vastgesteld (zie onderstaande afbeelding). Bij woensdrecht is dit een maximale bouwhoogte van 90 meter t.o.v. NAP. Deze bouwhoogte wordt met dit plan niet mogelijk gemaakt. In dit plan is de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven op de verbeelding.

De overige onderwerpen zijn niet relevant voor het onderzoeksgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0015.png"

Figuur 4.1: Kaart radarstations en radarverstoringsgebieden

Conclusie

De maximaal toegestane bouwhoogtes vanuit het radarverstoringsgebied vormen geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied. Geconcludeerd kan worden dat onderhavige ontwikkeling passend is binnen de regels zoals gesteld in het Barro en het Rarro.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Een van de nationale belangen uit de SVIR betreft 'zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen'. Onderdeel daarvan is de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2). Daarin staat: De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Stedelijke ontwikkeling

Toepassing van de ladder is verplicht voor opgaven die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk moeten maken. Of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden.

Toetsing planvoornemen

Ter onderbouwing van de uitbreiding is een toets volgens de Ladder voor Duurzame Verstedelijking gewenst. De Laddertoets is toegevoegd aan bijlage 1 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In de Ladder voor Duurzame Verstedelijking wordt beschreven of de behoefte aanwezig is voor uitbreiding van het Designer Outlet Center Roosendaal, welke effecten dit heeft op de detailhandelsstructuur en of er geen geschikte leegstaande panden of planologische ruimte beschikbaar is.

In de laddertoets zijn de volgende conclusies gemaakt:

  1. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

De uitbreiding van Designer Outlet Roosendaal is een ruimtelijke ontwikkeling in stedelijk gebied. Daarnaast is de omvang in termen van ruimtegebruik met maximaal 6.600 m² toevoeging van retail- en horecameters vanuit ruimtelijk ordeningsgronden substantieel. De uitbreiding is daarom aan te merken als stedelijke ontwikkeling.

  1. 2. Is de stedelijke ontwikkeling 'nieuw'?

Met de uitbreiding van Designer Outlet Roosendaal wordt nieuw beslag op de ruimte gedaan. Daarmee is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

  1. 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?

Het verzorgingsgebied van Designer Outlet Roosendaal is in de huidige situatie reeds groot en betreft zelfs een gebied tot meer dan een uur reisafstand, waaronder een groot deel van België. De uitbreiding van DOR zorgt voor een uitbreiding van het verzorgingsgebied, omdat de kwaliteit (hoogwaardige merken, nieuwe moderne panden) van het outlet fors gaat verbeteren.

  1. 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

Een Designer Outlet heeft vooral een functie voor funshoppen en een dagje uit en onderscheidt zich daarmee voor een deel van het bezoekdoel aan (middelgrote) centrumgebieden. In het leisurebeleid van de gemeente Roosendaal is de ontwikkeling en versterking van de aantrekkingskracht van het totale leisuregebied DOR/De Stok een belangrijk onderdeel. De ervaring leert dat een uitbreiding van een Designer Outlet voorziet in een consumentenbehoefte. Kwalitatief gezien is er behoefte aan de uitbreiding van Designer Outlet Roosendaal doordat met meer ruimte en kwaliteit ingespeeld kan worden op de consument die behoefte heeft aan nieuwe, meer hoogwaardige merken en grotere winkelpanden. Dit vergroot de aantrekkingskracht en het verzorgingsgebied. Daarbij past een groter DOR in de grotere stedelijke leisureontwikkeling waar de Stok en DOR gezamenlijk deel van uitmaken. De kwantitatieve effectanalyse toont aan dat negatieve omzeteffecten in de omliggende binnensteden beperkt zijn en bovendien positieve effecten optreden, omdat bovenregionale bezoekers combinatiebezoeken in Roosendaal en de regio West-Brabant doen. Hier kunnen de overige binnensteden in West-Brabant mee van profiteren.

  1. 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Het complete terrein van DOR is aangewezen als 'stedelijk gebied' (zie ook paragraaf 4.2.2). Daarbij geldt dat alternatieve locaties niet geschikt zijn. De ontwikkeling betreft een specifiek outletconcept. Dit is niet inpasbaar op afstand van het bestaande outlet center.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant'

De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Op 14 december 2018 is de omgevingsvisie vastgesteld. Daarna volgt een doorvertaling in een Omgevingsverordening en programma's. Tot die zijn vastgesteld blijven bestaande beleidsplannen voor natuur, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en milieu en water van kracht. Daarmee wil Brabant op tijd klaar zijn voor de Omgevingswet wanneer deze in 2022 wordt ingevoerd.

In de Omgevingswet staan waarden als veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. Voor ieder van deze opgaven geeft de omgevingsvisie aan wat de ambities op lange termijn zijn: wat is er nodig om Brabant in 2050 een gezonde, veilige en prettige leefomgeving te laten zijn? Maar ook een concreet tussendoel: waar moeten we in 2030 op zijn minst staan om dat langetermijndoel te halen? De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

In de omgevingsvisie is opgenomen dat duurzame verstedelijking een van de opgaves is. Uitbreiding van het bestaande stedelijk gebied in steden en dorpen is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Herbestemmen is het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied.

Daarnaast wordt ingezet op het toekomstbestendig maken van de werklocaties in Brabant. Het (kwalitatief) ‘up to date’ houden van de bestaande werklocaties is van vitaal belang voor een concurrerende economie, innovatie, werkgelegenheid, zorgvuldig ruimtegebruik en realisatie van vergroenings- en duurzaamheidsambities.

Toetsing planvoornemen

Het plangebied maakt al onderdeel uit van het terrein van het designer outlet center, dat momenteel in gebruik is als parkeervoorziening. Bovendien draagt het plan bij aan het vitaal belang voor een concurrerende economie en werkgelegenheid, lees hiervoor ook de Laddertoets in bijlage 1. Met de uitbreiding wordt beoogd de aantrekkingskracht van de DOR te versterken en de concurrentiepositie ten opzichte van de andere outlet centra in Nederland en Belgie te verbeteren of tenminste vast te houden. Daarmee sluit het plan aan op de omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim omgevingsverordening

De Interim omgevingsverordening is vastgesteld door Provinciale Staten op 25 oktober 2019 en vervangt een aantal provinciale verordeningen:

  • provinciale milieuverordening
  • verordening natuurbescherming
  • verordening ontgrondingen
  • verordening ruimte
  • verordening water
  • verordening wegen

De Interim Omgevingsverordening Noord-Braband is op 15 april 2022 geconsolideerd.

Om straks klaar te zijn als de Omgevingswet in werking treedt, heeft de provincie eerst een Interim omgevingsverordening vastgesteld. Het is een ‘Interim’ omgevingsverordening om zo te benadrukken dat dit een tussenstap is naar de ‘definitieve’ omgevingsverordening gebaseerd op de Omgevingswet.

De Interim omgevingsverordening is gebaseerd op de huidige wetgeving en moet aan de wettelijke bepalingen van die wetgeving voldoen. Dat betekent dat nieuwe mogelijkheden uit de Omgevingswet nog niet zijn verwerkt. Er is wel zo veel als mogelijk aansluiting gezocht bij de Omgevingswet en de voorwaarden voor een omgevingsverordening (bijvoorbeeld bij de opbouw en de digitale vormgeving). Deze Interim omgevingsverordening voegt de bestaande regels over de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk samen in één verordening en is beleidsneutraal. Alleen aanpassingen die nodig zijn vanwege de samenvoeging of vanwege al vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie, worden meegenomen.

In de Interim omgevingsverordening staan regels voor:

  • Burgers en bedrijven: dit zijn zogenaamde rechtstreeks werkende regels voor activiteiten. Deze regels bevatten voorwaarden om zo’n activiteit te verrichten en geven ook aan of je bijvoorbeeld eerst een melding moet doen voordat je mag beginnen.
  • Bestuursorganen van de overheid: dit zijn zogenaamde instructieregels. Met deze regels kan de provincie een opdracht geven aan gemeenten over onderwerpen die zij in het bestemmingsplan moeten opnemen of aan het waterschap over de manier waarop ze hun taken uitvoeren.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

Het gaat hier om regels die naast een eventuele vergunningplicht gelden. Er zijn in de Interim Omgevingsverordening voor de volgende thema’s rechtsreekse regels opgenomen: grondwaterbescherming, grondwateronttrekking, bodemsanering, stortplaatsen, ontgrondingen, varend ontgassen, stiltegebied, wegen, natuur en landbouw.

Binnen het plangebied zijn voor de volgende werkingsgebieden rechtstreekse regels van toepassing:

Landelijk gebied

Het plangebied ligt binnen landelijk gebied. Daarnaast loopt er een strook (gearceerd) met 'verbod uitbreiding veehouderij' door het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0017.png"

Figuur 4.2: Uitsnede kaart 2: Rechtstreeks werkende regels Landbouw

Stedelijke ontwikkeling

Op basis van kaart 3 van de geconsolideerde Interim omgevingsverordening ligt het zuidelijk deel van het plangebied in de zone 'Verstedelijking afweegbaar'. Het noordelijk deel van het plangebied ligt niet binnen deze zone. Op 27 september 2022 is een kaartaanpassing vastgesteld van de Interim omgevingsverordening (zie figuur 4.4), waardoor het complete designer outlet center terrein wordt aangewezen als 'stedelijk gebied'. Daarmee zijn de aanduiding 'landelijk gebied' en 'verstedelijking afweegbaar' verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0019.png"

Figuur 4.3: Uitsnede kaart 3: Instructieregels gemeenten stedelijke ontwikkeling en erfgoed

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0020.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0021.png"

Figuur 4.4: Wijziging Interim omgevingsverordening - kaartaanpassingen 2022 (vastgesteld op 27-09-2022)

Natuur

Ten westen van het plangebied ligt een ecologische verbindingszone die onderdeel uitmaakt van het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het plangebied ligt niet binnen NNB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0022.png"

Figuur 4.5: Uitsnede kaart 4: Instructieregels gemeenten natuur en stiltegebieden

Instructieregels

Dit zijn de regels die tot voor kort waren opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Voor het onderhavige plangebied gaat het om de volgende relevante thema's:

  • Stedelijk gebied

Artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling

Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:

  1. a. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  2. b. het een duurzame stedelijke ontwikkeling is.

Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:

  • bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  • bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  • houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  • draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Planvoornemen

Er heeft regionaal afstemming plaatsgevonden. Zo zijn er verschillende ambtelijke informatiebijeenkomsten geweest met de contactambtenaren van alle regiogemeenten en de Provincie Noord-Brabant. Tijdens deze bijeenkomsten zijn de leisureambities van Roosendaal, de visie Leisurepark en de uitbreidingsplannen van het DOR toegelicht.

4.2.3 Ontwerp omgevingsverordening Noord-Brabant

De provincie heeft als eerste stap een Interim omgevingsverordening vastgesteld waarin de bestaande regels zijn samengevoegd. Voordat de Omgevingswet in werking treedt, wordt de definitieve omgevingsverordening vastgesteld. Deze definitieve verordening wordt tegelijk met de Omgevingswet van kracht. In de definitieve verordening worden, in tegenstelling tot de interim verordening, ook beleidswijzigingen verwerkt. De huidige regels in de Interim omgevingsverordening zijn gehanteerd als uitgangspunt. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Er is aansluiting gezocht bij de opbouw van de rijksregels. Diverse nadere regelingen zijn in de Omgevingsverordening verwerkt.
  • Vanwege het vervallen van de Wet bodembescherming zijn nieuwe regels opgenomen om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Het voorstel is om daarvoor ook voorbeschermingsregels vast te stellen.
  • De aanwijzing van voor verzuring gevoelige kwetsbare gebieden (Wav-kaarten) is vervallen.
  • De rechtstreeks werkende regels voor de ontwikkeling van veehouderij en mestbewerking vervallen. Het voorstel is om die te vervangen door voorbeschermingsregels.
  • Er is een attentiezone geluid opgenomen langs provinciale wegen waarbinnen aandacht wordt gevraagd voor het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.

Gedeputeerde Staten hebben op 23 maart 2021 het ontwerp van de Omgevingsverordening vastgesteld. In het ontwerp van de omgevingsverordenig Noord-Brabant zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de interim omgevingsverordening die relevant zijn voor onderhavig plangebied. Zo is het Verstedelijking afweegbaar gebied niet meer zichtbaar op een kaart. Wel is het complete plangebied aangewezen als 'landelijk gebied'. Echter met de kaartaanpassingsronde van de interim omgevingsverordening (vastgesteld 27 september 2022) wordt het complete designer outlet center terrein aangewezen als 'stedelijk gebied'.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Roosendaal 2025

Het antwoord van Roosendaal op economische en maatschappelijke ontwikkelingen heeft bij de vaststelling van Structuurvisie Roosendaal 2025 in 2012 geleid tot twee centrale beleidsuitgangspunten:

  • een duurzame ontwikkeling van een compact, compleet en verbonden Roosendaal. Dit betekent onder meer zuinig/duurzaam ruimtegebruik. En ook enerzijds (regionaal) ruimte creëren voor speerpunten/topsectoren van economisch beleid en anderzijds het aanbod van sociaal-maatschappelijke en detailhandelsvoorzieningen in wijken en dorpen behouden, waar mogelijk door concentratie en bundeling van voorzieningen;
  • een haalbare en betaalbare lokale ruimtelijke ontwikkeling: gebruik maken van de kwaliteit van de locatie en de kwaliteit van de locatie is mede bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden of initiatieven.

Volgens de integratiekaart uit de structuurvisie ligt het plangebied binnen de stedelijke contour. Het Designer Outlet Center Roosendaal wordt in de structuurvisie aangemerkt als één van de drie thematische clusters binnen de gemeente, naast de Binnenstad en Gostores. Deze drie clusters worden in de detailhandelsstructuur gehandhaafd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0023.png"

Figuur 4.6: Integratiekaart Structuurvisie Roosendaal 2025

4.3.2 (Ontwerp) omgevingsvisie Roosendaal "De verbonden stad"

Op het moment van schrijven van voorliggend bestemmingsplan is de omgevingsvisie van Roosendaal in ontwerp (van 7 februari 2022).

