KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Water
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Overig - Waterstaatswerken
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 7
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven - Stedelijk Gebied
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven - Bedrijventerrein
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Positieve Lijst Ned
Bijlage 5 Beplantingsplan Rijksstraatweg 3
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
3 Inventarisatie En Analyse
3.1 Inleiding
3.2 Ligging Plangebied
3.3 Historie
3.4 Ruimtelijke Structuur
3.5 Functionele Opbouw Van Het Plangebied
3.6 Kwaliteiten, Aandachtspunten En Ontwikkelingen
4 Milieu- En Duurzaamheid
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Ecologie
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Bufferzone
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Energie En Duurzaamheid
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
5 Juridische Vormgeving
5.1 Planvorm
5.2 Plansystematiek
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
6 Handhaving
6.1 Inleiding
6.2 Handhavingsbeleid Gemeente
6.3 Ontwikkeling Gestructureerd Toezicht
6.4 Uitvoering Handhaving
7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Toepassing Grondexploitatiewet
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
8 Maatschappelijke Toetsing En Overleg
8.1 Inleiding
8.2 Procedure
8.3 Beroepsprocedure
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Loswal
Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Rijksstraatweg 3
Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Molenweg 12-14 En Besluit Hogere Waarde
Bijlage 4 Antwoordnotitie Inspraak En Overleg
Bijlage 5 Antwoordnotitie Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 6 Raadsvoorstel En Raadsbesluit 27 Juni 2013
Bijlage 7 Tussenuitspraak Raad Van State
Bijlage 8 Aanvullend Akoestisch Onderzoek - Cumulatie Industrielawaai
Bijlage 9 Raadsvoorstel En Raadsbesluit 26 Maart 2015

Bestemmingsplan Bebouwde kom Bruinisse

Bestemmingsplan - gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 26-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' van de gemeente Schouwen-Duiveland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 verbeelding

de geometrische planobjecten als vervat in de digitale dan wel analoge verbeelding met het identificatienummer NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01;

1.4 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.8 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.9 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens;

1.10 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.11 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen daaronder niet begrepen;

1.12 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;

1.13 agrarisch deskundige

de agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.

1.14 archeologisch deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;

1.15 archeologisch onderzoek

een onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.16 aquabusiness

bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak gericht op teelt, verwerking, handel en transport van vis, schaal- en schelpdieren alsmede op de toelevering van goederen/diensten ten behoeve van deze bedrijfsactiviteiten;

1.17 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.20 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar aan maximaal 5 personen logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten;

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten;

1.22 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;

1.23 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouwof op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend;

1.24 beroepsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.25 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.26 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 bouwaanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwen van deze gronden;

1.30 Bouwbesluit

het Bouwbesluit, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.35 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren;

1.39 cafetaria/snackbar

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als mogelijke nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse;

1.40 centrumgebied

Gebied in het centrum van Bruinisse, zoals begrenst in het Masterplan Centrumgebied Bruinisse;

1.41 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.42 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, hieronder niet begrepen een supermarkt;

1.43 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen;

1.44 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst;

1.45 erfgrens

de grens van het erf;

1.46 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.47 evenementen

incidentele gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met kortstondig gebruik van complexen / voorzieningen, zoals bijvoorbeeld havendagen, sportverkiezingen, fanfare- en drumfestivals en dansdemonstraties en naar aard en omvang daaraan gelijk te stellen gebruik;

1.48 gastenverblijf

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend niet-commercieel gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 geschakeld

hoofdgebouwen die door middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen met elkaar zijn verbonden;

1.51 gestapeld

boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

1.52 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.53 grondgebonden agrarisch bedrijf

akkerbouw, fruitteelt-, en overig tuinbouwbedrijf waaronder bloem- en boomkwekerij: een bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal en in tijdelijke kweektunnels daarbij begrepen);

veeteeltbedrijf: een bedrijf dat zich toelegt op het houden van melkvee en/of overig vee waarvoor in de bedrijfsvoering weidegang essentieel is;

1.54 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in enige bedrijfsactiviteit;

1.55 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.56 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.57 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd;

1.58 hotel/motel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en mogelijk de verhuur van zaalaccommodaties te behoeve van congressen;

1.59 Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer

het Inrichtingen- en vergunningenbesluit van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.60 kampeermiddel

tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan, al dan niet een bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wabo geen omgevingsvergunning vereist is, één en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.61 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.62 kassen

gebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 meter of meer;

1.63 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.64 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.65 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden;

1.66 Masterplan Centrumgebied Bruinisse

het Masterplan Centrumgebied Bruinisse van de gemeente Schouwen-Duiveland, zoals vastgesteld door de raad op 25 febrarie 2010;

1.67 milieudeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

1.68 Mosselzaadvanginstallatie (MZI)

een installatie of onderdelen daarvan, bedoeld voor de vangst van mosselzaad;

1.69 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige flora en fauna;

1.70 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

1.71 nieuwe economische drager (NED)

een niet-agrarische nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, of een vervolgfunctie bij een voormalig agrarisch bedrijf;

1.72 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.;

1.73 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.74 ondergeschikt

Activiteiten die in ruimtelijk en functioneel opzicht minder belangrijk zijn en afhankelijk zijn van de hoofdfunctie op een perceel;

1.75 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder;

1.76 onoverdekt zwembad

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten;

1.77 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand uitgezonderd flexibele zonweringconstructies;

1.78 peil

de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;

bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaande aansluitende afgewerkte peil;

1.79 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

1.80 perifere detailhandel

detailhandel in producten die qua aard of omvang van het aangeboden product niet past binnen normale winkelcentra, winkelconcentratiegebieden of het onmiddellijk daaraan grenzende gebied, waarbij het gaat om laagfrequente en doelgerichte aankopen;

1.81 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.82 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.83 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.84 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.85 recreatiewoning

een gebouw, dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker het hoofdverblijf elders heeft;

1.86 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.87 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.88 Staat van Bedrijven stedelijk gebied/ bedrijventerrein

de Staat van Bedrijven - stedelijk gebied/ bedrijventerrein die van deze regels deel uitmaakt;

1.89 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.90 stedenbouwkundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;

1.91 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.92 Structuurvisie Bruinisse 2025

De structuurvisie Bruinisse 2025 van de gemeente Schouwen-Duiveland zoals door de raad vastgesteld op 29 september 2011;

1.93 supermarkt

grootschalige zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden.

1.94 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden;

1.95 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.96 voorgevel van een hoofdgebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.97 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;

1.98 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.99 waterhuishoudkundige voorzieningen;

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen, inlaten etc;

1.100 Wed

de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.101 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;

1.102 weidegang

het bieden van gelegenheid voor dieren om buiten te lopen, op een substantiële oppervlakte landbouwgrond, waarbij een deel van de voerbehoefte voor de dieren buiten wordt verzameld en waarbij meer dan 50% van de betreffende landbouwgrond is begroeid;

1.103 Wgh

de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.104 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.105 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.106 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.107 Ww

de Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.108 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens;

1.109 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

1.110 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.3 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3 Nadere eisen

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3 Nadere eisen

11.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.3 Nadere eisen

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

13.3 Nadere eisen

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.3 Nadere eisen

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregel

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

15.3 Nadere eisen

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

16.3 Nadere eisen

16.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.3 Nadere eisen

17.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Water

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Specifieke gebruiksregels

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

19.3 Nadere eisen

19.4 Afwijking van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Overig - Waterstaatswerken

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 6

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag mag met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 21.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 7

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Afwijken uitbreiding bestaande bebouwing

3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. in geval van herbouw is lid 25.1, sub a. onder 1. en 2. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

25.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

Artikel 26 Algemene Gebruiksregels

26.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  2. b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van perifere detailhandel;
  3. c. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Geluidszone

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Algemene wijzigingsregels

29.2 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 1

29.3 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 2

29.4 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 3

29.5 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 4

29.6 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 5

29.7 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 6

29.8 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 7

29.9 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 8

29.10 Wro-zone-wijzigingsbevoegdheid - 9

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%;
  3. c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

30.3 Afwijken

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik, lid 30.1 en lid 30.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken middels een omgevingsvergunning.

30.4 Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten

30.5 Persoonsgebonden overgangsrecht

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse'.


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 27 juni 2013 en herzien in de raadsvergadering van 26 maart 2015.
de griffier, de voorzitter,
................................ ................................

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven - Stedelijk Gebied

Bijlage 2 Staat Van Bedrijven - Bedrijventerrein

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Positieve Lijst Ned

Bijlage 5 Beplantingsplan Rijksstraatweg 3

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van de actualiseringsoperatie van alle bestemmingsplannen heeft de gemeente Schouwen-Duiveland besloten alle vigerende bestemmingsplannen binnen de 17 woonkernen in de gemeente op vergelijkbare wijze te actualiseren. Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied 'Bebouwde kom Bruinisse'.

1.2 Ligging Plangebied

De kern Bruinisse ligt in het uiterste noordoosten van de gemeente en het gelijknamige eiland Schouwen-Duiveland. Bruinisse is circa 12 kilometer gelegen vanaf de hoofdkern van de gemeente, Zierikzee. Bruinisse wordt omringd door water en akkerland. In het oosten grenst de kern aan de wateren Krammer en Zijpe, uitlopers van de Oosterschelde. Aan de noordzijde van het aanlandingspunt van de Grevelingendam grenst Bruinisse aan de Grevelingen. Over de Grevelingendam loopt de doorgaande weg N 59, welke vanuit Schouwen-Duiveland een van de aansluitingen vormt met het eiland Goeree-Overflakkee. Doordat de kern wordt omringd door zowel water als akkerland is er een groot contrast tussen de beslotenheid van het dorp en de openheid van het omringende landschap. De kern bestond op 1 januari 2011 uit circa 4.080 inwoners.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Op dit moment vigeren voor het plangebied de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Datum vaststelling Datum besluit
Gedeputeerde Staten
Plan in Hoofdzaak 1-12-1961 27-7-1962
Recreatieplan 1-11-1974 15-9-1975
Buitengebied 11-3-1977 17-10-1977
Woonwagencentrum 22-11-1979 24-6-1980
West. 2e herziening 27-5-1983 6-3-1984
Bruinisse kom 27-9-1984 18-6-1985
Buitengebied. 1e herziening 30-5-1985 19-11-1985
Bruinisse kom. 1e herziening 27-8-1987 26-1-1988
Riekusweel 30-10-1987 26-4-1988
West. 4e herziening 27-10-1988 6-6-1989
Bruinisse kom. 2e herziening 31-8-1989 21-11-1989
West. 5e herziening 25-10-1990 15-1-1991
Riekusweel. 1e herziening 24-9-1992 8-12-1992
Riekusweel. 2e herziening 27-2-1997 12-8-1997
Riekusweel IV, gedeelte sportcomplex 30-06-2011 n.v.t.
Bedrijventerrein Bruinisse 28-10-1999 16-5-2000
Bedrijfsterrein Bruinisse. 1e uitwerking 6-6-2006 15-8-2006
Parapluherziening Archeologie 29-10-2009 n.v.t.

Het voorliggende bestemmingsplan zal bovenstaande plannen vervangen. De vigerende plannen zijn om meerdere redenen aan vervanging toe. De maatschappelijke normen over wat in een bestemmingsplan vastgelegd dient te worden, zijn de afgelopen jaren gewijzigd; de in de vigerende plannen gehanteerde systematieken zijn inmiddels gedeeltelijk achterhaald. Verder vragen nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied om een adequate regeling. Recent zijn er voor Bruinisse diverse ruimtelijke visies ontwikkeld, zoals het Masterplan Bruinisse en de Structuurvisie Bruinisse 2025. Dit nieuwe bestemmingsplan maakt de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, al dan niet door het opnemen van wijzigingsbevoegdheden.

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet vervangt de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Eén van de uitgangspunten van de in werking getreden wet is een centrale rol voor actuele bestemmingsplannen voor het gehele grondgebied van een gemeente. In de Wet ruimtelijke ordening is de plicht voor de gemeente opgenomen om eens in de tien jaar de bestemmingsplannen, gewijzigd dan wel ongewijzigd, vast te stellen. Aan de verplichting om ieder bestemmingsplan na 10 jaar te herzien, is een financiële prikkel gekoppeld. Op ingediende bouwaanvragen die gebaseerd zijn op een bestemmingsplan dat ouder is dan 10 jaar, kunnen geen leges meer geheven worden door de gemeente.

De rijksoverheid hecht daarnaast grote waarde aan de digitalisering van bestemmingsplannen. Wijziging, uitwisseling, vergelijking, monitoring en toetsing van digitale bestemmingsplannen is technisch vele malen eenvoudiger dan bestemmingsplannen in papieren vorm. Digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen ondersteunen de doelstelling van de nieuwe Wro met betrekking tot de actualisering. De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2008 geldt per 1 januari 2010, vanaf het moment dat een plan in ontwerp ter inzage gaat. Het wijzigen van gedigitaliseerde bestemmingsplannen is technisch gemakkelijk hetgeen de actualiteit van bestemmingsplannen bevordert.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is onderdeel van het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse'. Andere onderdelen van dit bestemmingsplan zijn de bestemmingsplanregels en de verbeelding.

De toelichting is opgebouwd volgens de gemeentelijke standaard en bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • In hoofdstuk 2 is het relevante ruimtelijke beleid beschreven;
  • In hoofdstuk 3 zijn de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen alsmede een planbeschrijving van de gewenste ontwikkeling;
  • In hoofdstuk 4 komen planologisch de relevante milieuaspecten en het aspect duurzaamheid aan bod;
  • In hoofdstuk 5 wordt de juridische vormgeving beschreven met een toelichting op de gebruikte bestemmingen;
  • In hoofdstuk 6 wordt het handhavingsbeleid beschreven;
  • In hoofdstuk 7 is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven;
  • In hoofdstuk 8 wordt tot slot beschreven op welke wijze maatschappelijke toetsing en overleg heeft plaatsgevonden.

2 Beleidskader

2.1 Inleiding

De beleidscontext voor het plangebied wordt gevormd door Rijks-, provinciale, en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid samengevat.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), 2012

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De aanleiding voor het opstellen van deze structuurvisie is gelegen in het feit dat er nieuwe politieke accenten zijn gelegd en doordat er veranderende omstandigheden zijn zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen. Dit laatste onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. Deze structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt alle voorgaande rijksnota's ten aanzien van ruimte en mobiliteit (waaronder de Nota Ruimte), behalve de Structuurvisie Nationaal Waterplan.

De hoofdlijn van de SVIR is dat het Rijk op het gebied van de ruimtelijke ordening terugtreedt en dat gemeenten en provincies op dit taakveld een meer prominente rol krijgen. In het SVIR staat centraal dat alleen nog een taak voor het Rijk is weggelegd wanneer sprake is van:

  1. 1. een onderwerp dat nationale baten en / of lasten heeft en de doorzettingsmacht van gemeenten overstijgt (bv. mainports);
  2. 2. een onderwerp waarvoor internationale verplichtingen zijn aangegaan (bv. werelderfgoederen);
  3. 3. een onderwerp dat (provincie-) of landsgrens overschrijdend is, of een hoog afwentelingsrisico kent of reeds in beheer bij het rijk is (bv. infrastructuur).

Het Rijk heeft 13 onderwerpen benoemd waar het, aan de hand van de bovenstaande criteria, een taak voor zichzelf ziet weggelegd. Door het nemen van verantwoordelijkheid ten aanzien van deze onderwerpen stelt het Rijk zich voor de middellange termijn (2028) en lange termijn (2040) tot doel Nederland concurrerend, veilig en leefbaar te houden. De onderwerpen die een nationaal belang betreffen zijn het creëren van een internationaal bereikbaar vestigingsklimaat, ruimte bieden voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening en het vervoer van stoffen via buisleidingen en een efficiënt gebruik van de ondergrond. Daarnaast zijn ook het creëren van een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor- en vaarwegen, het beter benutten en in stand houden van het bestaande mobiliteitssysteem met bijbehorende hoofdinfrastructuur, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid en klimaatbestendige ontwikkeling, ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationaal unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten van nationaal belang. Tenslotte vindt het Rijk zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij ruimtelijke plannen belangrijk. Het onderhavige plan raakt niet specifiek een van de bovengenoemde onderwerpen die van nationaal belang zijn.

Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2012

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten genomen waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van aard (procesmatig versus beleidsmatig):

  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro stelt vanuit de rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De 'ladder van duurzame verstedelijking' is in oktober 2012 opgenomen in het Bro. Een toetsing van onderhavig plan aan de ladder is niet noodzakelijk aangezien er sprake is van een consoliderend plan. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden immers niet mogelijk gemaakt.
  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. Het Barro is vastgesteld op 22 augustus 2011 en in werking getreden op 30 december 2011. Op 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro vastgesteld. Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen, bijvoorbeeld voor defensie en waterveiligheid, de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Naar aanleiding van een advies van de Raad van State voorziet het Barro ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.

Ten aanzien van het onderhavige plangebied zijn er geen regels uit het Barro van toepassing, aangezien er geen nationale belangen van toepassing zijn.

Natura 2000-gebieden Grevelingenmeer en Oosterschelde

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiertoe is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000-netwerk. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen en ontwikkelen van de biodiversiteit in Europa. In totaal heeft Nederland 162 gebieden als Natura 2000-gebieden aangewezen of aangemeld bij de Europese Unie. Dit zijn de Europese Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden die zich op Nederlands grondgebied bevinden. In Nederland zijn deze richtlijnen vertaald in de Natuurbeschermingswet (1 oktober 2005). Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen voor een aantal van de Natura 2000-gebieden in Zeeland, waaronder ook het Grevelingenmeer en de Oosterschelde, beide grenzend aan het bestemmingsplangebied. In hoofdstuk 4 wordt voldoende aangetoond dat er geen externe werking op de Natura2000-gebieden te verwachten is.

Nationaal Waterplan, 2009

Het Nationaal Waterplan dat in december 2009 is vastgesteld, bevat het nationale beleid ten aanzien van de omgang met water tot 2015. Hoofddoel is het voor volgende generaties garanderen van een veilig en welvarend waterland. In dit plan worden antwoorden geformuleerd op samenhangende ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en het investeren in een duurzaam waterbeheer. Belangrijk in het Waterplan zijn die antwoorden die zorgen voor bescherming tegen overstromingen, het grotendeels voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit. Het Nationaal Waterplan betreft tevens de eerste uitwerking van het Deltaprogramma. Het Deltaprogramma heeft als doel een duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening te realiseren. Het Nationaal Waterplan stuurt op het bereiken van deze doelen door de samenwerking tussen overheden te intensiveren; solidariteit, flexibiliteit en duurzaamheid zijn hierbij de leidende basiswaarden. Het is van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het Nationaal Waterplan (met name ruimtelijke aspecten hierin) heeft daarom ook de status van structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, en vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Een gedeelte van het plangebied is gelegen aan water dat is opgenomen in het Waterplangebied Zuidwestelijke Delta. In dit gebied blijft het werken aan de bescherming tegen overstroming van belang. De waterbekkens zullen voldoende capaciteit voor afvoer en berging moeten bieden om de toename van de afvoer van de grote rivieren te kunnen verwerken. De belangrijke rol van water in Bruinisse, en het belang van samenwerking tussen overheden, komt ook tot uiting in de opname van de gemeente Schouwen-Duiveland als pilotgebied voor het internationale samenwerkingsverband Climate Proof Areas. In dit verband wordt grensoverschrijdend gewerkt aan een klimaatbestendige, economisch vitale en ecologisch veerkrachtige toekomst. Onderhavig plan voorziet in het planologisch vastleggen van de bestaande situatie, derhalve hoeft niet nader te worden ingegaan op het Nationaal Waterplan en daaruit voortvloeiend beleid.

2.3 Provinciaal Beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018, 2012

Op 28 september 2012 hebben de Provinciale Staten van de provincie Zeeland het Omgevingsplan Zeeland 2012 - 2018 vastgesteld. In het nieuwe Omgevingsplan, wat in de plaats komt van het Omgevingsplan 2006 - 2012 en de status heeft van structuurvisie, wordt een nieuwe taakverdeling geïntroduceerd tussen Rijk, provincie, waterschap en gemeenten. In de nieuwe verdeling, gebaseerd op de beginselen van de Wet ruimtelijke ordening en het meest recente Rijksbeleid, beperkt de Provincie zicht tot de kerntaken. De Provincie schept de kaders, gemeenten maken met elkaar afspraken over hoe deze kaders regionaal kunnen worden ingevuld.

