KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschappelijk
Artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 8
Artikel 7 Leiding - Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Programma
2.3 Ruimtelijke Opzet
2.4 Duurzaamheid
2.5 Doelgroep
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodemkwaliteit
4.2 Niet-gesprongen Explosieven
4.3 Archeologie
4.4 Cultuurhistorie
4.5 Waterhuishouding
4.6 Verkeersaspecten
4.7 Wegverkeerslawaai
4.8 Milieuhinder En Bedrijven
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Ecologie
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 Klimaatadaptatie
4.14 Besluit M.e.r
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Wettelijk Kader
5.2 Regels
Hoofdstuk 6 Financiële Aspecten
6.1 Grondexploitatie En Kostenverhaal
6.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Resultaten Overleg
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Kwaliteitsverbeteringsplan
Bijlage 2 Duurzaamheidsplan
Bijlage 3 Laddertoets
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Huidige Camping
Bijlage 5 Eindrapport Bodemonderzoek Uitbreidingslocatie I
Bijlage 6 Eindrapport Bodemonderzoek Uitbreidingslocatie Ii
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek Centrumgebouw
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Uitbreidingslocatie 2003
Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek Uitbreidingslocatie 2011
Bijlage 10 Watertoets
Bijlage 11 Memo Verkeer En Parkeren
Bijlage 12 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 13 Stikstofonderzoek
Bijlage 14 Rapport Quickscan Flora En Fauna Centrumgebouw
Bijlage 15 Rapport Quickscan Flora En Fauna Uitbreidingsdeel
Bijlage 16 Nader Onderzoek Flora En Fauna Centrumgebouw
Bijlage 17 Nader Onderzoek Flora En Fauna Uitbreidingsdeel
Bijlage 18 M.e.r-beoordelingsnotitie
Bijlage 19 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 20 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Camping de Oase Renesse

Bestemmingsplan - Gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 19-10-2023 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Camping De Oase Renesse met identificatienummer NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 archeologische deskundige

de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.7 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een woning

het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit door de bewoner, gericht op het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon,

  • wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten ter plaatse structureel worden uitgeoefend.

1.13 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.

1.17 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.18 bordes

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw, stacaravan of kampeerhuisje bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto-standplaatsgrootte:

de totale oppervlakte van een kampeerterrein, inclusief landschappelijke inpassing, gedeeld door het totaal aantal standplaatsen.

1.25 centrale bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden, alsmede het beheer en exploiteren van daarbij behorende (hoofd)gebouwen met centrumvoorzieningen.

1.26 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel (uitgezonderd speelautomatenhallen en casino's), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.29 erfgrens

de grens van het erf.

1.30 explosieve stoffen

stoffen behorende tot klasse 1 van het Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route (ADR), met uitzondering van consumentenvuurwerk zoals gedefinieerd in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

1.31 gastenverblijf

een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.34 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig:

  • verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  • exploiteren van zaalaccommodaties, en/of
  • verstrekken van logies.

1.35 horecaterrasoverkapping

een terrasoverkapping bestaande uit een frame met twee of meer staanders en een ligger waaraan aan weerszijden een zogenaamd uitval- of knikarmscherm is bevestigd.

1.36 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en eventueel zaalverhuur voor congressen.

1.37 kampeerhuisje

een gebouw voor recreatief nachtverblijf met een oppervlakte van maximaal 75 m², een hoogte van maximaal 5,5 m en een inhoud van maximaal 412,5 m³ (exclusief bijgebouw) bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.38 kampeermiddelen

tenten, tentwagens, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.40 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.41 lawaaisporten

sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingsgeluid wordt overschreden, waaronder in ieder geval worden begrepen de autosport, motorsport, karting, (model)vliegsport en de schietsport met de hulp van vuurwapens in de open lucht; de jachtsport wordt hieronder niet begrepen.

1.42 netto-standplaatsgrootte:

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen.

1.43 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.44 ondersteunende detailhandelsactiviteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.45 ondersteunende horeca-activiteiten

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse.

1.46 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal 1 wand, zijnde een wand van het recreatief verblijf.

1.47 passend in het straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.48 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein.

1.49 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.50 personeelsvoorzieningen

een onderkomen en sanitaire voorzieningen voor personeel, een personeelskantine en voorzieningen voor de technische dienst en/of opslag van materialen.

1.51 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten die zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.52 ruimtelijke kwaliteitswinst:

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve recreatie.

1.53 sanitair:

  1. a. prive-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  2. b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.

1.54 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 stacaravan

een kampeermiddel voor recreatief nachtverblijf, naar aard en constructie als één geheel verplaatsbaar, met een oppervlakte van maximaal 55 m², een hoogte van maximaal 5 m en een inhoud van maximaal 275 m³ (exclusief bijgebouw) bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of gebouwen voor recreatief nachtverblijf, waarbij de standplaatsen nader zijn te onderscheiden in:

  1. a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of kampeerhuisje dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  1. b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan of kampeerhuisje, gedurende het zomer- of winterseizoen.

1.57 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.59 verblijfsrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.61 webwinkel

een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheid ter plaatse.