Roosendaal heeft de ambitie zich tot 2030 verder te ontwikkelen als een ‘verbonden stad‘. Daaronder verstaat de gemeente: een gemeente waarbinnen stad en dorpen met elkaar verbonden zijn. Een gemeente waar inwoners zich verbonden voelen met elkaar en met hun leefomgeving. Roosendaal ontleent ook haar kracht aan de verbondenheid met omliggende gemeenten in de regio, met de Brabantse stedenrij en met de metropolen Rotterdam, Antwerpen en Brainport Eindhoven. Deze verbondenheid is al eeuwen de stuwende motor achter de ontwikkeling van de gemeente Roosendaal en zorgt ervoor dat voor inwoners een scala aan kwalitatieve voorzieningen én werkgelegenheid binnen

handbereik ligt. Voor bedrijven zijn internationale afzetmarkten goed bereikbaar.

Bij het realiseren van deze ambitie hanteert de gemeente drie leidende principes:

  1. 1. Stad en dorpen van de menselijke maat

In de toekomst is goed wonen een onderscheidende kwaliteit van de gemeente. Roosendaal is een aantrekkelijke en gezonde woongemeente voor haar inwoners, in al hun diversiteit, met veel ruimte voor ontmoeting en oog voor het individu. De woonwijken en dorpen zijn ruim van opzet, gezond, groen, rustig, veilig en hebben ieder een eigen sfeer en identiteit.

  1. 2. Balans tussen mens en natuur

Roosendaal kent in 2030 meer groen in de stad, en meer stad in het groen. Wandelaars en fietsers krijgen meer ruimte, er komen meer groene verbindingen binnen de stad en de dorpen, en naar het buitengebied. Bodem, oppervlakte en lucht zijn schoon, en de leefomgeving kent een grote biodiversiteit. In de toekomst is Roosendaal klimaatadaptief. Er is een goede balans tussen het bebouwde gebied, landbouw, natuur en recreatie.

  1. 3. Ruimte voor talent en ondernemerschap

Roosendaal huisvest nu en in de toekomst bedrijven die sterk zijn in het opschalen van innovaties. De beroepsbevolking is opgeleid voor een plaats op de arbeidsmarkt in sectoren die perspectief bieden. Bedrijven, mbo+ en hbo werken samen aan goed hierbij passende opleidingen in de zorg, techniek, logistiek en vrijetijdseconomie. Roosendaal is hiermee een belangrijke schakel in een rij van sterke steden en in een regio die gericht is op vernieuwend ondernemerschap. Een analyse van de ontwikkeling en huidige situatie van de gemeente Roosendaal, de trends en ontwikkelingen, in combinatie met de geformuleerde ambitie voor de toekomst en leidende principes, leidt tot een drietal overkoepelende opgaven voor de gemeente. Deze zijn:

Opgave 1: Inspelen op extra groei

Roosendaal kiest ervoor om niet alleen de autonome groei te accommoderen, maar om ook ruimte te bieden aan nieuwe inwoners uit de Randstad die zich hier willen vestigen. Een ander belangrijk element is dat we ruimte bieden voor het versterken van de West-Brabantse economie, inclusief een daar goed op aansluitend onderwijs. Dat doen we als onderdeel van de Sterke Steden, wat inhoudt dat Roosendaal inzet op het versterken van de bestaande kwaliteiten, als complementaire stad in de WestBrabantse stedenrij. De keuze brengt met zich mee dat we de lijn van de complete en compacte stad loslaten, en behalve bouwen en herontwikkelen in de bestaande stad ook kijken naar uitbreidingen in de stadrandzones. Daarnaast benutten we ruimte in het buitengebied om kleinschalig woon-, zorg- en recreatiefuncties in te passen.

Opgave 2: Inzetten op klimaatmaatregelen en positieve gezondheid

Meer groen in de stad, meer stad in het groen. Roosendaal kiest voor het creëren van ruimte in de stad door het autogebruik terug te dringen: hoe dichter bij de binnenstad, hoe minder ruimte voor de auto. Bij nieuwbouw in de stad kiezen we vaker voor hoogbouw, om zo ruimte te scheppen voor ontmoetingsruimtes, groen en blauw. In het buitengebied kiezen we voor duurzame landbouw en voor meer natuur. Dat werken we de komende jaren samen met alle belanghebbenden uit, waarbij we ook ruimte willen bieden voor nieuwe verdienmodellen door agrariërs, zodat de rekening van deze omslag niet bij hen wordt gelegd.

Opgave 3: Werken aan een inclusieve stad

Terugdringen van de groeiende tweedeling tussen ‘goede’ en ‘aandachts’-wijken, tussen arm en rijk, het bieden van perspectief aan de jeugd, aanpakken ondermijning en zorgen voor een veilige leefomgeving. Veel van de opgaven hebben meer betrekking op sociaal, economisch of veiligheidsbeleid, en maar beperkt op fysieke onderwerpen die in deze omgevingsvisie worden uitgewerkt. Maar bij alle fysieke ingrepen die we doen, houden we rekening met het effect op een inclusieve samenleving.

De hoofdambitie, de leidende principes en de opgaven hebben we thematisch vertaald naar de deelopgaven: Ruimte, Natuur en milieu, Sociaal, en Verkeer en mobiliteit. Op die manier wordt duidelijk hoe de hoofdlijnen van beleid doorwerken in deze thema’s die een directe invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De thema’s gelden in principe voor geheel Roosendaal, voor zowel de stad, de dorpen als het buitengebied. Om meer sturing te geven aan de concrete opgaven zijn deze daarna vertaald in een koers per deelgebied. Als deelgebieden zijn daarbij te onderscheiden: de (sterke) stad, de stadrandzones en het vitale platteland (de dorpen en het buitengebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0024.png"

Figuur 4.7: Thema's in de fysieke leefomgeving

Toetsing plangebied

Onder het subthema economie is 'evenwichtige detailhandelsstructuur' als een van de opgaven aangegeven. Daarbij is beschreven dat het stimuleren van verdere uitbreiding van Rosada en De Stok de regionale concurrentiepositie verstevigt.

De opgaven uit de visie zijn vertaald naar verschillende deelgebieden van de gemeente. Grofweg bestaat de gemeente uit drie delen: een sterke stad, de stadsrandzones en een vitaal platteland. De Stok / Rosada valt onder deelgebied 'een sterke stad'.

Voor elk deelgebied wordt de koers geschetst met de specifieke opgaven die daarbij horen. Deze gebiedsuitwerkingen vormen geen exacte blauwdruk voor de toekomstige ontwikkeling van het deelgebied. Wel geven ze de dilemma’s, keuzes en mogelijke ontwikkelrichtingen voor het gebied aan.

Voor De Stok / Rosada worden de volgende doelstellingen gehanteerd:

  • Voldoende kritische massa in een heldere en aantrekkelijke structuur (circuitvorming).
  • Een eigen profilering en identiteit is noodzakelijk voor aantrekkingskracht en beleving.
  • Ruimtelijke component dient aan te sluiten op het functionele profiel.
  • Verblijfskwaliteit door de aanwezigheid van o.a. rustpunten en horeca.
  • Goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid.
  • Uitbreiden Designer Outlet Roosendaal en toevoegen van leisurefuncties aan de Stok.

Het planvoornemen sluit dus aan op de doelstelling om het Designer Outlet Roosendaal uit te breiden.

4.3.3 Detailhandelsbeleid Roosendaal 2015

De vorige detailhandelsnota van de gemeente dateerde van 2008. Door razendsnelle ontwikkelingen

in de detailhandel is herijking van dit beleid, mede gelet op ontwikkelingen en ambities die de

gemeente heeft ten aanzien van de binnenstad, wenselijk en noodzakelijk.

De geactualiseerde detailhandelsnota is vastgesteld door de gemeenteraad op 14 januari 2016. In de nieuwe detailhandelsnota zijn de volgende uitgangspunten leidend:

  • optimalisering consumentenverzorging centraal: het gaat daarbij om de verzorging van de lokale en regionale consument in perspectiefrijke winkelgebieden;
  • vernieuwing van detailhandel faciliteren door medewerking te verlenen aan kwalitatieve impulsen, innovatieve concepten of vervanging van oud door nieuw
  • duurzaam ruimtegebruik door nieuwe ontwikkelingen te laten plaatsvinden in of aansluitend op bestaande concentraties waarbij leegstand/bestaande bebouwing zoveel mogelijk wordt ingezet om tot kwaliteitsverbetering te komen;
  • type koopgedrag leidend voor keuzes en positionering winkelgebieden. Door in te zetten op een bepaald bezoekmotief (recreatief, boodschappen, doelgericht) kunnen winkelgebieden zich duidelijk profileren en hun eigen identiteit uitdragen.

In de detailhandelsnota wordt een hiërarchie van winkelgebieden voorgestaan:

  • binnenstad;
  • perspectiefrijke centra in wijken, buurten en dorpen;
  • Rosada als themacentrum gericht op designer outlet;
  • Oostpoort;
  • verspreid gelegen bewinkeling.

Op basis van de stand van zaken in de winkelgebieden in Roosendaal, de trends en ontwikkelingen

in de retailsector en de (beperkte) marktmogelijkheden zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd

voor de ontwikkeling van de detailhandelsstructuur in Roosendaal:

  • De doelstelling van het detailhandelsbeleid is om de lokale consument zo goed mogelijk te bedienen in Roosendaal. De centrale doelstelling is de lokale binding te vergroten door een optimale invulling van de consumentenbehoefte in de Roosendaalse perspectiefrijke winkelgebieden. Daar waar mogelijk wordt zoveel mogelijk geprofiteerd van regionaal / bovenregionaal bezoek.
  • Waar mogelijk wordt vernieuwing gefaciliteerd, door medewerking te verlenen aan kwalitatieve impulsen, innovatieve concepten of vervanging van oud door nieuw. Nieuwe ontwikkelingen dienen plaats te vinden in of aansluitend op bestaande concentraties waarbij leegstand / bestaande bebouwing zoveel mogelijk wordt ingezet om tot kwaliteitsverbetering te komen.
  • Omdat de ontwikkelingsmogelijkheden niet eindeloos zijn en de detailhandel onder druk staat, dienen er keuzes gemaakt te worden. De perspectiefrijke detailhandelsstructuur en het type koopgedrag wordt hierbij als leidend beschouwd. Door in te zetten op een bepaald bezoekmotief (recreatief, boodschappen, doelgericht) kunnen winkelgebieden zich duidelijk profileren en hun eigen identiteit uitdragen. Dit draagt weer bij aan het onderscheidend vermogen van de winkelgebieden. Hiermee wordt er gestreefd naar een heldere, evenwichtige en duurzame voorzieningenstructuur, waarbij de winkelgebieden complementair aan elkaar worden gepositioneerd en zij ieder een eigen taak binnen de structuur vervullen;
  • Omdat een sterke binnenstad als huiskamer van de stad van groot belang is voor de profilering van de gemeente Roosendaal en de positie van de binnenstad onder druk staat, wordt er prioriteit gegeven aan het versterken van de aantrekkingskracht van de binnenstad. De binnenstad wordt actief aangepakt met als doel ‘het hart weer te laten kloppen’. O.a. het inzetten op een compacte binnenstad, leegstandsbestrijding, het intensiveren van de samenwerking en het verbeteren van de bereikbaarheid vormen hierbinnen belangrijke speerpunten. De aanpak van de binnenstad staat onder regie van de binnenstadsorganisatie, een samenwerkingsverband van marktpartijen, gemeente en bewoners.
  • De perspectiefrijke centra in de wijken, buurten en dorpen vervullen een functie voor de dagelijkse boodschappen in het eigen verzorgingsgebied. Vanwege de beperkte marktmogelijkheden wordt uitbreiding enkel op een aantal plekken in beperkte mate mogelijk gemaakt, wanneer dit noodzakelijk is om de consumentenverzorging voor de dagelijkse boodschappen in het verzorgingsgebied op peil te kunnen houden.
  • Rosada wordt ten opzichte van de binnenstad complementair gepositioneerd als themacentrum gericht op designer outlet.
  • Op Oostpoort wordt enkel ruimte geboden aan aanbod wat direct gerelateerd is aan het woonthema of wat ruimtelijk niet in te passen is in andere winkelgebieden. Hieronder worden o.a. verstaan winkels in de wooninrichtingsbranche > 500 m² wvo en winkels die gerelateerd zijn aan het thema ‘in en om het huis’ > 1.000 m² wvo (bruin-, wit- en grijsgoedzaken, detailhandel in rijwielen en automaterialen, speciaalzaken op het gebied van tuin, groen en dier en speciaalzaken op het gebied van bouw- en inrichtingsmaterialen).
  • Verspreid gelegen bewinkeling wordt zoveel mogelijk teruggedrongen. Dit betekent dat detailhandelsfuncties op nieuwe locaties buiten de perspectiefrijke structuur niet worden toegestaan en dat clustering van detailhandel in de perspectiefrijke winkelgebieden (zoals de binnenstad) zoveel mogelijk wordt nagestreefd. Hier is verdere uitwerking aan gegeven in het plan van aanpak ‘detailhandel en horeca buiten de centrumring’.

Vertaling visie naar beleid per winkelgebied

De algemene uitgangspunten van de visie zijn vertaald naar een detailhandelsbeleid op winkelgebiedsniveau. Rosada is als bijzondere concentratie aangegeven dat vitaal gehouden moet worden.

Toetsingskader

Toekomstige initiatieven dienen getoetst te worden aan de hierboven gepresenteerde detailhandelsbeleid. Hierbij wordt allereerst beoordeeld of een initiatief van meerwaarde kan zijn voor de versterking van de recreatieve aantrekkingskracht van de binnenstad. Indien het antwoord hierop positief is, dan is de binnenstad de enige aangewezen plek voor de ontwikkeling. Wanneer dit niet het geval is, dan staat de vraag centraal of het initiatief van meerwaarde kan zijn voor versterking van het profiel en de positionering van een van de overige perspectiefrijke winkelgebieden, zonder dat de positie en het perspectief van de binnenstad belemmerd wordt. Enkel wanneer dit het geval is, dan is honorering van het initiatief buiten de binnenstad mogelijk binnen de kaders van het detailhandelsbeleid.