In het Omgevingsplan komt naar voren dat Zeeland als 'Land in Zee' een onderscheidende karakteristiek heeft binnen Nederland. Zeeland is door de schaal, lage bevolkingsdichtheid en (eilanden)structuur in geografisch en bestuurlijk opzicht anders dan andere gebieden. De bijzondere positie en potenties van Zeeland, kenmerken en onderscheidende landelijke karakteristiek, geven een sterk concurrerend en aantrekkelijk vestigingsklimaat op het gebied van wonen, bedrijvigheid en recreatie. Voor een blijvend krachtig Zeeland zijn in de toekomst economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. Dit is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

  • Het bevorderen van een gezonde regionale economie;
  • Een goede woon- en werkomgeving;
  • Water en landelijk gebied met kwaliteit.

Economie

De Provincie is samen met de gemeente verantwoordelijk voor het realiseren van Europese en nationale milieudoelstellingen. Daarbij wordt toegezien op grote en risicovolle bedrijvigheid waarbij gemeenten zich richten op lichtere milieucategorieën. In het landelijk gebied en langs de hoofdwegen zorgt de Provincie voor het tegengaan van milieuhinder en veiligheidsrisico's. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Beter benutten van havengebieden en bedrijventerreinen;
  • Verdere ontwikkeling van de biobased economy;
  • Vernieuwing in de recreatie, visserij, schelp- en schaaldiersector en de landbouw.

Woon- en werkomgeving

Voor een gezonde regionale economische ontwikkeling is een goede woon- en werkomgeving noodzakelijk. Een goed functionerende woningmarkt met voldoende aanbod aan toekomstbestendige woningen is daarvoor een eerste voorwaarde. Dit is van direct belang voor de bouw-, detailhandels- en financiële sector, maar ook voor goede huisvesting van alle werknemers in andere sectoren. Vanwege de grote economische belangen investeert de Provincie mee in de toekomstbestendige huisvesting en bewaakt de omvang en kwaliteit van regionale woningbouw en herstructurering. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Toekomstbestendige woningmarkt;
  • Een gezonde leefomgeving.

Kwaliteit water en landelijk gebied

De Provincie bewaakt de kwaliteit van natuur en ontwikkelt natuurgebieden. Beheer van de natuurgebieden wordt door de Provincie gefinancierd en uitbesteed aan terreinbeheerders. Een goede kwaliteit en kwantiteit van oppervlaktewater en grondwater is voor alle inwoners en toeristen, en daarnaast ook voor de landbouw en de natuur van groot belang. Schoon water ontstaat niet vanzelf. De Provincie heeft de taak om dit te bewaken en toe te zien op correcte uitvoering van het waterbeheer door het waterschap. Daarbij hebben de volgende zaken prioriteit:

  • Europese Kaderrichtlijn water;
  • Integrale aanpak Deltawateren;
  • Afronden natuurontwikkeling.

Provinciale ruimtelijke Verordening Zeeland, 2012

Op 28 september 2012 hebben de Provinciale Staten van de provincie Zeeland, gelijktijdig met het Omgevingsplan Zeeland 2012 - 2018, de Verordening ruimte Provincie Zeeland vastgesteld. In de verordening zijn, 'indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken', regels opgenomen waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Bij de vaststelling van het Omgevingsplan is besloten dat slechts een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het Omgevingsplan) worden geregeld in de verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht (en niet de inzet van lichtere instrumenten). Tevens wordt beoogd ten aanzien van de in de verordening geregelde onderwerpen een bepaalde mate van rechtszekerheid te bieden. Bij het 'vertalen' van de beleidsdoelen uit het Omgevingsplan in de verordening is getracht zoveel mogelijk 'beleidsneutraal' te werken; in de verordening staan derhalve geen onderwerpen die niet ook in het Omgevingsplan staan. Op grond van deze verordening zijn de volgende regels voor onderhavig plan van toepassing:

Natuur

Artikel 2.12 geeft een regeling voor de Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het doel, is het bieden van een basisbescherming voor bestaande natuurgebieden via de Wro. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken moeten de te beschermen en te behouden kenmerken en waarden per gebied worden gespecificeerd. Het betreft de wezenlijke kenmerken en actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. Deze zijn nader uitgewerkt en vastgesteld in het Natuurbeheerplan Zeeland 2011.

Bescherming van natuurwaarden via het ruimtelijk spoor en de ontwikkeling van een netwerk van natuurgebieden is een provinciaal belang. In de eerste plaats betreft het hier de bescherming van actuele natuurwaarden. Voorts levert dit beleid een bijdrage aan het behoud van belangrijke kenmerken van de provincie (open, 'groen en blauw' estuarien deltagebied). De bedoelde gebieden zijn tevens belangrijk voor de recreatie in Zeeland.

Gebieden aangeduid als Bestaande natuur krijgen in het bestemmingsplan een planologische bescherming middels een bestemming of aanduiding 'Natuur'. In onderhavig plan gaat het daarbij om de Boomdijk gelegen aan de oostzijde van het plangebied die onderdeel uitmaakt van een waterstaatswerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0001.jpg"

Uitsnede relevante kaarten behorende bij de Verordening Ruimte Provincie Zeeland

Bron: Provincie Zeeland, 2012

Wonen

In de verordening is het woningbouwbeleid voor bestaand stedelijk gebied niet zodanig met regels vastgelegd. Vanuit het Omgevingsplan is wel het principe van duurzame verstedelijking doorvertaald (artikel 2.1), maar dient op (inter)gemeentelijk niveau het woningbouwbeleid voor het bestaand stedelijk gebied vorm gegeven te worden.

Bedrijventerrein

Bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen zoals opgenomen in artikel 2.2 gelden beginselen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik. Daarmee verband houdend wordt tevens gestreefd naar herstructurering van bestaande terreinen en naar regionale afstemming. Deze beginselen en doelstellingen worden als provinciaal belang aangemerkt. De ontwikkeling (vestiging en uitbreiding) van bedrijvigheid dient in beginsel plaats te vinden op daartoe bestemde bedrijventerreinen.

Detailhandel

In artikel 2.2 zijn belangrijke onderdelen van het detailhandelsbeleid verwoord. Behoud en versterking van het aanbod aan detailhandelsvoorzieningen alsmede een sterke concentratie die bijdraagt aan de vitaliteit van binnensteden en dorpscentra worden als elementen van provinciaal belang aangemerkt. Detailhandelsvoorzieningen dienen primair binnen de bestaande kernwinkelgebieden te worden gevestigd.

Bij het versterken van de bestaande detailhandelsstructuur en het toelaten van nieuwe detailhandelsvoorzieningen zijn compactheid, samenhang en de aanwezigheid van of het realiseren van een verbindende looproute belangrijke voorwaarden. Een beperkte uitbreiding of een nieuwvestiging van beperkte omvang vergt geen uitvoerige motivering. Bij het toelaten van detailhandelsvoorzieningen binnen een kernwinkelgebied (binnenstad, dorpscentrum of wijkvoorziening) is geen motivering per individuele winkel noodzakelijk maar kan worden volstaan met een algemene motivering die betrekking heeft op het desbetreffende gebied.

2.4 Regionaal Beleid

Zeeuwse Nota Waterkeringen, 2004

In 2004 heeft het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW) het Zeeuws Kustbeleidsplan opgesteld. De partijen van het ZOW geven in dit plan hun visie op de zorg voor primaire en regionale waterkeringen in Zeeland.

De afgelopen jaren zijn de ideeën over veiligheid en waterkeringen sterk in beweging geweest. Zo heeft de Deltacommissie verdergaande versterking van de waterkeringen en een vernieuwende aanpak voor de lange termijn voorgesteld, terwijl het Rijk opnieuw zijn koers heeft bepaald in het Nationaal Waterplan. Deze ontwikkelingen vragen om een Zeeuwse uitwerking en geven aanleiding om het beleid voor de Zeeuwse waterkeringen te actualiseren.

De Zeeuwse Nota Waterkeringen gaat over de Noordzeekust, de oevers van de (voormalige) zeearmen en de regionale waterkeringen in Zeeland. Hiermee is deze nota relevant voor onderhavig plangebied. De kustzone bestaat voor de waterveiligheid ten minste uit het 'kustfundament': de zandmassa van de onderwateroever, het strand en de eventuele duinen. Voor sommige gebruiksfuncties kan de kustzone zich verder landinwaarts uitstrekken. Ook voor dijken neemt de nota een brede zone in beschouwing.

De Zeeuwse Nota Waterkeringen geeft het kader voor de waterkeringzorg en het gebruik van de waterkering op de korte en middellange termijn en een visie op de lange termijn. De nota focust op de veiligheid en de ruimtelijke uitwerking daarvan in de regio, zoals het multifunctioneel gebruik van waterkeringen.

Visie

Zeeland blijft ook op lange termijn goed beschermd tegen overstromingen, zodat ook toekomstige generaties hier veilig kunnen wonen, werken en recreëren. Omdat het klimaat verandert, zijn versterkingen van de waterkeringen onontkoombaar. Zeeland hanteert daarbij de volgende uitgangspunten:

  • maatregelen steeds afstemmen op de veiligheid op lange termijn;
  • inspelen op nieuwe inzichten;
  • gebruikmaken van natuurlijke processen;
  • kust laten meegroeien met de zee en op termijn zeewaarts uitbouwen;
  • suppleren en versterken met aandacht voor andere functies;
  • zeewaarts waar het kan, landwaarts waar het moet;
  • brede overgangszones van land naar water creëren;
  • voordelta en deltawateren in samenhang beheren;
  • Zeeland op de kaart zetten met innovatieve vormen van klimaatadaptatie;
  • Afstemmen met Vlaanderen.

Maatschappelijk gebruik

Kust en oevers beschermen het achterland tegen overstromingen, maar het is ook de plaats waar mensen komen recreëren en geld verdienen, waar bijzondere natuur tot ontwikkeling komt en de cultuurhistorie van Zeeland te zien is.

De provincie streeft ernaar de hoogwaterbescherming zo vorm te geven dat ook deze gebruiksfuncties er baat bij hebben. De provincie wil de economische kansen van het water en de waterkeringen niet onbenut laten. Vooral de economische activiteiten op het gebied van wonen, recreatie, havens en aquacultuur zijn daarbij van belang.

Waterkeringen voor meerdere doelen

De primaire functie van waterkeringen is veiligheid, maar er is ook ruimte voor medegebruik. Voorwaarde is dat de veiligheid van de waterkering niet in het geding komt en dat versterking van de waterkering in de toekomst mogelijk blijft. De mogelijkheden en beperkingen van multifunctioneel gebruik verdienen echter nadere uitwerking. Ook de regels voor bouwen in de waterkeringszone zijn niet eenduidig genoeg. Met name gebiedsontwikkeling, zoals bij de zwakke schakels, biedt kansen voor medegebruik.

De bestemmingsplannen moeten een basisveiligheid voor de kust waarborgen, door in het kustfundament alle ruimtelijke ontwikkelingen uit te sluiten die een significante belemmering voor de waterveiligheid kunnen betekenen. In de AMvB Ruimte komen daarom regels te staan voor bebouwing op en rond waterkeringen in het kustfundament.

De AMvB neemt de bestaande bebouwing als leidraad voor de regels. De provincie stelt de begrenzing van de bestaande bebouwing voor een periode van vier jaar vast in de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Waterkeringbeheerplan 2008-2013

In het Waterkeringbeheerplan heeft het Waterschap het 'Zeeuws Kustbeleidsplan' uit 2004 verder uitgewerkt. Het geeft aan hoe het Waterschap in de periode 2008-2013 wil omgaan met de waterkeringen die het beheert. Met het Waterkeringbeheerplan wordt voldaan aan de verplichting die is neergelegd in de Verordening op de waterkeringen Zeeland.

2.5 Gemeentelijk Beleid

Strategische visie Schouwen-Duiveland 2040: "Tij van de toekomst", 2011

In november 2011 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de strategische visie "Tij van de toekomst" vastgesteld. Om als gemeente tot zorgvuldig afgewogen keuzen voor de lange termijn te komen, is een visie op de gemeente nodig. De planhorizon van de strategische visie is het jaar 2040. De gemeente heeft haar bestaansrecht als volgt kernachtig geformuleerd: "Schouwen-Duiveland is een eigenzinnig, gastvrij, Zeeuws eiland waar de dynamiek van het water, land, natuur en cultuur mensen inspireert en verbindt. Eilanders en gasten komen hier tot zichzelf door de buitengewone combinatie van schoonheid, rust, bruisende mogelijkheden en monumentale schatten". Vanuit deze basis wil de gemeente dat Schouwen-Duiveland in 2040 een vakantie-eiland is met een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten. In een strategie, gebaseerd op het principe People, Planet en Profit, wordt de visie geconcretiseerd en worden concrete keuzen gemaakt. Het uitgangspunt van de strategie is om de sterke kanten van de gemeente te versterken en de zwakke punten te verbeteren. Bestaande kwaliteiten zijn daarbij leidend. Gebieden met een verslechterende functie en een lage ruimtelijke kwaliteit vragen daarbij om herstructurering. Een belangrijke en kostbare opgave die zowel op het gebied van wonen, werken als verblijven geldt.

Ten aanzien van de functie 'werken' vormt het aspect water het verbindende element in de economie van Schouwen-Duiveland. Watergebonden bedrijvigheid is in 2040, naast recreatie, een pijler onder de gemeentelijke economie. In samenwerking met andere overheden wordt het ruimtegebruik van het water gereguleerd. Het lokale economische belang is hierbij richtinggevend. Ingezet wordt op het behoud van traditionele visserij en het benutten van de toeristische potentie hiervan. Zierikzee en Bruinisse zijn daarbij thuishaven. Voorrang wordt tevens gegeven aan watergebonden bedrijvigheid in de Vluchthaven bij Bruinisse. Tenslotte worden watersportgebonden activiteiten gestimuleerd; daartoe kan onder andere het bedrijventerrein bij Bruinisse op termijn worden uitgebreid.

Ten aanzien van de functie 'wonen' is met name het aspect voorzieningen van belang. De gemeente Schouwen-Duiveland kiest er voor om 'eilandelijke' voorzieningen zoveel mogelijk te bundelen in Zierikzee. Verspreid over het eiland worden voorzieningen gebundeld en geclusterd in een samenhangend netwerk dat een satellietfunctie voor de omgeving vervult. Met name de kindgerichte voorzieningen, waaronder onderwijsvoorzieningen, worden op één plek geaccommodeerd. De gemeente Schouwen-Duiveland kiest er voor om woningbouw mogelijk te maken in alle kernen, rekening houdend met de grootte van de kern en het voorzieningenniveau. Kwaliteitsverbetering wordt voorgestaan door het vervangen van oude woningen door nieuwe (herstructurering). Uitbreiding van het aantal woningen wordt niet uitgesloten. De gemeente gaat ten aanzien hiervan een relatie leggen tussen de verdiencapaciteit van de nieuwbouwplannen en de herstructureringsopgave in de bestaande woningbouw of bedrijventerreinen. Dit krijgt de vorm van een verevenings- of herstructureringsfonds.

Ten aanzien van de functie 'verblijven' kiest de gemeente ervoor om zorgvuldig om te gaan met het landschap, natuur, cultuur, monumenten en het milieu en daarnaast ook te investeren in het verbeteren van deze kwaliteiten. Deze strategie draagt bij aan de visie van Schouwen-Duiveland als vakantie-eiland. Gekozen wordt voor een flexibele omgang met het (her)gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed. Nader onderzocht worden de mogelijkheden voor fondsvorming ten aanzien van het bekostigen van deze aspecten. Voor een zorgvuldige inzet van de investeringen wordt een Toeristische Hoofdstructuur (THS) ontwikkeld. Hierin is voor Bruinisse voorzien in de sectoren visserij en watersport (Grevelingendam). Ten behoeve van de THS wordt de bestaande wegenstructuur geoptimaliseerd, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar het opwaarderen van de N59. Bestaande recreatiebedrijven kunnen worden geherstructureerd en vernieuwd, daarnaast is er ruimte voor bijzondere recreatieconcepten. De havens worden toegespitst op hun functie als Jachthaven, een uitzondering wordt gemaakt voor de Oude Vissershaven en de Vluchthaven in Bruinisse.

Structuurvisie Bruinisse, 2025

De Structuurvisie Bruinisse 2025 is op 29 september 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland. Om de vitaliteit van Bruinisse te behouden heeft de gemeente de ambitie geformuleerd om het dorp duurzaam te ontwikkelen tot een leefbare kern waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Herstel van de relatie met het omliggende water is daarbij een belangrijk thema. Als eerste stap heeft de gemeente Schouwen-Duiveland hiertoe in 2006 de Structuurschets Bruinisse laten opstellen. Deze visie is anno 2011 nog vrijwel geheel actueel. Door de invoering van de Wro, welke gevolgen heeft voor het kostenverhaal, en enkele nieuwe beleidsnota's is deze visie geactualiseerd tot de Structuurvisie Bruinisse 2025. De nieuwe structuurvisie heeft als uitgangspunt de aantrekkelijkheid van Bruinisse te versterken voor bewoners en bezoekers. Er zijn drie thema's die de rode draad vormen in de projecten die hiertoe de komende jaren worden uitgevoerd. Ten eerste houdt dit in het behouden van de vitaliteit van de kern, ten tweede het borgen van de waterveiligheid op de (middel)lange termijn en tenslotte het versterken van de recreatieve aantrekkingskracht.

Ten aanzien van het versterken van de vitaliteit wil de gemeente voldoende ruimte bieden voor de ontwikkeling van bedrijvigheid en het versterken van de aantrekkelijkheid voor toeristen en recreanten. Het economische profiel van de bedrijventerreinen wordt naast reguliere bedrijvigheid voornamelijk geënt op water- en visserijgerelateerde bedrijfsactiviteiten. Als ruimtelijke component hiervan wil de gemeente voorzien in een kwaliteitsverbetering van het centrum door het commerciële aanbod te concentreren en te versterken. Daarnaast wordt een verbetering van de openbare ruimte voorgestaan en een verbetering van de visuele verbinding tussen het dorp en het omliggende water. Ten aanzien van het tweede thema, het borgen van de waterveiligheid, wordt door de gemeente ingespeeld op een verwachte hogere waterspiegel in de toekomst. Deze ontwikkeling staat op gespannen voet met de bruikbaarheid van het havenplateau. Een versterking van de dijken rondom Bruinisse is daarbij aan de orde. De exacte opgave voor de kern moet nog worden bepaald. Ten aanzien van het derde thema, het versterken van de recreatieve aantrekkingskracht, heeft Bruinisse een opgave om meer toeristen en bezoekers te trekken. De kern en nabije omgeving heeft thans al een grote aantrekkingskracht, deze kan nog worden vergroot door projecten die worden uitgevoerd in het kader van het Masterplan Centrumgebied en door in te spelen op de wensen van watersporters die aanleggen bij het dorp.

In de visie wordt naast het onderscheid in thema's, ook ingegaan op gebiedsgericht beleid. Zo wordt met name het centrum van Bruinisse versterkt en worden de sportvelden verplaatst naar de zuidkant van het dorp. Ten aanzien van bedrijventerreinen en de havens wordt ingezet op watergebonden bedrijvigheid. Voor de recreatiegebieden wordt ingezet op herstructurering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0002.jpg"

Plankaart Structuurvisie Bruinisse 2025

Masterplan centrumgebied en haven, 2010

Door de gemeenteraad is op 25 februari 2010 het Masterplan Bruinisse vastgesteld. Het Masterplan heeft tot doel om een duidelijke visie neer te leggen op de toekomstige ontwikkeling van het centrumgebied, inclusief de Vissershaven van Bruinisse. Het plan dient als toetsingskader voor ontwikkelingen die zowel marktpartijen als de gemeente in gang zouden willen zetten. Het Masterplan bevat tevens een beeldkwaliteitskader neergelegd in een Beeldkwaliteitplan. De randvoorwaarden en uitgangspunten die daarin zijn opgenomen vormen eveneens een toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen.

De volgende doelen worden met het masterplan beoogd:

  • creëren van een levendig hart in de vorm van het Dorpsplein en het Kerkplein in het centrum van Bruinisse;
  • concentreren van winkelvoorzieningen in Dreef, Nieuwstraat en aan het Dorpsplein;
  • concentreren van horeca rond het nieuwe Dorpsplein;
  • versterken van de relatie dorp en water;
  • inzetten op visserij/cultuur/ambacht en toerisme in de Oudestraat en op het Havenplateau;
  • verbeteren van de bereikbaarheid en de parkeervoorzieningen;
  • verbeteren van de oost-west verbindingen onder de N59;
  • scheppen van een nieuw woonmilieu in het centrum (starters/senioren);
  • verbeteren van de woonkwaliteit in het centrum;
  • verbeteren van de inrichting van de openbare ruimte.

