KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Groen - Landschappelijk
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Kantoor
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Wonen - Landhuis
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 25 Waarde - Archeologie - 7
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 32 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Evenementen
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Ligging En Plangrenzen
1.4 Geldende Bestemmingsregeling
1.5 Leeswijzer
2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Europees Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Regionaal Beleid
2.6 Gemeentelijk Beleid
2.7 Conclusie
3 Planologisch Kader
3.1 Inleiding
3.2 Historische Analyse
3.3 Ruimtelijke Analyse
3.4 Functionele Analyse
3.5 Duurzaamheidsladder
3.6 Conclusie
4 Milieu- En Duurzaamheidskader
4.1 Inleiding
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geur
4.5 Geluid En Stilte
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Bodem
4.8 Water
4.9 Flora En Fauna
4.10 Licht En Duisternis
4.11 Energie En Klimaat
4.12 M.e.r.-beoordeling
4.13 Conclusie
5 Visie Op Het Plangebied
5.1 Inleiding
5.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden
5.3 Ruimtelijke Streefbeelden
5.4 Functionele Streefbeelden
6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Plansystematiek
6.3 Toelichting Op De Bestemmingen
6.4 Handhaving
7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Toepassing Grondexploitatiewet
7.3 Conclusie
8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Inleiding
8.2 Resultaten Ter Inzage Legging Voorontwerpbestemmingsplan
8.3 Resultaten Ter Inzage Legging Ontwerpbestemmingsplan
Bronvermelding
Bijlage 1 Beleidskader
1 Europees Beleid
2 Rijksbeleid
3 Provinciaal Beleid
4 Regionaal Beleid
5 Gemeentelijk Beleid
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Aerius-berekening Actualisatie Kness
Bijlage 4 Antwoordnotitie Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 5 Antwoordnotitie Zienswijzen
Bijlage 6 Vaststellingsbesluit

Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke

Bestemmingsplan - gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 23-02-2017 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke met identificatienummer NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen.

1.7 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.8 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.11 afhaalrestaurant

een horecabedrijf dat zich richt op het verstrekken van maaltijden voor directe consumptie ter plaatse met al dan niet het daarnaast afzonderlijk verstrekken van dranken of kleine etenswaren voor directe consumptie ter plaatse en waarbij tevens de mogelijkheid bestaat dat consumpties ter plaatse afgehaald worden en niet ter plaatse geconsumeerd worden.

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen dier-, fruit- en bollenteelt;
    2. 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bloembollen;
    3. 3. sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    4. 4. fruitteelt: de teelt van fruit op de open grond;
    5. 5. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;
    6. 6. paardenfokkerij: het fokken van paarden en het houden van paarden ten behoeve van de vlees en/of melkproductie;
  1. b. niet grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. 1. glastuinbouw: teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
    2. 2. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;
    3. 3. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  2. c. aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren, vissen en zouttolerante gewassen;
  3. d. overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.

1.13 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.14 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.15 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.16 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.17 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en dat is gericht op consumentenverzorging en waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft.

1.20 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.

1.21 beroepsmatig gebruik van de woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.22 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.23 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 bijbehorend bouwwerk

  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.

1.26 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.27 bordes (sta)caravan

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een (sta)caravan bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.28 bordes (woning)

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.36 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.37 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.38 cultureel centrum

een locatie waar activiteiten plaatsvinden op het gebied van kunst, muziek en cultuur.

1.39 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (uitgezonderd casino's en speelautomatenhallen), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.40 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende detailhandelbranches:

  • woninginrichting, inclusief keukens en badkamers;
  • tuincentra, plant- en dierbenodigdheden;
  • bouwmarkten en doe-het-zelf;
  • fietsen en automaterialen.

1.42 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.43 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.44 erfgrens

de grens van het erf.

1.45 evenement

een terugkerende activiteit in de openbare ruimte op het gebied van kunst, cultuur, muziek, sport en/of ontspanning die (mede) gericht is op het aantrekken van een groot aantal bezoekers.

1.46 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.47 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van een gebied, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.48 gastenverblijf

een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.49 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.50 geluidsgevoelige gebouwen

woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.51 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.

1.52 geschakelde woningen

woningen die door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden.

1.53 gestapelde woning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het maaiveld, gewaarborgd is.

1.54 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.55 groepsrisico

een risico als bedoeld in artikel 1.1 onder j, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.56 hobbymatig houden van vee

het houden van vee, mits ten hoogste de volgende aantallen dieren worden gehouden:

  • 9 schapen;
  • 4 paarden en pony's;
  • 9 geiten;
  • 24 stuks pluimvee;
  • 24 konijnen;
  • 9 overige landbouwhuisdieren.

1.57 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.58 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.59 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.60 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen.

1.61 internetafhaalpunt

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling van goederen plaatsvindt, maar waar wel een loketfunctie aanwezig is voor de levering van goederen ter plaatse.

1.62 invloedsgebied

een gebied als bedoeld in artikel 1.1, onder k van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.63 kampeerhuisje

een eenvoudig gebouw gelegen op een standplaats met een oppervlakte van maximaal 75 m² en een hoogte van maximaal 5,50 meter, mits sprake is van een beperkte inhoud tot 250 m³, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.64 kampeermiddel

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.66 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.67 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.68 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.69 mantelzorg

alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.70 mestbassin

voorziening (dat geen bouwwerk is) ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

1.71 mestopslagruimte

bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest.

1.72 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.73 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.74 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.75 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.76 ondergeschikte horeca-activiteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van etenswaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.

1.77 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.78 passend in het straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.79 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de vaststelling van dit plan.

1.80 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.

1.81 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.82 plaatsgebonden risicocontour

de risicocontour als bedoeld in artikel 1.1, onder o van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.83 privé-sanitair

een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op een standplaats aanwezig is.

1.84 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.85 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.86 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf door één huishouden en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.87 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.88 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.89 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve recreatie.

1.90 sanitair

  1. a. privé-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  2. b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.

1.91 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.92 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55 m2 en maximaal 5 meter hoog, gemeten vanaf het afgewerkt bouwterrein.

1.93 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  1. a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  1. b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan of kampeerhuisje, en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter gedurende het zomer- en/of winterseizoen.

1.94 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.95 supermarkt

een zelfbedieningszaak die in hoofdzaak is gericht op de verkoop van een grote verscheidenheid aan levensmiddelen.

1.96 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken ten behoeve van de bescherming van de teeltgewassen en/of de voorkweek van voor het eigen bedrijf benodigd plantenmateriaal en/of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten.

1.97 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten en andere siergewassen en in samenhang daarmee de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschappen, tuinmeubilair en tuingrond, alsmede voor aanverwante artikelen ten behoeve van dierenverzorging en lifestyle.

1.98 twee-aaneen

blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.99 VAB

voormalige agrarisch bedrijf, waarbij alle bedrijfsmatige activiteiten zijn gestaakt en de voormalige bedrijfswoning voor wonen wordt gebruikt.

1.100 vee

landbouwhuisdieren zoals koeien, schapen, paarden, geiten, enzovoorts.

1.101 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.102 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.103 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten

1.104 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.105 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.106 waterbassin

voorziening (die geen bouwwerk is) ten behoeve van de opslag van water, zoals een foliebassin en daarmee vergelijkbare vormen van wateropslag.

1.107 wateropslagruimte

bouwwerk ten behoeve van de opslag van water, zoals een wateropslagtank en daarmee vergelijke vormen van wateropslag

1.108 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.109 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling, verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.

1.110 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.111 weidegang

het buiten laten lopen van dieren op een substantiële oppervlakte agrarische grond met het oog op het voorzien in (een deel van) de voerbehoefte van de dieren.

1.112 winterkamperen

het gebruik van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart.

1.113 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.114 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.115 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.116 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.117 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.118 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.119 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.120 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.121 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

1.122 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.8 de vloeroppervlakte

de oppervlakte van voor mensen toegankelijke ruimte(n) van een gebouw.

2.9 de brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een gebouw gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

2.10 de bedrijfsvloeroppervlak intensieve veehouderij

de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen, mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen, die worden gebruikt voor de huisvesting van dieren ten behoeve van de intensieve veehouderij, die bestaat uit de ruimten waar de dieren worden gehuisvest, waaronder wordt begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bedrijfsvoering van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat grondgebonden veehouderijen en paardenfokkerijen niet zijn toegestaan;
  2. b. het hobbymatig weiden van vee of hobbymatige uitoefening van akker- en vollegrondstuinbouw;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag van caravans en boten en van goederen ten behoeve van agrarische activiteiten;
  5. e. hierbij horende voorzieningen zoals laad- en losvoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundigevoorzieningen, paden en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Cultuur En Ontspanning

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. travaljes;
  2. b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Uitsluitend niet-bedriijfsmatig gebruik van een travalje is toegestaan.

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel tot een maximum verkoopvloeroppervlakte van 400 m² per detailhandelsbedrijf;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum': uitsluitend een tuincentrum, waarbij de verkoopvloeroppervlakte meer dan 400 m² mag bedragen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  4. d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals paden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een supermarkt;
  2. b. horeca-activiteiten, uitgezonderd ondergeschikte horeca-activiteiten ten dienste van een detailhandelsbedrijf met inachtneming van het volgende:
    1. 1. de oppervlakte van de horeca-activiteiten in een gebouw bedraagt ten hoogste 25% van de verkoopvloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
    2. 2. een terras is toegestaan met een oppervlakte die ten hoogste die de helft bedraagt van de gerealiseerde oppervlakte aan horeca als bedoeld onder 1.; indien de gerealiseerde oppervlakte aan horeca minder bedraagt dan 20m² is desondanks een terras van ten hoogste 10 m² toegestaan;
  3. c. de opslag en/of verkoop van motorbrandstoffen;
  4. d. de opslag en/of verkoop van 10.000 kilogram of meer aan consumentenvuurwerk;
  5. e. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf en/of als woonruimte voor mantelzorg.

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren tot een maximum van 200 m² per bedrijf;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1': tevens voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels horende Staatvan Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens voor detailhandel tot een maximum verkoopvloeroppervlakte van 400 m² per detailhandelsbedrijf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels horende Staat van Horeca-activiteiten;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens voor een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, cng en lng;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf': tevens voor de handel in auto's en motorfietsen en reparatie en servicebedrijven;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autowasbox': tevens voor een autowasserij;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'wonen'; tevens het wonen in woningen;
  12. l. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De buitenopslag van goederen voor de voorgevellijn en buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  2. b. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als mantelzorgwoning is niet toegestaan;
  3. c. een autowasserij, anders dan bedoeld in lid 8.1, onder i, is niet toegestaan.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'; tevens voor de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  5. e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en nutsvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Groen - Landschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. landschappelijke inpassing door opgaande beplanting van recreatieterreinen of bedrijventerreinen;
  2. b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1 en 2 van de bij deze regels horende Staatvan Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van aanduiding 'pension': tevens voor een pension;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': tevens voor het wonen in woningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens voor één bedrijfswoning met bijbehorend erf;
  5. e. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, tuinen en groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

11.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Gronden gelegen buiten de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw mogen alleen worden gebruikt voor ondersteunende voorzieningen aan de horecabedrijven zoals terrassen, verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  2. b. de buitenopslag van goederen voor de voorgevellijn en buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
  3. c. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte, als gastenverblijf of als mantelzorgwoning is niet toegestaan.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 12 Kantoor

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kleinschalige kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van de kantoren;
  3. c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend de buitenopslag van goederen.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': tevens voor een brandweerkazerne;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek': tevens voor een jongeren ontmoetings plek;
  5. e. ondergeschikte detailhandels- en horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van deze maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. buitenopslag van goederen;
  2. b. crematoria;
  3. c. dierenasiels en dierenpensions;
  4. d. het inrichten en/of gebruiken van een gebouw als zelfstandige woonruimte.

Artikel 14 Recreatie - Dagrecreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': tevens voor overige dagrecreatieve voorzieningen;
  3. c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  2. b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor of ligplaats van kampeermiddelen.

Artikel 15 Recreatie - Kampeerterrein

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen;
  2. b. hierbij horende voorzieningen zoals speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen en groenvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  1. a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op standplaatsen;
  2. b. het aantal standplaatsen bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen';
  3. c. het aantal permanente standplaatsen bedraagt maximaal het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen';
  4. d. recreatief nachtverblijf is uitsluitend toegestaan als sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  5. e. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  6. f. de netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m²;
  7. g. de netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats bedraagt ten minste 100 m²;
  8. h. op een permanente standplaats mogen ten hoogste worden geplaatst:
    1. 1. één kampeermiddel, en
    2. 2. twee bijzettentjes van elk maximaal 8 m2;
  9. i. op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    1. 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen;
    2. 2. uitsluitend zijn toegestaan: één kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan of een kampeerhuisje, met ten hoogste één bijzettentje van maximaal 8 m2;
  10. j. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  11. k. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  12. l. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats is niet toegestaan;
  13. m. ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.3, onderdeel i, onder 1°, ten behoeve van het gebruik van niet-permanente standplaatsen voor winterkamperen met inachtneming van het volgende:

  1. a. het gebruik ten behoeve van winterkamperen leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  2. b. het kampeerterrein is rondom voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 meter of van ten minste 5 meter plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 meter hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  3. c. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    1. 1. voor de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    2. 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst zijn verzekerd.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatief nachtverblijf in recreatiewoningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca- broodjeszaak': tevens voor een broodjeszaak die al dan niet zelf bereide bakkersartikelen verstrekt;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor een terras behorende bij het op hetzelfde perceel gelegen broodjeszaak;
  4. d. hierbij horende voorzieningen bij zoals speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen, parkeerruimte en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  1. a. recreatief nachtverblijf in bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  2. b. detailhandel en horeca, anders dan bedoeld in lid 16.1, onder b en onder c, is niet toegestaan;
  3. c. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - broodjeszaak' en 'terras' als broodjeszaak en als terras is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het parkeren.

16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied - 2' het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie te wijzigen in de bestemming Wonen, met inachtneming van het volgende:

  1. a. de wijziging leidt niet tot een substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  2. b. het bouwvlak, de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en, indien aanwezig, de gevellijn, worden ongewijzigd opgenomen;
  3. c. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand - 1' wordt opgenomen, waarbij ten opzichte van het bestaande vlak met de aanduiding 'vrijstaand' de oppervlakte van het aanduidingsvlak mag worden vergroot tot ten hoogste 50% van het bestemmingsvlak met een maximum van 150 m2;
  4. d. de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' wordt opgenomen waarbij de maximale goothoogte 4 meter en de maximale bouwhoogte 8 meter bedraagt.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. veldsportcomplexen, tennisbanen en ijsbanen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein': uitsluitend voor de uitoefening van sport- en spelactiviteiten, zonder dat sprake is van bedrijfsmatig of verenigingsmatig aangeboden sport- en spelactiviteiten;
  3. c. ondergeschikte detailhandels- en horeca-activiteiten uitsluitend ten dienste van de functies zoals genoemd in onderdeel a van dit lid;
  4. d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 rijstroken, voet- en fietspaden en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  2. b. verkooppunten voor ambulante handel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'terras': tevens voor een horecaterras ten behoeve van horeca-activiteiten op een aangrenzende bestemming;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'; tevens voor de instandhouding van monumentale en waardevolle bomen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor een pakeerterrein;
  6. f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals uitvoegstroken, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, bruggen, afvalverzamelvoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Een verkooppunt voor ambulante handel is uitsluitend toegestaan, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. in elk van de vijf kernen die onderdeel uitmaken van het plangebied (Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke), zijn niet meer dan 2 verkooppunten op hetzelfde moment aanwezig;
  2. b. een verkooppunt is niet gesitueerd op de openbare rijbaan;
  3. c. de afstand tot percelen bestemd voor het wonen bedraagt ten minste 10 meter bedraagt.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een nieuw horecaterras toestaan, dan wel een bestaand terras verplaatsen door de aanduiding 'terras' toe te voegen dan wel te verplaatsen, met in achtneming van het volgende:

  1. a. het terras gelegen is binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;
  2. b. de afstand van het terras tot de rijbaan ten minste 1,5 meter is;
  3. c. er op een trottoir een loopstrook resteert van ten minste 2 meter;
  4. d. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    1. 1. de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,50 meter;
    2. 2. de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 4 meter, waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 20° gemonteerd dienen te worden;
    3. 3. de hoogte van parasols bedraagt maximaal 5 meter.

Van het bepaalde onder a tot en met c kan worden afgeweken wanneer de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. taluds en oevers;
  3. c. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals duikers en bruggen ter ontsluiting van percelen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox': uitsluitend een huishoudelijke berg- of werkruimte of een opslagruimte ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'pension': tevens voor een pension in een woning met ten hoogste 25 slaapplaatsen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gastenverblijf': tevens voor een gastenverblijf;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping': tevens voor een minicamping ten behoeve van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen;
  6. f. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Wonen - Landhuis

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf': tevens voor een kinderdagverblijf met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 25 m²;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'pension': tevens voor een pension in een woning met ten hoogste 25 slaapplaatsen;
  4. d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in elk geval gerekend het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als:

  1. a. zelfstandige woonruimte;
  2. b. gastenverblijf;
  3. c. woonruimte voor mantelzorg.

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 4

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 4', als bedoeld in lid 22.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 5

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 5', als bedoeld in lid 23.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 6

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 6', als bedoeld in lid 24.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 7

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie - 7', als bedoeld in lid 25.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de waterkering.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2 met inachtneming van het volgende:

  1. a. vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken andere bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder(s) van de waterkering.

3 Algemene Regels

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

27.2 Parkeren en laad- en losruimte

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of verbouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien ten behoeve van de betreffende functie voldoende parkeergelegenheid voor auto's worden gerealiseerd en indien in de aanvraag is aangetoond dat voldoende ruimte aanwezig is voor het laden of lossen van goederen in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie".

27.3 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  1. a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  2. b. niet toegankelijk zijn.

27.4 Afwijkingsbevoegdheid Parkeren en laad- en losruimte en Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 27.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren leidt of indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. lid 27.3 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

27.5 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

27.6 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen mogen geen licht naar boven uitstralen. Skybeamers zijn niet toegestaan.

27.7 Onoverdekte zwembaden

Een onoverdekt zwembad bij een (bedrijfs)woning mag alleen worden gebouwd, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  2. b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  3. c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  4. d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.

Artikel 28 Algemene Gebruiksregels

28.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

28.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  1. a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  2. b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  4. d. als woonwagenstandplaats.

28.3 Toegestaan gebruik

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

29.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

29.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  1. a. gronden met de bestemming 'Groen - Landschappelijk';
  2. b. erfafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn;
  3. c. overkappingen.

29.3 Afwijkingsbevoegdheid beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte van het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de oppervlakte ten behoeve van het beroep aan huis bedraagt ten hoogste 50 m²;
  2. b. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen;
  3. c. de bewoners(s) van de woning oefenen het beroep of bedrijf uit;
  4. d. het beroep of bedrijf mag geen inrichting zijn als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  5. e. aan het (woon)karakter van de omgeving wordt geen afbreuk gedaan;
  6. f. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  7. g. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  8. h. horeca is niet toegestaan;
  9. i. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  10. j. een webwinkel is toegestaan;
  11. k. een seksinrichtingis niet toegestaan;
  12. l. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.

29.4 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.1, 29.2 en lid 29.3 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  3. c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  4. d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 29.1, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.

29.5 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als gastenverblijf, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  2. b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf is toegestaan;
  3. c. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  4. d. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  5. e. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het gastenverblijf tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  6. f. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  7. g. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  8. h. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto;
  9. i. er is geen sprake van een gastenverblijf bij een bedrijfswoning binnen de bestemming Bedrijventerrein.

29.6 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  2. b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als mantelzorgwoning is toegestaan;
  3. c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  4. d. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  5. e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  6. f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  7. g. er is geen sprake van een mantelzorgwoning bij een bedrijfswoning binnen de bestemming Bedrijventerrein.

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

30.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  2. b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  1. c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.

30.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bij deze regels horende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen door de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten te wijzigen indien technologische ontwikkelingen binnen de betreffende bedrijfsactiviteiten daartoe aanleiding geeft.

30.3 Terrassen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en een nieuw horecaterras toestaan, dan wel een bestaand terras verplaatsen door de aanduiding 'terras' toe te voegen dan wel te verplaatsen, met in achtneming van het volgende:

  1. a. het terras gelegen is binnen (het verlengde van) de perceelsgrenzen van de inrichting waar het terras bij hoort;
  2. b. de afstand van het terras tot de rijbaan ten minste 1,5 meter is;
  3. c. er op een trottoir een loopstrook resteert met een breedte van ten minste 2 meter;
  4. d. de volgende bouwregels in acht worden genomen:
    1. 1. de bouwhoogte van een horecaterrasscherm bedraagt maximaal 1,50 meter;
    2. 2. de bouwhoogte van een horecaterrasoverkapping bedraagt maximaal 4 meter, waarbij de uitvalschermen onder een hellingshoek van 20° gemonteerd dienen te worden;
    3. 3. de hoogte van parasols bedraagt maximaal 5 meter.

Van het bepaalde onder a, b en c kan worden afgeweken wanneer de inrichting of het gebruik van de openbare ruimte ter plaatse hier aanleiding toe geeft.

30.4 Afwegingskader

Een wijziging als bedoeld in lid 30.1 tot en met 30.3 kan slechts worden toegepast, indien:

  1. a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  2. b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid op grond van lid 30.1 onder b, deze wijziging niet eerder is toegepast voor eenzelfde bouwwerk op het betreffende bouwperceel.

Artikel 31 Algemene Aanduidingsregels

31.1 overige zone - evenemententerrein 1

31.2 overige zone - evenemententerrein 2

31.3 vrijwaringszone - molenbiotoop

31.4 vrijwaringszone - leiding

Artikel 32 Overige Regels

32.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

32.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

32.3 Voorrangsregeling (dubbel)bestemmingen

  1. a. Voor zover gronden met een (enkelvoudige) bestemming samenvallen met een dubbelbestemming, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.
  2. b. Indien twee of meer dubbelbestemmingen samenvallen, dan geldt de volgende prioriteitenvolgorde:
  1. 1. de planregels van artikel 26 Waterstaat - Waterkering;
  2. 2. de planregels van artikel 22 Waarde - Archeologie - 4;
  3. 3. de planregels van artikel 23 Waarde - Archeologie - 5;
  4. 4. de planregels van artikel 24 Waarde - Archeologie - 6;
  5. 5. de planregels van artikel 25 Waarde - Archeologie - 7.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 33.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  3. c. lid 33.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in lid 33.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. lid 33.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Evenementen

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland wil voor haar grondgebied over actuele bestemmingsplannen beschikken. In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is daarnaast de verplichting opgenomen dat een bestemmingsplan niet ouder mag zijn dan 10 jaar. Om aan deze verplichting te voldoen is het nodig voor het plangebied van bestemmingsplan Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.2 Doel

Het doel van het voorliggend bestemmingsplan is om een actuele regeling voor het plangebied Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke te behouden. Daarbij wordt de geldende regeling aangepast aan de huidige maatschappelijke normen over wat er in een bestemmingsplan vastgelegd dient te worden. Het gaat dan onder andere om de in de geldende bestemmingsplannen gehanteerde systematieken, deze zijn gedeeltelijk achterhaald. Verder vragen gewijzigd vastgesteld beleid, verleende vrijstellingen, ontheffingen, afwijkingen en wijzigingen om een aangepaste regeling. Primair is sprake van een consoliderend bestemmingsplan. Nieuwe ontwkkelingen binnen het plangbied die volledig ruimtelijk afgewogen zijn en waar bestuurlijk positief op besloten is, kunnen worden meegenomen in dit bestemmingsplan. Vooralsnog is dit niet aan de orde.

1.3 Ligging En Plangrenzen

Het plangebied omvat de bebouwde kom van Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke inclusief het bedrijventerrein 'De Lelie'. Het plangebied van de herontwikkeling Dorpsstraat - Boutlaan in Scharendijke heeft een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen. De betreffende gronden zijn niet opgenomen in voorliggend bestemmingsplangebied. Ook de recreatieterreinen grenzend aan de dorpen Ellemeet en Scharendijke zijn geen onderdeel van het plangebied. Deze gronden zijn onderdeel van het bestemmingsplan Recreatieterreinen. Op de volgende overzichtskaarten is de ligging van het plangebied inzichtelijke gemaakt. Een uitgebreide beschrijving van het plangebied is te vinden in hoofdstuk 3 Planologisch kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0001.jpg"

Begrenzing kern Kerkwerve

Begrenzing kern Noordwelle

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0002.jpg"

Begrenzing kern Ellemeet

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0003.jpg"

Begrenzing kern Serooskerke

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0004.jpg"

Begrenzing kern Scharendijke inclusief bedrijventerrein 'De Lelie'. De percelen horende bij de herontwikkeling Dorpsstraat - Boutlaan zijn geen onderdeel van de planbegrenzing.

Voor de bebouwde kom van Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke vraagt de leeftijd van het huidige bestemmingsplan om actualisering. Daarnaast zijn de bebouwde kom van Scharendijke en het bedrijventerrein De Lelie toegevoegd aan het plangebied.

1.4 Geldende Bestemmingsregeling

Voor de gronden die binnen het bestemmingsplangebied Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke vallen, wordt de bestaande bestemmingsregeling herzien. Daarmee vervallen de voor het plangebied geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende plannen:

Naam plan Datum vaststelling Vervalt geheel of gedeeltelijk
Bebouwde kommen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke 25 oktober 2007 Geheel
1e Herziening bebouwde kommen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke 23 juli 2009 Geheel
Bedrijventerreinen Burgh-Haamstede en Scharendijke 26 maart 2009 Gedeeltelijk, het bedrijventerrein Burgh-Haamstede is al eerder meegenomen in het bestemmingsplan Burgh-Haamstede (2016)
Facetbestemmingsplan Archeologie 29 oktober 2009 Gedeeltelijk
Bebouwde kom Scharendijke 28 oktober 2010 Gedeeltelijk, het deel met de percelen behorend bij de adressen Dorpstraat 9-17 is meegenomen in het bestemmingsplan herontwikkeling Dorpsstraat - Boutlaan in Scharendijke (2015)

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2, 3 en 4 worden achtereenvolgens het beleidskader, het planologisch kader en het milieu- en duurzaamheidskader beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied toegelicht. Daarna volgt hoofdstuk 6 met daarin de juridische aspecten en hoofdstuk 7 met een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid. De toelichting van dit bestemmingsplan wordt afgesloten met een hoofdstuk over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

2 Beleidskader

2.1 Inleiding

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft te maken met geldende beleidskaders van diverse overheden. Deze kaders zijn van invloed op de inhoud van een bestemmingsplan. Het gemeentelijke ruimtelijke beleid, zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, dient zich te bewegen binnen de marges van deze beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de voor dit plan relevante beleidskaders en de wijze waarop deze in dit plan hun grondslag vinden, beschreven. Een uitgebreide beschrijving van geldende beleidskaders is opgenomen in bijlage 1 Beleidskader van de toelichting.

2.2 Europees Beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende Europese beleidskaders, waarvan de Kader RichtlijnWater de meest relevante is. De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieu- en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingsplan zijn deze kwaliteiten beschermd door conserverende bestemmingen.

2.3 Rijksbeleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende nationale beleidskaders, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Nota Belvedere, het Nationaal bestuursakkoord Water, het Nationaal Waterplan en de Modernisering Monumentenzorg (MoMo). De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van milieukwaliteiten, cultuurhistorische waarden en natuurlijke kwaliteiten. In dit bestemmingplan zijn deze beleidsuitgangspunten geborgd door conserverende bestemmingen.

2.4 Provinciaal Beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende provinciale beleidskaders, waaronder het Omgevingsplan Zeeland (2012 - 2018) met de daarbij horende Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ), de Beleidsvisie Externe Veiligheid, het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland en de Zeeuwse Nota Waterkeringen. Met name het Omgevingsplan Zeeland, VRPZ en de Beleidsvisie Externe Veiligheid zijn voor dit bestemmingsplan van belang en worden hierna nader toegelicht. Daarbij is de inhoud van het Omgevingsplan sturend en de inhoud van de Verordening leidend.

Omgevingsplan Zeeland (2012-2018)
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende paragrafen uit het Omgevingsplan van belang.

Bedrijventerreinen

In het Omgevingsplan is het uitgangspunt dat er in 2018 voldoende aanbod aan goed ontsloten bedrijventerreinen en kantoorlocaties is om de economische dynamiek optimaal te dienen. Voor kantoorlocaties geldt dat alleen kleinschalig kantoorontwikkelingen met een publieksfunctie en kantoren met een lokale of regionale functie zijn toegestaan aan stadsranden. Het bedrijventerrein 'De Lelie' in voorliggend bestemmingsplangebied is een kleinschalig bedrijventerrein aan de rand van het dorp. Nieuwvestiging van grootschalige zelfstandige kantoren zijn hier en in de overige bebouwde kommen binnen het plangebied niet toegestaan.

Voorzieningen

De Provincie heeft als doelstelling een goed voorzieningenniveau voor alle bewoners, toeristen en bedrijven, vanwege het grote belang voor de leefbaarheid en economie. Voorzieningen zijn betaalbaar, bereikbaar en divers. De Provincie zet zich in voor het toekomstbestendig maken van het Zeeuwse voorzieningenstelsel. Het bieden van een goede kwaliteit van voorzieningen is daarbij belangrijker dan de fysieke nabijheid.

Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling van functies en versterking van attractieve steden ziet de Provincie kernwinkelgebieden als primaire vestigingsplaats voor detailhandel. Kernwinkelgebieden vervullen een belangrijke economische functie voor bewoners en toeristen en verdienen bescherming. In kernen zonder kernwinkelgebied is ruimte voor lokale detailhandel.

Verder is in het Omgevingsplan gesteld dat detailhandel in volumineuze of gevaarlijke goederen en detailhandel bedoeld voor laagfrequente, doelgericht inkopen (zoals woon- en autobranche, doe-het-zelf, bruin- en witgoed, tuincentra) is toegestaan op de aan de (binnen)stadsrand gesitueerde PDV-locaties. Op Schouwen-Duiveland zijn de bedrijventerreinen Boerenweg en Haringvlietplein in Zierikzee aangewezen als PDV-locaties. Concentratie van dergelijke detailhandel dient daar plaats te vinden.

Onder invloed van het toerisme is Scharendijke een dorp met een hoog voorzieningenniveau. De aanwezige voorzieningen zijn in dit bestemmingsplan van een consoliderende regeling voorzien.

Woningbouw en herstructurering

De Provincie streeft naar een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland. Daarbij is voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad belangrijk en ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop.

De Provincie verwacht dat gemeenten een helder onderscheid maken in het gewenste gebruik via het bestemmingsplan en de gemeentelijke gebruiks- of huisvestingsverordening. Dit biedt de noodzakelijke duidelijkheid voor toekomstige eigenaren voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden. De Provincie ziet kansen voor 'deeltijdwonen' mits dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van wonen en recreatie.

In voorliggend plangebied zijn de bestaande woningen van een consoliderende regeling voorzien. Verder kunnen permanente woningen ook als 2e woningen in gebruik worden genomen.

Landschap en erfgoed

De Provincie wil waardevolle landschappen en cultuurhistorisch erfgoed in Zeeland beschermen en ontwikkelen en daarnaast de (in)directe economische baten die voortvloeien uit landschap en erfgoed vergroten. Zij zet zich daarom in om de meest kenmerkende kwaliteiten en waarden in Zeeland te behouden.

De Provincie beoogt de identiteit, diversiteit en belevingswaarde van het Zeeuwse landschap en de aanwezige cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken. In overleg met gemeenten, Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) en Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) zijn de kernkwaliteiten van het Zeeuwse Landschap per regio geïnventariseerd. De Provincie heeft in de VRPZ de kwaliteiten een basisbescherming gegeven.

Verordening Ruimte Provincie Zeeland (VRPZ) (2012)

Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de volgende artikelen uit de VRPZ van belang.

Bedrijven en detailhandelsvoorzieningen (artikel 2.2)

Dit artikel bepaalt dat een nieuw bestemmingsplan uitsluitend bedrijven mag toestaan op gronden die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening daartoe bestemd zijn of zijn gelegen op een bedrijventerrein. Dit is van toepassing voor het bedrijventerrein 'De Lelie'. Verder staat dit artikel in het plangebied geen nieuwe grootschalige kantoren toe (> 1.000 m2 bvo). Tenslotte bepaalt dit artikel dat nieuwe detailhandelsvoorzieningen, alsmede uitbreidingen, primair worden toegelaten in kernwinkelgebieden. Bedrijventerrein 'De Lelie' is in dit bestemmingspaln voorzien van een enkelbestemming 'Bedrijventerrein'. Vestiging van grootschalige kantoren is uigesloten en de vigerende regeling voor detailhandel is conserverend bestemd.

Landschap en erfgoed (artikel 2.17)

Dit artikel bepaalt dat de elementen vermeld op kaart 11 van de VRPZ, in de toelichting bij een bestemmingsplan beschreven dienen te worden. Voor voorliggend bestemmingsplan betekent dit dat er stil gestaan moet worden bij de aanwezigheid van molen 'De Lelie'. Hoewel de molen buiten het plangebied ligt, kunnen ontwikkelingen in het plangebied van invloed zijn op de windvang. Daarom is in de regels het behoud van windvang van molen 'De Lelie' gewaarborgd. Ook is in de toelichting een beschrijving van de cultuurhistorische waarde van molen 'De Lelie' toegevoegd.

Beleidsvisie Externe Veiligheid (2012-2018)

Over kleinschalige bedrijventerreinen is in de visie het volgende opgenomen.

Kleinschalige bedrijventerreinen

Kleinschalige bedrijventerreinen kunnen in principe niet verder uitbreiden en er mogen zich alleen bedrijven vestigen met maximaal milieucategorie 3 (volgens de indeling uit de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’). Voor deze bedrijventerreinen geldt als algemeen uitgangspunt dat hier in principe geen risicovolle activiteiten worden toegelaten tenzij deze activiteiten niet belemmerend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Dit uitgangspunt is als volgt uitgewerkt. Voor nieuwe bedrijvigheid of uitbreiding van bestaande bedrijvigheid op deze terreinen mogen de wettelijk vastgestelde contouren die gehanteerd moeten worden om risico's voor derden te beperken (10-6 contouren) de kavelgrenzen niet overschrijden aan de kant waar bebouwing aanwezig is, gepland is of gepland kan worden.

Binnen het plangebied worden ter plaatse van het kleinschalige bedrijventerrein 'De Lelie' bedrijven toegestaan met maximaal de milieucategorie 3.2. Nieuwe risicovolle inrichtingen worden toegestaan, mits voldaan wordt aan het hierboven beschreven provinciale uitgangspunt.

Bestemmingsplanmatige vertaling provinciaal beleid

In dit bestemmingplan zijn de provinciale beleidsuitgangspunten geborgd door:

  • in paragraaf 3.2.5 Historische bouwkunde de cultuurhistorische waarde van molen 'De Lelie' te beschrijven;
  • in artikel 31.3 vrijwaringszone - molenbiotoop in combinatie met een maatvoeringsaanduiding met de maximaal toegestane bouwhoogte op de verbeelding in een zone van 400 meter rond molen 'De Lelie', het behoud van de windvang van molen 'De Lelie' te beschermen;
  • in de bestemmingsplanregels een bedrijventerrein toe te staan ter plaatse van het bestaande bedrijventerrein 'De Lelie';
  • in de bestemmingsplanregels de vestiging van nieuwe grootschalige (>1.000 m2), zelfstandige kantoren in het gehele plangebied uit te sluiten.

2.5 Regionaal Beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende regionale beleidskaders, waaronder het Toetskader bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid, het Waterbeheerplan, de Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen en Bestuursvisie op Fysieke veiligheid in Zeeland 2012 - 2015.De voornaamste beleidsuitgangspunten richten zich op het verbeteren van veiligheid en milieukwaliteit. In onderhavig bestemmingsplan zijn deze waarden beschermd door middel van conserverende bestemmingen.

2.6 Gemeentelijk Beleid

Het bestemmingsplan sluit aan bij de verschillende gemeentelijke beleidskaders. De ambities op het gebied van wonen, werken en verblijven zijn vastgesteld in de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst'. In onderhavig plan zijn de bestaande woonfuncties conserverend bestemd waarbij rekening is gehouden met de uitgangspunten uit de Woonvisie. Voor werk- en verblijfsfuncties zijn mogelijkheden opgenomen die bijdragen aan het halen van de ambities uit de Strategische Visie.

In onderhavig plan zijn de diverse beleidskaders voor bedrijventerreinen en detailhandel doorvertaald. Het gaat daarbij om het Bedrijventerreinenprogramma en de Detailhandelsstructuurvisie.

In het Milieubeleidsplan Schouwen-Duiveland zijn de kaders vanuit de verschillende milieu-aspecten opgenomen. Het bestemmingsplan is op de relevante onderdelen getoetst aan het Milieubeleidsplan. Het plan past binnen de geldende uitgangspunten.

Voor de horecafuncties in het plangebied zijn de uitgangspunten uit de Ontwikkelingsvisie horeca doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. Voor de campings gelden de uitgangspunten uit de Nota Kamperen.