Wanneer een initiatief passend is binnen de kaders van het detailhandelsbeleid, dan dient vervolgens de toets plaats te vinden of een initiatief passend is binnen de kaders van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’. Wanneer een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is wordt verplicht gesteld de Ladder voor duurzame verstedelijking te doorlopen. Dit betekent dat er per initiatief aangetoond dient te worden dat er sprake is van een regionale behoefte en dat beschreven dient te worden in hoeverre deze behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, dient de locatie passend multimodaal ontsloten te zijn.

De ontwikkelingsrichting per winkelgebied zoals deze gepresenteerd is, past op hoofdlijnen binnen het gepresenteerde toetsingskader. Een nadere toetsing aan de hand van de Ladder voor duurzame verstedelijking is echter wel noodzakelijk omdat de parameters voor het aantonen van de ‘actuele regionale behoefte’ constant aan verandering onderhevig zijn. Wanneer er bijvoorbeeld de komende jaren diverse plannen gehonoreerd worden (bijvoorbeeld supermarktplannen), dan zal de behoefte aan uitbreiding langzaam gaan verzadigen en dan komt er een moment dat eventuele uitbreiding de structuur kan aantasten. De regionale behoefte en de effecten op de perspectiefrijke structuur dienen daarom in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking altijd zorgvuldig afgewogen te worden.

In paragraaf 4.1.3 is het planvoornemen getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Planvoornemen

Het DOR is een uniek concept binnen de Roosendaalse detailhandelsstructuur en de wijde regio. Om de regionale aantrekkingskracht te behouden en de bovenregionale aantrekkingskracht van het DOR te vergroten, is versterking noodzakelijk. Met deze uitbreiding wordt er een grotere bovenregionale aantrekkingskracht gecreëerd, waar ook de binnenstad deels van kan profiteren.

4.3.4 Gebiedsvisie Leisurepark Roosendaal

Aan de westzijde van de stad Roosendaal, ten westen van de A17 en op- en afrit Roosendaal-West, liggen het Designer Outlet Roosendaal (DSO) en het recreatiepark De Stok. De gemeente Roosendaal heeft de ambitie om dit verder te ontwikkelen als Urban Leisure gebied van bovenregionale

betekenis. Er liggen kansen om dit gebied verder te ontwikkelen tot een aantrekkelijk Leisurepark Roosendaal. Een gebied wat in samenhang wordt ontwikkeld tot een gebied met veel potentie voor toerisme, meerdaags verblijf, sport en horeca.

Op 17 mei 2021 hebben ondernemersvereniging De Stok, Outlet Rosada BV en gemeente een intentieovereenkomst ondertekend. Er is overeengekomen dat de gemeente in overleg met deze partijen en overige belanghebbenden in het gebied een gebiedsvisie opstelt. De gebiedsvisie is op 13 juli 2022 vastgesteld. De gebiedsvisie Leisurepark Roosendaal geeft een actueel perspectief voor de ontwikkelingsrichting van het gebied Leisurepark De Stok, rekening houdende met de ambities van marktpartijen. De uitbreiding van het DOR is aangegeven als een van de initiatieven in de visie.

In de visie is aangegeven dat de Designer Outlet een betere interactie met de omgeving dient aan te gaan. Dit kan door op een aantal stragische plekken in te zetten op actieve uitwisseling. Dit kan bijvoorbeeld ter plaatse van de Beekzone door bij eventuele uitbreiding van de Designer Outlet activiteiten in de buitenruimte mogelijk te maken, zoals een uitkijkpunt met zicht op de omgeving eventueel gecombineerd met een horecavoorzieningen. In paragraaf 3.1 is beschreven dat bij de uitbreiding van de detailhandel op de eerste verdieping een terras en horecagelegenheid wordt gerealiseerd, met uitzicht over het buitengebied. Daarmee sluit het plan aan op de gebiedsvisie.

In de gebiedsvisie is ook beschreven dat toekomstige uitbreidingen van de Designer Outlet qua maat en schaal aan dienen te sluiten bij de karakterstieke opgedeelde bebouwing van 2 lagen met een kap. Uitzonderingen zijn mogelijk mits zorgvuldig ingepast en geen monoliet. Hoogteaccenten zijn denkbaar als markering langs de beek en aan de rotonde op de Wouwbaan mits qua hoogte en afmeting vergelijkbaar aan de bestaande accenten. In het ontwerp wordt aangesloten op de randvoorwaarden van de gebiedsvisie.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Algemene Beoordeling Milieueffecten (M.e.r.)

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect.

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals de initiatieven in dit plan, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Sinds 16 mei 2017 is de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Resultaten

De uitbreiding van Designer Outlet Center Rosada is te beschouwen als een activiteit zoals genoemd in categorie 11.2 uit de D-lijst van Besluit m.e.r. Het gaat respectievelijk om “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject''. De omschrijving van de drempelwaarden behorend bij deze categorie zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Cat. Activiteit Gevallen Plannen Besluiten
D11.2 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet. De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

Tabel 5.1: Categorie D11.2 van het Besluit m.e.r.

De voorgenomen activiteit blijft onder de drempelwaarden van de categorie. Hoewel de drempelwaarden niet worden overschreden moet op grond van artikel 2 lid 5 sub b van het Besluit milieueffectrapportage een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd worden. Het betreft een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De initiatiefnemer van een activiteit waarvoor een plicht tot een m.e.r.-beoordeling geldt, moet dat voornemen schriftelijk mededelen aan het bevoegd gezag. Voor dit plan is deze mededeling vormgegeven door het opstellen van een aanmeldingsnotitie. Deze notitie is toegevoegd aan bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

De aanmeldingsnotitie bevat de informatie op basis waarvan het bevoegd gezag besluit of er sprake is van "belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu", die het doorlopen van de m.e.r.-procedure wenselijk/noodzakelijk maken.

Conclusie

In de notitie wordt geconcludeerd dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn als gevolg van het planvoornemen en dat kan worden afgezien van het opstellen van een milieueffectrapport en het doorlopen van de formele milieueffectrapportageprocedure.

Het bevoegd gezag dient nog een afzondelijk besluit te nemen hieromtrent.

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen. Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009).

Methodiek

In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.

Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype 'rustige woonwijk' richtafstand tot omgevingstype 'gemengd gebied'
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Tabel 5.2: Richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden genomen.

Classificatie plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van het terrein van het designer outlet center Roosendaal. De classificatie 'gemengd gebied' is hier het meest van toepassing, omdat het direct langs hoofdinfrastructuur ligt (A17).

Toetsing

Inrichting Omschrijving SBI-2008 Milieucategorie Grootse richtafstand
Detailhandel Detailhandel voor zover n.e.g. 47A 1 10 m
Eetgelegenheid Restaurants, cafetaria's, snackbar, ijssalons 561 1 10 m
Parkeergarage Autoparkeerterrein, parkeergarages 5221.1 2 30 m

Tabel 5.3: Overzicht aanwezige bedrijfsactiviteiten conform VNG-publicatie

Op het terrein van het plangebied, worden drie typen van bedrijfsactiviteiten onderscheiden, te weten: detailhandelszaken in non-food producten (Designer Outlet Center), horecagelegenheden en parkeerterreinen. De hoogst voorkomende milieucategorie is 2. De grootste richtafstand betreft daarmee 30 meter. Echter omdat het plangebied in gemengd gebied ligt betreft de richtafstand 10 meter. Deze richtafstand reikt niet over gevoelige objecten die zijn gelegen binnen en/of buiten het plangebied. De dichtstbijzijnde woning (Wouwbaan 133) ligt op ten minste 75 m van het plangebied. Deze woning ligt eveneens in gemengd gebied. De woonwijken liggen aan de overzijde van de A17 op een afstand van meer dan 350 meter. Dit is ruim buiten de richtafstand van milieucategorie 2.

Ten westen van het plangebied bevinden zich enkele woningen in het buitengebied. Dit gebied wordt gezien als rustig. De dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning in het buitengebied ligt op ten minste 290 meter afstand (Heirweg 2).

De bedrijfsactiviteiten van het DOR zelf zijn in de zin van milieuzonering geen gevoelige functies.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat vanuit de optiek van 'Bedrijven en milieuzonering' geen sprake is van enige belemmering.

5.3 Verkeer

Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Kruispuntanalyse

De effecten van fase 3 op het verkeersnetwerk zijn onderzocht middels een Kruispuntanalyse. Dit rapport is toegevoegd aan bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Omdat locaties waar het verkeer uitwisselt (kruispunten) maatgevend zijn voor de kwaliteit van de verkeersafwikkeling, is gekeken naar de huidige- en toekomstige situatie op de volgende drie kruispunten:

  1. 1. Aansluiting A17 – Burgemeester Freijterslaan – Mesdagstraat;
  2. 2. Aansluiting A17 – Burgemeester Freijterslaan – Wouwbaan;
  3. 3. Wouwbaan – Rosada.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0025.png"

Figuur 5.1: Locatie DOR en beoordeelde kruispunten

Aansluiting A17 – Burgemeester Freijterslaan – Mesdagstraat

De verkeerafwikkeling op dit kruispunt wordt beoordeeld als zeer goed, zowel in de huidige als in de plansituatie. Het maatgevende moment valt tijdens de avondspits in de plansituatie. De cyclustijd is dan maximaal 68 seconden en valt hiermee ruimschoots binnen de grenswaarde van 90 seconden. Op dat moment is de maximale wachtrijlengte 63 meter vanuit de Burgemeester Freijterslaan in oostelijke richting. Hier is voldoende opstellengte beschikbaar om deze wachtrij te kunnen faciliteren.

Aansluiting A17 – Burgemeester Freijterslaan – Wouwbaan

De verkeerafwikkeling op dit kruispunt wordt beoordeeld als zeer goed, zowel in de huidige als in de plansituatie. Het maatgevende moment doet zich voor tijdens een weekenddag, in de plansituatie. De cyclustijd is dan maximaal 68 seconden en valt hiermee ruimschoots binnen de grenswaarde van 90 seconden. Op dat moment is de maximale wachtrijlengte 54 meter vanuit drie richtingen:

  • Recht doorgaand verkeer vanuit de Burgemeester Freijterslaan richting de Stok
  • Rechts afslaand verkeer vanuit de Wouwbaan richting de Burgemeester Freijterslaan
  • Rechtdoor/rechtsaf slaand verkeer vanuit de Stok richting de Burgemeester Freijterslaan/Wouwbaan

Op de laatstgenoemde richting kan het zo nu en dan voorkomen dat de Heirweg minder bereikbaar is vanuit de Stok en vanuit de Burgmeester Freijterslaan. Gezien de beperkte verkeersintensiteit op dit wegvak en het alternatief via de Wouwbaan ontstaan hier naar verwachting geen doorstromingsproblemen. Op de andere maatgevende richtingen is voldoende opstellengte beschikbaar om de wachtrij te kunnen faciliteren.

Wouwbaan – Rosada

De verkeerafwikkeling op de rotonde wordt beoordeeld als zeer goed, zowel in de huidige als in de plansituatie. Het maatgevende moment doet zich voor tijdens de avondspits, zowel in de huidige- als in de plansituatie. Hier kan het voorkomen dat verkeer vanuit westelijke richting moeilijk de rotonde kan oprijden doordat zij voorrang moeten verlenen aan het verkeer dat de parkeergarage bij DOR verlaat. Dit zorgt voor een gemiddeld maximale wachtrij van 35 meter. Dit vormt echter geen belemmering voor andere rijrichtingen. Dat de rotonde het verkeer goed af kan wikkelen blijkt ook uit de IC-waard, die tijden het maatgevende moment maximaal 0,5 is en hiermee ruimschoots onder de grenswaarde van 0,8 valt. In de beoordeling van de rotonde is uitgegaan van een worst-case situatie, omdat de bypass vanaf de Wouwbaan naar Rosada niet apart kon worden opgenomen in de kruispuntwijzer. In de praktijk zal vanuit deze richting geen wachtrij ontstaan.

Conclusie kruispuntanalyse

Uit het gehouden onderzoek blijkt dat toename van verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van DOR, zowel in de huidig situatie (2021) als in de toekomstige situatie (2030) goed kan worden afgewikkeld op de belangrijkste kruispunten in de omgeving. De toename van cyclustijden en I/C-waardes is zeer beperkt ten opzichte van de huidige situatie. De kwaliteit van de verkeersafwikkeling is op alle kruispunten zeer goed; er is sprake van restcapaciteit.

Onderbouwing parkeren

In de Onderbouwing parkeren is de toekomstige parkeersituatie beschouwd. Dit rapport is toegevoegd aan bijlage 4 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

McArthurGlen is voornemens het DOR uit te breiden met nieuwe winkels en horecavoorzieningen. Het DOR wordt uitgebreid met 6.000 m² vvo (7.500 m² bvo) detailhandel. Omdat de horeca een ondersteunende functie is en geen eigen parkeerbehoefte kent, zijn in deze studie de m² detailhandel als uitgangspunt genomen.

Als gevolg van deze ontwikkeling neemt de behoefte aan parkeerplaatsen toe en verdwijnen er 434 bestaande parkeerplaatsen.

Parkeerbehoefte

Doel van dit onderzoek is om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn om te voldoen aan de parkeerbehoefte van de uitbreiding. Hiervoor is gebruikgemaakt van CROW-parkeerkencijfers uit publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. CROW maakt in de parkeerkencijfers onderscheid naar functie, stedelijkheid, stedelijke zone en geeft hierbinnen een bandbreedte. Voor deze onderbouwing is uitgegaan van het volgende:

• Functie: outletcentrum

• Stedelijkheidsgraad: sterk stedelijk gebied

• Stedelijke zone: rest bebouwde kom

• Bandbreedte van 8,6 – 10,6 pp / 100 m² bvo.

Er wordt gekozen voor de onderzijde van de volledig toelaatbare bandbreedte, te weten 8,6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Afgezet tegen de omvang van de uitbreiding leidt dit tot een parkeerbehoefte van 645 parkeerplaatsen.

