KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschappelijk
Artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 5 Recreatie - Recreatiewoning
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsregels
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Huidige Situatie
2.3 Programma
2.4 Ruimtelijke Opzet
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Niet Gesprongen Explosieven
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Waterhuishouding
4.8 Ecologie
4.9 Verkeersaspecten
4.10 Wegverkeerslawaai
4.11 Milieuhinder En Bedrijven
4.12 Luchtkwaliteit
4.13 Externe Veiligheid
4.14 Kabels En Leidingen
4.15 Duurzaamheid, Energie En Klimaatadaptatie
Hoofdstuk 5 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Uitvoerbaarheid
6.1 Wettelijk Kader
6.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling
6.3 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen
6.4 Toelichting Op De Algemene Regels
6.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
7.2 Zienswijzen
7.3 Beroep
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 2 Te Behouden Bomen
Bijlage 3 Lichtplan
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Laddertoets
Bijlage 2 Inrichtingsplan De Schouwse Valleien
Bijlage 3 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r-beoordeling
Bijlage 4 Explosieven Onderzoek
Bijlage 5 Archeologie Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Hydrologie, 26 Februari 2020
Bijlage 8 Voortoets
Bijlage 9 Onderzoek Soortenbescherming
Bijlage 10 Verkeer En Parkeren, 26 Februari 2020
Bijlage 11 Wegverkeerslawaai, 8 December 2020
Bijlage 12 Industrielawaai, 8 December 2020
Bijlage 13 Luchtkwaliteit, 26 Februari 2020
Bijlage 14 Advies Veiligheidsregio Zeeland
Bijlage 15 Antwoordnotitie Vooroverleg
Bijlage 16 Antwoordnotitie Ontwerpbestemmingsplan

De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede

Bestemmingsplan - Gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 23-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede met identificatienummer NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.8 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon,

  1. a. wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  2. b. waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.

1.12 beheersplan

een plan dat gericht is op het beheer, het onderhoud, instandhouding en herstel dan wel versterking van de gewenste landschaps- en/of natuurwaarden in een gebied.

1.13 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bordes

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto-standplaatsgrootte

De totale oppervlakte van een kampeerterrein, inclusief landschappelijke inpassing, gedeeld door het totaal aantal standplaatsen.

1.25 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.26 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel (met uitzondering van casino's ), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.30 erfgrens

de grens van het erf.

1.31 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van de Kop van Schouwen, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.32 gastenverblijf

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 half verharding

doorlatende verharding bestaande uit een wegdek met een zeer hoge (water)doorlatendheid, zoals graskeien, grasbetontegels, grind, steenslag of schelpen.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties.

1.37 huishouden

een persoon dan wel een aantal personen in een zeker continue samenstelling die met elkaar wonen en tussen de verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat.

1.38 kampeerhuisje

een op een standplaats voor kampeermiddelen gebouwd gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 kampeermiddel

tenten, tentwagen, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.40 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.41 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.42 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.43 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.44 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.45 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.46 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.47 ondersteunende detailhandel

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.48 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder.

1.49 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel één wand.

1.50 passend in straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.51 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.52 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.53 permanente standplaats

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.54 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.55 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.57 sanitair

  1. a. prive-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  2. b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.

1.58 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.59 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.60 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel zelfstandig (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55m2 en maximaal 5 meter hoog, gemeten vanaf het afgewerkt bouwterrein.

1.61 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  1. a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  1. b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende het zomer- en/of winterseizoen. nader te onderscheiden in:

  • één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter of
  • maximaal drie tentjes van maximaal acht vierkante meter.

1.62 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.63 uitlogende materialen

stoffen die langzaam oplossen in lucht of in water die in vaste vorm gebonden zijn in (bouw)materialen, zoals lood, koper en zink.

1.64 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.66 verhard oppervlak

het gezamenlijk oppervlak van daken, bestrating, kassen etc., waarvan het regenwater wordt afgevoerd.

1.67 vleermuisvriendelijke verlichting

de toepassing van een type verlichting ter beperking van lichthinder voor vleermuizen.

1.68 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.69 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.70 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.71 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.72 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.73 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de bruto vloeroppervlak

de bruto vloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, warmtepompen, schoorstenen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens en/of bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  1. a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  2. b. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal': een grondwal als afschermende voorziening langs een recreatieterrein met een minimum hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'minimum hoogte (m)';
  4. d. water, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatie in kampeerhuisjes;

en tevens voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;
  2. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer':
    1. 1. dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
    2. 2. ondersteunende detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m2;
    3. 3. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a dan wel 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals bedoeld in bijlage 4 Staat vanHoreca-activiteiten, tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 450 m2 (exclusief terras);
  3. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
  4. e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Recreatie - Recreatiewoning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatie in recreatiewoningen;

en tevens voor:

  1. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw': een logeergebouw;
  2. c. groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  3. d. het behoud van bomen, zoals aangegeven op de kaart met 'Te behouden bomen', conform bijlage 2.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Bestaande afstanden en maten

9.2 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  1. a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  2. b. niet toegankelijk zijn.

9.3 Afwijkingsbevoegdheid Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  1. a. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  2. b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  1. c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.

11.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 11.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  1. a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  5. e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 veiligheidszone - propaan

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - propaan' zijn geen recreatiewoningen toegestaan.

12.2 wetgevingzone - natuurgebied

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Afstemming wet- en regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan

13.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

13.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2:

  1. a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  2. b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

13.4 Voldoende laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:

  1. a. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  2. b. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.

13.5 Afwijkingsbevoegdheid laad- en losruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsregels

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 14.1, sub a met maximum 10%.
  3. c. Lid 14.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 14.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 14.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 14.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Initiatiefnemer is voornemens het bestaande vakantiepark Duinrand aan de Hogeweg te Burgh-Haamstede te herstructureren. Het voornemen betreft de herstructurering van de bestaande deellocaties van Duinrand Recreatie tot vakantiepark 'De Schouwse Valleien', tot een modern en toekomstgericht vakantiepark. Duinrand Recreatie (en straks De Schouwse Valleien) bestaat uit een oostelijk en een westelijk deel, namelijk de vakantieparken Duinrand Oost (Hogeweg 88-90) en Duinrand West (Hogeweg 96A). Hoewel beide deelgebieden fysiek van elkaar worden gescheiden door een ander verblijfsrecreatieterrein, vormen beide deelgebieden in functioneren één geheel, met één centrale receptie en centrale voorzieningen op deelgebied West. Beide deelgebieden behoren voorts tot één eigenaar en worden door één ontwikkelaar in samenhang met elkaar gefaseerd ontwikkeld.

Voor deelgebied West is op 15 december 2020 een wijzigingsplan vastgesteld, voor het mogelijk maken van 100 kampeerhuisjes . De overige ontwikkelingen op het westelijk deel zijn mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan 'Kop van Schouwen', inclusief '1e herziening Kop van Schouwen'. Binnen deelgebied Oost is de realisatie van een gedeelte van de recreatiewoningen niet mogelijk binnen het geldende bestemmingsplan 'Kop van Schouwen', inclusief '1e herziening Kop van Schouwen'. Om die reden wordt voor deelgebied Oost een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Omdat sprake is van één project, met één eigenaar en één ontwikkelaar en met samenhangende ruimtelijke effecten is deelgebied West – bij wijze van consolidatie – eveneens opgenomen in dit bestemmingsplan. De planologische, ruimtelijke en milieueffecten worden voor beide deelgebieden gecombineerd beschreven en getoetst.

Met het vaststellen van dit bestemmingsplan wordt de totale ontwikkeling van De Schouwse Valleien planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied omvat beide deelgebieden van het huidige vakantiepark Duinrand, bestaande uit deelgebied Oost aan de Hogeweg 88-90 en deelgebied West aan de Hogeweg 96A te Burgh-Haamstede. Het totale plangebied is circa 13 ha groot.

Het plangebied is gelegen ten westen van Burgh-Haamstede, in een grootschalig verblijfsrecreatief gebied met enkele woonclusters, nabij het duingebied van de Kop van Schouwen. Het plangebied ligt tussen verschillende vakantieparken in. Deelgebieden Oost en West worden van elkaar gescheiden door vakantiepark Wielewaal met recreatiewoningen en standplaatsen. Aan de oostzijde en overzijde van de Hogeweg, ten zuiden van het plangebied, zijn parken met recreatiewoningen en chalets gelegen. Ten westen van deelgebied West is naast verblijfsrecreatie in recreatiewoningen ook permanente bewoning aanwezig. Aan de Hogeweg zelf liggen verspreid enkele burgerwoningen. Ter hoogte van deelgebied West gaat het om de woningen Hogeweg 96, 98 en 100. Ter hoogte van deelgebied Oost gaat het om de woningen Hogeweg 84, 86 en 88. Ten noorden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Kop van Schouwen.

Op c.q. grenzend aan deelgebied Oost (aan de noord- en westzijde) liggen 15 particuliere percelen die geen onderdeel uit maken van de ontwikkeling van De Schouwse Valleien. Op deze percelen staan recreatiewoningen die ontsloten zijn via de gronden van deelgebied Oost.

Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied op de luchtfoto weer. Figuur 1.2 geeft de situering van het plangebied ten opzichte van de omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied op luchtfoto (bron: basisviewer.rho)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied ten opzichte van directe omgeving (bron: basisviewer.rho)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen', vastgesteld op 27 juni 2013, inclusief de 1e herziening vastgesteld op 22 mei 2019. De herziening '1e herziening Kop van Schouwen' ziet op een aantal aanpassingen (met name in de regels) van het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen'. Een belangrijke aanpassing betreft het wegbestemmen van een groot aantal recreatiewoningen op de deelgebied Oost (zie hierna).

Aanvullend geldt voor deelgebied West het wijzigingsplan 'Realiseren kampeerhuizen camping Duinrand Hogeweg 96a Burgh-Haamstede' (hierna wijzigingsplan West), vastgesteld op 15 december 2020.

Daarnaast geldt het 'parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland', vastgesteld op 27 september 2018. Dit bestemmingsplan bevat parkeerregels, als toetsingskader voor de omgevingsvergunning bouwen.

Voor beide deelgebieden geldt volgens het bestemmingsplan '1e herziening Kop van Schouwen' de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' en de functieaanduiding 'recreatiewoning'. Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie – 6'. De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' bestemde gronden zijn bestemd voor recreatie in kampeermiddelen en gebouwen die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Het maximaal aantal op de planverbeelding aangeduide (permanente) standplaatsen en recreatiewoningen mag niet worden overschreden. In figuur 1.3 is de verbeelding van het bestemmingsplan '1e herziening Kop van Schouwen' opgenomen voor de deelgebieden Oost en West.

Deelgebied West

In de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' is in artikel 15.7.4 een wijzigingsbevoegdheid met voorwaarden opgenomen, waarmee kampeerhuisjes mogelijk worden gemaakt. Hierin is opgenomen dat het bevoegd gezag, het college, het plan kan wijzigen door het totaal aantal toegestane kampeerhuisjes als bedoeld in de gebruiksregels te vergroten, het totaal aantal standplaatsen te verkleinen en de gronden ten behoeve van de landschappelijke inpassing te wijzigen naar de bestemming 'Groen - Landschappelijk'.

Door middel van het wijzigingsplan 'realiseren kampeerhuizen camping Duinrand Hogeweg 96a Burgh-Haamstede', vastgesteld op 15 december 2020', is uitvoering gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid. De uitvoerbaarheid van de realisatie van 100 kampeerhuisjes binnen deelgebied West is dan ook reeds planologisch aangetoond.

Voor deelgebied West gelden (na vaststelling van het wijzigingsplan West) de maatvoeringsaanduidingen 'maximum aantal standplaatsen: 100', 'maximum aantal recreatiewoningen: 69', 'maximum aantal permanente standplaatsen: 100' en 'maximum aantal kampeerhuisjes: 100'.

In de zuidoosthoek is een bouwvlak opgenomen met de maatvoeringsaanduidingen 'maximum goothoogte 6 m' en 'maximum bouwhoogte, 10 m'. Daarnaast gelden hier de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - maximum oppervlakte horeca 2' en 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer'. Ter plaatse van het laatstbedoelde bouwvlak zijn dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein en ondersteunende horeca tot maximaal 515 m2 toegestaan. Iets ten noorden van het bouwvlak is daarnaast de aanduiding 'zend- en ontvangstinstallatie' opgenomen.

Deelgebied Oost

In de zuidwesthoek van het plangebied is een bouwvlak opgenomen met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' en de maatvoeringsaanduidingen 'maximum goothoogte 4 m' en 'maximum bouwhoogte, 8 m'. Daarnaast is, nabij de Hogeweg, een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw' opgenomen', zonder nadere maatvoering.

Voor deelgebied Oost gelden volgens bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' de maatvoeringsaanduidingen 'maximum aantal standplaatsen, 145', 'maximum aantal recreatiewoningen, 77' en 'maximum aantal permanente standplaatsen, 125'.

Naast de beoogde verbeteringen in de regels heeft het bestemmingsplan '1e herziening Kop van Schouwen' consequenties voor het plangebied gehad. Voor deelgebied Oost zijn de bestemmingen en aanduidingen uit het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' overgenomen, maar is de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen, 77' veranderd in 'maximum aantal recreatiewoningen, 25' opgenomen. Daarmee is het maximum aantal toegestane recreatiewoningen voor het deelgebied Oost verlaagd van 77 naar 25. Daarmee zijn 52 recreatiewoningen wegbestemd. Omdat 15 recreatiewoningen buiten het plangebied vallen, maar binnen de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen, 25', zijn op basis van het bestemmingsplan '1e herziening Kop van Schouwen' nog slechts 10 recreatiewoningen en 145 standplaatsen (waarvan 125 permanent) toegestaan binnen het plangebied van deelgebied Oost van De Schouwse Valleien. Op basis van het overgangsrecht, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Kop van Schouwen, vallen de 52 wegbestemde recreatiewoningen onder het overgangsrecht.