Vissershaven/Havenplateau

Eén van de gewenste herontwikkelingen is de Vissershaven. De Vissershaven ligt direct bij het dorp. De vissersschepen uit Bruinisse hebben er hun plek; het is een dynamische plek aan het water. Op het Havenplateau is ook een aantal water- en scheepsbouw gerelateerde bedrijven gehuisvest. Op dit moment zijn er plannen in voorbereiding voor de herinrichting van de Vissershaven tot een toeristisch aantrekkelijke bestemming. De voorzieningen op de kade en de steigers zijn sterk verouderd en aan vernieuwing toe. De herinrichting van de haven zal in samenhang met het Masterplan gemaakt worden. Voor de herinrichtingsplannen zijn Europese subsidiegelden beschikbaar.

Relevantie voor het plangebied

De juridisch-planologische uitwerking van het masterplan vindt niet rechtsreeks plaats in onderhavig conserverend bestemmingsplan. Wel worden op basis van de structuurvisie een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waardoor bij de aandiening van concrete plannen die passen binnen het beleid en de wijzigingsbevoegdheid, snel een planologisch procedure kan worden gevolgd ten behoeve van de uitvoering van de plannen.

Waterplan Schouwen-Duiveland, 2007

De gemeenteraad heeft op 26 september 2007 het Waterplan Schouwen-Duiveland vastgesteld. De gemeente streeft met het plan naar biologisch gezond water, een goed functionerend en veilig watersysteem en een vergroting van de belevingswaarde van water. Deze doelstelling sluit aan bij het Omgevingsplan 2006 - 2012 van de provincie en het waterbeheersplan van het waterschap.

De bebouwde kom van Bruinisse is gelegen in het deelgebied Duiveland Oosterland. Het vergroten van de belevingswaarde door water kan door het verflauwen van taluds van waterlopen. In Bruinisse liggen enkele watergangen die goede kansen bieden voor het vergroten van de belevingswaarde en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers. Bij woningbouw en de verplaatsing van bedrijven zal de kans om extra water en het creëren van natuurvriendelijke oevers afgewogen moeten worden.

Relevantie voor het plangebied

In het bestemmingsplan is het aanwezige water binnen de kern als 'Water' bestemd. Binnen de overige bestemmingen is het mogelijk waterlopen te realiseren. Concrete ontwikkelingen in relatie tot het waterplan zijn in onderhavig beheersplan niet opgenomen.

Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland, 2008-2010

De gemeente werkt haar lokale milieubeleid uit in een milieubeleidsplan. Dit plan beschrijft welke milieudoelen binnen welke periode moeten worden bereikt, en op welke manier. Het vakgebied milieu omvat diverse onderwerpen. Door het grote aantal verschillende onderwerpen bestaat het risico dat het activiteitenpakket onoverzichtelijk wordt. Om die reden is ervoor gekozen het nieuwe milieubeleidsplan per milieuonderwerp te beschrijven. Elk onderwerp wordt modulair behandeld, en bij elk onderwerp is aandacht voor visie, doelstellingen en uitvoering. Elke module heeft een looptijd van 4 jaar en binnen deze periode wordt gewerkt aan het behalen van de gestelde doelen. De volgende modules vormen samen het nieuwe milieubeleidsplan:

  • afval
  • groen
  • bodem (vastgesteld op 16 december 2010)
  • licht en duisternis (vastgesteld op 25 juni 2009)
  • energie en klimaat (vastgesteld op 25 juni 2009)
  • milieu, bedrijven en zonering
  • externe veiligheid (vastgesteld op 27 mei 2010)
  • luchtkwaliteit (vastgesteld op 18 december 2008)
  • geluid en stilte (vastgesteld op 18 december 2008)
  • natuur en landschap
  • geur, veehouderijen en bedrijven
  • water

De vastgestelde modules gelden voor het hele gemeentelijk grondgebied van de gemeente Schouwen-Duiveland.

Gemeentelijk woningbouwprogramma, 2010

Op 19 oktober 2010 is de gemeentelijke woningbouwplanningslijst 2010 tot en met 2020 vastgesteld. De planningslijst maakt inzichtelijk hoe de samenhang is tussen het kwantitatieve en kwalitatieve deel van de woningbouwplanning. De informatie uit de planningslijst wordt door de provincie gebruikt voor de analyse of de woningbouw van gemeenten blijft binnen de ruimtelijke ordeningsdoelstellingen van bundeling en zuinig ruimtegebruik. Op grond van deze analyse hebben Gedeputeerde Staten goedkeuring verleend aan de planningslijst. De planningslijst wordt beschouwd als een voortschrijdend proces. In de Woonmilieuvisie is een vertaling gemaakt van de woningbehoefte naar de planningslijst.

Woonmilieuvisie, 2006

Als gevolg van ontwikkelingen in markt en beleid is het accent in de woningbouwopgave de laatste jaren sterk verschoven van de kwantiteit (de aantallen te bouwen woningen) naar de kwaliteit (gewenste woonmilieus en woningtypen). Sterker dan in het verleden dienen nieuwe woonmilieus en woningen zorgvuldig op de woonwensen van de verschillende doelgroepen te worden afgestemd. De gemeente Schouwen-Duiveland staat dan ook voor de opgave om een relatie te leggen tussen de vraag van de consument, het bestaande aanbod en de ambitie om kwalitatief hoogwaardige woonmilieus te creëren, afgestemd op het bijzondere karakter van de gemeente.

In de woonmilieuvisie is aangeven in hoeverre de lopende en in voorbereiding zijnde plannen aansluiten bij de vraag van eilanders en migranten. De uitgevoerde verkenningen zijn uiteindelijk vertaald richting planningslijsten. In de woonmilieuvisie zijn de volgende doelstellingen onderschreven:

  • een evenwichtige verdeling tussen inbreiding, uitbreiding en herstructurering realiseren;
  • een gedifferentieerde opbouw in woonmilieus en woningtypen;
  • een spreiden van woningbouw over de dorpen, maar bundeling in Zierikzee;
  • het stimuleren van een positief migratiesaldo.

Woningmarktanalyse Schouwen-Duiveland, 2010

In de woningmarktanalyse Schouwen-Duiveland 2010-2020 wordt geconstateerd dat het geplande aantal te bouwen woningen veel hoger is dan de verwachte toename van het aantal huishoudens. De jaarlijkse uitbreidingsbehoefte is meer dan gehalveerd. De nog resterende uitbreiding zal niet overal op dezelfde wijze verlopen. In de grootste plaatsen op het eiland, Zierikzee, Bruinisse en Burgh-Haamstede, is nog sprake van een aanzienlijke groei van het aantal huishoudens. In veel kleinere kernen doet zich naar verwachting een afname voor. Naar verwachting zal dit niet leiden tot structurele leegstand, daarvoor liggen vraag en aanbod in Schouwen-Duiveland als geheel nog te dicht bij elkaar. Om alle door de lokale bevolking gewenste verhuizingen te laten doorgaan, zijn er momenteel voldoende woningen beschikbaar. Wel dient de samenstelling van de woningvoorraad te worden afgestemd op de wensen van de lokale bevolking.

In de woningmarktanalyse is gekeken naar de verhuismotieven van vertrekkers en vestigers in Schouwen-Duiveland, zij geven een goed beeld van de bijzondere kwaliteiten van Schouwen-Duiveland. De regio is voor vestigers vooral aantrekkelijk vanwege de rust, ruimte en veiligheid. Het zijn vaak oudere huishoudens die zich op Schouwen-Duiveland willen vestigen. Deze huishoudens hechten tevens veel belang aan voldoende mogelijkheden voor zorg. De vertrekkers verhuizen daarentegen veelal vanwege de aanwezigheid van werk of studie elders. In de analyse is tevens gekeken naar recreatiewoningen. Tot op heden is het beleid in de gemeente gericht geweest op het beperken van recreatiewoningen in de kernen. Het leegstaan van de woningen werd als onwenselijk beschouwd omdat dit de leefbaarheid van woonkernen negatief zou beïnvloeden. Anderzijds zijn er ook voordelen voor de leefbaarheid denkbaar: wanneer de woningen bewoond zijn, dragen de bewoners bij aan het draagvlak voor voorzieningen. Tevens zal dit beleid bijdragen aan een toename van de vraag naar woningen. Daarom wordt het bezit van tweede woningen verder gestimuleerd. Tenslotte wordt geconstateerd dat door de verandering van de huishoudenssamenstelling in de komende jaren een andere behoefte ontstaan aan voorzieningen zal ontstaan in de kernen. De afname van jongeren betekent dat minder beroep wordt gedaan op voorzieningen als basisscholen en consultatiebureaus en sommige sportfaciliteiten. Daarentegen neemt de behoefte aan zorg- en recreatieve voorzieningen voor ouderen toe.

De verandering van de bevolkingssamenstelling in de komende jaren vraagt om een herziening van het aanbod en de spreiding van voorzieningen over de kernen.

Ten aanzien van de samenstelling van het woningaanbod in Bruinisse wordt geconstateerd dat in Bruinisse een overschot aan huurwoningen tussen de € 357,- en de € 511,- bestaat. Hiertegenover staat een aanzienlijk tekort aan nultredenhuurwoningen en een klein tekort aan woningen tussen de € 220.000,- en € 300.000,-. Ook is behoefte aan een beperkt aantal koopappartementen. Verder valt hier het grote aanbod aan dure eengezinskoopwoningen op. Veel huishoudens die zich in de afgelopen decennia in deze woningen hebben gevestigd, willen nu goedkoper gaan wonen, gaan huren of het eiland gaan verlaten. In de kern Bruinisse is sprake van een flinke toename van de 65-plussers. Het aantal tweepersoonshuishoudens en gezinnen van 30 tot 65 jaar daalt. Alleenstaanden tussen de 30 en de 65 jaar nemen eerst nog licht in aantal toe, om na 2020 kleiner te worden.

Gebruiksverordening tweede woningen, 2006

In de 'Gebruiksverordening tweede woningen', welke is vastgesteld op 28 september 2006, zijn bepalingen opgenomen om te voorkomen dat woningen, die bedoeld zijn voor permanente bewoning, voor recreatieve doeleinden worden gebruikt. Het doel van deze verordening is om de kernen in de gemeente Schouwen-Duiveland leefbaar te houden.

Relevantie voor het plangebied

Onderhavig plangebied, de kern Bruinisse, behoort tot het werkingsgebied van de Gebruiksverordening.

Ontwikkelingsvisie horeca (2004)

Deze visie is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen. Deze kaders zijn richtinggevend bij de actualisatie van bestemmingsplannen. De gemeente wil daarmee een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van de horeca en duidelijkheid bieden voor ondernemers. In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (café, discotheek, restaurant etc.). Bij deze tweedeling is gekeken naar het oorspronkelijke doel van de horecagelegenheid: het aanbieden van overnachtingen of het aanbieden van consumerende goederen.

Bruinisse heeft een vrij uitgebreid aanbod aan horeca. Momenteel zijn er 6 restaurants, 2 cafetaria's en 4 cafés. Voor een kern als Bruinisse is dit aanbod vrij hoog. Het centrumgebied van Bruinisse is geconcentreerd aan de Havenkade, Korte Ring, Nieuwstraat, Kerkstraat en Oudestraat. Deze straten zijn dan ook het meest geschikt als horecaontwikkelingsgebied.

Relevantie voor het plangebied

De ontwikkelingsvisie horeca is in het voorliggende bestemmingsplan planologisch vertaald. Ten aanzien van consumptieve horeca zijn de betreffende bedrijven specifiek bestemd en is er een koppeling gemaakt naar de Staat van horeca-activiteiten.

Bedrijventerreinenprogramma Schouwen-Duiveland

Het bedrijventerreinenprogramma van de gemeente Schouwen-Duiveland bouwt voort op de in het Omgevingsplan Zeeland aangegeven uitspraak dat provincie en gemeente samen één regionaal programma opstellen. In het programma wordt uitgegaan op een indeling van bedrijventerreinen op basis van omvang en thematisering, waardoor kleinschalige-, grootschalige-, thematische- en zeehaventerreinen te onderscheiden zijn. In Schouwen-Duiveland wordt van de eerste twee typen uitgegaan. Het bedrijventerrein bij Bruinisse wordt getypeerd als een grootschalig bedrijventerrein.

Bedrijventerreinen worden op Schouwen-Duiveland beschouwd als een vorm van ruimtegebruik die zorgvuldig ingepast moet worden, zowel ruimtelijk-landschappelijk als functioneel-maatschappelijk. In ruimtelijke zin wordt de inpassing bewerkstelligd door een integrale planvorming die niet alleen gericht is op het bedrijventerrein zelf maar op de inpassing in de omgeving. De locatieafbakening en de wijze waarop de begrenzing wordt ontworpen is van essentieel belang om het toeristisch-recreatieve profiel van de gemeente te waarborgen. In functionele zin wordt anders omgegaan met grootschalige respectievelijk kleinschalige bedrijventerreinen. Grootschalige terreinen, waartoe het terrein in Bruinisse wordt gerekend, hebben een sterk monofunctioneel karakter. Hier staat het functioneren van grotere bedrijven voorop. Andere functies, zoals wonen, recreatie, detailhandel en kantoren passen niet zonder meer en worden in bestemmingsplannen niet zonder meer toegelaten. Als de markt daar om vraagt worden zones ingericht met een specifieke functie en uitstraling voor bijvoorbeeld recreatie. Als voorbeeld hiervan wordt de watersportboulevard in Bruinisse genoemd. Tenslotte streeft de gemeente naar een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Het gaat daarbij om het realiseren van het juiste bedrijf op de juiste locatie. Daartoe wordt in de komende jaren een groot aantal kleinere bedrijfslocaties getransformeerd. De bedrijfsactiviteiten worden geconcentreerd op een overzichtelijk aantal bedrijventerreinen. Ook op deze terreinen zal zorgvuldig ruimtegebruik hoog in het vaandel staan, bijvoorbeeld door het toepassen van ruimtebesparende verkaveling, toepassen van minimale bouwhoogten en het realiseren van centrale voorzieningen.

Gemeentelijk monumentenbeleid

Om cultuurhistorische bouwwerken binnen haar grondgebied te beschermen, is een gemeentelijk monumentenbeleid in voorbereiding. Drie categorieën 'monumenten' kunnen worden onderscheiden: de rijksmonumenten, de gemeentelijke monumenten en de beschermde stads- of dorpsgezichten. De rijksmonumenten worden beschermd in het kader van de 'Monumentenwet 1988'. De gemeentelijke monumenten, bouwwerken die zullen worden geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst, worden voor wijziging of afbraak behoed middels voorschriften opgenomen in de Erfgoedverordening 2010.

Relevantie voor het plangebied

In het plangebied bevindt zich één rijksmonument. Het betreft hier het pand aan de Oudestraat 27. Het monument is wettelijk beschermd middels de Monumentenwet 1988. In Bruinisse bevinden zich geen gemeentelijke monumenten en beschermde stads- of dorpsgezichten.

Prostitutiebeleid, 2000

Door een wijziging van het wetboek van Strafrecht is met ingang van 1 oktober 2000 het bordeelverbod opgeheven. Het gemeentelijk beleid betreffende deze opheffing is verwoord in de 'Beleidsnota lokaal prostitutiebeleid' dat ruimtelijk vertaald is in het bestemmingsplan 'Regulering van seksinrichtingen en prostitutie c.a.'. In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat acht het gemeentebestuur van Schouwen-Duiveland het noodzakelijk om een maximumstelsel in te voeren.

Bij het bepalen van het maximum dient een aantal omstandigheden te worden meegewogen:

  • Schouwen-Duiveland is een landelijke gemeente bestaande uit 17 kleine, tot zeer kleine kernen waar een aantrekkelijk woon- en leefklimaat heerst;
  • Schouwen-Duiveland kent tot nu toe geen seksinrichtingen. De behoefte aan een dergelijke vestiging is niet of nauwelijks aanwezig;
  • bij een belangrijk deel van de bevolking roept prostitutie vanuit religieuze overwegingen weerstand op.

Gelet op deze aspecten is terughoudendheid met de vestiging van seksinrichtingen op zijn plaats. Aangezien er op dit moment geen seksinrichtingen in de gemeente aanwezig zijn opteert de gemeente in de planologische regeling voor een totaalverbod. Dit wil zeggen dat de gemeente het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bouwwerken en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, als escortbedrijf of ten behoeve van straat- en raamprostitutie in de planologische regeling heeft verboden. Op het moment dat zich een specifiek initiatief aandient zal aan de hand van het concrete verzoek beoordeeld worden of eventueel medewerking zal worden verleend aan een ontheffing c.q. herziening van het bestemmingsplan voor betreffende locatie. Getoetst zal worden aan de vestigingscriteria uit de beleidsnota 'Lokaal prostitutiebeleid'. Omdat vestiging van een bordeel, zeker in een (betrekkelijk) kleine kern, een negatieve uitwerking kan hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat, mag een bordeel zich niet vestigen in een woonstraat dan wel in een straat waar sprake is van een concentratie van recreatiebedrijven en detailhandel. In het plangebied worden seksinrichtingen derhalve uitgesloten. Raamprostitutie en straatprostitutie worden in het geheel niet toegestaan.

Beleidsplan archeologie, 2008

Om goed te kunnen bepalen wat er in het bestemmingsplan moet worden opgenomen, en om vast te kunnen stellen of er zich op een locatie behoudenswaardige archeologie bevindt, is het proces van de archeologische monumentenzorg doorlopen, resulterend in het Beleidsplan Archeologie en Archeologische waarden- en verwachtingskaarten voor de historische kernen en het buitengebied.

Het archeologiebeleid van de gemeente is gefaseerd opgesteld. In de raadsvergadering van 28 februari 2008 is het archeologiebeleid vastgesteld voor het gemeentelijk grondgebied voor zover gelegen buiten de historische kernen (AMK-kernen). Daarna zijn de historische kernen die ook een status als terrein van archeologische waarde hebben, voorzien van beleid. Dit beleid is op 18 december 2008 vastgesteld.

Relevantie voor het plangebied

Op de Beleidskaart Archeologie zijn voor het plangebied twee gebieden te onderscheiden, namelijk:

  • Onderzoeksgebied A
  • Onderzoeksgebied B

Op ieder gebied zijn weer andere kwantitatieve normen van toepassing. Voor de AMK-terreinen met betrekking tot de stads- en dorpskernen heeft een uitwerking van het Beleidsplan Archeologie plaatsgevonden, waarbij een inventarisatie is uitgevoerd naar de archeologische waarden. In de raadsvergadering van 18 december 2008 zijn deze archeologische waarden- en verwachtingskaarten vastgesteld. Voor Bruinisse heeft geen verdere uitwerking plaatsgevonden omdat er geen AMKgebieden aanwezig zijn binnen het plangebied. Voor de normen en de vertaling van het archeologiebeleid naar het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 4.2. Op 29 oktober 2009 heeft de gemeenteraad het facetbestemmingsplan Archeologie vastgesteld, teneinde gemeentebreed een beschermingsregime te bieden voor voorkomende archeologische aspecten en waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0004.jpg"

Uitsnede beleidskaart Archeologie met weergave van de bebouwde kom van Bruinisse. Het schema betreft de onderverdeling in gebieden.

Regeling onoverdekte zwembaden

Het is wenselijk om bij verzoeken tot het bouwen van onoverdekte zwembaden bij woningen ongewenste situaties met betrekking tot het straat- en bebouwingsbeeld en overlast te voorkomen, zeker nu er sprake is van een trend in de aanleg van permanente zwembaden, welke trend zich duidelijk doorzet. Bovendien is het goed om naar de toekomst toe iedereen, dus zowel diegene die een zwembad wil realiseren als diens buren, duidelijkheid te verschaffen over deze bouwmogelijkheden. In dit kader is er een planologische regeling opgesteld welke is opgenomen in dit plan.

Relevantie voor het plangebied

De onoverdekte zwembaden zijn als volgt in dit plan opgenomen: onoverdekte zwembaden vallen onder de categorie 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'. Binnen de bestemming Groen is het niet mogelijk hier bouwwerken ten behoeve van de woonbestemming op te richten en zijn onoverdekte zwembaden dus niet mogelijk. De zwembadregeling komt om diezelfde reden ook niet voor bij de bestemming Maatschappelijk, Recreatie, Sport, Verkeer en Water.