Conform de Beleidsregels lokaal prostitutiebeleid wordt er binnen het plangebied geen ruimte geboden voor de bedrijfsmatige exploitatie van prostitutie.

De voorwaarden die voortvloeien uit het Beleidsplan Archeologie zijn doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. Op basis van het beleidsplan is een passend archeologisch beschermingsregime opgenomen voor de gronden in het plangebied. Ook de aanwezige waardevolle bomen in dit bestemmingsplangebied zijn conform de uitgangspunten uit het Bomenbeleidsplan beschermd.

Hierna gaan we in op het gemeentelijke beleid dat voor dit bestemmingsplan van belang is.

Woonvisie 2013 - 2022 (2013)

In bijlage 1, paragraaf 5.1, zijn de ambities en de strategie van de gemeente beschreven. De grootste uitdaging die er nu voor de gemeente ligt, is de plancapaciteit meer in evenwicht te brengen met de kaders en de beleidsaccenten in de Woonvisie. In totaliteit is de plancapaciteit momenteel bijna twee keer zo groot als de eigen behoefte en die van vestigers.

Voor de herprogrammering van de nieuwbouw is in de Woonvisie de actie aangegeven dat het college de mismatch in beeld brengt tussen de kaders en plancapaciteit, en een prioriteringsvoorstel doet met bijbehorende woning(her)programmering. Deze mismatch is inmiddels in beeld gebracht, en de Woningmarktafspraken Regio Schouwen-Duiveland zijn op 18 maart 2014 door het college vastgesteld. Daarmee is duidelijk geworden welke stappen de gemeente moet nemen om regie te kunnen pakken en te sturen op de ontwikkelingen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.

Minder en anders

Uit de inventarisatie is gebleken dat we te maken hebben met een kwalitatieve mismatch (behoefte sluit niet aan bij de vraag), een grote overcapaciteit (meer woningbouwplannen, dan behoefte) en te weinig spreiding (te veel plannen in bepaalde kernen/woonmilieus). De gezamenlijke opgave is minder en andere woningen.

Voor alle woonmilieus (Zierikzee, Dorpswonen en Wonen aan de kust) zijn keuzes gemaakt om zo veel mogelijk aan de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte te voldoen voor eigen inwoners en vestigers. Er is echter veel harde plancapaciteit (85%), waardoor er op dit moment weinig (kwalitatieve) keuzes gemaakt kunnen worden en er ook weinig ruimte is voor nieuwe initiatieven. De gemeente heeft in eerste instantie alleen ruimte gemaakt door zachte plannen te schrappen of deze door te schuiven tot na 2024. En er zijn keuzes gemaakt om minder of geen woningen te realiseren in eigen gemeentelijke plannen. Hiermee willen we het goede voorbeeld geven. Het kan niet zo zijn dat alleen de gemeente werkt aan het beter in balans brengen van plannen op vraag en aanbod en daarvoor de financiële consequenties draagt. Het college doet nadrukkelijk ook een beroep op andere (markt)partijen om daaraan ook een bijdrage te leveren.

Woningmarktafspraken regio Schouwen-Duiveland

Met het vaststellen van de regionale woningmarktafspraken heeft het college duidelijkheid gegeven over gewenste en ongewenste ontwikkelingen op basis van de prognoses uit de Woonvisie. Ook vormt dit document de basis om met marktpartijen en corporaties, die plannen hebben voor woningbouw en die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma, in gesprek te gaan. Het college wil in overleg met hen kijken of er mogelijkheden zijn om bestaande plannen kwalitatief aan te passen, zodat de juiste woningen op de juiste plaats gerealiseerd kunnen worden. Hiermee wil het college bovendien ook bereiken dat de concurrentie tussen plannen vermindert, zodat de gewenste woningen echt gerealiseerd worden.

Aanpak verborgen woningbouwplancapaciteit

Uit onderzoek is gebleken dat er inwoners op Schouwen-Duiveland zijn met percelen in hun bezit waarop nog woningbouw mogelijk is. Zij hebben daar tot nu toe - soms al tientallen jaren - geen gebruik van gemaakt. Deze bouwmogelijkheden maken geen onderdeel uit van de regionale woningmarktafspraken en worden daarom verborgen woningbouwcapaciteit genoemd. Realisatie van deze verborgen woningbouwplancapaciteit kan de woningmarkt uit balans brengen. Om dit te voorkomen gaat de gemeente Schouwen-Duiveland de verborgen woningbouwplancapaciteit actief terugdringen. De wijze waarop is beschreven in de notitie: 'Aanpak verborgen woningbouwcapaciteit', vastgesteld door de raad d.d. 26 maart 2015.

Relevantie voor plangebied

De woonbestemmingen in dit bestemmingsplan zijn overgenomen uit de bestemmingsplannen 'Bebouwde kommen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke', 'Bebouwde kom Scharendijke' en 'Bedrijventerreinen Burgh-Haamstede en Scharendijke'. Er zijn geen nieuwe woonbestemmingen toegevoegd. Percelen waarop nog woningen gerealiseerd mogen worden in de vigerende plannen zijn in beeld gebracht. De vertaling van het gemeentelijke woonbeleid in dit bestemmingsplan is als volgt:

  1. 1. Bedrijfswoningen: aanwezige bewoonbare bedrijfswoningen hebben op de verbeelding van dit bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen.
  2. 2. Reguliere woningen: bestaande woningen, niet zijnde een bedrijfswoning, hebben op de verbeelding van dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' gekregen.
  3. 3. Flexibele bestemming waarbinnen wonen is toegestaan. In deze categorie zijn de volgende situaties te onderscheiden:
    1. a. In het huidige gebouw is op dit moment een hoofdbewoner ingeschreven of geen hoofdbewoner ingeschreven maar wel met foto's aangetoond dat er sprake is van een bewoonbaar (deel van) het gebouw: de bestaande woning heeft op de verbeelding de aanduiding 'wonen' gekregen;
    2. b. In het huidige gebouw is volgens de huidige eigenaar geen woonprogramma aanwezig. Deze gebouwen hebben in dit plan geen aanduiding 'wonen' of 'bedrijfswoning' op de verbeelding en daarmee geen mogelijkheid meer om een woning te realiseren.
    3. c. In vijf gevallen (Dijkstraat 28, Dorpsstraat 6, Dorpsstraat12, Dorpsstraat 14/16 en Baken 36 allen in Scharendijke) is er in het huidige gebouw geen woonprogramma aanwezig maar door de eigenaar wel aangegeven dat op korte termijn een woonprogramma wordt gerealiseerd. Zoals vastgelegd in de notitie: 'Aanpak verborgen woningbouwcapaciteit' kan bij de actualisatie van een bestemmingsplan de vigerende mogelijkheid voor een woning gehandhaafd blijven, mits binnen een jaar nadat de eigenaar hierover is geïnformeerd daadwerkelijk sprake is van een bewoonbaar gebouw. De betreffende gebouwen hebben de aanduiding 'wonen' of bedrijfswoning (alleen Baken 36) gekregen. Daarnaast is ter plaatse een aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' opgenomen. Door de aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders na het verstrijken van de termijn van 1 jaar overgaan tot het verwijderen van de aanduiding 'wonen' of 'bedrijfswoninig' mocht er toch geen woonprogramma gerealiseerd zijn. De termijn van 1 jaar eindigt in dit bestemmingsplan op 1 juni 2017.
  4. 4. Lege bouwkavels: Dit betreft percelen waar op dit moment (nog) geen woning gerealiseerd is maar waarvoor in het nog vigerende plan wel de mogelijkheid opgenomen is om er een woning te bouwen. In voorliggend plangebied gaat het om de volgende 6 adressen: Vuufgemeten ongenummerd Kerkwerve (2), Oude Stoofweg 8 in Noordwelle (1), Smidsweg tussen 22 en 24 in Noordwelle (1) en Dijkweg tussen 6 en 12 in Serooskerke (2). Conform de notitie: 'Aanpak verborgen woningbouwplancapaciteit', vastgesteld door de raad d.d. 26 maart 2015 is tot 10 jaar na vaststelling van de 'Structuurvisie ongebruikte individuele bouwtitels in bestemmingsplannen gemeente Schouwen-Duiveland' mogelijk een bouwtitel conform huidig bestaand planologisch recht te verkrijgen. De structuurvisie is inmiddels vastgesteld waarmee de einddatum van dit recht is vastgesteld op 22 oktober 2025. Na deze datum, die voor alle ongebruikte bouwtitels binnen de gemeente Schouwen-Duiveland gelijktijdig afloopt, worden de bouwtitels die op dat moment nog steeds niet gebruikt zijn planologisch onmogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan is dit verwerkt door ter plaatse van lege bouwkavels een aanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied' op te nemen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders na 22 oktober 2025 overgaan tot het herbestemmen van deze percelen.

Detailhandelsstructuurvisie (2013)

Boodschappenstructuur

De kernen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke maken geen onderdeel uit van de detailhandelsstructuur op Schouwen-Duiveland, Scharendijke wel. Scharendijke is aangemerkt als een lokaal verzorgend boodschappencentrum voor de eigen inwoners en heeft daarnaast ook een toeristische functie.

Overige vormen van detailhandel op bedrijventerreinen

Productiegebonden detailhandel

Op bedrijventerreinen kan onder bepaalde voorwaarden ook detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf met een andere hoofdactiviteit worden toegestaan. Voorwaarden zijn:

  • het gaat specifiek om detailhandel gerelateerd aan productie gebonden bedrijvigheid;
  • de detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en benutte bedrijfsruimte;
  • de maximale vloeroppervlakte verkoopruimte is maximaal 100 m² bvo.

Internetafhaalpunten

Internetafhaalpunten met uitsluitend een afhaalfunctie zijn toegestaan ter plaatse van locaties waar bedrijven tot en met de milieucategorie-2 of hoger zijn toegestaan. Dit is het meest passend vanwege de logistieke functie.

Ontwikkelingsvisie horeca Schouwen-Duiveland (2007)

Scharendijke heeft diverse horecabedrijven. Voor deze bedrijven is de Horecavisie uit 2007 van belang. Deze visie wordt momenteel geëvalueerd, vooralsnog hanteren we de ontwikkelingsvisie uit 2007 als uitgangspunt voor horecafuncties in het plangebied. In deze visie wordt onderscheid gemaakt tussen verblijfsrecreatieve horeca (zoals hotel, pension en Bed & Breakfast), consumptieve horeca (zoals café, discotheek, restaurant) en ondersteunende horeca.

Verblijfsrecreatieve horeca

Bed & Breakfast

Een Bed & Breakfast wordt als nevenactiviteit in een bestaande woning gezien, met een maximaal toegestane aantal van vijf slaapplaatsen. De woning dient bewoond te worden door de hoofdbewoners en geschikt te zijn voor permanente bewoning. Het parkeren van de voertuigen van bezoekers mag uitsluitend op eigen erf plaatsvinden en enkel terughoudende reclame is toegestaan. Voor het starten van een Bed & Breakfast is geen aparte planologische procedure nodig.

Pensions

Een pension is volgens de visie een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten. Een pension heeft minimaal 6 en maximaal 25 slaapplaatsen. De 'Beleidsregel pensions (2002)' sluit de nieuwvestiging van pensions uit en bepaalt dat bestaande pensions die op de lijst bij de beleidsregel genoemd zijn in aanmerking komen voor legalisatie. Voor de bestaande pensions in het plangebied is een regeling opgenomen in dit bestemmingsplan.

Hotels

Een hotel is volgens de visie een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen. De visie geeft aan dat er in de Kop van Schouwen een grote concentratie aan eenvoudige en middenklassehotels is. De visie schrijft dan ook een zeer beperkte groei voor van 2 tot 3 sterrenhotels. Aan de andere kant is (nieuw)vestiging van 4-sterrenhotels en eventueel 5-sterrenhotel een wenselijke aanvulling op het aanbod. Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen extra locaties voor hotels of horeca mogelijk.

Consumptieve horeca

In de visie zijn voor alle kernen binnen het plangebied mogelijkheden voor nieuwe horeca. Voor Scharendijke is de Dorpsstraat voor vestiging van nieuwe horeca aangewezen. Nieuwvestiging van horeca is in voorliggend bestemmingsplan niet opgenomen als mogelijkheid. Dit omdat hier eerst onderzoeken voor uitgevoerd moeten worden. Nieuwe aanvragen kunnen via het spoor van het principeverzoek op hun merites beoordeeld worden.

Terrasoverkappingen

De gemeente wil inspelen op de trend in de consumptieve horeca tot het overkappen van terrassen. De laatste jaren komen er steeds meer verzoeken voor het geheel of gedeeltelijk overkappen van terrassen, over het algemeen in de vorm van aan weerszijden van een stalen frame uitschuifbare zonneschermen. De gemeente wil hieraan, waar mogelijk, medewerking verlenen ter bevordering van jaarrondexploitatie van terrassen en daarmee seizoensverlenging.

Omdat terrasoverkappingen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, heeft de gemeente hiervoor welstandscriteria geformuleerd in de 'Beleidsregels terrassen Schouwen-Duiveland' (2012). Deze zijn in dit bestemmingsplan vertaald in een regeling voor horecaterrasoverkappingen.

Ondersteunende horeca

Omdat de gemeente Schouwen-Duiveland steeds vaker verzoeken krijgt voor horeca ondersteunend aan de hoofdfunctie zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld:

  • Ondersteunende horeca bij detailhandel in combinatie met food is toegestaan mits dit maximaal 25% van het totale verkoopvloeroppervlak bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • Ondersteunende horeca bij detailhandel in combinatie met non-food is toegestaan mits dit maximaal 25% van het totale verkoopvloeroppervlak bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • Ondersteunende horeca bij recreatieve en/of bijzondere doeleinden mits dit maximaal 10% van het totale verkoopvloeroppervlak bedraagt.

Deze uitgangspunten zijn doorvertaald in diverse enkelbestemmingen van voorliggend plan.

Beleidsregels terrassen gemeente Schouwen-Duiveland 2012 (2012)

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft beleidsregels vastgesteld voor het hebben en houden van terrassen op of aan de weg of op een openbare plaats. Deze regels zijn van toepassing voor zowel terrassen op eigen grond, voor zover het een openbare plaats betreft, als terrassen bij ondersteunende horeca.

Met deze regels is het mogelijk voorwaarden te stellen aan een terrasvergunning. Er kunnen zo regels gesteld worden aan situering en inrichting van het terras. Voor de situering is onder andere vastgelegd dat het terras niet groter mag zijn dan 50% van de verkoopvloeroppervlakte die binnen in gebruik is als horecanevenactiviteit, met een maximale oppervlakte van 25 m². Indien op basis van dit uitgangspunt geen terras mogelijk is, mag een terras van maximaal 10 m² worden geëxploiteerd.

Bij de inrichting moet voldaan worden aan de redelijke eisen van welstand zoals opgenomen in bijlage 2 van de beleidsregels. Hierin is onder meer geregeld dat terrasschermen maximaal 1,5 m boven het straatniveau mogen komen en worden er eisen gesteld aan type meubilair, afmetingen parasols en terrasoverkappingen en mate van reclame-uitingen.

Bedrijventerreinenprogramma (2010)

Het bedrijventerrein 'De Lelie' is in het Bedrijventerreinenprogramma (2010) aangemerkt als kleinschalig bedrijventerrein. Dit betekent dat er bedrijvigheid tot en met de milieucategorie 3 is toegestaan. Verder is in dit beleidsstuk opgenomen dat het terrein 'De Lelie' kwalitatief te typeren is als regulier en er momenteel geen aanleiding is voor een herstructurering van het terrein.

Beheer en onderhoud

Daar waar mogelijk streeft de gemeente Schouwen-Duiveland naar een kwalitatief beheer en onderhoud op de bedrijventerreinen (zowel bestaande als nieuwe). Een vorm van beheer, gericht op de ruimtelijke kwaliteit op langere termijn waardoor veroudering en de noodzaak tot revitalisering in de toekomst voorkomen wordt. De basisgedachte daarbij is dat de kwaliteit op langere termijn het meeste gediend is bij een gebiedsgerichte organisatie die het behoud van kwaliteit als doelstelling heeft. Het behoud van kwaliteit manifesteert zich in:

  • een waardevaste huisvesting voor de vastgoedeigenaren;
  • een efficiënt bedrijfsproces voor de bedrijven;
  • motiverende arbeidsomstandigheden voor het personeel.

Op bestaande terreinen is het draagvlak en de behoefte vanuit ondernemers leidend, maar blijkt collectieve beveiliging realiseerbaar. Het beheer en onderhoud pakt de gemeente op in overleg met de bestaande en nieuwe ondernemers. De rol van de gemeente is beperkt en zal hooguit betrekking hebben op initiatieven die een substantiële maatschappelijke meerwaarde hebben (bijvoorbeeld milieu-investeringen).

Nota Kamperen (2010)

In het plangebied zijn twee kleinschalige kampeerterreinen aanwezig. Hiervoor geldt dat een niet-permanente standplaats minimaal 100 vierkante meter groot is en een een permanente standplaats minimaal 150 vierkante meter groot. Uitbreiding van het aantal standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen is mogelijk onder de in het bestemmingsplan Buitengebied gegeven voorwaarden. Ook is in deze nota beschreven welke voorwaarden er gelden bij realisatie van (extra) permanente standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen, namelijk:

  • Maximaal 20% van de standplaatsen kan als permanente standplaats worden gebruikt.
  • Op de permanente standplaatsen mogen slechts stacaravans worden geplaatst en geen kampeerhuisjes.
  • De permanente standplaatsen mogen, in tegenstelling tot de niet-permanente standplaatsen,
    jaarrond geëxploiteerd worden.
  • Adequate landschappelijke inpassing met een breedte van 10 meter voornamelijk streekeigen
  • beplanting of aarden wal van 2 meter hoog met een 5 meter brede groenstrook.
  • Een permanente standplaats heeft een netto oppervlakte van minimaal 150 vierkante meter.
  • Voldoende parkeerruimte op eigen terrein (per standplaats 1,2 parkeerplaatsen).
  • Bij een verzoek om uitbreiding van het aantal standplaatsen van 15 naar maximaal 25 geldt dat de landschappelijke inpassing van de uitbreiding feitelijk uitgevoerd moet zijn, voordat de (extra) permanente standplaatsen in exploitatie
    genomen worden.

Voor de twee aanwezige kleinschalige kampeerterreinen in het plangebied (Kerkweg in Kerkwerve en Nieuwe Prunjeweg in Serooskerke) is een regeling opgenomen die in lijn is met de uitgangspunten uit de Nota Kamperen.

Bomenbeleidsplan Gemeente Schouwen-Duiveland (2009)

In dit beleid is bepaald dat monumentale en waardevolle bomen worden opgenomen in een bestemmingsplan op het moment dat deze gewijzigd of geactualiseerd wordt. Hierdoor kan het belang om een boom duurzaam in stand te houden dwingend worden meegenomen in de belangenafweging en is het mogelijk om beschermende voorwaarden te stellen. Binnen het plangebied gaat het om de bomen in tabel 2.1. Deze bomen hebben in het bestemmingsplan een specifieke aanduiding gekregen.

Nederlandse naam Standplaats Plantperiode Karakter
Krimlinde Oude Stoofweg/Dorpsring,
Noordwelle
1980-1990 Solitair, herdenkingsboom
Krimlinde Dorpsplein, Serooskerke 1980-1990 Solitair, herdenkingsboom
Watercypres Vuufgemeten, Kerkwerve 2015 Solitair, gedenkboom

Tabel 2.1: Waardevolle en monumentale bomen in het plangebied KNESS

Bestemmingsplanmatige vertaling gemeentelijke beleid

In dit bestemmingplan zijn de gemeentelijke beleidsuitgangspunten geborgd door:

  • Bestaande bewoonbare bedrijfswoningen van een aanduiding 'bedrijfswoning' te voorzien;
  • Bestaande (en op korte termijn nog te realiseren) woningen binnen de flexibele bestemmingen van een aanduiding 'woning' te voorzien;
  • Ter plaatse van nog te realiseren woningen binnen flexibele bestemmingen en ter plaatse van lege bouwkavels een wijzigingsbevoegdheid op te nemen;
  • Met de regeling in artikel Wonen' en 'Wonen - Landhuis' een Bed & Breakfast mogelijk te maken als voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Horecavisie;
  • de aanduiding 'pension' op te nemen ter plaatse van bestaande pensions;
  • Ten behoeve van horecaterrassen en ondersteunende horeca een regeling op te nemen in diverse enkelbestemmingen;
  • Ter plaatse van het bedrijventerrein 'De Lelie' een enkelbestemming 'Bedrijventerrein' op te nemen die in overeenstemming is met de regeling voor kleinschalige bedrijventerreinen op Schouwen-Duiveland.
  • Ten aanzien van detailhandel is ter plaatse van het bedrijventerrein 'De Lelie' productie gerelateerde detailhandel mogelijk.
  • Op het bedrijventerrein 'De Lelie' en ter plaatse van solitaire bedrijven in het plangebied is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 2' of een categorie hoger internetafhaalpunten met uitsluitend een afhaalfunctie mogelijk.
  • Ter plaatse van kampeerterreinen onder voorwaarden uitbreidingsmogelijkheden tot te staan.
  • Op de verbeelding ter plaatse van de waardevolle/monumentale bomen genoemd in tabel 2.1 een aanduiding 'monumentale boom' op te nemen en in de regels met deze aanduiding het belang van deze bomen te beschermen.

2.7 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het onderhavig plan aansluit bij het beleid zoals hierboven beschreven.

3 Planologisch Kader

3.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om de uitgangssituatie goed in beeld te brengen. Daarbij is aandacht nodig voor de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke opbouw en de functionele opbouw van het plangebied en zijn omgeving. In dit hoofdstuk wordt dit in beeld gebracht door een historische analyse, een ruimtelijke analyse en een functionele analyse. We maken hierna voor ieder dorp een eigen analyse.

3.2 Historische Analyse

3.2.1 Ontstaansgeschiedenis

De kernen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke zijn centraal gelegen op het eiland. Het eiland Schouwen-Duiveland bestond tot aan circa 1100 na christus uit vier eilanden: Schouwen, Duiveland, Dreischor en Bommenede. In de loop der eeuwen zijn deze door natuur en mens aan elkaar gegroeid en is het eiland Schouwen-Duiveland ontstaan. De vier kernen zijn allen gelegen op het voormalige eiland Schouwen, specfieker gezegd in de "Polder Schouwen".

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0005.jpg"

Afbeelding ontwikkeling eiland in het laatste millennium

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0006.jpg"

Ligging kernen op Schouwen-Duiveland

Kerkwerve

Kerwerve ligt midden in het agrarische polderlandschap Schouwen ten noorden van Zierikzee en is vermoedelijk ontstaan omstreeks 1200 bij de bedijking van Schouwen. In 1298 wordt het dorp voor het eerst in schriftelijke bronnen vermeld. Kerwerve is een (kerk)ringdorp. De basis voor dit ringdorp is een natuurlijke hoogte of werf, ook wel werve genoemd, waarop de kerk is gebouwd. Op deze wijze ontstond ook de de naam.

Het historische deel van het ringdorp bestaat uit de bebouwing aan de kerkring en het bebouwingslint aan de doorgaande route, gevormd door de Kerkweg, Weelweg en de Oude weg. Dit is tevens de oude bebouwing die de watersnoodramp heeft overleefd. De doorgaande weg verbond de kern met andere dorpen. De Oudeweg naar Zierikzee, De Weelweg in noordelijke richting en de Kerkweg in westelijke en zuidelijke richting. De lintbebouwing begon vanaf de kerkring langs de Kerkweg en de Weelweg. Later breide deze uit langs de Oudeweg, de Verseputseweg en de Zandweg. De modernere uitbreiding heeft onder andere plaatsgevonden middels een tweede ring rond de kerkring en woningbouw in zuidelijke richting naast de Kerkweg met een uitleg westelijk ervan in de polder. De tweede ring is met dwarsstraten verbonden met de eerste ring.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0007.jpg"

Historische kaart Kerkwerve (Hattinga 1750)

Noordwelle

Noordwelle is een klein ringdorp en ligt in het buitengebied tussen de kernen Renesse en Serooskerke. Het is vermoedelijk ontstaan in de 12e of 13e eeuw aan de oude doorgaande route gevormd door de Zuidwelleweg en de Oude Stoofweg. In de middeleeuwen werd een oever of kade een welle genoemd. Het werd ten noorden van een kreek met zo'n kade gesticht, vandaar de naam Noordwelle. Het maakte samen met het ten zuiden van de kreek gelegen (verdwenen) Zuidwelle deel uit van de 'Heerlijkheid Welland'. Het dorp is daarna sporadisch aan de noordelijke en zuidoostelijke zijde aangegroeid. Het dorp is in omvang altijd zeer bescheiden gebleven. De historische stedenbouwkundige en architectonische karakteristieken zijn in combinatie met de relatie met het open polderlandschap van bijzondere waarde.

De belangrijkste openbare ruimte wordt gevormd door de bebouwing aan de Dorpsring die op een lichte verhoging is gelegen. Midden in de ring staat de relatief lange Corneliuskerk. Dit kerkgebouw is het grootste gebouw van het dorp en domineert dan ook dorp en omgeving. Het historische deel van Noordwelle wordt gevormd door de bebouwing aan de Dorpsring en deels langs de Oude Stoofweg en Zuidwelleweg; in deze bebouwing is het historische karakter nog goed behouden gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0008.jpg"

Historische kaart Noordwelle (1750)

Ellemeet

Ellemeet is een klein niet-monumentaal dorp en is vermoedelijk ontstaan in de 12e eeuw. In 1236 komt het dorp voor onder de naam Ellimed. Ene Ella of Eli had hier een mede, een weiland. Toen het oorspronkelijke dorp, zuidelijk van de huidige locatie verdween, door verwoestingen in de Spaanse oorlog, is aan de Kuijerdam een nieuwe nederzetting gesticht, bij een plaatsje dat eerst nog Oudendijke heette. Tot de jaren zestig bleef de naam Oudendijke gehandhaafd maar na de gemeentelijke herindeling van 1961 werd de naam officieel gewijzigd in Ellemeet. Een kerk is op de nieuwe locatie van het dorp nooit meer gebouwd, dat was mede het gevolg van het feit dat het aantal inwoners steeds bescheiden is gebleven.

Ellemeet is een dijkdorp en ligt in de oksel van een kruising van wegen. De oude kern werd door de Kuijerdamseweg in oostelijke richting verbonden met Scharendijke en in westelijke richting met Noordwelle of Renesse. De Moolweg en de Schelpweg voerden naar Zierikzee. Langs deze doorgaande wegen ontstond vanuit de kern lintbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0009.jpg"

Historische kaart (Hattinga 1750) Ellemeet wordt hier nog Ouwendijk genoemd

Serooskerke

Serooskerke heeft de vorm van een ringdorp en kent vier straten die zich vanaf het kerkplein uitstrekken. Waarschijnlijk is Serooskerke in de 13e eeuw ontstaan. Het werd toen voor het eerst genoemd als Sheralardskindskerke, dat is de kerk gesticht door de kinderen van ene heer Alard. In de 15e eeuw is dit uiteindelijk Serooskerke geworden. Het historische deel van de dorpskern bestaat uit de bebouwing aan de kerkring (Dorpsplein) en enkele panden aan de ontsluitingswegen van de ring. Ook in Serooskerke heeft de bebouwing rondom de kerk haar historische karakter redelijk goed behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0010.jpg"

Historische kaart Serooskerke (Hattinga 1750)

Scharendijke

Scharendijke is een jong dorp. Het is waarschijnlijk in de 15de eeuw ontstaan. De naam komt van schaardijk, een dijk die vlak naast een vloedschaar of diepe vloedgeul is aangelegd. Aanvankelijk was het weinig anders dan een gehucht waar landarbeiders en dijkwerkers woonden. Scharendijke ging pas in de twintigste eeuw groeien toen hier rond 1900 de landbouwhaven Kloosternol werd aangelegd. De grootste groei kwam na de watersnoodramp van 1953.

Naast de reguliere en planmatige dorpsuitbreiding in zuidelijke en westelijke richting, ontwikkelde het dorp zich als een belangrijk recreatiegebied en watersportknooppunt. De haven Kloosternol werd ontwikkeld als jachthaven en het gebied tussen deze haven en het dorp werd ingevuld met bungalowparken. Ook ten westen van de Elkerzeeseweg ontstonden verblijfsrecreatieve complexen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0011.jpg"

Historische kaart Scharendijke (Hattinga 1750)

Het bedrijventerrein 'De Lelie' is in de tweede helft van de jaren negentig tot ontwikkeling gekomen. De pimaire functie van het, toen nog, te ontwikkelen terrein was het huisvesten van hinderlijke, relatief kleine bedrijven uit de kern. Daarnaast zou op dit terrein nieuwe plaatselijk gebonden bedrijven gevestigd worden. Het bedrijventerrein zou tevens een opvangfunctie hebben voor het parkeren van vrachtwagens, om zodoende parkeren in de kern tegen te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0012.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0013.jpg"

Historische Luchtfoto van 'De Lelie' 1970 (zonder bebouwing) en 'De Lelie'in 2003

3.2.2 Historische geografie

Elk van de voormalige eilanden:( Schouwen, Duiveland, Dreischor en Bommenede) was opgebouwd uit een stelsel van kreekruggen en poelgronden. In ontstaanswijze en daarbij behorende geomorfologische en bodemkundige eigenschappen, bestaan grote verschillen tussen de oude eilanden (het kernland) en de jonge zeekleipolders (de op- en aanwaspolders) die vanaf de dertiende eeuw zijn gewonnen. De oude eilanden worden gekenmerkt door poelgronden met veen in de ondergrond en kreekruggen. De jonge polders bestaan geheel uit op- of aangeslibde zand- en kleiplaten of stroomgeulen waarbij er geen verschil was tussen kreekruggen en poelgronden. Deze polders kennen niet het kronkelige, fijnmazige bodempatroon.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0014.jpg"

Kreekgronden (De Dorschkamp, 1979)

Door de watersnoodramp en de ruilverkaveling is het oppervlak sterk geëgaliseerd en de oorspronkelijke geomorfologie verdwenen. De polders hebben een klei op veen bodem. Het grootste deel van het veen is, vooral van de 12e tot de 16e eeuw, uit de ondergrond gehaald en verbrand (moerneren). Uit de as werd zout gewonnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0015.jpg"

Bodemopbouw Schouwen-Duiveland (Bodemkwaliteitskaart Schouwen-Duiveland, 2011)

3.2.3 Historische ecologie

De vijf kernen zijn gelegen in het polderlandschap van Schouwen. In 1953 heeft de polder Schouwen een grootschalige blokverkaveling gekregen. Het landschap is open en vlak. Je kunt ver weg kijken, hoewel de horizon wordt bepaald door de dijken. In de polder Schouwen is een nieuwe dijk aangelegd, de Delingsdijk. Deze dijk deelt de polder van Schouwen in tweeën. Boerderijen en dorpen liggen als eilandjes in het akkerland. Ten zuiden van de Delingsdijk vormt de laanbeplanting lijnen in het landschap. Je kunt van noord naar zuid kijken en het zicht op de duinen is aanwezig. De noordzijde wordt bepaald door verblijfsrecreatie (nabij Scharendijke). Ten zuiden van de polder, bij de Schelphoek en rond Serooskerke is natuur ontwikkeld (de Prunjepolder). Het gebied is een kleimoeras waar de grote variatie in het zoutehalte en de vochtigheid zorgen voor een enorme verscheidenheid aan planten en bloemen. Dit heeft gezorgd voor een grote populatie aan waterwild en weidevogels. Serooskerke is omgeven door deze natuur

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0016.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0017.jpg"

prunjegebied wijdse polder

3.2.4 Archeologie

De archeologische rijkdom van een gebied is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van het landschap. Het aantreffen van archeologische resten is immers sterk afhankelijk van de mogelijkheden tot bewoning en gebruik van het landschap in het verleden. Op Schouwen-Duiveland is de invloed van de zee een zeer belangrijke factor. Het landschap heeft door de eeuwen heen een sterk dynamisch karakter gehad. Deze ontwikkelingsdynamiek heeft de mogelijkheden van gebruik sterk beïnvloed. Verder kunnen door het dynamische landschap tevens eventuele archeologische resten aan het oog zijn onttrokken door erosie of juist bedekking met sedimenten. Voorbeelden hiervan zijn weggespoelde nederzettingen die in de geul van de Oosterschelde zijn verdwenen of nederzettingen die overstoven zijn met duinzand.

Het is dan ook niet vreemd dat de hoogste archeologische waarden te vinden zijn op de plekken die als eerste bewoond werden. Een groot archeologisch monument ligt dan ook in het duingebied bij Haamstede, waar al vanaf het Neolithicum (4000 - 3100 v.C.) bewoning heeft plaatsgevonden. Ook op de voormalige eilanden Duiveland en Dreischor liggen diverse terreinen met hoge archeologische waarde.

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

In het plangebied komen de volgende gebiedstypen voor:

  • Archeologisch waardevol gebied C
  • Archeologisch waardevol gebied D
  • Archeologisch onderzoeksgebied A
  • Archeologisch onderzoeksgebied B

Overeenkomstig het gemeentelijke beleid, dat is samengevat in de volgende figuur, zijn in het bestemmingsplan de dubbelbestemmingen: 'Waarde - Archeologie - 4', 'Waarde - Archeologie - 5', 'Waarde - Archeologie - 6' en 'Waarde - Archeologie - 7' opgenomen. Hiermee is het belang van de aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied beschermd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0018.png"

3.2.5 Historische bouwkunde

De provincie Zeeland beschikt over een kaart (CHS-kaart) met daarop de cultuurhistorische waardevolle objecten. Hierna gaan we nader op de bouwkundige objecten in en wordt aangegeven hoe deze cultuurhistorische waarden in het plangebied geborgd zijn.

Rijksmonumenten

In de kernen komen verschillende rijksmonumenten voor. De meeste liggen in Noordwelle, met name aan de historische dorpsring. Deze monumenten betreffen nagenoeg allemaal woonhuizen met cultuurhistorische en architectonische waarde. In Kerkwerve, Noordwelle en Serooskerke zijn ook de historische Nederlands Hervormde Kerken als monument aangewezen, inclusief de kerktorens. Deze kerken zijn een belangrijk beeldbepalend element in het omringende polderlandschap. In Ellemeet en Scharendijke zijn geen rijksmonumenten binnen het plangebied aanwezig. Onderstaand geeft een opsomming, beschrijving en beeld van de huidige rijksmonumenten per kern.

  • Kerk en preekstoel, Weelweg 1 te Kerkwerve, monumentennummer: 29913
  • Woonhuis, Dorpsring 4 te Noordwelle, monumentennummer: 38808
  • Woonhuis, Dorpsring 9 te Noordwelle, monumentennummer: 38809
  • Woonhuis, Dorpsring 10 te Noordwelle, monumentennummer: 38810
  • Woonhuis, Dorpsring 13 te Noordwelle, monumentennummer: 38813
  • Woonhuis, Dorpsring 17 te Noordwelle, monumentennummer: 38814
  • Woonhuis, Dorpsring 27 te Noordwelle, monumentennummer: 38815
  • Woonhuis, Dorpsring 28 te Noordwelle, monumentennummer: 38816
  • Woonhuis, Dorpsring 29 te Noordwelle, monumentennummer: 38817
  • Kerk en kerktoren, Dorpsring 32 te Noordwelle, monumentennummer: 38818, 38819
  • Boerderij 'Hoeve Landzicht', Stoofweg 42 te Noordwelle, monumentennummer: 38820
  • Kerk en kerktoren, Dorpsplein 22, 23 en 24 te Serooskerke, monumentennummer: 38841, 38842

Kerkwerve

In Kerkwerve is de Nederlands Hervormde kerk aangewezen als rijksmonument. De kerk is gebouwd in 1900 als vervanging van de in 1899 gesloopte kerk, gewijd aan Pancratius. Deze kerk is een afwijkend bouwwerk op Schouwen-Duiveland. Het gebouw heeft eenzijdig een door de achtergevel afgesneden schilddak en aan de voorkant een relatief klein opgebouwde klokkentoren met torenspits. Ook de preekstoel in deze kerk is aangewezen als rijksmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0019.jpg"

Kerk, Weelweg 1 te Kerkwerve

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0020.jpg"

Preekstoel, weelweg 1 te Kerkwerve

Noordwelle

In Noordwelle is de kerktoren en de Nederlands Hervormde kerk aangewezen als rijksmonument. Daarnaast zijn er nog acht woonhuizen en een boerderij als rijksmonument ingeschreven. De lange Corneliuskerk kerk staat midden in de ring en stamt uit de 14e eeuw. De kerk is oost-westelijk georiënteerd. Het volume van de laat-gotische kerk is geleed in twee delen, het schip en het koor, het koor is in 1625 herbouwd. De kerktoren uit 1450 is aan de kerk vast gebouwd en heeft twee opvallende steunberen. Het kerkgebouw is het grootste bouwwerk van het dorp en domineert dan ook het dorp en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0021.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0022.jpg"

Dorpsring 32 te Noordwelle Stoofweg 42 te Noordwelle "Hoeve landzicht"

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0024.jpg"

Dorpsring 4, 9 en 10 te Noordwelle

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0025.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0026.jpg"

Dorpsring 13 en 17 te Noordwelle

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0027.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0028.jpg"

Dorpsring 27 en 28 te Noordwelle

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0029.jpg"

Dorpsring 29 te Noordwelle

Serooskerke

De Nederlandse Hervormde kerk in de kerkring stamt oorspronkelijk uit circa 1425. In 1575 is de kerk grotendeels door brand verwoest, waarna het schip van de kerk in oude steen is herbouwd op de ruïne van het koor na. Op die plek is veel later een extra deel aangebouwd. De kerktoren is een slanke bakstenen westtoren van twee geledingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0030.jpg"

Dorpsplein 22/23 te Serooskerke

Overige bebouwing

Naast de rijksmonumenten hebben de kernen nog bouwwerken die niet zijn aangewezen als rijksmonument maar wel opmerkelijk zijn in de kern. In de kernen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke staan de zogenaamde travaljes maar ook de geschenkwoningen mogen opmerkelijk worden genoemd. De geschenkwoningen komen in alle vijf de kernen voor. Tenslotte zijn, welliswaar buiten het voorliggend plangebied gelegen, het koepeltje en molen 'De Lelie' nabij Scharendijke noemenswaardig.