Parkeeroplossing

Uitbreiding van het DOR met een fase 3 zorgt voor wijzigingen in het parkeeraanbod:

  • P1 wordt uitgebreid (+1.079 parkeerplaatsen)
  • P2 komt te vervallen (-434 parkeerplaatsen)

Met deze wijzigingen kan in de toekomstige situatie in de parkeerbehoefte worden voorzien. De genoemde parkeerlocaties zijn weergegeven in figuur 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0027.png"

Figuur 5.2: Locatie P1, P2 en brompotje rood omkaderd

Parkeren tijdens piekdagen

De omvang van Designer Outlet Roosendaal neemt door Fase 3 toe met 7.500 m² bvo. Dit betreft een procentuele toename van 34,2%. Met de realisatie van 218 extra 'overloop' parkeerplaatsen (bij 't Anker) wordt de parkeercapaciteit die bedoeld is voor piekmomenten (7 á 10 dagen per jaar) uitgebreid met 54,5% ten opzichte van de huidige situatie (400 piekparkeerplaatsen voor Fase 1 en 2).

Dit betekent dat de uitbreiding van de parkeercapaciteit voor piekmomenten groter is dan de extra behoefte aan parkeercapaciteit voor piekmomenten die de toename in vierkante meters bvo tot gevolg heeft. Hiermee zijn er, ook na de realisatie van Fase 3, voldoende parkeerplaatsen beschikbaar voor het faciliteren van het parkeren tijdens piekmomenten. Designer Outlet Roosendaal zal de parkeersituatie en verkeersafwikkeling tijdens piekmomenten monitoren, zodat indien dit onverhoopt toch nodig zou zijn, tijdig kan worden bijgestuurd. Designer Outlet Roosendaal zal hierover afstemming blijven zoeken met de gemeente.

Parkeerplaats 't Anker ligt op ongeveer 1.000 m afstand van het Designer Outlet, daarom wordt tijdens piekmomenten een shuttleservice ingezet om de bezoekers van en naar het Designer Outlet te brengen.

Conclusie parkeren

Er zijn in de toekomstige situatie ruim voldoende parkeerplaatsen om te voldoen aan de parkeerbehoefte.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Het aspect luchtkwaliteit wordt bij de besluitvorming van ruimtelijke plannen betrokken. In dat kader wordt een plan of ontwikkeling getoetst aan de voorschriften van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Centraal daarbij staat artikel 5.16, eerste lid, van de wet.

Daarnaast moet het plan voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, op grond van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is altijd van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen, ook wanneer besluiten op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden.

Tot slot heeft het bevoegd gezag volgens Algemene wet bestuursrecht (Awb) als taak om belangen op een evenwichtige wijze af te wegen (art. 3.4) en besluiten deugdelijk te onderbouwen (art. 3.46).

Luchtkwaliteitseisen

De Wet milieubeheer (Wm) biedt de volgende grondslagen voor de onderbouwing dat een plan voldoet aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit:

  1. 1. het project leidt niet tot overschrijding van grenswaarden (art. 5.16 lid 1 sub a);
  2. 2. het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 5.16 lid 1 sub c);
  3. 3. er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van het project is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk (art. 5.16 lid 1 sub b onder 1);
  4. 4. er worden grenswaarden overschreden, maar ten gevolge van een door het project optredend effect of een met het plan samenhangende maatregel is er per saldo sprake van een verbetering van de concentratie van de betreffende stof of blijft de concentratie gelijk (art. 5.16 lid 1 sub b onder 2);
  5. 5. het project is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of is in elk geval niet strijdig met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (art. 5.16 lid 1 sub d).

Wanneer een plan voldoet aan één van bovenstaande grondslagen, kan het wat luchtkwaliteit betreft doorgang vinden.

Onderzoek

Het planvoornemen is getoetst aan de wettelijke kaders voor luchtkwaliteit. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Uit dit onderoek blijkt het volgende.

Uit de NSL-Monitoringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentraties rond het Outlet ruim onder de grenswaarden uit de Wm liggen en dat de concentraties, onder invloed van dalende achtergrondconcentraties en emissiefactoren, in de toekomst verder zullen dalen (zie onderstaande tabel).

Zichtjaar Maximale concentratie NO2 [µg/m3] Maximale concentratie PM10 [µg/m3] Maximale concentratie PM2.5 [µg/m3]
Grenswaarden 40 40 25
2020 huidig 23,4 17,1 9,1
2030 autonoom 17,4 15,4 7,7

Tabel 5.4: Maximale concentraties rond outletcentrum uit de NSL-Monitoringstool

Op P1 worden 1079 nieuwe parkeerplekken gerealiseerd door uitbreiding van de huidige parkeergarage P1. De 434 parkeerplaatsen op P2 komen te vervallen. Netto zorgt dit voor een toename van 645 parkeerplekken binnen het eigen terrein.

Daarnaast zijn er parkeerplekken beschikbaar op het 'Brompotje', deze worden ook in de huidige situatie al gebruikt en hier vinden geen veranderingen in het gebruik plaats en daarmee zijn er geen veranderingen in de luchtkwaliteitsbijdrage.

Voor het vaststellen van de parkeerbehoefte is Goudappel uitgegaan van CROW-kentallen voor outletcentra. Deze kentallen bieden naast de parkeerkencijfers ook kencijfers over de verkeersgeneratie. Uitgaande van dezelfde kenmerken, hoort er bij de parkeercijfers van 8,6 parkeerplaatsen per 100 m2 BVO een verkeersgeneratie van 21,9 voertuigbewegingen per 100 m2 BVO. Dit komt neer op 2,55 ritten licht verkeer per parkeerplaats per dag. In totaal zorgt dit voor 1645 extra verkeersbewegingen licht verkeer per dag.

Voor vrachtverkeer wordt verwacht dat het aantal toeneemt aan de noordzijde vanwege de uitbreiding van het aantal winkels aan die zijde van de Outlet. Dit gaat volgens de opgave van de Outlet om een toename van 25 vrachtwagens per dag. Dit levert een toename van 50 ritten vrachtverkeer per dag.

De toename van de jaargemiddelde NO2- en PM10-concentraties, als gevolg van het extra verkeer, is bepaald met de door het Ministerie van I&W en InfoMil ontwikkelde NIBM ('niet in betekenende mate') rekentool (versie april 2021). Deze rekentool berekent de verkeersbijdrage in een worst case situatie. Voor deze worst case situatie gaan we uit van volledige ingebruikname van de aanpassing in 2025.

In onderstaande afbeelding 5.3 zijn de resultaten van de berekening getoond. De maximale jaargemiddelde NO2-bijdrage als gevolg van het extra verkeer bedraagt 1,3 µg/m3. Deze bijdrage leidt niet tot het bereiken van de grenswaarde. Voor PM10 wordt een toename van 0,3 µg/m3 berekend, ook hierbij is er nog een ruime marge tot de grenswaarde. PM2,5 is de kleinere fractie fijnstof binnen de PM10. De totale toename van 0,3 µg/m3 voor PM10 is gebruikt als een worst-case toename van PM2,5. De maximale concentratie PM2,5 blijft ook met deze toename onder de grenswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0028.png"

Figuur 5.3: Uitvoer van de NIBM-rekentool

Zichtjaar Maximale concentratie NO2 [µg/m 3] Maximale concentratie PM10 [µg/m 3] Maximale concentratie PM2.5 [µg/m 3]
Grenswaarden 40 40 25
2020 23,4 17,1 9,1
2020 + extra bijdrage uit NIBM-tool 24,7 17,4 9,4

Tabel 5.5: Maximale concentraties rond outletcentrum, inclusief toename.

Conclusie

De ontwikkeling in het plangebied heeft een beperkt effect op de lokale luchtkwaliteit. Er is bovendien een aanzienlijke ruimte tussen de huidige concentraties en de grenswaarden. Een (geringe) toename van de concentraties in de omgeving van het Outlet zal daarom niet leiden tot het bereiken of

overschrijden van deze grenswaarden. Hierdoor is aannemelijk gemaakt dat het plan op grond van art 5.16, lid 1 sub a voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer.

5.5 Geluidhinder

Wettelijk kader

Activiteitenbesluit

De inrichting is een type B inrichting conform het Activiteitenbesluit. Op de gevels van de geluidgevoelige bestemmingen zijn daarom de grenswaarden van toepassing die weergegeven zijn in onderstaande tabel, voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus.

Grenswaarden Dagperiode (07:00-19:00) Avondperiode (19:00-23:00) Nachtperiode (23:00-07:00)
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT op de gevels van gevoelige bestemmingen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
Maximale geluidniveau LAmax op de gevels van gevoelige bestemmingen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)

Tabel 5.6: Grenswaarden conform het Activiteitenbesluit

De dichtstbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen zijn gelegen aan:

  • Wouwbaan 133, op circa 75 m ten zuidwesten van het Outletcenter Roosendaal.
  • Heirweg 2, op circa 320 m ten noordwesten van het Outletcenter Roosendaal.
  • Wouwseweg 184a, op circa 250 m ten oosten van Outletcenter Roosendaal.

Goede ruimtelijke ordening

Daarnaast kan een beoordeling plaatsvinden in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Voor het beoordelen van een goede ruimtelijke ordening wordt vaak de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd, Hierin wordt standaard uitgegaan van een rustige omgeving met weinig verkeer, met als richtwaarde 5 dB lagere geluidsniveaus dan conform het Activiteitenbesluit:

  • Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: richtwaarde 45 dB(A) etmaalwaarde;
  • Maximaal geluidsniveau: richtwaarde 65 dB(A) etmaalwaarde.

In dit geval is sprake van een vrij lawaaiige omgeving, met name veroorzaakt door rijksweg A17. Een dergelijke omgeving kent een hoger achtergrondgeluidsniveau, waardoor een extra geluidsbron minder snel tot hinder leidt. Voor een dergelijke omgeving zijn de standaard grenswaarden uit het Activiteitenbesluit beter passend dan bovengenoemde 5 dB strengere geluidsniveaus. Geconcludeerd kan worden dat, indien voldaan wordt aan de standaard grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, er niet alleen voldaan wordt aan de Wet milieubeheer, maar er tevens sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Wet geluidhinder

De aanpassingen aan de inrichting hebben geen gevolgen voor het openbare wegennet. Daarom is toetsing van wegverkeerslawaai aan de eisen uit de Wet geluidhinder niet noodzakelijk.

Onderzoek

In het kader van een bestemmingsplanherziening is een onderzoek naar het milieuaspect geluid verplicht. Het Onderzoek geluid is toegevoegd aan bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Dit onderzoek beschrijft de gevolgen voor het milieuaspect geluid ten gevolge van het planvoornemen.

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

De berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de gevels van de maatgevende geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Naam Omschrijving Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A)
Dag Avond Nacht
1 Wouwseweg 184a 35 29 --
2 Wouwbaan 133 48 45 --
3 Heirweg 2 35 30 --

Tabel 5.7: Rekenresultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

De rekenresultaten tonen aan dat de geluidimmissie ter plaatse van de geluidsgevoelige bestemmingen ten hoogste 48 en 45 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag- en avondperiode. Bij alle geluidgevoelige bestemmingen in de omgeving wordt voldaan aan de gestelde grenswaarden, zowel die uit het Activiteitenbesluit als aan het principe van een goede ruimtelijke ordening.

Maximale geluidniveaus

Maximale geluidsniveaus worden veroorzaakt door het dichtslaan van autoportieren / optrekken van vrachtwagens. De hoogste geluidsniveaus treden op ter plaatse van de woning Wouwbaan 133. Deze bedragen:

  • 48 dB(A) in de dagperiode;
  • 49 dB(A) in de avondperiode.

Hiermee wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en aan het principe van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Uit het onderzoek geluid blijkt dat als gevolg van de toename van de personenauto- en vrachtwagenbewegingen voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en aan het principe van een goede ruimtelijke ordening.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.6 Geurhinder

Wettelijk kader

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of ‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of berekend.

Voor geurhinder door industrie en bedrijven gelden planologisch gezien geen wettelijke kaders. Deze vorm van geurhinder maakt deel uit van de methode 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).

Voor geurhinder door veehouderijen gelden deels andere regels. Voor veehouderijen gelden de Wet Geurhinder en Veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer. In het Besluit landbouw zijn afstanden vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object. Afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf en het type geurgevoelig object kan deze afstand 20, 50 of 100 meter bedragen.

Bestaande bedrijven in en om het plangebied zullen moeten voldoen aan de genoemde

milieuvoorschriften, zodat de geurhinder die een bestaand bedrijf veroorzaakt bij naburige bedrijven

of woningen een acceptabel niveau heeft. Vestiging van nieuwe bedrijven in en om het plangebied is slechts mogelijk als de beoogde bedrijfsactiviteiten daar milieuhygiënisch, onder andere wat betreft geur, acceptabel zijn.

Onderzoek

De veehouderij aan de Heirweg 2a ligt binnen een straal van 500 meter van het plangebied. De geurinvloed van deze veehouderij is daarom beoordeeld. Voor dit bedrijf is in 2012 een onderzoek gedaan naar geurbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Onderzoek geurbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij, Van Dun Advies BV, d.d. 08-02-2012). Dit onderzoek is uitgevoerd toen de varkenshouderij voornemens was om het bedrijf uit te breiden. Hiertoe was een nieuwe omgevingsvergunning activiteit milieu in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) noodzakelijk. Deze omgevingsvergunning (met kenmerk 2012WB0082) is verleend op 18 oktober 2012.

Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de verandering op de geurbelasting in de omgeving. In tabel 5.8 zijn de geurgevoelige locaties aangegeven die zijn meegenomen in het onderzoek. Het DOR is in het onderzoek meegenomen als geurgevoelige locatie (binnen de bebouwede kom).