In paragraaf 2.3 is het planologisch toegestane aantal eenheden afgezet tegen het aantal aanwezige eenheden en het aantal beoogde eenheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0003.jpg"

Figuur 1.3 Bestemmingsplan '1e herziening Kop van Schouwen', plangebied rood omlijnd (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

De beoogde herontwikkeling van deelgebieden Oost en West past nagenoeg geheel binnen de rechtstreeks geldende regels van het geldende bestemmingsplan. Voor deelgebied West gold alleen dat de beoogde 100 kampeerhuisjes niet rechtstreeks waren toegestaan. Het wijzigingsplan maakt deze kampeerhuisjes mogelijk. De beoogde 69 recreatiewoningen inclusief bijgebouwen en de beoogde voorzieningen zijn rechtstreeks toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Van de beoogde 77 recreatiewoningen op deelgebied Oost zijn slechts 10 recreatiewoningen rechtstreeks toegestaan, en vallen de overige feitelijk aanwezige en legaal tot stand gekomen recreatiewoningen op deelgebied Oost onder het overgangsrecht. Met dit bestemmingsplan wordt de gehele ontwikkeling van De Schouwse Valleien (dus voor beide deelgebieden) mogelijk gemaakt.

1.4 Leeswijzer

De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.

  • In hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht.
  • In hoofdstuk 3 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld en voorgenomen beleid van verschillende overheden.
  • In hoofdstuk 4 is het plan getoetst aan sectorale wetgeving en aspecten.
  • In hoofdstuk 5, 6 en 7 wordt ingegaan op de financiële, juridische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de huidige en beoogde situatie van het plangebied beschreven. De beoogde situatie wordt uitgesplitst in het programma en de ruimtelijke opzet van de inrichting, groen en water en verkeer en parkeren.

2.2 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit een oostelijk en een westelijk deel, namelijk de huidige terreinen binnen de deelgebieden Oost en West.

Deelgebied Oost

Deelgebied Oost bestaat uit de gehele locatie van Oost met uitzondering van 15 percelen van particuliere eigenaren. Het plandeel betreft de percelen kadastraal bekend als gemeente Westerschouwen, sectie E nummers 485, 2287, 2995, en 2996. In figuur 2.1 is het plandeel voor deelgebied Oost aangegeven inclusief de ligging van de 15 percelen, die buiten het plandeel vallen.

Het plangebied is in gebruik als kampeerterrein. Nabij de entree is een historische schuur gelegen, die in gebruik is als logeergebouw, zie figuur 2.2. Het terrein heeft een gesloten karakter en is volledig inricht met aan elkaar grenzende standplaatsen. De standplaatsen voor caravans en stacaravans en de recreatiewoningen zijn gelegen aan parallel lopende noord-zuid georiënteerde paden.

In de huidige situatie (peildatum medio 2021) zijn binnen het plangebied 102 permanente standplaatsen, 48 recreatiewoningen en één logeergebouw in gebruik. Deze verblijfseenheden hebben respectievelijk 4, 8 en 24 slaapplaatsen per verblijfseenheid. Het huidige aantal slaapplaatsen binnen deelgebied Oost bedraagt 816. Daarnaast wordt op elke standplaats geparkeerd (op eigen terrein) en is nabij de entree een klein parkeerterrein aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Kadastrale percelen deelgebied Oost

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0005.jpg"

Figuur 2.2 Huidig zicht op de entree van deelgebied Oost gezien vanaf de Hogeweg (bron: streetview.google, september 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.3 Pad met stacaravans op deelgebied Oost (foto 17 november 2021)

Deelgebied West

Deelgebied West bestaat uit de gehele locatie van deelgebied West. Het plandeel betreft de percelen kadastraal bekend als gemeente Westerschouwen, sectie E nummers 109, 780, 578, 625, 626, 627, 2563, 2993 en 2994, zie figuur 2.4.

Deelgebied West is in gebruik als kampeerterrein. De standplaatsen voor caravans en stacaravans en de recreatiewoningen zijn gelegen aan parallel lopende noord-zuid georiënteerde paden en aan een pad parallel aan het aangrenzende natuurgebied. Van de oorspronkelijke 404 permanente standplaatsen zijn medio 2021 nog 274 stacaravanplaatsen in gebruik (4 slaapplaatsen per standplaats). Daarnaast zijn er zijn 48 recreatiewoningen aanwezig en in gebruik (8 slaapplaatsen per recreatiewoning). In totaal is in deelgebied West sprake van 1.480 slaapplaatsen. Nabij de entree zijn algemene voorzieningen gelegen zoals de receptie, een multifunctionele ruimte en ondersteunende horeca. In totaal bedraagt de oppervlakte van die bebouwing circa 1.500 m2. Op het terrein staat tevens een zendmast voor telecommunicatie (GSM-antennemast). Daarnaast zijn in totaal circa 500 parkeerplaatsen op het terrein aanwezig, waarbij het merendeel van de parkeerplaatsen is gelegen op eigen terrein bij de standplaatsen en recreatiewoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0007.jpg"

Figuur 2.4 Kadastrale percelen deelgebied West

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0008.png"

Figuur 2.5 Huidig zicht op de entree van deelgebied West gezien vanaf de Hogeweg (bron: streetview.google, september 2018)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0009.jpg"

Figuur 2.6 Stacaravans rond lege percelen op deelgebied West (foto 27 oktober 2021)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0010.jpg"

Figuur 2.7 Recreatiewoningen op deelgebied West (foto 17 november 2021)

2.3 Programma

Totale ontwikkeling

Het bestaande vakantiepark Duinrand wordt heringericht en getransformeerd tot vakantiepark De Schouwse Valleien. Het aantal eenheden en het bebouwde oppervlak neemt af ten opzichte van de bestaande situatie. Het nieuwe vakantiepark zal in totaal bestaan uit maximaal 247 recreatieverblijven (100 kampeerhuisjes en 146 recreatiewoningen, en één logeerhuis), met een aantal voorzieningen op het westelijke deel: receptie met kantoor, horeca, dienstverlening en zwembad. Het totaal beoogde aantal slaapplaatsen bedraagt 1.472 en bedraagt daarmee een afname van het huidige aantal slaapplaatsen. De terreinoppervlaktes van beide deelgebieden nemen niet toe. Daarnaast neemt de bebouwingsoppervlakte van voorzieningen iets af. Het eigendom, beheer en onderhoud van beide deelgebieden is in handen van dezelfde organisatie. In tabel 2.1 en tabel 2.3 is het huidige planologisch toegestane gebruik en het feitelijke gebruik afgezet tegen de planologisch gewenste situatie voor de deelgebieden Oost en West. De verdeling van recreatieverblijven is opgenomen in de tabellen 2.2 en 2.4.

Ontwikkeling deelgebied Oost

Binnen deelgebied Oost zijn 77 recreatiewoningen en één logeerhuis zonder centrale voorzieningen beoogd. Dit is zoals aangegeven in paragraaf 1.2 exclusief 15 recreatiewoningen van particulieren. De toekomstige recreatiewoningen zijn van een gevarieerde omvang en hebben een divers aantal slaapplaatsen, zie tabel 2.2. De verdeling van de typen recreatiewoningen wordt nader bepaald, waarbij het beoogd aantal van 520 slaapplaatsen in deelgebied Oost niet wordt overschreden.

Tabel 2.1 Uitgangspunten herontwikkeling deelgebied Oost

Huidig planologisch Huidig feitelijk Gewenst planologisch Planologisch verschil
Permanente standplaatsen 125 102 0 -125
Niet-permanente standplaatsen 20 0 0 -20
Recreatiewoningen 10 48 77 +67
Kampeerhuisjes n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bedrijfswoningen 1 1 0 -1
Logeerhuis 1 1 1 0
Aanvullende voorzieningen n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Bebouwd oppervlak recreatieverblijven 9.390 m2 (21%) 5.950 m2 (13%)

Tabel 2.2 Beoogd toekomstige aantal slaapplaatsen op deelgebied Oost

Aantal verblijfseenheden Totaal aantal slaapplaatsen
Recreatiewoning (4 slaapplaatsen) 22 88
Recreatiewoning (6 slaapplaatsen) 35 210
Recreatiewoning (8 slaapplaatsen) 10 80
Recreatiewoning (10 slaapplaatsen) 7 70
Recreatiewoning (16 slaapplaatsen) 3 48
Logeerhuis (24 slaapplaatsen) 1 24
78 520 slaapplaatsen

Ontwikkeling deelgebied West

Binnen deelgebied West zijn 100 kampeerhuisjes en 69 recreatiewoningen beoogd. De kampeerhuisjes zijn bedoeld voor het verblijf van maximaal 4 personen per huisje (100x). De 100 kampeerhuisjes zijn middels een wijzigingsplan mogelijk gemaakt. De beoogde 69 recreatiewoningen inclusief bijgebouwen en de beoogde voorzieningen zijn rechtstreeks toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. De recreatiewoningen zijn bedoeld voor maximaal 8 personen per woning. Het beoogd aantal slaapplaatsen bedraagt 952, zie tabel 2.4. De vervangende voorzieningen inclusief zwembad zijn eveneens rechtstreeks toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. De totale oppervlakte aan bebouwde voorzieningen neemt in de beoogde toekomstige situatie iets af ten opzichte van de oppervlakte van de huidig aanwezige voorzieningen. Planologisch wordt de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen voor voorzieningen verlaagd tot 1.500 m2.

Tabel 2.3 Uitgangspunten herontwikkeling deelgebied West

Huidig planologisch Huidig feitelijk Gewenst planologisch Planologisch verschil
Permanente standplaatsen 404 274 100 -304
Niet-permanente standplaatsen n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Recreatiewoningen 69 48 69 0
Kampeerhuisjes 0 0 100 +100
Bedrijfswoningen 0 1 0 0
Logeerhuis n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Aanvullende voorzieningen 5.900 m2
In de vorm van dienstverlening, zwembaden, receptie, horeca, zendmast, multifunctionele ruimte.
1.500 m2
In de vorm van dienstverlening, receptie, horeca, zendmast, multifunctionele ruimte.
1.500 m2
Receptie, horeca ca. 450m²
Dienstverlening: ca. 300m²
Zwembad: ca. 600m²
-4.400m2
Bebouwd oppervlak recreatieverblijven 20.025 m2 (25%) 10.655 m2 (13%)

Tabel 2.4 Beoogd toekomstige aantal slaapplaatsen op deelgebied West

Aantal verblijfseenheden Totaal aantal slaapplaatsen
Kampeerhuisje (4 slaapplaatsen) 100 400
Recreatiewoning (8 slaapplaatsen) 69 552
169 952 slaapplaatsen

De in totaal huidige 473 aanwezige eenheden betreffen 376 permanente standplaatsen, 96 recreatiewoningen en 1 logeerhuis. Met het planvoornemen komen de permanente standplaatsen, op 100 standplaatsen voor kampeerhuisjes na, te vervallen en neemt het totaal aantal eenheden met ongeveer de helft af. Het feitelijke aantal recreatiewoningen neemt met 50 toe ten opzichte van de 96 aanwezige recreatiewoningen.

Het aantal planologisch toegestane aantal recreatiewoningen neemt met 67 toe. Daarentegen neemt het aantal planologisch toegestane aantal permanente standplaatsen met 429 af (op deelgebied Oost 125 minder en op deelgebied West 304 minder) en komen de 20 standplaatsen voor niet permanente kampeermiddelen te vervallen. In de toekomstige situatie is dan ook sprake van een afname van het totaal aantal aanwezige en planologisch toegestane aantal eenheden en het aantal slaapplaatsen.

2.4 Ruimtelijke Opzet

2.4.1 Ruimtelijke opzet

Het karakter van het park De Schouwse Valleien wordt in belangrijke mate bepaald door de ligging grenzend aan natuurgebied (Natura 2000) Kop van Schouwen. Het gehele park wordt ingebed in een glooiend duinlandschap dat volledig aansluit op de omgeving.

De kwaliteit van het terrein wordt daarmee aanzienlijk verbeterd, het gesloten en private karakter van de huidige bebouwing wordt compleet herzien waarbij openheid, ruimtelijk en natuurlijk de sleutelwoorden worden. Het glooiende landschap draagt bij aan een duurzame, toekomstbestendige en hydrologische verbetering van het terrein.

De materialisatie van de bebouwing zal aansluiten bij dit natuurlijke en luxe karakter. Het stijlvolle karakter van de bebouwing wordt ondersteund door een kwalitatief hoogwaardig inrichtingsniveau van de recreatiewoningen, kampeerhuisjes en het logeergebouw. Hierbij moet gedacht worden aan een luxe keuken en sanitair, kwaliteitsmeubels, duurzame installaties en een hoog uitrustingsniveau van de recreatiewoningen. Ook zal dit buiten worden doorgezet in een luxe terras, buitenkeuken en zonnebedden.

De recreatiewoningen op deelgebied Oost verschillen in omvang van elkaar en hebben elk een bijgebouwtje van maximaal 6 m2. Voor 19 van de 77 recreatiewoningen wordt een groter oppervlakte gehanteerd dan de standaard door de gemeente gehanteerde maximale oppervlakte van 75 m2 voor recreatiewoningen. Vanwege de gewenste flexibiliteit en het bieden van een gevarieerd aanbod worden enkele recreatiewoningen als meer-generatierecreatiewoningen dan wel voor meerdere huishoudens/groepen gerealiseerd. Dit sluit aan bij de totale afname van het aantal eenheden en de kwaliteitsverbetering van het recreatieterrein. Het totaal bebouwd oppervlak aan verblijfseenheden bedraagt 5.950 m2. De recreatiewoningen hebben een goot- en bouwhoogte van maximaal 4 m en 8 m, bij platte daken wordt een bouwhoogte van maximaal 6 m gehanteerd. De recreatiewoningen worden geplaatst op percelen met een eigen buitenruimte. De ruimte tussen de recreatiewoningen wordt landschappelijk ingericht, zonder erfafscheidingen tussen de percelen. Het logeergebouw nabij de entree blijft behouden. Daarnaast worden centraal op het terrein en nabij de entree speelvoorzieningen gerealiseerd. De bezoekers maken gebruik van de receptie en overige voorzieningen op deelgebied West.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0011.jpg"

Figuur 2.3 Globale opzet inrichting van deelgebied Oost

De recreatiewoningen op deelgebied West hebben een oppervlakte van maximaal 70 m2 met een bouwhoogte van eveneens maximaal 5,5 m en elk een bijgebouwtje van maximaal 6 m2.