Een travalje was een hoefstal voor een smederij, waarin een hoefsmid een paard vastmaakte om deze van nieuwe hoefijzers te voorzien. Er waren ook travaljes die in de smederij zelf stonden. Dit is verleden tijd. Voor de tweede wereldoorlog maakten travaljes deel uit van het straatbeeld van de Zeeuwse dorpen en steden. Door de komst van tractoren werden de trekpaarden van de boeren overbodig en de travaljes werden niet meer gebruikt.

Tijdens iedere open monumentendag zorgt de stichting monumenten ervoor dat er paarden worden beslagen in de travaljes die de stichting beheert.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0031.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0032.jpg"

Travaljes Kerkwerve en Noordwelle

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0033.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0034.jpg"

Travaljes Ellemeet en Serooskerke

Geschenkwoningen: Door de watersnoodramp in 1953 zijn veel woningen verloren gegaan. In de jaren na de ramp zijn veel zogenaamde geschenkwoningen komend uit Scandinavië gebouwd. De houten geschenkwoningen zijn een stille herinnering aan het leed dat aan deze geschenken vooraf ging. De meeste woningen werden geleverd door de Rode Kruisorganisaties uit deze landen. Deze woningen waren oorspronkelijk bedoeld om de geëvacueerde bevolking van noord-Scandinavië na de Tweede Wereldoorlog te kunnen huisvesten. Een aantal van deze prefab-woningen was daar niet gebruikt, omdat ze onvoldoende geïsoleerd waren voor het hoge noorden. Voor de Nederlandse omstandigheden voldeden ze wel en zodoende kregen de woningen in 1953/1954 alsnog een bestemming.

De prefab-huizen waren samengesteld uit losse onderdelen, die ter plaatse in elkaar konden worden gezet. Op veel geschenkwoningen prijkt een naambordje van hetzelfde hout als de woningen zijn. Die naambordjes werden meegeleverd. Huizen met een even huisnummer hebben een mannennaam, huizen met oneven nummers een vrouwennaam. Nadat de huizen uiteindelijk opgebouwd waren en bewoond, vond het Nederlandse Rode Kruis het een sympathieke gedachte om de straten en de pleinen waaraan de woningen in groepjes waren geplaatst een naam te geven.

Houtbouw was destijds nog een relatief onbekende bouwwijze. Doordat het prefab-bouwdelen waren, konden ze veel sneller gebouwd worden dan de traditionele stenen huizen. Nog steeds kunnen we sommige noodwoningen herkennen aan hun kenmerkende houten gevels, die verder weinig voorkomen in de omgeving. Volledig authentieke woningen komen echter niet meer voor. In de kernen Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke zijn met name de straatnamen (Vloedstraat, Ingridstraat, Deensestraat, Frederikstraat en de Carlstraat) nog een herinnering, de woningen zijn nagenoeg verbouwd of herbouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0035.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0036.jpg"

Ingridstraat Noordwelle Vloedstraat Kerkwerve

Bij Scharendijke, welliswaar buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, staat het 'koepeltje'. Dit is aangewezen als monument. Het koepeltje is van oorsprong een beschutte uitkijkpost. In oorlogsjaren werd een ‘landwacht’ ingesteld om naderende vijandelijke schepen tijdig op te merken, zodat een eventuele landing voorkomen kon worden. Zo’n uitkijkpost werd ook wel een wachthuis of een sentinel genoemd. Reeds in 1598 werd door de gecommitteerde raden van Zeeland een ‘landwacht’ ingesteld. Ook in de eerste wereldoorlog heeft het koepeltje nog dienst gedaan als uitkijkpost. Het koepeltje is diverse keren door een brand verwoest maar staat er weer sinds 1 november 2011 ditmaal met zinken dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0037.jpg"

koepeltje

Net buiten het plangebied van de kom Scharendijke, aan de Elkerzeeseweg staat molen 'De Lelie'. De molen is een rijksmonument van het type stenen grondzeiler. Deze molen is gelegen buiten het plangebied maar ontwikkelingen aan de zuidkant kunnen gevolgen hebben voor de windvang van de molen.

Het is een korenmolen van het bouwjaar 1868. Het is een kleine, ronde stenen bovenkruier zonder stelling die licht getailleerd is. De molen is van gele baksteen die geheel gewit zijn. De kap is gedekt met dakleer. Het wiekenkruis heeft een vlucht van 18,50 meter. Deze was origineel 18 meter maar roeden zijn later iets verlengd tot de huidige afmeting. De wiekvorm is origineel en het hekwerk van de wieken is ongeveer 20 centimeter met hout verlengd. De kuip onder de kap is diagonaal rood-wit-blauw geschilderd. De houten baard is zeer eenvoudig en groen geschilderd. De gegolfde onderrand is wit afgebiesd en in witte letters beschilderd met de naam De Lelie. Opvallend aan deze molen zijn de kleuren rood-wit-blauw die overal terugkomen. In de molen zelf is verder ook regelmatig oranje verf gebruikt en de koppen van de kammen van het bovenwiel waren wit geschilderd. Bij de laatste schilderbeurt zijn ook de rode randen rond de raampjes weer aangebracht. Na vele eigenaren werd de gemeente begin jaren '90 de eigenaar.

Het naburige pakhuis werd verhoogd en tot horecagelegenheid verbouwd. Door de verhoging kon de molen niet meer uit iedere windrichting draaien.

Sinds 2009 gaat het een stuk beter: de molen is zeer regelmatig draaiend te zien, waarbij ook gemalen wordt voor het naastgelegen restaurant en de molenwinkel. Sinds 2014 is de bewegingsbelemmering voor de molen grotendeels verdwenen omdat de bovenbouw van het restaurant is gesloopt. Hierdoor komt de molen beter tot zijn recht.

Voor behoud van de molen is het van belang dat de molen kan blijven functioneren. Een zoveel mogelijk onbelemmerde wind toetreding is daarvoor noodzakelijk. Bebouwing en begroeiing in de nabijheid van een molen veroorzaken windbelemmeringen, waardoor rendementsverlies ontstaat. Slechts een geringe windsnelheidsreductie heeft al een grote vermindering van het vermogen van de molen tot gevolg. Daarnaast kunnen bebouwing en begroeiing leiden tot windturbulenties en tot sterk wisselende windkrachten op het wiekenkruis en de askop, waardoor schade kan ontstaan aan het mechaniek van de molen (wanneer deze in bedrijf is). Ook is de molen een sterk beeldbepalend element in de omgeving; dit element verdient een goede zichtbaarheid. Om de hiervoor genoemde redenen worden in de omgeving van de molen beperkingen gesteld aan de hoogte van obstakels.

Het gebied waarbinnen deze hoogtebeperkingen gelden, wordt de molenbeschermingszone genoemd. In de regels van het bestemmingsplan de 'vrijwaringszone-molenbiotoop'. Rondom een molen dient idealiter een vrije ruimte aanwezig te zijn van 100 tot 400 meter. Dit geldt zowel voor bebouwing als beplanting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0038.jpg"

Bebouwing binnen de 100 meter zone van de molenbiotoop

Het is wenselijk om vanaf de Recreatieverdeelweg 3e fase een zichtlijn op molen De Lelie te behouden, Rondom De Lelie ligt een molenbiotoop van 400 meter gemeten vanuit het hart van de molen, waarbinnen beperkingen gelden voor de maximale bouwhoogte.

Om de maximale toelaatbare obstakelhoogte te berekenen is de volgende formule toegepast (uit: Handleiding Molenbiotoop; vereniging De Hollandsche Molen)

Formule: H= X/n + c x z

De formulegegevens:

H = hoogte van het obstakel, ten opzichte van de maaiveldhoogte van de molen

X = afstand obstakel tot molen

n = 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor ingesloten gebied: in dit geval is er deels bebouwing en is er voor ruw gebied gekozen. (n=75)

c = 0,2 (constante)

z = askophoogte: 9.25 meter.

H= 100/75 + 0,2 x 9.25 = 1,3 + 1,85 = 3,15

Voor molen 'De Lelie' betekent dit dat er de volgende maximale bouwhoogtes gelden.

Afstand tot de molen (m) Maximale bouwhoogte (m)
0 - 100 0
100 - 161 3
161 - 236 4
236 - 311 5
311 - 386 6
386 - 400 7

In de praktijk is het wel mogelijk om de maximale bouwhoogte van 0 meter in de zone 0-100 meter ten opzichte van de molen te overschrijden, omdat binnen de 100 meter al hoge bebouwing in de vorm van een woning staat. Alle aanvragen omgevingsvergunning binnen 100 meter afstand van de molen die qua hoogte onder de hoogte van de naastgelegen woning blijven, kunnen gemotiveerd van deze hoogtebepaling afwijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0039.png"

Molen de Lelie

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0040.jpg"

De kop met detaillering

Conclusie

De bescherming van de hiervoor beschreven rijksmonumenten wordt geborgd in het kader van de 'monumentenwet 1988'. In dit bestemmingsplan is dan ook geen beschermingsregime opgenomen. De windvang van de molen wordt beschermd met een doorvertaling van de regels uit de Verordening Ruimte Provincie Zeeland in de regels van voorliggend bestemmingsplan. De overige genoemde bebouwing kan niet worden geborgd in het bestemmingsplan. Het behoud is afhankelijk van de eigenaar en/of stichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0041.jpg"

overzichtskaart historische bebouwing Kerkwerve

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0042.jpg"

overzichtskaart historische bebouwing Noordwelle

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0043.jpg"

overzichtskaart historische bebouwing Ellemeet

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0044.jpg"

overzichtskaart historische bebouwing Serooskerke

3.2.6 Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden vertellen vaak iets over het verleden van een gebied. Het is een samenspel van historsche landschappen, historisch geografische elementen, monumentale gebouwen en archeologische vindplaatsen. De cultuurhistorische betekenis is hét aangrijpingspunt om invulling te geven aan een betekenisvolle ruimtelijke inrichting: de gebiedsidentiteit krijgt 'handen en voeten'. Door de historie van een gebied zichtbaar te vertalen naar het ruimtelijke ontwerp en door accentuering van karakteristieke ontginnings- en bebouwingsstructuren is de geschiedenis van de ruimte te vertellen.

  • Straôrieën
  • De tramlijn

Straô of straôrieën is een jaarlijks terugkerende boerenfeestdag op Schouwen-Duiveland. Straôrieën wordt alleen in Noordwelle, Ellemeet, Scharendijke en Serooskerke gehouden en buiten dit plangebied in Burgh-Haamstede en Renesse. Tijdens het evenement rijden rijkelijk versierde Zeeuwse paarden voor de eerste maal in het jaar het strand op en de zee in.

Het straôrieën werd vroeger gedaan als de paarden na een lange winter op stal weer aan het werk gingen. De werkpaarden, vooral die met veel haar aan hun benen, kregen last van hun benen en hoeven. Om de benen te verfrissen, stramheid en mok tegen te gaan en om kleine ontstekingen van de huid aan de benen te ontsmetten, werden de paardenvoeten in de zee gespoeld. Volgens volksgeloof was het ook goed tegen nachtmerries.

Degenen die voor het eerst meedoen met straô moeten achteraan de stoet rijden. Degene die het vaakst heeft meegedaan rijdt voorop en blaast een koperen hoorn.

De eerste vermelding van het straôrieën dateert uit 1643. Van oorsprong werd dit feest gehouden op de eerste maandag voor de vastentijd. Na 1955 is dit verzet naar de zaterdag en wordt het in ieder dorp op een andere dag gevierd. Vanaf half februari tot eind maart wordt dit feest elke zaterdag in een andere plaats op Schouwen-Duiveland gevierd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0045.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0046.jpg"

Het straôrieën

Tramlijn: Rond 1900 is de tramlijn Brouwershaven-Steenbergen aangelegd. Deze liep op het eiland van Brouwershaven naar de Veerhaven in Zijpe. In 1915 werd de trambaan vanuit Brouwershaven doorgetrokken tot Burgh. De tram verzorgde naast personenvervoer ook het transport van goederen zoals landbouwproducten, fruit, vee en dergelijke. Na de Watersnoodramp, waaronder de tramlijn zwaar had te lijden, werd het vervoer per tram stopgezet en overgenomen door busdiensten. Het tracé van de tramlijn is op diverse plekken op het eiland nog terug te vinden. Het tracé liep zo ook door Noordwelle en Scharendijke (Elkerzee).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0047.jpg"

Tracé tramlijn Zijpe-Burgh (bron: Tastbare herinneringen aan de verdwenen tramlijnen van de Rotterdamsche Tramweg Maatschappij, C. Boelhouwers e.a., 2011)

In Noordwelle is er niet veel meer dat ons herinnert aan de tramlijn. Het voormalige 'tramkotje' is inmiddels afgebroken. Dit diende als wachtruimte en voor opslag van aankomst- en vertrekgoederen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0048.jpg"

Het voormalige tramkotje in Noordwelle

3.3 Ruimtelijke Analyse

3.3.1 Stedenbouwkundige analyse

Kerkwerve

Kerkwerve heeft een zeer duidelijke, markante historische opbouw. De kern is een typisch voorbeeld van een Zeeuws ringdorp gelegen in het polderlandschap ten noorden van Zierikzee. Het dorp is ontstaan op de samenkomst van enkele op een zandrug gelegen wegen. Bij de splitsing werd de kerk gebouwd, en door de aanleg van een weggetje achterom ontstond het ringdorp. Rondom de kerk werden de arbeiderswoningen, winkels, ambachtsbedrijven en (later) het gemeentehuis gebouwd, terwijl de boerderijen in een lintvormige bebouwing langs de wegen stonden. De kerkring is vervolmaakt tot een zuivere cirkel. De kerk ligt centraal in deze ring en wordt omringd door groen. Kenmerkend staan de huizen rond de ring tegen de openbare weg, zodat er weinig ruimte is voor groen (noch openbaar, noch privé). Ten oosten van de ring liggen nog een aantal kleinere straten, die een smal profiel hebben. De bebouwing aan de ring en aan de achterstraten (Kerkweg, Weeldeweg) is kleinschalig. De kerkring is een sterk beeldbepalend element in Kerkwerve. Achter de kerkring is het dorp uitgebreid met nieuwere bebouwing. In eerste instantie heeft verdichting plaatsgevonden langs de bestaande toegangslinten, met name langs de Kerkweg. In een ring die als het ware om de kerkring heen ligt, staan momenteel lage bungalows, die daar na de watersnoodramp van 1953 als noodwoningen zijn geplaatst. De grootste uitbreidingen zijn van latere datum, de meeste woningen komen uit de jaren ’70 en ’80. In dit deel van Kerkwerve, het zuidwesten, staan veel twee-ondereen-kap woningen en ook enkele rijtjeswoningen. Langs de randen van het dorp staan de meeste vrijstaande woningen. Aan de kern is één uitbreidingslocatie toegekend, namelijk de bouw van 5 woningen aan de “Vuuf Gemeten”. Aan de zuidwestzijde is de bebouwde kom van Kerkwerve afgerond met het sportterrein.

De bebouwing in Kerkwerve is grotendeels vrijstaand, maar vaak wel dicht naast elkaar gepositioneerd. De panden staan zowel met de kopgevels als langsgevel aan de straatzijde. De meeste bebouwing bestaat uit één bouwlaag met verdieping onder een eenvoudige kap die tevens de hoofdrichting van het bouwwerk volgt. Er is hoofdzakelijk sprake van zadeldaken met een enkele mansardekap of schilddak.

Het materiaalgebruik is traditioneel van karakter met veel toepassing van baksteen, natuursteen en gesmoorde pannen. De gebruikte kleuren voor de gevels zijn voornamelijk de rode en bruine aardetinten. De verschillende daken zijn overwegend met oranjerode en donkere blauwgrijze pannen gedekt.

De bebouwing heeft haar historische karakter redelijk behouden. De detaillering van de gevels is sober en doorgaans beperkt tot het nodige. Dit betekent dat sporadisch venster- en rolbogen en kopgevels het gevelbeeld bepalen. Bij de vensterpartijen is getracht de traditionele stijl te behouden door ze uit te voeren met een vier-, zes-, negen- of twaalf-ruits indeling. Een enkel pand valt op door een rijkere geveldetaillering met bijvoorbeeld bakstenen speklagen en versierde daklijsten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0049.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0050.jpg"

Ruimtelijke opbouw Kerkwerve

Noordwelle

Ook Noordwelle heeft de opzet van een ringdorp. De kerk is het middelpunt van een zuivere cirkel in het centrum van het dorp. De bebouwing aan de dorpsring is in Noordwelle goed behouden gebleven, vele panden zijn aangewezen als rijksmonument. Opvallend is dat aan de dorpsring nog een boerderij ligt (eveneens een rijksmonument), die nog in agrarisch gebruik is. De Oude Stoofweg, Smidsweg en Zuidwelleweg zijn oude linten, met voornamelijk agrarische bebouwing. De voormalige basisschool en het dorpshuis zijn langs de Smidsweg gerealiseerd. Noordelijk van de kern ligt een begraafplaats en ten zuidwesten ligt een boomgaard die het zicht op het dorp enigszins ontneemt.

Evenals in Kerkwerve is in Noordwelle ook een aantal (door Denemarken aangeboden) noodwoningen uit 1953 aanwezig. Deze vrijstaande woningen liggen in de straat achter de dorpsring, de Ingridstraat. Deze straat tussen de Smidsweg en de Oude Stoofweg was de eerste dorpsuitbreiding van Noordwelle sinds haar ontstaan. Later is het dorp op nog twee locaties uitgebreid, de Hoefijzer in het zuidoosten en de J.Delstlaan in het noorden. Deze uitbreidingen omvatten, in tegenstelling tot in Kerkwerve, slechts een klein aantal woningen.

Opvallend aan de opbouw van Noordwelle is de concentratie van landhuiswoningen aan de noordzijde van het dorp. Ten noorden van de begraafplaats, aan de overzijde van de Wellandweg, liggen enkele grote woningen met een landelijke uitstraling. Deze woningen liggen in een groene setting, in de directe nabijheid van het landelijk gebied. Enkele van deze woningen zijn voormalige boerderijen, één van deze panden is bovendien aangewezen als rijksmonument. Gezien het groene en ruim opgezette karakter van deze woningen, is voor dit bebouwingscluster de aparte enkelbestemming 'Wonen - Landhuis' toegepast.

Het historische deel van Noordwelle wordt, zoals eerder beschreven, gevormd door de bebouwing aan de kerkring en deels langs de Oude Stoofweg en Zuidwelleweg. De panden bestaan uit één laag met verdieping onder voornamelijk zadeldaken. De bebouwing aan de ring staat veelal aaneengeschakeld met de gevel direct aan de openbare weg. De kaprichting is daarbij wisselend.

Het kleur- en materiaalgebruik is zeer traditioneel van karakter met voornamelijk toepassing van baksteen en incidenteel witgeverfd of voorzien van (blok)pleisterwerk. De dakvlakken zijn gedekt met gesmoorde pannen in een oranjerode of donkere blauwgrijze kleur. De gebruikte kleuren voor de gevels zijn voornamelijk de roodbruine aardetinten.

De bebouwing heeft haar historische karakter goed kunnen behouden. De detaillering van de gevels is sober en doorgaans beperkt tot het nodige. Dit betekent dat sporadisch muurankers, venster- en rolbogen en kopgevels het gevelbeeld bepalen. Bij de vensterpartijen is getracht de traditionele stijl te behouden door ze uit te voeren met een vier-, zes-, negen- of twaalf-ruits indeling. Enkele panden vallen op door een iets rijkere geveldetaillering met bijvoorbeeld een trapgevel, luiken, gevelstenen en bakstenen gevelversieringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0051.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0052.png"

Ruimtelijke opbouw Noordwelle

Ellemeet

In tegenstelling tot de twee hierboven beschreven kernen is Ellemeet geen ringdorp. Het is wel ontstaan op een kruising van wegen, maar een dorpsring is hier nooit ontstaan. Het dorp beschikte vroeger wel over een centrale kerk, maar deze is in de loop der tijd verdwenen. Wel is een duidelijke historische kern te onderscheiden, ter hoogte van de Dorpsstraat. Kenmerkend voor Ellemeet is de langwerpige oriëntatie langs de Burg. de Bruijnstraat, de Schelpweg en de Kuijerdamseweg aan de buitenzijde van het dorp. Met name aan weerszijden van de Schelpweg is karakteristieke lintbebouwing aanwezig, gekenmerkt door een sterk verspringende voorgevellijn. In de directe omgeving van Ellemeet zijn vele campings gelegen. Aan de noord- en noordoostzijde wordt het dorp hier zelfs helemaal door omringd.

De bebouwing in Ellemeet bestaat voornamelijk uit korte rijtjes aaneengeschakelde panden van één bouwlaag met verdieping onder een eenvoudig zadeldak. De panden zijn overwegend in de langsrichting georiënteerd evenals de dakrichting. De aanwezige vrijstaande bebouwing is ook vaak één bouwlaag met verdieping en een eenvoudig zadeldak met afwisselend een langs- of dwarskap

Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel van karakter met veel toepassing van baksteen, gesmoorde pannen en hout voor lijsten en kozijnen. De gebruikte kleuren voor de gevels zijn voornamelijk roodbruine aardetinten. De daken zijn overwegend gedekt met oranjerode pannen, uitzondering zijn enkele daken met donkergrijze pannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0053.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0054.png"

Ruimtelijke opbouw Ellemeet

Serooskerke

Evenals Noordwelle en Kerkwerve vindt ook Serooskerke haar oorsprong in een dorpsring, hier Dorpsplein geheten. Dit dorpsplein heeft nagenoeg de vorm van een zuivere cirkel. In het midden daarvan staat de Nederlands Hervormde kerk. Vanuit het dorpsplein lopen drie dorpslinten het landelijk gebied in, waarlangs oude lintbebouwing is gelegen. Deze gebouwen zijn tegenwoordig nagenoeg geheel in gebruik als burgerwoning. Buiten het dorpsplein heeft ook Serooskerke een aantal bescheiden uitbreidingen gekend. Aan de grens van de bebouwde kom ligt een speelterrein (noordoosten) en een begraafplaats (zuiden). Kenmerkend voor Serooskerke is de ligging in de nabijheid van een aantal verkeersaders door Schouwen-Duiveland en de omringende natuurgebieden. Aan de zuidkant van het dorp ligt de N59 (Serooskerkseweg), aan de westzijde de N651 (Stoofweg) richting Rotterdam en aan de oostzijde de N653 (Delingsdijk). Ten zuiden van Serooskerke ligt het natuurgebied 'De Schelphoek' en ten westen natuurgebied 'De Prunje'.

De bebouwing aan het Dorpsplein bestaat uit korte rijtjes aaneengeschakelde panden van één bouwlaag met verdieping onder een eenvoudig zadeldak, waarvan een enkele met een wolfseind. De panden zijn overwegend in de langsrichting georiënteerd evenals de dakrichting.

Het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel van karakter met veel toepassing van baksteen, gesmoorde pannen en hout voor lijsten en kozijnen. De gebruikte kleuren voor de gevels zijn voornamelijk roodbruine aardetinten. De daken zijn bijna allen gedekt met oranjerode pannen.

De bebouwing heeft haar historische karakter redelijk goed behouden. De detaillering van de gevels is sober en doorgaans beperkt tot het nodige. Dit betekent dat sporadisch venster- en rolbogen en een enkele kopgevel het gevelbeeld bepalen. Het noordelijke rijtje bebouwing vormt hierop een uitzondering met versieringen als bakstenen speklagen, gootklossen, luiken en dergelijke, waardoor het historische karakter sterker naar voren komt. Bij de vensterpartijen is getracht de traditionele stijl te behouden door ze uit te voeren met roedes en een vier-, zes-, negen- of twaalf-ruits indeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0055.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0056.png"

Ruimtelijke afbeelding Serooskerke

Scharendijke

De kern Scharendijke is aan te merken als een zogenaamd straatdorp. Een dergelijke kern heeft als kenmerk dat ze gegroeid is langs een weg, waardoor er een lineaire vorm is ontstaan. Hierbij is er sprake van een hoofdstraat die de basis vormt van het dorp. Meestal lopen één of meerdere straten parallel langs deze hoofdstraat danwel liggen er haaks op. Gezamenlijk dienen deze straten als basis voor de verdere ontwikkeling. De zogenaamde achterstraten behoren tot deze laatste categorie. Zij lopen parallel aan de hoofdstraat en worden gekenmerkt door een soort strokenverkaveling, waardoor één straatgevel wordt gevormd door de bebouwing aan de achterzijde van deze kavels. De basis van het dorp Scharendijke is de Dorpsstraat. Gezien de ligging dicht tegen de dijk is het dorp alleen ten zuiden van de Dorpsstraat ontwikkeld, langs de Platteweg en de Dijkstraat. Ook de route naar Elkerzee, de Elkerzeeseweg, is steeds verder verdicht met bebouwing.

Er zijn in feite vier bebouwingsstraten ontstaan. Vooral langs de Dorpsstraat en de Dijkstraat is de bebouwing dusdanig verdicht dat er sprake is van geschakelde individuele panden. De woningen staan vrijwel allemaal in de rooilijn aan de straat, zonder een voortuin, waardoor het straatbeeld hier een stenig karakter heeft. Langs de Platteweg en de Elkerzeeseweg zijn voornamelijk vrijstaande en twee-onderéén-kap woningen gebouwd, iets teruggelegen ten opzichte van de weg. De ontsluiting en oriëntatie van de panden zijn altijd op de straat gericht. Vrijwel overal betreft het kleinschalige panden met één bouwlaag van wisselende hoogtes, met een zadeldak en een enkele keer met een schilddak of mansardedak. Afwisselend zijn langsgevels en kopgevels toegepast, waardoor een gevarieerd straatbeeld ontstaat. De panden hebben vrijwel allemaal een rechthoekig grondplan, met als uitzondering enkele panden aan de Elkerzeeseweg waarbij sprake is van een verspringende voorgevel.

Het belangrijkste kenmerk van de straatdorpen is dat zij organisch gegroeid zijn langs een straat als structuurdrager. Hierdoor zijn ze van oorsprong vrij langgerekt van vorm. Door de latere dorpsuitbreidingen is deze karakteristiek van het historische deel van het dorp echter vaak aangetast. Bij Scharendijke is dit ook het geval.

De historische delen hebben aan de voorzijdes hun originele karakteristiek weten te behouden. De langgerekte stratenpatronen en het gevarieerde gevelbeeld zijn daarbij belangrijke cultuurhistorische waarden, die inzicht geven in het ontstaan van de kernen.

In het algemeen is er sprake van een eenvoudige baksteenarchitectuur met verticaal gelede gevelvensters dicht tegen het gevelvlak. De vensters zijn doorgaans uitgevoerd met twee, vier, zes of meer ruiten. Boven de entree is in bijna alle gevallen een bovenlicht aanwezig.

Het detailleringniveau verschilt van pand tot pand. Bij enkele panden blijft het beperkt tot sierankers en een bewerkte gootlijst, terwijl bij andere panden er sprake is van speklagen, rolbogen, een hardstenen plint en goot- en daklijsten. Een enkele keer is er ook sprake van een siergevel.

Het materiaal- en kleurgebruik is beperkt tot roodbruine en zandkleurige baksteen (eventueel witgepleisterd), rode of antracietkleurige dakpannen, houten kozijnen en goot- en daklijsten in wit en verschillende andere kleuren, zoals bruine aardetinten, grijs en donkergroen. Schoorstenen zijn voornamelijk op de noklijn geplaatst.

In beperkte mate is er sprake van aantasting van het originele gevelbeeld door het aanbrengen van winkelpuien, zonneschermen of luifels. Ook veranderingen aan het dakvlak zijn nog niet veel toegepast. Daar waar dergelijke aanpassingen wel zijn doorgevoerd is het oorspronkelijke beeld en de samenhang met de omliggende panden vaak ingrijpend verstoord.

Ten oosten van de kern Scharendijke is het woon- en recreatiegebied ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ gelegen. Dit terrein is midden jaren zestig ontstaan. Het terrein dat een oppervlakte heeft van ± 5,3 ha, biedt plaats aan 62 zomerhuizen en 6 eengezinswoningen. Verder is er een speelterreintje aanwezig. Het terrein is ontwikkeld als zijnde recreatieterrein met uitzondering van de Kloosternolstraat. De woningen aan deze straat zijn als permanente woningen bestemd. Het ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ is niet ontworpen zoals andere recreatieterreinen in de regel worden ontworpen. Standaard recreatieterreinen zijn geïsoleerd opgezet, hiermee wordt bedoeld dat het terrein een afgebakend geheel is ten opzichte van de omgeving. De woningen zijn vaak van de weg af en naar binnen toe georiënteerd. De woningen op het ‘Zomerhuizenterrein Scharendijke’ zijn juist naar de weg toegekeerd en het terrein heeft geen begrenzing. Er zijn geen slagbomen of plattegronden bij de ingang zoals bij een normaal recreatieterrein. De wegen zijn breed en ontsloten verbonden met de hoofdwegen van de kern Scharendijke. Het openbaar gebied is dan ook ingericht als een normaal woongebied. De bouwblokken van de woningen zijn gemiddeld genomen groot (ongeveer 100 m²). Er is geen verschil tussen de bouwblokken van de Kloosternolstraat (permanente bewoning) en de andere (recreatieve) bouwblokken van het gebied. De overgang van de kern Scharendijke naar het betreffende gebied is niet zichtbaar maar loopt zelfs natuurlijk door zodat dit gebied stedenbouwkundig bij de kern lijkt te behoren.

Door deze opzet is het terrein in de loop der jaren meer en meer geïntegreerd met de kern van Scharendijke. Het gebruik is in de loop der jaren gedeeltelijk veranderd naar permanent gebruik. Vanwege de wens vanuit het dorp en vanuit planologisch opzicht om de woningen ook voor permanent gebruik toe te staan is het sinds 2011 mogelijk de recreatieve bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Dit kan door het toepassen van een onomkeerbare wijzigingsbevoegdheid. Sindsdien is door ongeveer de helft van de woningeigenaren gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Deze woningen hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' gekregen. Voor die woningen waar de wijzigingsbevoegdheid niet doorlopen is, blijft de mogelijkheid om dat te doen in voorliggende bestemmingsplan behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0057.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0058.png"

Ruimtelijke opbouw Scharendijke

Aandachtspunten vanuit de stedenbouwkundige structuur voor de bestemmingsplanregeling zijn:

  • Alle kernen: huidige goothoogte conserverend bestemmen
  • Noordwelle: aparte enkelbestemming ter plaatse van landhuizen handhaven
  • Ellemeet: verspringende rooilijn, vaste gevellijn, weerszijden Schelpweg behouden
  • Scharendijke: wijzigingsbevoegdheid voormalig 'zomerhuizenterrein Scharendijke' behouden

3.3.2 Landschap

De landschappelijke context van het plangebied

Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke liggen allen in het landelijk gebied van Schouwen-Duiveland. Dit gebied wordt gekenmerkt door open kleipolders. Deze polders zijn primair landbouwgebieden, her en der (met name in de omgeving van Ellemeet en Scharendijke) liggen campings en bungalowparken. De polders zijn door het gebruik en de bodemgesteldheid ruim en open; er komt over het algemeen maar weinig opgaande beplanting voor. Slechts de erven zijn als groene, met opgaande beplanting omzoomde eilanden, zichtbaar.

Kerkwerve

Het sportterrein van Kerkwerve is omzoomd met een brede groenzone en ook het terrein zelf heeft een bijzonder groene uitstraling en bosrijke aankleding. Dit sportterrein vormt, samen met de aan de oostzijde van de kern gelegen begraafplaats en de uitbreidingslocatie aan Vuufgemeten een kenmerkende groene zone in en aan de rand van het dorp.

Noordwelle

Het cluster landhuizen aan de noordzijde van Noordwelle vormt in combinatie met de begraafplaats één van de belangrijkste groene zones van het dorp en omgeving. Hetzelfde geldt voor het sportveld aan de achterzijde van de Ingridstraat en de school.

Ellemeet

Noordelijk van het dorp ligt de duinenrij langs het Noordzeestrand. De duinen zijn vanuit het dorp duidelijk zichtbaar. Aan de zuid- en westkant van het dorp wordt het uitzicht bepaald door de daar gelegen wegen en het landschap. Aan de oostzijde grenst het dorp aan het talud van de N57. Het zicht naar het dorp toe heeft een groen karakter. Dit komt met name door de aangelegde groensingels van de recreatieve voorzieningen.

Serooskerke

De voornaamste groene zones van het dorp zijn ook hier eveneens de sportvelden en de begraafplaats.Het dorp Serooskerke ligt ten westen en ten zuiden aan de belangrijke verbindingswegen N57 en N59 maar ligt hier nog wel los van middels een brede groene zone. Ten oosten van de kern ligt het natuurgebied Prunje en ten zuiden De Schelphoek.

Scharendijke

Het dorp Scharendijke ligt direct aan het Grevelingenmeer en de Noordzeestranden. Verder ligt het dorp te midden in het agrarische gebied van Schouwen-Duiveland. Ook hier is de belangrijkste groenzone van het dorp het sportveld en de groensingels van de aangrenzende recreatieterreinen.

3.3.3 Natuur, groen, water en ecologie

Bestaande groenstructuren in de kernen

Kerkwerve

Dit karakteristieke ringdorp mist een goede begeleiding van de 1e en de 2e ring met bomen. De toeleidende wegen die het dorp in de polder verankeren, bezitten vooral boombeplanting, maar deze is niet altijd duurzaam (oude populieren). De Kerkweg, de doorgaande weg in het dorp, mist een doorgaande boombeplanting. Het nieuwe wijkje aan de westzijde is groen van opzet. Ook de begraafplaats heeft een goede boomstructuur.

Noordwelle

De ringstructuur rondom de kerk wordt versterkt door de bomenstructuur. De 2e ring is veel minder duidelijk aanwezig, hier ontbreekt een doorgaande beplanting. De verbindingsstraten tussen de 1e en de 2e ring zijn verschillend behandeld en dit komt de eenheid niet ten goede. De overige woonstraten hebben een eenvoudig boombeplanting op specifieke plekken. De toegangswegen naar het buitengebied is verschillend behandeld. De kracht van Noordwelle is de eenvoud. Voor de duidelijkheid zou de krachtige bebouwigsstructuur overal met bomen moeten worden ondersteund.

Ellemeet

Dit kleine dorp is eenvoudig van opzet en bestaat slechts uit enkele straten en een onduidelijk hart/centrum. Een goede boomstructuur in het centrum ontbreekt. De toeleidende wegen verankeren het dorp in het landschap. Niet al deze wegen zijn met een landschappelijke bomenlaan geaccentueerd dit zou wel wenselijk zijn.

Serooskerke

Dit ringdorp heeft en fraaie groene kern die versterkt wordt door de aanwezige boombeplantingen. De toeleidende wegen die het dorp vasthechten in de polder zijn voorzien van forse bomen, al zijn deze divers qua soorten samenstelling. Op sommige plaatsen zijn hiaten in de doorgaande structuur. De groene rand van het dorp is er in de vorm van een begraafplaats. Over het algemeen zit de bomenstructuur van het dorp goed in elkaar, ook de kleinere wegen zijn voorzien van bomen.

Scharendijke

Scharendijke is een betrekkelijk jong dorp aan de Grevelingen. Het oudste gedeelte van het dorp, de Dijkstraat, ligt op een dijk. Gezien de beschikbare ruimte zijn hier leiboombeplantingen geplaatst. Deze komen verbrokkeld voor zonder duidelijke structuur. Het aansluitende Dijkstraatplein is kaal door het ontbreken van bomen. Centraal in het dorp ligt het Bethlehemplein. De bomenstructuur is chaotisch en versterkt niet het pleinkarakter. De hier op uitkomende wegen behoren tot de hoofdassen van het dorp. Doorgaande boombeplanting ontbreekt. De ontsluitingsweg de Boutlaan heeft een krachtige boomstructuur, bij de ontsluitingsweg Elkerzeescheweg is deze deels afwezig. In de nieuwe wijken zijn enkele boomloze straten (omgeving Klaverstraat). Op diverse plaatsen zijn groeiproblemen in verband met het optreden van zoute kwel en sterke (zee)wind.