1.62 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.63 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie:

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van zonnepanelen en ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkt terrein en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. landschappelijke inpassing door opgaande beplanting van recreatieterreinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - voet- en fietspaden'; tevens voor voet- en fietspaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor (ontsluitings)wegen, niet zijnde de hoofdentree;
  4. d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,50 meter.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. jaarrond recreatief nachtverblijf in stacaravans en kampeerhuisjes;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': een zwembad met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer':
    1. 1. dienstverlening, personeelsvoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
    2. 2. ondersteunende detailhandelsactiviteiten ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m2;
    3. 3. ondersteunende horeca-activiteiten ten behoeve van het recreatiebedrijf gericht op het verstrekken van (hoofdzakelijk ter plaatse te nuttigen) etenswaren en dranken, met een maximum vloeroppervlakte van 700 m2 (exclusief terras);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - techniek en personeel': de tijdelijke huisvesting van het op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel en seizoenwerkers in kampeermiddelen en/of gebouwen op standplaatsen en voor technische ruimtes en/of opslag;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - receptie': ontvangst en dienstverlening ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - showterrein': tevens het verkopen van ten hoogste 14 showmodellen van stacaravans aan uitsluitend (toekomstige) gasten van het recreatieterrein, waarbij de verkoop gericht is op stacaravans die uitsluitend op de bij het recreatiebedrijf behorende gronden worden geplaatst;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – hoofdentree': de hoofdentree voor het recreatieterrein;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen;
  10. j. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  1. a. stacaravans en kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan op standplaatsen;
  2. b. uitsluitend permanente standplaatsen zijn toegestaan;
  3. c. het aantal standplaatsen mag maximaal 589 bedragen waarvan 550 ten behoeve van stacaravans en 39 ten behoeve van kampeerhuisjes;
  4. d. ter plaatse van de:
    1. 1. 'specifieke vorm van recreatie - 1' bedraagt het gezamenlijk aantal standplaatsen ten hoogste 39;
    2. 2. 'specifieke vorm van recreatie - 2' bedraagt het gezamenlijk aantal standplaatsen ten hoogste 473;
    3. 3. 'specifieke vorm van recreatie - 3' bedraagt het gezamenlijk aantal standplaatsen ten hoogste 77;
  5. e. van de verdeling van het aantal standplaatsen zoals bepaald onder d. kan met maximaal 15 standplaatsen per aanduiding worden afgeweken mits het totaal aantal standplaatsen zoals benoemd onder c. niet overschreden wordt;
  6. f. het maximaal aantal bedden ten behoeve van jaarrond recreatief nachtverblijf (exclusief bedrijfswoning en (tijdelijke) huisvesting werknemers) bedraagt ten hoogste 3.534;
  7. g. het maximaal aantal bedden per recreatief nachtverblijf bedraagt 6;
  8. h. er dient sprake te zijn van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  9. i. permanente bewoning van stacaravans en kampeerhuisjes is niet toegestaan;
  10. j. ten behoeve van de (tijdelijke) huisvesting van werknemers is het toegestaan 3 extra standplaatsen te realiseren;
  11. k. ten behoeve van de (tijdelijke) huisvesting van werknemers bedraagt het maximaal aantal bedden 14;
  12. l. recreatief nachtverblijf, bewoning of (tijdelijke) huisvesting van werknemers in showmodellen is niet toegestaan;
  13. m. (tijdelijke) huisvesting van werknemers is uitsluitend toegestaan in kampeermiddelen en/of gebouwen op standplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - techniek en personeel';
  14. n. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen is niet toegestaan;
  15. o. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    1. 1. één kampeermiddel of één kampeerhuisje en;
    2. 2. één bijgebouw en;
    3. 3. één bordes en;
    4. 4. één overkapping (standplaats).;
    5. 5. twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2 en;
    6. 6. twee motorvoertuigen.
  16. p. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  17. q. een hotel is niet toegestaan;
  18. r. horeca is niet toegestaan, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  19. s. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie is niet toegestaan;
  20. t. ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  21. u. ten minste 50 parkeerplaatsen wordt gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  22. v. per standplaats is ten minste één parkeerplaats op eigen terrein aanwezig;
  23. w. het inrichten of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning als zelfstandige woonruimte of als gastenverblijf is niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1, onder b voor het toestaan van een hoger verbruik aan propaan, met dien verstande dat:

  1. a. is aangetoond is dat een duurzamer alternatief redelijkerwijs niet aanwezig en/of uitvoerbaar is;
  2. b. uit onderzoek blijkt dat het hoger vebruik voldoet aan de Wet natuurbescherming.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 6

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', bedoeld in lid 5.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 8

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 8', bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding.

7.2 Bouwregels

  1. a. Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 3 m.
  2. b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemming(en) en dubbelbestemming(en) mogen geen bouwwerken worden gebouwd

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde dat:

  1. a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  2. b. alvorens omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen zijn toegestaan met dien verstande dat:

  1. a. verlichte reclame-uitingen geen hinderend licht naar boven uitstralen;
  2. b. skybeamers niet zijn toegestaan.

8.2 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning of regels gegeven bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

8.3 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig de wijziging van de 'Agenda Toerisme 2018-2026', d.d. 20 mei 2020 of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

8.4 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3:

  1. a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  2. b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in de wijziging van de 'Agenda Toerisme 2018-2026', d.d. 20 mei 2020 ' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

9.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  1. a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  2. b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  4. d. ten behoeve van lawaaisporten.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  1. a. erfafscheidingen;
  2. b. overkappingen.

10.2 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het inrichten of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een (bedrijfs)woning als gastenverblijf, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  2. b. per bouwperceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf toegestaan;
  3. c. het gastenverblijf wordt uitsluitend voor niet-permanente bewoning gebruikt;
  4. d. het gastenverblijf wordt uitsluitend niet-commercieel gebruikt;
  5. e. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk worden in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het gastenverblijf tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  6. f. de omgevingsvergunning heeft niet tot gevolg dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  7. g. er wordt aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  8. h. op eigen terrein wordt voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  2. b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. 1. erkers, balkons, veranda's en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  1. c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

12.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of algemene regels gegeven bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 13.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. c. lid 13.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning danwel algemene regels gegeven bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. lid 13.2, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Camping De Oase Renesse.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Siblu is in 2018 eigenaar geworden van Camping De Oase. Ten behoeve van een toekomstbestendige bedrijfsvoering is er de wens kwaliteitsverbetering in combinatie met een vergroting van het aantal standplaatsen door te voeren. Daarbij worden onder andere de bestaande niet-permanente standplaatsen vervangen door permanente en zal er meer differentiatie komen in oppervlakte per accommodatie. De hoofdingang wordt daarnaast verplaatst naar de Lagezoom, dit gaat samen met de realisatie van een nieuwe receptie. Het huidige receptiegebouw zal van functie veranderen. Er komt een nieuw centrumgebouw met voorzieningen zoals een zwembad en horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf. Naast het centrumgebouw komt een showterrein voor de verkoop van stacaravans uitsluitend aan (toekomstige) gasten van het recreatieterrein.