Voorbereidingsbesluit Bruinisse (2011)

Door de gemeenteraad is in het kader van de Structuurschets Bruinisse en het Masterplan Bruinisse in april 2011 een voorbereidingsbesluit genomen. Met het voorbereidingsbesluit worden binnen het besluitgebied ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen uitgesloten en worden kleine bouwplannen bij bestaande woningen wel toegestaan. Gewenste ruimtelijke ontwikkelingen zullen op grond van het voorbereidingsbesluit worden gevolgd door een nieuw bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0005.jpg"

Luchtfoto met weergave en begrenzing plangebied. Bron: TerraDesk, 2007.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0006.jpg"

Uitsnede historische kaart met weergave kern Bruinisse anno 1935.

3 Inventarisatie En Analyse

3.1 Inleiding

Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de huidige situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de historie van Bruinisse, de ruimtelijke en functionele opbouw van het plangebied en actuele ruimtelijke ontwikkelingen.

3.2 Ligging Plangebied

Schouwen-Duiveland is het meest noordelijke eiland van de provincie Zeeland. Het wordt aan de zuidzijde begrensd door de Oosterschelde, in het westen door de Noordzee, in het noorden door het Grevelingenmeer, en in het oosten door de Zijpe.

De gemeente Schouwen-Duiveland behelst het gehele eiland en heeft vier entrees. De kern Bruinisse ligt aan de oostelijke entree en grenst aan de Krammer en Zijpe en het aanlandingspunt van de Grevelingendam. Aan de westzijde van Bruinisse ligt de autoweg N59. Deze weg verbindt de gemeente met de provincies Noord-Brabant en Zuid-Holland. Ten zuiden en zuidwesten grenst de kern aan het agrarisch gebied van Schouwen-Duiveland. Tenslotte ligt ten westen van de N59 een recreatiepark met veel mogelijkheden tot verblijfsrecreatie (bungalows, camping en jachthaven).

3.3 Historie

Vroeger bestond Schouwen-Duiveland uit twee aparte eilanden: Schouwen en Duiveland, die door de Gouwe van elkaar gescheiden waren. In 976 wordt voor het eerst de naam Schouwen als 'Scaldis' vermeld (de oude naam voor de Schelde); later werd het gebied 'Scolden' of 'Scouden' genoemd. In 1206 werd het gebied ten oosten van de Gouwe voor het eerst vermeld als 'Duvinlant' en 'Duvelant', hetgeen betekent 'land behorend aan Duva (een vrouwennaam)'. Vroege bewoning en intensief grondgebruik concentreerde zich op het zogenaamde oudland, dat gekenmerkt werd door kreekruggen en poelgronden. Oudland vinden we op Schouwen, en een klein deel van Duiveland. Het overgrote deel van Duiveland was echter nieuwland, gebieden gelegen buiten het door de ringdijk omsloten oudland en die vanaf het midden van de 13e eeuw op de zee werden veroverd. De Bruinissepolder is een van de laatste polders die op de zee werd veroverd, de schorren aan de oostpunt van Duiveland werden in 1468 bedijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0007.jpg"

Voorheen bestond Schouwen-Duiveland uit meerdere separate eilanden

In de Middeleeuwen is het huidige bewoningspatroon ontstaan. Verspreid over de verschillende eilanden ontstonden nederzettingen, waarin de bewoning zich concentreerde. In de nieuwlandpolders verrezen nieuwe dorpen, vaak langs wegen en dijken. Vanaf de 15e eeuw werd een speciaal type nederzetting gebouwd: het voorstraatdorp. Het waren vooral de grotere polders waarin deze nieuwe dorpen ontstonden. De bebouwing werd neergezet aan de voorstraat, die meestal loodrecht op de dijk werd aangelegd. Eventuele dorpsuitbreidingen werden gerealiseerd door parallel aan de voorstraat een of twee achterstraten te leggen. Achter de dijk ligt meestal een haven, tenzij er verdere inpolderingen hebben plaatsgevonden. De dijk zelf wordt doorgaans niet bebouwd, benedendijkse bebouwing aan de polderzijde komt wel voor. De voorstraatdorpen vervulden een verzorgende functie; ze waren overwegend niet-agrarisch van karakter. De boerderijen lagen buiten de dorpen, temidden van het bijbehorende land. Bruinisse is een typisch voorbeeld van een voorstraatdorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0008.jpg"

Historische kaart van circa 1850

Het op de plek van Bruinisse gestichte dorp werd aanvankelijk Oost-Duiveland genoemd, maar uiteindelijk kreeg de oudere naam Bruinisse de overhand. In deze naam is "nisse" een ander woord voor landtong, "bruin" is waarschijnlijk afgeleid van een persoonsnaam, maar kan ook verwijzen naar de bruine kleur van de schorren. Bruinisse is van oudsher het aanlandingspunt aan de oostzijde van het eiland Schouwen-Duiveland.

3.4 Ruimtelijke Structuur

De historische karakteristieken van het voorstraatdorp zijn nog steeds goed zichtbaar. Bruinisse ligt aan de voormalige zeedijk, bekend als de Havenkade, en de voorstraat, bekend als Oudestraat, staat hier haaks op. De Oudestraat komt aan de zuidzijde uit op de Ring. Vroeger lag binnen de Ring alleen de kerk, maar later is er ook aan de binnenzijde gebouwd. De rationele opbouw van het voorstraatdorp is zowel oost als west van de Oudestraat goed te herkennen. Aan de oostzijde is slechts één achterstraat aanwezig: de Deestraat. Aan de westzijde zijn dit er drie: de Kerkstraat, Schoolstraat en Molenstraat. Tussen deze straten liggen diverse haaks gesitueerde verbindingsstraten. Ten zuiden van de Ring, in het verlengde van de Oudestraat, ligt nog een sterk lineaire structuur: de Nieuwstraat / Dorpsweg. Het stratenpatroon is echter minder rationeel dan dat van het traditionele voorstraatdorp. Er is eigenlijk een mengvorm ontstaan tussen een ringdorp en een voorstraatdorp. De dwarsstraten liggen meer diagonaal en passen niet helemaal meer in het rationele grid.

In vrijwel de gehele historische kern is de bebouwing dusdanig verdicht dat er sprake is van geschakelde, individuele panden. De woningen staan vrijwel allemaal in de rooilijn aan de straat, zonder een voortuin. Naarmate men verder van de voorstraat verwijderd is, komen meer vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen voor, iets teruggelegen ten opzichte van de weg. De ontsluiting en oriëntatie van de panden zijn altijd op de straat gericht. Vrijwel overal betreft het panden van één of twee bouwlagen van wisselende hoogtes, met een zadeldak, schilddak of mansardedak. Afwisselend zijn langsgevels en kopgevels toegepast, waardoor een gevarieerd straatbeeld ontstaat. Op enkele plekken wordt dit beeld afgewisseld met kleine blokken met rijwoningen uit de periode na 1945. Deze woningen hebben gezamenlijk één onderbouw en één kap, waardoor er geen sprake meer is van individualiteit. Voornamelijk langs de achterstraten is er met enige regelmaat sprake van historische bedrijfsmatige bebouwing. Deze objecten hebben een meer gesloten karakter dan de meeste woningen. Aan de voorstraat komen deze niet voor, daar zijn oorspronkelijk alleen representatieve en verzorgde gevels op de weg gericht.

In het oude centrum bevindt zich één rijksmonument op het adres Oudestraat 27. Het betreft een 18e eeuwse mosselvisserswoning, bekend als de 'Bruinisser Oudheidkamer'. Dit huis heeft een voorgevel met blokbepleistering en een neoclassicistische deuromlijsting uit circa 1860. Het voorhuis bevat de oorspronkelijke inrichting met wandbetimmeringen voorzien van bedsteden en kasten.

Daarnaast zijn er diverse andere beeldbepalende panden die de geschiedenis van Bruinisse zichtbaar maken, met name woonhuizen en boerderijen. Historische woonhuizen zijn veelal eenvoudige 19e eeuwse (gepleisterde) dwarse huizen, onder andere aan de Molenstraat, de Schoolstraat en de Deestraat. Ook boerderijen zijn typerend. Deze zijn met name aan de zuidzijde van de dorpskern aan de Molenweg en de Langeweg gesitueerd. Deze dateren uit de eerste helft van de 20e eeuw en zijn opgebouwd in één bouwlaag met een kap en voorzien van een mansarde- danwel zadeldak. Verder zijn op het erf nog diverse schuren aanwezig.

Buiten de historische kern hebben de woon- en werkgebieden een meer planmatig karakter. In de stedenbouwkundige structuur van Bruinisse zijn diverse ruimtelijke eenheden te onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0009.jpg"

Ruimtelijke opbouw Bruinisse

Bruinisse-West

De woonwijk ten westen van de historische kern van Bruinisse bestaat voornamelijk uit woningen met een grote architectonische samenhang. De wijk is opgezet rondom Dr. de Kockstraat middels een rationele bouwblokbenadering met zowel aaneengebouwde als vrijstaande en (geschakelde) twee-aaneen gebouwde woningen. Hierbij zijn er per bouwblok geclusterde parkeervoorziening aanwezig.

Riekusweel

De woonwijk Riekusweel, ten zuidoosten van de historische kern, kent eveneens een grote samenhang. Hoewel hier in verschillende perioden is gebouwd, zijn er duidelijke overeenkomsten in architectuur met verwijzingen naar de historische bouw in Bruinisse. Het noordelijke deel bestaat uit bouwblokken aansluitend op historische bebouwing van de dorpskern. Het midden en zuidelijke deel van de wijk bestaat overwegend uit vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen in een wisselende verkaveling met veel variatie in oriëntatie, rooilijnen, architectuur en het materiaal- en kleurgebruik. Het recentelijk gebouwde deel bestaat uit strokenbouw met de oriëntatie van de privé-tuinen gericht op het zuidwesten.

Bedrijventerreinen (havens en bedrijventerrein)

In Bruinisse is er sprake van clustering van een aantal bedrijven op een bedrijventerrein net buiten de woonkern. Daarnaast is er sprake van een reparatiehaven die buiten de kern aan de Zuid Grevelingen gelegen is en de Vluchthaven gelegen aan de Krammer en Zijpe. Het bedrijven- en haventerrein wordt gekenmerkt door een sterk op de functie gerichte, grootschalige bebouwing. De terreinen hebben veelal gemengde functies welke variëren van productiehallen en opslagloodsen tot een benzinepomp of garage met showroom. De kantoor- en kantinegedeelten zijn vaak in het bedrijfsgebouw geïntegreerd. Op het bedrijventerrein komen ook bedrijfswoningen voor. Deze woningen bestaan uit één bouwlaag met een verdieping in de kap.

De Vluchthaven zelf is een bijzonder infrastructureel element van verkeershistorische waarde. De haven is in 1931 aangelegd in een deel van de Stoofpolder als vlucht- / aanmeerplaats in de route tussen het kanaal door Zuid-Beveland en Dortsekil. In de loop der jaren hebben de havenactiviteiten zich verder uitgebreid.

Het gebied tussen de Dorpsweg, Rijksstraatweg, Zijpe, Vluchthavenweg en Nieuwlandje kan in het kader van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering, 2009' worden beschouwd als een gemengd gebied waar de functies wonen en werken samengaan. Dat gesproken kan worden van een gemengd gebied wordt bepaald door de aanwezigheid van het bedrijventerrein in het gebied met bijbehorende infrastructuur en verkeersbewegingen (bepaald in ABRvS 200604216/1).

Zijpe

Aan het einde van de Rijksstraatweg liggen aan het Zijpe, bekend als het oude veerplein enkele burgerwoningen. Het gebied grenst aan de rand van het bedrijventerrein en de Vluchthaven. Op het oude veerplein staat ook het tot restaurant omgebouwde veerhuis. Nabij de Zijpe en de Rijksstraatweg ligt de Zuidweg waar burgerwoningen worden afgewisseld met kleinschalige bedrijfsgebouwen.

Woonwagenstandplaats

Aan de noordzijde van de Vluchthaven ligt aan het Nieuwlandje een woonwagenstandplaats. Hier bevinden zich enkele woonwagens.

Groenstructuur

Bruinisse heeft een eenvoudige hoofdgroenstructuur met een wat onsamenhangend karakter. Het meest westelijke gelegen gebied is dat van de uitbreidingen van Aquadelta/Grevelingenhout. Een parkachtige woon- en recreatie-enclave die nagenoeg los staat van de groenstructuur van Bruinisse. Het meeste noordelijk gelegen knooppunt Noorddijk-N59 vormt een van de vier entrees tot Schouwen-Duiveland. Het is te kenmerken als een autonoom gebiedje zonder duidelijke groenstructuur. De twee loodrecht op elkaar staande en kruisende hoofdontsluitingswegen (Molenweg en Dorpsweg) zijn de grootste dragers van de lokale groenstructuur.

Tussen het centrum nabij de haven en de kruising Molenweg-Dorpsweg ligt een grote diversiteit aan kleine versnipperde groenvoorzieningen. Ten zuidoosten van de provinciale weg N59 is het Westplantsoen gelegen. Geheel aan de oostzijde liggen onder andere de sportvelden en het woonwagenkamp. De sportvelden worden in de nabije toekomst in zuidelijke richting verplaatst en tegen de noordkant van het industrieterrein gerealiseerd. Tot slot ligt in het zuiden een groot bedrijventerrein los van de groenstructuur van het centrum en zonder verdere noemenswaardige groenkwaliteit.

Onderstaande figuur geeft de hoofdgroenstructuur weer zoals deze is omschreven in het Groenkwaliteitsplan. Deze structuur valt alleen samen met de waterstructuur van de Molenweg en Dorpsweg. Het is een puur functionele relatie zonder extra ruimtelijke kwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0010.jpg"

Weergave hoofdgroenstructuur Bruinisse

Landschappelijke inpassing

Nagenoeg rond heel Bruinisse is een stevige groene rand aanwezig die als groene buffer fungeert tussen de bebouwing en het omliggende buitengebied. Aan de Grevelingen komend van buiten het eiland, is er zicht op de havens en het dorpscentrum. Vanuit het zuiden is met name de meest recente uitbreiding van Aquadelta een markante confrontatie tussen rood en groen. Met ander woorden raken bebouwing en landelijk gebied elkaar hier direct door de openheid en een gebrek aan inpassingsgroen.

Bestemming

Het groen rondom Bruinisse heeft hoofdzakelijk tot doel af te schermen. Intern geldt het Westplantsoen als buffer tussen N59 en wonen. De uitgeefbaarheid van openbaar groen aan particulieren beperkt zich tot die stukken waar de hoofdgroenstructuur niet nadelig wordt aangetast en waar de gehanteerde minimale afstanden tussen verschillende bestemmingen niet mag worden overschreden. Ook de beeldkwaliteit wordt bepaald door de mate van versnippering en de aard van het type afscherming.

De hoofdgroenstructuur is daarmee in hoge mate beeld- en structuurbepalend en van groot belang voor de kern. Bundeling, behoud en versterking van de kwaliteit van deze structuur is het uitgangspunt. Voorkomen moet worden dat de hoofdgroenstructuur door grondverkopen en/of functiewijziging aan kracht of beeld nog verder verliest of versnipperd raakt.

3.5 Functionele Opbouw Van Het Plangebied

Wonen

Een belangrijke functie binnen het dorp is wonen. De kern heeft grotendeels een woonfunctie met planmatig ontwikkelde wijken rond de historische kern, zoals Bruinisse-West en Riekusweel. Hier staan verscheidene woningtypen zoals vrijstaande woningen, twee-aaneen gebouwde woningen en aaneengebouwde woningen. Gestapelde woningbouw in de vorm van appartementen komt enkel voor ter hoogte van de Beursstraat/Kerkstraat.

De woningbouwcorporatie Zeeuwland heeft verspreid over de kern veel woningen in eigendom. Het gaat hier voornamelijk om aaneengebouwde woningen ten westen en ten oosten van de historische kern, maar ook in de historische kern heeft de corporatie enkele woningen in haar bezit.

Voorzieningen

De kern heeft ook een hoog voorzieningenniveau waaronder een dorpshuis, een jeugdsoos, sporthal en een recent gebouwd woonzorgcomplex. Daarnaast zijn detailhandel en horecagelegenheden aanwezig. Ook beschikt de kern over de nodige sport- en recreatieve voorzieningen. In de oostzijde van de kern liggen de sportaccommodatie van de voetbalvereniging en de jeugdherberg De Stoofpolder. Aan de Molenweg ligt het kleinschalige recreatiepark Plantage.

Bedrijvigheid

Naast bovengenoemde voorzieningen bevindt zich in en rond de kern bedrijvigheid. In de kern liggen enkele solitair gelegen bedrijfslocaties, waaronder een autosloperij, destilleerderij en een schelpdierteeltbedrijf.

Bedrijventerrein Bruinisse

Ten zuiden van de kern ligt het bedrijventerrein Bruinisse met grootschalige bedrijvigheid. Het terrein omvat de bedrijven die gelegen zijn langs de Dorpsweg, de Rijksstraatweg, de Nijverheidsweg en de Industrieweg. Ter plaatse bevinden zich diverse bedrijfstypen, waaronder bedrijven voor opslag- en handelsactiviteiten en agrarische nevenbedrijven. Ook wordt ruimte geboden voor bedrijven die aquabusiness uitvoeren. Naast de bedrijfsgebouwen bevinden zich op het bedrijventerrein ook een groot aantal bedrijfswoningen. Het bedrijventerrein heeft ook een functie voor bedrijfsverplaatsing van overlastveroorzakende bedrijven uit de dorpskern.

De Vluchthaven is tevens een onderdeel van het bedrijventerrein. In deze haven ligt onder andere een belangrijke loswal. In de Vluchthaven worden ook bedrijfsactiviteiten uitgevoerd door bedrijven die elders op het bedrijventerrein zijn gevestigd. Zo worden er schepen uit het water getakeld, die vervolgens in een loods op het bedrijventerrein worden behandeld. Ook vinden er op en aan schepen in de haven bedrijfsmatige activiteiten plaats.

Reparatiehaven

Aan de noordzijde van de kern ligt aan de Havenkade de reparatiehaven De reparatiehaven betreft een rechthoekige buitendijkse havenkom met als opvallend element een hijskraan. Op deze plaats is reeds bij het ontstaan van het dorp Bruinisse een haven geweest, in de loop van eeuwen is deze haven voortdurend uitgebreid en vergroot. Bij de aanleg van de Deltawerken is van de oude haven niets meer bewaard gebleven. In de reparatiehaven bevinden zich twee scheepsbouwbedrijven. Dit zijn bedrijven in een hoge milieucategorie. Door de historisch ontstane ligging nabij de kern wordt niet overal voldaan aan de richtafstanden voor milieuzonering. De reparatiehaven wordt daarom aangemerkt als geluidsgezoneerd bedrijventerrein.

Vissershaven

Ten westen van de reparatiehaven ligt eveneens aan de Havenkade de vissershaven waar de vissersboten aanmeren en waar laad- en losactiviteiten plaatsvinden. Ook is hier een jachtwerf gevestigd. Deze jachtwerf ligt buiten de begrenzing van het geluidsgezoneerde terrein (de Reparatiehaven). Bovendien ligt de jachtwerf samen met de rest van de Havenkade binnen de begrenzing van het Masterplan Centrumgebied Bruinisse.

Infrastructuur

Bruinisse vormt de oostelijke entree van de gemeente. De bebouwde kom is goed bereikbaar vanwege haar ligging aan de N59. De toegang tot de kern wordt gevormd door de Rijksstraatweg, Dorpsweg en de Molenweg. De Noorddijk aan de noordzijde van de kern vormt de oost-westverbinding tussen het recreatiepark en de kern. Bruinisse is met het openbaar vervoer (bus) bereikbaar met een halte aan de Parallelweg. In het noordwesten van het plangebied ligt het sluizencomplex dat de scheiding vormt tussen de Krammer en Zijpe enerzijds en het Grevelingenmeer anderzijds. Het sluizencomplex is een druk bevaarde route voor pleziervaart. Over de Krammer en Zijpe loopt een belangrijke binnenvaartroute.

3.6 Kwaliteiten, Aandachtspunten En Ontwikkelingen

Binnen het plangebied staan toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen op stapel. Hieronder wordt kort ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen. Daar waar mogelijk wordt met onderhavig plan al voorgesorteerd op de ontwikkelingen.

Vissershaven

Eén van de gewenste herontwikkelingen is de Vissershaven, zoals opgenomen in het masterplan voor het centrumgebied en haven. Op dit moment zijn er plannen in voorbereiding voor de herinrichting van de Vissershaven tot een toeristisch aantrekkelijke bestemming. De voorzieningen op de kade en de steigers zijn sterk verouderd en aan vernieuwing toe. Voor de herinrichtingsplannen zijn Europese subsidiegelden beschikbaar. Daar waar mogelijk zijn ontwikkelingen in onderhavig plan verwerkt. Dit betreft tot dusverre het havenplateau wat het karakter van een verblijfsgebied krijgt.