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0029.png"

Tabel 5.8: geurgevoelige locaties (Bron: onderzoek geurbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij, Van Dun Advies BV, d.d. 08-02-2012)

Uit het onderzoek is gebleken dat de geurbelasting van de aangevraagde situatie onder de maximale toegestane geurbelasting blijft zoals opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderij. De rekenresultaten zijn zichtbaar in tabel 5.9. Tevens voldoet het bedrijf aan de vaste afstanden die gesteld zijn in de Wet geurhinder en veehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0030.png"

Tabel 5.9: Rekenresultaten geurbelasting (Bron: onderzoek geurbelasting in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij, Van Dun Advies BV, d.d. 08-02-2012)

De geurbelasting op de dichtbij gelegen woning bij Heirweg 2 betreft 7,4 odour units. Hier benadert de geurbelasting de geurnorm (8 odour units in agrarisch gebied). Deze woning zet een rem op de groei van het bedrijf. Dit betekent dat het agrarische bedrijf bij Heirweg 2a als gevolg van de aanwezigheid van de woning bij Heirweg 2 geen mogelijkheden voor uitbreiding meer heeft. De berekeningen van 2012 laten zien dat Rosada een geurbelasting heeft die ruim onder de geurnorm (2 odour units binnen de bebouwde kom) ligt. Deze belasting kan dus vanwege de rem op de uitbreiding van het agrarische bedrijf niet groter zijn geworden. Een nieuwe berekening naar de voorgrond en achtergrondbelasting is dus niet noodzakelijk voor dit bestemmingsplan, omdat het onderzoek van 2012 de informatie geeft dat de bedrijfssituatie sindsdien niet veranderd is.

Verder betreft de richtafstand voor 'geur' op basis van de VNG handreiking bedrijven en milieuzonering 0 meter voor detailhandel. De richtafstand voor geur van een restaurant en een parkeergarage betreft slechts 10 meter. De uitbreiding van de detailhandel en horeca veroorzaakt dus geen geurhinder voor de omgeving.

Conclusie

Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.7 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Een ruimtelijk plan wordt in het kader van externe veilgheid getoetst conform het landelijke wettelijk kader.

Wet- en regelgeving externe veiligheid

  • Besluit externe veiligheid inrichtingen, (Bevi). In dit besluit zijn de risiconormen voor risicovolle inrichtingen opgenomen. De Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) legt de bijbehorende rekenvoorschriften, afstandseisen etc. vast;
  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Dit besluit bevat de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater;
  • Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In het Bevb zijn de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vastgelegd.

Externe veiligheid kent de risicomaten plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Deze gelden voor risicovolle inrichtingen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en per buisleiding.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is het risico op een plaats nabij een risicobron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats verblijft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De 10-6 per jaar PR-contour geldt als grenswaarde voor kwetsbare objecten (conform artikel 1 Bevi) en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Dit betekent dat de ontwikkeling van kwetsbare objecten is uitgesloten binnen de 10-6 contour en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-5-contour. De ontwikkeling van beperkt kwetsbare objecten tussen de 10-5 en de 10-6 contour vindt alleen plaats mits de risico's zijn afgewogen en voorwaarden worden gesteld.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) betreft de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute of buisleiding en een ongewoon voorval binnen die inrichting of op die transportroute of buisleiding waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

De weergave van het GR is in de vorm van een fN-curve. Deze geeft het logaritmisch verband tussen het aantal dodelijke slachtoffers (N) en de cumulatieve kans (f) op de mogelijke ongevallen met gevaarlijke stoffen die tot dit aantal slachtoffers kunnen leiden. Het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

De verantwoording van het groepsrisico (VGR) is een wettelijke verplichting voor het bevoegd gezag om naast de kwantitatieve waarde van het groepsrisico de aanwezige risico's te kunnen afwegen. Hierbij is het bevoegd gezag verplicht om de veiligheidsregio om advies te vragen. In het Bevb, Bevt en het Bevi zijn voorwaarden opgenomen wanneer en in welke mate het groepsrisico moet worden verantwoord. De mate van verantwoording is in veel gevallen afhankelijk van de hoogte en de toename van het groepsrisico ten gevolge van het planvoornemen en het type risicobron. Voor de verantwoordingsplicht is tevens het advies van de veiligheidsregio van belang. Dit advies gaat in op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van een inrichting, buisleiding of transportroute.

Onderzoek

In het kader van een bestemmingsplanherziening is een onderzoek naar het milieuaspect externe veiligheid uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan bijlage 7 van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan. Conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) maakt het plan een kwetsbaar object mogelijk. Dit onderzoek beschrijft de gevolgen voor het milieuaspect externe veiligheid ten gevolge van het planvoornemen. Om te onderzoeken of wordt voldaan aan de normen voor externe veiligheid is het planvoornemen getoetst aan de relevante wet- en regelgeving.

Het planvoornemen maakt geen nieuwe risicobronnen mogelijk. De invloed van risicobronnen in de omgeving op het planvoornemen zijn beoordeeld.

Beoordeling risicobronnen

De relevante risicobronnen in de omgeving van het plangebied zijn beoordeeld in het kader van externe veiligheid. Onderstaand de beoordeling van deze risicobronnen.

Autosnelwegen:

  • Autosnelweg A17 (tracé afrit 21 (Roosendaal-Noord) - knooppunt. De Stok);
  • Autosnelweg A58 (tracé knooppunt. Zoomland - knooppunt De Stok (-A17) );
  • Autosnelweg A58 (tracé knooppunt De Stok - afrit 24 (Roosendaal)).
  • Verbindingsbogen A58: Knp. Zoomland - Knp. De Stok (-A17);

Beoordeling:

  • De basisnetroutes liggen op 180 tot 900 meter van het planvoornemen en vallen onder de werkingssfeer van het Bevt;
  • Toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is niet relevant;
  • Het planvoornemen ligt binnen het invloedsgebied (4.000 meter) waar een toxisch ongevalsscenario kan optreden;
  • Het groepsrisico dient beperkt te worden verantwoord omdat het planvoornemen binnen het invloedsgebied van de autosnelwegen ligt.
  • Het bevoegd gezag dient hiervoor formeel advies te vragen aan de veiligheidsregio in het kader van rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Wouwbaan:

  • De weg ligt op 179 meter van het planvoornemen en valt onder de werkingssfeer van het Bevt;
  • Toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is niet relevant;
  • Het groepsrisico dient beperkt te worden verantwoord omdat het planvoornemen binnen het invloedsgebied van de weg ligt.
  • Het bevoegd gezag dient hiervoor formeel advies te vragen aan de veiligheidsregio in het kader van rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Spoorlijnen:

  • Spoorlijn Route 11, Sloehaven – Roosendaal West;
  • Spoorlijn Route 35, Kijfhoek aansl. Zuid – Moerdijk racc. aansl.

Beoordeling:

  • De basisnetroutes liggen op 1.500 meter van het planvoornemen en vallen onder de werkingssfeer van het Bevt;
  • Toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is niet relevant;
  • Het planvoornemen ligt binnen het invloedsgebied (4.000 meter) waar een toxisich ongevalsscenario kan optreden;
  • Het groepsrisico dient beperkt te worden verantwoord omdat het planvoornemen binnen het invloedsgebied van de spoorlijnen ligt.
  • Het bevoegd gezag dient hiervoor formeel advies te vragen aan de veiligheidsregio in het kader van rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Hogedruk aardgastransportleidingen:

  • Hogedruk aardgastransportleiding A503
  • Hogedruk aardgastransportleiding A-667

Beoordeling:

  • De buisleidingen liggen op 150 tot 160 meter van het planvoornemen en vallen onder de werkingssfeer van het Bevb;
  • Het plangebied ligt in het invloedsgebied van deze buisleidingen en (deels) binnen de 100% letaliteit van hogedruk aardgasleiding A-667;
  • Voor beide buisleidingen geldt dat het plangebied niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar ligt en dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor het planvoornemen;
  • Het aantal personen binnen het invloedsgebied neemt niet significant toe in de toekomstige situatie.
  • De hoogte van het groepsrisico van buisleiding A503 ligt in de huidige situatie onder 0,01 maal de oriëntatiewaarde. Dit zal niet significant toenemen;
  • De hoogte van het groepsrisico van buisleiding A-667 ligt in de huidige situatie en toekomstige situatie op 0,027 maal de oriëntatiewaarde;
  • Het groepsrisico dient beperkt te worden verantwoord;
  • Het bevoegd gezag dient hiervoor formeel advies te vragen aan de veiligheidsregio in het kader van rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Overige buisleidingen:

  • Buisleiding Shell Nederland Raffinaderij WBT-110;
  • Buisleiding 12728 DOW 6'' Propyleen;
  • Buisleiding 12764 7020;
  • Buisleiding Shell Nederland Raffinaderij WBT-100.

Beoordeling:

  • De buisleidingen liggen op 90 tot 95 meter van het planvoornemen en vallen onder de werkingssfeer van het Bevb;
  • Het plangebied ligt in het invloedsgebied van deze buisleidingen;
  • Voor deze buisleidingen geldt dat het plangebied niet binnen de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar ligt en dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor het planvoornemen;
  • Het aantal personen binnen het invloedsgebied van deze overige buisleidingen neemt niet significant toe in de toekomstige situatie. De hoogte van het groepsrisico ligt in de huidige situatie onder 0,01 maal de oriëntatiewaarde. Dit zal niet significant toenemen;
  • Het groepsrisico dient beperkt te worden verantwoord;
  • Het bevoegd gezag dient hiervoor formeel advies te vragen aan de veiligheidsregio in het kader van rampenbestrijding en zelfredzaamheid.

Overige risicobronnen:

  • Hoogspanningslijn Roosendaal - Woensdrecht

Beoordeling:

  • De hoogspanningslijn ligt op 50 meter van het planvoornemen en heeft een spanning van 150 kV;
  • Het planvoornemen valt deels binnen de bestaande indicatieve magneetveldzone van 65 meter;
  • Vanwege de energietransitie is er meer capaciteit nodig en krijgt de nieuwe hoogspanningslijn een spanning van 380 kV met een magneetveldzone van 162 meter. Het voornemen is deze bovengrondse hoogspanningslijn te verplaatsen naar het westen;
  • De hoogspanningslijn heeft door deze verplaatsing geen invloed op het planvoornemen, aangezien het plangebied buiten de magneetveldzone van 162 meter ligt.

Verantwoordingsplicht groepsrisico

Het onderzoek externe veiligheid toont aan dat conform het Bevi, Bevt, Bevb voldaan wordt aan de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hiermee vormt dit milieuaspect geen belemmering voor het planvoornemen.

Het bevoegd gezag gemeente Roosendaal heeft advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant aan de hand van het externe veiligheidsonderzoek om de aanwezige risico's in het kader van externe veiligheid te verantwoorden. Dit advies is toegevoegd aan bijlage 8 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het advies is aangegeven dat bij de bouwkundige uitwerking van het plan rekening moet worden gehouden met bouwkundige maatregelen.

Conform het Bevt geldt er op basis van de beoordeling van de autosnelwegen, spoorlijnen en conform het Bevb voor de buisleidingen een beperkte verantwoording groepsrisico. Dit betekent dat dient te worden ingegaan op de elementen rampenbestrijding en zelfredzaamheid ten aanzien van een plasbrand, fakkelbrand en toxische wolk.

Conclusie

Conform het Bevi, Bevt, Bevb voldaan wordt aan de normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hiermee vormt dit milieuaspect geen belemmering voor het planvoornemen.

5.8 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader/inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Onderzoek

Aan de hand van de omgevingsrapportage van de omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) is de beschikbare bodeminformatie van het plangebied opgevraagd. In aanvulling op de omgevingsrapportage is informatie over het historische gebruik, regionale bodemopbouw, grondwaterstroming en/of gemeentelijke bodemkaarten opgevraagd. Op basis van de beschikbare bodemgegevens is nagegaan of deze invloed hebben op de voorgenomen herontwikkeling.

Historische informatie

Uit historische gegevens blijkt dat het plangebied in het verleden in gebruik was als landbouwgebied. Oorspronkelijk bestond het gebied uit een veenvlakte welke werd doorsneden door een meanderende kreek; de Enge Beek. Na de ontvening in de middeleeuwen bleef een vlak dekzand en kleigebied over met een ondiep beekdal waardoor de Enge Beek stroomde. Het gebied is tot in de 18de eeuw regelmatig overstroomd door zeewater. Na de Middeleeuwen is het gebied onderdeel geworden van de Kruislandse polder. Sindsdien heeft het gebied een agrarische bestemming gehad.

In de tweede helft van de 20ste eeuw is het gebied opnieuw ingedeeld bij een ruilverkaveling. De loop van de Enge Beek is tijdens de ruilverkaveling en de aanleg van rijksweg A58 verlegd. Na 1995 is een parkeerplaats aangelegd op de hoek van de Heirweg en de Wouwbaan. In 2006 is de eerste fase van het DOR en in 2015 de tweede fase gerealiseerd.

Bodembedreigende activiteiten

Uit de omgevingsrapportage blijkt dat ter plaatse van het plangebied geen verdachte activiteiten zijn geregistreerd die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt.

Bodemopbouw

De bodemopbouw van de onderzoekslocatie wordt schematisch weergegeven in onderstaande tabel.

Diepte [m-mv] Lithostratigrafie Lithologie
0 – 4,0 Halocene afzetting Complexe eenheid, bestaande uit een afwisseling van zandige klei, midden en fijn zand, klei en veen en een weinig grof zand
4,0 – 7,0 Formatie van Boxtel Zandige eenheid, hoofdzakelijk bestaande uit midden en fijn zand, met weinig klei en grof zand en een spoor klei, veen en grind
7,0 – 14,0 Formatie van Waalre Kleiige eenheid, hoofdzakelijk bestaande uit zandige klei, klei en matig zand, weinig veen, fijn en grof zand en een spoor grind
14,0 – 60,0 Formatie van Peize en Formatie van Waalre Zandige eenheid, hoofdzakelijk bestaande uit matig en grof zand, met weinig zandige klei, fijn zand en grind en een spoor klei en veen

Tabel 5.10: Geo(hydro)logische indeling (bron: Dinoloket, identificatie: B50B0255)

Het maaiveld ter plaatse van het plangebied bevindt zich gemiddeld op circa 2,4 m +NAP. Uit de informatie van de website “grondwatertools.nl” blijkt dat de stromingsrichting van het freatisch grondwater noordelijk is. Het grondwater is aanwezig op een diepte vanaf 1,5 m-mv. De onderzoekslocatie bevindt zich niet binnen de grenzen van een grondwaterbeschermingsgebied.