De kampeerhuisjes op Deelgebied West hebben een oppervlakte van maximaal 51 m2, met elk een bijgebouwtje van eveneens maximaal 6 m2. Deze kampeerhuisjes hebben een goot- en bouwhoogte van maximaal 5,5 m. De recreatiewoningen en kampeerhuisjes worden verspreid over het terrein geplaatst op percelen met een eigen buitenruimte. De ruimte tussen de recreatiewoningen en kampeerhuisjes wordt landschappelijk ingericht, zonder erfafscheidingen tussen de percelen. Nabij de entree, op de huidige locatie van de voorzieningen, komen nieuwe centrale voorzieningen die ook te gebruiken zijn voor de recreanten op deelgebied Oost. De voorzieningen bestaan onder andere uit een receptie, restaurant en binnenzwembad (600 m2). Daarnaast worden verspreid over het park kinderspeeltoestellen (klimrek/wipkip/schommel of iets dergelijks) geplaatst. Dit is mogelijk in de directe omgeving van het zwembad, in het verlengde van de entree, bij het pad richting het natuurgebied en verder verspreid verdeeld in de verkaveling van het park. Het terrein kan verder recreatief worden gebruikt voor wandelen, fietsen en spel. De aanwezige zendmast op het terrein wordt geamoveerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0012.jpg"

Figuur 2.4 Globale opzet inrichting van deelgebied West

2.4.2 Groen en water

Met de herinrichting van het terrein wordt kwaliteit toegevoegd aan de locatie. Vanwege de afname van het aantal eenheden en de hoeveelheid verhardingen ontstaat veel ruimte voor een landschappelijke inrichting. Het terrein wordt volledig natuurlijk ingericht. Er wordt een natuurlijk glooiend duinlandschap aangelegd waarin de recreatiewoningen en kampeerhuisjes worden gerealiseerd. Het duinlandschap wordt beplant met streekeigen begroeiingen. Door de recreatieverblijven, in een stijlvol karakteristieke bebouwing, te combineren met een hoogwaardig inrichtingsniveau ontstaat een kwalitatief hoogwaardig recreatieterrein. Op deelgebied Oost loopt van noord naar zuid door het terrein een groene zone die de recreatiewoningen met naastgelegen recreatiewoningen scheidt. Op deelgebied West loopt een groene ringstructuur die de binnenste ring met recreatieverblijven scheidt van de buitenste ring met recreatieverblijven.

In het plangebied is geen open water aanwezig. De aanbreng van glooiingen in het duinlandschap op het park draagt positief bij aan de waterberging, het vasthouden van water en ander hydrologische aspecten. Door de forse afname van het verhard oppervlak kan het water op het grootste deel rechtstreeks in de bodem infiltreren. Afwatering van hemelwater vindt plaats op de lagere delen in het park. Deze lagere delen bieden voldoende ruimte voor het vasthouden en de berging van het hemelwater.

De 15 particuliere percelen op/grenzend aan deelgebied Oost, die geen deel uitmaken van de ontwikkeling van De Schouwse Valleien, zijn gesitueerd aan de infrastructuur op het terrein en dan ook niet gelegen in het glooiend duinlandschap zelf. Langs de parkeervoorzieningen grenzend aan de particuliere percelen wordt opgaand groen geplant waardoor personenauto's deels uit het zicht worden onttrokken.

Het terrein is op de grenzen met de openbare gebieden, de Hogeweg aan de zuidzijde en de grens met het natuurgebied Kop van Schouwen aan de noordzijde, landschappelijk ingepast. Daarbij is aangesloten bij het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland, door middel van een 5 meter brede strook met een beplante aarden wal met een hoogte van minimaal 2 meter. Deze aarden wallen worden beplant met streekeigen begroeiing. Deze landschappelijke inrichting wordt specifiek geborgd in dit bestemmingsplan. Op de grens met burgerwoningen aan de Hogeweg wordt een dichte opgaande beplanting gerealiseerd. Daarmee is sprake van een goede visuele afscherming tussen het recreatieterrein en de achtertuinen van deze woningen. Deze strook maakt onderdeel uit van de groene inrichting van het terrein, maar wordt niet als dusdanig bestemd check. Op de grens met naastgelegen recreatieve terreinen is volgens het gemeentelijke beleid geen landschappelijke inpassing noodzakelijk, nadere toetsing van de landschappelijke inpassing is opgenomen in paragraaf 3.4.2.

2.4.3 Verkeer en parkeren

Het recreatieterrein is en blijft ontsloten via de Hogeweg. De entrees van deelgebied Oost en deelgebied West blijven op de huidige locatie liggen. Door middel van een hoofdweg en een lus over het terrein van deelgebied Oost zijn de recreatiewoningen bereikbaar. Ook de 15 particuliere percelen buiten het plangebied zijn bereikbaar via deze hoofdweg. Vanaf de hoofdweg lopen paadjes naar verder van de weg gelegen recreatiewoningen. Ook is het achtergelegen natuurgebied bereikbaar via een wandelpad.

De infrastructuur op deelgebied West bestaat uit een binnen- en een buitenring. Daarnaast is aan de buitenring een kleinere lus toegevoegd. Ook is vanaf deelgebied West het achtergelegen natuurgebied bereikbaar via een wandelpad.

In paragraaf 4.9 is de parkeerbehoefte uitgerekend. Op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid door de parkeerplaatsen verspreid over het park te realiseren. Op deelgebied Oost worden aan de oostzijde van het plangebied twee parkeerterreinen gerealiseerd. Aan de hoofdweg wordt, ter hoogte van de particuliere percelen, een strook met parkeerplaatsen gerealiseerd. Verder worden langs de infrastructuur diverse parkeervakken gerealiseerd. De 15 percelen buiten het plangebied parkeren op eigen terrein.

Binnen deelgebied West liggen nabij de entree en aan de zijde van de Hogeweg centrale parkeerterreinen. De overige parkeerplaatsen worden gerealiseerd op parkeerstroken aan de ontsluitingswegen bij de recreatiewoningen en kampeerhuisjes zelf.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent een aantal nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit plan raakt geen rijksbelangen uit het Barro.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaand stedelijk gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is.

Toetsing

Het aantal verblijfseenheden neemt met het planvoornemen fors af. Deze ontwikkeling maakt de realisatie van 247 recreatieverblijven (100 kampeerhuisjes, 146 recreatiewoningen, en één logeerhuis) mogelijk ter vervanging van de planologische toegestane 96 recreatiewoningen, één logeerhuis en maximaal 529 standplaatsen (waarvan 509 permanent) voor caravans. Het aantal planologisch toegestane aantal recreatiewoningen neemt op deelgebied Oost met 67 toe. Het planologisch toegestane aantal kampeerhuisjes neemt op deelgebied West met 100 toe. De overige verblijfseenheden zijn reeds rechtstreeks toegestaan.

Het planologisch toegestane aantal vaste eenheden neemt op deelgebied Oost met 78 af en de standplaatsen voor niet permanente kampeermiddelen komen eveneens te vervallen. Op deelgebied West neemt het planologisch toegestane aantal vaste eenheden met 304 af, zie tabellen 2.1 t/m 2.4 in paragraaf 2.3. In de toekomstige situatie is dan ook sprake van een afname van het totaal aantal aanwezige en planologisch toegestane aantal eenheden en het aantal slaapplaatsen.

Omdat weliswaar sprake is van een afname van het totaal aantal verblijfseenheden en het feit dat de functie als recreatieterrein gelijk blijft, maar wel sprake is van permanente aanwezigheid van de recreatiewoningen en kampeerhuisjes, in plaats van mobiele kampeermiddelen, kwalificeert de planontwikkeling als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder. De ontwikkeling vindt evenwel plaats binnen bestaand stedelijk gebied, zodat voor de herontwikkeling van Duinrand alsnog geen ladderonderbouwing uitgevoerd hoeft te worden. Wel is in het kader van de goede ruimtelijke ordening, de behoefte van de ontwikkeling onderbouwd, zie bijlage 1. Uit deze onderbouwing blijkt dat met de ontwikkeling van De Schouwse Valleien wordt ingespeeld op:

  • De bestaande krapte op de koopmarkt voor recreatiewoningen en kampeerhuisjes in Zeeland, meer specifiek in Burgh-Haamstede:
  • De toenemende vraag naar overnachtingen op huisjesparken;
  • De sterke en toenemende vraag vanuit het buitenland in bijzonder Duitsland, ook weer herstellend naarmate de coronapandemie meer onder controle is;
  • De toenemende belangstelling en heropleving van het binnenlands toerisme tijdens de coronapandemie, die mogelijk aanhoudt na herontdekking van het eigen land; en,
  • Het gegeven dat er na 2021 geen nieuwe recreatieve ontwikkelingen in de pijplijn zitten.

In vergelijking met het aanbod onderscheidt De Schouwse Valleien zich ten opzichte van ander recreatief aanbod in de regio door een rustiger setting en de nabijheid van de duinen en het strand. Vanuit het beleid zijn mogelijkheden voor (nieuwe) ontwikkeling van recreatiewoningen en kampeerhuisjes op een locatie nabij het strand zeer beperkt.

Bovendien houdt het planvoornemen een duidelijke kwaliteitsimpuls in met een meer hoogwaardige uitstraling van het park, toepassing van duurzame materialen, verbeterde inpassing in het duinlandschap en een hoger serviceniveau. Dit past binnen de beleidsambities van Schouwen-Duiveland om de kwaliteit van de verblijfsrecreatie beter aan te laten sluiten bij de wensen van de hedendaagse toerist.

Voor de herontwikkeling van deelgebied Oost met toevoeging van 67 recreatiewoningen en de herontwikkeling van deelgebied West met de toevoeging van 100 kampeerhuisjes is voldoende behoefte in de markt aanwezig. Met het oog op de behoefte is bij de herontwikkeling Duinrand sprake van een goede ruimtelijke ordening.

3.2.4 Conclusie

Het planvoornemen past binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu.

Verblijfsrecreatieve ontwikkelingen, zoals uitbreiding van eenheden en/of oppervlakte van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, moeten voldoen aan de hoofdlijnen van het ‘ontwikkelkader’ van de Kustvisie. Deze zijn opgenomen in het Omgevingsplan.

Om de potentie van Zeeland te benutten, wordt in het Omgevingsplan ingezet op het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering, innovatie, differentiatie en regionaal onderscheidend vermogen in de recreatiesector. Bestaande verblijfsrecreatiebedrijven worden gestimuleerd te investeren tot het maken van een kwaliteitsslag. Hiervoor is het aanjaagprogramma innovatie opgezet.

Toetsing

Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal verblijfseenheden met het planvoornemen fors af. Daarmee neemt ook het bebouwd en verhard oppervlakte fors af. Dit komt ten goede aan de inrichting en kwaliteit van het landschap. Met dit bestemmingsplan is geen sprake van een uitbreiding van terreinoppervlakte of bebouwingsoppervlakte, maar van afname van bebouwingsoppervlakte. Toetsing aan het ontwikkelkader is dan ook niet noodzakelijk. De transformatie van vakantiepark Duinrand vindt plaats binnen de bestaande oppervlakte en planologisch toegestane maximale eenheden van het bedrijf. De oppervlakte van het vakantiepark wordt niet uitgebreid en het totaal aantal planologisch toegestane eenheden (permanente standplaatsen en recreatiewoningen) wordt op deelgebied Oost verlaagd van 158 naar 77. Daarnaast worden 20 standplaatsen voor niet permanente kampeermiddelen wegbestemd en blijft de aanwezigheid van 1 logeerhuis behouden. Op deelgebied West neemt het aantal planologisch toegestane aantal eenheden van 473 naar 169 af.

Er worden kwalitatief hoogwaardige accommodaties op het vakantiepark gerealiseerd, die voldoen aan de eisen die gesteld worden op het gebied van toerisme, maar ook op het gebied van duurzaamheid. Door de recreatiewoningen en kampeerhuisjes, in een stijlvol karakteristieke bebouwing, te combineren met een hoogwaardig inrichtingsniveau ontstaat een kwalitatief hoogwaardig recreatieterrein. De transformatie speelt in op de behoefte aan luxe accommodaties voor verblijfsrecreatie, zie paragraaf 3.2.1. Bovendien wordt rekening gehouden met duurzaamheid en energiezuinigheid. Hiervoor worden diverse maatregelen getroffen bij de inrichting van het terrein en de bouw van de recreatiewoningen en kampeerhuisjes, zie paragraaf 4.15.

Conclusie

De ontwikkeling waarop dit bestemmingsplan ziet, past binnen de uitgangspunten van het Omgevingsplan

3.3.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018

Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland de Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld. De Omgevingsverordening Zeeland 2018 is een middel om het beleid uit de Omgevingsvisie juridisch door te laten werken.

In de omgevingsverordening zijn onder andere regels opgenomen voor de nieuwvestiging en uitbreiding (in oppervlakte en eenheden) van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Deze regels zetten onder meer in op behoud en versterking van aanwezige landschappen, landschapselementen en cultuurhistorisch waardevolle elementen. Daarnaast zijn regels opgenomen met betrekking tot centrale bedrijfsmatige exploitatie en een verbod op permanent wonen. Verzekerd dient te worden dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Daarnaast dient duurzaam beheer en onderhoud van het terrein te worden geborgd. Deze regels gelden ook voor herzieningen van bestaande verblijfsrecreatieterreinen, ook wanneer voor deze onderwerpen reeds regels zijn opgenomen.

Artikel 2.10 van de Provinciale Omgevingsverordening 2018 stelt regels met betrekking tot de ontwikkeling van verblijfsrecreatie in de kustzone. Deze regels hebben betrekking op een nieuw verblijfsrecreatieterrein of uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein.