Landschappelijke inpassing campings, Zomerhuizenterrein Scharendijke en bedrijventerrein 'De Lelie'

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat recreatieterreinen worden gekenmerkt door een groene uitstraling. Rondom de terreinen is in de geldende bestemmingsplannen vaak afschermend groen opgenomen met een breedte van 5 à 10 meter. Vanuit het oogpunt van een adequate landschappelijke inpassing van kampeerterreinen is een dichte, groenblijvende en streekeigen beplanting rondom de terreinen het meest wenselijk. Op dit moment is niet overal sprake van de gewenste landschappelijke inpassing. Ook voor het bedrijventerrein 'De Lelie' geldt het beleidsuitgangspunt dat deze landschappelijk moet zijn ingepast door een rond de buitenrand van het bedrijventerrein gelegen afschermende groenzone.

In voorliggend bestemmingsplan is daar waar sprake is van waardevolle openbare groenstructuren de enkelbestemming 'Groen' opgenomen. De landschappelijke groenzones rond de buitenrand van de kampeerterreinen, langs de noordzijde van zomerhuizenterrein Scharendijke en het bedrijventerrein 'De Lelie' hebben in overeenstemming met de geldende afspraken over landschappelijke inpassing in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Groen - Landschappelijk' gekregen. Deze enkelbestemming beschermt de aanwezige afschermende beplanting.

Water

In het plangebied zijn waterlopen, kavelsloten en waterpartijen aanwezig. De mate van belangrijkheid van de waterafvoerende functie is door de waterbeheerder vertaald in de driedeling primair, secundair en tertiair oppervlaktewater. Primaire waterlopen verzorgen de hoofdwaterinfrastructuur en zijn op verzoek van de waterbeheerder Waterschap Scheldestromen voorzien van de enkelbestemming 'Water'. Daar waar sprake is van 'secundair' of 'tertiair' oppervlaktewater geldt ter plaatse de direct aangrenzende enkelbestemming. Een uitzondering hierop geldt voor:

  • Kerkwerve: waterpartij kruising Zandweg/Verseputseweg
  • Noordwelle: watergang langs wandelpad (slingerbos)
  • Noordwelle: watergang langs Oude Stoofweg (richting begraafplaats)
  • Serooskerke: watergang langs pad naar begraafplaats
  • Scharendijke: waterpartij aan noordkant in groenstrook tussen Baken en Elkerzeeseweg
  • Scharendijke: waterpartij naast parkeerterrein Dijkstraat.

De watergangen en waterpartijen zijn uitzonderingen omdat deze belangrijk zijn voor de ruimtelijke structuur van de dorpen. Ter plaatse van deze locaties is daarom ook de enkelbestemming 'Water' opgenomen.

3.3.4 Verkeer

Auto: De verkeersstructuur van het plangebied is eenduidig en voor een groot deel gebaseerd op de historisch stedenbouwkundige context. In de kernen zelf liggen nagenoeg alleen maar wegen met een wijk- of dorpsontsluitende functie (woonstraten). Voor deze wegen geldt doorgaans een maximum snelheid van 30 km/uur. Alle vijf de kernen zijn goed bereikbaar vanaf wegen met een stroomfunctie en doorgaande wegen. Ellemeet en Serooskerke liggen zelfs direct langs belangrijke doorgaande routes tussen Zeeland en Rotterdam.

Parkeren: Voor Serooskerke, Noordwelle, Kerkwerve en Ellemeet zijn er geen knelpunten en daarom zijn er ook geen verkeersmaatregelen genomen. De eventuele knelpunten die er zijn, zijn met reguliere bebording opgelost.

In Scharendijke geldt op het Zwarteplein een blauwe zone vanwege de aanwezige supermarkt. Haven Kloosternol valt buiten de komgrens, maar heeft wel invloed op het parkeergedrag vanwege de geplaatste parkeerautomaat. Dit levert enig vluchtgedrag op naar de aanliggende straten. Tevens groeit ook het autobezit daarom kan er niet meer overal voor de woning worden geparkeerd maar moet plaats gezocht worden in de directe omgeving.

Langzaamverkeer: Op sommige plaatsen zijn aparte langzaamverkeersverbindingen aanwezig, maar er is, onder meer gezien het karakter van de aanwezige straten, geen sprake van een afzonderlijke structuur voor langzaamverkeersverbindingen.

Openbaar vervoer: Het openbaar vervoer in de kernen Kerkwerve en Ellemeet is beperkt aanwezig. Kerkwerve kent een buurtbusverbinding met Zierikzee. Ellemeet heeft busvervoer dat is afgestemd op de schooltijden en een reguliere buslijn. Serooskerke en Noordwelle hebben een goede busverbinding aan de rand van de kern. De loopafstand naar de halte is door de kleinschaligheid van de beide kernen acceptabel. Scharendijke heeft als enige kern een busverbinding dwars door het dorp. Als na voltooiing van de Recreatieverdeelweg 3e fase de Elkerzeeseweg wordt afgewaardeerd naar 30 km/u (nu 50 km/u) wordt de busroute mogelijk herzien.

Alle kernen zijn daarnaast middels vervoer op afroep bereikbaar.

In voorliggend bestemmingsplan zijn alle wegen voorzien van de enkelbestemming 'Verkeer' en heeft het Zwarteplein in Scharendijke de aanduiding 'parkeerterrein'.

In de weergave van de ruimtelijke structuur (3.3.1.) is de verkeersstructuur in beeld gebracht.

3.3.5 Kabels en leidingen en overige infrastructuur

Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:

  • elektriciteit met een hoogspanning van meer dan 50 kV;
  • brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger;
  • brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger.

Buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter kunnen planologisch relevant zijn.

Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische procedure worden aangelegd.

Uit een oriëntatiemelding (Klic) is gebleken dat diverse leidingen in het plangebied voorkomen. Er zijn geen leidingen in het plangebied aanwezig die een belemmering vormen voor de functies in het plangebied. Van de aanwezige kabels en leidingen is de afvalwatertransportleiding het meest relevant.

Afvalwatertransportleiding

Binnen het plangebied liggen persleidingen in de berm van de Verseputseweg (Kerkwerve), in de berm van de Dorpsweg (Serooskerke), in de berm van de Elkerzeeseweg, Dijkstraat (Scharendijke) en tussen de Dijkstraat en de Platteweg (Scharendijke). Deze leidingen voeren afvalwater van de kernen af richting de zuivering. Een dergelijke leiding achten wij planologisch relevant. Deze afvalwatertransportleiding verzorgt het transport van het afvalwater van de (nabijgelegen) kernen. Leidingbreuk leidt tot een ongewenste situatie met hoge kosten. Op de verbeelding hebben de afvaltransportleiding inclusief een zone van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn (totaal 10 meter) een aanduiding 'vrijwaringszone - leiding' gekregen. In de regels is aan de aanduiding 'vrijwaringszone - leiding' een aanlegvergunningstelsel gekoppeld zodat graven en bouwen pas is toegestaan na advies van de leidingbeheerder.

3.3.6 Sociale veiligheid

De gemeente Schouwen-Duiveland en ook de kernen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke scoren qua sociale veiligheid goed in de landelijke veiligheidsmonitor. De veiligheidsbeleving van de bewoners is over het algemeen prima. Men voelt zich over het algemeen veilig in het leefgebied.

Inbraak

De afgelopen jaren was in de gemeente Schouwen-Duiveland en ook in de benoemde kernen een toename van inbraken in woningen. Mede door inspanningen van gemeente en politie is er in 2014 en 2015 beduidend minder ingebroken dan de jaren daar voor. Overigens waren veel van de inbraken in zogenaamde vakantiewoningen of op recreatieparken. Woninginbraken blijven een punt van aandacht, want dadergroepen opereren vaak landelijk en de impact van een woninginbraak is op de slachtoffers enorm. Met name woningen (en dus ook kernen) die relatief dicht bij de rijkswegen (N57/N59) liggen lopen op gebied van inbraken meer risico. Daders zijn veelal mobiel, reizen door een gebied en bezoeken met een zogenaamde 'hit en run' woningen die aan de doorgaande wegen liggen.

Ontwikkelingen

Bij ontwikkelingen rond woningbouw is het wenselijk dat de criteria van het keurmerk veilig wonen worden gevolgd. Dit houdt in goed hang en sluitwerk, maar ook voorkomen van “enge plekken” in de woonwijken.

Bij ontwikkelingen in de openbare ruimte is het goed om aandacht te hebben voor het voorkomen van hangplekken en de openbare ruimte zodanig in te richten dat de gewenste doelgroep dit gebruikt en ongewenste gebruikers geweerd worden.

Sociale veiligheid per kern

Algemeen kan gesteld worden dat geen van de kernen n het plangebied zichtbaar grote problemen hebben met de openbare orde en veiligheid. Per kern zijn er wel de volgende bijzonderheden op het gebied van sociale veiligheid:

  • Kerkwerve: De ligging ten opzichte van de rijksweg maakt Kerkwerve kwetsbaar voor inbraak.
  • Noordwelle: Deze kern staat bekend als dorp met grote homogeniteit tussen de inwoners.
  • Ellemeet: Voorheen waren in Ellemeet meer openbare orde problemen. Het dorp lag op de looproute tussen Renesse en Scharendijke. Sinds de nieuwe alcoholwetgeving is de doelgroep van de jeugdcamping veranderd en is er minder sprake van overlast.
  • Serooskerke: De ligging op een snijpunt van meerdere rijkswegen zorgt voor meer risico's qua inbraken.
  • Scharendijke inclusief bedrijventerrein De Lelie: Scharendijke scoort hogere misdaadcijfers als andere dorpen in de gemeente. Enerzijds heeft Scharendijke meer toerisme, campings, (waaronder een jeugdcamping) als de overige kernen. Anderzijds ligt Scharendijke langs de N57 en kan ook gezien worden als een druk bezocht gebied. Met name het strand (Brouwersdam) heeft grote aantrekkingskracht op dagjesmensen. Vanzelfsprekend maakt dit allemaal dat er beduidend meer mensen verblijven in het gebied als het aantal ingeschreven bewoners. Scharendijke heeft ook een klein bedrijventerrein wat mogelijk aantrekkingskracht heeft op inbrekers. Aanwijzingen dat hier sprake is van structureel meer inbraken dan elders zijn er niet.

3.4 Functionele Analyse

3.4.1 Functionele hoofdstructuur

De dorpen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke liggen midden in het agrarische gebied van Schouwen-Duiveland. Verreweg de belangrijkste functie in de vijf kernen is wonen. Daarnaast beschikken de kernen over de nodige maatschappelijke voorzieningen. Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke kennen alle vier een laag voorzieningenniveau. Scharendijke wijkt hier vanaf. Het hogere voorzieningenniveau is daarbij gerelateerd aan het toerisme.

Binnen Scharendijke zijn drie gebieden te onderscheiden. Een concentratie van kleinschalige bedrijvigheid en horecagelegenheden tegen de dijk aan vormt het verblijfsgebied. Het Bethlehemplein met kerk en dorpshuis vormt het gebied met de cultureel-maatschappelijke funties en de nieuwe locatie aan de Boutlaan is het gebied waar mensen terrecht kunnen voor hun dagelijkse boodschappen.

3.4.2 Wonen

De meest voorkomende functie in het plangebied is wonen. In het plangebied komen zowel reguliere als bedrijfswoningen voor. Bedrijfswoningen onderscheiden zich van reguliere woningen doordat deze alleen bestemd zijn voor bewoning door (het huishouden van) een persoon omdat huisvesting daar noodzakelijk is of waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van het bedrijf op het terrein waar de woning bij hoort.

Reguliere woningen

Reguliere woningen worden gebruikt als hoofdverblijf of als tweede woning. Bij een tweede woning hoeft er niet permanent gewoond te worden. Ook is het mogelijk om in een reguliere woning als nevenactiviteit bed en breakfast aan te bieden voor toeristen. Dit gebeurd ook op een aantal locaties in het plangebied. Het gebruik van een woning als verblijfsrecreatief verhuurobject is niet toegestaan binnen de bestemming 'Wonen'. Een belangrijke reden hiervoor is dat recreatieve verhuur van woningen doorgaans op gespannen voet staat met de woonfunctie. Op diverse plekken binnen de gemeentegrenzen is vergelijkbare verhuur van woningen als recreatieobject vanwege overlastsituaties beëindigd door middel van handhaving van het bestemmingsplan. In de praktijk blijken de belangen en gedragingen van vaste bewoners en de tijdelijk verblijvende recreanten te ver uiteen te liggen om in duurzame harmonie naast elkaar te kunnen bestaan. Het bestemmingsplan kan immers niet regelen aan welke specifieke doelgroep de woningen verhuurd mogen worden.

In dit bestemmingsplan is er sprake van een onderscheid tussen de aanwezige woningen. Aan de noordkant van Noordwelle staan namelijk een aantal landhuizen. Landhuizen staan op grotere bouwpercelen en wijken af van de overige woningen door een minimale maat voor bouwperceelbreedte en de mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken. Verder zijn er in het plangebied koopwoningen, particuliere huurwoningen en huurwoningen van de woningbouwvereniging Zeeuwland.

Alle bestaande bewoonbare huur- en koopwoningen hebben in voorliggend bestemmingsplan de enkelbestemming 'Wonen' of 'Wonen - Landhuis'. Daarnaast zijn er locaties met een aanduiding 'wonen', ook hier zijn zelfstandige woningen toegestaan. De aanduiding 'wonen' komt in de volgende enkelbestemmingen voor: 'Gemengd' en 'Horeca'.

Tenslotte zijn er in het plangebied een aantal locaties met garageboxen. Ook is er een enkel gebouw dat in gebruik is als bergruimte. Deze locaties hebben in dit bestemmingsplan een aanduiding 'garagebox'.

Bedrijfswoningen

Verspreid over het plangebied zijn er binnen diverse functies bedrijfswoningen in gebruik. Alle bestaande bewoonbare bedrijfswoningen hebben in het voorliggend bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen. Deze aanduiding komt in de volgende enkelbestemmingen voor: 'Agrarisch', 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein', 'Detailhandel' en 'Horeca'.

Net als in het voorgaande bestemmingsplan en conform geldend beleid wordt in de bestemmingsplanregeling geen mogelijkheid geboden voor nieuwe woningen en bedrijfswoningen geboden.

3.4.3 Werken

In alle kernen van het plangebied zijn één of meerdere solitaire bedrijven aanwezig. De ligging varieert van midden in het dorp tot aan de rand van het dorp. Op een aantal locaties in Kerkwerve en Scharendijke waar voorheen een bedrijf was gevestigd is in voorliggend plan de bestemming 'Wonen' opgenomen overeenkomstig het huidige gebruik. De betreffende eigenaren zijn hierover geïnformeerd. Daarnaast ligt aan de zuidzijde van Scharendijke een kleinschalig bedrijventerrein dat vernoemd is naar de nabijgelegen molen 'De Lelie'.

In dit bestemmingsplan hebben de in gebruik zijnde bedrijfsfuncties de volgende enkelbestemmingen gekregen:

  • 'Bedrijf' ter plaatse van de verspreid in het plangebied gelegen bedrijven;
  • 'Bedrijventerrein' ter plaatse van bedrijventerrein 'De Lelie';
  • 'Gemengd': Ter plaatse van kantoren met een maximum van 200m2 bruto vloeroppervlakte, dienstverlenende bedrijven en ter plaatse van voorzieningen op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang. Aanvullend zijn er binnen deze bestemming ter plaatse van specifieke aanduidingen ook de volgende bedrijfsfuncties toegestaan: een bedrijf tot en met categorie 1, verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, een garagebedrijf en een autowasbox.

Ook bevinden zich in het plangebied twee locaties die in gebruik zijn voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Twee percelen achter de begraafplaats van Kerkwerve en het perceel dat hoort bij adres Dorpsring 17 in Noordwelle. Deze gronden hebben in dit bestemmingsplan de enkelbestemming 'Agrarisch' gekregen.

Bij de inventarisatie die is uitgevoerd voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is gebleken dat de overige percelen met een vigerende bestemming 'Agrarische doeleinden' niet meer in gebruik zijn voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Het gaat om de volgende locaties:

  • Percelen horende bij adres Dorpsstraat 10 in Ellemeet: in 2009 is de inrichting van het gevestigde agrarische bedrijf gesloten. Momenteel is een verzoek bij de gemeente in behandeling onder de naam 'Dorpsstraat 10 Ellemeet'. Met de ontwikkeling wil de initiatiefnemer ter plaatse de bestaande schuur en caravan-/botenstalling slopen, twee nieuwe woningen realiseren, de bestaande dienstwoning omzetten naar een burgerwoning, in de bestaande schuren 5 appartementen voor specifieke doelgroep kunstenaars maken en parkeergelegenheid en een betere weg aanleggen. In afwachting van de uitkomst van het verzoek en het gekozen vervolgtraject van de ontwikkeling wordt in voorliggend bestemmingsplan de huidige bestemming 'Agrarisch' gehandhaafd.
  • Perceel tussen de adressen Frederikstraat 18 en 20. Dit pad is in gebruik als brandgang / openbaar groen en heeft in voorliggend bestemmingsplande enkelbestemming 'Groen'

3.4.4 Voorzieningen

Alle vijf de kernen in het plangebied beschikken over de nodige maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn in Scharendijke onder invloed van het toerisme ook diverse winkels, horeca en dienstverleners aanwezig.

Maatschappelijke voorzieningen die in dit plangebied voorkomen zijn kerken, begraafplaatsen, dorpshuizen, scholen en kinderdagverblijf. Alle kernen hebben een dorpshuis. De kernen Kerkwerve, Noordwelle, Serooskerke en Scharendijke een begraafplaats en een kerk, Kerkwerve heeft twee kerken. Dan zijn er nog schoolgebouwen in de kernen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Scharendijke, waarvan alleen de gebouwen in Kerkwerve en Scharendijke in gebruik zijn.

Detailhandel komt in het plangebied in beperkte mate voor. In Kerkwerve is een detailhandel in witgoed en keukens gevestigd en is er een winkeltje in het dorpshuis, in Ellemeet een kringloopwinkel en autohandel en in Scharendijke een tuincentrum. De adressen Dorpsstraat 9-17 in Scharendijke maken geen onderdeel uit van voorliggend plan omdat er recent een apart bestemmingsplan voor is vastgesteld. Deze locatie wordt daarom in dit bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten.

Horeca is buiten een café/snackbar in Kerkwerve en een eetcafé/snackbar in Ellemeet in dit plangebied alleen in Scharendijke gevestigd. De aanwezige horeca in Scharendjike loopt uiteen van café tot restaurant. Deze bedrijven zijn geconcentreerd in de Dorpsstraat. Het voormalige restaurant 'De Waag' in Serooskerke is niet meer als zodanig in gebruik en is in dit bestemmingsplan voorzien van een bestemming 'Wonen'.

Tenslotte zijn er medische voorzieningen als (tand)arts en fysiotherapie en een enkel dienstverlenend bedrijf zoals een makelaar en een kapper in het plangebied gevestigd.

In dit bestemmingsplan hebben deze voorzieningen de volgende enkelbestemmingen gekregen:

  • Maatschappelijk: hierbinnen zijn functies op het gebied van onderwijs, welzijns- en gezondheidszorg, levensbeschouwing, openbare dienstverlening en kinder- en jeugddagopvang toegestaan. Aanvullend zijn er binnen deze bestemming ter plaatse van specifieke aanduidingen ook de volgende voorzieningen toegestaan: een begraafplaats, een brandweerkazerne en een jongeren ontmoetingsplek.
  • Detailhandel: hierbinnen is detailhandel toegestaan. Binnen dit bestemmingsplan geldt deze alleen ter plaatse van het tuincentrum aan de Elkerzeeseweg in Scharendijke.
  • Horeca: hierbinnen is horeca toegestaan.
  • Gemengd: hierbinnen zijn overal zowel kleinschalige kantoren (maximaal 200m2), dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen toegestaan en is er dus uitwisseling mogelijk. Aanvullend zijn er binnen deze bestemming ter plaatse van specifieke aanduidingen detailhandel en horeca toegestaan.
  • Wonen - Landhuis: Binnen deze bestemming is ter plaatse van een specifieke aanduiding een kinderdagverblijf met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 25 m² toegestaan.
  • Dan zijn er nog twee brandweerkazernes (Kerkwerve en Scharendijke). Deze hebben net als in de vigerende bestemmingsplannen een aanduiding 'brandweerkazerne'.

3.4.5 Sport en recreatie

Sport- en spelvoorzieningen en volkstuinen

In het plangebied zijn twee sportparken aanwezig. Het sportpark 'De Vospit' in Kerkwerve en het sportpark in Scharendijke. Beide sportparken beschikken over voetbalvelden. Het Sportpark in Scharendijke heeft ook tennisbanen en een ijsbaan. Verspreid over het plangebied zijn daarnaast openbare speelterreinen te vinden. In sommige gevallen met wat voorzieningen als een bankje, speeltoestellen of voorzieningen om te skaten. De kernen Kerwerve, Noordwelle, Serooskerke en Scharendijke beschikken daarnaast over één of meer volkstuinterreinen.

Verblijfsrecreatie

Er zijn een aantal verblijfsrecreatieve bedrijven in het plangebied. Zo zijn er 4 pensions (drie in Noordwelle en één in Scharendijke), in Kerkwerve en Serooskerke een kampeerterrein, in Ellemeet een recreatiewoning en een complex met recreatieappartementen en in Scharendijke nog een aantal recreatiewoningen op het voormalige zomerhuizenterrein Scharendijke. Daarnaast wordt in een aantal woningen bed en breakfast aangeboden.

Travaljes

Vier van de vijf kernen hebben een travalje die voorzien is van de enkelbestemming 'Cultuur enontspanning'.

In dit bestemmingsplan hebben de sport- en recreatieve voorzieningen de volgende enkelbestemmingen gekregen:

  • Sport: hier zijn veldsportcomplexen en tennisbanen toegestaan. Verder zijn de speelterreinen in Noordwelle (terrein achter Ingridstraat), Ellemeet (Terrein aan Kuijerdamseweg) en Serooskerke (terrein aan Dorpsstraat) voorzien van een specifieke aanduiding. Deze terreinen zijn bedoeld als speelterreinen, zonder dat sprake is van bedrijfsmatig of verenigingsmatig aangeboden sport- en spelactiviteiten.
  • Recreatie - Dagrecreatie: hier zijn volkstuinen toegestaan en ter plaatse van de specifieke aanduiding 'dagrecreatie' ook dagrecreatieve voorzieningen.
  • Recreatie - Kampeerterrein: hier is recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen toegestaan.
  • Recreatie - Verblijfsrecreatie: hier is recreatief nachtverblijf in recreatiewoningen toegestaan en ter plaatse van een specifieke aanduiding een minibakkerij en een terras (Schelpweg 3 in Ellemeet).
  • Recreatie - Verblijfsrecreatie: deze bestemming geldt ter plaatse van de bestaande recreatiewoningen van het voormalige zomerhuizenterrein Scharendijke.
  • Wonen: binnen deze bestemming is mits voldaan wordt aan de voorwaarden rechtstreeks een bed- en breakfast toegestaan. Ter plaatse van specifieke aanduidingen zijn daarnaast een minicamping, een gastenverblijf en een pension met ten hoogste 25 slaapplaatsen toegestaan.
  • Wonen - Landhuis: binnen deze bestemming is mits voldaan wordt aan de voorwaarden rechtstreeks een bed- en breakfast toegestaan. Ter plaatse van een specifieke aanduiding is een pension met ten hoogste 25 slaapplaatsen toegestaan.

3.5 Duurzaamheidsladder

Voor succesvol ruimtelijk beleid is het van belang dat vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar zijn afgestemd. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van stedelijk en landelijk gebied. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking, ook wel de duurzaamheidsladder als centraal ruimtelijk toetsinstrument opgenomen.

De duurzaamheidsladder gaat uit van drie stappen, met duidelijke voorwaarden om naar een volgende stap te gaan. Het geeft de voorkeur aan ontwikkelen naar regionale behoefte, in bestaand stedelijk gebied en op goed ontsloten locaties. Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet worden onderbouwd hoe met die voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor de ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De vijf nog lege bouwkavels in het plangebied voldoen in principe niet aan de duurzaamheidsladder. Ze maken immers geen deel uit van de regionale woningmarktafspraken en voorzien daardoor niet in een actuele regionale behoefte. Tegelijkertijd is het een bestaand planologisch recht van de eigenaren van deze percelen, om er een woning te bouwen. De gemeenteraad heeft daarom besloten om eigenaren van lege bouwkavels op Schouwen-Duiveland nog tot 22 oktober 2025 de tijd te geven om gebruik te maken van hun bouwtitel. Daarna worden de bouwtitels die op dat moment nog steeds niet gebruikt zijn planologisch onmogelijk gemaakt. In dit bestemmingsplan is daarom voorzien in een wijzigingsbevoegdheid voor de percelen met ongebruikte bouwtitels. Hiermee kunnen burgemeester en wethouders na 22 oktober 2025 overgaan tot het herbestemmen van deze percelen.

Aangezien dit bestemmingsplan verder een consoliderend plan is en er binnen het plangebied geen nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt voorgenomen of mogelijk wordt gemaakt, kan in dit geval een toets aan de duurzaamheidsladder achterwege blijven.

3.6 Conclusie

Het planologisch kader zoals in dit hoofdstuk beschreven, is doorvertaald in de bestemmingsplanregeling en op de verbeelding van voorliggend plan.

4 Milieu- En Duurzaamheidskader

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden alle relevante milieuaspecten behandeld die van toepassing zijn op het plangebied. Hierbij is uitgegaan van alle activiteiten die in het plan worden toegestaan, zowel rechtstreeks als middels een wijzigingsbevoegdheid.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

4.2.1 Toetsingskader

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-handreiking) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

De VNG-handreiking bevat een lijst met bedrijven waaraan, afhankelijk van de mate waarin de in de lijst opgenomen bedrijven milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), een categorie wordt toegekend. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 5, met bijbehorende minimale afstanden tot de woongebieden. Per bedrijfstype wordt zo een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en de gevel van een woning gelegen in een rustige woonwijk. Wanneer er geen sprake is van een rustige woonwijk, maar van een gemengd gebied, kan één afstandsstap worden teruggedaan. Een bedrijf dat 50 meter afstand tot een rustige woonwijk moet aanhouden, mag zich hierdoor op 30 meter van een gemengd gebied vestigen.

Onder een rustige woonwijk wordt verstaan een woongebied met weinig verkeer en praktisch geen bedrijven en/of winkelcentra. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en bedrijvigheid. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct naast de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Voor dergelijke gebieden kunnen de richtafstanden die gelden ten opzichte van een rustige woonwijk met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Milieucategorie Minimale richtafstand tot een rustige woonwijk Minimale richtafstand tot gemengd gebied
1 10 m Niet van toepassing
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m

Milieucategorieën en richtafstanden (bron: Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009, VNG)

De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief worden gezien. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken van bovengenoemde afstanden. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

4.2.2 Toetsing

Het plan omvat de kernen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke. Nabij Scharendijke ligt het bedrijventerrein De Lelie. In Scharendijke zelf en de overige kernen liggen solitaire bedrijven in de kern.

Uitgangspunten milieuzonering

Uitgangspunt voor de milieuzonering is de VNG-handreiking. Om deze te kunnen toepassen is beoordeeld welk deel van het plangebied kan worden gezien als rustige woonwijk en welk deel als gemengd gebied.

Kerkwerve

Het overgrote deel van de kern wordt gezien als rustige woonwijk. Alleen de eerste rij woningen aan de Verseputseweg en de Kerkweg tot de kruising Beatrixstraat liggen in het omgevingstype gemengd gebied. Dit geldt ook voor de woningen aan de Zandweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0059.jpg"

Noordwelle

De gehele kern wordt gezien als rustige woonwijk. De hoeveelheid andere functies binnen dit deel van het plangebied is beperkt.

Ellemeet

De gehele kern wordt gezien als rustige woonwijk. De hoeveelheid andere functies binnen dit deel van het plangebied is beperkt.

Serooskerke

De gehele kern wordt gezien als rustige woonwijk. De hoeveelheid andere functies binnen dit deel van het plangebied is beperkt.

Scharendijke

Binnen de kern Scharendijke liggen aan de Dijkstraat, de Dorpsstraat en het noordelijke deel van de Platteweg de meeste bedrijven. Deze gebieden worden dan ook gezien als gemengd gebied.

Dit geldt ook voor de woningen tussen het bedrijventerrein De Lelie en de Elkerzeeseweg en de woning ten noorden van het bedrijventerrein. Het overige deel van de kern wordt aangemerkt als behorende tot het omgevingstype rustige woonwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0060.jpg"

Bedrijventerrein De Lelie

Op grond van het Bedrijventerreinprogramma zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3.2. Uitgaande van de genoemde omgevingstype is het bedrijventerrein opnieuw gezoneerd. Hierbij zijn de richtafstanden gemeten vanaf het bouwvlak + 4 meter (in verband met vergunningvrij bouwen). Geconstateerd is dat er geen bedrijven gevestigd zijn met een hogere milieucategorie dan op basis van de nieuwe milieuzoneringssystematiek is toegestaan. Uitzondering is het bedrijf gevestigd op het adres De Lelie 7. Het achterterrein valt gedeeltelijk binnen de milieuzone voor categorie 1 bedrijven terwijl het bedrijf zelf onder milieucategorie 2 valt. Dit deel van het bedrijventerrein heeft dan ook een specifieke aanduiding.

Algemeen

Webwinkels en internetafhaalpunten

Door een toenemend gebruik van het internet zal naar verwachting ook het aantal webwinkels en internetafhaalpunten toenemen, Deze activiteiten zijn niet opgenomen in bijlage 1 van de VNG-handreiking. Om toch te komen tot een richtafstand tot gevoelige bestemmingen, is gezocht naar een aanverwante categorie. Gezien de aard en omvang van de activiteiten wordt SBI-2008 4791 (postorderbedrijven, milieucategorie 3.1) het meest passend geacht. Er is op basis van deze SBI-code een aparte categorie aangemaakt in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hierbij is het volgende onderscheid gemaakt in bedrijfsvloeroppervlak:

- webwinkel en internetafhaalpunten met een bedrijfsvloeroppervlak kleiner dan of gelijk aan 50 m2. Gezien de beperkte omvang vallen deze in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en 10 meter tot het omgevingstype gemengd gebied;

- webwinkel en internetafhaalpunten met een bedrijfsvloeroppervlak groter dan 50 m2. Deze vallen, evenals postorder bedrijven, in milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk en 30 meter tot het omgevingstype gemengd gebied.

Hierbij moet worden opgemerkt dat als een webwinkel of internetafhaalpunt gecombineerd wordt met een showroom, dit wordt gezien als detailhandel. Deze combinatie van activiteiten is alleen toegestaan onder de bestemming detailhandel.

Solitaire bedrijven

Binnen de kernen komen naast wonen ook andere functies voor. Solitaire bedrijven worden toegestaan tot en met milieucategorie 1 of 2 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bestaande activiteiten die niet binnen deze milieucategorie passen zijn met een specifieke aanduiding aangegeven, zodat bestaande rechten zijn gewaarborgd. Nieuwvestiging van bedrijven in een milieucategorie hoger dan 1 of 2 is uitgesloten.

Bedrijvencluster bij Noordwelle

In Noordwelle, aan de Wellandweg, is een bedrijvencluster gelegen bestaande uit o.a. een atelier, galerie en een opslagterrein voor bouwmaterialen. Dit terrein is niet aangewezen als bedrijventerrein en om die reden ook niet gezoneerd zoals bedrijventerrein De Lelie. De bedrijven zijn beoordeeld als solitaire bedrijven en hiervoor is een maximale milieucategorie toegekend. Er zijn momenteel geen bedrijven gevestigd in een milieucategorie hoger dan milieucategorie 2.

Volumineuze detailhandel

Bedrijventerrein De Lelie is in het provinciaal beleid niet aangewezen als locatie voor volumineuze detailhandel. In de huidige situatie vindt ook geen volumineuze detailhandel plaats. In dit bestemmingsplan is nieuwvestiging van dit soort detailhandelsbedrijven uitgesloten.

Bedrijfswoningen op het bedrijventerrein

Naast bedrijfsgebouwen zijn er op het bedrijventerrein ook bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen zijn in principe gevoelige bestemmingen. Als de milieuzonering wordt toegepast rond bedrijfswoningen heeft dit tot gevolg dat veel bedrijven worden belemmerd in hun bedrijfsvoering. Dit is ongewenste zeker nu deze situatie al lagere tijd bestaat en bewoners van de bedrijfswoningen zelf belang hebben bij het wonen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen worden dan ook niet meegenomen in de milieuzonering. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen is niet toegestaan. Door het niet toepassen van de zoneringssystematiek wordt de bescherming van de bewoners niet helemaal losgelaten. De bewoners worden immers wel beschermd door de milieuwetgeving die op de aangrenzende bedrijven van toepassing is.

Evenementen

In de diverse kernen vinden op beperkte schaal evenementen plaats. Dit betreffen o.a. de jaarlijkse strao, snuffelmarkten en de viering van Koningsdag. Evenementen komen in de VNG-handreiking bedrijven en milieuzonering niet voor. Het aspect geluid is echter, naast verkeer, het meest bepalend. Dit aspect wordt in paragraaf 4.5 behandeld. Met betrekking tot verkeer en parkeren kan worden opgemerkt dat binnen de kernen voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De evenementen zijn zowel in aantal als in omvang beperkt. In dit bestemmingsplan zijn evenementen toegestaan in de categorieën A en B volgens de Staat van Evenementen behorende bij de regels.

Ambulante handel

Verder zijn binnen het plangebied nu een aantal locaties voor ambulante handel. In dit bestemmingsplan wordt uitbreiding van het aantal standplaatsen, onder voorwaarden, toegestaan. Ambulante handel wordt wel genoemd in de VNG-handreiking, in elk geval voor zover het de bereiding en/of handel in voedingsmiddelen betreft. Dit valt onder milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter tot het omgevingstype rustige woonwijk. Omdat dit type ambulante handel maatgevend is voor eventuele milieuhinder wordt een richtafstand van 10 meter ook passend geacht voor andere vormen van ambulante handel.

Op de bestaande locaties wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter tot woonbestemmingen. Voor eventuele nieuwe locaties is in de regels opgenomen dat er een afstand van 10 meter moet worden aangehouden tot woonbestemmingen. Hiermee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Sportvelden

Binnen het plangebied zijn een aantal sportvelden aanwezig, waarvan de sportvelden in Kerkwerve en Scharendijke zijn voorzien van verlichting. Volgens de handleiding Bedrijven en Milieuzonering geldt er een richtafstand van 50 meter tussen het omgevingstype rustige woonwijk en sportvelden met verlichting. In Kerkwerve en Scharendijke wordt niet aan de richtafstand voldaan.

In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het plaatsen van verlichting op een sportveld. Hierin is opgenomen dat als de verlichting op minder dan 50 meter van een woning van derden of andere gevoelige bestemming wordt geplaatst, aangetoond moet worden dat nog steeds sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van een lichtplan waaruit blijkt dat er geen lichtuitstraling is richting de woning of gevoelige bestemming.

De bestaande verlichting op de sportveld in Kerkwerve en Scharendijke is wel toegestaan, maar wel met de voorwaarde dat voor het plaatsen van nieuwe verlichting op een andere locatie op het sportveld een afwijkingsprocedure moet worden gevoerd waarin o.a. aangetoond moet worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.2.3 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Toetsingskader

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect stof niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk vijf (luchtkwaliteitseisen) van de Wet milieubeheer (hierna Wm), ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd (hierna Wlk). Het doel van de Wlk is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De in de Wlk vastgestelde normen voor luchtkwaliteit mogen niet overschreden of, in geval van een bestaande overschrijding, mag een eventuele toename niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitsnormen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; of
  • een project per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt; of
  • een project slechts in 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging; of
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL); of.
  • een project een ander project van gelijke of grotere omvang vervangt.

Niet in betekenende mate

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet In Betekenende Mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. De 3%-grens is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Een geplande ruimtelijke ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging als:

  • het valt onder de beschrijving in de tabellen met categorieën van gevallen in de 'Regeling Niet In Betekenende Mate', of
  • het bevoegd gezag aannemelijk kan maken, bijvoorbeeld door berekeningen, dat de 3% grens niet wordt overschreden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op die locatie de vestiging van een gevoelige bestemming niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er ook geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone.

4.3.2 Toetsing

Onderhavig plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er hoeft niet te worden getoetst aan het aspect luchtkwaliteit. Ten opzichte van woningen in en buiten het plangebied, met uitzondering van bedrijfswoningen, wordt voldaan aan de richtafstand. Een goed woon- en leefklimaat is voor het aspect stof gewaarborgd.

Daarnaast moeten bedrijven op het bedrijventerrein voldoen aan de voorwaarden opgenomen in het Activiteitenbesluit en/of omgevingsvergunning activiteit milieu, waardoor hinder richting woningen van derden wordt voorkomen danwel zoveel mogelijk wordt beperkt.