De ontwikkeling past niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan. Het college heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de beoogde ontwikkeling. Hiervoor dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Onderliggend bestemmingsplan geeft hier uitwerking aan.

Op 20 september 2022 zijn direct omwonenden en andere mogelijk belanghebbenden tijdens een informatieavond geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 7.2.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de Roelandsweg en Lagezoom ten zuiden van de kern Renesse in de gemeente Schouwen-Duiveland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging plangebied, zie rode cirkel (Bron: Rho Basisviewer)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen', vastgesteld op 27 juni 2013. In het geldende bestemmingsplan zijn de gronden deels bestemd als 'Recreatie - Kampeerterrein', 'Recreatie - Uit te werken' en 'Groen -Landschappelijk' met de functieaanduidingen 'bedrijfswoning', 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' en 'wellness'. Ook zijn de maatvoeringaanduidingen 'maximaal aantal kampeerhuisjes: 50', 'maximum aantal permanente standplaatsen: 358', 'maximum aantal standplaatsen winterkamperen: 80', 'maximum aantal winterstalling: 40' en maximum totaal aantal standplaatsen: 512' van toepassing. Bij de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' in het noorden van het plangebied is tevens een bouwvlak opgenomen met een maximale goot- en bouwhoogte van 4 en 8 meter. Verder geldt voor Camping De Oase deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' en 'Waarde - Archeologie - 7'. In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' weergegeven.

Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn voor de camping 512 eenheden toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Kop van Schouwen' met rood omkaderd het plangebied (Bron: Ruimtelijke Plannen, bewerking Rho adviseurs)

De gronden met de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' zijn bestemd voor recreatie in kampeermiddelen en gebouwen welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' zijn dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'wellness' mag een schoonheidscentrum met bijbehorende wellness- en fitnessfaciliteiten aanwezig zijn. Daarnaast zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals verblijven voor de tijdelijke huisvesting van het op het bedrijf werkzaam zijnde recreatie personeel en seizoenwerkers toegestaan.

De gronden met de bestemming 'Recreatie - Uit te werken' zijn bestemd voor een kampeerterrein, een bedrijfswoning per recreatiebedrijf en de daarbij behorende landschappelijke inpassing. Tenslotte zijn de gronden bestemd voor de bij de bestemming behorende voorzieningen zoals erven, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, tuinen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wegen.

Het aantal standplaatsen wordt met 77 uitgebreid tot een totaal van 589. De nieuwe standplaatsen zijn gelegen op de gronden waar de bestemming 'Recreatie - Uit te werken' geldt. Het nieuwe centrumgebouw past daarnaast niet geheel in het bestaande bouwvlak. Ook het aantal permanente standplaatsen is voor de toekomst niet toereikend. Deze elementen van de gewenste bedrijfsvoering passen niet binnen de kaders van het geldende bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven waaraan een toelichting op een bestemmingsplan moet voldoen. De in het plan gemaakte keuze van bestemmingen moeten worden verantwoord en er moet inzicht worden gegeven over de uitvoerbaarheid van een plan. In verband hiermee heeft deze toelichting de volgende opzet.

  • In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie beschreven. Vervolgens worden de nieuwe situatie en de verschillende bijbehorende aspecten van het plan toegelicht.
  • In hoofdstuk 3 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld beleid van verschillende overheden.
  • In hoofdstuk 4 is het plan getoetst aan omgevingsaspecten (sectorale wetgeving).
  • In hoofdstuk 5 wordt wijze waarop de nieuwe situatie planologisch-juridisch is verwerkt in dit bestemmingsplan toegelicht.
  • In hoofdstuk 6 en 7 wordt ingegaan op respectievelijk de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In het laatste hoofdstuk wordt ook de procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Camping De Oase is gelegen aan de Roelandsweg te Renesse. De camping is een langgerekt terrein dat loopt van het Hogezoom naar de Lagezoom. Er zijn duidelijke hoogteverschillen aanwezig. In de huidige situatie wordt de camping ontsloten via de Roelandsweg. Daar is de receptie aanwezig met een kleine winkel, een kinderclub, een eigenaarslounge (ruimte voor eigenaren van recreatieobjecten met gedeelde faciliteiten zoals een zitkamer) en een showterrein voor de verkoop van stacaravans aan (toekomstige) gasten van het recreatiebedrijf. Over het terrein heen is een verdeling van jaarplaatsen (permanente standplaatsen) en camper/kampeerplaatsen (niet-permanente standplaatsen) met bijbehorende voorzieningen zoals sanitairgebouwen. Het terrein is groen omzoomd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie, plangebied rood omrand (Bron: Rho Basisviewer)

De huidige camping heeft een oppervlakte van circa 15,2 ha die in gebruik is voor standplaatsen en voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Plattegrond huidige situatie Camping De Oase (Bron: Camping De Oase)

2.2 Programma

Totale ontwikkeling

Siblu wil op het terrein voorzieningen aanbrengen die bij de gewenste toekomstige bedrijfsvoering van Siblu passen. Hierdoor wordt de bestaande Camping De Oase heringericht en uitgebreid. Om de camping uit te breiden is extra benodigde grond aangekocht (zie figuur 2.3). Ten behoeve van de toekomstige ontwikkeling is een kwaliteitsverbeteringsplan gemaakt. Dit is bijgevoegd in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0005.png"