Voor ontwikkelingen binnen de afwegingszone van Natuurnetwerk Zeeland (NNZ) dient (conform art. 2.27 van de Omgevingsverordening) beschreven te worden dat geen onevenredige aantasting van de kenmerken en waarden van die natuurgebieden plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied is gelegen in het gebied verblijfrecreatie (kustzone). Met het planvoornemen neemt het aantal verblijfseenheden fors af en wordt het terrein kwalitatief hoogwaardig ingericht, binnen de bestaande terreingrenzen. Aangezien het huidige terrein van Duinrand niet wordt uitgebreid en het aantal eenheden afneemt, past het plan binnen de voorwaarden voor uitbreiding en nieuwvestiging van terreinen uit de Omgevingsverordening. De functie van het recreatieterrein blijft nagenoeg gelijk. De regels van het bestemmingsplan Kop van Schouwen vormen de basis voor de regeling van dit bestemmingsplan.

In deze regels is bepaald dat permanente bewoning niet is toegestaan. Tevens is in deze regels bepaald dat sprake dient te zijn van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd middels onder meer een centrale bedrijfsmatige exploitatie, een beheerplan voor de instandhouding van de landschappelijke inpassing en het gegeven dat de ondergrond van het park in handen blijft van één partij.

Het plangebied is gelegen binnen de 100 meter afwegingszone rond natuurgebieden. Met het planvoornemen wijzigt het type verblijfsrecreatie op het bestaande terrein. Aangezien het huidige terrein van Duinrand niet wordt uitgebreid, het aantal eenheden afneemt en de hoeveelheid verhardingen afneemt, ontstaat meer ruimte voor een landschappelijke en natuurlijke inrichting. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling en voortoets, zie bijlage 3 en bijlage 8, blijkt dat met de transformatie zowel tijdens de aanlegfase als in de gebruiksfase, significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Van een onevenredige aantasting van het Natuurnetwerk Zeeland is dan ook geen sprake.

Conclusie

Dit bestemmingsplan voldoet aan de regels uit de Omgevingsverordening.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische Visie 'Tij van de Toekomst 2011-2040'

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien. In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'. In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Voor het onderhavige plan zijn met name de strategische doelen voor ‘werken’ en ‘verblijven’ relevant. Hierna zijn deze strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd.
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies.
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd.
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans.
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland.
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties.
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt.
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de realisatie van recreatiewoningen en kampeerhuisjes waarbij een kwaliteitsverbetering in het verblijfsrecreatieve aanbod wordt gerealiseerd, sluit onmiskenbaar aan op deze strategische doelen, om de reden die hiervoor in paragraaf 3.3 ook al aan de orde kwamen.

3.4.2 Agenda Toerisme 2018-2026

De gemeenteraad van Schouwen-Duiveland heeft op 25 oktober 2018 de ‘Agenda Toerisme 2018-2026' vastgesteld, inclusief bijbehorend uitvoeringsprogramma en regelgeving. De Agenda Toerisme 2018- 2026 geeft de ambities voor Schouwen-Duiveland als toeristisch recreatieve bestemming voor de toekomst weer. De agenda bevat strategische keuzes voor de toekomst, doelstellingen en uitvoeringsthema’s aan de hand waarvan per thema beleidskeuzes worden gemaakt. Belangrijke doelen voor de langere termijn zijn:

  • hogere bruto toegevoegde waarde;
  • hogere bezettingsgraad (meer overnachtingen, meer omzet in relevante sectoren);
  • meer jaarrond werkgelegenheid;;
  • financieel gezonde en vitale toeristische bedrijfstak met investeringsvermogen, waardoor meer kwaliteit kan worden gegenereerd.

De uitvoeringsthema’s van de Agenda Toerisme zijn:

  1. 1. Uitgekiende marketing van onze ‘Groen Blauwe Oase’.
  2. 2. Meer Beleving: ‘Schouwen-Duiveland als podium voor de beste natuurbeleving op de grens van land en water’.
  3. 3. Het hele eiland gastvrij en meer jaarrond bezoekers.
  4. 4. Voortdurend vernieuwen.
  5. 5. Het mooiste strand als blijvende trekker.
  6. 6. Zorgeloos de unieke plekken op het eiland vinden.

Voor de ontwikkelingen in het plangebied is met name het thema ‘Voortdurend vernieuwen’ van belang. Het voortdurend vernieuwen van de Groen Blauwe Oase in de toekomst. In de Groen Blauwe Oase Schouwen-Duiveland wordt ingezet op het behouden en versterken van belangrijke omgevingskwaliteiten voor de gasten en het stimuleren van meer bijzondere en gedifferentieerde vormen van verblijfsrecreatie in een natuurlijke omgeving. Kwaliteit is leidend. In brede zin geldt terughoudendheid met nieuwvestiging van verblijfsrecreatie. Maatwerk is het sleutelwoord. Innovatie en kwaliteitsverbetering wordt gestimuleerd, evenals de energietransitie en circulaire ontwikkelingen. Om de kwaliteit van verblijfsrecreatieterreinen te behouden is er terughoudendheid met betrekking tot de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.

In het thema 'Voortdurend vernieuwen' wordt uitgegaan van het belang van meebewegen met de markt en permanent investeren in vernieuwing en kwaliteit. Één van de keuzes daarbij is het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie en het creëren van schaarste door geen nieuwvestiging van verblijfsrecreatieve bedrijven toe te staan. De gemeente stelt een Adviesteam Toerisme in dat toeristisch-recreatieve plannen op kwaliteit beoordeelt. Consumptieve horeca (restaurantfunctie) en voorzieningen (zwembad, supermarkt) op recreatieterreinen, moeten dienend zijn aan het recreatieterrein en passend in omvang, maar mogen ook gericht zijn op inwoners en gasten anders dan van het recreatieterrein.

Herstructurering en kwaliteitsverbetering van bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven is mogelijk, mits de kwaliteitsverbetering van deze bestaande bedrijven plaats vindt binnen de bestaande oppervlakte en eenheden van het bedrijf en voldoet aan onderdeel A t/m D van het ontwikkelkader 'Verblijfsrecreatief gebied', inclusief het maximum percentage van 13% voor invulling verblijfsrecreatie:

  • A. Ruimtelijke kwaliteit:
    1. 1. Kwaliteitsverbetering vindt plaats binnen de bestaande oppervlakte en eenheden van het bedrijf
    2. 2. Onder voorwaarden is een beperkte uitbreiding van oppervlakte mogelijk:
      • het nieuw uit te breiden terrein maakt integraal onderdeel uit van een nieuw landschap;
      • de dichtheid en omvang van de bebouwing is passend in het betreffende landschap;
      • beheer en onderhoud van het landschap is geborgd;
      • er is sprake van een maximale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie op de totale uitbreidingsoppervlakte van 13% (exclusief centrale voorzieningen en inclusief sanitair en bergingen bij eenheden);
      • de openbaar toegankelijke paden en routestructuren maken integraal onderdeel uit van het landschap.
  • B. Economische haalbaarheid
  • C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept
  • D. Sociaal maatschappelijke bijdrage

Daarnaast moeten de aspecten waterveiligheid, duurzaamheid (wettelijke normen) en leefbaarheid (voor zover van toepassing) worden geborgd. Maatwerk is mogelijk in overleg en op advies van het Adviesteam Toerisme op basis van het uitgangspunt om te komen tot Zeeuwse kustkwaliteit (bijvoorbeeld hoger percentage invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie gekoppeld aan extra landschapscompensatie).

Randbeplanting vindt plaats op basis van een integraal omgevingskwaliteitsplan (soorten, diversiteit, streekeigen). Dit integrale omgevingskwaliteitsplan wordt planologisch en/of privaatrechtelijk vastgelegd. De eerder geldende standaardeisen blijven van toepassing voor bestaande situaties. Randbeplanting of landschapsontwikkeling moet op eigen terrein worden gerealiseerd.

Toetsing

De ontwikkeling in het plangebied sluit aan bij (de beleidskeuzes uit) de Agenda Toerisme. Er is geen sprake van nieuwvestiging, maar van kwaliteitsverbetering binnen de bestaande oppervlakte en het aantal eenheden van Duinrand. Het aantal verblijfseenheden en het totaal oppervlakte van die verblijfseenheden neemt af waardoor meer ruimte voor groen en water ontstaat. Daarbij worden op deelgebied Oost vaste (stacaravan)plaatsen omgezet in recreatiewoningen en wordt op deelgebied West een aantal kampeerhuisjes gerealiseerd op vaste standplaatsen. De aantallen en oppervlakten van de huidige en toekomstige situatie zijn in paragraaf 2.2 en 2.3 beschreven. In de huidige situatie is op deelgebied Oost 9.390 m2 aan bebouwd oppervlakte aanwezig. Dit bedraagt circa 21% van deelgebied Oost. De totale oppervlakte aan verblijfseenheden inclusief bijgebouwen bedraagt in de toekomstige situatie 5.950 m2. Dit betreft 13% van deelgebied Oost.

Op deelgebied West is in de huidige situatie 20.025 m2 aan bebouwd oppervlak aanwezig, circa 25% van het terrein. In de toekomstige situatie bedraagt het totaal bebouwd oppervlakte aan verblijfseenheden inclusief bijgebouwen 10.655 m2. Dit betreft 13% van deelgebied West.

Met de nieuwe inrichting van het terrein wordt voorts naadloos aangesloten op het aangrenzende duingebied. Deze inrichting maakt feitelijk deel uit van het omliggende landschap.

Beheer en onderhoud van het landschap is geborgd, door middel van het beheers- en onderhoudsplan. Verwezen wordt naar bijlage 2 van de toelichting.

Het planvoornemen betreft een forse afname van het bebouwd oppervlakte aan verblijfsrecreatieve eenheden ten opzichte van de bestaande situatie, en voldoet aan de gestelde norm van 13% per terreindeel en voor de gehele locatie. Daarnaast neemt het verhard oppervlakte aan paden, parkeerplaatsen en terrassen binnen het gehele plangebied fors af.

Wat betreft de economische haalbaarheid, is van belang dat de ontwikkeling plaatsvindt op basis van een businessplan en dat sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Dat laatste aspect wordt ook geborgd in de regels van het bestemmingsplan.

Het project voorziet in een marktbehoefte en biedt een onderscheidend concept. Voor de marktbehoefte wordt verwezen naar de Ladderonderbouwing, die is bijgevoegd als bijlage 1 bij de toelichting. Door de combinatie van ligging, inrichting, accommodatie en voorzieningen is sprake van een onderscheidend concept, dat nauw aansluit bij het lokale DNA en het principe van Zee in Land.

Wat betreft de door de gemeente gewenste sociaal-maatschappelijke bijdrage is van belang dat de ontwikkeling van De Schouwse Valleien bijdraagt aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en een toegevoegde waarde heeft voor de leefomgeving. Een hogere bezettingsgraad van recreatieverblijven kan bijdragen aan een hogere omzet in relevante sectoren. De huidige situatie, met dicht opeen staande stacaravans en verouderde recreatiewoningen heeft dringend een impuls nodig. De huidige situatie voorziet niet in de vraag van de recreant van de toekomst. Herstructurering is nodig om op de lange termijn in de sociaal-maatschappelijke vraag te kunnen voorzien. De ontwikkeling voorziet hierin en daarmee in een vitale, toekomstbestendige toeristische voorziening.

Door gedeeltelijke functiewijziging van stacaravanplaatsen naar recreatiewoningen en kampeerhuisjes, in een stijlvol karakteristieke bebouwing te combineren met een hoogwaardig inrichtingsniveau ontstaat een kwalitatief hoogwaardig recreatieterrein, waarmee wordt bijgedragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen uit de Agenda Toerisme.

Landschappelijke inpassing

Het beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland ten aanzien van de landschappelijke inpassing ten opzichte van de openbare ruimte vraagt om een minimaal 10 meter brede afschermende beplanting of 5 meter met een wal van 2 meter hoog. Tussen recreatieterreinen onderling is geen landschappelijke inpassing vereist.

In het geldende bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' is rond een deel van Duinrand reeds een afzonderlijke groenbestemming ('Groen - Landschappelijk' en deels 'Groen') opgenomen voor de bestaande stroken met landschappelijke inpassing, zie figuur 3.1.

In het inrichtingsplan van De Schouwse Valleien deelgebied Oost zijn de bestaande groenstroken met een breedte van 5 m en met een wal van 2 meter hoog opgenomen. In het inrichtingsplan van De Schouwse Valleien deelgebied West zijn de bestaande en in het bestemmingsplan bestemde groenstroken met een breedte van 5 m en met wal van 2 meter hoog opgenomen. Aan de noordzijde, op de grens met het natuurgebied is middels het wijzigingsplan reeds een strook van 5 meter breed toegevoegd, met – als onderdeel van deze strook – een aarden wal van 2 meter hoog met afschermende streekeigen beplanting.

Daarmee wordt voor zover grenzend aan openbaar gebied en het natuurgebied van de Kop van Schouwen - voorzien in een landschappelijke inpassing conform het gemeentelijk beleid. Dat geldt ook voor de stroken die aanvullend in het bestemmingsplan Kop van Schouwen zijn bestemd als 'Groen' of 'Groen – Landschappelijk''.

De bestemmingen 'Groen - Landschappelijk' en 'Groen' die deel uitmaken van de landschappelijke inpassing rond het recreatieterrein worden opgenomen als 'Groen - Landschappelijk' op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt de verplichting tot de realisatie van de landschappelijke inpassing binnen deze gronden geborgd in de regels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0013.jpg"

Figuur 3.1 huidige bestemmingen randen plangebied ('Groen - Landschappelijk' en 'Groen')

Conclusie

De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Agenda Toerisme.

3.4.3 Nota Kamperen 2013

Op 30 juni 2011 heeft de raad de (gewijzigde) Nota Kamperen vastgesteld. Het lange termijn doel van de Nota luidt: 'Schouwen-Duiveland heeft in 2018 kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde kampeerbedrijven, waar gasten zoveel mogelijk jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren'.