Centrumgebied

Zoals hiervoor genoemd is voor het centrumgebied een masterplan opgesteld. Concrete ontwikkelingen zijn daar waar mogelijk vertaald in onderhavig plan. Het betreft onder andere het ruimer bestemmen van de openbare ruimte om nieuwe pleinen te creëren. Daar waar mogelijk zijn binnen de bestaande bebouwing flexibiliteitsbepalingen opgenomen om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen tot stand te brengen.

Vluchthaven

In de Strategische Visie Tij van de Toekomst en de Structuurvisie Bruinisse 2025 is ingezet op ruimte bieden aan watergebonden bedrijvigheid en daarbij het benutten van de economische potentie van de Vluchthaven. De Vluchthaven ligt immers langs een belangrijke binnenvaartroute en beschikt over een grote loswal. Transport over water biedt steeds vaker een goed alternatief voor transport over de weg. Bovendien biedt de Vluchthaven ook ruimte aan andere vormen van watergebonden bedrijvigheid, zeker in combinatie met het bedrijventerrein. Zo wordt de haven al gebruikt door de (schelpdier)visserijsector, maar bijvoorbeeld ook door scheepsreparatiebedrijven om schepen in en uit het water te takelen. De Vluchthaven is daarmee een belangrijke meerwaarde voor het bedrijventerrein en de lokale watergebonden economie. Om die redenen wordt voor de Vluchthaven dezelfde milieuzonering toegepast als voor het bedrijventerrein.

Herstructurering Zeeuwland

Woningcorporatie Zeeuwland is voornemens in het oostelijk deel (omgeving Koningin Julianastraat) van de kern een herstructurering van de bestaande woningbouw te laten plaatsvinden. Zeeuwland gaat hierbij echter uit van de reeds bestaande bouwmogelijkheden. Dit heeft dan ook geen gevolg voor het bestemmingsplan.

Overige ontwikkelingen

Naast de bovenstaande, wat meer grootschalige, ontwikkelingen zijn er in Bruinisse ook een aantal kleinschalige ontwikkelingen. Dit betreft onder meer het verplaatsen en verruimen van het bouwvlak van een opslagbedrijf aan de Rijksstraatweg 3, het realiseren van een twee-onder-een-kap aan de Molenweg en het realiseren van horeca en een viswinkel aan de Havenkade 18. Ten behoeve van de eerste twee ontwikkelingen is een ruimtelijke onderbouwing toegevoegd in de bijlagen bij deze toelichting . Ten behoeve van de ontwikkeling van de twee-onder-een-kap woning aan de Molenweg is door het college op 21 mei 2013 een Besluit hogere waarde als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld. Dit besluit is eveneens aan de bijlagen toegevoegd (Ruimtelijke onderbouwing Rijksstraatweg 3 en Ruimtelijkeonderbouwing Molenweg 12-14 en Besluit hogere waarde). Tenslotte zijn er in het onderhavige plan ontwikkelingen via een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, naar aanleiding van het Masterplan.

4 Milieu- En Duurzaamheid

4.1 Inleiding

Voor het ontwikkelen en in stand houden van een leefbaar en duurzaam gebied dient bij ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en of de omgeving hiervan worden opgelegd.

Zoals uit voorgaande hoofdstukken blijkt laat dit bestemmingsplan enkele nieuwe ontwikkelingen toe. Ten eerste zijn meegenomen de ontwikkelingen die bij vaststelling van het bestemmingsplan bij recht toegestaan zijn (via artikel 19 WRO of een planprocedure) en dan ook als 'bestaand' te beschouwen zijn. De haalbaarheid van deze ontwikkelingen is aangetoond in de eerder gevoerde procedure. Ten tweede zijn enkele nieuwe ontwikkelingen in het onderhavige plan opgenomen. Voor de meeste van deze ontwikkelingen is het niet noodzakelijk om juncto 3.1.6 Bro de milieuplanologische aanvaardbaarheid in dit plan uitgebreid te verantwoorden. Hieronder wordt daarom slechts kort en bondig ingegaan op de planologisch relevante milieuaspecten. Ten aanzien van de opgenomen ontwikkeling met een significant ruimtelijk effect is in de bijlagen van deze toelichting een separate ruimtelijke onderbouwing opgenomen.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Hiertoe wordt, naast het in ontwikkeling zijnde beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.

Aan de beleidskaart van het Beleidsplan Archeologie (behandeld in hoofdstuk 2 Beleidskader) zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen gemeentelijke bestemmingsplannen. Ten aanzien van de vergunningverlening wordt een aantal gebieden onderscheiden, waarvoor verschillende drempelwaarden en voorwaarden gelden.

Voor onderhavig plan zijn het archeologisch onderzoeksgebied A en B van toepassing. De archeologische onderzoeksgebieden A en B zijn in dit bestemmingsplan dan ook planologisch beschermd in de vorm van een dubbelbestemming (Waarde - Archeologie - 6 en Waarde - Archeologie - 7). Vertaald naar het bestemmingsplan kent archeologisch onderzoeksgebied A een zwaardere bescherming van de aanwezige waarden dan archeologisch onderzoeksgebied B, waarbij (aanleg)regels zijn opgenomen die zijn gebaseerd op eisen en randvoorwaarden.

Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo wijzigt de Bro (artikel 3.1.6, lid 2). Wat eerst voor alleen archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed.

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

In de provincie Zeeland kan in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven. Binnen het plangebied zijn één rijksmonument en vele beeldbepalende panden aanwezig, waaronder enkele historische boerderijen. De cultuurhistorisch waardevolle boerderijen worden beschermd middels beleid dat is opgenomen in het beleid 'Buitengebied in Beweging'. Tenslotte is de Vluchthaven aangeduid als bijzonder cultuurhistorisch element.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0011.jpg"

Uitsnede kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur, bron: Provincie Zeeland

Op het gebied van cultuurhistorie is alleen het rijksmonument aan de Oudestraat 27 formeel beschermd middels de Monumentenwet 1988. De beeldbepalende woningen en boerderijen zijn niet specifiek beschermd in gemeentelijk beleid en deze beleidslijn vindt dan ook geen doorvertaling in onderhavig bestemmingsplan.

Naast de individuele panden is de ruimtelijke opbouw van het dorpscentrum cultuurhistorisch van belang. Omdat de cultuurhistorische waarde van het voorstraatdorp uniek voor Schouwen-Duiveland dient het traditionele stratenpatroon met de karakteristieke bebouwing in voor- en achterstraten daarom zo veel mogelijk behouden blijven. De oude structuur van het voorstraatdorp is met name ten noorden van de Ring duidelijk herkenbaar. Omdat ten zuiden van de Ring het stratenpatroon minder rationeel is, is deze ook minder goed herkenbaar als horend bij een voorstraatdorp.

Het feit dat vrijwel alle straten in de historische kern aan beide zijden zijn bebouwd, waarbij de panden zijn georiënteerd op de straat, draagt bij aan een aantrekkelijk straatbeeld. De voornamelijk kleinschalige en individuele panden horen in dit beeld, dat een stenig karakter krijgt door het grotendeels ontbreken van privé-buitenruimte aan de voorzijde. Het steeds variëren van bouwmassa, goot- en nokhoogte, geveltype en de afwisseling van rijk gedetailleerde met sober uitgevoerde panden maakt het beeld divers en aantrekkelijk. Op enkele locaties zijn op bescheiden wijze rijwoningen toegevoegd aan het straatbeeld. Hoewel het om relatief kleine blokken rijwoningen gaat passen deze minder goed bij het overheersende beeld van individuele, geschakelde panden. De bescherming van de typerende verschijningsvorm van bebouwing in het dorpscentrum is verankerd in het welstandsbeleid. Het welstandsbeleid is erop gericht om de typische kleinschaligheid door individuele invullingen te behouden en waar mogelijk te versterken. Daartoe zijn specifieke welstandscriteria opgesteld.

De Vluchthaven is in 1931 aangelegd door Rijkswaterstaat om beschutting te bieden aan schepen die op de drukke vaarroute tussen Rotterdam en België in moeilijkheden dreigden te komen. De haven is om deze reden in de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als waardevol object in de categorie nijverheid/industrie. Ondanks dat de Vluchthaven in de cultuurhistorische waardenkaart specifiek is aangeduid wordt deze in onderhavig bestemmingsplan niet specifiek beschermd. De haven maakt integraal onderdeel uit van de havengerelateerde bedrijfsmatige activiteiten in de directe omgeving. Het is van belang de regionale functie van deze haven voor overslag van goederen te versterken. Daartoe wordt in dit bestemmingsplan planologische ruimte geboden.

4.3 Bodem

Wettelijk is bepaald dat een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die een fysieke ingreep vergen zijn in onderhavig bestemmingsplan slechts in beperkte mate opgenomen waardoor een bodemonderzoek achterwege kan blijven. Voor de ontwikkeling aan de Rijksstraatweg en de Molenweg is een separate ruimtelijke onderbouwing in de bijlagen van de toelichting toegevoegd.

4.4 Water

Algemeen

Waterbeleid

De laatste jaren dient in ruimtelijke plannen steeds meer aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. Elk ruimtelijk plan dient dan ook een zogenaamde waterparagraaf te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.

Om vanuit het waterbeheer in te kunnen spelen op ruimtelijke ontwikkelingen en bestaande ongewenste situaties bij te sturen, zijn door de provincie Zeeland waterkansenkaarten ontwikkeld. Op basis van hydrologische uitgangspunten zijn voor de verschillende functies en het landgebruik kansen en bedreigingen in beeld gebracht. Resultaat zijn de kansenkaarten voor het landelijk en het stedelijk gebied en een kansenkaart voor het thema wateroverlast. De kaarten geven aan waar deze functies vanuit het watersysteem/beheer optimaal bediend kunnen worden en het waterbeheer in beginsel tegen geringe kosten kan worden uitgevoerd.

Met betrekking tot het plangebied

Geomorfologie en grondwater

Op basis van de provinciale Waterkansenkaart zijn de volgende geomorfologische kenmerken van het plangebied bepaald. De verschillende bodemtypes zijn aangegeven op de kaart. Ter plaatse van de dorpsbebouwing is de bodem deels niet gekarteerd, maar aangemerkt als stad/overig. Door extrapolatie van aangrenzende bodemtypen kan worden gesteld dat de bodem ter plaatse van het plangebied bestaat uit lichte schor. De infiltratiemogelijkheden van regenwater in het plangebied zijn daardoor zeer beperkt aanwezig. In het plangebied is de bodem over het algemeen matig tot sterk zettingsgevoelig. De kern ligt niet in een waterwingebied.

Oppervlaktewatersysteem

Het plangebied is gelegen op het eiland Schouwen-Duiveland en maakt daarmee onderdeel uit van de Zeeuwse delta. Het eiland wordt omgeven door de Noordzee, de Oosterschelde en Grevelingen. Het plangebied maakt deel uit van het waterafvoergebied Duiveland-Oosterland.

Hoogte en wateroverlast

De beste mogelijkheden voor waterberging c.q. waterretentie (vasthouden van water) bevinden zich in die gebieden die behoren tot de 10% laagste, respectievelijk 10% hoogste delen van een waterafvoergebied. Het maaiveld heeft in het plangebied een hoogte die varieert van 0,5 m in het westen tot 0,9 m in het oosten ten opzichte van N.A.P.

Plaatselijk is beperkte infiltratie mogelijk. Afkoppelen is derhalve niet beperkt tot enkel infiltratie, regenwater kan altijd afgekoppeld worden. Mogelijkheden hiervoor zijn:

  1. 1. hergebruik van afgekoppeld regenwater als grijswater (toiletspoeling e.d.);
  2. 2. infiltratie in de bodem;
  3. 3. lozing van het hemelwater op het afwateringsstelsel (waterlopen, eventueel via een hemelwatertransportbuis).

Als in de huidige situatie niet afgekoppeld kan worden dan is het zaak om toch een gescheiden dwa en hwa aan te leggen zodat, wanneer dat op termijn mogelijk wordt gemaakt, regenwater en afvalwater alsnog gescheiden afgevoerd kunnen worden. Gebruik van uitlogende materialen dient vermeden te worden met name als er sprake is van lozing op oppervlaktewater.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0012.jpg"

Zonering waterkeringen (Keur Watersystemen)

Waterkeringen

Aan de noord- en oostzijde van het plangebied liggen dijken. Het gaat hier om de Havendijk, Havenkade en Boomdijk. De dijken betreffen een primaire waterkering. Binnen een waterkering (het zogenaamde Waterstaatswerk) is aanpassing van een bestaand gebouw of nieuwbouw mogelijk mits er ontheffing is verleend op grond van de Keur Scheldestromen. De Keur uit 2009 is inmiddels vervangen door de nieuwe Keur Watersystemen, vastgesteld op 15 december 2011 en in werking getreden. De Keur onderscheidt een Beschermingszone A en een Beschermingszone B die aan weerszijden van het waterstaatswerk zijn aangewezen. De Beschermingszone A omvat in ieder geval die gronden die technisch/fysisch (mede) een bijdrage leveren aan de stabiliteit van de waterkering. Daarbij geldt echter aan de landwaartse zijde als minimum dat gronden die voor toekomstige dijkverzwaring nodig zijn, ook wel het profiel van vrije ruimte of reserveringsstrook genoemd, in ieder geval binnen de Beschermingszone A vallen. Waar het profiel van vrije ruimte breder is dan de strook die een bijdrage levert aan de stabiliteit van de waterkering is eerstgenoemde bepalend voor de dimensionering van de Beschermingszone A. Dit is vrijwel overal het geval. Er is daarom voor gekozen om het profiel van vrije ruimte overal te laten samenvallen met de Beschermingszone A en niet apart weer te geven.

De beschermingszone B is aangewezen om bepaalde activiteiten, die potentieel grote gevaren voor de waterkering in zich bergen (bijvoorbeeld de aanleg van hogedrukleidingen) ook op grotere afstand van de waterkering te kunnen reguleren.

Verdroging, watervoorziening en bodemdaling

Het aspect verdroging is niet aan de orde en ook het aspect bodemdaling is niet aan de orde. De polderpeilen worden niet aangepast. Daarnaast is watervoorziening niet in het geding.

Ecosysteem

Het plangebied bestaat uit de bebouwde kom van Bruinisse. Het plangebied grenst aan de zuidoostzijde aan het Natura-2000 gebied Oosterschelde. In het plangebied komen geen natte ecologische verbindingen voor, noch zijn deze in de toekomst gepland.

Regen- en afwatersysteem

In de kern Bruinisse is een gemengd rioleringssysteem aanwezig. Op het moment dat er nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden wordt er eerst afgekoppeld. Bij nieuwbouw wordt beoogd alles gescheiden aan te bieden.

Watermaatregelen

Het bestemmingsplan betreft een beheersplan. In een dergelijk plan ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaande gebruik van gronden en opstallen. Het bestemmingsplan is daarmee consoliderend van aard en laat slechts beperkt ruimte voor nieuwe potentiële ontwikkelingen.

Door de aanwezige bebouwing leent het plangebied zich niet voor de aanleg van extra waterberging. Bij inbreidingslocaties is in verband met de over het algemeen beperkte infiltratiemogelijkheden, infiltratie van regenwater eveneens lastig. In geval van stedelijke vernieuwing en inbreiding streeft de gemeente ernaar duurzaam te bouwen. Ook maatregelen op het gebied van duurzaam stedelijk waterbeheer worden hieronder verstaan. Te denken valt aan het toepassen van vegetatiedaken, gebruik van niet uitloogbare materialen, afkoppeling van hemelwater en hergebruik van regenwater (bijvoorbeeld voor toiletspoeling en voor de tuin).

In de regels van het bestemmingsplan wordt de nodige aandacht besteed aan het thema water. Er is een bestemming 'Water' en een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen en singels en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen. De regels van het bestemmingsplan voorzien daarnaast in de mogelijkheid tot de aanleg van waterlopen binnen alle bestemmingen, dan wel bermsloten en waterpartijen (binnen de bestemming 'Groen') of waterhuishoudkundige voorzieningen (binnen de bestemming 'Verkeer'). Binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' is de dijk ten noorden en ten oosten van Bruinisse aangemerkt als primaire waterkering en als zodanig beschermd.

Onderhoud

Ingevolge de Keur dient een onderhoudsstrook van 7,00 meter breed langs leggerwater te worden vrijgehouden van bebouwing of opgaande beplanting, om de toegankelijkheid van de waterlopen voor het onderhoudsmaterieel te waarborgen. Bij leggerwater langs wegbermen geldt een vrije strook tot 1 m. Bij bouwaanvragen dient, binnen de aangegeven afstanden, de gemeente standaard te wijzen op het betreffende verbod. Het Waterschap kan op aanvraag ontheffing verlenen van het genoemde verbod.

Waterschapswegen

In het plangebied zijn de volgende waterschapswegen aanwezig: Rijksstraatweg, Dorpsweg, Zijpe, Havenweg, Nieuwlandje, Boomdijk en Havenkade.

4.5 Ecologie

De Nederlandse natuurwetgeving valt uiteen in gebiedsbescherming en soortbescherming. De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en omvat de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedsspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.

Op 1 april 2002 is daarnaast de Flora- en faunawet in werking getreden. De soortbescherming is opgenomen in de Flora- en faunawet. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het projectgebied. De wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantsoorten. Ook omvat de wet de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000-gebieden welke zijn beschermd in bijlage IV. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen.

Volgende de Flora- en faunawet morgen beschermde dier- en plantsoorten niet worden verwond, gevangen, opzettelijk worden verontrust of gedood. Voortplanting of vast rust- of verblijfplaatsen mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord. Beschermde planten mogen op geen enkele wijze van hun groeiplaats worden verwijderd of vernield. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Sinds 23 februari 2005 is het Vrijstellingsbesluit van kracht. Met dit besluit is geregeld dat voor algemeen voorkomende soorten een vrijstelling geldt bij ruimtelijke ingrepen en geen ontheffing mee aangevraagd hoeft te worden. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht.

Conform de Flora- en faunawet is de initiatiefnemer bij ruimtelijke ingrepen verplicht op de hoogte te zijn van mogelijke voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het projectgebied. Vanuit de kennis dienen plannen en projecten getoetst te worden aan eventuele strijdigheid van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.

Voor zover dit bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is in de bij die ontwikkelingen behorende ruimtelijke onderbouwingen alsmede in de vormvrije m.e.r.-beoordeling in paragraaf 4.12 voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen sprake is van strijdigheid met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Systematiek bedrijven en milieuzonering

Intensieve bedrijvigheid kan overlast veroorzaken op gevoelige functies zoals wonen. Andersom kan de aanwezigheid van gevoelige functies in de directe omgeving bedrijven beperken in hun bedrijfsvoering. In het bestemmingsplan wordt daarom gewerkt met een milieuzonering tussen gevoelige bestemmingen en bedrijfsbestemmingen. Hiermee wordt een ruimtelijke scheiding aangebracht tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies.

Hierbij is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Hierin wordt per bedrijfstype aangegeven wat de minimale gewenste afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Op basis hiervan kunnen bedrijven worden ingedeeld in milieucategorieën. In het bestemmingsplan wordt op de verbeelding aangegeven welke milieucategorieën worden toegestaan. Hierbij worden de richtafstanden zoals opgenomen in de VNG-publicatie overgenomen.

Wanneer er geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied, kan één afstandsstap worden teruggedaan. Een bedrijf dat 50 meter afstand tot een rustige woonwijk moet aanhouden, mag zich hierdoor op 30 meter van een gemengd gebied vestigen.

Onder een rustige woonwijk wordt verstaan een woongebied met weinig verkeer en praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijvigheid. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct naast de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Voor dergelijke gebieden kunnen de richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Milieucategorie Minimale richtafstand tot een rustige woonwijk Minimale richtafstand tot gemengd gebied
1 10 m Niet van toepassing
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m

Milieucategorieën en richtafstanden van toepassing in Bruinisse. Bron tabel: Bedrijven en milieuzonering, editie 2009, VNG

Geen milieuzonering rond bedrijfswoningen

Op het bedrijventerrein Bruinisse zijn diverse bedrijfswoningen gevestigd. In principe zijn alle woningen, ook als dit bedrijfswoningen zijn, aan te merken als gevoelig. Indien de milieuzonering rondom bedrijfswoningen wordt toegepast zoals dat ook rondom de burgerwoningen wordt gedaan, heeft dit als consequentie dat zeer veel bedrijven in het gebied worden beperkt in de bedrijfsvoering. Een dergelijke beperking is ongewenst, zeker nu het gaat om een bestaande, historisch gegroeide situatie.