Figuur 2.3 Uitbreidingsdeel Camping De Oase (Bron: Google Maps, bewerking Rho adviseurs)

Standplaatsen

Na de herinrichting bestaat de camping volledig uit permanente standplaatsen, die jaarrond in gebruik kunnen zijn. De camping zal bestaan uit maximaal 589 recreatieverblijven waarvan 39 kampeerhuisjes en 550 stacaravans. Ten behoeve van de gewenste differentiatie in oppervlakte mogen 473 stacaravans maximaal 50 m2 bedragen (inclusief berging), 77 stacaravans 55 m2 en de 39 kampeerhuisjes 75 m2. De totale oppervlakte bedraagt daarmee 30.810 m2. De oppervlakte van de camping bedraagt in de toekomst afgerond 23,7 ha. Hiermee wordt voldaan aan de Zeeuwse Kustvisie en de gemeentelijke Agenda Toerisme, die maximaal 13% invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie toelaten.

Ten behoeve van de uitbreiding is een duurzaamheidsplan opgesteld om te voldoen aan het duurzaamheidsbeleid van de gemeente (paragraaf 3.4.2). Dit duurzaamheidsplan is opgenomen in bijlage 2.

Verschillende deelgebieden worden heringericht (zie figuur 2.4), waarbij er een aanzienlijke reductie van het aantal standplaatsen per hectare plaatsvindt. Deze eenheden worden uitgeplaatst naar het uitbreidingsterrein (deelgebied 11 en 12). Hier worden ook de extra eenheden geplaatst.

De beoogde ontwikkelingen ten aanzien van de standplaatsen zijn opgenomen in tabel 2.1. Het feitelijke planologische verschil is dat 154 eenheden die voorheen alleen toeristisch (niet-permanent) gebruikt mochten worden nu permanente standplaatsen worden. Zoals aangegeven worden er 77 standplaatsen toegevoegd.

Tabel 2.1 Beoogde ontwikkelingen ten aanzien van de standplaatsen

2022 beoogd verschil
Toeristisch 154 0 -154
Permanent 308 550 +242
Kampeerhuisje 50 39 -11
Totaal 512 589 77

Centrumvoorzieningen en showterrein

Ten behoeve van de verblijfsrecreanten op de camping wordt een nieuw centrumgebouw opgericht aan de noordzijde van het plangebied. Naast een nieuwe horecagelegenheid met terras en een nieuwe winkel komen hier ook een voetbalveld en zwembad. De bestaande eigenaarslounge blijft behouden. Alle voorzieningen in het centrumgebouw zijn voor gebruik van recreanten op de camping en kunnen niet zonder meer door anderen bezocht worden.

Het bestaande showterrein wordt uitgebreid zodat maximaal 14 showmodellen van stacaravans geëxposeerd kunnen worden. Deze zijn voor verkoop aan uitsluitend (toekomstige) gasten van het nu voorliggende recreatieterrein.

Receptiegebouw Lagezoom

De nieuwe hoofdentree van de camping wordt gesitueerd aan de Lagezoom. Hier zal een nieuw receptiegebouw geplaatst worden voor de ontvangst van gasten. De locatie van de hoofentree is gewijzigd ten opzichte van de locatie opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Mede naar aanleiding van zienswijzen is besloten om de ingang van de camping op de Lagezoom meer naar het noordoosten te verplaatsen, zodat de ingang dichter bij de rotonde op de Roelandsweg komt te liggen en er voor gasten die zich naar de provinciale weg begeven in substantieel mindere mate aanleiding is om richting de Kooijmansweg te rijden. Het bestemmingsplan en de relevante bijlagen zijn daarop aangepast.

Tijdelijke huisvesting van personeel

Voornamelijk in de zomermaanden is er extra personeel aanwezig, niet wonend in de directe omgeving van Camping De Oase. Gedacht kan hierbij worden aan het recreatieteam. Dit personeel kan overnachten op Camping De Oase. Voor dit personeel is het mogelijk tijdelijke huisvesting te verzorgen. Het gaat om maximaal 14 bedden.

2.3 Ruimtelijke Opzet

De huidige oppervlakte van Camping De Oase is ruim 15,2 ha. Extra benodigde grond om het totale plan te kunnen realiseren is ruim 8,4 ha (zie figuur 2.3). De oppervlakte van de camping bedraagt in de toekomst afgerond 23,7 ha. De toekomstige camping is in 12 deelgebieden in te delen (zie figuur 2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0006.jpg"

Figuur 2.4 Indeling deelgebieden Camping De Oase (Bron: Rho adviseurs)

Inrichtingsplan veld 1

Veld 1 vormt het centrumgebied van de camping. Het huidige gebouw met receptie en winkel wordt gesloopt nadat een nieuw centrumgebouw is gebouwd. In het nieuwe centrumgebouw zijn de volgende programma onderdelen te vinden:

  • Bar/entertainment ruimte (575 m2);
  • Binnenspelen (circa 280 m2);
  • Zwembad (490 m2);
  • Informatiebalie (circa 75 m2) en winkel (circa 70 m2).

Het gebouw gaat in principe uit van één laag, de installaties bevinden zich echter in de nok van het dak op een aparte verdieping. Daarnaast is er ook een verhoogde constructie voor de glijbaan van het zwembad.

De bestaande bebouwing met eigenaarslounge en kantoorruimte blijft behouden. In het gebied komt ook het showterrein, een voetbalveld en speelterrein. Vanaf het terras bij het centrumgebouw zijn deze functies te overzien.