Bodemkwaliteitgegevens

Uit de omgevingsrapportage blijken dat binnen het plangebied diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd voorafgaande aan de realisatie van het huidige DOR. Hieronder is een overzicht van de beschikbare gegevens weergegeven:

  • Verkennend bodemonderzoek Heirweg ongen., kenmerk 98/78, d.d. 10 december 1998, Regionale Milieudienst West-Brabant
  • Verkennend bodemonderzoek Wouwbaan ongen., kenmerk 98/78, d.d. 15 februari 2000, Regionale Milieudienst West-Brabant
  • Verkennend bodemonderzoek Heirweg ongen., kenmerk 02/31, d.d. 29 april 2002, Regionale Milieudienst West-Brabant
  • Milieukundig bodemonderzoek plangebied “de Stok” – fase 2 te Roosendaal, kenmerk 03/34, d.d. 23 juli 2003, Regionale Milieudienst West-Brabant
  • Verkennend bodemonderzoek 'De Stok II – Noord van Heirweg Roosendaal, kenmerk 04/11, d.d. 16 maart 2004, Regionale Milieudienst West-Brabant
  • Verkennend bodemonderzoek “De Stok II – Uitbreiding Roosendaal, kenmerk 03/77, d.d. 11 maart 2004, Regionale Milieudienst West-Brabant
  • Actualiserend bodemonderzoek voormalig ontwateringdepot, Outletcentre “de Stok” te Roosendaal, kenmerk 04/50, d.d. 13 oktober 2004, Regionale milieudienst West-Brabant

Uit de resultaten van de onderzoeken blijkt dat in de grond plaatselijk maximaal licht verhoogde gehalten PAK en EOX zijn aangetoond. In het grondwater zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties arseen, zink, chroom, naftaleen en/of minerale olie aangetoond. Het grondwater is tijdens de verschillende onderzoeken aangetroffen op een diepte van 0,8 tot 1,9 m-mv. Zintuiglijk zijn er tijdens de onderzoeken geen asbestverdachte (plaat) materialen waargenomen. De aangetoonde lichte verontreinigingen zijn geen aanleiding geweest voor de uitvoering van aanvullend onderzoek. Er zijn binnen het plangebied geen matig of sterk verhoogde concentraties van de onderzochte stoffen in grond en grondwater aangetroffen.

Conclusie

Uit de geraadpleegde gegevens blijkt dat de bodem ter plaatse van het plangebied over het algemeen niet tot (zeer) licht is verontreinigd. Na uitvoering van genoemde onderzoeken is het DOR met de bijbehorende infrastructuur aangelegd en is er aan de situatie van de bodemkwaliteit niets veranderd. Er hebben geen bodemingrepen of calamiteiten plaatsgevonden. Deze bekende bodemkwaliteitgegevens zijn daarom geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Uitvoering van bodemsanerende maatregelen is niet aan de orde omdat geen sprake is van ernstige verontreinigingen.

Omdat de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken binnen het plangebied zijn verouderd (> 10jaar) is bij toekomstige bouwactiviteiten, herontwikkeling en grondverzet binnen het plangebied (in het kader van Woningwet, Omgevingswet en het Besluit bodemkwaliteit) bodemonderzoek noodzakelijk, om de kwaliteit van de bodem en de kwaliteit van eventueel af te voeren grond definitief vast te stellen. Dit onderzoek zal plaatsvinden ten behoeve van de aanvraag voor de omgevingsvergunning bouwen.

5.9 Water

Inleiding

In ruimtelijke plannen dient aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer, de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. De integratie van water in ruimtelijke plannen vindt plaats via de zogenaamde watertoets. Concreet betekent de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 lid 1, sub b Bro.

Beleid provincie Noord-Brabant (Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021)

Op regionaal niveau is de provincie verantwoordelijk voor het beleidsveld water. Vigerend is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 van 18 december 2015. Het PMWP is de structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het plan bevat de verplichte onderdelen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water. Behalve dat het PMWP de uitgangspunten aangeeft voor het waterbeleid van waterschappen en gemeenten, toetst de provincie aan de hand van dit plan ook of de plannen van de waterschappen passen in het provinciale beleid. Als algemene uitgangspunten zijn onder andere te noemen de scheiding van relatief schone en vuile waterstromen en het benutten van mogelijkheden voor infiltratie en/of conservering van hemelwater.

Beleid waterschap Brabantse Delta

In het Waterbeheerprogramma staat hoe het waterschap haar taken in de periode 2022 – 2027 uitvoert. Er staan doelstellingen en ambities in. Het waterbeheerprogramma komt voort uit afspraken in de Omgevingswet. Bij het opstellen van het Waterbeheerprogramma hebben we aan organisaties en andere belanghebbenden om hun inbreng gevraagd. Maar ook met trends en maatschappelijke ontwikkelingen, zoals klimaat, de inrichting van de ruimte en economische activiteiten is rekening gehouden in het Waterbeheerprogramma.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.

De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel hebben in de Noord-Brabantse Waterschapsbond (NBWB) besloten om de keuren te uniformeren en tegelijkertijd te dereguleren. Hierbij is aangehaakt bij het landelijke uniformeringsproces van de Unie van Waterschappen. Er is conform het nieuwe landelijke model een sterk gedereguleerde keur opgesteld, met bijbehorende algemene regels en beleidsregels. Deze zijn voor de drie waterschappen gelijkluidend. De nieuwe uniforme keuren zijn gezamenlijk in werking getreden op 1 maart 2015. In de nieuwe keur is opgenomen dat het is in beginsel verboden is om zonder vergunning neerslag door toename van verhard oppervlak of door afkoppelen van bestaand oppervlak, tot afvoer naar een oppervlaktewaterlichaam te laten komen. Dit verbod is van toepassing tenzij:

  1. a. het afkoppelen van verhard oppervlak maximaal 10.000 m² is, of;
  2. b. de toename van verhard oppervlak maximaal 500 m² is, of;
  3. c. de toename van verhard oppervlak bestaat uit een groen dak.
  4. d. de toename van verhard oppervlak tussen 500 m² en 10.000 m² is en compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, in de vorm van een voorziening met een minimale retentiecapaciteit conform de rekenregel: Benodigde retentiecapaciteit (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x Gevoeligheidsfactor x 0,06

Daarbij dient de voorziening te voldoen aan de volgende voorschriften:

    1. 1. de bodem van de voorziening dient boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te liggen;
    2. 2. de afvoer uit de voorziening via een functionele bodempassage naar het grondwater en/of via een functionele afvoerconstructie naar het oppervlaktewater plaatsvindt. Indien een afvoerconstructie wordt toegepast, dient deze een diameter van 4 cm te hebben;
    3. 3. daarnaast moet er altijd een overloopconstructie zijn, om uitspoeling naar de sloot te voorkomen.

Bij ontwikkelingen waarbij de toename van het verhard oppervlak 500 m² of groter is wordt er door het waterschap retentie geëist. Uitbreidingen van verhard oppervlak tussen de 500 m² en 10.000 m² dienen te voldoen aan de Algemene Regels waterschap Brabantse Delta. Voor uitbreidingen groter dan 10.000 m² geldt sowieso een vergunningplicht. Voor het afkoppelen van verhard oppervlak < 10.000 m² wordt er vanuit het waterschap geen retentie geëist.

Beleid gemeente Roosendaal (Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2023)

Het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) 2020-2023 is een strategisch beheerplan. In het verbreed GRP wordt de integratie van de zorgplichten hemelwater, afvalwater en grondwater, waarvan hemelwater en grondwater een nieuwe zorgplicht zijn, vormgegeven. In de Wet gemeentelijke watertaken, in werking per 1 januari 2008, worden naast de traditionele gemeentelijke zorg voor afvalwater expliciet zorgplichten benoemd voor hemelwater en grondwater. Er wordt uitgegaan van de verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar voor maatregelen op het eigen terrein. Indien in het bebouwd gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand, dan krijgt de gemeente een zorgplicht. Deze gemeentelijke zorgplicht geldt alleen als het gaat om maatregelen die doelmatig zijn en niet tot de verantwoordelijkheid van het waterschap of provincie behoren.

In het VGRP 2020-2023 is opgenomen:

  • Hoe de gemeente de komende jaren het gemeentelijk rioleringsstelsel gaat beheren en onderhouden;
  • Welke maatregelen de gemeente neemt om wateroverlast door intensieve regenbuien (klimaatverandering) te voorkomen;
  • Hoe de gemeente omgaat met de zorg voor regenwater;
  • Hoe inzicht verkregen wordt in overlast door hoge grondwaterstanden in de gemeente.

De missie van de gemeente is te zorgen voor een duurzame en doelmatige invulling van de zorgplichten afvalwater, hemelwater en grondwater ter bescherming van de volksgezondheid, behoud van droge voeten en een goede waterkwaliteit.

In het VGRP 2020-2023 zijn de speerpunten voor de komende jaren vastgesteld. Daarbij is op basis van de gekozen strategie op hoofdlijnen aangegeven welke maatregelen uitgevoerd moeten worden om de gestelde speerpunten te bereiken en welke (financiële) middelen daarvoor nodig zijn. Hierbij worden ook de gevolgen voor de rioolheffing voor burgers en bedrijven aangegeven. Op welke wijze de noodzakelijke maatregelen, zoals riolering vervanging of hydraulische en / of milieumaatregelen, zullen worden uitgevoerd, worden in latere operationele plannen opgenomen.

Met behulp van het VGRP 2020-2023 worden de volgende speerpunten benoemd:

  • Werken aan klimaatbestendigheid;
  • Werken aan een goede waterbalans tussen bebouwd en landelijk gebied;
  • Werken aan waardevol water.

In het VGRP 2020-2023 is verder het volgende opgenomen met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen/verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar

Voorkomen wateroverlast bij nieuwe ontwikkelingen

Voor nieuwe gebieden en bij nieuwe ontwikkelingen in bestaand gebied worden strengere eisen gesteld aan de capaciteit van de riolering, de afstroming van water bij 'water op straat' en de berging van water op eigen terrein. In deze situaties kan bij de inrichting rekening worden gehouden met de gestelde eisen en de eigen verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar.

Verantwoordelijkheid perceelseigenaar

De eigenaar van een perceel is verantwoordelijk voor de ontwatering en afwatering van zijn eigen perceel. Afwentelen van problemen naar openbaar gebied dient voorkomen te worden, o.a. om wateroverlast in lagere delen te voorkomen door oppervlakkige afvoer uit hogere delen.

Minimale randvoorwaarden bij nieuwe ontwikkeling

Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een berging voorgeschreven van 60 mm welke in minimaal 24 uur mag worden geloosd. Voor het vloerpeil wordt een hoogte van 0,30 m ten opzichte van de kruin van weg voorgeschreven.

Watertoets

Het plangebied ligt aan de westzijde en noordzijde van de Designer Outlet Centre Roosendaal gelegen aan de Wouwbaan. De ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van bebouwing ter plaatse van de noordelijke parkeergarage en parkeerplaats, en de uitbreiding van de parkeergarage aan de westzijde. In onderstaande afbeelding is de plangrens opgenomen in zwart met daarbinnen in rood de begrenzing van het gebied waarbinnen wijzigingen plaatvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0031.png"

Figuur 5.4: plangrens, binnen de rode begrenzing vinden wijzigingen plaats.

Huidige bebouwing/verharding

In de huidige situatie bestaat het plangebied grotendeels uit bestaande terreinverharding waar parkeerplaatsen gesitueerd zijn. Daarnaast bestaat een gedeelte uit rijbaanverharding en groenstrook. Het gebied waarbinnen wijzigingen plaatsvinden heeft een oppervlakte van 18.045 m2 (1,8 ha) en bestaat grotendeels uit bestaande verharding. Behoudens enkele groenstroken met bomen en een grondwal is geen groen aanwezig. Er is in het plangebied binnen de begrenzing van de wijzigingen sprake van ca. 16.910 m2 (1,69 ha) verhard oppervlak en 1.135 m2 (0,11 ha) groen oppervlak. De oppervlakken zijn bepaald op basis van het ontwerp en de luchtfoto. In onderstaande afbeelding is een overzicht weergegeven met aanduiding van verhard en groen oppervlak in de huidige situatie, in tabel 1 zijn de oppervlakken opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0032.png"

Figuur 5.5: Overzicht van verhard en groen oppervlak binnen de plangrens in de huidige situatie

Oppervlak (m2)
Verhard oppervlak 16.910
Groen 1.135
Totaal gebied met wijzigingen 18.045

Tabel 5.11: Overzicht van oppervlakten in de huidige situatie

Oppervlaktewater

Aan de westzijde van het plangebied stroomt de Engebeek. Deze beek heeft een licht drainerende werking op de planlocatie en maakt deel uit van het stroomgebied van de Molenbeek. Langs de Engebeek is een Ecologische Verbindingszone (EVZ) ingericht. Het plangebied ligt niet in kwetsbaar gebied. Daarnaast ligt aan de zuidzijde van het terrein van DOR een retentievoorziening voor de afwatering van het hemelwater. De retentievoorziening heeft een oppervlak van 4.180 m2 (o.b.v. meting luchtfoto). In onderstaande figuur is het watersysteem weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0033.png"

Figuur 5.6: Een overzicht van het watersysteem (links), met in lichtblauw de retentievoorziening en in donkerblauw de afvoerroute, en de legger van waterschap Brabantse Delta (rechts)

Rioleringsstelsel

Het plangebied is gelegen in rioleringsgebied A4. Dit gebied heeft een verbeterd gemengd rioolstelsel. Ter plaatse van het Designer Outlet Center ligt een verbeterd gescheiden rioolstelsel (VGS) van rioleringsgebied A8.