Daarom is de keuze gemaakt om rond bedrijfswoningen geen milieuzonering toe te passen. Bewoners van bedrijfswoningen hebben zich immers bewust gevestigd op het bedrijventerrein, wetende dat hierbij hinder door bedrijven kan optreden. Daarbij wordt mede overwogen dat tot op heden nooit milieuzonering is toegepast rond de bedrijfswoningen. De bouw van bedrijfswoningen is toegestaan op grond van de vigerende bestemmingsplannen. Het zou onrechtvaardig zijn om bedrijven te beperken in de bedrijfsvoering vanwege een bedrijfswoning die op eerder of later moment op het bedrijventerrein is of wordt gevestigd en waarop het betrokken bedrijf geen invloed kan of kon uitoefenen.

Tegelijkertijd is de gemeente zich ervan bewust dat voorkomen moet worden dat bewoners van bedrijfswoningen onevenredig worden gehinderd, dan wel bedrijven onevenredig worden beperkt in de bedrijfsvoering. Dat komt doordat in het kader van de milieuwetgeving (dus los van de milieuzonering op basis van dit bestemmingsplan) een woning beperkingen kan opleveren voor de bedrijfsvoering van een naastgelegen bedrijf. Tot op heden heeft men de geconstateerde knelpunten nog weten op te lossen, maar dit zal in de toekomst wellicht niet in alle gevallen mogelijk zijn.

De nieuwvestiging van bedrijfswoningen is naar de mening van de gemeente in principe dan ook ongewenst. Daarbij speelt eveneens een rol dat bedrijfswoningen niet meer als passend op het bedrijventerrein worden gezien. In dit bestemmingsplan zal de nieuwvestiging van bedrijfswoningen worden uitgesloten. De bestaande bedrijfswoningen worden gehandhaafd en aangegeven op de plankaart. Het wordt zonder meer aanvaardbaar geacht dat op een bedrijventerrein bedrijven tot en met categorie 3.2 zich kunnen vestigen naast bedrijfswoningen, of in bedrijfspanden waar bedrijfswoningen zijn gevestigd. In het bestemmingsplan komt dat reeds een aantal keren voor. Er zijn geen bestaande bedrijfswoningen aanwezig in het gebied waar ook bedrijven in hogere categorieën zijn toegestaan. De verwachting is dan ook dat de bestaande bedrijfswoningen in de toekomst niet voor onoverkomelijke knelpunten zullen zorgen, wanneer zich een bedrijf uit een hogere categorie op het bedrijventerrein wil vestigen.

Bedrijven in het plangebied

In het plangebied bevinden zich solitaire bedrijven in de kern, bedrijvigheid aan de Vissershaven en de Reparatiehaven en bedrijvigheid op het bedrijventerrein en in de Vluchthaven.

Solitaire bedrijven

Voor solitaire bedrijven in de kern geldt meestal dat deze in hun bedrijfsvoering al beperkt worden door de rondom aanwezige gevoelige functies. Wanneer een solitair bedrijf uit de kern vertrekt, ligt een functiewijziging naar een minder omgevingsbelastende functie dan ook voor de hand. Nieuwe bedrijven die zich op een dergelijke plek vestigen, zullen in ieder geval laag milieubelastend moeten zijn. Bestaande bedrijven die niet aan deze richtafstanden voldoen, worden met een specifieke aanduiding op de verbeelding alsnog positief bestemd en kunnen daardoor gevestigd blijven.

Reparatiehaven

Aan de noordzijde van de kern ligt aan de Havenkade de Reparatiehaven. In de Reparatiehaven bevinden zich onder andere twee scheepsbouwbedrijven. Dit zijn bedrijven in een hoge milieucategorie. Aan de richtafstanden wordt hier niet overal voldaan. De Reparatiehaven is om deze reden in het verleden al aangewezen als geluidsgezoneerd bedrijventerrein. De zonegrens is ook in dit nieuwe bestemmingsplan vastgelegd. Gezamenlijk mogen de bedrijven in de Reparatiehaven niet meer dan 50 dB(A) geluid produceren op de zonegrens. Voor nieuwvestiging van bedrijven geldt bovendien dat deze moeten voldoen aan de richtafstanden voor bedrijven en milieuzonering ten opzichte van een rustige woonwijk. Bestaande bedrijven die niet aan deze richtafstanden voldoen, worden met een specifieke aanduiding op de verbeelding alsnog positief bestemd en kunnen daardoor gevestigd blijven.

Vissershaven

Naast de Reparatiehaven ligt de Vissershaven. Deze haven dient als uitvalsbasis voor de mosselvloot. Daarnaast zijn hier enkele hoofdzakelijk watergerelateerde bedrijven gevestigd. Voor nieuwvestiging van bedrijven geldt dat deze moeten voldoen aan de richtafstanden voor bedrijven en milieuzonering. Bestaande bedrijven die niet aan deze richtafstanden voldoen, worden met een specifieke aanduiding op de verbeelding alsnog positief bestemd en kunnen daardoor gevestigd blijven.

Bedrijventerrein Bruinisse

Ten zuiden van de kern ligt het bedrijventerrein Bruinisse met grootschalige bedrijvigheid. Het terrein wordt begrensd door de Dorpsweg, de Rijksstraatweg, de Zuidweg en de Oosterschelde. De Vluchthaven is een onderdeel van het bedrijventerrein. Ter plaatse bevinden zich diverse bedrijfstypen, waaronder bedrijven voor opslag- en handelsactiviteiten en agrarische nevenbedrijven. Ook wordt ruimte geboden voor watergerelateerde bedrijven. In de Vluchthaven is bovendien een loswal, waar ook bedrijven die niet op het bedrijventerrein gevestigd zijn gebruik van kunnen maken.

Naast de bedrijfsgebouwen bevinden zich op het bedrijventerrein ook een aantal bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen worden geacht onderdeel uit te maken van het bedrijventerrein en daarom niet als maatgevend beschouwd voor de toepassing van de milieuzonering. Aan de rand van het bedrijventerrein liggen echter ook diverse woningen die niet aan het bedrijventerrein gerelateerd zijn. Deze woningen liggen aan de westzijde van de Dorpsweg en aan de Rijksstraatweg, Zuidweg en Zijpe. Bovendien ligt ten noorden van de Vluchthaven aan het Nieuwlandje nog een woonwagenkamp met zes standplaatsen. Voor deze woningen geldt dat deze zijn gelegen in een gemengd gebied. Hier is immers geen sprake van een sterke functiescheiding, maar van functiemenging. Woningen en bedrijven wisselen elkaar hier af. In de Structuurvisie Bruinisse zijn deze woningen eveneens aangemerkt als woningen liggend in de invloedssfeer van het bedrijventerrein. Bovendien is reeds in 2007 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd dat de woningen gelegen aan de Dorpsweg en Rijksstraatweg terecht gekenmerkt kunnen worden als woningen in een gemengd gebied (zaaknummer 200604216/1). Zuidweg, Zijpe en Nieuwlandje kennen eenzelfde mate van functiemenging. Ten opzichte van deze woningen kunnen derhalve de richtafstanden voor milieuzonering met één afstandsstap verlaagd worden.

De woningen gelegen in de woonwijk Riekusweel, ten noorden van de Molenweg en Roggestraat, worden wel aangemerkt als rustige woonwijk. Dit zijn immers woningen gelegen in een monofunctioneel woongebied. Ook de nog te realiseren woonwijk Riekusweel IV wordt om die reden aangemerkt als een rustige woonwijk. De richtafstanden zullen voor deze woonwijken in acht worden genomen.

Toegestane milieucategorieën

Vanuit bovengenoemde redenering is het gehele bedrijventerrein gezoneerd. Op het gehele bedrijventerrein zijn er hierdoor ten opzichte van de situatie in de vigerende bestemmingsplannen verschuivingen zichtbaar in de toegestane milieucategorieën. In de vigerende plannen werd namelijk nog geen rekening gehouden met het feit dat de dichtstbijzijnde woningen grotendeels zijn gelegen in een gemengd gebied. In de praktijk betekent dit dat er hogere categorieën bedrijven kunnen worden toegestaan op een groot deel van het bedrijventerrein.

De maximaal toegestane categorie bedrijvigheid op het bedrijventerrein is vastgesteld op categorie 4.1. Er zijn op basis van de milieuzonering zelfs nog enkele plekken waar in theorie ook categorie 4.2 bedrijvigheid kan worden toegestaan. Echter zijn deze plekken zo klein dat het niet reëel is dat hier ook daadwerkelijk dergelijke bedrijven zich zullen vestigen.

Loswal

De loswal vormt hierop de enige uitzondering. De activiteiten waarvoor de loswal wordt gebruikt, vallen hoofdzakelijk in milieucategorie 4.2 en de loswal moet ook als zodanig worden bestemd. Omdat de loswal echter gedeeltelijk op kortere afstand ligt van woningen dan de richtafstanden voor deze categorie voorschrijven, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de werkelijke hinderafstanden bij volcontinue gebruik van de loswal (Bijlage 1). Er is onderzocht of de 200 en 300 meter zone tussen respectievelijk de bestaande woningen aan Zijpe en Zuidweg en de nieuwe woningen in Riekusweel IV enerzijds en de laad- en losactiviteiten in categorie 4.2 op de loswal anderzijds verkleind kan worden. Gezien de activiteiten op de loswal is geluid één van de meest bepalende aspecten. Aan de hand van akoestische berekeningen is onderzocht waar, gelet op de bestaande omgeving en kenmerken van dit gebied, de 50 en 55 dB(A)-contour (etmaalwaarden) ten aanzien van industrielawaai vanaf de loswal zijn gelegen, uitgaande van laad- en losactiviteiten in milieucategorie 4.2. Voor een rustige woonwijk geldt vanuit milieuzonering normaal gesproken een norm van 45 dB(A). Echter de activiteiten die op grond van het bestemmingsplan op de loswal zijn toegestaan vallen onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen (Activiteitenbesluit) en daarin is voor de woningen in Riekusweel IV een geluidsgrenswaarde van 50 dB(A) in de dagperiode opgenomen. Voor woningen op een bedrijventerrein geldt een geluidsgrenswaarde van 55 dB(A) in de dagperiode. Om die reden is in het akoestisch onderzoek uitgegaan van deze geluidsgrenswaarden. Hiermee wordt immers een realistisch beeld geschetst van de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving van de loswal. Er is een akoestisch model doorgerekend waar van uitgegaan wordt dat de loswal optimaal als 4.2-inrichting in bedrijf is waarbij de activiteiten vallen onder het Activiteitenbesluit en meldingsplichtig zijn.

De 50 dB(A)-contour ligt in de richting van Riekusweel IV op 240 meter vanaf de grens van de loswal in plaats van de algemene richtafstand van 300 meter op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering. De akoestische berekening laat bovendien zien dat de geluidsbelasting op de bestaande woningen aan Zijpe en Zuidweg onder de 55 dB(A) blijft en daarmee binnen de normen is. Conclusie is dat er vanuit de bestaande woningen geen belemmeringen zijn voor het gebruik van de loswal voor laad- en losactiviteiten in milieucategorie 4.2 en dat de woonwijk Riekusweel IV op minimaal 240 meter afstand van de loswal moet worden gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0013.jpg"

Etmaalwaarden loswal bij continue bedrijfsvoering conform milieucategorie 4.2. Bron: Kraaij Akoestisch Adviesbureau

Omdat het akoestisch onderzoek zich alleen richt op geluid is voor de aspecten stof, geur en gevaar uitgegaan van de richtafstanden uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Voor de aspecten geur en gevaar levert dit geen belemmeringen op. Deze voldoen voor alle bestaande en nieuwe woningen aan de richtafstanden. Voor gevaar kunnen we daar bovendien aan toevoegen dat op- en overslag van explosiegevaarlijke stoffen en gevaarlijke (ADR-geclassificeerde) stoffen bestemmingsplanmatig wordt uitgesloten. Voor het aspect geur zou alleen de activiteit tankercleaning niet aan de richtafstanden voldoen. Deze activiteit zal daarom ook worden uitgesloten. Het aspect stof is met name relevant bij de overslag van ertsen en mineralen, zoals zand en grond, en bij de overslag van granen en meelsoorten. De achtergrondconcentratie PM10 (fijnstof) is in 2015 21.7 ug/m³. Gezien de lage achtergrondconcentratie in verhouding tot de norm (40 ug/m³) en de strenge eisen die op grond van het Activiteitenbesluit aan de emissie van PM10 (fijnstof) worden gesteld, is overschrijding van de norm op de woningen (zowel Riekusweel IV als de bestaande woningen) niet aannemelijk.

In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' is tenslotte naast de richtafstanden ook nog een index voor verkeersaantrekkende werking opgenomen. Deze is niet te vertalen naar afstanden, maar wordt weergegeven met een kwalitatieve index. Er wordt onderscheid gemaakt naar potentieel geringe, aanzienlijke en zeer grote verkeersaantrekkende werking. Bovendien wordt onderscheid gemaakt in personenvervoer en goederenvervoer. De loswal heeft een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor goederenvervoer. Dit betekent dat er in ieder geval sprake moet zijn van een volwaardige verkeersontsluiting. De route van de loswal naar het bedrijventerrein en de N59 loopt over Zijpe en Rijksstraatweg. Aangezien dit de route naar de voormalige veerpont tussen Zijpe en Anna Jacobapolder is, is deze voldoende gedimensioneerd om het verkeer van en naar de loswal af te kunnen handelen.

Mosselzaadinvanginstallaties

Als gevolg van het mosselconvenant gaan de mosselvissers in de komende jaren steeds meer over op het gebruik van mosselzaadinvanginstallaties (mzi's) en zal de bevissing van natuurlijke mosselbanken worden afgebouwd. Mzi's zijn er in verschillende soorten en maten, maar in de basis bestaan ze allemaal uit een combinatie van drijvers, ankers en touwen of netten. De mzi's worden voor het stormseizoen uit het viswater gehaald en moeten dan worden opgeslagen. Dit gebeurt deels op land en deels in het water. Natte opslag vindt bijvoorbeeld plaats in havens, waar de mzi's bijeengebonden tussen palen in het water blijven liggen. Doordat de materialen in het water blijven liggen, heeft deze vorm van opslag weinig impact op de omgeving. Dit wordt in het bestemmingsplan dan ook direct toegestaan.

Mzi-opslag op land is een onderdeel van de bedrijfsvoering van mosselteeltbedrijven. Mosselteeltbedrijven hebben hun teeltactiviteiten normaliter op groot oppervlaktewater, niet in de nabijheid van woningen. Voor de activiteiten die deze bedrijven ontplooien op land, zoals de opslag en reparatie van materialen, is op basis van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' SBI-2008 032.1 van toepassing, met een hinderafstand van 100 meter. Deze grootste hinderafstand geldt voor het aspect geur. Met mzi-opslag op land is nog weinig ervaring. Omdat geurhinder bovendien lastig meetbaar en objectiveerbaar is, wordt voor mzi-opslag een uitzondering gemaakt op de eerder besproken toepassing van de milieuzonering. Ook voor de woningen gelegen in een gemengd gebied wordt in dit bestemmingsplan een afstand van minimaal 100 meter aangehouden. Wanneer blijkt dat de geurhinder in de praktijk mee valt, kan door middel van een afwijkingsbevoegdheid alsnog mzi-opslag worden toegestaan op een afstand van minimaal 50 meter van woningen in een gemengd gebied.

4.7 Geluid

Sinds 1 januari 2007 is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien.

In de bebouwde kom van Bruinisse is nagenoeg overal een maximum snelheid van 30 km per uur ingevoerd. Voor de wegen in de directe nabijheid van de kern geldt doorgaans een maximale wettelijke rijsnelheid van 80 en (plaatselijk) 60 km/uur. Dit betekent dat bij nieuwe ontwikkelingen akoestisch onderzoek verplicht is. Nieuwe ontwikkelingen van geluidsgevoelige functies zijn in onderhavig bestemmingsplan niet opgenomen, waardoor een akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld te worden gebracht. Onderhavig plan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Derhalve hoeft geen toetsing plaats te vinden aan het aspect luchtkwaliteit.

4.9 Bufferzone

Het bestemmingsplangebied grenst aan en ligt deels in het buitengebied. In verband met het provinciale milieubeleid moet als richtlijn rekening gehouden worden met een aangrenzende bufferzone van 100 meter. Binnen deze zone moet (nieuwvestiging van) agrarische bebouwing uitgesloten worden. Daarnaast voorziet het provinciale bufferbeleid nog in een tweede afstandsnorm. Tussen (glas)tuinbouw- en fruitteeltpercelen en woongebieden dient een afstand van 50 meter in acht te worden genomen.

Het provinciale bufferzonebeleid ten aanzien van nieuwvestiging is toegepast in het bestemmingsplan voor het buitengebied van Schouwen-Duiveland, aangrenzend aan het plangebied. Voor de agrarische percelen die in onderhavig plangebied zijn gelegen is de regeling eveneens toegepast.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals bijvoorbeeld omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn c.q. komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico.

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat, één persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting. Voor het onderhavige plangebied is geen oriëntatiewaarde bepaald.

Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico's voor de omgeving met betrekking tot:

  1. 1. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  2. 2. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  3. 3. het gebruik van luchthavens.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Dit besluit heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. In de Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn oriënterende waarden opgenomen voor deze risico's.

Ad. 1 Inrichtingen

De externe veiligheid van inrichtingen heeft betrekking op de kans die bestaat om te overlijden buiten een inrichting als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Bij het bepalen van dit risico speelt de hoeveelheid opgeslagen gevaarlijke stoffen een belangrijke rol.

Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Doel van dit besluit is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het besluit legt eisen op aan bedrijven waarvan het PR hoger is of kan zijn dan 10-6 per jaar, waaronder inrichtingen die vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) 1999 en inrichtingen die vallen onder de richtlijnen van de Publicatie Gevaarlijke Stoffen (PGS) van de onafhankelijke Adviesraad Gevaarlijke Stoffen. In of in de directe omgeving van het plangebied zijn op grond van de provinciale risicokaart geen risicovolle inrichtingen gelegen welke van invloed zijn op het plangebied. Er reiken geen invloedsgebieden van Bevi-inrichtingen over het plangebied. Andersom zorgt de ontwikkeling van het plangebied niet tot een beperking van de Bevi-inrichtingen.

Ad. 2 Transport

Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt tot risico's voor de omgeving. Er is daarom beleid opgesteld om te komen tot een afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Dit beleidskader wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs van 22 december 2009) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (Nvgs van 2006). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota.

Met de Nvgs is beleidsvernieuwing op het thema vervoer van gevaarlijke stoffen gepresenteerd als uitwerking van de Nota Mobiliteit. Het nieuwe beleid is onder andere gericht op het verminderen van de spanning tussen belangen op het gebied van veiligheid, ruimtelijke ontwikkeling en vervoer. Die vermindering moet plaatsvinden door het wettelijk vastleggen van een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Op het Basisnet wordt een gebruiksruimte voor het vervoer vastgesteld en langs het Basisnet worden veiligheidszones vastgelegd (ruimtelijke ordening). In het Basisnet zijn de rijkswegen en waterwegen opgenomen.

Per 1 januari 2011 vigeert tevens het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Bij het vaststellen van de externe veiligheidscontouren rondom buisleidingen zijn twee waarden van belang, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen stelt op basis van deze twee risico's een basisveiligheidsniveau vast.

Transport vervoer gevaarlijke stoffen N59

Ten westen van het plangebied loopt de N59. Deze weg is op grond van de provinciale risicokaart niet aangeduid als een gevaarlijke transportroute. Wel vormt de weg onderdeel van het basisnet routering gevaarlijke stoffen. Op de N59 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied is nagenoeg gelegen tegen de N59. Ten zuidoosten van de rijksweg liggen op minimaal 70 meter afstand bestaande woningen in Bruinisse. In het tussenliggende gebied ligt groen en waterberging.

Uit toetsing aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs, 22 december 2009) blijkt het volgende ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico
    De cRvgs (22 december 2009) geeft aan dat de PR 10-6 0 meter is. Op deze afstand mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Omdat de afstand nul bedraagt, wordt de wettelijke basisveiligheid geboden.
  • Groepsrisico
    De omvang van het invloedsgebied van de N59 wordt bepaald door de stoffen volgens de tellingen uit 2007 van Rijkswaterstaat. Uit tellingen van Rijkswaterstaat in 2007 blijkt dat de relevante invloedsgebieden van de stoffen LT 2 en GF 3 over het plangebied reiken. De invloedsgebieden zijn respectievelijk 950 en 325 meter. De N59 is daarmee in principe relevant voor het plangebied.