Om deze doelstelling in de praktijk gestalte te geven, wordt exploitanten van kampeerterreinen meer ruimte geboden om hun terrein naar eigen inzicht in te richten. In dit kader is exploitanten de mogelijkheid geboden om initiatieven in te dienen om één of meer wijzigingen door te voeren op hun terrein. De uitgangspunten uit deze nota zijn overgenomen in de Nota Kamperen 2013.

Voor kampeerhuisjes zijn specifieke uitgangspunten opgenomen. Daarnaast zijn o.a. uitgangspunten opgenomen specifiek voor landschappelijke inpassing, centrale bedrijfsmatige exploitatie en de wijziging van een bestemming in kampeerhuisjes.

Toetsing en conclusie

Alleen in deelgebied West komen kampeerhuisjes voor. De Nota Kamperen is alleen voor deelgebied West van betekenis. Kampeerhuisjes worden beschouwd als permanente (niet mobiele) kampeermiddelen op vaste standplaatsen. De uitgangspunten uit de Nota Kamperen zijn overeenkomstig de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' voor het mogelijk maken van kampeerhuisjes. In het wijzigingsplan dat is vastgesteld voor deelgebied West is getoetst aan deze voorwaarden. Uit de toetsing van de ontwikkeling van deelgebied West blijkt dat voldaan wordt aan deze voorwaarden en daarmee aan de uitgangspunten uit de Nota Kamperen. De Nota Kamperen 2013 is niet van toepassing voor deelgebied Oost omdat daar uitsluitend recreatiewoningen worden gerealiseerd.

3.4.4 Nota Recreatiewoningen

Om te komen tot een algemeen toetsingskader dat de gemeente kan gebruiken bij de toetsing van initiatieven tot het ontwikkelen en bouwen van recreatiewoningen, heeft de gemeente Schouwen-Duiveland in 2011 een 'Behoefteonderzoek recreatiewoningen Schouwen-Duiveland' laten uitvoeren.

Op basis van de belangrijkste conclusies uit het behoefteonderzoek is onder andere geconcludeerd dat nieuwbouw is toegestaan als sprake is van een uniek concept.

Hierbij dient in onderhavig geval rekening te worden gehouden met de volgende uitgangspunten:

  1. 1. Herstructurering van recreatiewoningen(terreinen) gaat voor nieuwbouw;
  2. 2. Locatie, Binnen de Kop van Schouwen is uitbreiding van het areaal aan verblijfsaccommodaties niet toegestaan;

Daarnaast zijn o.a. voorwaarden opgenomen ten aanzien van de exploitatie, landschappelijke inpassing, architectuur, perceelseisen, parkeren en ontwerpeisen, rekening houdend met de specifieke situatie van een bestaand recreatieterrein.

Toetsing en conclusie

Het gemeentelijk beleid biedt de mogelijkheid om kampeerterreinen om te vormen naar terreinen met recreatiewoningen. Het kampeerterrein op deelgebied Oost wordt middels dit bestemmingsplan volledig omgevormd tot terrein met recreatiewoningen. De beoogde omvorming is uitsluitend toegestaan op terreinen die volledig in gebruik zijn met permanente standplaatsen. Op deelgebied Oost zijn naast permanente standplaatsen op grond van het geldende bestemmingsplan 20 niet-permanente standplaatsen toegestaan. De Nota Kamperen staat daarnaast het omvormen van gronden met niet-permanente standplaatsen naar permanente standplaatsen toe, mist het totaal aantal permanente standplaatsen niet toeneemt. Met het planvoornemen is geen sprake van een toename van het aantal permanente standplaatsen of een toename van recreatieve eenheden in het bijzonder. Het laten vervallen van de planologisch toegestane niet-permanente standplaatsen op deelgebied Oost is ten behoeve van de omvorming naar volledig recreatiewoningen op basis van voorwaarden uit de Nota Recreatiewoningen en Nota Kamperen dan ook mogelijk.

De ontwikkeling betreft een herstructurering van een bestaand recreatieterrein waarbij het aantal eenheden fors afneemt. Er is geen sprake van een uitbreiding van het areaal. Met de herstructurering van het terrein wordt tevens een aanmerkelijke verduurzaming van de recreatieverblijven gerealiseerd, die voldoet aan de hedendaagse eisen. De bestaande eenheden worden vervangen door nieuwe recreatieverblijven die voldoen aan de hedendaagse eisen van de toerist, duurzaam en stikstofemissie vrij zijn, zorgen voor een eenduidige uitstraling en dragen bij aan de totale kwaliteitsimpuls van het terrein.

De uitgangspunten zijn verder overeenkomstig de regels van het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' voor het de bouw en het gebruik van recreatiewoningen op deelgebied Oost en West. De bepalingen zijn in de regels van dit bestemmingsplan overgenomen. Daarmee wordt voldaan aan de uitgangspunten uit de Nota Recreatiewoningen.

3.4.5 Kengetallen parkeren en verkeer

In de raadsvergadering van de gemeente Schouwen-Duiveland is op 4 juni 2020 de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' vastgesteld door de gemeenteraad en daarmee onderdeel gemaakt van het parkeerbeleid van de gemeente. De kengetallen voor parkeren en verkeer uit de Agenda Toerisme komen daarmee te vervallen.

De verdeling van recreatieve subeenheden is ruimer dan op basis van de CROW. Voor recreatieverblijven zijn specifieke kengetallen opgenomen.

Voor recreatieverblijven zoals recreatiewoningen en kampeerhuisjes wordt een parkeernorm van 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen gehanteerd. De verkeersgeneratie wordt gekoppeld aan het aantal parkeerplaatsen en betreft 2,2 per parkeerplaats.

Toetsing en conclusie

Met de realisatie van 520 slaapplaatsen op deelgebied Oost, zie paragraaf 2.3, zijn ter plaatse (520/3) = 174 parkeerplaatsen noodzakelijk. Met de realisatie van 952 slaapplaatsen op deelgebied West, zie paragraaf 2.3, zijn ter plaatse (952/3) = 318 parkeerplaatsen noodzakelijk.

Op het beide deelgebieden wordt voorzien in deze parkeerbehoefte. De toekomstige verkeersgeneratie betreft een afname van de huidige verkeersgeneratie. Het planvoornemen betreft dan ook een verbetering van de verkeerssituatie ter plaatse. In paragraaf 4.9 is het aspect parkeren en verkeer nader uitgewerkt.

Daarmee past de ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de in juni 2020 vastgestelde memo kengetallen parkeren en verkeer.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de vormvrije m.e.r.-beoordeling voor de gehele ontwikkeling van De Schouwse Valleien heeft Arcadis onderzoeken uitgevoerd naar de aspecten Verkeer en parkeren, industrielawaai, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit en geohydrologie. Daarnaast is een voortoets inclusief stikstofberekening voor de gebruiksfase uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn, hoewel onderdeel van de vormvrije m.e.r.-beoordeling, separaat als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

In de door Arcadis opgesteld onderzoeksrapporten Verkeer en parkeren, Akoestisch onderzoek Industrielawaai, Akoestisch onderzoek Wegverkeerslawaai en Luchtkwaliteit is uitgegaan van de destijds door de gemeente Schouwen-Duiveland gehanteerde normering op grond van de destijds geldende Agenda Toerisme voor het aantal parkeerplaatsen en het aantal verkeersbewegingen per verblijfsrecreatieve eenheid. Na het opstellen van de Arcadisrapporten in februari 2020 zijn de gemeentelijke kengetallen voor parkeren en verkeersgeneratie in juni 2020 gewijzigd, zie paragraaf 3.4.5 en paragraaf 4.9. Het gaat daarbij om een verlaging van het kengetal voor de verkeersgeneratie van 4 naar 2,2 verkeersbewegingen per parkeerplaats, waarbij per 3 bedden één parkeerplaats moet worden gerealiseerd. Als de verkeersgeneratie van Duinrand met de nieuwe gemeentelijke kengetallen zou zijn berekend, zou zowel voor de bestaande situatie als voor de nieuwe situatie sprake zijn van substantieel minder verkeer (grofweg een halvering).

Dat betekent dat de onderzoeken van Arcadis een overschatting geven van de verkeersintensiteiten en de geluidbelasting op de omgeving als gevolg van het verkeer van en naar de parken, zowel in de bestaande als in de nieuwe situatie. In dat licht kunnen de uitkomsten van de onderzoeken verkeer en parkeren, wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtkwaliteit door Arcadis worden gezien als een "worst-case benadering". De conclusie uit de onderzoeken van Arcadis dat in de toekomstige situatie per saldo een verbetering optreedt van de geluidsbelasting en luchtkwaliteit in de omgeving, als gevolg van de afname van de verkeersstromen, geldt onverminderd. Het enige – gunstige – verschil is, dat deze verbetering op basis van de nieuwe, thans geldende gemeentelijke kengetallen groter is dan op basis van de door Arcadis gebruikte kengetallen. Ook zijn de conclusies van de door Arcadis uitgevoerde akoestische onderzoeken wegverkeers- en industrielawaai (dat de aspecten verkeer en parkeren, industrielawaai en wegverkeerslawaai zich niet verzetten tegen de beoogde ontwikkeling) onverkort actueel, ongeacht de gewijzigde kengetallen.

4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Beleid en normstelling
Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Deze wijziging geldt voor alle aanvragen na 16 mei 2017, omdat er een directe werking van het Europese recht geldt. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvormíng omtrent en projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed. Als uitgangspunt geldt voor plannen, waaronder partiële herzieningen, onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:

  • Plannen die kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.- (beoordelings)plichtige besluiten;
  • Plannen waarvoor een passende beoordeling nodig is in verband met een mogelijk significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.

Een plan is kaderstellend voor een toekomstig m.e.r.- (beoordelings)plichtig besluit indien er sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. Onder de grenzen uit de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. geldt nog wel de plicht om een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' uitvoeren. Dit houdt in dat er bekeken moet worden of bij het initiatief sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden of milieueffecten er toch een MER moet worden opgesteld. In artikel 7.16, tweede tot en met vierde lid van de Wet milieubeheer, staat welke informatie over de voorgenomen activiteit in de mededeling van de initiatiefnemer moet zijn opgenomen. Bij het opstellen van deze informatie moet ook rekening worden gehouden met de relevante criteria van bijlage III bij de Europese mer-richtlijn.

Toetsing en conclusie

De ontwikkeling is op basis van aard en omvang niet (rechtstreeks) mer-plichting. Ook is geen passende beoordeling nodig in het kader van de Wet natuurbescherming. De beoogde ontwikkeling betreft een wijziging van een vakantiedorp (Lijst D10.C) waarvoor dit bestemmingsplan wordt opgesteld. Aangezien de drempelwaarde niet wordt overschreden kan worden volstaan met een vormvrije mer-beoordeling. Een aanmeldnotitie voor de ontwikkeling van De Schouwse Valleien is opgesteld, zie bijlage 3.

Aangetoond wordt dat de ontwikkeling geen significant negatieve effecten op de omgeving heeft.

Conclusie

Het besluit op de mer-beoordeling is op 13 juli 2021 genomen.

4.3 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Het feitelijke gebruik als verblijfrecreatieterrein verandert niet. Middels dit bestemmingsplan vindt enkel een omzetting plaats van stacaravanplaatsen en recreatiewoningen op standplaatsen naar uitsluitend recreatiewoningen. Onderzoek naar de kwaliteit van de bodem is dan ook niet noodzakelijk.
Voorafgaand aan de herinrichting dient de kwaliteit van de bodem echter wel te worden vastgesteld en dient de aanwezigheid van asbest uitgesloten te worden. Nader bodemonderzoek is dan ook noodzakelijk voor de aanvraag omgevingsvergunning. Met dit onderzoek is gestart in het voorjaar van 2021. De afronding vindt sowieso plaats voorafgaand aan de aanvraag aanleg- en bouwvergunning.

Conclusie

Met het uitvoeren van het bodemonderzoek vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.

4.4 Niet Gesprongen Explosieven

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.

Onderzoek

Op basis van het Bodemvenster (bron: provincie Zeeland) ligt de beoogde ontwikkeling in een gebied waar niet-gesprongen explosieven kunnen voorkomen. De gemeente Schouwen-Duiveland beschikt over een inventarisatie van niet-gesprongen explosieven, op basis van historisch onderzoek, ooggetuigenverklaringen en eerdere vondsten. Op grond van deze informatie is een onderzoek naar niet-gesprongen explosieven noodzakelijk.
Dit onderzoek is medio 2020 uitgevoerd door Bodac, zie bijlage 4. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied onverdacht is op het voorkomen van conventionele niet gesprongen explosieven. Bij graafwerkzaamheden dient men alert te zijn en het in bijlage 3 van dat onderzoek opgenomen protocol te hanteren.

Conclusie

Het aspect niet gesprongen explosieven vormt geen belemmering voor de uitvoer van de beoogde ontwikkeling.

4.5 Archeologie

Beleid en normstelling

Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermt met de Erfgoedwet. Om te voorkomen dat de archeologische informatie ongezien verloren gaat, is het noodzakelijk dat gemeenten in het ruimtelijk beleid waarborgen voor de omgang met dit bodemarchief. Dit is een uitvloeisel van het Verdrag van Malta dan in 1992 door Nederland werd ondertekend.

Archeologiebeleid

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologiebeleid wenselijk. De gemeente beschikt over een vastgestelde beleidsplan archeologie. In 2008 is een archeologische beleidsnota opgesteld op basis van de door RAAP daartoe opgestelde Archeologische beleidskaart van Schouwen-Duiveland - Buitengebied. In de beleidsnota is het buitengebied opgedeeld in gebieden met een vastgestelde of verwachte archeologische waarde waaraan verschillende vrijstellingsgrenzen gekoppeld werden.

Het plangebied is op de beleidskaart gesitueerd in Onderzoeksgebied A: gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachting. Het gemeentelijk beleid is planologisch vertaald in de meeste bestemmingsplannen, zo ook in het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen'.