Ten behoeve van dit nieuwe centrumgebouw en het behoud van de bestaande bebouwing is in voorliggend bestemmingsplan een bouwvlak opgenomen met een toegestane goot- en bouwhoogte van 4 om 8,5 meter. In de bouwregels behorend bij artikel 4 is de maximale accenthoogte van de glijbaan vastgelegd. De uiteindelijke bebouwing (minus overkapping) in dit centrumgebied heeft een oppervlak van circa 2.000 m2. Het nog later te slopen gebouw maakt hier geen onderdeel van uit. Om te borgen dat niet het gehele bouwvlak volgebouwd kan worden is een bebouwingspercentage opgenomen van 50%.

De huidige hoofdentree aan de Roelandsweg wordt in de toekomst slechts gebruikt voor bevoorrading van de camping en de centrumvoorzieningen en door bezoekers van het showterrein. Ook is het een langzaam verkeersontsluiting voor eigen gasten.

Veld 2, 3, 4 en 4b

Op veld 2, 3, 4 en 4b worden enkele eenheden verwijderd die liggen binnen de groenbestemming dan wel te kleine standplaatsen hebben. Op veld 4b staat een deel van de kampeerhuisjes. Op de andere velden zijn stacaravans toegestaan met een oppervlakte van 50 m2 (inclusief berging). De te verwijderen eenheden worden uitgeplaatst naar veld 11.

Inrichtingsplan veld 5

De huidige wegenstructuur vormt het uitgangspunt voor de nieuwe verkaveling van veld 5. De bestaande camper/kampeerplaatsen inclusief het sanitairgebouw komen te vervallen. Daarvoor in de plaats komen 58 permanente standplaatsen en een parkeerkoffer. De standplaatsen hebben een grootte van circa 200 m2. De stacaravans hebben een maximale oppervlakte van 50 m2 (inclusief berging). Twee groene assen zorgen voor een robuuste geleding van het terrein.

Veld 6, 7, 8, 9 en 10

Op deze velden zal geen wijziging van het aantal standplaatsen en eenheden plaatsvinden. Veld 7 is geschikt voor kampeerhuisjes, op de overige velden zijn stacaravans toegestaan met een oppervlakte van 50 m2 (inclusief berging).

Inrichtingsplan veld 11

Op het uitbreidingsterrein komen 115 permanente standplaatsen voor stacaravans (maximaal 50 m2, inclusief berging). De kavels hebben een oppervlakte van circa 200 m2. Bij de entree bevinden zich de receptie en een centrale parkeerplaats. Ten behoeve van dit receptiegebouw is in voorliggend bestemmingsplan een ruim bouwvlak opgenomen met een goot- en bouwhoogte van 4 om 4 meter.

Inrichtingsplan veld 12

Ten westen van veld 11 is ruimte beschikbaar voor 77 extra permanente standplaatsen met een centrale openbare ruimte in de vorm van water, boomgaard en bos. De stacaravans hebben een oppervlakte van maximaal 55 m2 (inclusief berging). Veld 12 wordt opgedeeld in tweeën, een westelijk en oostelijk deel. Op de grens tussen deze delen loopt een brede sloot/vijvers. De hoofdroute loopt door dit deel van de camping en sluit aan op bestaande routes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0007.jpg"

Figuur 2.5 De inrichtingsplannen voor Camping De Oase

Kavelpaspoort

De indeling van een kavel bestaat uit de elementen bebouwing, verharding, bomen en haagbeplanting (zie figuur 2.6). Tussen de accommodaties is er minimaal 5 meter ruimte aan voor en achterkant in verband met de brandveiligheid. Elk kavel telt 2 parkeerplaatsen: een permanente plek (verhard) en een plek voor overloop parkeren. Bomen zijn voornamelijk gesitueerd aan de achterzijde, behalve wanneer het bestaande bomen betreft. Aan de voorzijde van de kavel kunnen lage bomen en struiken geplant worden, zodat zichtlijnen over de kavel niet te veel verstoord worden. De kavels worden gescheiden met haagbeplanting.

De maximale bouwhoogte van stacaravans is 5 meter, van kampeerhuisjes 5,5 meter. Deze maatvoering is vastgelegd in de bouwregels van artikel 4 van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0008.jpg"

Figuur 2.6 Kavelpaspoort invulling standplaats (Bron: Rho adviseurs)

Speelvoorzieningen

Ten minste 2% van de gronden bestemd ten behoeve van de camping moeten ingevuld worden met ruimte voor spel- en speelvoorzieningen. De nieuwe camping kent straks 4 centrale plekken met speelvoorzieningen, namelijk de speelvoorzieningen in en rondom het centrumgebouw, twee speelplaatsen in veld 5 en 11 en een speelvijver in veld 12. In totaal is daarmee 3,5% van de gronden in de toekomst ingericht ten behoeve van het spelen.

Parkeren

Op basis van de gewijzigde Agenda Toerisme 2018-2026 (2020) is het aantal parkeerplaatsen per recreatieve eenheid vastgelegd op 1 parkeerplaats per 3 slaapplaatsen. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk per standplaats 6 slaapplaatsen te hebben. In dat geval zijn 2 maal 589 standplaatsen en daarmee 1.178 parkeerplaatsen voor recreanten benodigd.

De nieuwe standplaatsen krijgen zoals zichtbaar in figuur 2.6 twee parkeerplaatsen op eigen terrein. De bestaande en te behouden standplaatsen blijven zoals nu ingericht. Bij de standplaatsen zelf zijn daarmee in de toekomst 889 parkeerplaatsen aanwezig. Naast de nieuwe ingang aan de Lagezoom en in veld 5 komen extra parkeervelden. Hier kunnen 141 parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Het totale aanbod is dus 1.030 parkeerplaatsen. Dit is ruim voldoende voor het gemiddelde aantal bedden van 4,8 per accommodatie. Binnen het inrichtingsplan zijn groenstroken waarin parkeerstroken zullen worden gerealiseerd. Het zijn 4 locaties waar in totaal 164 parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. Het totaal aantal parkeerplaatsen komt dan op 1.194. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm waarbij alle recreatieve eenheden 6 bedden hebben.