4.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.

4.4 Geur

4.4.1 Toetsingskader

Algemeen

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken. Bij geur gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt via de lucht en een geurbelasting (immissie) veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. De afstand tussen geuremitterende bedrijven en geurgevoelige bestemmingen is daarbij van grote invloed. Geur heeft dus gevolgen voor het leefklimaat van mensen en voor het gebruik van de ruimte.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geur niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht.

Regelgeving bedrijven

In Nederland is er geen wetgeving voor geur van bedrijven.Voor een aantal bedrijven die onder een algemene maatregel vallen zoals het Activiteitenbesluit, zijn er verplichtingen ten aanzien van te treffen maatregelen. Voor omgevingsvergunningplichtige bedrijven geldt de Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) als toetsingskader voor het beoordelen van eventuele geurhinder. Wel is in beleid vastgelegd wat een tegen geur te beschermen object is. Naast woningen kunnen dit ook andere locaties zijn waar mensen zich gedurende langere tijd bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden, zoals ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen en recreatiegebieden. Hoewel in principe alle geurgevoelige objecten moeten worden beschermd tegen geuroverlast, kunnen wel verschillen in het niveau van bescherming worden gehanteerd. Voor een bedrijfswoning kan bijvoorbeeld een lager beschermingsniveau en dus een hogere geurbelasting gehanteerd worden dan voor aaneengesloten woonbebouwing.

Regelgeving veehouderijen

Vergunningplichtige veehouderijen moeten voor wat betreft geur van dierenverblijven voldoen aan de Wet geurhinder en veehouderij. Verder dienen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de beste beschikbare technieken te worden toegepast. Veehouderijen die onder het Activiteitenbesluit vallen, moeten voldoen aan de in dat besluit genoemde minimaal aan te houden afstand tot geurgevoelige objecten. Het Activiteitenbesluit geeft ook minimaal aan te houden afstanden tot geurgevoelige objecten voor opslagen van veevoeder en mest.

Zowel in het Activiteitenbesluit als in de Wet geurhinder en veehouderij is ook vastgelegd wat een geurgevoelig object is. Volgens de Wet geurhinder en veehouderij is dat een gebouw, bestemd voor menselijk gebruik gebruik, waar zich gedurende langere periode mensen bevinden. Deze definitie is in het Activiteitenbesluit overgenomen.

4.4.2 Toetsing

Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking. Een goed woon- en leefklimaat is hiermee gewaarborgd. Verder moeten bedrijven die eventueel geurhinder kunnen veroorzaken, voldoen aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en/of omgevingsvergunning activiteit milieu, waardoor hinder richting woningen van derden wordt voorkomen danwel zoveel mogelijk wordt beperkt.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geur is geen belemmering voor het plan.

4.5 Geluid En Stilte

4.5.1 Toetsingskader

Algemeen

Een belangrijke basis voor de ruimtelijke afweging in het kader van het aspect geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Deze wet biedt geluidgevoelige functies (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van o.a. wegverkeerlawaai en industrielawaai door middel van zonering.

In het algemeen geldt dat als aan de richtafstand op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering behorende bij de van toepassing zijn de bedrijfscategorie wordt voldaan, het aspect geluid niet zorgt voor een aantasting van het woon- en leefklimaat. Dit aspect hoeft in dit geval niet nader te worden onderzocht,

Regelgeving

Industrielawaai

In de Wgh wordt verhoudingsgewijs maar een klein gedeelte van het industrielawaai gereguleerd, namelijk alleen voor bedrijven gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De geluidsruimte is voor een deel van de bedrijven vastgelegd in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Een groot deel van de bedrijven valt onder een algemene maatregel van bestuur. Hierin zijn o.a. voor geluid voorschriften opgenomen. Deze voorschriften kunnen bepalend zijn voor de benodigde afstand tussen het bedrijf en gevoelige functies in de omgeving. Daarnaast moet bij de afweging in het kader van het bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met geluidsemissies die niet geregeld zijn in het kader van de milieuwetgeving zoals laden en lossen, verkeersaantrekkende werking of menselijk stemgeluid.

Menselijk stemgeluid

Bestemmingen waarbij menselijk stemgeluid in de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol kan spelen, zijn onder andere bedrijven (horeca), sportvelden of speelplaatsen/hangplekken. Getoetst moet worden of het stemgeluid niet leidt tot aantasting van het woon- en leefklimaat

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluid hinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Tevens zijn in de Wgh onderzoekszones opgenomen waarbinnen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen van wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige bestemming. Deze onderzoekszones bedragen voor het stedelijk gebied voor wegen met 1 of 2 rijstroken 200 meter en voor het buitenstedelijk gebied 250 meter voor wegen met 1 of 2 rijstroken. Voor gezoneerde wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB, afhankelijk van de ligging en of het een nieuwe of bestaande situatie betreft.

Een geluidsbelasting hoger dan deze grenswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is de geluidbelasting alleen toepasbaar na een afwegingsproces in de vorm van een procedure hogere grenswaarde.

4.5.2 Toetsing

Industrielawaai

Bedrijventerrein De Lelie is geen geluidsgezoneerd bedrijven in zin van de Wet Geluidhinder. Nieuwvestiging van grote lawaaimakers is uitgesloten. Verder wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-handreiking zodat een goed woon- en leefklimaakt gewaarborgd is. Bedrijven moeten verder voldoen aan de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en/of omgevingsvergunning activiteit milieu, waardoor hinder richting woningen van derden wordt voorkomen danwel zoveel mogelijk wordt beperkt.

Wegverkeerslawaai

Er zijn een aantal wegen (Serooskerkseweg en Elkerzeeseweg) in het plangebied die een maximumsnelheid van 50 km/h kennen. Verder liggen Noordwelle, Serooskerke en Kerkwerve langs een doorgaande route (respectievelijk de N651, de N57/N59/N653 en de N655). Om te bepalen waar de 48 dB-contour is gelegen, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek is ook de Serooskerkseweg en de Elkerzeeseweg meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de 48 dB-contour niet loopt over locaties waar nu nog geen geluidsgevoelige bestemming aanwezig is, maar die met dit bestemmingsplan wel mogelijk wordt gemaakt. Het akoestisch onderzoek is in bijlage 2 opgenomen.

Evenementen

Binnen het plangebied worden op beperkte schaal evenementen georganiseerd en ook toegestaan. Het betreft voornamelijk evenementen in categorie A, dus zonder versterkte muziek. Het aspect geluid is niet relevant. Nu is alleen de Koningsdag in Scharendijke een evenement met versterkte muziek (categorie B) . Dit een eenmalig evenement dat door het gehele dorp plaatsvindt. Gezien het eenmalige en nationale karakter wordt het toegestane geluidsniveau niet als een onevenredige belasting gezien. Dit evenement is dan ook in de regels opgenomen.

4.5.3 Conclusie

Het aspect geluid is geen belemmering voor het plan.

4.6 Externe Veiligheid

4.6.1 Toetsingskader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (visie tot 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

4.6.2 Toetsing

Risicovolle inrichtingen

Volgens de Risicokaart (Bron: risicokaart.nl, november 2015) bevinden zich in de nabije omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen die van invloed zijn op eventuele planontwikkelingen. De invloedsgebieden van de dichtstbijzijnde Bevi-inrichtingen reiken niet over het plangebied. Andersom zorgen ontwikkelingsmogelijkheden binnen het plangebied niet tot een beperking van deze Bevi-inrichtingen.

Omgang risicovolle inrichtingen

In het bestemmingsplan is één bedrijventerrein aanwezig; bedrijventerrein 'De Lelie' in Scharendijke. In het geldende provinciale beleid, te weten de 'Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012', is dit bedrijventerrein aangewezen als een kleinschalige bedrijventerrein. Volgens de beleidsvisie zijn op kleinschalige bedrijventerreinen geen risicovolle activiteiten toegelaten tenzij deze activiteiten niet belemmerend zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving. Met andere woorden, de PR 10 -6 contouren mogen de kavelgrenzen niet overschrijden aan de kant waar bebouwing aanwezig is, gepland is of gepland kan worden.

Voor nieuwe bedrijvigheid of uitbreiding van bestaande bedrijvigheid geldt dat de PR 10-6 contouren binnen de eigen bedrijfsperceelgrenzen moeten blijven liggen en/of binnen de bestemming 'Verkeer', 'Groen', 'Groen - Landschappelijk', of 'Water'. Op deze wijze zijn dergelijke risicovolle activiteiten niet belemmerend voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving.

Geconcludeerd wordt dat met bovengenoemde regeling wordt aangesloten op het provinciale beleid. Tevens worden met deze regeling de bestaande rechten zoveel mogelijk gehandhaafd en wordt met de regeling een voldoende veiligheidsniveau geborgd.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Wegen

De rijkswegen N57 en N59 zijn aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De invloedsgebieden van beide wegen reiken over het plangebied. Omdat sprake is van een actualisatie in de vorm van het conserveren van de huidige bestemmingsplannen treedt geen verandering op in personenaantal, en dus geen verhoging van het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Uit het Basisnet Weg blijkt dat voor de voornoemde wegen geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied en evenmin van een veiligheidszone; er is geen maatgevende contour voor het PR (de contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten). De PR 10-6 contour reikt derhalve niet over het plangebied.

Groepsrisico

Ook blijkt uit het Basisnet Weg dat voor de betreffende wegvakken in de huidige situatie sprake is van een zeer laag groepsrisico (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde). De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde wegen niet overschreden.

Water

Op de kaart behorende bij het Basisnet Water is het Zijpe aangeduid als binnenvaartroute met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart). Voor zwarte vaarwegen komt de PR 10-6 -contour maximaal tot de oeverlijn. Er is daarom geen noodzaak op het land rekening te houden met veiligheidszones.

Buisleidingen

De meest nabij gelegen planologisch relevante aardgastransportleiding betreft een 8 inch leiding met een maximale werkdruk van 40 bar. Deze leiding komt vanuit de Grevelingen ten noordoosten van Zonnemaire het eiland op, en loopt langs de Dreischorsedijk naar een gasontvangstation tot ongeveer de kruising met de Stoofweg. De lengte van de leiding op het land bedraagt ongeveer 1,2 km.

De afstand van de leiding tot aan het plangebied bedraagt ruim 5 km. Geconcludeerd wordt dat de leiding geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan. Ook de afstand van het gasontvangststation tot de ontwikkeling is zodanig groot dat hier geen belemmeringen uit voortvloeien.

4.6.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor de mogelijkheden in het voorliggende bestemmingsplan. Andersom zorgen ontwikkelmogelijkheden in het voorliggende bestemmingsplan niet voor een beperking van Bevi-inrichtingen en de buisleiding bij Zonnemaire, en een verhoging van het groepsrisico op de rijkswegen N57 en N59.

4.7 Bodem

4.7.1 Toetsingskader

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.

Een belangrijk basis vormt de Wet bodembescherming (Wbb) en daarnaast zijn het Besluit bodemkwaliteit en de Waterwet van toepassing. Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het Besluit bodemkwaliteit omvat de regels rond grondverzet, bouwstoffen en een stuk kwaliteitsboring.

Aardkundige waarde

Ten aanzien van de aardkundige waarde richt het gemeentelijk beleid zich op het versterken van de plaatselijke landschapskwaliteiten. Dit kan door aardkundige patronen een zichtbare rol te laten spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Doorsnijding en versnippering van het landsschap moet zo veel mogelijk worden voorkomen.

Er is geen landelijke wetgeving met betrekking tot aardkundige waarden. In de provincie Zeeland en in de gemeente zijn de aardkundige waarden opgenomen in het omgevingsplan en bodembeleidsplan.

Geothermie

Geothermie (aardwarmte) is een vorm voor duurzame energie door het rechtstreeks benutten van de warmte uit de aarde op kilomters diepte. Er liggen mogelijkheden deze techniek toe te passen in de ondergrond van Schouwen-Duiveland, dit vraagt wel een grote investeringen en kan alleen rendabel zijn bij een zeer grote vraag aan energie/warmte.

Voor het opsporen en winnen van aardwarmte zijn volgens de Mijnbouwwet vergunningen nodig van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Er gelden de voorwaarden dat winningspunten de invloedssfeer van de winning (de ruimteclaim) in de diepe ondergrond planologisch moet worden ingepast en vastgelegd.

Warmte-koude opslag

De basis van warmte-koude opslag ligt in het seizoensmatig opslaan van warmte en koude in de bodem. Er zijn zowel open systemen als gesloten systemen. Warmte-koude opslag is een bewezen vorm van duurzame energie en wordt gestimuleerd in Zeeland.

Het aspect bodemenergie is geregeld in het Besluit bodemenergie (vanaf juli 2013). Het Besluit bodemenergie schrijft o.a. voor dat een nieuw systeem een bestaand systeem niet mag hinderen en dat de systemen door een erkend bedrijf moeten worden aangelegd. Bodemenergiesystemen mogen niet in grondwaterbeschermingsgebieden worden aangelegd.

Voor de gesloten systemen geldt een meldingsplicht (Activiteitenbesluit). Open systemen en grote gesloten systemen (>70kW) zijn vergunningsplichtig onder de Waterwet. De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een kansenkaart bodemenergie.

Niet gesprongen explosieven

De potentiële aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE's) kan een bedreiging in houden bij grondroerende werkzaamheden en kan tot vertraging in de planvorming en - uitvoering leiden. De gemeente heeft beleid opgesteld over de omgang met NGE's. Op basis van historisch onderzoek is een beleidskaart opgesteld. Deze kaart geeft aan in welk gebied er meer of minder risico is op het aantreffen van niet gesprongen explosieven. Per gebied gelden verschillende voorwaarden. Wanneer een gebied bestemd wordt in een risicogebied, zullen ontwikkeling in dit gebied aan het beleid getoetst worden.

4.7.2 Toetsing

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Aangezien het bestemmingsplan vrijwel geen functiewijziging mogelijk maakt, is geen nieuwe toetsing of onderzoek noodzakelijk naar de bodemkwaliteit. Voor zover nieuwe functies wel gewenst zijn, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd waarbij de noodzakelijke onderzoeken worden uitgevoerd.

Aardkundige waarde

Aardkundige waarden behouden of versterken.

Bodemenergie (geothermie en warmte-koude opslag)

Het gebruik van bodemenergie is in het plangebied mogelijk.

Niet gesprongen explosieven

Binnen het plangebied kunnen niet-gesprongen explosieve voorkomen. Afhankelijk van de toekomstige ontwikkeling zal aan het NGE-beleid getoetst worden of een vervolgonderzoek nodig is. Daar waar het huidige grondgebruik wordt gecontinueerd is geen sprake van een verhoogd risico en is vervolgonderzoek of opsporing niet noodzakelijk.

4.7.3 Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit plan.

4.8 Water

4.8.1 Toetsingskader

Algemeen

In ruimtelijke plannen moet voldoende aandacht besteed worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.

Regelgeving

In de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw tussen rijk, provincies, Waterschappen en gemeenten (d.d. 14 februari 2001) is overeengekomen dat vanaf de ondertekening van deze overeenkomst op alle voor de waterhuishouding relevante nieuwe ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets uitgevoerd dient te worden. Concreet betekent de invoering van de watertoets, dat een plan een zogenaamde waterparagraaf dient te bevatten, die keuzes ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten gemotiveerd beschrijft. Daarin dient een wateradvies van de waterbeheerder te worden meegenomen. De watertoets is wettelijk verankerd in artikel 3.6 lid 1, sub b Bro.

In artikel 3.1.1. van het Bro is vastgelegd dat bij het opstellen van het bestemmingsplan overleg dient plaats te vinden met de waterbeheerder. Water dient in een zo vroeg mogelijk moment in de planvorming te worden meegenomen. Bij voorkeur in de initiatieffase.

Grondwateronttrekking

Zorgvuldig omgaan met grondwaterwinning beperkt het risico op verzilting van het vaak schaarse zoete grondwater. Door verzilting neemt het zoutgehalte van het (grond)water en de bodem toe. Verzilting kan tot schade leiden voor de landbouw, omdat het grondwater minder of ongeschikt wordt voor beregeningsdoeleinden. Winning van grondwater kan verlaging van de grondwaterstand en daarmee verdroging van gebieden tot gevolg hebben.

Om verdroging tegen te gaan zijn in kwetsbare gebieden, bijvoorbeeld (natte) natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, alleen grondwaterwinningen op basis van een melding toegestaan als ze kortdurend zijn (maximaal 6 maanden) en een laag debiet hebben (maximaal 100 m³ per uur en maximaal 1.000 m³; per maand) hebben. Voor alle andere grondwateronttrekkingen is altijd een vergunning van het waterschap of de provincie vereist.

4.8.2 Toetsing

Er is aan de hand van criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen nagegaan of het voorliggende plan strijdig is met de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Hierna wordt per thema ingegaan op de wateraspecten.

Thema en water(schaps)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkering
Waarborgen van het veiligheidsniveau tegen water en de daarvoor benodigde ruimte.


Direct grenzend aan het plangebied is de Delingsdijk ten zuidwesten van Serooskerke aangewezen als regionale waterkering en de dijk aan de noordzijde van Scharendijke als primaire waterkering. Binnen de invloedssfeer van deze dijken wordt van overheidswege duidelijke grenzen gesteld aan de bebouwingsmogelijkheden. De waterkeringstechnische randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011, die op 22 december 2012 in werking is getreden. In de regels en op de verbeelding is ter bescherming van de waterschapsbelangen de dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' opgenomen ter plaatse van de beschermingszone A die hoort bij de primaire en regionale waterkering. Hiermee wordt bouwen in de waterkering zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het waterschap uitgesloten.
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Bij de bouw wordt voldoende hoog gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situatie(s) te voorkomen. Het plan biedt voldoende ruimte voor vasthouden / bergen / afvoeren van water.
De aanwezige waterlopen in het plangebied worden beschermd door de Keur van het waterschap. De Keur bepaalt dat oppervlaktewater met een status niet zonder vergunning van het waterschap mag worden gedempt of aangepast. Na ondertekening van het Bestuursakkoord Water (2011) door de koepels IPO, UvW en VNG wordt toename van verharding gecompenseerd. Compensatie vindt plaats op basis van regionaal beleid en op advies van het waterschap.
Riolering / RWZI
(inclusief water op straat / overlast)
Optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken en drainagewater in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Het afvalwater wordt afgevoerd door het vuilwaterstelsel van de gemeente. Hemelwater dient doormiddel van grindkoffers, via het oppervlaktewater of via een gescheiden rioleringsstelsel (indien aanwezig) te worden afgevoerd.
Waterschapsobjecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van waterschapsobjecten niet belemmeren. Hierbij wordt gedacht aan milieucontouren rond RWZI's, rioolpersgemalen, poldergemalen, vrijverval- en/of persleidingen.
In het plangebied zijn de volgende waterschapsobjecten aanwezig:
- Kerkwerve: 3 riooloverstorten (bij waterberging Zandweg, kruising Vroonstraat/Vloedstraat en Oudeweg) en een rioolgemaal bij Sportpark Vossepit.
- Noordwelle: riooloverstort op hoek Slingerbos/Oude Stoofweg
- Ellemeet: 2 riooloverstorten (achter adressen Heerenisstraat 9 - 13 en Schelpweg)
- Serooskerke: 1 rioolgemaal aan de Dorpsweg
- Scharendijke: 3 riooloverstorten (Elkerzeeseweg, kruising Grevelingenlaan/Jachtlaan en Boutlaan) en 1 rioolgemaal aan de Platteweg.

De mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen belemmeren de werking van de waterschapsobjecten niet.
Watervoorziening / -aanvoer
Het voorzien van de bestaande functie van (grond- en/of oppervlakte)water van de juiste kwaliteit en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water.
De watervoorziening is niet in het geding.
Volksgezondheid (water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. Er zijn geen risico's voor volksgezondheid bekend. Er is geen sprake van de aanleg van (extra) open water.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen met name in zettingsgevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Niet van toepassing.
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.
Voorliggend plan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de grondwaterstand.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het
watersysteem.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn. Het hemelwater is en wordt waar mogelijk afgekoppeld/niet aangesloten op de riolering conform de door het Waterschap gehanteerde afkoppelbeslisboom.
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede grondwaterkwaliteit.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn.
Verdroging (Natuur)
Bescherming karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische waarden; van belang in en rond natuurgebieden (hydrologische) beïnvloedingszone.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn.
Natte natuur
Ontwikkeling/Bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen die hierop van invloed kunnen zijn.
Onderhoud waterlopen
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
kunnen worden.
In het plangebied liggen diverse waterlopen. De onderhoudsmogelijkheden veranderen met dit bestemmingsplan niet. Voor onderhoud van waterlopen geldt dat ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen maximaal 7 meter brede obstakelvrije stroken / beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudsstroken (schouwstroken), gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewater, in acht moeten worden genomen. Met een Watervergunning kan hiervan onder voorwaarden worden afgeweken.
Alle primaire waterlopen met bijbehorende kunstwerken zijn in beheer en in onderhoud bij het waterschap. In het bestemmingsplan hebben primaire waterlopen de bestemming 'Water'. De onderhoudsstroken behoeven niet in het plan te worden geregeld. Daarin voorziet de Keur watersysteem waterschap Scheldestromen 2011.
Daarnaast is ter plaatse van de volgende beeldbepalende waterpartijen de bestemming 'Water' opgenomen:
- Kerwerve: waterpartij kruising Zandweg/Verseputseweg - Noordwelle: watergang langs wandelpad (slingerbos)
- Noordwelle: watergang langs Oude Stoofweg (richting begraafplaats)
- Serooskerke: watergang langs pad naar begraafplaats
- Scharendijke: waterpartij aan noordkant in groenstrook tussen Baken en Elkerzeeseweg
- Scharendijke: waterpartij naast parkeerterrein Dijkstraat.
Waterschapswegen
Goede bereikbaarheid en in stand houden van wegen in beheer en onderhoud bij het waterschap.
Niet aanwezig.

4.8.3 Conclusie

Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen voor onderhavig bestemmingsplan. De watertoets is voorgelegd aan het waterschap Scheldestromen voor het formele wateradvies en zij hebben de watertoets met hun reactie op het voorontwerpbestemmingsplan akkoord bevonden.

4.9 Flora En Fauna

4.9.1 Toetsingskader

Algemeen

In deze paragraaf wordt het toetsingskader op het vlak van ecologie beschreven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Regelgeving

De regelgeving voor de flora en fauna is sinds 1 januari 2017 gebundeld in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora en faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming regelt zowel de soortenbescherming als gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming: Wet Natuurbescherming (hoofdstuk 2) en Ecologische Hoofdstructuur (Natuurnetwerk Zeeland)

De gebiedsbescherming is verankerd in de Wet Natuurbescherming en de regelgeving rondom de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet Natuurbescherming dan wel de EHS de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In het kader van de Wet Natuurbescherming zijn binnen de gemeente de volgende Natura2000-gebieden aangewezen: Voordelta, Oosterschelde, Grevelingen en Kop van Schouwen. Daarnaast loopt nog steeds een aanwijzingsprocedure voor het Krammer Volkerak.

Per Natura2000-gebied worden in een aanwijzingsbesluit de instandhoudingdoelstelling voor bepaalde soorten of habitattypes bepaald en worden beheerplannen opgesteld. In een dergelijk beheerplan staat onder meer aangegeven voor welke nieuwe activiteiten geen vergunning nodig is. Ook activiteiten buiten de natuurgebieden kunnen effect hebben op de instandhoudingsdoelstellingen. Vandaar dat hier vooraf onderzoek naar moet worden verricht. Als er wel effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen dan zal voor de activiteit een vergunning Wet Natuurbescherming moeten worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (Provincie of Ministerie EZ).

De gebieden die vallen onder de EHS (Natuurnetwerk Zeeland) zijn aangegeven op de onderstaande kaart (zie ook Geoloket provincie Zeeland). Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen niet zonder meer bestemmingsplanmatig mogelijk worden gemaakt als sprake is van negatieve effecten op de gebiedsafhankelijke kenmerken en waarden van de EHS.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0061.png"

Soortbescherming (hoofdstuk 3 Wet Natuurbescherming)

De soortenbescherming bestaat uit drie beschermingsregimes. Twee volgen er uit Europese wetgeving. Volgens de wet zijn de soorten uit de Vogelrichtlijn (VRL) beschermd (artikelen 3.1-3.4 Wnb) en de soorten die genoemd worden in de Habitatrichtlijn (HRL) (artikelen 3.5-3.9. Wnb) Daarnaast is er ook nog een nationale lijst met beschermde soorten (3.10 Wnb). Deze soorten staan vermeld in de bijlage van de wet. Voor alle bestemmingsplannen geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd naar mogelijke beschermde soorten die in het plangebied voorkomen.

Stikstofdepositie

Om de stikstofdepositie op Natura2000 gebieden terug te dringen heeft het ministerie van I&M samen met o.a. het ministerie van EZ het PAS ontwikkeld. PAS staat voor Programmatische Aanpak Stikstof. In het PAS worden maatregelen opgenomen om de stikstofdepositie terug te brengen en hiermee de biodiversiteit in de Natura2000 gebieden te beschermen. Hierdoor wordt weer wat ruimte gecreëerd voor nieuwe ontwikkelingen met een extra stikstofafgifte. Deze ruimte is echter beperkt en daarom zal bij nieuwe ontwikkelingen getoetst moeten worden of er nog voldoende ruimte is waardoor de ontwikkeling gerealiseerd kan worden, of dat de stikstofafgifte te groot is en het plan op die wijze niet uitgevoerd kan worden.

Als een bestemmingsplan een mogelijke toename van de stikstofemissie toestaat, moet in het plan gemotiveerd worden hoe de depositie eruit ziet en hoe zich dat verhoudt tot de kritische depositiewaarde en de nog beschikbare ruimte voor stikstoftoename.

4.9.2 Toetsing

Een deel van het plangebied grenst aan Natura2000- gebied Grevelingen. Dit betreft de kern Scharendijke en het bijbehorende bedrijventerrein. Andere kernen in het plangebied liggen op grotere afstand van de Natura2000-gebieden Kop van Schouwen, Grevelingen en Oosterschelde. Het bestemmingsplan betreft een actualisatie en is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die, op basis van externe werking, mogelijk kunnen zorgen voor een significant negatief effect op de omliggende Natura2000-gebieden.

Binnen het plangebied is wel sprake van feitelijk nog niet ingevulde lege bouwkavels binnen de bestemming 'Wonen' en er is nog uitbreidingsgrond op het kleinschalig bedrijventerrein 'De Lelie'. Hiervoor is een AERIUSberekening gemaakt die bij deze toelichting als bijlage 3 Aerius-berekeningactualisatie KNESS is opgenomen. Uit de berekening blijkt dat de stikstofdepositie op de omliggende Natura2000-gebieden niet toeneemt.

Verder maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk binnen EHS-gebieden (nu Natuurnetwerk Zeeland).

4.9.3 Conclusie

Het aspect flora- en fauna vormt geen belemmering voor het plan.

4.10 Licht En Duisternis

4.10.1 Toetsingskader

Algemeen

Kunstmatige verlichting komt voor bij (autosnel)wegen, (fiets)paden, woonkernen, industrie- en bedrijventerreinen, recreatieterreinen, glastuinbouwbedrijven, sportterreinen (maneges, golfbanen, tennisbanen, voetbalvelden, e.d.). Mogelijk negatieve effecten van lichthinder worden bepaald door enerzijds de aard, intensiteit en duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling, die gerelateerd is aan de omgeving en de leefwijze van mens en dier.

De gemeente Schouwen-Duiveland wil haar duisternis zo goed mogelijk borgen zodat deze kwaliteit behouden kan blijven. Ze heeft daarvoor een prioriteringsvolgorde bepaalt die daarbij gehanteerd moet worden:

    1. 1. Alleen licht plaatsen als het echt noodzakelijk is.
    2. 2. Alleen dan verlichten als het licht noodzakelijk is.
    3. 3. Alleen die plaats verlichten waar licht nodig is.
    4. 4. Daarbij geen onnodig fel licht gebruiken.

Regelgeving

De regelgeving die voorhanden of in voorbereiding is, richt zich vooral op de lichtbronnen, de veroorzakers van licht. Voor vergunningplichtige bedrijven geldt in het algemeen dat zij niet mogen bestaan zonder omgevingsvergunning op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (2.1 lid 1 onder e Wabo). Eventuele hinder door kunstverlichting van een bedrijf is dan geregeld via een omgevingsvergunning. In plaats van een omgevingsvergunning kan ook een Algemene Maatregel van Bestuur gelden voor een bedrijf (8.40 Wet milieubeheer). Dit houdt concreet in dat voor een aantal bedrijven van rechtswege het een en ander (onder andere lichthinder) geregeld is.

4.10.2 Toetsing

Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het is een conserverend plan. Bij vergunningprocedures zal worden getoetst of aan het gemeentelijk beleid kan worden voldaan. Het beleid is op voorhand niet belemmerend voor de invulling van de diverse bestemmingen zoals nu zijn opgenomen.

4.10.3 Conclusie

Het aspect licht vormt geen belemmering voor het plan.

4.11 Energie En Klimaat

4.11.1 Toetsingskader

Algemeen

Energiebesparing en het gebruik van duurzame energie is een belangrijk thema in het nationale klimaatbeleid. In het bestemmingsplan gaat het er bij het thema energie om dat rekening gehouden wordt met duurzaamheidsaspecten bij het ontwikkelen van een plangebied.

Regelgeving

Alleen via het Bouwbesluit geldt een wettelijke verplichting om bij bestemmingsplannen aandacht te besteden aan (duurzame) energie. Door bij de opstelling van een bestemmingsplan al rekening te houden met bijvoorbeeld een zongerichte situering van woningen, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. In het bestemmingsplan kunnen geen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot energie van niet stedenbouwkundige aard.

4.11.2 Toetsing

Het bestemmingsplan is een actualiseringsplan. Voor een groot gedeelte is het bestemmingsplan al gerealiseerd. Daardoor is er nog weinig flexibiliteit in de situering van de eventueel nog te realiseren woningen. Indien mogelijk verdient het voorkeur om de woningen zo te plaatsen dat de verblijfsruimten optimaal gebruik kunnen maken van de natuurlijke verlichting en stralingswarmte van de zon. Door daarnaast gebruik te maken van overstekken kan de warmte op warme momenten ook voldoende uit huis gehouden worden.

4.12 M.e.r.-beoordeling

4.12.1 Toetsingskader

Algemeen

De bedoeling van de Mer regelgeving is om (in een aantal gelimiteerde gevallen) milieu een volwaardige plaats in de besluitvormingsprocessen van een groot aantal wetten, waaronder de Wro, te geven.

Regelgeving

De basis voor de regelgeving met betrekking tot de MER wordt gevormd door de Europese richtlijn voor milieueffectrapportage (85/337/EEG) en de Europese richtlijn betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (2001/42/EG). Beide richtlijnen zijn in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 7) en het Besluit milieueffectrapportage in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

De MER-regelgeving maakt onderscheid tussen plannen en besluiten en geeft hiervoor verschillende procedurele verplichtingen. Uitgangspunt van de MER-regelgeving is dat de procedure van het betreffende plan of besluit, waarbij het milieueffectrapport wordt opgesteld wordt gevolgd.

De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid tussen:

  1. 1. een m.e.r.-plicht voor plannen (plan-m.e.r.);
  2. 2. een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor projecten (project-m.e.r.);
  3. 3. een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor projecten die als activiteit genoemd zijn in het Besluit m.e.r., ook al blijven zij onder de genoemde drempelwaarden.

Dit betekent dat het bevoegd gezag ook bij deze kleinere activiteiten (die niet aan de drempelwaarden voldoen), na moet gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Als uit de (vormvrije) m.e.r-beoordeling blijkt dat geen MER behoeft te worden opgesteld of uit de MER blijkt dat er als gevolg van het plan geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen, kan het plan worden uitgevoerd.

4.12.2 Toetsing

Binnen het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C en/of D van bijlage I van het Besluit m.e.r.

4.12.3 Conclusie

Er hoeft geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling te worden gedaan danwel een MER te worden opgesteld.

4.13 Conclusie

Uit de toetsing aan de sectorale aspecten blijkt dat er, rekening houdend met de deelconclusies opgenomen voorwaarden, geen belemmeringen zijn voor voorliggend plangebied.

5 Visie Op Het Plangebied

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de visie op het plangebied beschreven. In de eerdere hoofdstukken is uitgebreid stilgestaan bij het beleidskader, de ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke en functionele karakteristieken en de kaders voor wat betreft milieu en duurzaamheid. Hier worden deze samengebracht in een allesomvattende visie op het plangebied voor de komende 10 jaar. Daarbij ligt de focus uiteraard op onderwerpen waar het bestemmingsplan een rol in kan spelen.

5.2 Uitgangspunten En Randvoorwaarden

De ruimtelijke uitgangspunten en randvoorwaarden van deze bestemmingsplannen zijn:

  • Respectvolle omgang met de aanwezige cultuurhistorische waarden van het dorp, zoals het karakter van de kerkring(en) en omgeving en de herkenbaarheid van de geschenkwoningen en de lintbebouwing.
  • De bestaande groenstructuren behouden en waar nodig aanpassen en/of versterken.
  • De archeologische waarden en de vrije windvang van molen 'De Lelie' beschermen.
  • De rondom aanwezige en beleefbare natuur in goede harmonie tussen de natuurlijke omgeving en woongebied behouden.

De functionele uitgangspunten en randvoorwaarden van dit bestemmingsplan zijn dat:

  • Er geen nieuwe woonbestemmingen worden toegevoegd naast de reeds bestaande woonbestemmingen.
  • Lege bouwkavels voor woningen tot 22 oktober 2025 beschikbaar blijven om alsnog te benutten.
  • Het bedrijventerrein 'De Lelie' zo optimaal mogelijk gebruikt kan worden voor bedrijvigheid, zonder overlast te veroorzaken.
  • Bedrijvigheid in het plangebied buiten de bedrijven op het bedrijventerrein 'De Lelie' beperkt blijft tot beroep of bedrijf aan huis en enkele solitair gelegen bedrijven met bedrijfsactiviteiten van grotere omvang of een hogere milieucategorie.
  • Detailhandel op bedrijventerrein 'De Lelie' alleen toegestaan is op die plekken waar het reeds planologisch is toegestaan en op dit moment ook daadwerkelijk aanwezig is.
  • Het huidige voorzieningenniveau en het recreatieve karakter in Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke behouden dan wel versterkt wordt.
  • Met name voor Scharendijke geldt dat wonen en recreëren al van oudsher samen gaat, het behoud van deze respectvolle 'samenwerking' is van belang voor de leefbaarheid van het dorp. Dit geldt natuurlijk ook voor de andere dorpen.

5.3 Ruimtelijke Streefbeelden

Historische kern

Zoals beschreven in hoofdstuk 3 Planologisch kader heeft Kerkwerve, Noordwelle en Serooskerke haar historische karakter goed weten te behouden. Ook voor de toekomst is het wenselijk dit karakter te behouden. Alle drie de dorpen zijn een ringdorp en de oorsprong van deze dorpen ligt dan ook in de dorpsringen. Het behouden en met name het versterken van de groene ring en de toepassing van een gesloten omringende gevelwand kan bijdragen aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de Ring. Bij herinrichting van de openbare ruimte is het van belang het historische karakter ook in de keuzes van materialen door te laten werken. We gaan respectvol om met de aanwezige cultuurhistorische waarden in het dorp. Het historische karakter van de Kerkring(en) en omgeving wordt behouden en waar mogelijk versterkt, zowel wat betreft bebouwing als in de openbare ruimte en het groen. Het behoudt en versterken van de historische kern is ook voor Scharendijke en Ellemeet een meerwaarde.

Geschenkwoningen

De geschenkwoningen markeren een belangrijke periode in de geschiedenis van Schouwen-Duiveland en daarmee ook van Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke en Scharendijke: die van de Watersnoodramp en de wederopbouwperiode daarna. Gezien de bouwwijze is het niet eenvoudig om de geschenkwoningen in originele vorm te behouden. De meeste geschenkwoningen zijn nagenoeg allemaal verbouwd of herbouwd. Behoud van de woningen is op lange termijn alleen mogelijk door de woningen te moderniseren. Daarbij is het wenselijk om steeds zo respectvol mogelijk om te gaan met het oorspronkelijke ontwerp, materialisering en kleurgebruik. Behoud is door ontbreken van beschermde status van de woning afhankelijk van de eigenaar van de woning.

Groenstructuur in de kern

Kerkwerve

De ringstructuur, die karakteristiek is voor dit ringdorp dient zoveel mogelijk versterkt te worden. Daartoe kunnen aan de Ring bij de kerk leibomen toegevoegd worden aan de zijde van de woningen. De Weelweg/Kerkweg is in de totale structuur van het dorp een belangrijke verbindingslijn. Ontbrekende schakels dienen waar mogelijk aangevuld te worden. De populieren aan de Zandweg zijn oud en slecht en dienen op termijn vervangen te worden door bijvoorbeeld een plataan.

Noordwelle

Om het karakter als ringdorp te versterken kan de leibomenstructuur doorgezet worden daar waar deze ontbreekt. Ook de tweede ring kan versterkt worden. In de toeleidende straten tot de ring (laatste deel Smidsweg, Zuidwelleweg, Oude Stoofweg) kunnen ook leibomenstructuren aangebracht worden als een inleiding op de ring.