Onderzoek

Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6'. Indien tijdens werkzaamheden bodemingrepen plaatsvinden groter dan 2.500 m2 en dieper dan 50 cm, is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Vanwege de herstructurering van het terrein worden deze maatvoeringen op delen van het plangebied overschreden. Door Artefact is archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de gehele ontwikkeling van de Schouwse Valleien, zie bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat voor vrijwel het volledige plangebied, met uitzondering van één gebiedje bij de entree van deelgebied Oost en twee gebiedjes in deelgebied West, de oppervlaktedrempel voor het uitvoeren van onderzoek een oppervlakte van 2.500 m2 behoud en de dieptevrijstelling wordt bijgesteld naar 0 m NAP. Voor deze gronden wordt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie - 6' opgenomen. Voor de drie aandachtsgebieden gelden lagere drempelwaarden: 250 m2 en 0,50 m -NAP. Voor deze gronden wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' opgenomen, zie figuur 4.1. Indien de drempelwaarden in deze zones wordt overschreden, zal aanvullend archeologisch onderzoek door middel van proefsleuven plaatsvinden. Is dat vanwege aanwezige bebouwing niet mogelijk, dan zullen werkzaamheden in de bodem archeologisch worden begeleid. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen of voor grondwerkzaamheden dient aan deze dubbelbestemmingen getoetst te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0014.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede advieskaart (bron: Artefact, inventariserend veldonderzoek)

Ondanks dat er bij het vooronderzoek geen behoudenswaardige archeologische waarden werden aangetroffen, is niettemin de kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht ex. artikel 5.10 van de Erfgoedwet uit 2016. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten direct te melden bij de bevoegde overheid.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt voor het overgrote deel van het plangebied geen belemmering. Voor het deel aan de zijde van de Hogeweg wordt bij toetsing aan de omgevingsvergunning voor bouwen onderzocht of vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk is. Tot die wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' ter plaatse van kracht. Voor de overige delen blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' vooralsnog behouden.

4.6 Cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.

Onderzoek

Op de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland, zie figuur 4.4.1, is te zien dat de schuur is aangemerkt als historische boerderij en dat het plangebied is gelegen in de zone van de Lintbebouwing Burgh-Haamstede. In de nabije omgeving van het plangebied zijn verder een aantal historische objecten (boerderijen) gelegen. Het beleid van de provincie Zeeland is erop gericht dat deze karakteristieke bebouwing en het karakteristiek bebouwingslint behouden blijven, omdat ze een belangrijk onderdeel vormen van de Zeeuwse geschiedenis en daarmee de identiteit van Zeeland. De beoogde functiewijziging vormt geen belemmering voor cultuurhistorische waarden, omdat de wijziging op het vakantiepark zelf plaatsvindt en geen invloed heeft op de nabij gelegen cultuurhistorische objecten. De relatie met zijn omgeving is vanwege de ligging tussen vakantieparken reeds verstoord. Daarnaast is de schuur reeds verbouwd tot vakantieappartementen. De status als boerderij is dan ook vervallen. Het eindoordeel van de schuur is door de provincie beoordeeld als waarde C en daarmee niet meer beschermingswaardig. De Zeeuwse schuur binnen het plangebied blijft behouden. Bij eventuele verbouwingen en renovaties van het logeergebouw wordt rekening gehouden met de Zeeuwse bouwstijl.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0015.jpg"

Figuur 4.4.1 Fragment cultuurhistorische waardenkaart (bron: Provincie Zeeland)

Conclusie

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Waterhuishouding

Toetsingskader

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten hebben op het duurzame waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Scheldestromen en het beheersgebied van Rijkswaterstaat.

Onderzoek

Om na te gaan of het voorliggend plan in strijd is met duurzaam waterbeheer en voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is gebruik gemaakt van het aanmeldformulier Watertoets van het waterschap. Daarin is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Het aanmeldformulier is zowel opgenomen in bijlage 6. Daarnaast is door Arcadis in februari 2020 hydrologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 7.

Uit de watertoets blijkt dat uit toetsing aan de criteria dat het aspect water geen belemmering vormt voor de beoogde functiewijziging. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het aantal verblijfseenheden met het planvoornemen fors af. Daarmee neemt ook het bebouwd en verhard oppervlakte fors af. Hierdoor ontstaat meer ruimte voor een groene natuurlijke inrichting van het terrein.

Ten aanzien van de totale transformatie wordt het terrein als een licht glooiend landschap ingericht, zie paragraaf 2.4.2. Het hemelwater kan direct infiltreren in de bodem en op de lagere delen afwateren waar het wordt vastgehouden en geborgen. Deze ontwikkeling zorgt in de toekomst voor een verbetering van de waterhuishouding ter plaatse. In het in februari 2020 uitgevoerde hydrologisch onderzoek, zie bijlage 7, is de infiltratiegeschiktheid van de bodem onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat laagtes in het glooiend landschap met een beperkte diepte (tot 2,5 m beneden maaiveld) geen negatieve effecten geven voor de waterhuishouding van het aangrenzende natuurgebied.

In het beoogd glooiend landschap worden geen waterpartijen gerealiseerd. De laagtes in het landschap hebben een beperkte diepte van minder dan 2,5 m beneden maaiveld.

Conclusie

Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.

4.8 Ecologie

Beleid en normstelling

Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de voor de natuurlijke habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en;
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Vanwege de ligging van het plangebied naast Natura 2000-gebied zouden effecten op dit Natura 2000-gebied als gevolg van de ontwikkeling van De Schouwse Valleien kunnen optreden. Voor de transformatie van De Schouwse Valleien is dan ook een voortoets uitgevoerd, die als bijlage in de aanmeldnotitie vormvrije mer-beroordeling is opgenomen. Hieruit blijkt dat met de transformatie zowel tijdens de aanlegfase als in de gebruiksfase, significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. In de gebruiksfase worden geen verbodsbepalingen overtreden. Door de ruimere opzet van het nieuwe park kan vanwege de natuurvriendelijke inrichting en het beheer de ecologische kwaliteit van het gebied zelfs worden verbeterd ten opzichte van de referentiesituatie.

Tevens blijkt uit de voortoets dat de Wnb voor de aanlegfase de ontwikkeling niet in de weg staat.

Stikstof

De Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) regelt een vrijstelling van de vergunningplicht in artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Deze vrijstelling geldt alleen voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie en niet voor eventuele andere effecten als gevolg van het project op Natura-2000 gebieden. De vrijstelling is verder uitgewerkt in het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn). De Wsn en Bsn zijn per 1 juli 2021 in werking getreden. Omdat de Wsn alleen ziet op projecten en niet alleen op plannen is de aanlegfase toch beoordeeld.

Voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase is voor de ontwikkeling van De Schouwse Valleien een verschilberekening voor de stikstofdepositie gemaakt ten opzichte van de referentiesituatie. De voortoets is opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting. Deze voortoets is inclusief AERIUS-berekeningen van de gebruiksfase en van de aanlegfase voor De Schouwse Valleien.

Tijdens de aanlegfase vervallen de emissies van het huidige gebruik. Gedurende de aanlegfase wordt het huidige gebruik, de emissies van recreatieverblijven en de bijbehorende emissies van de verkeersgeneratie van de verblijven, vergeleken met de emissie als gevolg van de werkzaamheden tijdens de aanlegfase en de reeds in gebruik genomen eenheden gedurende deze aanlegfase. Uit de uitgevoerde stikstofdepositieberekeningen blijkt dat de stikstofdepositie in de aanlegfase lager is dan de stikstofdepositie als gevolg van het huidige gebruik van Duinrand (deelgebied Oost en West).

In de gebruiksfase worden de huidige emissies vergelijken met het toekomstige emissies. In de toekomstige situatie is sprake van emissievrije verblijfseenheden. Daarnaast is sprake van een lagere verkeersgeneratie dan in de huidige gebruikssituatie. In de gebruiksfase van De Schouwse Valleien is sprake van een lagere stikstofdepositie dan in de huidige gebruikssituatie van Duinrand.

Met de verschilberekening is aangetoond dat geen sprake is van extra stikstofdepositie als gevolg van de beoogde ontwikkeling. Er is zelfs sprake van een afname van stikstofdepositie in de gebruiksfase en daarmee van een positief effect op stikstofgevoelige habitats in de omgeving.

Soortenbescherming

In de zomer en het najaar van 2020 is onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde diersoorten. Dat onderzoek is in 2021 voortgezet. Daarbij is voor alle relevante soortgroepen geïnventariseerd in hoeverre beschermde soorten in het plangebied voorkomen en waarvoor deze soorten het plangebied gebruiken (fourageergebied, leefgebied, voortplantingsbiotoop). Het onderzoek naar soortenbescherming is separaat aan deze toelichting toegevoegd, zie bijlage 9.

Op basis van de recent uitgevoerde inventarisaties is getoetst in hoeverre de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming met het oog op de soortenbescherming kunnen worden overtreden als gevolg van de beoogde ontwikkeling. In relatie tot deze mogelijke overtreding van de verbodsbepalingen is een aantal maatregelen beschreven, waarmee kan worden voorkomen dat de verbodsbepalingen daadwerkelijk worden overtreden en die een positief effect hebben op diverse soortgroepen. Deze maatregelen betreffen:

  • Een aantal grote bomen, die van betekenis zijn ten behoeve van vliegroutes en de fourageerfunctie van vleermuizen, wordt behouden. Deze bomen worden ingepast in het ontwerp van het nieuwe terrein.
  • De sloop van recreatiewoningen zal plaatsvinden onder ecologische begeleiding; sloop zal slechts plaatsvinden als geen verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld, dan wel wanneer een ontheffing is verleend.
  • Er zullen 4 paalkasten met verblijfplaatsen voor de gewone dwergvleermuis worden geplaatst (2 in deelgebied West, 2 in deelgebied Oost), om 2 verblijfplaatsen te vervangen. De gebouwen waarin de bestaande verblijfplaatsen aanwezig zijn, worden niet eerder dan in 2024 gesloopt, waardoor een gewenningsperiode van minimaal 2 seizoenen beschikbaar is. In of aan de nieuwbouw van de recreatiewoningen en centrale voorzieningen zullen eveneens verblijfplaatsen worden gecreëerd, zodat het aantal geschikte verblijfplaatsen toeneemt.
  • Verder zal vleermuisvriendelijke verlichting worden gerealiseerd (lage verlichting zonder uitstraling boven horizontaal en zonder blauwlicht spectrum).
  • Het rooien van beplantingen zal plaatsvinden buiten het broedseizoen van algemene broedvogels. De aanlegwerkzaamheden zullen voor het broedseizoen worden gestart.
  • Er worden maatregelen getroffen om kolonisatie van de locatie door de rugstreeppad te voorkomen:
    1. 1. Afschermen terrein met amfibieënschermen voorafgaande aan de start van de werkzaamheden en voorafgaand aan de migratieperiode om inloop rugstreeppadden vanuit het duingebied te voorkomen.
    2. 2. Het amfibieënscherm zal regelmatig worden geïnspecteerd (in de actieve periode wekelijks).
    3. 3. De aanwezigheid van stagnerend water in de periode april tot en met juli zal worden voorkomen om te voorkomen dat rugstreeppadden dit gebruiken als voortplantingshabitat. Indien stagnerend water ontstaat wordt dit na controle op amfibieëneieren gedempt of afgedekt.
  • Het verwijderen van beplanting zal plaatsvinden onder ecologische begeleiding.
  • Werkzaamheden worden uitgevoerd in één richting, in de richting waarin soorten kunnen vluchten. Voordat rooiwerkzaamheden plaatsvinden worden er in het hek eenrichtingsuitgangen geplaatst waardoor grondgebonden dieren het gebied wel kunnen verlaten maar niet meer in kunnen.
  • Hoewel niet noodzakelijk op grond van de Wet natuurbescherming, zullen in het plangebied twee mussentillen worden geplaatst; één in deelgebied West en één in deelgebied Oost. Daarnaast zullen in de nieuwe situatie hagen aangeplant met streekeigen beplanting, die geschikt is voor de huismus om dekking in te vinden. Ook zullen er open zand locaties aanwezig blijven voor stofbaden en paddenschalen als watervoorziening. Hiermee wordt een sterke verbetering gerealiseerd voor de huismus.

Met inachtneming van deze maatregelen kan worden vastgesteld dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling van De Schouwse Valleien geen overtreding van verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming zal optreden. Het aanvragen van een ontheffing is dan ook niet nodig. De Wet natuurbescherming staat niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg, gelet op de effecten in de aanlegfase als de gebruiksfase.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden of effecten op de staat van instandhouding van beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de voorliggende ontwikkeling.

4.9 Verkeersaspecten

Toetsingskader

Bij een ruimtelijk plan dat nieuwe activiteiten mogelijk maakt, dient onder meer voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn en mag de eventuele verkeerstoename niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Onderzoek

In de door Arcadis opgesteld onderzoeksrapport Verkeer en parkeren in februari 2020 als onderdeel van de vormvrije mer-beoordeling, zie bijlage 10, is uitgegaan van de destijds door de gemeente Schouwen-Duiveland op grond van de Agenda Toerisme gehanteerde normering voor het aantal parkeerplaatsen en het aantal verkeersbewegingen per verblijfsrecreatieve eenheid. Uit dit onderzoek blijkt dat de toekomstige situatie een verbetering van de verkeersgeneratie oplevert ten opzichte van de huidige situatie. Het planvoornemen levert dan ook geen belemmeringen op voor de verkeerssituatie ter plaatse.

Met de vaststelling van de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' in juni 2020, zie 3.4.5, na de uitvoering van het onderzoek Verkeer en parkeren, zijn de kengetallen voor parkeren en verkeersgeneratie gewijzigd. De wijziging betekent een substantiële vermindering van de verkeersgeneratie (grofweg een halvering) ten opzichte van de uitgangspunten uit het onderzoek van februari 2020. Het onderzoek van Arcadis kan dan ook worden beschouwd als een worst-case benadering voor de verkeersgeneratie van de huidige en toekomstige situatie. Hierna is de situatie getoetst aan de actueel geldende kengetallen.