Routes en ontsluitingen

Door het gehele park loopt een hoofdroute die de basis vindt aan de ingang bij de Lagezoom. Langs de hoofdweg komt een wandelpad. Op het bestaande gedeelte ligt dit pad langs de weg. Op de uitbreiding ligt het wandelpad los van de weg. Over de camping loopt ook een fietspad.

Ter hoogte van veld 5 blijft de bestaande ontsluiting op de Roelandsweg behouden. Deze zal net als in de huidige situatie in de basis afgesloten zijn. Ter hoogte van de ondersteunende technische faciliteiten in het zuidoosten van het plangebied blijft de bestaande ontsluiting op de Roelandsweg tevens behouden. Deze zal incidenteel gebruikt worden voor bevoorrading. Beide ontsluitingen kunnen tevens dienen als calamiteitenontsluiting.

De routes en ontsluitingen voldoen aan de vereisten van de brandweer voor wat betreft maatvoering, stevigheid en draagkracht van de wegondergrond.

Landschappelijke inpassing en verlichtingsplan

Ten behoeve van de gewenste kwaliteitsverbetering wordt de camping verder landschappelijk ingepast. De bestaande groene wal met struweelbeplanting aan de Lagezoom en Roelandsweg blijft behouden. Aanvullende beplanting komt aan de zijde van de Roelandsweg ter hoogte van het nieuwe centrumgebouw, bij de nieuwe receptie en daarmee aan de Lagezoom. Deze laatste beplanting krijgt de vorm van een boomgaard. Ook het uitbreidingsterrein (veld 11 en 12) worden groen omzoomd. Onderdeel van het kwaliteitverbeteringsplan is ook een verlichtingsplan.

Fasering

In het eerste jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is zullen de receptie en de ingang worden verplaatst. In jaar 1 wordt ook een start gemaakt met de aanleg van velden 11 en 12. In jaar 2, 3 en 4 nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is, zullen de velden 11 en 12 worden opgeleverd. De bouw van het nieuwe centrumgebouw zal starten in het eerste jaar en oplevering in het tweede jaar nadat het bestemmingsplan onherroepelijk is. Deelgebieden 2, 3 en 4 worden in het jaar erna ingericht. Deelgebied 5 wordt in het vierde jaar omgevormd naar vaste standplaatsen.

2.4 Duurzaamheid

In het kader van de Zeeuwse Kustvisie en het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Schouwen-Duiveland mag Camping De Oase 15% uitbreiden in het aantal eenheden (de genoemde 77), mits wordt voldaan aan vereisten rondom duurzaamheid en circulariteit.

Duurzaamheid en de transitie naar duurzame energiebronnen spelen daarom bij de herinrichting en uitbreiding een belangrijke rol. De verduurzaming van Camping De Oase wordt ook gezien als een kans om het bedrijf toekomstbestendig te ontwikkelen.

In het kader van verduurzaming worden o.a. de volgende acties in de loop van de komende jaren uitgevoerd. Het gehele duurzaamheidsplan is bijgevoegd in bijlage 2.

Energie

  • Het nieuwe centrumgebouw met zwembad en aanvullende faciliteiten wordt ontwikkeld conform BENG normen en eisen voor circulariteit, gasloos en gaat uit van een zoveel als mogelijk energieneutrale exploitatie.
  • De 77 nieuwe stacaravans op veld 12 zullen gasloos worden uitgevoerd en worden uitgevoerd met zonnepanelen.
  • De 115 nieuwe stacaravans op veld 11 zullen gasloos worden uitgevoerd.
  • De 58 nieuwe stacaravans op veld 5 zullen gasloos worden uitgevoerd.
  • Op de velden 1 t/m 4b en 6 t/m 10 zal het propaangebruik in 2027 zijn afgenomen met 10.000 m3.
  • Duurzame energie wordt zelf (deels) opgewekt. Zonnepanelen komen bijvoorbeeld op het centrumgebouw en op mogelijk toekomstige overkappingen van parkeerterreinen. Deze overkappingen zijn nu geen onderdeel van de planvorming.
  • Voor de bestaande stacaravans wordt tevens een toolkit opgesteld waarmee op logische momenten energiebesparende maatregelen kunnen worden uitgevoerd. Dit kan zijn: inzetten van aan/uit hoofdschakelaars waarmee bij langdurige afwezigheid alle apparatuur wordt uitgeschakeld, bewegingssensoren, automatische thermostaten, inzet LED-verlichting, de boiler vervangen door een warmtepomp, vervangen van witgoed door energiezuinige exemplaren en inzetten waterbesparende douchekoppen.
  • In de openbare ruimte worden LED-verlichting en bewegingssensoren toegepast zodat daarmee het energieverbruik verminderd wordt.

Circulariteit

Camping De Oase is samen met enkele Zeeuwse partners een onderzoek aan het doen naar de mogelijkheid voor lokale productieketen van circulaire stacaravans. De stacaravans zijn bij voorkeur modulair en herbruikbaar. Het eerste prototype van een duurzame, circulaire stacaravan is in 2021 gebouwd. Initiatiefnemers zijn momenteel in afwachting van het definitief worden van voorliggend bestemmingsplan waarna het project verder zal worden uitgevoerd en eventuele seriematige productie gestart kan worden.

Biodiversiteit

In het kader van de landschappelijke inpassing is ook gekeken naar het vergroten van de biodiversiteit. Extra wateroppervlakte en het gebruik van inheemse beplanting kan hier een bijdrage aan leveren.