De cRvgs geeft aan dat de verantwoording van het groepsrisico ingevuld moet worden bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde of een toename van het groepsrisico. Er vindt specifiek een actualisatie plaats, waarin geen nieuwe grote ontwikkelingen worden meegenomen. Een significante toename van het aantal personen is niet aan de orde. Een (significante) toename van het groepsrisico is dus niet aanwezig. Onderzocht is tevens of de oriëntatiewaarde mogelijk wordt overschreden. Door de Regionale Milieudienst is namens de Provincie Zeeland in januari 2011 het onderzoek 'Basisnet Weg in Zeeland: Groepsrisicoberekeningen N57 en N59' uitgevoerd. Achterliggende gedachte van dit onderzoek is dat het Basisnet Weg (en ook het Basisnet Water) sinds 1 januari 2010 zijn opgenomen in de cRvgs waardoor in dit geval met de nieuwe vervoersaantallen (1000 wagens voor GF3) gerekend moet worden.

  • Plaatsgebonden risico
    De N59 is opgenomen in bijlage 5 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico is ter plaatse 0 meter. Met onderhavig plan vindt geen overschrijding plaats van de plaatsgebonden risiconorm. De berekening van het plaatsgebonden risico kan derhalve achterwege blijven.
  • Groepsrisico
    Naar verwachting zijn in de huidige situatie (dus zonder ruimtelijke ontwikkelingen waarbij toevoeging van personenaantal plaatsvindt) op alle overige niet kwantitatief onderzochte locaties (zoals Bruinisse) geen problemen met het plaatsgebonden en groepsrisico. Uit het provinciale onderzoek blijkt ook dat op al deze niet kwantitatieve onderzochte locaties het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft.

Ten aanzien van de N59 kan geconcludeerd worden dat het plaatsgebonden risico niet aanwezig is en geen beperkingen oplevert aan het plangebied. Voor wat betreft het groepsrisico is geen stijging van het groepsrisico; het groepsrisico blijft ongewijzigd danwel treedt er een niet significante toename op van het groepsrisico. Tevens wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. De N59 legt geen beperkingen op voor het bestemmingsplan bebouwde kom Bruinisse.

Binnenvaartroute Krammer en Zijpe

Aan de oostzijde van het plangebied ligt het Krammer en Zijpe dat als binnenvaartroute fungeert. De route is in het Basisnet Water aangewezen als gevaarlijke transportroute in het kader van externe veiligheid. De binnenvaartroute valt onder de categorie 'binnenvaart met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwarte route)': dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met achterland en noord-zuid verbindingen. Dit zijn tevens vaarwegen waar regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt.

Uit het beleid van het Basisnet Water blijkt het volgende ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico
    De PR 10-6 contouren binnen zwarte routes liggen op het water en kunnen groeien tot de oeverlijn. Dit betekent: nieuwe kwetsbare bestemmingen zijn niet toegestaan binnen de waterlijnen, voor beperkt kwetsbare bestemmingen geldt dit als richtwaarde. De waterlijn fungeert als beginpunt waar vanaf het plasbrandaandachtsgebied wordt gerekend en als begrenzing van de ontwikkeling van de PR 10-6 contour. In principe wordt deze grenslijn bepaald door de waterstand die meestal aanwezig is dan wel met enige regelmaat optreedt. Daar waar het water bij die waterstand de oever raakt wordt de waterlijn genoemd. In onderhavig plan komen binnen de waterlijnen geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare bestemmingen voor, de wettelijke basisveiligheid blijft gehandhaafd. Een berekening van het plaatsgebonden risico is derhalve niet nodig.
  • Groepsrisico
    Vanuit het Basisnet Water wordt bij zwarte routes een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk geacht. Bij een bevolkingsdichtheid beneden de 1500 pers/ha dubbelzijdig en 2250 pers/ha enkelzijdig (zeer hoge dichtheid) is een berekening van het GR echter niet verplicht. Proefberekeningen hebben aangetoond dat in die gevallen het GR beneden 0,1 x de oriënterende waarde ligt. De bebouwde kom van Bruinisse heeft een lagere bevolkingsdichtheid dan 2250 personen per hectare. Een verantwoording van het groepsrisico wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.

Ten aanzien van de binnenvaartroute kan geconcludeerd worden dat het plaatsgebonden risico binnen de waterlijn ligt en geen beperkingen oplevert aan het plangebied. Voor wat betreft het groepsrisico is er geen stijging van het groepsrisico; het groepsrisico blijft ongewijzigd danwel treedt er een niet significante toename op van het groepsrisico. Tevens wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. De binnenvaartroute legt geen beperkingen op voor het bestemmingsplan bebouwde kom Bruinisse.

Buisleidingen en leidingstroken

Op basis van de kaart buisleidingen en leidingstroken uit het Omgevingsplan Zeeland en de Provinciale Risicokaart Zeeland 2011 zijn er geen planologisch relevante buisleidingen in of nabij de projectlocatie aanwezig.

Ad. 3 Luchthavens

Vastgesteld dient te worden of bebouwing in het plangebied gelegen is binnen verstoringszones van vliegvelden. Het plangebied is niet gelegen nabij vliegvelden.

Concluderend kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor het bestemmingsplan Bebouwde kom Bruinisse.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00026BpAwk-va01_0014.jpg"

Uitsnede risicokaart met weergave plangebied. Bron: risicokaart.nl

4.11 Energie En Duurzaamheid

Gesteld kan worden dat nieuwbouw zal voldoen aan de eisen voor wat betreft duurzaam bouwen. Volledigheidshalve wordt verwezen naar het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. De maatregelen die hiervoor worden genomen zorgen voor een duurzame energiehuishouding. De voorkeurvolgorde voor maatregelen is volgens de 'trias energetica':

  1. 1. beperken energieverbruik;
  2. 2. toepassen duurzame energiebronnen;
  3. 3. efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen.

Bij de ontwikkeling dient deze voorkeursvolgorde het uitgangspunt te zijn.

Het college van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de module Energie & Klimaat vastgesteld. Eén van de doelstellingen in deze module is de bouw van energiezuinige woningen en utiliteitsbouw. Nieuwbouw moet een EPC hebben van 10% lager dan de huidige norm die op het moment van de bouwaanvraag geldt.

4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

In het kader van dit bestemmingsplan is een beoordeling gedaan of er projecten / activiteiten zijn waarvoor de verplichting geldt om een milieueffectrapportage te maken. Uitkomst is, dat dit bestemmingsplan geen uitbreiding van activiteiten of ontwikkelingen mogelijk maakt die zowel individueel als bij elkaar opgeteld direct m.e.r.-plichtig zijn. Er zijn geen activiteiten die worden genoemde in bijlage C van het Besluit m.e.r. Het bestemmingsplan biedt wel de mogelijkheid voor ontwikkelingen of uitbreiding van activiteiten die zijn benoemd op de zogenaamde D-lijst. De daarin opgenomen drempelwaarden worden echter niet overschreden. In zo'n geval dient door middel van een vormvrije beoordeling te worden bepaald of er belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten zijn. In deze paragraaf worden de resultaten van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling beschreven.

Kenmerken van de projecten

Bedrijventerrein en Vluchthaven

In het nieuwe bestemmingsplan voor Bruinisse wordt in beperkte mate uitbreidingsruimte opgenomen voor reeds toegestane bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein en in de Vluchthaven. Deze uitbreidingsruimte wordt geboden door het met verhogen van de toegestane milieucategorieën waar dat vanuit de richtlijnen voor bedrijven en milieuzonering mogelijk is. In de Vluchthaven wordt bovendien op basis van reeds bestaand gebruik en de toekomstvisies Structuurvisie Bruinisse 2025 en strategische visie Tij van de Toekomst planologische ruimte geboden om ook op het water in de Vluchthaven bedrijfsmatige activiteiten te ontplooien, daar waar tot nu toe bestemmingsplanmatig formeel geen bedrijfsactiviteiten waren toegestaan. Op de omliggende kades en havendammen waren al wel bedrijfsactiviteiten toegestaan, waardoor deze functieverruiming op het water in ieder geval niet tot gevolg heeft dat er op kortere afstand van omliggende woningen of natuurgebied bedrijfsactiviteiten worden toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte van het bedrijventerrein en de Vluchthaven waar ruimere gebruiksmogelijkheden worden geboden dan tot nu toe was toegestaan, is circa 20 hectare. De bouwmogelijkheden die er op basis van bestaande bestemmingsplannen al zijn binnen dit gebied worden niet wezenlijk gewijzigd. Het water direct grenzend aan de Vluchthaven is onderdeel van een belangrijke binnenvaartroute. De ontwikkelingen in de Vluchthaven zullen hierdoor niet significant meer transportbewegingen over water genereren. Een beperkte toename van het wegverkeer is wel te verwachten. De capaciteit van de toegangsweg is echter voldoende om deze verkeersbewegingen op te vangen. Bovendien is de maximumsnelheid van deze weg onlangs verlaagd van 80 naar 60 km per uur.

Centrumgebied

Ook worden in het nieuwe bestemmingsplan diverse mogelijkheden geboden om de doelstellingen van het Masterplan Bruinisse Centrum te kunnen verwezenlijken. Dit wordt in het bestemmingsplan geregeld middels wijzigingsbevoegdheden of ontheffingen van de gebruiksregels. Hierbij gaat het hoofdzakelijk om kleinschalige inbreiding en herstructurering of functiewijzigingen in bestaand bebouwd gebied. Ook hiervoor geldt dat de totale te bebouwen oppervlakte op grond van de bestaande bestemmingsplannen niet wezenlijk wordt uitgebreid. Met de beoogde functiewijzigingen worden in ieder geval geen zwaardere milieubelastende activiteiten toegestaan dan er al in de omgeving aanwezig zijn. In een aantal gevallen gaat het zelfs om functiewijziging naar minder milieubelastende activiteiten.

Woningbouwontwikkeling Riekusweel

Niet binnen de begrenzing van het bestemmingsplangebied, maar wel in Bruinisse gelegen is de geplande woningbouwontwikkeling Riekusweel IV en V. Hier ligt een ontwikkelopgave van circa 90 woningen, aangrenzend aan bestaand bebouwd gebied. Dit betreft een terrein van circa 5 hectare waar nu nog geen bouwmogelijkheden zijn op grond van het bestaande bestemmingsplan. Beide plannen gezamenlijk beoordeeld zorgt niet voor een overschrijding van de drempelwaarden in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.

Plaats van de projecten

Bedrijventerrein en Vluchthaven

De gronden gelegen binnen het bedrijventerrein zijn met uitzondering van een nog uitgeefbaar perceel van circa 3,5 hectare reeds in gebruik voor diverse bedrijfsactiviteiten. De Vluchthaven is grotendeels in gebruik door mosselvissers, als aanlegplaats waar ook klein onderhoud aan het schip wordt uitgevoerd. In de Vluchthaven ligt bovendien een loswal die wordt gebruikt voor de op- en overslag van diverse goederen, waaronder zand, grint en mosselzaadinvanginstallaties (mzi's). Ook is er een botenlift en een bunkerstation voor de binnenvaart aanwezig.

Centrumgebied

De gronden in het centrumgebied zijn op dit moment ofwel reeds bebouwd ten behoeve van diverse functies zoals wonen, detailhandel en maatschappelijke doeleinden, ofwel ingericht als openbare ruimte ten behoeve van het wegverkeer.

Woningbouwontwikkeling Riekusweel

De gronden voor Riekusweel IV zijn momenteel ingericht ten behoeve van agrarisch gebruik. Uitgebreid bodemonderzoek heeft bovendien uitgewezen dat er hier op bepaalde locaties sprake is van bodemvervuiling vanwege oude stortlocaties. In de planvorming wordt daar voldoende rekening mee gehouden. De gronden voor Riekusweel V zijn momenteel nog in gebruik als sportvelden van de voetbalvereniging.

Omgeving

De ontwikkelingen vinden plaats in de dorpskern, een gebied waar woonwijken, het centrumgebied en bedrijventerreinen naast elkaar liggen. Bruinisse grenst aan het open agrarische landschap en aan de Natura2000 gebieden Oosterschelde en Grevelingen. Bovendien is de Boomdijk, die langs de locatie Riekusweel loopt, aangewezen als EHS-gebied.

Het Natura 2000-gebied Grevelingen ligt op ruime afstand van de nieuwe ontwikkelingen. Het Natura 2000-gebied Oosterschelde grenst aan de buitenzijde van de havendammen van de Vluchthaven. Dit is eveneens de binnenvaartroute door het Zijpe. De Vluchthaven zelf ligt buiten de begrenzing van het Natura2000 gebied. In de Vluchthaven worden bovendien geen nieuwbouwontwikkelingen voorzien. Er wordt in afwijking van het vorige bestemmingsplan uitsluitend de extra mogelijkheid geboden om watergerelateerde bedrijfsactiviteiten op het water te ontplooien, oftewel watergerelateerde bedrijfsactiviteiten op of aan schepen. De impact daarvan op de omgeving is beperkt. De diverse kleine ontwikkelingen in de kern zijn voornamelijk herstructureringsprojecten, waarbij bestaande bebouwing wordt gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Externe werking op de Natura 2000-gebieden is dan ook niet te verwachten.

Het EHS-gebied aan de Boomdijk ligt op ruime afstand van de woningbouwlocatie Riekusweel IV en de Vluchthaven. Op veel kortere afstand zijn bovendien reeds een woonwagenkamp en een voetbalvereniging gelegen. Er is dan ook geen significant effect op de EHS te verwachten als gevolg van de woningbouwontwikkeling en de planologische verruiming van gebruiksmogelijkheden van de Vluchthaven.

Bij het bepalen van de milieuzonering voor het bedrijventerrein en de Vluchthaven is uitgegaan van de dichtstbijzijnde woningen als maatgevende objecten. De richtlijnen voor bedrijven en milieuzonering zijn hierbij steeds in acht genomen, waardoor de effecten op de omliggende woningen aanvaardbaar worden geacht. Voor alle relevante aspecten (geur, stof, geluid en gevaar) wordt aan de richtlijnen voldaan.

Ten aanzien van (cultuur)historische en archeologische waarden zijn er geen nadelige effecten te verwachten. In het Masterplan Bruinisse Centrum, waar de ontwikkelingsmogelijkheden voor het centrumgebied uit voort vloeien, zijn (cultuur)historie en cultuur mede bepalend geweest voor de toekomstvisie. De Vluchthaven is van oudsher een nijverheids-/industriehaven. De verruiming van de bestemming doet daar geen afbreuk aan. Voor de overige gebieden zijn er geen noemenswaardige belangen aanwezig. Uit de archeologische waardenkaart van de gemeente blijkt bovendien dat er in heel Bruinisse een zeer lage archeologische verwachtingswaarde is.

Conclusie

Uit bovenstaande blijkt dat er op grond van de ontwikkelruimte die het bestemmingsplan biedt geen belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten zijn voor de afzonderlijke projecten. Ook de cumulatie van de in dit plan geboden ontwikkelruimte en de woningbouwplannen voor Riekusweel IV en V (die verder buiten de scope van dit bestemmingsplan vallen) geeft geen aanleiding om belangrijke negatieve milieueffecten te verwachten.

5 Juridische Vormgeving

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Bruinisse' kan grotendeels gekarakteriseerd worden als een zogenaamd beheersplan. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en gebouwen. Een en ander heeft geresulteerd in een planopzet met daarin opgenomen alle bestaande functies (voorzieningen, wonen, werken, verkeer, recreëren,etc.); ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien.

Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen met regels. Bij ieder plan hoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht.

5.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In Nederland zijn regels afgesproken over de naamgeving, de opbouw van de planregels en hoe deze worden verbeeld. Dit wordt de zogenoemde Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) genoemd. Dit alles om alle bestemmingsplannen in Nederland beter te kunnen vergelijken en ze ook digitaal uitwisselbaar te maken. Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld volgens deze landelijke richtlijnen en standaarden.

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

Deze volgorde is gebaseerd op de indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP.

In hoofdstuk 1 ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven, die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. In het volgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemmingen en hun gebruik. Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

5.3 Toelichting Op De Bestemmingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. Specifiek hierbij is dat als het gaat om lessenaarsdaken de bovenzijde van het dak wordt gezien als goothoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch (artikel 3)

De in het plangebied aanwezige agrarische bedrijven zijn positief bestemd. De specifieke agrarische bedrijven zoals een paardenfokkerij en een palingmesterij zijn specifiek aangeduid. Kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'. Voor de regeling ten behoeve van bijvoorbeeld de nieuwe economische dragers (NED) is aangesloten bij het Bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente.

Bedrijf (artikel 4)

Binnen deze bestemming vallen grotendeels de solitaire bedrijven in de kern. De bedrijven die niet als categorie 1 of 2 bedrijven aan te merken zijn, zijn voorzien van een specifieke functieaanduiding. Ten aanzien van de situering van de gebouwen en verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsregels opgenomen. Tevens is een afwijkingsregeling opgenomen ten aanzien van de toegelaten aard van bedrijfsactiviteiten. De mogelijkheid wordt geboden om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid voor het bevoegd gezag opgenomen om de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen. Aan de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn enkele procedureregels verbonden.

Bedrijventerrein (artikel 5)

Binnen deze bestemming zijn alle bedrijven opgenomen die onderdeel zijn van de reparatiehaven en het bedrijventerrein Bruinisse. De binnen het bedrijventerrein gelegen bedrijfswoningen zijn eveneens voorzien van een functieaanduiding en zijn gemaximaliseerd tot 1 bedrijfswoning per bedrijf. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Ten aanzien van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn regels opgenomen over de situering en de maatvoering. Daarnaast is de onoverdekte zwembadregeling bij bedrijfswoningen opgenomen.

Ten aanzien van de situering van de gebouwen en verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsregels opgenomen. Tevens is een afwijkingsregeling opgenomen ten aanzien van de toegelaten aard van bedrijfsactiviteiten. De mogelijkheid wordt geboden om bedrijfsactiviteiten toe te staan die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid voor het bevoegd gezag opgenomen om de categorie-indeling van de Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen. Aan de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn enkele procedureregels verbonden.

Op het bedrijventerrein Bruinisse zijn diverse dienstwoningen aanwezig die niet langer bij een bedrijf behoren. Deze worden momenteel in strijd met het bestemmingsplan gebruikt als burgerwoning. De desbetreffende bewoners beschikken over een persoonlijke gedoogbeschikking. Deze woningen worden niet bestemd tot burgerbewoning, omdat hierdoor de gebruiksmogelijkheden van de bedrijfspercelen op het bedrijventerrein onnodig en ongewenst beperkt zouden kunnen worden. De bedrijfsfunctie heeft in dit gebied het primaat. Om de strijdigheid met het bestemmingsplan op een acceptabele manier te kunnen oplossen zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen, waarmee onder voorwaarden lichte bedrijfsmatige activiteiten op deze percelen kunnen worden toegestaan. Omdat de percelen onderling sterk verschillen in oppervlakte en bebouwingsmogelijkheden, zijn er twee mogelijkheden: ofwel het toevoegen van bedrijfsmatige activiteiten in categorie 1 en 2 op het naast- en achter de woning gelegen deel van het perceel, ofwel het veranderen van de woning naar een kantoor of dienstverlenende functie. Bij de afweging moet in ieder geval worden stilgestaan bij de aspecten verkeer, parkeren, beeldkwaliteit en planschade. Uiteraard moet met het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de reeds bestaande strijdigheid met het bestemmingsplan worden opgeheven. Voor 1 perceel is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Door middel van een aanduiding is dit op de verbeelding aangegeven.

Centrum (artikel 6)

Binnen de bestemming 'Centrum' is het wonen rechtstreeks toegestaan, evenals detailhandelsbedrijven met ondersteunende horeca. Door middel van een functieaanduiding is horeca aangeduid. Het wonen kan plaatsvinden op de begane grond ter plaatse van de bestaande woningen (hiervoor is op de verbeelding een aanduiding 'wonen' opgenomen) en anders enkel op de verdieping (en).

Voor de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn met betrekking tot de plaats op het bouwperceel, de oppervlakte en de goothoogte- en totale bouwhoogte nadere maatvoeringen opgenomen. Daarnaast is ook de onoverdekte zwembadregeling opgenomen.

Ten aanzien van de situering van het hoofdgebouw en verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsregels opgenomen. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van de woning en bed & breakfast. Een omgevingsvergunning kan worden verleend van het gebruik ten behoeve van het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf of ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg. Hierbij dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden.