Parkeren

Op basis van de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' hanteert de gemeente Schouwen-Duiveland een kengetal van 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen voor de parkeerbehoefte. Het kengetal voor het aantal verkeersbewegingen bedraagt 2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats.

Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van het aantal slaapplaatsen. Het totaal beoogd aantal slaapplaatsen bedraagt 1.472 zie paragraaf 2.3. Omdat de insteek is om per deelgebied te voldoen aan de parkeernormen, wordt hierna de parkeeropgave voor de deelgebieden Oost en West afzonderlijk getoetst.

De parkeerbehoefte voor deelgebied Oost bedraagt op basis van de actuele gemeentelijke kengetallen 1 per 3 slaapplaatsen (520/3) = 174 parkeerplaatsen. Wat betreft parkeren kan geconcludeerd worden dat het terrein voldoende omvang heeft voor de opvang van de eigen parkeerbehoefte van 174 plaatsen voor 78 recreatieve verblijfseenheden 77 recreatiewoningen en 1 logeerhuis). Nabij elke verblijf wordt verspreid over het park 1 tot 2 parkeerplaatsen gerealiseerd aan de paden of op centrale parkeerplaatsen.

De parkeerbehoefte voor deelgebied West bedraagt op basis van de actuele gemeentelijke kengetallen 1 per 3 slaapplaatsen (400/3) = 134 parkeerplaatsen voor de 100 kampeerhuisjes en (552/3) = 184 parkeerplaatsen voor de 69 recreatiewoningen. De gezamenlijke parkeerbehoefte op deelgebied West bedraagt 318 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen worden centraal bij de entree en de voorzieningen gesitueerd en deels op parkeerstroken langs de ontsluitingslus op het terrein. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.

De totale parkeerbehoefte voor de deelgebieden Oost en West bedraagt 492 parkeerplaatsen en zal op eigen terrein worden gerealiseerd. Hiervoor is voldoende ruimte aanwezig.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie wordt op basis van de memo 'kengetallen parkeren en verkeer Agenda Toerisme' berekend op basis van 2,2 mvt/etmaal per parkeerplaats. De verkeersgeneratie in de toekomstige situatie bedraagt op Duinrand Oost 174 * 2,2 = 383 mvt/etmaal.

De verkeersgeneratie in de toekomstige situatie bedraagt op Duinrand West 318 * 2,2 = 700 mvt/etmaal. De totale verkeersgeneratie bedraagt in de toekomstige situatie 1.083 mvt/etmaal, zie tabel 4.7.2.

Tabel 4.7.1: Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Slaapplaatsen parkeerplaatsen norm verkeersgeneratie
Deelgebied Oost 520 174 2,2 p/p 383 mvt/etmaal
Deelgebied West 952 318 2,2 p/p 700 mvt/etmaal
Totaal 492 1.083 mvt/etmaal

In de huidige situatie (medio 2021) zijn op Duinrand Oost 816 slaapplaatsen aanwezig en zijn op Duinrand West 1.480 slaapplaatsen aanwezig, zie paragraaf 2.2. De huidige totale parkeerbehoefte bedraagt zodoende 766 parkeerplaatsen. De totale verkeersgeneratie van het huidige gebruik van het plangebied bedraagt 1.686 mvt/etmaal, zie tabel 4.7.2.

Tabel 4.7.2: Verkeersgeneratie huidige situatie (medio 2021)

Slaapplaatsen parkeerplaatsen norm verkeersgeneratie
Deelgebied Oost 816 272 2,2 p/p 599 mvt/etmaal
Deelgebied West 1.480 494 2,2 p/p 1.087 mvt/etmaal
Totaal 766 1.686 mvt/etmaal

In de toekomstige situatie is als gevolg van de afname van het aantal eenheden sprake van een totale afname van 1.686 - 1.083 = 603 mvt/etmaal. Aangezien sprake is van een afname van de verkeersgeneratie heeft de ontwikkeling geen nadelige effecten ten opzichte van de huidige situatie.

Verkeersafwikkeling

Deelgebied Oost

Deelgebied Oost wordt ontsloten via de Hogeweg. De entree is gelegen nabij het huidige logeerhuis . Door middel van een hoofdweg en lus over het terrein zijn de recreatiewoningen bereikbaar. Ook de 15 particuliere percelen buiten het plangebied zijn bereikbaar via de nieuw te realiseren infrastructuur.

Deelgebied West

Deelgebied West wordt ontsloten via de Hogeweg ter hoogte van Hogeweg 96a. De ontsluiting op het terrein loopt via een grote lus met aan de noordzijde van het terrein een kleinere lus. Op het terrein geldt eenrichtingsverkeer.

De afname van de verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling zorgt voor een verbetering van de verkeerssituatie op de Hogeweg en omliggende wegen. De ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling over de Hogeweg. De conclusie uit het onderzoek van februari 2020, zie bijlage 10, dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling, blijft daarmee van kracht.

Vanwege de lagere verkeersgeneratie als gevolg van de aangepaste gemeentelijke kengetallen, is bovendien sprake van een afname van ruimtelijke en milieu-effecten dan onderzocht.

Conclusie

Ten aanzien van de verkeersaspecten zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning). Recreatiewoningen en kampeerhuisjes worden op basis van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidgevoelige functie. Dat laat onverlet dat de ontwikkelaar een goed verblijfsklimaat wil verzekeren. Om die reden worden de recreatiewoningen en kampeerhuisjes getoetst als ware zij een geluidgevoelige functie.

Aftrek ex artikel 110g Wgh

De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.

Onderzoek

Door Arcadis is een onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd als onderdeel van de vormvrije mer-beoordeling. Deze bijlage is separaat aan dit bestemmingsplan toegevoegd, zie bijlage 11. De in dit onderzoek gehanteerde verkeersaantallen zijn inmiddels naar beneden bijgesteld (zie paragraaf 4.9). Hierdoor is de onderzochte situatie aan te merken als een "worst-case benadering". De opgenomen conclusies blijven echter van toepassing, zie paragraaf 4.1. Aangezien sprake is van grofweg een halvering van de verkeersaantallen in de referentiesituatie en in de toekomstige situatie is sprake van een betere akoestische situatie dan in de onderzochte situatie.

Het bestaande vakantiepark blijft gehandhaafd en zal volledig gebruikt worden voor recreatieve verblijven met op het westelijk deel algemene voorzieningen zoals receptie, horeca of zwembad.

Zoals blijkt uit bijlage 11 is de geluidsbelasting op de gevels van recreatiewoningen en kampeerhuisjes in de nieuwe situatie niet hoger dan 48 dB(A) als gevolg van het verkeer op de Hogeweg. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in de nieuwe situatie.

Direct rond het vakantiepark is een aantal geluidgevoelige functies gelegen. De afname van het aantal eenheden en daarmee het aantal verkeersbewegingen op de omliggende wegen heeft een positief effect op nabij gelegen (recreatie)woningen. Ook het aantal verkeersbewegingen op het park zelf neemt af. Het toepassen van eenrichtingsverkeer op deelgebied West draagt bij aan een verbetering van de akoestische situatie.

Geconcludeerd kan worden dat het beoogde planvoornemen niet zal leiden tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat ter plaatse van het plangebied en zal leiden tot een verbetering van het akoestisch klimaat op omliggende (recreatie)woningen. Vanwege de lagere verkeersaantallen dan gehanteerd in het onderzoek is bovendien sprake van een gunstiger effect dan worst-case is onderzocht.

Conclusie

De geluidsbelasting op de gevel van de recreatiewoningen en kampeerhuisjes voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor nieuwe geluidgevoelige functies uit de Wet geluidhinder.

4.11 Milieuhinder En Bedrijven

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd: “Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".

Onderzoek

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen agrarische of andere bedrijven gelegen. Onderlinge toetsing tussen recreatieve verblijven is niet noodzakelijk. Zodoende is geen sprake van een belemmering vanuit de omgeving.

Omgekeerd heeft de recreatieve functie geen negatieve invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van woningen in de omgeving. Overigens maakt het voor de ontwikkelingsmogelijkheden van woningen in de omgeving niet uit of sprake is van een stacaravans of van recreatiewoningen of kampeerhuisjes. In beide situaties dient onder dezelfde voorwaarden rekening te worden gehouden met een woning van derden in de omgeving.

Een recreatieterrein valt volgens de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' binnen milieucategorie 3.1. Het plangebied is gelegen in een gebied dat bestaat uit recreatieterreinen en woningen en valt zodoende aan te merken als 'rustige woonwijk'. De indicatieve richtafstand tussen de beoogde ontwikkeling en de woningen bedraagt 30 meter. Het aspect geluid is hierbij maatgevend.

De afstand tussen de gevel van enkele woningen en de recreatieve bestemming is minder dan 30 meter. Binnen de zone van 30 meter van gevels van woningen staan enkele recreatieve verblijfseenheden. De woningen Hogeweg 82, 84 en 86 zijn in de huidige situatie op respectievelijk 18m, 18m en 25m van de huidige permanente standplaatsen van caravans op deelgebied Oost gelegen. De gevel van Hogeweg 92 ligt op circa 13m van het huidige logeergebouw. Op deelgebied West is in de huidige situatie de meest nabij gelegen gevel van woning, Hogeweg 110, gesitueerd op circa 10m van een permanente stallingsplaats. Daarnaast zijn enkele andere woningen gelegen binnen 30 meter van recreatieve verblijfseenheden.

In de huidige situatie is sprake van een recreatieterrein. Dit is in de toekomstige situatie ook het geval.

In de toekomstige situatie blijft de ligging van de grens van de inrichting ongewijzigd. Wel is sprake van een volledig nieuwe inrichting met minder eenheden en minder verkeersbewegingen op het terrein.

In de toekomstige situatie liggen, in de voorgenomen inrichting, de meest nabij gelegen recreatiewoningen en kampeerhuisjes op ongeveer dezelfde afstand als in de huidige situatie van de gevel van een reguliere woning. Het aantal verblijfseenheden neemt echter fors af. Tussen de woningen en deelgebied Oost wordt dichte opgaande beplanting gerealiseerd. Op deelgebied West is tussen woningen en het recreatieterrein gedeeltelijk (niet ter plaatse van Hogeweg 98 en 100) een strook van minimaal 5 meter landschappelijke inrichting opgenomen, bestaande uit een aarden wal van 2 meter hoog. Deze wal heeft een afschermende functie, niet alleen landschappelijk maar zorgt tevens voor een verbetering van de akoestische situatie. Hoewel niet wordt voldaan aan de richtafstanden is conform de Methode Miedema toch sprake van een goede ruimtelijke ordening, zie inzet hierna. Met de afname van het aantal eenheden treedt een verbetering op ten opzichte van de bestaande akoestische situatie.

Methode Miedema (bron: Arcadis, onderzoek industrielawaai 8 december 2020)
Het bevoegde gezag beschikt over beoordelingsruimte en kan aansluiting zoeken bij de in de jurisprudentie van de Afdeling aanvaarde methode Miedema. Deze methode behelst een
kwalitatieve beoordeling van de optredende geluidbelasting. Een principe volgens deze methode is dat wat betreft geluid nog steeds sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, indien maatgevende woningen reeds in een matige woon- en leefsituatie verkeren terwijl als gevolg van een ontwikkelingen en of slechts een beperkte verslechtering van die woon- en leefsituatie aan de orde is. De etmaalwaarde in de huidige akoestische situatie ter plaatse van de woningen aan de Hogeweg 92, 96 en 98 bedraagt meer dan 50 dB(A). De methode Miedema is gebaseerd op de Lden-waarde voor het geluid, welke gemiddeld 3 dB(A) lager is dan de etmaalwaarde. Volgens de classificering van de methode Miedema, valt de huidige situatie voor de woning Hogeweg 98 binnen de klasse 'matig'. In de nieuwe situatie valt geluidbelasting voor de woningen Hogeweg 92, 96 en 98 'goed' tot 'redelijk' (er wordt niet aan de etmaalwaarde van 50 dB(A) voldaan, maar de LDEN waarden bedragen 51 dB, 48 dB en 48 dB respectievelijk). Daarmee is geen sprake van een relevante verslechtering. Sterker; de akoestische situatie in de bestaande situatie is bij twee van de drie genoemde woningen slechter dan in de toekomstige situatie. Uitgaande van de etmaalwaarde bij de woning aan de Hogeweg 92 is er vanwege de toekomstige situatie een verslechtering van 1 dB(A) ten opzichte van de huidige situatie geen sprake van een relevante verslechtering. Uitgaande van de LAmax is er alleen bij de woning aan de Hogeweg 98 sprake van een (beperkte) verslechtering van de nu al slechte situatie. Nu er al met al geen wezenlijke verdere verslechtering optreedt van de milieukwaliteitsmaat (de omgevingskwaliteit van de oude en de nieuwe geluidbelasting, verschuift van slechtere klassen naar betere klassen) wordt de geluidbelasting in de nieuwe situatie volgens de methode Miedema als aanvaardbaar worden beschouwd.

Door Arcadis is tevens een onderzoek naar inrichtingslawaai uitgevoerd als onderdeel van de vormvrije mer-beoordeling, zie bijlage 12. De gehanteerde aantallen verkeersbewegingen in dit onderzoek kunnen inmiddels naar beneden worden bijgesteld, als gevolg van de aanpassing van de gemeentelijke kengetallen voor parkeren en verkeersgeneratie, zie paragraaf 4.9. Hierdoor is in het onderzoek sprake van een "worst-case benadering". De opgenomen conclusies blijven echter van toepassing, zie paragraaf 4.1. In het onderzoek van Arcadis is de Methode Miedema toegepast. De hiervoor benoemde waarden betreffen dan ook een "worst-case benadering'.

Door middel van het akoestisch onderzoek is aangetoond dat de afname van het aantal eenheden en verkeersbewegingen op het terrein zorgt voor een verbetering van de akoestische situatie op omliggende geluidgevoelige functies.

Het omzetten van de stacaravanplaatsen en recreatiewoningen op het vakantiepark naar een kleiner aantal verblijfseenheden (recreatiewoningen en kampeerhuisjes) heeft een positief effect op de omgeving.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.