Overig

  • De hoeveelheid afval wordt verkleind door een duurzaam inkoopbeleid, het zo veel mogelijk vermijden van single use en het informeren/begeleiden van gasten.
  • De hemelwaterafvoer is grotendeels reeds afgekoppeld van het riool en wordt afgevoerd naar de omliggende sloten en de centrale waterpartij in veld 12. Verharde oppervlaktes worden zoveel mogelijk in open en half open verharding uitgevoerd.

2.5 Doelgroep

Qua verkoop van de stacaravans probeert Camping De Oase het gat op te vangen tussen de normale kampeerder en de grotere vakantiehuizen die gebouwd worden. Hiermee richt Camping De Oase zich op het middensegment.

Ook qua verhuur richt Camping De Oase zich op het middensegment. Hierbij sluit het aan bij de toeristische doelgroep die veelvuldig terug te vinden is in de gemeente Schouwen-Duiveland. Meer informatie over de aansluiting van het concept bij de beoogde doelgroep is terug te vinden in de laddertoets (zie hoofdstuk 3.2.3).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3 Tot slot wordt in paragraaf 3.4 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050?

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeemverantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

Toetsing

Het planvoornemen is op nationaal niveau dermate kleinschalig dat het geen invloed heeft op de nationale belangen. Het beleid inzake het uitbreiden van standplaatsen en het realiseren van een nieuw centrumgebouw wordt dan ook neergelegd bij de decentrale overheden. In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen. Het plan draagt wel bij aan het nationale belang van een duurzame ontwikkeling.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in de SVIR (voorganger NOVI). Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR/de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainport-ontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.

Toetsing

Het Barro kent geen directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op voorliggend plangebied van toepassing zijn.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. Aangetoond moet worden dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaand stedelijk gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is.

Toetsing

Recreatieve eenheden

Onderliggende ontwikkeling maakt naast de herinrichting ook de uitbreiding van de camping met 77 permanente eenheden mogelijk. Ook wordt een nieuw centrumgebouw opgericht met voorzieningen gericht op de recreanten op de camping. Het toevoegen van gebouwde recreatieve voorzieningen wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee benodigd om aan te tonen dat er voldoende vraag is naar de beoogde voorziening in de markt. Deze laddertoets is opgenomen in bijlage 3. Ook is antwoord gegeven op de vraag waarom de ontwikkeling niet in bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden en of er sprake is van een goede ligging ten opzichte van de bestaande infrastructuur.

Om de behoefte te bepalen is een markttoets uitgevoerd naar zowel de verkoop- als de verhuurmarkt voor stacaravans. Hierbij is gebruik gemaakt van o.a. trendrapportages. Het marktgebied is daarbij de gemeente Schouwen-Duiveland.

Het volgende kan hieruit geconcludeerd worden:

  • De koopmarkt voor stacaravans is gunstig. Er is behoefte aan het kopen van een stacaravan op een camping in Zeeland. De praktijk laat zien dat de vraag naar stacaravans/jaarplaatsen groter is dan het aanbod. Er zijn dan ook vaak wachtlijsten en de looptijd is erg kort.
  • De huurmarkt is positief. Het concept en de camping zijn niet heel onderscheidend, waardoor de additionele vraag gering is. De vraag komt dus bijna volledig vanuit vraaggroei in de reguliere markt.
  • Er is sprake van een gedegen prijs-kwaliteitverhouding. De kwaliteit van de stacaravans en de camping is voldoende. De prijs richt zich op het middensegment. Er is dan ook een duidelijke doelgroep, aanvullend op wat er al is.

De ontwikkeling en uitbreiding vinden plaats op de plek van de bestaande camping en kan niet worden ontwikkeld in bestaand stedelijk gebied. Er zijn geen belemmeringen als het gaat om de infrastructuur. De ontsluitingen sluiten aan op de bestaande infrastructuur en er worden maatregelen genomen voor piekmomenten, zodat er geen belemmeringen zijn te verwachten.

Centrumgebouw

In het centrumgebouw worden verschillende voorzieningen ten dienste van het recreatiebedrijf ondergebracht. Deze voorzieningen zijn op dit moment planologisch reeds toegestaan. Dit en gezien de beperkte toename van de omvang (minder dan 500 m2 per type voorziening) maakt dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat voor deze voorzieningen geen toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking benodigd is.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland het Omgevingsplan Zeeland 2018 vastgesteld. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen uit alle provinciale beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving. Het gaat over de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. De provincie wil Zeeland als unieke bestemming sterker positioneren. De Zeeuwse natuur en het Zeeuws specifieke natuur- en cultuurlandschap worden de basis voor het onderscheidend vermogen genoemd.

Verblijfsrecreatieve ontwikkelingen, zoals uitbreiding van eenheden en/of oppervlakte van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, moeten voldoen aan de hoofdlijnen van het ‘ontwikkelkader’ van de Kustvisie. Deze zijn opgenomen in het Omgevingsplan. De uitbreiding dient bij te dragen aan het produceren van landschap en integraal onderdeel uit te maken van de omgeving (landschap en samenleving).

Om de potentie van Zeeland te benutten, wordt in het Omgevingsplan ingezet op het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering, innovatie, differentiatie en regionaal onderscheidend vermogen in de recreatiesector. Bestaande verblijfsrecreatiebedrijven worden gestimuleerd te investeren tot het maken van een kwaliteitsslag. Hiervoor is het aanjaagprogramma innovatie opgezet.

Er wordt ingezet op het behouden van gebieden die waardevol zijn voor de beleving van de kernkwaliteiten van Zeeland. Natuur, landschap en erfgoed zijn hierin belangrijke onderdelen. Gebieden waar weidsheid, stilte en duisternis die de beleving van deze groene topkwaliteit nog intenser maakt worden beschermd.