Ellemeet

Het centrum van dit dorp (dorpsstraat) dient, in het kader van totale herinrichting) een nieuwe identiteit te krijgen. Hierbij kan ook een leibomenstructuur aangebracht worden, waarmee een groener karakter ontstaat. Bij de kruising Schelpweg-Kuijerdamseweg kan de bomenstructuur aangevuld en versterkt worden. Daar waar ontbrekende schakels zijn, dienen deze aangevuld worden.

Serooskerke

Het groene karakter van het dorp kan verder versterkt worden door gericht aanplant van bomen daar waar nodig. De ringstructuur van het dorpsplein kan geaccentueerd worden door toevoeging van leibomen aan de huizenzijde waar mogelijk. Hiermee ontstaat ook meer samenhang met de overige ringdorpen.

Scharendijke

De ontstaansbasis van het dorp, de Dijkstraat en omgeving, vraagt om een sterke structuur. Voorgesteld wordt om de deels aanwezige leibomen verder door te zetten, laanbomen te vervangen en ontbrekende schakels toe te voegen. Streven is één doorgaande leibomenstructuur langs de waterpartij. Aan het begin van de Dijkstraat kunnen knotwilgen het waterrijke karakter accentueren. Belangrijke landschappelijke structuurlijnen dienen voorzien te zijn van een goede boombeplanting. Bij de Boutlaan is dit het geval, langs de Elkerzeeseweg kan deze op een aantal punten versterkt doorgezet worden. Het Bethlehemplein in het centrum van het dorp dient bij herstructurering een nieuwe bomenstructuur te krijgen.

Door het toevoegen van bomen op incidentele plaatsen in de openbare ruimte kan bedrijventerrein 'De Lelie' een interne groenstructuur krijgen waarmee het kale beeld verdwijnt. Ook de inpassing behoeft nader aandacht. Het toepassen van een stevige boomstructuur in de groenzone kan de inpassing verbeteren.

Natuur

Serooskerke grenst aan het beschermde natuurgebied Plan Tureluur en geeft daarmee de kern een uniek en aangenaam karakter. Ook ten zuiden van Serooskerke is natuur “de Schelphoek'. De rondom aanwezige en beleefbare natuur zorgt voor een aantrekkelijke omgeving. We streven er naar om de goede harmonie tussen de natuurlijke omgeving en woongebied te behouden. De beleefbaarheid van beide natuurgebieden vanuit het dorp is erg klein. Tussen de Schelphoek en Serooskerke ligt de N59 en tussen het natuurgebied Plan Tureluur en Serooskerke de Delingsdijk. Het is wenselijk om de beleefbaarheid te vergroten door bijvoorbeeld een veiligere overgang te maken naar de gebieden toe. De kansen hiertoe zijn hier echter qua financiële haalbaarheid erg beperkt.

Groene dorpsranden

Het is wenselijk om bij de dorpen de groene dorpsranden beleefbaar te houden en zorg te dragen voor een aangename overgang met het open landschap. Groene dorpsranden dragen doorgaans bij aan een aangename overgang van het open landschap naar de bebouwde kom. De combinatie van een stevige onderbegroeiing met een niet volledig gesloten wand van hoog opgaande bomen zorgt voor een goede landschappelijke inpassing, zonder dat de herkenbaarheid van het dorp verloren gaat. Behoud hiervan is wenselijk, waarbij het zicht op oriëntatiepunten zoals kerktorens niet uit het oog verloren mag raken.

5.4 Functionele Streefbeelden

Woningmarkt

We streven naar een toekomstbestendige woningmarkt. Dit betekent dat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe woonbestemmingen worden toegevoegd naast reeds bestaande en lopende woningbouwprojecten. Ook panden of locaties die hun functie verliezen door bedrijfsverplaatsing of bedrijfsbeëindiging kunnen niet meer als vanzelfsprekend worden ingevuld met woningbouw. Bij bedrijfsverplaatsing of -beëindiging moet vooraf dus ook goed worden nagedacht over de invulling van de achter te laten locatie. Langdurige leegstand van panden en braakliggende terreinen zijn een bedreiging voor de leefbaarheid van een omgeving en moeten zo veel mogelijk voorkomen worden.

Voorzieningen en bedrijvigheid

De historische centra van de dorpen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet en Serooskerke maken geen onderdeel uit van de voorzieningenstructuur op Schouwen-Duiveland. Voor faciliteren van voorzieningen wordt er gekeken naar de grotere kernen. Dat neemt niet weg dat initiatieven via het spoor van het princiepverzoek op hun merites beoordeeld kunnen worden.

De wat grotere kern Scharendijke is aangemerkt als lokaal verzorgend voor de eigen inwoners en heeft daarnaast een toeristische functie. Binnen Scharendijke zijn drie gebieden te onderscheiden. Een concentratie van kleinschalige bedrijvigheid en horecagelegenheden tegen de dijk aan vormt het verblijfsgebied. Het Bethlehemplein met kerk en dorpshuis vormt het gebied met de cultureel-maatschappelijke functies en de nieuwe locatie aan de Boutlaan is het gebied waar mensen terrecht kunnen voor hun dagelijkse boodschappen. Voor visie op de kern Scharendijke verwijzen we u door naar het bestemmingsplan "Herontwikkeling Dorpsstraat, Boutlaan-Elkerzeeseweg" paragraaf 2.2.

We faciliteren beroep- en bedrijf aan huis en bieden ruimte aan lichte vormen van bedrijvigheid op plekken waar al functiemenging plaatsvindt, maar weren zwaardere bedrijfsactiviteiten uit de kernen. De benutbaarheid van bedrijventerrein 'De Lelie' wordt door het toepassen van de milieuzoneringssystematiek zo groot mogelijk gemaakt om waar mogelijk groeiruimte te kunnen bieden aan bedrijven.

In woongebieden is het wenselijk dat er sprake is van een functiescheiding tussen wonen en bedrijvigheid. Overlast veroorzakende bedrijven kunnen gestimuleerd worden zich te vestigen op een bedrijventerrein. De bestaande bedrijven mogen geen overlast of afbreuk doen aan de naastgelegen woningen. Uitbreiding van bestaande bedrijven in de kernen is niet wenselijk. Bedrijfsbestemmingen, niet gelegen op het bedrijventerrein en die niet meer als bedrijf functioneren daarvan wordt het totale perceel in dit voorliggende plan omgezet naar 'Wonen'. De eventuele belemmering van de bedrijven naar de omliggende woningen toe, wordt hiermee verholpen. Ook langdurige leegstand wordt hiermee beëindigd. De leegstaande bedrijfsbebouwing kan dan namelijk worden gesloopt zodat er op de vrijgekomen locatie bijvoorbeeld een bijbehorende schuur voor de woningen kan worden geplaatst.

Op het bedrijventerrein 'De Lelie' is het tegenovergestelde van toepassing. Bedrijfswoningen kunnen naastgelegen bedrijven belemmeren in de bedrijfsvoering, doordat deze maatgevend zijn voor de milieuregelgeving waar ieder bedrijf aan moet voldoen. Bestaande legale bedrijfswoningen kunnen blijven bestaan, maar nieuwbouw van bedrijfswoningen wordt niet toegestaan. Wanneer bestaande bedrijfswoningen worden afgebroken of hergebruikt ten gunste van de bedrijfsvoering van een bedrijf is het wenselijk dit ook in het bestemmingsplan vast te leggen. Dit is in het voorliggende plan onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan kan grotendeels worden gekarakteriseerd als een beheersplan. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Dit heeft geresulteerd in een planopzet met een beperkt aantal bestemmingen, een verbeelding en een uniforme opzet van de bouwbepalingen. Alle bestaande functies worden gerespecteerd, ingrijpende functieveranderingen zijn niet voorzien.

6.2 Plansystematiek

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels, een verbeelding en een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Hierna volgt een toelichting op de afzonderlijke onderdelen. De verbeelding is een kaart van het plangebied waarop onder andere te zien is waar, welke bestemming geldt en waar bouwvlakken liggen waarbinnen gebouwen opgericht mogen worden. Op de verbeelding zijn de volgende hoofdgroepen opgenomen:

  • Enkelbestemmingen;
  • Dubbelbestemmingen;
  • Gebiedsaanduidingen;
  • Functieaanduidingen;
  • Bouwvlakken;
  • Bouwaanduidingen;
  • Maatvoeringen.

Uit de bestemmingsregels blijkt hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingsplanregels bestaan altijd uit de volgende vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

De opzet van de verbeelding en regels sluit aan op de wettelijk vastgelegde Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Verder zijn de bestemmingen zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gronden.

In de toelichting wordt gemotiveerd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridische plangedeelte, dient het wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels.

6.3 Toelichting Op De Bestemmingen

6.3.1 Inleidende regels

De inleidende regels staan in hoofdstuk 1 (artikel 1 en 2) van de regels.

In artikel 1 van de regels worden diverse begrippen die in de planregels voorkomen nader omschreven. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis, ook als in het normale spraakgebruik of bijvoorbeeld in een encyclopedie andere, afwijkende definities voorkomen.

Artikel 2 geeft aan hoe hoogte-, oppervlakte- en andere maten moeten worden gemeten.

6.3.2 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 (met de artikelen 3 tot en met 25) zijn de bouw- en de gebruiksregels opgenomen van de op de verbeelding opgenomen (enkel)bestemmingen en dubbelbestemmingen.

In de regels van de verschillende bestemmingen komen een aantal onderdelen (bijna altijd) terug. De bestemmingsomschrijving omschrijft voor welke functies de gronden zijn bedoeld. In de bouwregels is vervolgens geregeld wat er ten behoeve van de bestemming mag worden gebouwd.

In veel bestemmingen is de regeling opgenomen dat het bevoegd gezag nadere eisen kan stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing waarvoor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Als nadere eis komen in de verschillende bestemmingen de volgende criteria voor:

  • een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • milieusituatie: met het oog op de milieukundige situatie kunnen eisen worden gesteld als gevoelige functies zich in de nabijheid bevinden van hinderlijke functies; vanwege de gevolgen voor flora en fauna, geluid, bodemkwaliteit en/of (grond)waterkwaliteit en gelet op de situering van gebouwen ten opzichte van water;
  • verkeersveiligheid: nadere eisen kunnen worden gesteld gelet op de verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte;
  • sociale veiligheid: het zoveel mogelijk voorkomen van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. Zo kunnen nadere eisen hierbij zien op verbetering van toezicht op en overzichtelijkheid en toegankelijkheid van sociaal onveilige plekken en andere openbare ruimten;
  • brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten: nadere eisen kunnen zien op de aanwezigheid en bereikbaarheid van vluchtwegen, bereikbaarheid van bouwwerken en de beschikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  • gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden: voorkomen van een zodanige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen ontstaat, dat een gebruik van die percelen overeenkomstig de bestemming niet meer volledig mogelijk is.

In de specifieke gebruiksregels is het volgens de begripsomschrijving toegestane gebruik van zowel de onbebouwde gronden als van de aanwezige gebouwen gedetailleerder uitgewerkt en/of wordt een nader omschreven soort gebruik uitgesloten.

Verder komen diverse flexibiliteitsbepalingen voor (afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden) en kan een vergunningplicht zijn opgenomen om bepaalde werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld afgraven of het kappen van bomen) te mogen uitvoeren.

Let op: de gebruiks- en de bouwmogelijkheden die in de enkelbestemmingen zijn opgenomen, kunnen worden beperkt door de dubbelbestemmingen of door de bepalingen uit hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Artikel 4 Bedrijf

De solitaire bedrijven in de kernen zijn bestemd als Bedrijf. Afhankelijk van de afstand tot de dichtstbijzijnde woning is lichte bedrijvigheid uit maximaal categorie 1 of categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Als afwijkingsbevoegdheid is een regeling opgenomen voor bedrijvigheid die niet rechtstreeks is toegelaten vanuit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien de milieubelasting van het bedrijf gelijkgesteld kan worden aan die van de wel toegestane bedrijvigheid. Een voorwaarde hierbij is wel dat de bedrijvigheid zich niet eenvoudig (bijvoorbeeld zonder dat een omgevingsvergunning voor het bouwen benodigd is) kan ontwikkelen tot een niveau dat de milieubelasting niet meer gelijkgesteld kan worden aan de toegestane milieucategorie.

Artikel 5 Bedrijventerrein

De gronden met deze bestemming kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten die - afhankelijk van de afstand van de afstand tot de dichtstbijzijnde gevoelige bestemmingen - maximaal in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogen vallen. Onder deze bedrijfsactiviteiten vallen ook de eigen kantoorfuncties/kantoorruimtes die horen bij dergelijke bedrijvigheid (bijvoorbeeld voor administratie en vergaderruimtes). De in het gebied al aanwezige andere functies (zoals enkele detailhandelsbedrijven) zijn toegestaan door middel van een aanduiding, als aanvulling op de hiervoor genoemde bedrijfsactiviteiten.

Vanwege de bereikbaarheid bij calamiteiten is in de bouwregels opgenomen dat als gebouwen niet aan elkaar vast worden gebouwd, een onderlinge afstand van minimaal 5 meter moet worden aangehouden. In dit kader is ook de bepaling opgenomen dat gebouwen op 2,5 meter uit de perceelsgrens moeten blijven (tenzij de gebouwen van twee verschillende bouwpercelen aaneen worden gebouwd). Zonder deze bepaling zou een bedrijf vanwege de verplichte onderlinge afstand van 5 meter beperkt worden in zijn bouwmogelijkheden als een naastgelegen bedrijf een gebouw tot op de perceelsgrens bouwt. Voor de gevallen dat een perceelsgrens niet grenst aan een bouwvlak van een ander bedrijf en de verplichte afstand van 2,5 meter daarmee in beginsel niet nodig is vanwege de bereikbaarheid bij calamiteiten, is bouwen tot op de grens mogelijk middels een afwijkingsbevoegdheid.

De vestiging van een risicovolle inrichting is alleen mogelijk als de plaatsgebonden risicocontour binnen de grenzen van het eigen bouwperceel valt.

Als afwijkingsbevoegdheid is een regeling opgenomen voor bedrijvigheid die niet rechtstreeks is toegelaten vanuit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien de milieubelasting van het bedrijf gelijkgesteld kan worden aan die van de wel toegestane bedrijvigheid. Een voorwaarde hierbij is wel dat de bedrijvigheid zich niet eenvoudig (bijvoorbeeld zonder dat een omgevingsvergunning voor het bouwen benodigd is) kan ontwikkelen tot een niveau dat de milieubelasting niet meer gelijkgesteld kan worden aan de toegestane milieucategorie.

6.3.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

In artikel 32.1 is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel voorkomt dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als een deel van een bouwperceel van eigenaar wisselt, terwijl diezelfde gronden bij een al eerder verleende omgevingsvergunning zijn meegeteld bij het bepalen van de maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel waartoe het behoorde. Het is dus niet mogelijk de gronden in te zetten voor twee verschillende bouwpercelen om op die manier een omgevingsvergunning voor het bouwen te verkrijgen.

In artikel 31.3 is een regeling met maximale hoogtematen ter bescherming van de molenbiotoop opgenomen. Indien een bouwplan de maximale hoogte overschrijdt, kan afgeweken worden indien uit onderzoek is gebleken dat de toevoeging van bebouwing geen nadelige invloed heeft op de windvang van de betreffende molen en de waarde van de molen als beeldbepalend element. In het onderzoek moet inzichtelijk worden gemaakt dat het bouwplan geen nadelige invloed heeft op de windvang van de molen en geen substantieel negatief effect heeft op het waarde van de molen als beeldbepalend element. Ook kan bij kleine overschrijdingen uit het onderzoek naar voren komen dat de hoogte de maximale toelaatbare obstakelhoogte volgens de formule uit de Handleiding Molenbiotoop van de vereniging De Hollandsche Molen, zoals beschreven in paragraaf 3.2.5 van deze toelichting, niet overschrijdt.

6.3.4 Bijlagen bij de regels

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is voor het overgrote deel samengesteld uit de richtafstandenlijst zoals opgenomen als bijlage 1 van de Brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • bedrijfsactiviteiten tot maximaal categorie 3.2 zijn opgenomen;
  • detailhandelsbedrijven en horecabedrijven zijn niet opgenomen, uitgezonderd webwinkels/internetafhaalpunten en cateringsbedrijven;
  • bedrijven met een overwegende kantoorfunctie zijn niet opgenomen;
  • bosbouw en agrarische bedrijven (uitgezonderd enkele dienstverlenende bedrijven) zijn niet opgenomen;
  • activiteiten gericht op cultuur, sport, recreatie, onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg en overige activiteiten zijn niet opgenomen voor zover de activiteit normaliter niet op een bedrijventerrein voorkomt;
  • bedrijfsactiviteiten die niet voorkomen en waarvan het aannemelijk is dat ze zich gezien de aard van de activiteiten ook niet zullen vestigen zijn niet opgenomen;

Aan de Staat zijn ten opzichte van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure een aantal activiteiten toegevoegd. In paragraaf 5.2 van deze toelichting is hiervoor de motivatie beschreven. Met betrekking tot webwinkels/internetafhaalpunten wordt benadrukt dat geen showroom (ruimte waarin de koopwaar tentoon wordt gesteld) aanwezig mag zijn. De regeling voor ondergeschikte, produktiegerichte detailhandel tot een oppervlakte van ten hoogste 100 m² is hierop niet van toepassing, aangezien een webwinkel zelf een detailhandelsbedrijf is en derhalve van een toevoeging van de gebruiksmogelijkheden voor ondergeschikte detailhandel geen sprake kan zijn.

Aanvullend aan een webwinkel zijn ook internetafhaalpunten in de lijst opgenomen. Ook hierbij is geen showroom toegestaan: Een afhaalpunt kan alleen bestaan uit een 'afhaalloket'.

6.4 Handhaving

6.4.1 Handhaving en bestemmingsplannen

Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn.

De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang.

De term handhaving wordt vaak beperkt uitgelegd als uitsluitend het toepassen van handhavingsinstrumenten, zoals de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom. Deze vorm van handhaving is overwegend repressief van aard. Handhaving bestaat echter ook uit het geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn.

Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving van wet- en regelgeving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels.

De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt daartoe in beginsel een plicht tot handhaving aan. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

6.4.2 Handhavingsbeleid gemeente

Binnen de gemeente Schouwen-Duiveland wordt er zo veel mogelijk planmatig gehandhaafd. Hiertoe wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Daarnaast is er ook de nodige ruimte om te kunnen handhaven op incidenten en klachten.

In principe dient tegen alle geconstateerde overtredingen te worden opgetreden. De zogenaamde beginselplicht tot handhaving. Het vaststellen van prioriteiten is echter onvermijdelijk. Als belangrijke handhavingsdoelen kunnen genoemd worden: het tegengaan van het bouwen zonder vergunning en het optreden daar waar sprake is van afwijking van reeds verleende vergunningen. Ook in de gevallen waar de veiligheid in het geding is en/of aantasting van het milieu plaatsvindt, dient prioriteit te worden gegeven aan de handhaving. Het tegengaan van strijdig gebruik van gronden en/of gebouwen is eveneens een belangrijke doelstelling. Als nevengeschikte doelen van de handhaving kunnen worden genoemd: het ongedaan maken van de gevolgen van een overtreding of een daarmee behaald voordeel.

6.4.3 Uitvoering handhaving

De uitvoering van het handhavingsbeleid is vastgelegd in de hiertoe relevante handhavingsprotocollen, het handhavingsplan en het daaruit voortvloeiende jaarprogramma. Daar waar een overtreding wordt geconstateerd en legalisatie niet mogelijk is, moet in eerste instantie toepassing worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving om tot herstel van de rechtsorde te komen. Het proces van bestuursrechtelijke handhaving is vastgelegd in een stappenplan, waarin de verschillende stadia van de besluitvorming en procedures tot uitdrukking komen.

Naast de bestuursrechtelijke mogelijkheden van handhaving wordt een taak gezien voor de strafrechtelijke handhaving. De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.

7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie, de koppeling met het exploitatieplan en eventuele inschatting tegemoetkoming in planschade.

7.2 Toepassing Grondexploitatiewet

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is.

Geen exploitatieplan is nodig indien:

  • het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld;
  • het onbenutte bouwruimte betreft die al opgenomen was in een bestemmingsplan dat nog op basis van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening was opgesteld en vastgesteld en bij de herziening van dat bestemmingsplan na 1 juli 2008 geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld;
  • als de gemeente alle gronden en eventuele opstallen in eigendom heeft en zelf de grondexploitatie voert. De kosten van grondexploitatie worden in dat geval via de gronduitgifte verhaald. Hiermee wordt ook voldaan aan de eis van verplichte kostenverhaal.

7.3 Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheersplan waarin de bestaande situatie is vastgelegd. Een exploitatieplan is dan ook niet benodigd, waardoor de economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.

8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Inleiding

Gedurende de voorbereiding van bestemmingsplannen wordt het plan één of meerdere keren ter inzage gelegd. Tijdens de periode van ter inzage legging kunnen bewoners, bedrijven, dorps- en stadsraden en andere geïnteresseerden of belanghebbenden reageren op het plan. In dezelfde periode wordt ook overleg gevoerd met andere overheden over het plan. De resultaten van de ter inzage legging kunnen leiden tot aanpassingen, verbeteringen of wijzigingen van het plan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de resultaten zijn van deze maatschappelijke consultaties.

8.2 Resultaten Ter Inzage Legging Voorontwerpbestemmingsplan

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de volgende instanties:

  • Provincie Zeeland
  • Waterschap Scheldestromen
  • Veiligheidsregio Zeeland
  • Delta N.V.
  • Vereniging Zeeuwse Molen
  • Dorpsraad Kerkwerve
  • Dorpsraad Noordwelle
  • Dorpsraad Ellemeet
  • Dorpsraad Serooskerke
  • Dorpsraad Scharendijke
  • Ondernemersvereniging Scharendijke
  • Ondernemersvereniging Schouwen-Duiveland

Tijdens de ter inzage leggingsperiode van 23 mei 216 tot en met 4 juli 2016 zijn twaalf inspraakreacties en drie vooroverlegreacties ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door het college vindt u in bijlage 4 Antwoordnotitie inspraak en vooroverleg bij de toelichting. Ook een overzicht met ambsthalve opmerkingen is hier onderdeel van.

Daarnaast is op 11 oktober 2016 door het college van Burgemeester en Wethouders besloten een positieve grondhouding aan te nemen ten aanzien van het realiseren van 7 parkeerplaatsen op het perceel op de hoek Platteweg/Middelplaatstraat in Scharendijke. Deze 7 parkeerplaatsen komen voort uit gemaakte afspraken met de initiatiefnemer van de herontwikkeling aan de Dorpsstraat in Scharendijke. Om de 7 parkeerplaatsen ter plaatse te kunnen realiseren is een bestemmingswijziging van de bestemming 'Maatschappelijk' naar de bestemming 'Verkeer' met aanduiding 'parkeerterrein' nodig. In voorliggend ontwerpbestemmingsplan is deze wijziging verwerkt.

8.3 Resultaten Ter Inzage Legging Ontwerpbestemmingsplan

Tijdens de ter inzage leggingsperiode van 24 oktober 2016 tot en met 5 december 2016 zijn 2 zienswijzen ingediend. Ook zijn er ambtelijke opmerkingen op het plan gemaakt. Een volledig overzicht van deze reacties en de bijbehorende beantwoording door de gemeenteraad en ambtshalve wijzigingen vindt u in bijlage 5 Antwoordnotitie zienswijzen bij de toelichting.

De aanpassingen betreffen wijzigingen in de toelichting, de bestemmingsplanregels en de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan. Omdat er aanpassingen in de bestemmingsplanregels en op de verbeelding zijn, is er sprake van gewijzigde vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan.

Op 23 februari 2017 is het bestemmingsplan ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad. Het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad is opgenomen in bijlage 6 Vaststellingsbesluit bij de toelichting.

Bronvermelding

De toelichting is geschreven na raadpleging van onder andere de volgende boeken, naslagwerken en websites:

  • Kleine monumenten na een grote ramp, buitenlandse geschenkwoningen; Janny Lock; uitgegeven in Geschenkwoningen Toen en Nu; diverse lezingen; Janny Lock en Hugo Doelman.
  • Welstandsnota, Gemeente Schouwen-Duiveland, 2012.
  • Burgh-Haamstede - stedenbouwkundige visie, BGSV bureau voor stedebouw, 9 mei 2008.
  • Bestemmingsplan Bebouwde Kom Scharendijke, Rothuizen van Doorn 't Hoofd, 2010.
  • Bestemmingsplan Bebouwde Kommen Kerkwerve, Noordwelle, Ellemeet, Serooskerke.
  • Rijksmonumenten register.
  • Bestemmingsplan Bedrijventerreinen Burgh-Haamstede en Scharendijke, 2010.
  • Bomenstructuurplan, 2012.
  • Wikipedia.

Bijlage 1 Beleidskader

1 Europees Beleid

1.1 Kaderrichtlijn Water (KRW)

In 2000 hebben de landen van de Europese Unie de Kaderrichtlijn Water (KRW) onderschreven om te komen tot basisbeginselen voor een duurzaam waterbeleid in de Europese Unie. De Kaderrichtlijn Water is door Nederland vertaald naar landelijke beleidsuitgangspunten voor een robuust en duurzaam water-systeem. In 2027 moeten de door Nederland aangewezen KRW-oppervlaktewaterlichamen voldoen aan de richtlijnen, zoals deze door de Europese Unie zijn vastgesteld. Voor het bereiken van de KRW-doelen is in het Nationaal Bestuursakkoord Water de onderlinge samenwerking tussen de overheden vastgelegd.

2 Rijksbeleid

2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, Nota Mobiliteit, agenda Landschap, agenda Vitaal, Platteland en Pieken in de Delta. Met de Structuurvisie zet het Rijk het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Er is nu te vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Om dit te keren brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Deze belangen zijn:

  1. 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  2. 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  3. 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  7. 7. Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  8. 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Natuurbeschermingswet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.

2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2011)

In dit besluit worden regels gesteld voor verschillende aspecten van nationaal belang. Veel daarvan moeten nog worden uitgewerkt en vastgesteld.

2.3 Nota Belvedere (1999)

De Nota Belvedere geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Daarnaast geeft het aan welke maatregelen getroffen moeten worden en geeft het een aanvulling op het bestaande sectorale beleid. Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat daarbij centraal. Die invalshoek dient in het ruimtelijk beleid te worden bevorderd.

Deze nota vormde een belangrijke bouwsteen voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en andere relevante rijksnota's. Daarnaast heeft het beleid uit de Nota Belvedere zijn vertaling gekregen in het beleid van de andere bestuursniveaus.

De centrale doelstelling van het beleid luidt:

De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen.

Deze hoofddoelstelling is vertaald in de volgende doelen:

  1. 1. Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.
  2. 2. Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenoemde Belvedere-gebieden.
  3. 3. Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden gericht op thematische versterking van de cultuurhistorie.
  4. 4. Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuurhistorie, alsmede het stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp.
  5. 5. Het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden.
  6. 6. Het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van het bestaande instrumentarium.

In bestemmingsplannen dienen de fysieke dragers (cultuurhistorische kernkwaliteiten) als ruimtelijk toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen te worden vastgelegd en kan indien nodig tevens een beleidsmatige opgave gericht op het herstel van de cultuurhistorische kwaliteit en samenhang worden opgenomen. De uitvoeringsstrategie kan van gebied tot gebied verschillen, van meeliften met bestaande initiatieven tot het initiëren van specifieke projecten.

2.4 Modernisering Monumentenzorg (MoMo) (2011)

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo wijzigt het Bro (artikel 3.6.1. lid 2). Wat voor archeologie geldt, gaat voor al het cultureel erfgoed gelden. De volgende regel is van kracht:

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Dit betekent dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van cultuurhistorische waarden bij het opstellen van bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreide eigen beleid.

2.5 Nationaal bestuursakkoord Water (NBW) (2011)

In mei 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen (UvW) en de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) het Bestuursakkoord Water ondertekend. Het doel van het Bestuursakkoord Water is te blijven zorgen voor:

  • de veiligheid tegen overstromingen;
  • een goede kwaliteit van het water;
  • voldoende zoet water.

De vijf partners willen dit bereiken door doelmatiger te werken, dat wil zeggen: goede kwaliteit tegen lagere kosten en minder bestuurlijke drukte. Noodzakelijke investeringen leiden daardoor niet tot sterke stijging van de lokale lasten voor burgers en bedrijven. De partners streven daarnaast ook naar doelmatigheid, door met minder kosten en minder bestuurlijke drukte de werkzaamheden te verrichten. Algemeen uitgangspunt is dat de overheden zich beperken tot hun kerntaken: taken worden op een niveau zo dicht mogelijk bij de burger gelegd; per terrein zijn ten hoogste twee bestuurslagen betrokken bij hetzelfde onderwerp.

2.6 Nationaal Waterplan (NW) (2009)

In de Waterwet is vastgelegd dat het Rijk een nationaal waterplan opstelt. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen aan voor een optimaal waterbeheer. Het Nationaal Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens structuurvisie.

2.7 Waterwet (2009)

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is ontstaan uit het samenvoegen van acht oude waterwetten. De Waterwet kent één watervergunning, voor onder andere het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast.

2.8 Natura2000

Het aantal soorten planten en dieren in Europa gaat hard achteruit. De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument daarvoor is Natura2000: een samenhangend netwerk van bijzondere natuurgebieden van Europees belang. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen en ontwikkelen van de biodiversiteit in Europa. Nederland draagt met 162 gebieden bij aan Natura2000. Natura2000-gebieden zijn de gebieden waar aangewezen soorten (dieren en/of planten) in een bepaalde mate voorkomen. Natura2000 is vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en Faunawet. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) wijst de gebieden aan. In een aanwijzingsbesluit beschrijft ze de natuurdoelen voor ieder gebied: welke natuurtypen en dier- en plantensoorten er in een bepaalde hoeveelheid en kwaliteit moeten blijven of - opnieuw - ontwikkeld worden. In Zeeland heeft de minister van EZ zestien Natura2000-gebieden aangewezen, waarvan de Voordelta, Kop van Schouwen, Oosterschelde en Grevelingen binnen de gemeentegrenzen zijn gelegen. Er is sprake van dat de Krammer-Volkerak later ook nog wordt aangewezen. Voor de Kop van Schouwen is de Provincie Zeeland verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen. Voor de overige gebieden blijft het Rijk zelf verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen.

3 Provinciaal Beleid

3.1 Omgevingsplan Zeeland 2012-2018

Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen. De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:

  • Produceren op Land aan Zee;
  • Beleven van Land en Zee;
  • Bloeien op Land en in Zee.

In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt nader ingegaan op de voor dit bestemmingsplan relevante onderwerpen.

3.2 Verordening Ruimte Provincie Zeeland

Slechts een select aantal onderdelen uit het Omgevingsplan komt terug in de verordening. Een aantal zijn van belang voor dit bestemmingsplan. In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt hier nader op ingegaan.

3.3 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan Zeeland 'Mobiliteit op maat' (2008)

De nationale planstructuur voor verkeer en vervoer is vastgelegd in het Nationale Verkeers- en Vervoersplan (NVVP). Op grond van de Planwet dient de Provincie te voldoen aan haar planverplichting een Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) op te stellen. Het PVVP gaat in op de essentiële onderdelen uit het NVVP en besteedt aandacht aan de afstemming met andere beleidsterreinen als ruimtelijke ordening, economie en milieu. De provincie is verplicht de meest belanghebbende bestuursorganen bij de planvoorbereiding te betrekken. Het PVVP zet in op een optimaal verkeers- en vervoerssysteem, waarvan de kwaliteit voor de individuele gebruiker in goede verhouding staat tot de kwaliteit van de samenleving als geheel, en dat recht doet aan de verschillende functies in de gebieden. Het basisbeleid, de elementen die voor heel Zeeland gelden, is gerelateerd aan de verschillende beleidssectoren en vertaald in verkeerskundige termen. Deze elementen zijn:

  • Duurzaam Veilig verkeer;
  • bereikbaarheid per auto, Openbaar Vervoer en fiets;
  • leefbaarheid.

Gezien de gebiedsspecifieke situaties is er aanleiding geweest om in het PVVP lokaal of in een bepaald gebied accenten aan te brengen in het basisbeleid.

3.4 Zeeuwse Nota Waterkeringen (2010)

Met de Zeeuwse Nota Waterkeringen 2010 stelt het Zeeuws Overlegorgaan Waterkeringen (ZOW) een gezamenlijk beleidskader en een gezamenlijke ambitie voor de waterkeringzorg vast. Het ZOW speelt hiermee in op nieuwe ontwikkelingen, regelgeving en beleid en neemt een standpunt in over de Zeeuwse uitwerking van het advies van de Deltacommissie en het Nationaal Waterplan. De nota geeft bovendien een eerste aanzet voor de gebiedsvisie voor de Zeeuwse kust, die is aangekondigd in het Nationaal Waterplan. Meer in detail heeft de Zeeuwse Nota Waterkeringen de volgende doelen:

  • waarborgen dat het waterkerend vermogen en de stabiliteit van de waterkeringen aan de normen blijft voldoen;
  • inspelen op specifieke kenmerken en gebruik van Zeeuwse kusten en oevers;
  • richting geven aan integraal kustbeheer;
  • anticiperen op ontwikkelingen op lange termijn;
  • sturing geven aan de Beheerplannen waterkeringen;
  • innovaties in de bescherming tegen overstromingen stimuleren.

3.5 Natuur- en landschapsbeleid

De Provincie Zeeland is verantwoordelijk voor praktisch het hele natuurbeleid op basis van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Wet inrichting landelijk gebied (WILG). De Provincie stelt de beleidskaders vast, verleent ontheffingen en vergunningen, voert budgetbeheer, heeft de regie over de uitvoering, monitoring en toezicht (handhaving). Daarnaast wil de Provincie dat natuurgebieden en het platteland voor het publiek ontsloten worden: bekend, vindbaar, bereikbaar, toegankelijk en beleefbaar met daarbij speciale aandacht voor mensen met een functiebeperking.

De Zeeuwse natuur wordt goed en actief beheerd. De Provincie stelt de doelen vast middels het Natuurbeheerplan Zeeland en stuurt het beheer van de natuurorganisaties en particuliere (agrarische) beheerders aan op basis van de Subsidieregeling Natuur en Landschap.

Het Natuurbeheerplan Zeeland bevat het provinciale beleid voor begrenzing, verwerving, omvorming, inrichting en beheer van natuurgebieden en agrarische beheergebieden van de Zeeuwse Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurbeheerplan wordt jaarlijks gewijzigd. Op 29 september 2009 is het Natuurbeheerplan Zeeland 2009 vastgesteld, in 2010, 2011, 2012 zijn kleine planwijzigingen doorgevoerd. In 2013 is een grote planwijziging doorgevoerd, vanwege de landelijke herijking van de EHS. Daarbij ligt het accent nu meer op inrichting dan verwerving en wordt er gestreefd naar een koppeling met Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water. Voor Zeeland betekent dit een kleinere EHS. Begrensde natuurontwikkelingsgebieden worden via een waarborgingbeleid planologisch beschermd tegen onomkeerbare ingrepen.

3.6 Beleidsvisie Externe Veiligheid 2012-2018

Als vervolg op de provinciale beleidsvisie externe veiligheid ‘Risico’s InZicht’ heeft de provincie Zeeland de nieuwe beleidsvisie ‘Verantwoorde risico’s’ opgesteld. Bij het opstellen van deze beleidsvisie heeft afstemming plaatsgevonden met de voorbereiding van het nieuwe Omgevingsplan dat naar verwachting in 2012 zal worden vastgesteld. Met de Beleidsvisie externe veiligheid wordt het beleid van de afgelopen jaren op hoofdlijnen voortgezet. De doelstelling is het realiseren van een veilige woon-, werk- en recreatieomgeving.

De Provincie richt zich op het voorkomen van ongevallen door het zoveel mogelijk beperken van risico’s waaraan burgers worden blootgesteld die verbonden zijn aan de productie, de verwerking en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid in stedelijk gebied is primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het provinciaal externe veiligheidsbeleid rust op twee pijlers:

  1. 1. De effectieve en efficiënte uitvoering van wet- en regelgeving.
  2. 2. Invulling van de eigen beleidsvrijheid met locatiebeleid als belangrijkste instrument.

Om de doelstelling te realiseren worden de volgende drie sporen gevolgd:

  • Brongericht beleid. Via vergunningverlening en handhaving worden de oorzaken van risico’s aangepakt.
  • Omgevingsgericht beleid. Door ruimtelijke inrichtingsmaatregelen wordt gezorgd voor een zo veilig mogelijke leefsituatie. In dit beleid staat een gebiedsgerichte benadering centraal.
  • Rampenbestrijding. Hierbij gaat het om de voorbereiding op (de bestrijding van) calamiteiten. Dit is primair het domein van de Veiligheidsregio. De Commissaris van de Koningin heeft een coördinerende taak bij de rampenbestrijding.

In paragraaf 2.4 Provinciaal beleid wordt ingegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.