Bodem

Op basis van de verkenning van de afkoppelkansenkaart van de gemeente Roosendaal kan worden geconcludeerd dat de bodem en grondwaterstanden ter plaatse van het DOR minder geschikt zijn voor infiltratie van hemelwater. Dit wordt bevestigd door het bodemkundig/hydrologisch onderzoek ter plaatse van het DOR. Hieruit blijkt dat de maatgevend hoogste grondwaterstand (GHG) ligt tussen de 0,0 en 0,6 meter beneden maaiveld en de doorlatendheid van de ondergrond slecht is.

Bron: Bestemmingsplan de Stok fase 2 en 2a, vastgesteld 2017-09-09, onderzoek Water

Hemelwaterafvoer

Hemelwater dat valt op de wegen en parkeervoorzieningen van het DOR is op het VGS aangesloten, dat overstort op genoemde retentievoorziening. Water van de schone verharding (dakoppervlak) loost rechtstreeks op deze retentie, op het oppervlaktewater. De retentievoorziening heeft een volume van ten minste 60mm ten opzichte van het verhard oppervlak (58.100 m2) in de huidige situatie van het totale DOR. Berging in het hemelwaterriool is op de retentiebehoefte in mindering gebracht.

Bron: Bestemmingsplan de Stok fase 2 en 2a, vastgesteld 2017-09-09, onderzoek Water.

De retentievoorziening staat los van het watersysteem en loost op het oppervlaktewater van de Engebeek met een vertraging van de landbouwkundige afvoer middels een lozingsconstructie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0034.png"

Figuur 5.7: Overlaat constructie met landelijke afvoer vanuit de retentievoorziening (bron: streetsmart.cyclomedia)

Toekomstige situatie

Het plangebied waarbinnen wijzigingen plaatsvinden met een oppervlakte van 18.045 m2 (1,8 ha) zal op enkele plekken worden veranderd in indeling. In de toekomstige situatie zal ter plaatse van de huidige noordelijke parkeerplaats een uitbreiding worden gerealiseerd van het DOR. De ontsluitingsweg komt daardoor iets noordelijker te liggen. Daarnaast zal de huidige westelijke parkeergarage worden uitgebreid ten koste van de groenzone. Dit betekent dat er een wijziging is in het verhard oppervlak ten opzichte van het aandeel groen. Voor de huidige verharding is reeds retentie gerealiseerd en dus is enkel de toename in verhard oppervlak relevant voor deze watertoets. De wijzigingen van functie groen naar verhard oppervlak is als volgt:

  • De huidige groenstrook ten noorden van de westelijke parkeergarage bedraagt 260 m2
  • Er verdwijnt op het noordelijke parkeerterrein 135 m2 aan groen;
  • Van de grondwal die als groenstrook wordt aangemerkt zal ca. 740 m2 worden gebruikt voor de ontsluitingsweg. Het talud dat ter hoogte van de westelijke parkeergarage is voorzien van een opsluiting met schanskorven, zal worden doorgetrokken. Onderstaand is een afbeelding van de huidige situatie aan de achterzijde van de parkeergarage P1.
  • Er zal ca. 55 m2 terugkomen aan groen

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0035.png"

Figuur 5.8: Opsluiting met schanskorven

Totaal is er een toename van ca. 1.080 m2 aan terreinverharding ten koste van groen. In onderstaande afbeelding zijn de wijzigingen opgenomen tussen verhard en onverhard (groen) oppervlak in de toekomstige situatie. In onderstaande tabel zijn de oppervlakken opgenomen met de toe- en afname.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0036.png"

Figuur 5.9: Overzicht van verhard en groen oppervlak binnen de plangrens in de toekomstige situatie

Huidige situatie (m2) Toekomstige situatie (m2) Toe/afname (m2)
Verhard oppervlak 16.910 17.990 +1.080
Groen 1.135 55 -1.080
Totaal gebied met wijzigingen 18.045 18.045 -

Tabel 5.12: Overzicht van oppervlakken in de huidige- en toekomstige situatie

Rioleringstelsel

Het huishoudelijke afvalwater van de toekomstige bebouwing dient middels aparte vuilwaterleidingen afgevoerd te worden op de aanwezige riolering.

Hemelwater

Als gevolg van de ontwikkeling neem het bebouwd- en terreinoppervlak toe. Het gaat om een toename van 1.080m2. Conform de beleidsregel dient bij een toename >500m2 compensatie aangelegd te worden van in de vorm van retentie. Bij een toename van het verhard oppervlak van 1.080 m2 is er een bergingseis van 65 m3.

Op basis van de bodemsamenstelling de grondwaterstanden zijn de mogelijkheden voor infiltratie naar de ondergrond beperkt. Ook de mogelijkheden voor het uitbreiden van de retentievoorziening zijn beperkt. Allereerst zal daarom ruimte gezocht worden voor berging in de leidingen van de hemelwaterriolering ter plaatse van de nieuwe ontwikkeling. Aanvullend zal ruimte gezocht worden voor berging in extra peilstijging op de bestaande retentievoorziening waarbij de overlaat constructie maximaal 1,5 cm dient te worden verhoogd. De verdere invulling vindt plaats binnen de uitwerking van de hemelwaterriolering in het waterhuishoudkundigplan ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning bouwen. Er zal dan ook hydraulisch getoetst worden of de peilstijging op de retentievoorziening geen negatieve gevolgen heeft op het functioneren van het VGS stelsel van het DOR.

Water van de schone verharding (dakoppervlak) zal rechtstreeks lozen op de retentievoorziening. Het hemelwater dat valt op de wegen (terrein oppervlak) loost via het VGS-stelsel op de retentievoorziening. Door de nieuwe ontwikkeling bestaat de verharding met name uit dakoppervlak waardoor er nog maar een minimale hoeveelheid oppervlak is aangesloten op het VGS-stelsel. De hoeveelheid schoon water neemt door deze functie wijziging relevant toe door de wijziging van parkeren naar detailhandel.

Randvoorwaarden naar aanleiding van de watertoets

  • Ten aanzien van het materiaalgebruik dienen geen uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC te worden toegepast. Dit om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen.
  • Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden opgevangen en afgevoerd.
  • Bij de herontwikkeling zullen zo veel mogelijk klimaatbestendige maatregelen zoals groene daken en doorlatende verhardingen worden aangelegd.
  • De toename van het verhard oppervlak als gevolg van de ontwikkeling is meer dan 500 m2 daarom is een vergunning aanvraag bij waterschap Brabantse Delta benodigd.
  • Regenwater van het dak- en terreinoppervlak wordt apart ingezameld en afgevoerd.
  • In verband met klimaatadaptatie moet het vloerpeil van de bebouwing 30 centimeter boven de kruin van de weg gerealiseerd worden.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen wordt een berging voorgeschreven van 60 mm welke in minimaal 24 uur mag worden geloosd.

Klimaatadaptatie

De gemeente Roosendaal is vooruitstrevend ten aanzien van klimaat adaptief bouwen met hoge ambities. Er is momenteel een toename van verhard oppervlak voorzien. Dit is in strijd met de ambitie vanuit klimaatadaptatie. Vanuit klimaatadaptatie zijn er daarom een aantal aandachtspunten.

  • In plaats van een afname in groen, juist ruimte voor groen creëren in het plan door compensatie van groen of het toepassen van groene daken.
  • Klimaat adaptief bouwen; de aanleg van het vloerpeil van de bebouwing 0,30 m boven de wegashoogte is ook opgelegd vanuit klimaatadaptie. Wanneer, ondanks de berging binnen het plan, er sprake is van water op straat zal er geen wateroverlast binnen de gebouwen kunnen optreden bij nu in Nederland bekende buien.

Wateradvies van Waterschap Brabantse Delta

Op 22 september 2022 heeft het Waterschap Brabantse Delta een wateradvies gegeven op het concept ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap geeft aan dat de belangrijkste uitgangspunten vanuit het waterschap naar wens zijn opgenomen in het bestemmingsplan en geeft daarom een positief advies. Dit wateradvies is toegevoegd aan bijlage 9 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

5.10 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten.

Onderzoek

Er is een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd, dit rapport is toegevoegd aan bijlage 10 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In deze quickscan Wet natuurbescherming wordt inzichtelijk gemaakt of beschermde natuurwaarden in het plangebied aanwezig kunnen zijn en welke betekenis een eventuele aanwezigheid heeft voor de verdere uitvoering. Ook wordt inzichtelijk gemaakt of door de geplande ontwikkeling negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde gebieden en welke vervolgstappen genomen dienen te worden. Houtopstanden ontbreken in het plangebied; dit aspect van de Wet natuurbescherming is in deze quickscan daarom buiten beschouwing gelaten.

Natura 2000-gebieden

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is Brabantse Wal en ligt op een afstand van circa 6,5 kilometer ten zuidwesten van het plangebied. Op grotere afstand (meer dan 10 kilometer) ligt Natura 2000 gebied Markiezaat. Uitstraling van de meeste storingsfactoren (zoals geluid, optische verstoring of trillingen) op Natura 2000-gebieden is op voorhand uit te sluiten door de afstand tot het Natura 2000 Brabantse Wal, met uitzondering van stikstof (aanlegfase). Ten aanzien van stikstof(depositie) geldt een partiële vrijstelling van de natuurvergunningplicht voor activiteiten van de bouwsector (ofwel de bouwvrijstelling). Deze vrijstelling is geregeld in het nieuwe artikel 2.9a Wet natuurbescherming, dat is toegevoegd met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. De vrijstelling geldt voor bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten. Dat is geregeld in artikel 2.5 van het Besluit natuurbescherming dat is toegevoegd met het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0037.png"

Figuur 5.10: Ligging van het plangebied ten opzichte van Natura 2000 gebieden

Natuurnetwerk Brabant

Het plangebied wordt van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) gescheiden door een aarden wal. Afhankelijk van het type verlichting dat gebruikt gaat worden in het plangebied en op het terras en afhankelijk van de afscherming van de (auto)verlichting in de parkeergarage, kan door de voorgenomen ontwikkeling de invloed van geluid en verlichting toenemen, met name op grotere hoogte dan nu het geval is. Of hierdoor een aantasting van de ecologische waarden en kenmerken in het Natuur Netwerk Brabant plaatsvindt is niet objectief vast te stellen. Het plangebied ligt aan de rand van in een stedelijke omgeving waar in de huidige situatie veel verlichting en geluid aanwezig is, de smalle strook NNB staat daarnaast onder invloed van diverse andere storingsfactoren vanuit het aangrenzende buitengebied zoals stikstofdepositie en chemische bestrijdingsmiddelen.

Om mogelijke effecten van verlichting op grotere hoogte te voorkomen kunnen maatregelen genomen worden zoals het zoveel mogelijk beperken en als het kan uitzetten van verlichting, het werken met afgeschermde armaturen en bijvoorbeeld afscherming van de bovenste etages van de parkeergarage aan de westzijde (voor zover de parkeerdekken boven de aarden wal uitkomen). Hiertoe dient een verlichtingsplan opgesteld te worden dat mogelijke effecten zoveel mogelijk mitigeert. Uitvoering van het verlichtingsplan dient geborgd te worden. Omdat het hier niet gaat om een objectiveerbaar negatief effect wordt mitigatie voldoende geacht.

Ten aanzien van geluid mag aangenomen worden dat deze factor niet leidt tot extra effecten in vergelijking met de huidige situatie. De aarden wal schermt het achterliggende NNN-gebied af waardoor de factor geluid naar verwachting niet noemenswaardig zal toenemen. Voor geluid wordt daarom geen mitigatie nodig geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0038.png"

Figuur 5.11: Ligging plangebied ten opzichte van het Brabants natuurnetwerk (noord-brabant.maps.arcgis, 2022). De aarden wal (aangegeven met de rode stippellijn), vormt de grens van het plangebied en ligt buiten het natuurnetwerk.

Soortbescherming

Het plangebied is in de huidige situatie bijna geheel verhard en voornamelijk als parkeervoorziening in gebruik. Groene elementen in de vorm van bomen, struiken of stukjes grasland ontbreken vrijwel geheel op het gehele terrein (enkele jonge platanen en een haag zijn nog aanwezig en de wal is begroeid met voornamelijk grassen).

De ontwikkelingen in het plangebied, concreet de mogelijk toenemende uitstraling van verlichting richting de aangrenzende natuurzone, kunnen een (beperkt) negatief hebben op het vlieg- en foerageergebied van enkele vleermuissoorten en mogelijk op andere soorten. Het effect, indien aanwezig, is beperkt omdat de overlap tussen het in gebruik hebben van deze verlichting en de actieve periode van vleermuizen (schemer- en nachtperiode in de periode maart tot oktober) beperkt is. Een mogelijk effect is pas aan de orde als het vroeger dan 20.00 uur donker wordt. Ook dan geldt dat in het vlieg- en foerageergebied het grootste deel van de nacht een vergelijkbare situatie bestaat als de huidige situatie. Omdat uitstraling van verlichting richting leefgebieden van soorten echter niet gewenst is dienen maatregelen genomen te worden om de uitstraling van verlichting vanuit de parkeergarage en het terras tegen te gaan. Dit kan door het gebruik van afgeschermde armatuur, het afschermen van de westelijk wanden van de parkeergarage en het waar mogelijk beperken van verlichting of het uitzetten van verlichting als deze niet nodig is (bijvoorbeeld door gebruik van 'light on demand', verlichting die aangaat iemand gebruik maakt van de ruimte). Een overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming vindt niet plaats mits een met het oog op dit aspect goedgekeurd verlichtingsplan overlegd kan worden en de uitvoering daarvan geborgd wordt. Nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag voor vleermuizen of andere soorten is dan niet nodig.

Het voorkomen van broedvogels in het plangebied is vrijwel uit te sluiten door de aanwezige storingsfactoren. Als bomen gekapt moeten worden of hagen gerooid moeten worden kunnen deze, om elk risico uit te sluiten, in de winterperiode gekapt en gerooid worden. Er zijn dan met zekerheid geen broedgevallen aanwezig.

Stikstofdepositie

Conform de Wet natuurbescherming (Wnb) dienen activiteiten getoetst te worden om na te gaan of binnen nabijgelegen Natura 2000-gebieden significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie kunnen optreden. Het stikstofdepositie onderzoek is toegevoegd aan bijlage 11 (dit onderzoek is opgesteld vóórdat de partiële bouvrijstelling is komen te vervallen). Als gevolg van de uitbreiding van het DOR zijn toenames in verkeer voorzien. Vanaf 2025 is de uitbreiding van het DOR het hele jaar open en vanaf 2030 is de parkeergelegenheid volledig in gebruik.