4.12 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1. weergegeven.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
Fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Door Arcadis is in februari 2020 het aspect luchtkwaliteit onderzocht als onderdeel van de vormvrije mer-beoordeling, zie bijlage 13. De gehanteerde aantallen verkeersbewegingen in dit onderzoek kunnen door het aanpassen van de gemeentelijke kengetallen voor parkeren en verkeersgeneratie, zie paragraaf 4.9, inmiddels worden verlaagd. Hierdoor is in de onderzochte situatie sprake van een "worst-case benadering". De opgenomen conclusies blijven echter van toepassing, zie paragraaf 4.1. Aangezien sprake is van grofweg een halvering van de verkeersaantallen in de referentiesituatie en in de toekomstige situatie is sprake van een gunstiger situatie voor de luchtkwaliteit dan in de onderzochte situatie.

Uit het onderzoek blijkt dat er vrijwel geen verschillen optreden tussen de referentiesituatie en de plansituatie. Omdat de verschillen vele malen kleiner zijn dan de NIBM-grenswaarde van 1,2 µg/m³, geldt dat de plansituatie aan te merken is als 'Niet in betekenende mate'. Voor zeer fijn stof (PM2.5), zijn geen verschillen zichtbaar tussen de plansituatie en de autonome ontwikkelingssituatie. Voor PM2.5 geldt het besluit NIBM echter niet. Nadere bestudering van de berekeningsresultaten wijst uit dat de maximaal berekende concentratie in zowel de referentiesituatie als plansituatie niet hoger is dan 10,7 µg/m3. Hiermee voldoet ook de jaargemiddelde concentratie PM2.5 ruim aan de grenswaarde van 25 µg/m3. De transformatie van het vakantiepark, heeft dan ook geen invloed op de fijnstofconcentraties in het studiegebied.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarnaast een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N57; Kraaiensteinweg/ Cauersweg , ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in de prognose voor 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in de prognose voor 2020 ten hoogste; 14,3 µg/m³ voor NO2, 17,4 µg/m³ voor PM10 en 9,5 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,1 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit vanwege de grotere afstand ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de het aspect luchtkwaliteit in de toekomstige situatie geen nadelige gevolgen heeft ten opzichte van de referentiesituatie.

Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat wat betreft luchtkwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0016.jpg"

Figuur 4.9.1 Uitsnede NSL tool (plangebied met rood aangegeven)

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

4.13 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Buisleidingen

Relevant is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

In de huidige en in de toekomstige situatie is sprake van een vakantiepark. Het aantal eenheden binnen het plangebied zal in de toekomstige situatie flink afnemen. Het plangebied moet worden aangemerkt als een risicovolle inrichting met twee propaantanks. Binnen het plangebied liggen twee propaantanks met elk een risicocontour van 15 m. Met de transformatie van het vakantiepark worden deze propaantanks geamoveerd. Met het verwijderen van de propaantanks is de locatie niet meer aan te merken als risicovolle inrichting. De bijbehorende risicocontouren komt daarmee te vervallen.

Op recreatieterrein de Wielewaal is een propaantank aanwezig. Deze is gelegen op circa 4 meter uit de plangrens van deelgebied Oost. Volgens de risicokaart heeft deze propaantank geen risicocontour. Volgens artikel 3.28 van het Activiteitenbesluit is er echter altijd een veiligheidscontour, afhankelijk van de inhoud en hoe vaak de tank gevuld wordt. De minimale afstand is 10 meter en loopt op tot 25 meter. Binnen de veiligheidscontour mogen geen recreatieverblijven geplaatst worden. De inhoud en frequentie waarmee de tank gevuld wordt is momenteel onbekend. Daarmee is ook de omvang van de veiligheidscontour nog onbekend. Tussen de perceelgrens en de 1e recreatiewoning op deelgebied Oost is sprake van enige afstand, zie figuur 2.3 in paragraaf 2.4.1. De propaantank vormt dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De exacte contour wordt met de vaststelling van dit bestemmingsplan toegevoegd aan de verbeelding.

Op ruimere afstand zijn ook propaantanks aanwezig op andere vakantieparken. De risicocontouren van deze propaantanks reiken niet tot het plangebied.

Uit de professionele risicokaart blijkt verder dat er in de nabije omgeving van het plangebied geen andere risicovolle inrichtingen aanwezig zijn, zie figuur 4.10.1. Daarnaast vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de risicosituatie in het plangebied. De N57 maakt onderdeel uit van het Basisnet en heeft een groepsrisicocontour van 73 m, maar ligt op ruim 650 m van het plangebied. Het aspect externe veiligheid staat daarom de uitvoering van het plan niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01_0017.jpg"

Figuur 4.10.1 Uitsnede Risicokaart (plangebied met blauw aangegeven)

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.14 Kabels En Leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  1. a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  2. b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  3. c. defensiebrandstoffen;
  4. d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.

Onderzoek en conclusie

In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante hoogspanningslijnen, buisleidingen of telecomverbindingen aanwezig. De ontwikkeling vormt zodoende geen belemmering voor kabels en leidingen.

4.15 Duurzaamheid, Energie En Klimaatadaptatie

Beleid en normstelling

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.

Onderzoek en conclusie

Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2020 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energie neutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw zoals de recreatieverblijven en voorzieningen (inclusief zwembad) zullen hieraan voldoen.

Mede met het oog op de gewenste kwaliteitsslag wordt in de nieuwe situatie duurzaam gebouwd. De te nemen duurzame maatregelen zijn een speerpunt van de ontwikkeling en zijn onder meer:

  • de gebouwen worden gasloos verwarmd en voorzien van 'slimme' thermostaten;
  • een lage EPC van recreatiewoningen en kampeerhuisjes;
  • onderzoek naar inkopen van duurzame stroom;
  • het waar mogelijk toepassen van recreatieverblijven met sedumdaken voor optimalisatie bouwfysica en buffer voor op te vangen regenwater;
  • het opvangen regenwater in de lagere delen op park en gebruik voor irrigatie;
  • een optimale situering recreatiewoningen en kampeerhuisjes en waar mogelijk voorzien van zonwering en overstekken op zuidgevels;
  • natuurontwikkeling op de parken zelf.

Duurzaamheid wordt ook nagestreefd in het materialenpaspoort van de bebouwing en de wijze van bouwen (ten minste deels prefab, teneinde zware bouwactiviteiten op de parken zelf te voorkomen). Het uitgangspunt voor de civiele invulling van het vakantiepark, zoals wegen, verlichting etc., is ook duurzaam. Verlichting gebeurt door duurzame LED armaturen in relatie met een lichtplan, bewust verlichten, aanwezigheid detectie etc. Ook zal de mogelijkheid worden geboden om elektrische voertuigen op te laden op de centrale parkeervoorzieningen bij de parken.

Hoofdstuk 5 Financiële Uitvoerbaarheid

Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.

Het plangebied is eigendom van de initiatiefnemer. De kosten van deze ontwikkeling zijn derhalve volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Met de gemeente Schouwen-Duiveland is een anterieure overeenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat de kosten van de gehele planontwikkeling, de voorbereiding en de uitvoering daarvan, door de initiatiefnemer worden gedragen. De raad heeft vastgesteld dat de initiatiefnemer een solvabele partij is, die over voldoende financiële draagkracht beschikt om de voorziene ontwikkeling uit te voeren. Op basis van een verrichte raming van de kosten en de financieringsopzet is vastgesteld dat sprake is van een sluitende exploitatie en dat er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn. Bovendien is gebleken van een behoefte aan de planontwikkeling. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid van de planontwikkeling die het onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, afdoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 6 Juridische Uitvoerbaarheid

6.1 Wettelijk Kader

In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is van belang voor bestemmingsplannen.

6.2 Opzet Van De Bestemmingsregeling

Ten aanzien van de opzet van de bestemmingsregeling is het volgende van belang.

Verbeelding

Eisen aan de verbeelding

Belangrijke eis is dat het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar dient te zijn. In aansluiting hierop en in relatie tot de digitale verplichting verdient het de voorkeur zoveel mogelijk onderdelen van de regeling op de verbeelding zichtbaar te maken en de regels zo transparant mogelijk te houden.

Op de verbeelding wordt met bestemmingen en aanduidingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. De bestemmingen worden door middel van hoofdletters aangeduid, zoals 'W' voor 'Wonen'. Met aanduidingen kan het gebruik nader worden gespecificeerd en het bouwen worden gereguleerd. Een veel voorkomende bouwaanduiding is die voor de maximum goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen; deze worden aangegeven door middel van een matrix. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er dubbelbestemmingen die op de verbeelding herkenbaar zijn aan arceringen.

De gehanteerde bestemming

Voor het plangebied is een recreatiebestemming voor recreatiewoningen en het kampeerterrein opgenomen. Voor deze bestemmingsregelingen is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' en de '1e herziening Kop van Schouwen'. Naast deze enkelbestemmingen blijft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' behouden en wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 5' op enkele delen toegevoegd.

De randen van het plangebied worden waar nodig ten behoeve van landschappelijke inpassing voorzien van de bestemming 'Groen - Landschappelijk'.

Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.

  • In Hoofdstuk 1 worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In Hoofdstuk 2 worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven.
  • Hoofdstuk 3 bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling.
  • Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Voorts is in het Bro een aantal bepalingen opgenomen waaraan de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

6.3 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen

Groen - Landschappelijk

De landschappelijke inpassing in de vorm van een 2 meter hoge aarden wal is geborgd in de bestemming 'Groen - Landschappelijk'.

Recreatie - Kampeerterrein

Deelgebied West behoudt de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein'. Daarbij wordt een maximum aantal van 100 kampeerhuisjes op evenzoveel standplaatsen aangeduid. De aanduidingen voor de 69 recreatiewoningen en voorzieningen worden overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Recreatie - Recreatiewoning

Deelgebied Oost krijgt de bestemming Recreatie-Recreatiewoning. Daarbij wordt een maximum aantal van 77 recreatiewoningen aangeduid. Voor het logeerhuis is een specifieke aanduiding opgenomen.

Waarde - Archeologie 5 en Waarde - Archeologie - 6 (dubbelbestemming)

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 5' en 'Waarde - Archeologie - 6' dienen ter bescherming van de archeologische verwachting.

6.4 Toelichting Op De Algemene Regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Bro vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld als (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. De anti-dubbeltelbepaling voorkomt dat het overgedragen erf nog eens in de beoordeling van de bouwmogelijkheden op het oorspronkelijk deel erf kan worden betrokken.

Algemene bouwregels (Artikel 9)

Dit artikel bevat één lid, namelijk 'overschrijding bouwgrenzen' (lid : Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn op de verbeelding aangeduid met een dikke lijn.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen (de bouwregels) is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Overige regels (Artikel 13)

Dit artikel bevat een bepalingen ten aanzien van de parkeerregeling.

6.5 Toelichting Op De Overgangs- En Slotbepalingen

In artikel 14 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 14.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 14.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Artikel 15 bevat de slotregel.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De resultaten van het vooroverleg worden verwerkt in onderstaande paragraaf.

In het kader van het vooroverleg is het conceptbestemmingsplan voor de ontwikkeling van De Schouwse Valleien deelgebied Oost toegestuurd aan de vooroverlegpartners:

  • Provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen;
  • Veiligheidsregio Zeeland.

Van deze partijen hebben de Provincie Zeeland en de Veiligheidsregio Zeeland een inhoudelijke reactie gegeven. Het Waterschap Scheldestromen heeft geen aanleiding gezien om opmerkingen te maken. Het Waterschap heeft dan ook het wateradvies voor akkoord uitgebracht. Het advies van de Veiligheidsregio Zeeland is opgenomen in bijlage 14.

De nota met beantwoording van inspraakreacties is opgenomen in bijlage 15.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft eenieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan naar voren kunnen brengen. Er zijn 78 zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ontvangen. Deze zienswijzen zijn, mits ontvankelijk, na een complete beoordeling, samengevat en beantwoord. De antwoordnotitie is als bijlage 16 bij deze toelichting opgenomen. De zienswijzen hebben geleidt tot een aantal wijzigingen. Daarnaast is de toelichting op een aantal punten verduidelijkt.

7.3 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 1 Landschappelijke inpassing

Bijlage 2 Te Behouden Bomen

Bijlage 2 Te behouden bomen

Bijlage 3 Lichtplan

Bijlage 3 Lichtplan

Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 1 Laddertoets

Bijlage 2 Inrichtingsplan De Schouwse Valleien

Bijlage 2 Inrichtingsplan De Schouwse Valleien

Bijlage 3 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r-beoordeling

Bijlage 3 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r-beoordeling

Bijlage 4 Explosieven Onderzoek

Bijlage 4 Explosieven onderzoek

Bijlage 5 Archeologie Inventariserend Veldonderzoek

Bijlage 5 Archeologie inventariserend veldonderzoek

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 6 Watertoets

Bijlage 7 Hydrologie, 26 Februari 2020

Bijlage 7 Hydrologie, 26 februari 2020

Bijlage 8 Voortoets

Bijlage 8 Voortoets

Bijlage 9 Onderzoek Soortenbescherming

Bijlage 9 Onderzoek soortenbescherming

Bijlage 10 Verkeer En Parkeren, 26 Februari 2020

Bijlage 10 Verkeer en parkeren, 26 februari 2020

Bijlage 11 Wegverkeerslawaai, 8 December 2020

Bijlage 11 Wegverkeerslawaai, 8 december 2020

Bijlage 12 Industrielawaai, 8 December 2020

Bijlage 12 Industrielawaai, 8 december 2020

Bijlage 13 Luchtkwaliteit, 26 Februari 2020

Bijlage 13 Luchtkwaliteit, 26 februari 2020

Bijlage 14 Advies Veiligheidsregio Zeeland

Bijlage 14 Advies Veiligheidsregio Zeeland

Bijlage 15 Antwoordnotitie Vooroverleg

Bijlage 15 Antwoordnotitie vooroverleg

Bijlage 16 Antwoordnotitie Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 16 Antwoordnotitie ontwerpbestemmingsplan