4 Regionaal Beleid

4.1 Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid (2009)

Het toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid is een samenvoeging van de Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid, lokale inzichten en andere beleidsstukken uit het land. Het toetskader is bedoeld als toelichting op artikel 10 van de Regeling bluswatervoorziening en hulpverlening gemeente Schouwen-Duiveland (2010). In dit artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders zorg dragen voor of toezien op de realisering van zodanige bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid daarvan, dat de brandbestrijding te allen tijde zoveel mogelijk gewaarborgd is.

4.2 Waterbeheerplan 'Met het water mee II' (2010-2015)

In het waterbeheerplan staat het beleid van het waterschap voor oppervlaktewater en waterkeringen. Het waterbeheerplan bevat de ambities en uitvoeringsprojecten voor een planperiode. Het waterbeheerplan wordt vergeleken met een structuurvisie van de gemeente.

4.3 Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen (2011)

In de Keur heeft het waterschap regels opgenomen gericht op het veilig stellen van de water aan- en afvoer en de bescherming tegen wateroverlast. In de watertoets zoals opgenomen in paragraaf 4.8 Water van de toelichting op het bestemmingsplan is de Watertoets opgenomen.

4.4 Bestuursvisie op fysieke veiligheid in Zeeland 2012-2015 (2012)

Dit beleidsplan is opgesteld vanuit een wettelijke verplichting, maar ook om de richting van de Veiligheidsregio aan te geven. Zeeland heeft een risicoprofiel met een groot aantal risico's. De kans dat een incident optreedt is onwaarschijnlijk, maar als het optreedt zijn de gevolgen zeer groot. Het is daarom belangrijk dat dit beleidsplan er ligt. Dit beleidsplan gaat over meerdere typen veiligheid, te weten: openbare orde, sociale veiligheid, integrale veiligheid, milieuveiligheid, en fysieke veiligheid. Samenwerken en investeren zijn sleutelwoorden van dit beleidsplan. De belangrijkste beleidsprogramma's van dit beleidsplan zijn:

Water en veiligheid

Het thema water en veiligheid kent drie verschillende aandachtsterreinen, te weten: incidentenbestrijding op het water, overstromingen en extreme neerslag.

Nucleaire Veiligheid

Zeeland is de regio in Nederland met de meeste nucleaire inrichtingen voor energie productie op of nabij haar grondgebied: de kerncentrale van EPZ in Borssele en de vier kerncentrales van Electrabel in het Belgische Doel. Voor de voorbereiding op incidenten met deze inrichtingen is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk. De voorzitter van de veiligheidsregio heeft het opperbevel bij incidenten met deze inrichting totdat dit door de minister wordt overgenomen.

Door de aanwezigheid van deze nucleaire industrie in Zeeland is er een specialisme ontstaan over nucleaire veiligheid bij de veiligheidsregio. Ook worden, door o.a. de Hogeschool Zeeland, nucleaire opleidingen ontwikkeld om de behoefte aan specialisten bij de nucleaire industrie te kunnen waarborgen.

Het beleid van de Zeeuwse overheden is er op gericht om deze expertise ontwikkeling in Zeeland te ondersteunen en gezamenlijk, met de industrie, onderwijs en overheid in Zeeland een expertisecentrum voor de nucleaire industrie voor Nederland en omliggende landen te realiseren.

Industriële Veiligheid en Infrastructuur

Het thema industriële veiligheid en infrastructuur behelst de veiligheid van de chemische industrie in Zeeland en weg- en treinvervoer. Zeeland heeft, na Rotterdam Rijnmond de meeste BRZO-plichtige bedrijven.

De aanwezigheid van petrochemische industrie tezamen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor maakt Zeeland tot het tweede risicogebied van Nederland. Binnen dit programma valt de uitvoering van het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO), de advisering over externe veiligheid, aanwijzing bedrijfsbrandweer, routering gevaarlijke stoffen en de risicobeheersing van overige industrie, ondergrondse transportleidingen, vervoer over weg en spoor en door tunnels.

Recreatie, toerisme en evenementen

Recreatie en toerisme zijn economisch van groot belang voor Zeeland. Het bieden van veiligheid voor de bezoekers van Zeeland moet dan ook prioriteit krijgen. Dit kan alleen in samenwerking met de recreatiesector. Bezoekers van campings, jachthavens, bungalowparken, stranden en historische steden en gebouwen moeten kunnen vertrouwen op effectieve hulpverlening.

Evenementen moeten ook zodanig worden georganiseerd dat de bezoekers hier geen bijzondere risico's lopen. Dit vereist goede afspraken tussen vergunningverlenende instanties, organisatie en veiligheidsregio.

Veilig wonen en werken

Inwoners moeten een veilige leefomgeving hebben. Dit moeten zij grotendeels eerst zelf realiseren. De taak van de veiligheidsregio is te voorzien in hulpverlening op die momenten dat de burgers zelf onvoldoende middelen hebben.

Dit beleidsplan behandelt de fysieke omgeving waarin wordt gewoond en gewerkt. Het gaat dus niet om sociale veiligheid. De lijn tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid is echter niet eenvoudig meer te trekken. Sociale onrust of een 'sociaal' incidenten kan leiden tot een crisis en daarmee wordt ook de veiligheidsregio, verantwoordelijk voor de organisatiestructuur, bij een crisis betrokken.

5 Gemeentelijk Beleid

5.1 Strategische visie 'Tij van de Toekomst 2011-2040' (2011)

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien.

In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Hierna zijn de strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd;
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies;
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd;
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans;
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: wonen

  • De gemeente heeft een kwalitatief goed en realistisch voorzieningenniveau;
  • In de gemeente wordt prettig en naar behoefte gewoond;
  • De leefbaarheid en sociale samenhang in de kernen is groot. Inwoners zijn actief en betrokken;
  • Er is een goed en betaalbaar aanbod van zorg en welzijn dat vraaggestuurd tot stand komt.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland;
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties;
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt;
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.

5.2 Woonvisie 2013-2022 (2013)

De gemeente heeft de ambitie om minimaal te kunnen voorzien in de opvang van de natuurlijke groei in de kernen. Verder wordt ruimte gegeven aan de woningbehoefte van permanente en tijdelijke vestigers, door aantrekkelijke woonmilieus in zowel de bestaande voorraad als ook in de nieuwbouw.

Ambities

Deze Woonvisie moet er voor zorgen dat tot 2022 de juiste keuzes te maken om in 2040 het strategische doel te hebben bereikt: 'We wonen prettig naar wens en behoefte'. Deze doelstelling tot 2022 is uitgesplitst in de volgende ambities/beleidsaccenten:

  • kwantitatieve ambities voor eigen behoefte;
  • kwalitatieve ambities voor eigen behoefte;
  • pakken van woonkansen voor vestigers.

Kwantitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022

  • Uitgegaan wordt van een kwantitatieve woningbehoefte van 450 woningen voor eigen huishoudens. Prognoses geven voor de komende tien jaar nog een groei aan met ongeveer 450 huishoudens. Daarna slaat de huishoudensgroei om in huishoudensafname.
  • Aanpakken van de te grote plancapaciteit: deze wordt de komende jaren in evenwicht gebracht met de kwantitatieve woningbehoefte. De netto plancapaciteit ligt op ongeveer 1.250 woningen en is aanzienlijk meer dan de gemeentelijke woningbehoefte tot 2022. De instroom van vestigers is veel te beperkt om het overige deel van de plannen in te vullen.
  • Onderzoeken of er een relatie gelegd kan worden tussen de verdiencapaciteit van nieuwbouwplannen en herstructurering. Door de beperkte eigen woningbehoefte kan nieuwbouw niet langer worden gezien als financieringsinstrument voor onrendabele investeringen. Er zal niet altijd meer sprake zijn van een verdiencapaciteit van nieuwbouwplannen. Of er nog mogelijkheden zijn om een relatie te leggen tussen deze twee aspecten zal per plan nader onderzocht moeten worden.

Kwalitatieve ambities voor eigen behoefte tot 2022

  • Kwaliteit verbeteren en herstructureren van de bestaande woningvoorraad. Te kleine en niet functionele koop- en huurwoningen, die niet meer voldoen aan de huidige kwalitatieve woonwensen, moeten worden aangepast of vervangen.
  • Nieuwbouw in beginsel in elke kern toestaan: de behoefte moet vanuit de kern worden aangetoond. Op voorhand wordt geen enkele kern van nieuwbouw uitgesloten, mits de plannen passen binnen het kwantitatief en kwalitatief woningbouwkader per woonmilieu en ze voldoen aan de kwalitatieve accenten.
  • Inspelen op de kwalitatieve behoefte van de diverse doelgroepen en realiseren aanvullend nieuwbouw: zoals voldoende huurwoningen voor huishoudens met een laaginkomen, starters in beginsel bedienen in de bestaande woningvoorraad, maatregelen om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen en stimuleren spreiding van wonen met zorg. Naast het bouwen van levensloopgeschikte woningen ook inspelen op de vraag naar middeldure huur (€574 - €681) en dure huur (> €681) en eengezinswoningen tussen de €180.000 en €250.000.
  • Realiseren nieuwbouw binnen de contouren van de kernen: inbreiding gaat voor uitbreiding. Er is ruim voldoende plancapaciteit aanwezig en het buitengebied moet niet onnodig geschaad worden.

Pakken van woonkansen voor vestigers tot 2022

Ruimte geven aan de woningbehoefte van tijdelijke en permanente vestigers. Wonen op Schouwen-Duiveland spreekt veel mensen aan: de rust, ruimte en veiligheid. Bouwen voor vestigers wordt gezien als een kans. Kwantitatief wordt er een limiet gesteld van maximaal 200 nieuwbouwwoningen voor vestigers. Voor deze extra ambitie worden wel eisen gesteld dat het moet gaan om niches in de woningmarkt: creatieve nieuwbouwconcepten die aantrekkelijk zijn voor vestigers op de juiste locatie. Hierbij leggen we de focus op het woonmilieu 'Wonen aan de kust' en in mindere mate aan 'Zierikzee' en 'Dorpswonen'.

Onderscheid naar woonmilieu

In de woonvisie is een onderscheid gemaakt in woonmilieus vanwege de diversiteit. Waar nodig wordt bij de diverse beleidsonderdelen onderscheid gemaakt naar de verschillende woonmilieus.

Wonen aan de kust(Burgh-Haamstede, Ellemeet, Noordwelle, Renesse en Scharendijke). De focus ligt hier (steeds meer) op herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad. Vanwege vergrijzing en krimp in deze dorpen is in beginsel beperkt ruimte nodig voor uitbreiding van de woningvoorraad. Door de aantrekkelijkheid van dit woonmilieu, ook voor de lokale behoefte, is er nog ruimte om 30 woningen toe te voegen. In deze kernen is het bouwen op maat, waarbij het accent ligt op de doelgroep ouderen en levensloopgeschikt bouwen.

Dorps wonen (Bruinisse, Brouwershaven, Nieuwerkerk, Oosterland, Dreischor, Kerkwerve, Noordgouwe, Ouwerkerk, Serooskerke, Sirjansland, Zonnemaire). Er is ruimte in dit woonmilieu om ca. 100 woningen toe te voegen. De kernen in dit woonmilieu zijn relatief jong in leeftijdsopbouw en kennen nog enige groei de komende jaren. Het is belangrijk om in deze lokale behoefte te voorzien. Kansen om vestigers aan te trekken zijn in dit woonmilieu beperkter. Voor Bruinisse, als centrumkern binnen dit woonmilieu, zijn 60 woningen gepland en wordt een richting gegeven aan de verhouding voor huur-koop en eensgezinsappartementen. Voor de overige kernen is het bouwen op maat / rekening houden met de huidige grootte (aantal huishoudens) en te verwachten ontwikkeling daarin. In totaliteit komt het aantal per saldo toe te voegen woningen in deze kernen tezamen niet boven de 40 uit. Ook binnen dit woonmilieu geldt dat het vizier zich langzaam gaat richten op herstructurering en transformatie van de bestaande woningvoorraad.

Zierikzee De focus ligt voor Zierikzee op gedifferentieerd bouwen. Zierikzee neemt als centrumstad het leeuwendeel van de gemeentelijke woningbehoefte voor zijn rekening: voor de komende 10 jaar wordt uitgegaan van een toevoeging van ongeveer 320 woningen aan de woningvoorraad. In de kwalitatieve toedeling wordt rekening gehouden met de trends en opgaven in de woonbehoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0062.png"

Strategie

Het strategisch uitgangspunt is gericht op kwaliteit!: de juiste woningen realiseren op de juiste plaats en veel aandacht hebben voor de fysieke omgevingskwaliteiten. Het gaat om minder en kwalitatief betere nieuwbouw en om veel aandacht voor de vitaliteit van de bestaande voorraad. De woonkwaliteit wordt integraal benaderd; de kwaliteit van de woning en de woonomgeving zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en staan centraal! Het gaat om lange termijn kwaliteit en niet om de kwaliteit die vandaag verkoopt in de nieuwbouw. Dus: kiezen tussen plannen en alleen de beste mogen door.

Deze strategie is uitgewerkt aan de hand van de volgende speerpunten:

  1. 1. Woonkwaliteiten toevoegen in de nieuwbouw
    Vanwege de economische crisis en de stagnatie op de woningmarkt heeft de nieuwbouwmarkt het moeilijk. Het is daarom belangrijk dat wat we nieuw bouwen aansluit op de eigen behoefte (afzetbaar op korte en langere termijn) en tegelijkertijd toekomstwaarde (duurzaam toegevoegde waarde op langere termijn) heeft.
  2. 2. Plancapaciteit in evenwicht brengen met de kwantitatieve woningbehoefte
    De plancapaciteit moet sterk verminderd worden om risico's van leegstand en afzet te voorkomen.
  3. 3. Herstructureren van de bestaande woningvoorraad
    Na 2022 is er alleen nog sprake van vervangingsbehoefte. Daarom wordt voorgesorteerd op de periode na 2022, waarin alleen sprake is van herstructurering en transformatie van de bestaande voorraad.
  4. 4. Kansen pakken als het gaat om het aantrekken van vestigers
    Schouwen-Duiveland heeft aantrekkelijke woonmilieus voor vestigers. Woonkwaliteiten kunnen beter worden benut.

De strategie is uitgewerkt in een actieprogramma om het de uitvoering van het beleid te waarborgen. Daarnaast leidt de visie tot het herprogrammeren van de plancapaciteit.

Herprogrammeren plancapaciteit

In totaliteit is de plancapaciteit momenteel bijna 3x zo groot als de totale gemeentelijke behoefte. Dit brengt risico's met zich mee, zoals exploitatietekorten, schaderisico's, stedenbouwkundig onafgemaakte plannen, zeer langdurige bouwlocaties, verkoop- en verhuurbaarheid van delen van de bestaande voorraad komt onder druk te staan. Er moet een nieuw evenwicht komen tussen de omvang van de plancapaciteit, de eigen woningbehoefte, de kansen op instroom van elders en de mate waarin woningen worden onttrokken uit de bestaande woningvoorraad.

Voor de (her)programmering van de nieuwbouw zijn de volgende acties aangegeven.

  • De gemeente hanteert de woningbouwkaders per woonmilieu en per kern als richtsnoer voor de woningbouw in kwalitatieve en kwantitatieve zin. De gemeente hanteert een onderscheid tussen de harde en zachte plancapaciteit.
  • Het College gaat de (mis)match in beeld brengen tussen kaders en plancapaciteit en doet een prioriteringsvoorstel en bijbehorende woningbouw(her)programmering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00145BpaKNESS-VA01_0063.png"

  • De Gemeente gaat na vaststelling van de herprogrammering samen met ontwikkelende partners aan de slag met implementeren van de herprogrammering, en waar nodig instrumentarium inzetten dat bijdraagt aan een beter evenwicht tussen de woningbouwkaders en plancapaciteit.

5.3 Regionale woningmarktafspraken 2014-2023 (2014)

De gemeentelijke Woonvisie 'We wonen prettig, naar wens en behoefte' uit 2013 speelt in op de uitdagingen op het gebied van wonen in Schouwen-Duiveland. Door de beperkte huishoudensgroei en de veranderende samenstelling van de bevolking is het aanbod van de (nieuwe)woningen onvoldoende afgestemd op de toekomstige behoefte. Daarom heeft het college in opdracht van de gemeenteraad de mismatch tussen de woonbehoefte en het aanbod van woningbouwplannen binnen de gemeente in kaart gebracht en keuzes gemaakt. Op 18 maart heeft B&W de regionale woningmarktafspraken 2014-2023 vastgesteld. Daarmee is duidelijk geworden welke stappen we moeten nemen om regie te kunnen pakken en te sturen op de ontwikkelingen op de woningmarkt in Schouwen-Duiveland.

5.4 Notitie Aanpak verborgen woningbouwplancapaciteit (2014)

Uit onderzoek is gebleken dat veel inwoners op Schouwen-Duiveland percelen in hun bezit hebben waarop woningbouw mogelijk is. Zij hebben daar tot nu toe -soms al tientallen jaren- geen gebruik van gemaakt. Om te voorkomen dat de woningmarkt hierdoor uit balans raakt, gaat de gemeente ook voor de particuliere sector maatregelen treffen.

De woningmarkt in Schouwen-Duiveland is de afgelopen jaren flink veranderd door de vergrijzing, nieuwe regelgeving, de recessie etc. De gemeente wil ervoor zorgen dat er ook in de toekomst naar wens en behoefte op Schouwen-Duiveland gewoond kan worden. Daarom hebben we de Woonvisie 2013-2022(2013) schreven en vervolgens de Regionale woningmarktafspraken 2014-2023 (2014) met de provincie Zeeland gemaakt. In deze plannen staat wat de gemeente moet doen om de woningmarkt in balans te houden. Uiteraard steken we de hand eerst in eigen boezem door onze eigen woningbouwplannen fors in aantal bij te stellen. Toch ontkomen we er niet aan om ook maatregelen te nemen voor de particuliere sector. Want als alle perceeleigenaren met een bouwtitel alsnog gaan bouwen heeft dit grote negatieve gevolgen voor de lokale woningmarkt. We zouden te maken kunnen krijgen met een overcapaciteit en dat brengt risico's met zich mee zoals leegstand, verpaupering, braakliggende terreinen en druk op de verkoop en verhuurbaarheid van woningen. Kortom een situatie die wij niet wenselijk vinden.

Maatregelen particuliere sector

Ongebruikte vergunningen

Iedereen die een woning wil bouwen heeft daarvoor een omgevingsvergunning nodig (ook wel bouwvergunning genoemd). De afgelopen jaren hebben wij diverse omgevingsvergunningen uitgegeven voor woningbouw, maar het blijkt dat deze soms (nog) niet gebruikt zijn. Wij zullen deze vergunningen na het verstrijken van de wettelijke geldigheidsduur voortaan gaan intrekken.

Ongebruikte bouwtitel in bestemmingsplan

Vanuit het verleden, waarin de woningmarkt er anders uitzag, zijn er in het bestemmingsplan bouwtitels opgenomen. De verwachting was dat een eigenaar binnen afzienbare tijd op de betreffende locatie een woning zou realiseren, niet altijd is dit gebeurd. Inwoners met zo een ongebruikte bouwtitel geven we nog een jaar de gelegenheid om een omgevingsvergunning aan te vragen voor de bouw van een woning. Wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt dan verwijderen wij bij de eerstvolgende actualisatie van het bestemmingsplan de woonbestemming van het perceel.

Verzamelbestemmingen

In veel bestemmingsplannen zijn er aan panden meerdere functies oftewel bestemmingen gegeven. Er kan bijvoorbeeld gewoond maar ook gewerkt worden of beide. Wij zullen voortaan bij het actualiseren van onze bestemmingsplannen inventariseren welke van deze panden daadwerkelijk voor bewoning geschikt zijn. Voor de panden die niet geschikt zijn voor bewoning wordt van geval tot geval bepaald of wonen onderdeel uit blijft maken van de flexibele bestemming.

Overige maatregelen

In bestemmingsplannen is het soms mogelijk een bestemming van een pand te wijzigen naar wonen, dat noemen we een wijzigingsbevoegdheid. Eigenlijk betekent dit dat we de mogelijkheid hebben om wonen toe te staan in panden waar nu nog een andere bestemming zoals bijvoorbeeld detailhandel op rust. Deze mogelijkheid passen we alleen nog toe als het past binnen de woonvisie en woningmarktafspraken. Daarnaast verkorten wij de geldigheidsduur van een principeverzoek voor woningbouw voortaan naar 1 jaar.

5.5 Structuurvisie Ongebruikte bouwtitels in bestemmingsplannen

Op 26 maart 2015 heeft de gemeenteraad de (gewijzigde) notitie ‘Aanpak verborgen woningbouwplancapaciteit’ vastgesteld. In deze notitie is onder meer bepaald dat ongebruikte particuliere bouwtitels in de gemeente Schouwen-Duiveland nog voor een periode van 10 jaar gebruikt mogen worden. In deze structuurvisie geven we uitwerking aan dit voornemen.

Deze structuurvisie ziet op alle ‘ongebruikte individuele bouwtitels in bestemmingsplannen’. En dus uitdrukkelijk niet op bouwtitels binnen woningbouwprojecten die opgenomen zijn in de regionale woningmarktafspraken voor Schouwen-Duiveland. Deze structuurvisie is van toepassing op de bij de structuurvisie bijgevoegde lijst en kaart (bijlage 1 en 2) met ongebruikte individuele bouwtitels in vigerende bestemmingsplannen.

Na vaststelling van de structuurvisie wordt in iedere volgende actualisatie van het bestemmingsplan en/of door middel van een ‘facetherziening’ een passende regeling opgenomen, waarmee de ongebruikte bouwtitels na afloop van de periode van 10 jaar na vaststelling van deze structuurvisie komen te vervallen of kunnen worden ingetrokken. Door de periode van 10 jaar na vaststelling van deze structuurvisie kan in alle gevallen voldaan worden aan de minimale termijn voor passieve risicoaanvaarding van het planschaderisico.

5.6 Detailhandelsstructuurvisie (2013)

In oktober 2008 heeft de gemeenteraad de detailhandelsstructuurvisie voor de gemeente Schouwen-Duiveland vastgesteld. Na 2008 hebben zich echter ontwikkelingen voorgedaan die vragen om een evaluatie en aanpassing van de detailhandelsstructuurvisie. Het betreft de volgende ontwikkelingen:

  • Diverse supermarkten hebben plannen ingediend die niet (geheel) passen in de detailhandelsstructuurvisie van 2008.
  • De gemeenteraad heeft in oktober 2011 de strategische visie 2040 ‘Tij van de Toekomst’ vastgesteld. Hierin is vastgelegd te komen tot een evenwichtige, duurzame ontwikkeling van economie, vestigingsklimaat en ruimtelijke kwaliteit. Zierikzee is het aantrekkelijk en toekomstbestendig centrum van Schouwen-Duiveland. Het belang van Zierikzee als de dragende kern van het eiland is in de strategische visie nadrukkelijk benoemd. Detailhandel vormt de motor van wonen, werken en verblijven in de binnenstad: een goed voorzieningenniveau voor bewoners, het verhogen van de attractiewaarde en een belangrijke functie voor werkgelegenheid.
  • In het verlengde van de Strategische Visie wordt momenteel hard gewerkt aan het Programma Zierikzee. De meer integrale aanpak en het leggen van verbindingen tussen projecten brengt nieuwe en andere inzichten met zich mee. Ook op het gebied van de detailhandelsstructuur.
  • De visie op het gebied Haringvlietplein / Boerenweg, de Gasthuisboomgaard en de ontwikkeling en inrichtingsopgave van de Zuid-Oostflank van Zierikzee-centrum (de Stadsentree Havenpoort) vormen specifieke onderdelen van het Programma Zierikzee. Een herontwikkelingsopgave dient zich aan. Voor alle drie de locaties is het belangrijk om meer gericht in beeld te brengen welke rol detailhandel in dit perspectief kan spelen.

In de nieuwe Detailhandelsstructuurvisie (vastgesteld op 28 maart 2013), wordt, rekening houdend met bovengenoemde ontwikkelingen, een geactualiseerde ruimtelijke visie op de detailhandelsstructuur voor Schouwen-Duiveland gegeven.

Het detailhandelsbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft de volgende hoofddoelen:

  • komen tot een goede verzorgingsstructuur voor haar inwoners en de toeristen in het gebied
  • komen tot een duurzame voorzieningenstructuur en een sterk ondernemersklimaat voor haar ondernemers.

Om de consument zo goed mogelijk te bedienen, wordt gestreefd naar sterke winkelconcentraties die elkaar aanvullen. Aan de ondernemers wordt bovendien zo veel mogelijk ruimte binnen de gestelde kaders geboden om in te kunnen blijven spelen op de dynamiek in de detailhandel (vernieuwing).

In paragraaf 2.6 Gemeentelijk beleid van dit bestemmingsplan wordt in gegaan op het belang van dit beleid voor voorliggend bestemmingsplan.

5.7 Beleidsnota Evenementen (2012)

Evenementen vormen een goede promotie voor Schouwen-Duiveland en dragen bij aan de leefbaarheid van kernen. Schouwen-Duiveland verkeert in een positie dat er veel evenementen zijn en de groei zit er nog steeds in. Door het grote aantal evenementen ontstonden voordat we met het evenementenbeleid werkten knelpunten bij de vergunningverlening door het ontbreken van een duidelijk beleidskader en toezicht en handhaving door de gemeente tijdens het organiseren van evenementen.

Sinds de vaststelling van de beleidsregels voor evenementenvergunningen op 14 februari 2005 en de 1e wijziging beleidsregels evenementen 2006 is de nodige ervaring opgedaan met het evenementenbeleid om tot een evaluatie en actualisatie van het evenementenbeleid te komen. Een groot deel van de knelpunten die voor 2005 bestonden zijn in 2005 en 2006 gereguleerd. Zo werd het begrip evenement omschreven en zijn kleine activiteiten slechts meldingsplichtig gemaakt. Circussen moesten gaan rouleren, het aantal geregelde snuffelmarkten werd beperkt en er werden vooraf veiligheidseisen (het veiligheidsplan) gesteld aan grote evenementen. Met het evenementenbeleid van 2012 hebben we een evaluatieslag gemaakt en nieuw ontstane knelpunten opgelost. Zo staan we het gelijktijdig plaatsvinden van geregelde snuffelmarkten niet mee toe en hebben we meer evenementen onder de meldingsplicht gebracht. Dat werkt sterk deregulerend. Ook het verbinden van evenementen met ons jeugd-alcoholbeleid heeft een plaats gekregen in het evenementenbeleid van 2012.

De gemeente Schouwen-Duiveland is voornemens elke 4 jaar het evenementenbeleid te evalueren en daar waar nodig aan te passen. Het reguleren van veiligheid, het beperken van overlast en het waar mogelijk dereguleren van de regelgeving zijn hierin de belangrijkste onderwerpen.

5.8 Ontwikkelingsvisie horeca (2007)

De Ontwikkelingsvisie horeca is een uitwerking van het actieprogramma 'Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme' uit 2004. Het doel van de ontwikkelingsvisie horeca is om kaders aan te geven waarbinnen horecaontwikkelingen mogelijk zijn op Schouwen-Duiveland. Deze kaders dienen als richtlijn bij het maken van ruimtelijke afwegingen, onder meer bij de actualisering van bestemmingsplannen. Daarnaast heeft het tot doel het signaleren van trends waarop de Gemeente Schouwen-Duiveland haar beleidskeuzes kan baseren. De Ontwikkelingsvisie horeca stelt ruimte voor ontwikkeling centraal en wil daarbij kaders geven waarbinnen ondernemers ruimte krijgen om te ondernemen. De ondernemer heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de behoefte van de markt te bepalen. Deze kaders zijn richtinggevend bij de actualisatie van bestemmingsplannen. De gemeente wil daarmee een bijdrage leveren aan de diversiteit en kwaliteit van de horeca en duidelijkheid bieden voor ondernemers.

In de visie wordt onderscheid gemaakt in enerzijds verblijfsrecreatieve horeca (zoals hotel, pension en Bed & Breakfast) en anderzijds consumptieve horeca (zoals café, discotheek, restaurant). Bij deze tweedeling is gekeken naar het oorspronkelijke doel van de horecagelegenheid: het aanbieden van overnachtingen of het aanbieden van consumerende goederen.

Ontwikkelingsvisie buitengebied

Door middel van de Nieuwe Economische Dragers (provincie Zeeland) is het mogelijk om andere dan agrarische activiteiten mogelijk te maken in bestaande bebouwing in het landelijk gebied. Diverse bedrijfsmatige activiteiten kunnen hierbij mogelijk worden gemaakt, waaronder recreatieve functies (mits kleinschalig van opzet). Voorbeelden zijn een kampeerboerderij, appartementen, restaurant, theeschenkerij en een paardenpension. De mogelijkheden zijn aan diverse voorwaarden gebonden, waaronder milieuaspecten, provinciale criteria en verkeersaantrekkende werking. Ook dient de ondernemer te investeren in ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld door landschaps- en natuurontwikkeling). Ingediende plannen worden niet getoetst door een Toetsingscommissie Nieuwe Economische Dragers van de provincie Zeeland. Van de Nieuwe Economische Dragers wordt echter wel verwacht dat zij een aanvulling bieden op andere Nieuwe Economische Dragers, het landschappelijke en agrarische karakter gehandhaafd blijft en de streekgebonden kenmerken van Schouwen-Duiveland of Zeeland versterkt worden. De locatie voor de Nieuwe Economische Drager wordt tevens getoetst aan de Structuurvisie Buitengebied in Beweging.

De gemeente ondersteunt deze ontwikkeling, omdat op deze wijze door agrariërs een passende en bruikbare nevenactiviteit kan worden ontwikkeld. Ook kan de betaalbaarheid en het behoud van agrarische gebouwen hiermee worden vergroot. Tot slot draagt het ook bij aan de versterking van de karakteristieke kenmerken van Schouwen-Duiveland.

De gemeente wil graag medewerking verlenen aan horecaontwikkeling in het buitengebied indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • De horeca-activiteit dient plaats te vinden in of bij bestaande (of voormalige) agrarische bebouwing;
  • De locatie voldoet aan enkele verkeerstechnische criteria (zoals parkeergelegenheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid);
  • De horecagelegenheid past binnen de Nieuwe Economische Dragers en overige planologische kaders.

Afwijking van bovenstaande is uitsluitend mogelijk indien de nieuwe economische activiteit een duidelijke meerwaarde biedt voor de lokale economie (bijvoorbeeld het toeristisch-recreatief product) in de gemeente Schouwen-Duiveland. Het aantal Nieuwe Economische Dragers wordt niet gemaximeerd, mede vanwege het beperkte aantal gerealiseerde eenheden.

Horeca op recreatieterreinen

Horeca op recreatieterreinen vormt veelal een aanvulling op het voorzieningenniveau op een recreatieterrein (zoals een bungalowpark of camping). Nieuwvestiging van horeca op een recreatieterrein dient per individuele aanvraag beoordeeld te worden op onder andere de mate van overlast, planologische inpassing en uitstralingseffecten. Uitgangspunt hierbij is dat horeca op recreatieterreinen primair bedoeld is voor de eigen gasten. Reclame-uitingen buiten het recreatieterrein zijn dan ook niet toegestaan. Het college kan afwijkend besluiten, bijvoorbeeld indien de horecagelegenheid een belangrijke sociale functie vervult voor de omgeving.

Eetkramen

Op Schouwen-Duiveland zijn diverse standplaatsen aanwezig waar snackwagens op basis van een standplaatsvergunning eet- en drinkwaren verkopen. Dergelijke snackwagens, die slechts tijdelijk (één of enkele dagen per week) op de weg zijn geplaatst, vallen onder het gemeentelijke Vent- en standplaatsenbeleid. Dergelijke snackwagens vallen niet onder het begrip 'horecabedrijf' in de zin van de APV en zijn over het algemeen tijdelijk op de weg aanwezig. Er zijn echter ook vormen te onderscheiden die tussen een tijdelijke standplaats en een reguliere (permanente) horecagelegenheid in zitten. Een voorbeeld is een permanente kiosk of andersoortig bouwwerk, dat als besloten ruimte kan worden aangemerkt, maar niet voor publiek toegankelijk is. Nieuwvestiging of, indien van toepassing, uitbreiding van dergelijke consumptieve gelegenheden worden niet wenselijk geacht. Het college kan echter afwijkend besluiten indien sprake is van een unieke, kwalitatieve aanvulling op het bestaande aanbod en indien een dergelijke kiosk past binnen een omgevingsplan of herinrichtingsplan zoals de Structuurvisie.

Terrasoverkappingen

De gemeente wil inspelen op de trend in de consumptieve horeca tot het overkappen van terrassen. De laatste jaren komen er steeds meer verzoeken voor het geheel of gedeeltelijk overkappen van terrassen, over het algemeen in de vorm van aan weerszijden van een stalen frame uitschuifbare zonneschermen. De gemeente wil hieraan, waar mogelijk, medewerking verlenen ter bevordering van jaarrondexploitatie van terrassen en daarmee seizoensverlenging.

Omdat terrasoverkappingen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, heeft de gemeente hiervoor welstandscriteria geformuleerd in de 'Beleidsregels terrassen Schouwen-Duiveland'.

5.9 Bedrijventerreinenprogramma (2010)

Voor een gezonde ontwikkeling van de Zeeuwse economie is voldoende ruimte voor economische functies een belangrijke voorwaarde. De provincie Zeeland hecht in dat kader belang aan een gezonde Zeeuwse bedrijventerreinenmarkt. Dit komt enerzijds neer op het bieden van voldoende ruimte voorbedrijven. Anderzijds dient het aanbod aan terreinen niet te ruim te zijn, omdat op deze wijze de drijfveer voor herstructurering en (daarmee) de prikkel voor zorgvuldig gebruik van de ruimte ontbreekt. Verder dient deze ruimte voor bedrijvigheid in kwalitatief opzicht in orde te zijn.

Om de Zeeuwse bedrijventerreinenmarkt in kwantitatief en kwalitatief opzicht te optimaliseren, heeft de provincie Zeeland in het Provinciaal Sociaal-Economisch Beleidsplan en het Omgevingsplan Zeeland het instrument 'bedrijventerreinenprogramma's' geïntroduceerd. De bedoeling is dat iedere Zeeuwse regio een bedrijventerreinenprogramma opstelt. Het bedrijventerreinenprogramma (2010) van de gemeente Schouwen-Duiveland geeft hier invulling aan. In dit programma vindt de vertaling plaats van de planningsopgave voor bedrijventerreinen voor Schouwen-Duiveland uit het Omgevingsplan. Vraag en aanbod van terreinen zijn zowel kwantitatief als kwalitatief aan elkaar gekoppeld, zowel voor de periode tot en met 2012 als voor de periode daarna.

De locatiekeuzen voor nieuwe terreinen is gebaseerd op drie strategische keuzen:

  • nieuwe ontwikkeling van grootschalige bedrijventerreinen worden geconcentreerd in Zierikzee
  • bestaande kleinschalige bedrijventerreinen zijn bedoeld voor bedrijvigheid die qua aard en schaal aansluiten bij het dorp of de omgeving waar het toe hoort; op deze terreinen wordt in voorkomende gevallen ruimte geboden voor uitbreiding van bestaande bedrijven en verplaatsingen uit de dorpskern.
  • de nadruk wordt gelegd op een kwalitatieve differentiatie van bedrijvenlocaties. Ten behoeve van de kwalitatieve differentiatie is een overzicht gemaakt van alle bestaande locaties die een rol spelen in de opvang van bedrijvigheid. Op een relatief groot aantal locaties bestaan concrete plannen voor een gedeeltelijke of gehele transformatie of voor een meer of minder ingrijpende herstructurering.

IJkpunt van de gemeente is dat de ontwikkeling van de totale voorraad in de pas loopt met de behoefte van bedrijven. Met behulp van transformatie- en herstructureringsprocessen wordt enerzijds een duurzaam ruimtegebruik bewerkstelligd en anderzijds schept het kansen om de kwalitatieve differentiatie van bedrijvenlocaties verder vorm te geven.

5.10 Schouwen-Duiveland kiest voor toerisme (2012)

Evaluatie 2008-2011 en Herijking Beleidsvoornemens 2012 tot en met 2015

Wat betreft economische ontwikkelingen zijn de volgende zaken van belang:

  • de gevolgen van de (wereldwijde) economische crisis;
  • de demografische ontwikkelingen (vooral meer ouderen);
  • het belang van ecologie;
  • de digitale innovaties;
  • het belang van watersport in Nederland (en voor Schouwen-Duiveland).

Het advies van Buck Consultants International 2011, uitgebracht voor de Strategische visie: 'Tij van de Toekomst 2011 - 2040', luidt: 'Toerisme blijft belangrijk, maar groeit niet meer: boor nieuwe toeristische bronnen aan zoals wellness'.

Op het gebied van toerisme moet de gemeente zich richten op drie aandachtspunten:

  • ontwikkelen visie Toeristische Hoofd Structuur;
  • herstructurering (Westhoek);
  • ondersteunen ondernemers in nieuwe concepten.

Wat betreft de economische doelstellingen kiest de gemeente voor:

  • behoud van het huidige niveau van werkgelegenheid;
  • streven naar behoud en, zo mogelijk, verhogen van de (totale) bestedingen;
  • meer seizoensspreiding van de toeristenstroom en meer bereik van gezinnen met (jonge) kinderen en senioren (vitale 50+'er).