Detailhandel (artikel 7)

Binnen deze bestemming zijn de detailhandelsbedrijven opgenomen die buiten het centrumgebied liggen. Voor afwijkende detailhandel als een supermarkt of een meubelzaak is een functieaanduiding opgenomen. Ondergeschikte horeca is toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen mogelijk ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning.

Gemengd (artikel 8)

De gronden gelegen aan de Oudestraat hebben de bestemming 'Gemengd' gekregen. Hierbinnen zijn bestaande woningen toegestaan en culturele en maatschappelijke functies, met ondersteunende horeca en detailhandel. Zelfstandige horeca is alleen ter plaatse van de functieaanduiding toegestaan.

Groen (artikel 9)

Binnen de bestemming 'Groen' mogen gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht. De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen. Hierdoor wordt het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouwtje van maximaal 15 m² toe te staan ten behoeve van speelvoorzieningen.

Horeca (artikel 10)

De binnen het plangebied gelegen horecabedrijven zijn positief bestemd. Daarnaast kunnen deze gronden ook voor wonen worden gebruikt. Binnen de horecabestemming is een regeling opgenomen voor terrassen waarbij terrasgerelateerde elementen als parasols, terrasschermen en horecaterrasoverkappingen zijn opgenomen, zoals deze ook elders in de gemeente geldt. Voor de gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn met betrekking tot situering, de totale bebouwde oppervlakte, de goothoogte van aan- en uitbouwen en dakhelling de maatvoering bepaald. Voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde is de bouwhoogte bepaald. Voor bovenstaande maatvoeringen is een afwijkingsregel opgenomen.

Kantoor (artikel 11)

In het plangebied zijn enkele kantoorgebouwen gelegen. Deze kantoorgebouwen zijn positief bestemd.

Maatschappelijk (artikel 12)

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening zijn bestemd tot 'Maatschappelijk'. Voor de diverse functies binnen deze bestemming, zoals scholen, kinderdagopvang, zorginstelling, buurthuis en begraafplaats, is een functieaanduiding opgenomen.

De bebouwing moet opgericht worden in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Op deze wijze wordt de situering van de bebouwing nader geregeld. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen ten behoeve van de toegestane goot- en bouwhoogte, de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook zijn enige afwijkingsmogelijkheden opgenomen om af te wijken van de voorgeschreven (hoogte) maten.

Natuur (artikel 13)

Een deel van de Boomdijk is rechtsreeks bestemd voor Natuur. Door middel van een aanduiding verkeer wordt de daar gelegen doorgaande weg mogelijk gemaakt. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden beschermd de daar aanwezige natuurwaarden.

Recreatie - Dagrecreatie (artikel 14)

De recreatieve voorzieningen, met te weten de volkstuinen, zijn bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. Binnen deze bestemming is ook de ijsbaan en de naastgelegen speeltuin opgenomen. Op de gronden met de aanduiding 'volkstuin' mogen kleine tuinhuisjes en (kweek)kastjes worden opgericht, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Voor de gronden aangeduid als volkstuin zijn regels opgenomen met betrekking tot de toelaatbare bebouwing, de bebouwingsmogelijkheden en hoogtebepalingen.

Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 15)

De zomerhuizen binnen het plangebied alsmede groepsaccommodatie De Stoofpolder zijn als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bestemd. Binnen deze bestemming wordt de plaatsing op het perceel en de afmetingen van de zomerhuizen met aan- uitbouw, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen geregeld. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen betreffende de toegestane bouwhoogte. Uit oogpunt van flexibiliteit is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Sport (artikel 16)

De huidige voetbal- en tennisvelden zijn bestemd voor 'Sport'. Ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' zijn de voetbalvelden toegestaan. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgericht worden ten dienste van de bestemming. Binnen het aangegeven bouwvlak mogen de gebouwen worden opgericht. De goot- en bouwhoogte is vastgelegd. De maximale bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde is afgestemd op de behoefte aan speelwerktuigen, ballenvangers, vlaggen- en lichtmasten. Er zijn afwijkingsregels opgenomen ten aanzien van de hoogtematen. Daarnaast is het inmiddels vigerende bestemmingsplan 'Riekusweel IV, gedeelte sportcomplex' geheel overgenomen in dit bestemmingsplan. Hierbij zijn vooral specifieke bouwregels voor tribunes opgenomen. Voor het overige gelden de algemene regels binnen de sportbestemming.

Verkeer (artikel 17)

De beoogde straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zijn bestemd als 'Verkeer'. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn autoboxen mogelijk en ter plaatse van de aanduiding 'terras' mag een horecaterras worden opgericht. De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m² bedragen en de bouwhoogte 3,5 meter met uitzondering van de garageboxen.

Water (artikel 18)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterpartijen en (primaire) waterlopen, zoals sloten, watergangen, singels, taluds, bermstroken, oevers, bruggen, steigers, ondergeschikte groenvoorzieningen en andere tot de bestemming behorende watervoorzieningen. Er mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht. De bouw- en afwijkingsregels betreffen enkel de hoogtemaat.

Wonen (artikel 19)

Een groot deel van de gronden is bestemd tot 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouwen (woningen), aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er wordt, door middel van bouwaanduidingen, onderscheid gemaakt in verschillende bebouwingstypen en - categorieën: aaneengebouwd, twee-aaneen, vrijstaand en gestapeld. Hieraan zijn specifieke bouwregels verbonden.

De hoofdgebouwen dienen met hun voorgevel in de voorste bouwgrens te worden gebouwd. Ten aanzien van de hoofdgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de situering, de minimale breedte, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens, de goot- en de totale bouwhoogte, de dakhelling en de diepte van de woning. De hoofdgebouwen dienen binnen het betreffende aanduidingsvlak te worden opgericht.

De aan- en uitbouwen en de bijgebouwen dienen te worden opgericht binnen het bouwvlak. Hiervoor zijn onder meer bepalingen opgenomen betreffende de toegestane oppervlakte, de goot- en de totale bouwhoogte, de dakhelling en de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen betreffende de onoverdekte zwembadregeling en de toegestane bouwhoogte, waarbij een specifieke regel is opgenomen voor overkappingen en tuin- of erfafscheidingen.

Uit oogpunt van flexibiliteit zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Afwijkingsregels zijn opgenomen voor een kortere afstand tot zijdelingse bouwperceelsgrenzen en voor een grotere bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarnaast zijn specifieke gebruiksregels opgenomen voor beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van de woning en bed & breakfast. Een omgevingsvergunning kan worden verleend van het gebruik ten behoeve van het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf of ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg. Hierbij dient te worden voldaan aan een aantal voorwaarden.

Overig - Waterstaatswerken (artikel 20)

De bestemming Overig - Waterstaatswerken is voor de relevante zeedijken opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie. Hierbij is aangesloten bij de regeling zoals deze ook in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen.

Waarde - Archeologie - 6 (artikel 21)

Overeenkomstig het facetbestemmingsplan 'Archeologie' is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de aan de gronden toegekende enkelvoudige bestemming. De bestemming is secundair ten opzichte van de aan de gronden toegekende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. In de bestemmingsregeling zijn onder andere regels ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden enerzijds en het slopen anderzijds opgenomen.

Waarde - Archeologie - 7 (artikel 22)

Overeenkomstig het facetbestemmingsplan 'Archeologie' is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 7' opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de aan de gronden toegekende enkelvoudige bestemming. De bestemming is secundair ten opzicht van de aan de gronden toegekende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. In de bestemmingsregeling zijn onder andere regels ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden enerzijds en het slopen anderzijds opgenomen.

Waterstaat - Waterkering (artikel 23)

In het plangebied ligt langs de noord- en oostzijde een primaire waterkering zoals vastgesteld in de Keur van het Waterschap Zeeuwse Eilanden. In overleg met het waterschap en Rijkswaterstaat, Directie Zeeland, is ervoor gekozen om het belang van deze gebieden voor de waterkering nadrukkelijker in het plan naar voren te laten komen door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Alvorens het college over een omgevingsvergunning ten behoeve van een samenvallende bestemming beslist, wint zij hierover schriftelijk advies in bij het waterschap of Rijkswaterstaat. Hierdoor kunnen de betrokken belangen worden gecoördineerd en integraal worden afgewogen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 24)

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 25)

In artikel 25 zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van toegelaten bouwwerken met afwijkende maten ten tijde van de inwerkingtreding van het plan. Ook de kleine overschrijding van bouwgrenzen is mogelijk.

Algemene gebruiksregels (artikel 26)

In artikel 26 zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het strijdig gebruik.

Algemene aanduidingsregels (artikel 27)

Voor het geluid ten gevolge van de bedrijvigheid in de haven op het havenplateau is een geluidscontour vastgesteld. Deze is als een aanduiding geluidszone op de verbeelding aangegeven. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidsgevoelige functies als bijvoorbeeld wonen worden gerealiseerd.

Algemene afwijkingsregels (artikel 28)

In artikel 28 is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen, het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte en het oprichten van horecaterrassen.

Algemene wijzigingsregels (artikel 29)

In artikel 29 zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het bevoegd gezag om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte mogelijk te maken.

Daarnaast zijn er enkele projecten in de vorm van wijzigingsbevoegdheden opgenomen uit het Uitvoeringsprogramma structuurvisie Bruinisse. Het betreft projecten die concreet genoeg zijn om naar verwachting binnen de planperiode van het bestemmingsplan (10 jaar) gerealiseerd te gaan worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 30)

Artikel 31 betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan. In lid 3 is een hardheidsclausule opgenomen die afwijking mogelijk maakt indien het hanteren van de overgangsregels leidt tot onbillijkheid jegens personen (persoongebonden overgangsrecht).

Slotregel (artikel 31)

De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse'.

6 Handhaving

6.1 Inleiding

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Regels die zijn gebaseerd op inzichten die zijn verlopen, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.

De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak eng uitgelegd als uitsluitend het toepassen van sancties achteraf, zoals bestuursdwang en dwangsom. Dit wordt de repressieve vorm van handhaving genoemd. Handhaving bestaat ook uit het stellen van normen, het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.

6.2 Handhavingsbeleid Gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten.

In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder omgevingsvergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende omgevingsgunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving.

Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

6.3 Ontwikkeling Gestructureerd Toezicht

De afgelopen jaren vond handhaving van het ruimtelijk beleid veelal plaats op basis van het piepsysteem en toevallige controle. De doelstelling binnen de gemeente Schouwen-Duiveland is om te komen tot een integrale structurele vorm van toezicht en opsporing. Een plan van aanpak daartoe is opgesteld.

6.4 Uitvoering Handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen en de paragraaf handhaving en toezicht van het bouwbeleidsplan (december 2011). Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechterlijke handhaving. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving wordt vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen. Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een duidelijke taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie, de koppeling met het exploitatieplan en eventuele inschatting tegemoetkoming in planschade.

7.2 Toepassing Grondexploitatiewet

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Recent is de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd, waardoor voor onbenutte bouwruimte die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.

Door als gemeente alle gronden en opstallen in eigendom te hebben, zelf de grondexploitatie te voeren en de bouwgrond uiteindelijk bouwrijp tegen een marktconforme prijs te leveren wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval verhaald via de gronduitgifteprijs.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Slechts enkele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vinden plaats; het kostenverhaal hiervoor is anterieur verzekerd. Een exploitatieplan is dan ook niet benodigd, waardoor de economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

8 Maatschappelijke Toetsing En Overleg

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd, alvorens een ontwerp bestemmingsplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie op het plan te kunnen geven. Dit is geregeld in de gemeentelijke inspraakverordening. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Procedure

Overleg en inspraak

Overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' voorgelegd aan de wettelijk vereiste overleginstanties. Daarnaast heeft de gemeente enkele andere organisaties en verenigingen voor een vooroverlegreactie benaderd. De volgende instanties zijn hiervoor benaderd:

  1. 1. Provincie Zeeland
  2. 2. Rijkswaterstaat;
  3. 3. Waterschap Scheldestromen;
  4. 4. Veiligheidsregio Zeeland;
  5. 5. Delta N.V.;
  6. 6. Dorpsraad Bruinisse;

Van de geboden gelegenheid hebben alle instanties gebruik gemaakt. In Bijlage 4 van deze toelichting is de antwoordnotitie opgenomen, waarin de ingekomen reacties zijn weergegeven en de beantwoording daarvan.

Inspraak

Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening en de bepalingen in artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het voorontwerpbestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' de inspraakprocedure doorlopen. Van 29 mei 2012 tot en met 9 juli 2012 heeft het plan voor iedereen ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie te geven. Op 14 juni 2012 is er aanvullend een informatiebijeenkomst gehouden. In Bijlage 4 is de antwoordnotitie opgenomen, waarin de ingekomen reacties zijn weergegeven en de beantwoording daarvan.

Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' heeft van 4 maart tot en met 15 april 2013 ter inzage gelegen in het gemeentehuis en was digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode heeft iedereen bij de gemeenteraad schriftelijk of mondeling zienswijzen kenbaar kunnen maken. In Bijlage 5 is de antwoordnotitie opgenomen, waarin de ingekomen zienswijzen zijn weergegeven en de beantwoording daarvan. Het bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. In Bijlage 6 is het vaststellingsbesluit opgenomen.

8.3 Beroepsprocedure

Na de vaststelling is door vier partijen beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 19 november 2014 heeft de Afdeling een tussenuitspraak gedaan. Hierin is door de Afdeling geconstateerd dat het bestemmingsplan op drie punten nader gemotiveerd danwel aangepast dient te worden. De gemeente heeft van de Afdeling 26 weken de tijd gekregen om de geconstateerde gebreken te herstellen.

8.3.1 Tussenuitspraak

Op 19 november 2014 is een tussenuitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Bijlage 7). Dit betekent dat er nog geen definitieve uitspraak is gedaan, maar dat de gemeente de opdracht heeft gekregen om het bestemmingsplan op een aantal punten beter te onderbouwen of te heroverwegen. De volgende beroepsgronden moeten nog beter worden onderbouwd of heroverwogen:

  1. 1. Ten aanzien van twee woningen (Zijpe 1 en 3) is onvoldoende onderzocht of zich door de gevolgen van cumulatie van geluid van bedrijfsactiviteiten op de loskade en op het bedrijventerrein geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen zal voordoen.
  2. 2. Ten aanzien van één woning (Zijpe 1) is onvoldoende onderzocht of zich door het afwijken van de richtafstanden voor bedrijven en milieuzonering geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning zal voordoen. Verder is uitgegaan van een maximaal toegestane geluidsgrenswaarde van 55 dB(A), als gevolg van de activiteiten op de loswal, behorende bij woningen gelegen op het bedrijventerrein. Omdat de betreffende woning bestemmingsplanmatig niet op het bedrijventerrein is gelegen, moet uitgegaan worden van 50 dB(A) op de gevel.
  3. 3. Ten aanzien van één perceel is onvoldoende aannemelijk gemaakt waarom MZI-opslag op het betreffende perceel niet wordt toegestaan.

8.3.2 Nieuw raadsbesluit

Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de gemeenteraad het vastgestelde bestemmingsplan Bebouwde kom Bruinisse van 27 juni 2013 in haar vergadering van 26 maart 2015 gedeeltelijk herzien. In Bijlage 9 zijn dit raadsvoorstel en het raadsbesluit opgenomen. Ten aanzien van de drie geconstateerde gebreken is het bestemmingsplan daarbij als volgt gewijzigd:

Cumulatie van geluid

Er is een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van cumulatie van geluid als gevolg van bedrijfsactiviteiten op de loswal, het bedrijventerrein en in de Vluchthaven op de woningen Zijpe 1 en 3 (Bijlage 8). In dit onderzoek is uitgegaan van een worst case scenario, waarbij tegelijkertijd op de loswal, in de Vluchthaven en op alle percelen op het bedrijventerrein geluid geproduceerd wordt uitgaande van de maximaal toelaatbare bedrijfscategorie In het rekenmodel is uitgegaan van een richtwaarde van 50 dB(A) op de richtafstand, dit is tevens de grenswaarde die op grond van het Activiteitenbesluit geldt op de gevel van de woning Zijpe 1. Op de gevel van de woning Zijpe 3 geldt volgens het Activiteitenbesluit formeel een hogere grenswaarde (55 dB(A)), maar deze kan door de aanwezigheid van Zijpe 1 in de praktijk niet worden gehaald. Door uit te gaan van 50 dB(A) is uitgegaan van een worst case scenario voor de omliggende bedrijfsactiviteiten. In de berekende waarden is geen rekening gehouden met afschermende werking van aanwezige gebouwen en dijklichamen.

Uit dit onderzoek blijkt dat de maximale geluidsbelasting op de gevel van de woningen aan het Zijpe 1 en 3 respectievelijk 54 dB(A) en 56 dB(A) is. De geluidsbelasting op de gevel van Zijpe 1 blijft hiermee 1 dB(A) onder het geluidsniveau dat op grond van de handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG is toegestaan (stap 3). Er is hierdoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning Zijpe 1.

Het cumulatief geluidsniveau op de gevel van Zijpe 3 is berekend op 56 dB(A), 1 dB(A) hoger dan het geluidsniveau dat op grond van de handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG is toegestaan (stap 3). Echter deze woning is gelegen op het bedrijventerrein, dat is een situatie waar de handreiking niet in voorziet. In het Activiteitenbesluit is 55 dB(A) als grenswaarde opgenomen voor het geluidsniveau op de gevel van woningen gelegen op een bedrijventerrein. Deze grenswaarde geldt voor elke individuele inrichting. Cumulatief zal er op de gevel in zo'n geval sprake zijn van een hoger geluidsniveau, ook hoger dan de voor deze situatie berekende 56 dB(A). Dit wordt algemeen aanvaardbaar geacht voor woningen gelegen op een bedrijventerrein. In dit specifieke geval wordt de woning Zijpe 3 door de aanwezigheid van de andere woningen in de omgeving (die wel buiten het bedrijventerrein zijn gelegen), akoestisch minder belast dan wanneer het de enige woning in de omgeving zou zijn. Er is hierdoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning Zijpe 3.

Aanpassing milieuzonering en beoordeling geluidsniveau

In de tussenuitspraak heeft de afdeling aangegeven dat ten onrechte is gesteld dat vanwege het feit dat Zijpe 1 als bedrijfswoning is aangemerkt, geen rekening met de woning behoeft te worden gehouden bij het toepassen van de milieuzonering. Reden hiervoor is dat de bedrijfswoning buiten het bedrijventerrein is gelegen. Naar aanleiding hiervan is de milieuzonering van het bedrijventerrein rondom de woning Zijpe 1 aangepast, waarbij dezelfde richtafstanden worden gehanteerd als bij andere woningen buiten het bedrijventerrein. De milieuzonering is daarmee in overeenstemming gebracht met de richtlijnen uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009).

Uit het akoestisch onderzoek voor de loswal (Bijlage 1) blijkt dat de woning Zijpe 1 binnen de 50 dB(A)-contour ligt voor wat betreft het geluid afkomstig van de activiteiten op de loswal. Daarbij moet worden opgemerkt dat in de gewijzigde situatie met betrekking tot de milieuzonering ook aan de richtafstand uit de handreiking bedrijven en milieuzonering wordt voldaan.

Ook voor andere bedrijfsmatige activiteiten in de omgeving van de woning wordt aan de richtafstand voldaan. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning Zijpe 1.

MZI-opslag

De reden om MZI-opslag op dit perceel niet toe te staan was gelegen in het feit dat nog onvoldoende duidelijk is of er geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de woningen in de omgeving zal ontstaan door de opslag van MZI's. Dit is vooral gelegen in het feit dat er nog geen onderzoek beschikbaar is waaruit blijkt welke hinderafstanden met betrekking tot het aspect geur reëel zijn voor dit specifieke onderdeel van de bedrijfsvoering van mosselteeltbedrijven. Dergelijk onderzoek kan niet worden uitgevoerd binnen de door de afdeling opgelegde periode van 26 weken waarbinnen het gebrek moet worden hersteld. Om die reden is op de verbeelding de opslag van mosselzaadinvanginstallaties op het betreffende perceel toegestaan middels het opnemen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - mzi-opslag'.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Loswal

Bijlage 2 Ruimtelijke Onderbouwing Rijksstraatweg 3

Bijlage 3 Ruimtelijke Onderbouwing Molenweg 12-14 En Besluit Hogere Waarde

Bijlage 4 Antwoordnotitie Inspraak En Overleg

Bijlage 5 Antwoordnotitie Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 6 Raadsvoorstel En Raadsbesluit 27 Juni 2013

Bijlage 7 Tussenuitspraak Raad Van State

Bijlage 8 Aanvullend Akoestisch Onderzoek - Cumulatie Industrielawaai

Bijlage 9 Raadsvoorstel En Raadsbesluit 26 Maart 2015