Op basis van de stikstofberekeningen (gebruiksfase) kan worden geconcludeerd dat de plannen niet leiden tot een depositietoename ten opzichte van de referentiesituatie groter dan 0,00 mol/ha/j. Negatieve effecten ten gevolge van de extra emissies op de omliggende Natura 2000-gebieden kunnen hiermee op voorhand worden uitgesloten.

Na aanleiding van een uitspraak van de Raad van State is de partiële bouwvrijstelling komen te vervallen. Daarom zijn voor de aanleg- / bouwfase indicatieve stikstofberekeningen gemaakt (2024, 2025 en 2026). Deze indicatieve berekeningen leveren een uitkomst van kleiner dan 0,00 mol/ha/jr op. Deze berekeningen zijn toegevoegd aan bijlage 12.

Conclusie

Nader onderzoek of een aanvraag ontheffing Wet Natuurbescherming is niet nodig. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.11 Archeologie En Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

arden.

Onderzoek

Archeologie

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de ontwikkeling van fase 3. Het Archeologisch vooronderzoek is toegevoegd aan bijlage 13 van de toelichting van dit bestemmingsplan. Uit dit onderzoek blijkt het volgende.

Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied overwegend een lage tot middelhoge

verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Resten uit de vroege prehistorie zijn, voor

zover deze aanwezig waren, reeds door het ondiepe karakter verstoord door het latere grondverzet

binnen het plangebied. Het plangebied heeft een lage verwachting op het aantreffen van resten van

bewoning tot en met de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Vanwege de ligging in een beekdal kunnen

binnen het plangebied mogelijk resten voorkomen die samenhangen met een doorgang zoals een brug of een doorwaadbare plaats/voorde. Verder kan er sprake zijn van losse vondsten zoals visfuiken en

visgerei. Voor het opsporen van dergelijke resten is een booronderzoek niet de gepaste

prospectiemethode. Voor een vervolg in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of archeologische

begeleiding wordt te weinig aanleiding gezien, zeker in relatie tot de verwachte kosten versus de

kenniswinst. Het reeds uitgevoerde booronderzoek in 2004 heeft de verwachting bijgesteld naar laag.

Daarnaast is er ter hoogte van het plangebied sprake van een hoge mate van verstoringen door de reeds

aangelegde parkeergarages en verlegging van de waterloop. Hoewel de uitbreiding van de parkeergarage

en de winkels nieuwe verstoringen zullen opleveren, wordt op basis van het eerder uitgevoerde

booronderzoek gesteld dat de kans op het aantreffen van archeologisch vindplaatsen ter hoogte van deze nieuwe verstoringen zeer klein is. De aanleg van de keerwand vindt plaats in opgebrachte grond en zal daarmee geen extra verstoring opleveren.

In het rapport wordt op basis van de bevindingen geadviseerd om de geplande ingrepen vrij te geven, en geen aanvullend onderzoek uit te voeren.

De gemeentelijk archeoloog heeft de gemeente Roosendaal geadviseerd om het advies van Vestigia over te nemen in haar selectiebesluit. Het plangebied kan worden vrijgegeven voor de geplande ontwikkeling. Daarmee komt de dubbelbestemming waarde-archeologie, voor zover die eerder op het plangebied rustte, te vervallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0039.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0040.png"

Figuur 5.12: Plangebied op de archeologische beleidskaart 2014

Cultuurhistorie

In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen, ruimtelijke plannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) uit 2010. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangegeven. De kaart is in 2016 op kleine onderdelen herzien.

Onderstaande uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart geeft aan dat ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie voor het plangebied geen provinciale belangen in het geding zijn.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een cultuurhistorisch waardevol gebied. Ook zijn er geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten aanwezig in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0041.png"

Figuur 5.13: Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant (2010, herziening 2016).

In 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders -voortvloeiend uit de beleidsnota Toekomst voor het verleden- de Erfgoedkaart vastgesteld. De erfgoedkaart is een cultuurhistorische en archeologische waardenkaart voor het hele grondgebied van de gemeente Roosendaal. Het geeft een overzicht van alle relevante aardkundige, historische en archeologische gegevens. Naast de educatieve en informerende waarde van de kaart wordt het ook gebruikt als onderlegger bij het nemen van ruimtelijke beslissingen.

Onderstaande afbeelding geeft de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Roosendaal voor (steden)bouwkunst weer. Hierop is zichtbaar dat er geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten aanwezig in het plangebied. Ook liggen er geen historische stedenbouwkundige structuren in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0042.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0043.png"

Figuur 5.14: Uitsnede CHW-kaart Roosendaal '(Steden)bouwkunst' (plangebied is globaal rood omcirkeld)

Onderstaande afbeelding betreft een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Roosendaal voor het onderdeel 'Historische geografie'. Deze kaart laat geen cultuurhistorische waarden zien binnen het plangebied. Aan de noordzijde van het plangebied ligt wel een historische weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0044.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0045.png"

Figuur 5.15: Uitsnede CHW-kaart Roosendaal 'Historische geografie' (plangebied is globaal geel omcirkeld)

Onderstaande afbeelding betreft een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Roosendaal voor het onderdeel 'Historische geografie waardering'. Deze kaart laat zien dat er geen historische groenstructuren of bomen van hoge waarde binnen het plangebied aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0046.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1674.2149UITBREIDINGDOR-0601_0047.png"

Figuur 5.16: Uitsnede CHW-kaart Roosendaal 'Historische geografie waardering' (plangebied is globaal rood omcirkeld)

Conclusie

De omgevingsaspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Standaard En Plansystematiek

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. Alleen de regels en de verbeelding zijn juridisch bindend. De plantoelichting bevat de achtergronden, onderzoeken en motieven van het plan. De toelichting is enerzijds voor de besluitvorming van belang, maar kan daarnaast van belang zijn bij het interpreteren van de regels of de verbeelding. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. De juridische planopzet en de inhoud van de toegekende bestemmingen worden in dit hoofdstuk toegelicht.

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

6.2 Toelichting Op De Regels

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de overige regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel - Factory Outlet Center

In deze bestemming zijn de gronden allereerst bestemd voor: factory outlet center. In de bestemmingsomschrijving is een omschrijving gegeven van het begrip 'factory outlet center'. Door deze precieze en uitgebreide omschrijving wordt de detailhandel binnen DOR naar soort, omvang en uitoefening zo sluitend mogelijk onderscheiden van 'reguliere' of andere soorten detailhandel in het eigenlijke kernwinkelapparaat en elders. De omschrijving van de hier toegelaten detailhandel is in wezen hetzelfde als is overeengekomen tussen de gemeente en (de oorspronkelijke) initiatiefnemer. Duidelijk is aangegeven dat detailhandel met andere dan de aangegeven kenmerken is uitgesloten.

De bepaling van de toegelaten detailhandelsbranches heeft, vóór de realisering van de eerste fase van FOC Rosada, reeds plaats gevonden langs privaatrechtelijke weg, via overeenkomsten tussen de betrokken partijen. Bij de bepaling van het kader voor die overeenkomsten is de (publiekrechtelijke) zeggenschap van de gemeente gewaarborgd, met name via de tussen de betrokken partijen, waaronder de gemeente, gesloten realiseringsovereenkomst. Er zijn privaatrechtelijke afspraken -buiten het kader van het bestemmingsplan- tussen de betrokken partijen gemaakt ter waarborging van de inhoudelijke kenmerken van het DOR; de afgesproken 'outlet-formule' dient te worden gerespecteerd en gehandhaafd.

De eigenaar van, de exploitant van en de winkeliers binnen DOR dienen zich te houden aan de aangegeven doeleinden en bijbehorende bouw- en andere bepalingen. Met name de gemeente ziet erop toe dat dat ook inderdaad gebeurt. Deze borging van de specifieke 'outlet-formule' is met name van belang om ongewenste en ontoelaatbare negatieve effecten in de concurrentieverhoudingen te vermijden.

In de bestemmingsomschrijving is vastgelegd dat fase 3 van het DOR een totale verkoopvloeroppervlakte van 6.000 m² retail en 600 m2 VVO horeca mag bevatten.

Binnen deze bestemming is een parkeergarage toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'. Tot slot zijn in deze bestemming diverse andere, vaak ondersteunende functies toegestaan, onder meer pleinen, paden, taxistandplaatsen, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en voorzieningen voor opslag, bevoorrading, distributie en nutsdoeleinden.

Voor het bouwen is aangegeven wat waar mag worden gebouwd en welke bepalingen daarvoor gelden. Gebouwen mogen behoudens ondergeschikte uitzonderingen, zoals bergingen en nutsvoorzieningen, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De parkeervoorziening mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terreinafscheidingen, zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan.

Artikel 4 Leiding

De aanwezige nuts- en buisleidingen (hoogspanningsverbinding, gas, brandstof en proyleen) in het

plangebied zijn bestemd als 'Leiding'. De regeling voorziet in de aanwezigheid en de bescherming van de diverse leidingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene bouwregels

In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

Onder de algemene aanduidingsregels is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - buisleidingenstraat' opgenomen. Deze gronden zijn mede bestemd als veiligheidszone vanwege de aangrenzende buisleidingenstraat. Binnen deze veiligheidszone mogen in principe geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

Artikel 11 Slotregel

Deze regel bevat de citeerregel van het plan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Financiële uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de economische (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De geplande uitbreiding van DOR fase 3 wordt door de initiatiefnemer voorbereid en uitgevoerd.

Exploitatieplan

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen. Deze verplichting geldt niet als de situatie zoals genoemd in artikel 6.12 lid 2 Wro zich voordoet en het kostenverhaal anders is voorzien.

Het voorliggende plan wordt gerealiseerd op initiatief van Outlet Rosada B.V.. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan, de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure en de uitvoeringskosten zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Met de initiatiefnemer is daartoe een anterieure overeenkomst afgesloten. Daarnaast is in deze overeenkomst geregeld dat initiatiefnemer de verplichting op zich neemt om eventuele planschadeclaims als gevolg van de planologische wijziging voor zijn rekening te nemen. Gelet op het bovenstaande is het kostenverhaal daarmee anders voorzien en is het plan economisch uitvoerbaar.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat het plan financiëel uitvoerbaar is.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Inspraak en maatschappelijk overleg

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Bij het opstellen van de gebiedsvisie leisurepark Roosendaal is de uitbreidingswens van het designeroutlet meegenomen als concrete toekomstige ontwikkeling. De inhoud van de visie is op verschillende momenten met de ondernemers van het leisurepark besproken. Daarnaast is de visie ook besproken in een overlegorgaan van de vertegenwoordigers van de binnenstad en Vlietpark. De visie is op 13 juli 2022 door de raad van Roosendaal vastgesteld. Voorafgaand aan de vaststelling is op 21 april 2022 een inspraakbijeenkomst gehouden door de raad. Hier heeft 1 inspreker gebruik van gemaakt en een positief betoog gehouden (de raad verzocht in te stemmen met de visie).

In het kader van de gebiedsvisie leisurepark Roosendaal is ook overleg geweest met het waterschap, RWS en de Leidingenstraat (LSNed).

Daarnaast is, omdat het een uitbreiding van circa 6.000 m2 vvo retail betreft, in het “Afsprakenkader Detailhandelsontwikkelingen West-Brabant” (RWB 2017) afgesproken dat het plan regionaal wordt afgestemd. De regionale afstemming is vormvrij. In overleg met het programmabureau van de RWB zijn de navolgende overlegmomenten geweest:

  • Ambtelijke informatiebijeenkomst op 26 april 2022

Uitgenodigd: de contactambtenaren van alle regiogemeenten plus provincie

Onderwerp: Toelichting op leisure-ambities van Roosendaal, visie Leisurepark en uitbreidingsplannen DOR door gemeente, eigenaar, ZKA en BRO

  • Ambtelijke bijeenkomst op 16 mei 2022

Uitgenodigd: de contactambtenaren van alle regiogemeenten plus provincie

Onderwerp: Verdiepende Inhoudelijke bespreking van de plannen DOR

  • Bestuurlijke bijeenkomst op 21 juli 2022

Uitgenodigd: de wethouders EZ van de direct omliggende gemeenten en Breda

Onderwerp: Toelichting op leisure-ambities van Roosendaal en bespreking van de uitbreidingsplannen van DOR

De voorgenomen ontwikkeling van Designer Outlet Roosendaal is vervolgens op 5 oktober 2022 voorgelegd aan de Commissie van Advies Ruimte en Economie van de Regio West Brabant. Daarbij is besloten een positief advies te formuleren over de voorgenomen detailhandelsontwikkeling Designer Outlet Roosendaal te Roosendaal, waarbij Bergen op Zoom zich onthoudt van adviesvorming.

Tot slot is de ontwikkeling voorgelegd op de Ontwikkelingsdag van 30 november 2022. Daarbij is een positief besluit genomen voor de ontwikkeling.

Vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties, waaronder rijks- en gemeentelijke instanties. Voor de wijze waarop de reacties zijn verwerkt wordt verwezen naar de Nota vooroverleg in bijlage 14.

Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 12 december 2022 gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen. Tijdens deze periode hebben drie belanghebbenden een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan ingebracht. De nota van zienswijzen is toegevoegd aan bijlage 15. In deze nota zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een gemeentelijk antwoord.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 Kruispuntanalyse

Bijlage 4 Onderbouwing Parkeren

Bijlage 5 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 6 Onderzoek Geluid

Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 8 Advies Brandweer Midden- En West-brabant

Bijlage 9 Wateradvies Waterschap Brabantse Delta

Bijlage 10 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 11 Stikstofdepositie Onderzoek

Bijlage 12 Indicatieve Stikstofberekeningen Aanlegfase

Bijlage 13 Archeologisch Vooronderzoek

Bijlage 14 Nota Van Vooroverlegreacties

Bijlage 15 Nota Van Zienswijzen