5.11 Nota Kamperen (2011)

Op 30 juni 2011 heeft de raad de (gewijzigde) Nota Kamperen vastgesteld. Het lange termijn doel van de Nota luidt: 'Schouwen-Duiveland heeft in 2018 kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde kampeerbedrijven, waar gasten zoveel mogelijk jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren'.

Om deze doelstelling in de praktijk gestalte te geven, wordt exploitanten van kampeerterreinen meer ruimte geboden om hun terrein naar eigen inzicht in te richten. In dit kader is exploitanten de mogelijkheid geboden om initiatieven in te dienen om één of meer wijzigingen door te voeren op hun terrein.

In de Nota Kamperen wordt gesproken over reguliere kampeerterreinen en niet-reguliere kampeerterreinen. Een regulier kampeerterrein is een bedrijf met recreatie als hoofdtak, waarbij intensief op het terrein wordt gerecreëerd en geen sprake is van een subbestemming. Een niet-regulier kampeerterrein wordt omschreven als een bedrijf met over het algemeen recreatie als neventak. Waarbij naast verblijfsrecreatie sprake is van een subbestemming met veelal de nadruk op landschappelijke kwaliteiten, zoals: landschapscamping, natuurcamping, kleinschalig kampeerterrein en fruitgaardbedrijf.

5.12 Nota Recreatiewoningen (2011)

Om te komen tot een algemeen toetsingskader dat de gemeente kan gebruiken bij de toetsing van initiatieven tot het ontwikkelen en bouwen van recreatiewoningen, heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in 2011 een 'Behoefteonderzoek recreatiewoningen Schouwen-Duiveland' laten uitvoeren.

Op basis van de belangrijkste conclusies uit het behoefteonderzoek zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Herstructurering van recreatiewoningen(terreinen) gaat voor nieuwbouw;
  • De gemeente en belangenorganisaties voor recreatie en toerisme stimuleren de herstructurering van bestaande recreatie(woningen)terreinen en maken hierover nader afspraken.

Het toetsingskader bevat richtinggevende uitspraken, waaraan nieuwe initiatieven worden getoetst. Er wordt getoetst op kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Een plan moet een gedegen en complete ontwikkelingsvisie bevatten met niet alleen een focus op het terrein zelf, maar ook een beschrijving van de relatie met de omgeving. Indien noodzakelijk kan het Kwaliteitsteam Buitengebied om een (onafhankelijk) advies worden gevraagd over de ontwikkelingsvisie.

5.13 Watersportvisie (2009)

De watersport is voor Schouwen-Duiveland, vanwege de unieke ligging tussen de Grevelingen en de Oosterschelde en de centrale positie in het Deltagebied, een belangrijke economische drager. De Watersportvisie moet bijdragen aan versterking van de watersport(sector) door watersport in al zijn vormen te sturen en faciliteren. De Watersportvisie bevat allereerst een uitgebreide analyse van vraag, aanbod en beleid in de watersportsector. Op grond van deze analyse is de kern van de Watersportvisie gevormd. Die kern bestaat uit na te streven hoofddoelen en zes uitgangspunten die leiden tot een samenhangende visie op watersport.

Hoofddoelstellingen voor de watersport zijn:

  • Economische impact;
  • Bijdrage aan andere sectoren binnen de economie;
  • Bijdrage aan het imago van Schouwen-Duiveland;
  • Bijdrage aan het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid.

Hieruit zijn vervolgens de volgende uitgangspunten gefilterd:

  • Watersport verankeren in het 'droge' toerisme.
  • Nieuwe doelgroepen aantrekken.
  • De sterke concurrentiepositie van de watersport handhaven.
  • Knelpunten, vooral betreffende capaciteit in de havens, oplossen.
  • Beleid voor het land vertalen naar beleid voor het water.
  • Watersport als smaakmaker positioneren.

De visie bevat eveneens een toetsingskader voor initiatieven van derden. Centraal staat daarin de bijdrage die een initiatief levert aan geformuleerde doelstellingen. De mate waarin een initiatief bijdraagt aan een doelstelling, het belang van die doelstelling en het aantal doelstellingen waaraan een bijdrage geleverd wordt, geven met elkaar een indruk van de wenselijkheid van een initiatief.

5.14 Welstandsnota 2012

De gemeentelijke overheid heeft de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving in het algemeen en de visuele- of beeldkwaliteit in het bijzonder. In de Woningwet (vanaf 1 januari 2003) wordt de gemeenteraad verplicht:

  • burgers, ruim voordat ruimtelijk planvormingsprocessen worden afgesloten, concreet duidelijk te maken wat het wettelijk criterium 'redelijke eisen van welstand' inhoudt;
  • ruim vooraf een zo concreet mogelijk inhoudelijk toetsingskader te bieden dat door B&W en de welstandscommissie bij de uitoefening van hun wettelijke taken moet worden gehanteerd.

Dergelijke criteria dienen te worden opgenomen in een gemeentelijke welstandsnota. Voordat het gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld wordt, is het echter van belang te beschikken over een beleidskader inzake de ruimtelijk-visuele kwaliteit van het gehele gemeentelijk grondgebied.

Middels een uitgebreide inventarisatie en analyse van zowel de bestaande beleidsstukken als van de ruimtelijke structuur van het gemeentelijke grondgebied, is gebleken dat Schouwen-Duiveland onder te verdelen is in een aantal gebieden en/of clusters van gebieden met gelijke kenmerken en eigenschappen op stedenbouwkundige, architectonische, functionele en/of thematische gronden.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Schouwen-Duiveland. Het gaat met name om criteria ter beoordeling van regulier bouwvergunningplichtige (volgens Wabo: omgevingsvergunningplichtige) bouwwerken. Daarnaast omvatten de gebiedsuitwerkingen (eventueel ??) ook criteria voor de veel voorkomende kleine bouwplannen, aanvullend op de sneltoetscriteria. Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is onderscheid gemaakt naar een vijftal verschillende gebiedscategorieën (thema's) onderverdeeld in 19 deelgebieden met overeenkomstige kenmerken en eigenschappen.

De volgende gebiedscategorieën zijn aangegeven:

  1. 1. Dorpskernen;
  2. 2. Planmatige uitbreidingen;
  3. 3. Bedrijfs- en haventerreinen;
  4. 4. Sport en recreatie;
  5. 5. Buitengebied.

Binnen het selectieve gebiedsgerichte welstandsbeleid is het van belang om vast te stellen in welke gebieden meer regulering gewenst is en in welke gebieden minder. Dit is inzichtelijk gemaakt door het vastleggen van zogenaamde welstandsniveaus. In Schouwen-Duiveland wordt gebruik gemaakt van een viertal welstandsniveaus:

  • I. Beschermde stads- en dorpsgezichten (extra bescherming gericht op consolidatie van historische context);
  • II. Bijzondere welstandsgebieden (extra inspanning tot voordeel van de bestaande of gewenste ruimtelijke kwaliteit);
  • III. Reguliere welstandsgebieden (normale inspanning gericht op het handhaven van de basiskwaliteit);
  • IV. Welstandsvrije gebieden (geen welstandstoetsing).

5.15 Schouwen-Duiveland Sportief 2008-2014 (2008)

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft de beleidsuitgangspunten voor sport vastgelegd in de Nota Schouwen-Duiveland Sportief 2008-2014. Hieruit komen de volgende kernpunten naar voren:

  • Sport en bewegen draagt bij aan de leefbaarheid van de samenleving en is leuk om te beleven;
  • Sport en bewegen vormt mensen (sociale contacten, sociale vaardigheden, samenwerking, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheidsbesef, fysiek, normen en waarden, tegengaan criminaliteit, deelname zelfwerkzaamheid);
  • Sport en bewegen is (doorgaans) goed voor de gezondheid en zet aan tot een actieve en gezonde leefstijl;
  • Topsport inspireert en stimuleert mensen uit alle lagen van de bevolking om te bewegen;
  • Gemeentelijke buitensportterreinen blijven gehandhaafd, onder voorbehoud van door de gebruikers zelf dragen van de onderhouds- en beheerslasten betreffende bestaande club- en kleedgebouwen en van de investerings-, onderhouds- en beheerslasten van eventuele toekomstige uitbreidingen van deze gebouwen;
  • Gemeentelijke binnensportvoorzieningen (gym- en sportzalen) blijven gehandhaafd, onder voorbehoud van een nog te bepalen % bezettingsgraad;
  • Sport- en speelruimte is voor iedereen fysiek toegankelijk;
  • Stimuleren dat meer mensen gaan sporten en bewegen;
  • De toekomstige rol van de gemeente in sportbeleid is regisserend, faciliterend, adviserend, monitorend en herijkend.

Voor wat betreft sportaccommodaties worden de op de buitensportaccommodaties staande club- en kleedgebouwen (indien van toepassing) aan de gebruikers overgedragen. Dit alles vanuit het gemeentelijk Strategisch Accommodatie Beleid (SAB). De gemeente streeft naar een grotere verantwoordelijkheid van de burger/gebruiker. De (gemeentelijke) sportaccommodaties moeten echter wel voor alle leeftijdsgroepen toegankelijk en betaalbaar zijn (en blijven). De accommodaties moeten voldoen aan de door de betrokken sportbonden opgestelde criteria, met uitzondering van die gevallen waarin de Vereniging Nederlandse Gemeenten een afwijkend standpunt inneemt.

5.16 Actualisatie integraal verkeer- en vervoersplan (2008)

Deze actualisatie legt de verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland voor de komende jaren in hoofdlijnen vast. Ook voor het regionaal beleid wordt met het gewenst fysiek netwerk en de opdeling van de gemeente in gebiedsprofielen een duidelijke visie gegeven wat betreft de infrastructuur. In deze actualisatie wordt uitgegaan van een andere benadering van het mobiliteitsvraagstuk. In plaats dat alleen van de gedachte wordt uitgegaan dat mobiliteit een voorwaarde is voor economisch functioneren en deelnemen aan maatschappelijke processen, wordt de aandacht voor een groot deel gericht op het faciliteren. Met andere woorden: De bestaande verkeersstructuur en gebiedsprofielen moeten voor een belangrijk deel richting gevend zijn voor verdere ontwikkelingen en economische ontwikkelingen om geen nodeloze extra mobiliteit te genereren. Hierbij spelen de Ruimtelijke/strategische Visie Schouwen-Duiveland en bestemmingsplannen een belangrijke rol.

Op basis van het gewenst fysiek netwerk willen wij in samenhang met de andere wegbeheerders knelpunten aanpakken om daarmee de veiligheid en bereikbaarheid te verbeteren. Via gebiedsgerichte aanpak zal de afstemming plaatsvinden van de netwerken van de verschillende wegbeheerders. Daarbij zal differentiatie in bereikbaarheid plaatsvinden al naar gelang de functie en betekenis van het gebied.

Nieuwe uitbreidingsplannen en inbreidingen worden ingericht conform de uitgangspunten van "Duurzaam Veilig" en aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van het CROW. Dit betekent dat voor uitbreidingsplannen een 30km-regime geldt en de gebieden als zodanig worden ingericht.

Op het gebied van verkeersveiligheid richten wij ons voor de korte termijn op een sobere en kosteneffectieve aanpak van verkeersonveilige situaties. De financiële mogelijkheden om onze doelstellingen en ambities te realiseren zijn beperkt.

5.17 Beheer- en beleidsplan wegen 2012-2016

Wegbeheer is een wezenlijk onderdeel van het beheer van de openbare ruimte. Wegbeheerders hebben vanuit de Wegenwet de zorgplicht voor wegverhardingen. Dit betekent dat de gemeente als wegbeheerder te allen tijde verantwoordelijk is voor de kwaliteit (onderhoudstoestand) van de verhardingen die de gemeente in beheer heeft. Deze zorgplicht moet er voor zorg dragen dat het gebruik van de wegen veilig plaats kan vinden en schades/ongevallen ten gevolge van gebreken aan de weg zoveel mogelijk worden voorkomen.

Andere wettelijke kaders waarbinnen wegbeheer dient te worden uitgevoerd zijn het Burgerlijk Wetboek, de Wet Milieubeheer en de ARBO-wetgeving. Spelers in het proces van wegbeheer zijn het bestuur, het ingenieursbureu van de afdeling Openbare Werken, de buitendienst (districten) en de gebruikers van het product van wegbeheer, de burgers. Dit complexe kader vraagt om een duidelijk beheerbeleid.

Het beheer- en beleidsplan wegen 2012-2016 geeft in hoofdlijnen het kwalitatieve en financiële niveau aan waarop het college haar taak als wegbeherende instantie dient uit te voeren.

Jaarlijks legt het college aan de gemeenteraad verantwoording af middels de evaluatie wegbeheer. In de evaluatie wegbeheer wordt terug gekeken op het uitgevoerde onderhoud, het kwaliteitsverloop van de gemeentelijke verhardingen en de toereikendheid van de voorziening wegen. Het beheer- en beleidsplan wegen kijkt met name vooruit en is bepalend voor het stellen van prioriteiten en de beschikbaar te stellen budgetten.

5.18 Bomenbeleidsplan 2010 (2009)

Het belang van groen is met name vastgelegd in het (inmiddels vervallen) Groenkwaliteitsplan uit 2009. Omdat dit groenkwaliteitsplan niet specifiek op bomen is gericht, heeft de gemeente in 2009 een Bomenbeleidsplan vastgesteld. Het bomenbeleid beschrijft de manier waarop de gemeente met de bomen in het openbaar gebied wil omgaan. Het vormt de basis voor beheer- en werkplannen en biedt bescherming aan bomen tijdens bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden. Het Bomenbeleidsplan geeft een duidelijke richting aan de gewenste ontwikkelingen voor de middellange termijn (10 jaar)

5.19 Visie integraal beheer openbare ruimte (2014)

In het voorjaar van 2014 heeft de gemeenteraad de visie integraal beheer openbare ruimte vastgesteld. In deze visie is aangegeven hoe de gemeente Schouwen-Duiveland met de openbare ruimte om wil gaan.

Uiteraard moet de leefomgeving schoon, heel en veilig zijn. Maar soms verschillen we van mening over het resultaat, of is het niet duidelijk welke criteria er worden gehanteerd om te bepalen wat schoon, heel en veilig is. Daarom is het goed dit met elkaar af te spreken en vast te leggen met behulp van een integrale visie op de openbare ruimte. Hiermee leggen we voor langere tijd vast welke kant we op gaan met de openbare ruimte op ons eiland.

Meetbare kwaliteit

De gemeenteraad van Schouwen-Duiveland heeft besloten dat er twee kwaliteitsniveaus voor de openbare ruimte zijn. Niveau A en niveau B. Hieronder staat uitgelegd wat deze niveaus betekenen.

Niveau A B
Omschrijving Hoog Basis
Kwaliteit Uitstekend Voldoende
Waar? Centra en accenten, begraafplaatsen Woon- en verblijfsgebieden

Om te kunnen bepalen wat nu de kwaliteit van de openbare ruimte is, hebben we een meetlat gemaakt. Dit is een boekje met foto’s van de openbare ruimte in verschillende kwaliteiten. Bijvoorbeeld een straatbankje dat er perfect uitziet. Dit is dan kwaliteit A. Maar daarbij ook foto’s van de kwaliteitsniveaus B en C. Dit laatste niveau willen we niet zien en juist daarom is deze ook opgenomen in het boekje. De meetlat kwaliteit beheer openbare ruimte, het boekje, wordt ook gebruikt om jaarlijks een schouw uit te voeren. Tijdens een schouw gaat een medewerker van de gemeente op pad om met behulp van het boekje de kwaliteit van de openbare ruimte te meten. Voor een schouw van de openbare ruimte kan het zijn dat ook dorps- en stadsraden en gebruikers (burgers en bedrijven) worden uitgenodigd.

Aandacht voor de gebruiker en participatie

Naast aandacht voor de gebruiker is er voor burgers en bedrijven de gelegenheid om te participeren in het beheer en de inrichting van de openbare ruimte. De betrokkenheid bij de leefomgeving wordt hiermee vergroot. Participatie is uitdrukkelijk niet bedoeld als bezuiniging. Met participatie kan de kwaliteit van de openbare ruimte wel worden verhoogd. Als gemeente ondersteunen we initiatieven vanuit de gebruikers als deze levensvatbaar zijn en gedragen worden door de samenleving. Daarnaast bieden we mogelijkheden tot participatie, zoals het deelnemen aan de schouw of het vervullen van lichte onderhoudswerkzaamheden. Ook andere vormen van participatie zijn mogelijk. Denk hierbij aan:

  • sponsoring;
  • (interactieve) ontwerpsessie met buurtbewoners betrokkenen;
  • opwaarderen leefomgeving (bv inplanten boomspiegels).

Een openbare ruimte die aansluit op de wensen en behoeften van de gebruikers (burgers en bedrijven); dat is de kern van deze visie. Met daarbij een optimale balans tussen de inrichting, het beheer en het gebruik. Hier gaan we in de komende jaren graag mee aan de slag, samen met de gebruikers.

5.20 Beleidsnotitie groenstroken en restpercelen (2009)

Als eigenaar van gronden is het voor de gemeente Schouwen-Duiveland van essentieel belang deze eigendommen veilig te stellen en regels op te stellen voor het gebruik van deze eigendommen. In de Beleidsnotitie groenstroken en restpercelen 2009 worden regels gesteld met betrekking tot rechtmatig grondgebruik, de aanpak van onrechtmatig grondgebruik en de voorwaarden waaronder verkoop of verhuur van gemeentegrond kan plaatsvinden. Het doel van deze regels is om te komen tot een uniformering van het gebruik van gemeentegrond waarbij rechtsgelijkheid hoog in het vaandel staat.

5.21 Nota integraal Erfgoedbeleid Schouwen-Duiveland 2012-2018 (2012)

'DE SCHATKAMER VAN SCHOUWEN-DUIVELAND, BEHOUDEN...BELEVEN, BENUTTEN'

Schouwen-Duiveland is trots op haar rijke geschiedenis. We koesteren de honderden monumenten als getuigen van deze geschiedenis en ons landschap met veel historische kenmerken. Het erfgoed geeft karakter en identiteit aan onze leefomgeving. Bovendien geeft het herkenning voor bewoners en verrast het bezoekers. De geschiedenis en het grote aantal monumenten maken Schouwen-Duiveland aantrekkelijk als woon-, werk- en vakantie-eiland. Ons erfgoed is een fundament om op te bouwen. De gemeente Schouwen-Duiveland zet met de erfgoednota in op het behouden, het beleven en het benutten van haar Cultuur-Historisch Erfgoed.

Behouden: behoud van al het erfgoed dat als waardevol en belangrijk voor de samenleving geacht wordt (Archeologie, cultuurlandschap, beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten). Behoud gaat in de nota hand in hand met ontwikkeling. Cultureel erfgoed kan ook een belangrijke inspiratiebron zijn voor het verbinden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen aan de vorm en geschiedenis van de bestaande omgeving. Ruimtelijke kwaliteit en identiteit wordt hiermee verder versterkt. Behoud is een randvoorwaarde om te kunnen beleven en benutten. Behouden doen we vooral door: de wettelijke bescherming van monumenten, gemeentelijke monumenten, erfgoed in bestemmingsplannen, herbestemming van monumenten en subsidiëring.

Beleven, benutten: door het beleven en benutten van ons erfgoed komt onze geschiedenis tot leven. Beleven en benutten is dan ook een meer actieve vorm van omgaan met onze monumenten, cultuurlandschappen en verhalen. Het zien en beleven van erfgoed maakt dat burgers en bezoekers ons eiland nog meer gaan waarderen. Maar erfgoed zien is goed (leren) kijken. De gemeente kan burgers en bezoekers hierbij helpen. Door erfgoed, in de meest brede zin van het woord, meer onder de aandacht te brengen en beter toegankelijk te maken. Hierdoor kan een groter of juist een specifieker publiek bereikt worden. Beleven en benutten doen we vooral door: educatie, versterking van het toeristisch-recreatief product, versterking samenwerking, toegankelijke informatie en de ontwikkeling van gerichte producten.

De gemeente Schouwen-Duiveland zet met het erfgoedbeleid 2012-2017 verder in op:

  • Het aanbrengen van focus in wat we (vooral) willen 'behouden ...beleven en benutten' (water, door tijd en ruimte heen, de iconen van het eiland, de bakens van veiligheid en vertrouwen, de verhalen achter het erfgoed, het door water gevormde cultuurlandschap en de verborgen schatten, mijlpalen in de tijd: de late Middeleeuwen (15e eeuw) en de watersnoodramp, de Atlantikwall, typisch Schouwen-Duivelandse gebruiken en tradities);
  • Connectie in plaats van collectie;
  • Samenwerking;
  • Haalbaar en betaalbaar.

Onder het motto 'van collectie naar connectie' wordt de zorg voor het cultureel erfgoed verbonden met andere (ruimtelijke) ontwikkelingsopgaven. Ons cultureel erfgoed is geen stoffige verzameling historische elementen maar leeft en wordt beleefd. We verbinden ons erfgoed met de verhalen en de ontwikkelingen. Dat betekent een ander manier van kijken en een ander manier van omgaan met het erfgoed. Dit verlangt een reikwijdte die verder gaat dan onze wettelijke taken en bevoegdheden. Collectie blijft altijd de basis voor ons erfgoed beleid. Immers zonder collectie geen connectie. Behoud, beleven en benutten gaan echter hand in hand.

Samenhang en samenwerking zijn sleutelwoorden van onze integrale erfgoednota. We kiezen ook hier voor connectie in de vorm het aangaan van waardevolle allianties. We zetten in op haalbare en realistische ambities, creativiteit en slimme constructies. Belangrijk onderdeel van de Erfgoednota vormt het Erfgoed 10 punten plan. Hierin zijn de prioriteiten voor de periode 2012-2017 vastgelegd. Het oprichten van een Erfgoedplatform heeft prioriteit.

5.22 Beleidsplan Archeologie (2008)

In het gemeentelijke Beleidsplan Archeologie is voor het gehele eiland vastgelegd welke archeologische verwachtingswaarden er zijn. Dit archeologiebeleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Hieraan zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen bestemmingsplannen. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).Er wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen, van archeologische monumenten tot gebieden waar geen enkele archeologische verwachtingswaarde is. Voor ieder gebiedstype gelden eigen uitgangspunten, randvoorwaarden en drempelwaarden.

5.23 Milieubeleidsplan

Het milieubeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland is vastgelegd in het milieubeleidsplan. Het beleid wordt besproken en vastgelegd in een aantal modules die elke een apart milieuthema behandelen. Hierna worden de belangrijkste aandachtspunten uit de diverse modules genoemd.

Module Geluid en Stilte (2008)

Schouwen-Duiveland is niet of nauwelijks bekend met het fenomeen geluidhinder. Toch zijn er gebieden op het eiland waar het nodige geluid wordt geproduceerd, zoals recreatiegebieden en langs hoofdwegen. De gemeente wil voorkomen dat de geluidsruimte die er is, gestaag dichtslibt. Het doel is om ook voor de toekomst een veilig, ruim en rustig werk- en leefklimaat te behouden, en waar nodig te versterken. Daarbij moet tevens ruimte zijn voor economische ontwikkeling. Met het geluidbeleid richt de gemeente zich onder andere op de onderwerpen: rust en stilte, ecologische situatie, evenementen en verkeer. Zo komen er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen op geluidsbelastende locaties.

Module Licht en Duisternis (2009)

Op Schouwen-Duiveland is nog echte duisternis te ervaren. Mensen, dieren en planten varen wel bij een goede balans tussen licht en donker. Deze kwaliteit dient te worden gewaarborgd, want hij staat onder druk. Duisternis is te behouden door een viertal instrumenten toe te passen; preventie (niet verlichten), duurzaam verlichten (milieubewuster), gericht verlichten en bewust verlichten. Het duisternisbeleid richt zich op openbare verlichting, verlichting bij bedrijven, terreinverlichting, monumentenverlichting en bewustwording bij de burger. Voor het bestemmingsplan betekent dit dat bij ontwikkelingen om een lichtplan wordt gevraagd.

Module Energie en Klimaat (2009)

De uitstoot van fossiele brandstoffen versterkt het natuurlijke broeikaseffect, waardoor het op aarde steeds warmer wordt en het klimaat verandert. De gemeente Schouwen-Duiveland streeft naar een ruimtelijke inrichting waarmee het eiland klimaatbestendig en energieneutraal wordt. Dat kan op twee manieren:

  1. 1. De klimaatbestendige aanpak. Dit houdt in dat er bij het bestemmen, inrichten en beheren van gebieden nadrukkelijk en telkens weer rekening gehouden moet worden met drie kernkarakteristieken: de weerstand, de veerkracht en het aanpassingsvermogen van gebieden.
  2. 2. Broeikasreductie. Dit is te bereiken door energie te besparen en de energievraag te beperken, als dat mogelijk is duurzame energiebronnen te benutten en het zo efficiënt mogelijk gebruiken van fossiele brandstoffen, indien niet anders kan.

Bij de aanpak staan verduurzaming en energiezuinigheid voorop. De gemeente richt zich op onder andere de volgende sectoren:

  • Gebouwen: hanteren van een 10% strengere EPC norm en het energiezuinig ontwerpen van gebouwen. Voor gemeentelijke gebouwen geldt een 20% strengere EPC norm.
  • Opzetten van een energiemanagementsysteem voor gemeentelijke gebouwen;
  • Verkeer en vervoer: stimuleren van gebruik van het openbaar vervoer en de fiets;
  • Duurzame energie: kansen onderzoeken om energieneutraal te worden. Gebruik maken van deze kansen, zoals warmtekoude opslag;
  • Duurzame bedrijven: bij bedrijven en bedrijvigheid gaan voor duurzaamheid;
  • (Energie)verspilling voorkomen.

Module Luchtkwaliteit (2008)

De luchtkwaliteit op Schouwen-Duiveland is, zeker vergeleken met andere gebieden in Nederland, goed. Die bijzondere positie moet behouden blijven. Waar mogelijk moet er naar gestreefd worden om de luchtkwaliteit zelfs nog te verbeteren. Het verminderen van autoverkeer kan daarbij helpen. Autoverkeer is een belangrijke vervuilingsbron. De volgende instrumenten worden hiertoe gehanteerd: stimuleren van andere en schonere vervoerswijzen, een betere doorstroming van het verkeer en stimuleren van duurzame energie. In het uitvoeringsprogramma wordt met name genoemd dat het fietsverkeer gestimuleerd kan worden door de realisatie van extra fietspaden en goede fietsenstallingen.

Module Bodem (2010)

Iedere bodem heeft zijn kwaliteiten. Hier liggen kansen en knelpunten. Door in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen deze kwaliteiten in beeld te brengen, zijn knelpunten vroegtijdig in beeld en kunnen kansen optimaal benut worden, waardoor er optimaal recht wordt gedaan aan de aanwezige bodemkwaliteiten. Hierdoor worden ook toekomstige beheerskosten beter in beeld gebracht en kunnen ze deel uitmaken van de afwegingen die leiden tot het definitieve plan.

Module Externe Veiligheid (2010)

Externe veiligheid betreft de maatregelen die moeten voorkomen dat er buiten de poort van een bedrijf/inrichting slachtoffers vallen, als er door het betreffende bedrijf wordt gewerkt met of opslag plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. Daarbij wordt gedoeld op omwonenden maar ook op recreanten op kampeerterreinen of in jachthavens. Schouwen-Duiveland moet een plek zijn waar het veilig werken, wonen, winkelen en recreëren is. Toch blijft de gemeente ruimte bieden aan bestaande en nieuwe bedrijven/inrichtingen die veiligheidsrisico's met zich meebrengen. Deze risico's dienen echter wel aanvaardbaar te zijn, en minimaal te voldoen aan de landelijke voorschriften. Het bestemmingsplan moet ervoor zorgen dat er geen ongewenste ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid kunnen voordoen. Dat gebeurt door:

  • Externe veiligheid te betrekken bij actualisering van bestemmingsplannen;
  • Externe veiligheid vroegtijdig te betrekken bij nieuwe ontwikkelingsplannen;
  • Het hanteren van afstandseisen ten opzichte van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting;
  • Inrichtingseisen te stellen aan kampeerterreinen en jachthavens.

Concreet wordt het volgende nagestreefd:

  • Bestemmingsplannen voorzien van risicocontouren bij BEVI-inrichtingen en bij propaantanks met een inhoud die groter zijn dan 13 kubieke meter;
  • Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de veiligheidseffectrapportage (v.e.r.) toepassen.

De activiteiten die in het kader van bovengenoemde milieumodules moeten worden opgestart en uitgevoerd, staan beschreven in een uitvoeringsprogramma. In dit programma, dat is onderverdeeld in thema's, is aandacht voor het doel van de activiteiten, de rol van de gemeente, de externe partijen waarmee de gemeente de activiteit wil uitvoeren, het betreffende gebied en een tijdsplanning.

5.24 Nota hogere waarden wegverkeerslawaai (2008)

Volgens de wet geluidshinder dienen nieuwe woningen te voldoen aan een maximale geluidsbelasting door het wegverkeer van 48 dB op de gevel. Als de belasting hoger is dan kan het college hier een hogere grenswaarde voor vaststellen. Wanneer de gemeente hieraan mee werkt is vastgelegd in de Nota “Hogere Waarden Wegverkeerslawaai” van 2009. In principe wil de gemeente zo min mogelijk situaties waar de geluidsbelasting niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde. Daarom is het verlenen van een ontheffing voor het buitengebied slechts in grote uitzondering. Er is voldoende ruimte in het buitengebied om locaties te kiezen waar geen overschrijding van de voorkeurgrenswaarde nodig is. Binnen de bebouwde kom is het ontheffingenbeleid wat ruimhartiger bij het invullen van “open plekken”. De nieuw te realiseren woning mag echter niet een grotere geluidsbelasting hebben dan de bestaande woningen.

5.25 Biodivers (2012)

Biodiversiteit is al het leven op aarde. De enorme verscheidenheid aan levende organismen is behalve mooi ook nuttig en noodzakelijk. Biodiversiteit zorgt voor schoon water, vruchtbare grond en een stabiel klimaat. Het levert ook voedsel en grondstoffen voor huisvesting, kleding, brandstof en medicijnen. Deze natuurlijke hulpbronnen verschaffen bestaanszekerheid en vormen de basis voor onze welvaart. De gemeente levert als lid van de Coalitie Biodiversiteit een concrete bijdrage aan bewustwording en maatregelen voor behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Hiervoor hebben we als gemeente het actieprogramma “Biodivers Schouwen-Duiveland” opgesteld. Het programma bevat bewustwording voor het onderwijs, maar ook voor het grote publiek. Ook het stimuleren van de biodiversiteit wordt actief opgepakt. Bij het inrichten van de openbare ruimte wordt meer rekening gehouden met het bevorderen van de biodiversiteit.

5.26 Waterplan Schouwen-Duiveland (2007)

De gemeente Schouwen-Duiveland heeft samen met het toenmalige Waterschap Zeeuwse Eilanden en de provincie Zeeland een waterplan opgesteld voor het binnendijkse gebied van de gemeente. Dit waterplan geeft de kaders aan hoe de komende jaren tot 2015 omgegaan zal worden met water. Het beleid is gericht op een grotere belevingswaarde van water, een betere waterkwaliteit, geen overlast van water en meer rekening houden bij ontwikkelingen met water.

5.27 Beleidsvisie externe veiligheid (2005)

De gemeente Schouwen-Duiveland wil enerzijds de kwaliteit van de woonomgeving verbeteren en anderzijds de (economische) vitaliteit versterken. Omdat bij veel activiteiten gevaarlijke stoffen worden gebruikt, is de combinatie van wonen en werken alleen mogelijk als we een bepaald risiconiveau accepteren. Welk risiconiveau aanvaardbaar is verschilt per situatie en vraagt om een zorgvuldige afweging. Het doel van het externe veiligheidsbeleid is het beperken van de risico's waaraan burgers worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum. Het externe veiligheidsbeleid bestaat uit drie sporen:

  1. 1. Brongericht beleid: daarmee worden de oorzaken van risico's aangepakt, door vergunningverlening en handhaving;
  2. 2. Omgevingsgericht beleid: door ruimtelijke inrichtingsmaatregelen zorgt de gemeente voor een zo veilig mogelijke leefsituatie;
  3. 3. Rampenbestrijding. hierbij gaat het om de voorbereiding op (de bestrijding van) calamiteiten.

Uitgangspunt voor het externe veiligheidsbeleid is dat altijd eerst brongerichte maatregelen worden onderzocht en daarna pas maatregelen in het kader van omgevingsgericht beleid en rampenbestrijding, voor zover nodig. Ook als de wettelijke grenswaarden niet worden overschreden vraagt de gemeente aandacht voor bronmaatregelen. Hierbij wordt gestreefd naar het beste resultaat binnen wettelijke, technische en financiële mogelijkheden. Zo blijft het indirect ruimtebeslag zo klein mogelijk.

5.28 Brandbeveiligingsverordening Schouwen-Duiveland (2010)

De gemeente beschikt over een brandbeveiligingsverordening, waarin aspecten zijn vastgelegd in het kader van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Zo worden in de Verordening onder andere brandveiligheidsvoorschriften beschreven voor kampeerterreinen en evenementen. Daarbij gaat het onder andere om de bereikbaarheid voor de brandweer. Momenteel wordt gewerkt aan een landelijke regeling. Bij de inwerkingtreding van deze landelijke regeling zal de brandbeveiligingsverordening komen te vervallen.

5.29 Methode 'Beheersbaarheid van brand 2012' (2012)

De methode 'Beheersbaarheid van brand 2012' (kortweg Methode BvB) verschaft inzicht in de wijze waarop voor grote brandcompartimenten - groter dan 1000 m2 - gelijkwaardige veiligheid kan worden gewaarborgd, als het gaat om het aspect: beperken van uitbreiding van brand. De methode reikt een praktische werkwijze aan met voorwaarden waaronder een groot brandcompartiment kan worden gerealiseerd. Onmisbare kennis voor zowel architecten, ontwikkelaars en adviseurs die betrokken zijn bij het ontwikkelen van plannen buiten de reguliere bandbreedte van het Bouwbesluit 2012 maar ook voor brandweer en gemeenten bij het beoordelen van bouwplannen aan de bouwregelgeving. Omdat het binnen de bouwpraktijk een breed gedragen filosofie is, verschaft de methode BvB een uitstekend referentiekader voor ontwikkelaars enerzijds en toetsers anderzijds om over het noodzakelijke veiligheidsniveau te communiceren.

5.30 Sociale structuurschets (2002)

Schouwen-Duiveland heeft een sociale structuurschets opgesteld. Als bouwsteen voor de structuurschets is voor alle kernen een kernbeschrijving gemaakt. Hierin worden de kernen in sociaal, economische en ruimtelijke zin nader beschreven. Uitgangspunten zijn:

  1. 1. de gemeente dient zorg te dragen voor een publieke ontmoetingsplaats in iedere kern;
  2. 2. deze ontmoetingsplaats kan het dorpshuis zijn, maar ook andere gebouwen dienen bekeken te worden (functie, kwaliteit);
  3. 3. de multifunctionaliteit en kwaliteit van de ontmoetingsplaats dienen voorop te staan.

5.31 Jeugdbeleid (2005)

Het gemeentelijk jeugdbeleid richt zich er op de deelname van jongeren aan de samenleving te bevorderen. Jeugd moet zich, al naar gelang de leeftijd, competenties kunnen ontwikkelen zodat zij zich kunnen ontplooien en uiteindelijk als volwaardige burgers kunnen meedoen.

5.32 Beleidsregels lokaal prostitutiebeleid (2010)

In oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod komen te vervallen. Deze wetswijziging heeft tot gevolg gehad dat (exploitatie van) prostitutie wordt gelegaliseerd. Aan het Wetboek van Strafrecht kunnen geen argumenten worden ontleend om prostitutie en de exploitatie van seksbedrijven te verbieden. Een algeheel bordeelverbod van gemeentewege, op basis van de algemene regelgevende bevoegdheid (ex artikel 149 en 151a Gemeentewet) is in strijd met artikel 19 van de Grondwet. Het primaat voor de regulering van de exploitatie van seksbedrijven ligt bij de gemeente en is opgenomen in hoofdstuk 3 van de algemene plaatselijke verordening (Apv).

Ter bescherming van het woon- en leefklimaat, de volksgezondheid, de positie van prostituees en het voorkomen van strafbare feiten is het wenselijk lokaal prostitutiebeleid vast te stellen. Samen met de APV schetsen deze beleidsregels het kader voor het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland. Bovendien bevat dit document een aantal beleidsregels voor de vergunningverlening door het bevoegd bestuursorgaan, in de meeste gevallen de burgemeester.

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Aerius-berekening Actualisatie Kness

Bijlage 3 Aerius-berekening actualisatie KNESS

Bijlage 4 Antwoordnotitie Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 4 Antwoordnotitie inspraak en vooroverleg

Bijlage 5 Antwoordnotitie Zienswijzen

Bijlage 5 Antwoordnotitie zienswijzen

Bijlage 6 Vaststellingsbesluit

Bijlage 6 Vaststellingsbesluit