Toetsing

Zowel de bestaande camping als het uitbreidingsdeel bevinden zich niet binnen de door de provincie aangeduide 'badplaatsen'. Dit zijn de locaties waar het toerisme in Zeeland zich concentreert. Camping De Oase bevindt zich direct naast deze begrenzing, het zogenaamde bedrijfsrecreatief gebied (zie figuur 3.3). Hier liggen ook veel recreatiebedrijven die samen met de badplaatsen het hart van de economische motor aan de Zeeuwse kust vormen.

De transformatie bestaat uit de herinrichting van de bestaande camping en uitbreiding van de aangrenzende gronden tot meer standplaatsen behorende bij de camping. Er worden kwalitatief hoogwaardige accommodaties op de camping gerealiseerd. De transformatie speelt in op de behoefte aan middensegment accommodaties voor verblijfsrecreatie. Bovendien wordt rekening gehouden met duurzaamheid en energiezuinigheid en hiervoor worden diverse maatregelen getroffen bij de inrichting van het terrein en de accommodaties. Hiermee wordt ingespeeld op de door de provincie gestimuleerde kwaliteitsslag.

Tot slot wordt ook aangesloten bij het Zeeuws DNA. Meer informatie hierover is opgenomen in het kwaliteitverbeteringsplan dat is opgenomen in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0009.jpg"

Figuur 3.1 Begrenzing badplaatsen Omgevingsplan Zeeland 2018 (Bron: provincie Zeeland)

3.3.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018

In de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (inclusief 1e t/m 12e wijziging) is het beleid uit het Omgevingsplan vertaald in regelgeving.

Toetsing

Camping De Oase ligt zoals aangegeven in paragraaf 3.3.1 buiten de door de provincie aangewezen badplaatsen, maar wel binnen de zogenaamde kustzone.

In artikel 2.10 zijn de regels voor verblijfsrecreatie binnen de kustzone benoemd. In lid 5 van artikel 2.10 staat dat uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein buiten de aangegeven badplaatsen is toegestaan met dien verstande dat voldaan wordt aan de in de bijlage D onder 1 A t/m D opgenomen uitgangspunten. Omdat het ontwikkelkader zoals opgenomen in bijlage D integraal is verwerkt en op onderdelen is aangescherpt/aangevuld in de vastgestelde beleidsnota 'Agenda Toerisme 2018-2026' van de gemeente Schouwen-Duiveland, is meer informatie hierover opgenomen in paragraaf 3.4.2.

Het plangebied is niet gelegen in een aangewezen aandachtsgebied of onderdeel van de Groene Zeeuwse Topkwaliteit. Ook is het geen onderdeel van agrarisch gebied van ecologische betekenis en/of bestaande en nieuwe natuur.

3.3.3 Zeeuwse Kustvisie

De Zeeuwse kust is van groot belang voor Zeeland én Nederland vanwege het behoud en de versterking van de waterveiligheid en natuurwaarden, het Zeeuwse DNA in landschap en erfgoed, alsmede de economie en werkgelegenheid. De diversiteit aan functies maakt mede dat er discussie is over de gewenste ontwikkeling van de Zeeuwse kust. Met het opstellen van de Zeeuwse Kustvisie is invulling gegeven aan de opgaven in de kustzone en wordt tegemoetgekomen aan de afspraken in het Nationale Kustpact.

Toetsing

Op basis van de Zeeuws Kustvisie ligt het plangebied binnen het zogenaamde verblijfsrecreatieve gebied (zie figuur 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0010.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede Zeeuwse Kustvisie, plangebied rood omcirkeld (bron: Provincie Zeeland)

In deze gebieden wordt, zoals ook aangegeven in het Omgevingsplan, gestimuleerd tot kwaliteitsverbetering en differentiatie bij bestaande recreatieverblijven. Het daarbij behorende ontwikkelkader is hetzelfde zoals opgenomen in bijlage D onder 1 A t/m D van de Omgevingsverordening. De beoogde ontwikkeling voldoet hieraan, zie paragraaf 3.4.2.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Strategische Visie 'Tij van de Toekomst 2011-2040'

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Strategische Visie 'Tij van de Toekomst' vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien. In de strategische visie staat de volgende ambitie centraal: 'In 2040 kent vakantie-eiland Schouwen-Duiveland een toonaangevende watereconomie die de duurzame verbinding vormt tussen wonen, werken, zorgen en genieten'. In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. Voor het onderliggende plan zijn met name de strategische doelen voor ‘werken’ en ‘verblijven’ relevant. Hierna zijn deze strategische doelen met bijbehorende ambities voor 2040 beschreven.

Strategische doelen: werken

  • De economie van Schouwen-Duiveland is sterk watergerelateerd.
  • Landbouw en aquacultuur zijn geïnnoveerd en verweven met andere functies.
  • Kleinschalige bedrijvigheid floreert, optimaal gestimuleerd en gefaciliteerd.
  • Vraag en aanbod van de arbeidsmarkt zijn in balans.
  • Schouwen-Duiveland is krachtig gepositioneerd als toonaangevend in water en veelzijdig vakantie-eiland.

Strategische doelen: verblijven

  • De bijzondere kwaliteiten (water, natuur, cultuur) maken Schouwen-Duiveland tot een aantrekkelijk vakantie-eiland.
  • Het eiland Schouwen-Duiveland heeft een krachtig en duidelijk herkenbare toeristische hoofdstructuur. We benutten de daaraan verbonden potenties.
  • De kwaliteit en diversiteit van de toeristische sector is groot. We maken gebruik van de unieke mogelijkheden die het water biedt.
  • Schouwen-Duiveland is een aantrekkelijk vakantie-eiland door de bloeiende watersport en de vele watergerelateerde activiteiten en evenementen.

Toetsing en conclusie

De herinrichting en uitbreiding van de camping, waarbij een kwaliteitsverbetering in het verblijfsrecreatieve aanbod wordt gerealiseerd en gebruik gemaakt wordt van de kwaliteiten die aanwezig zijn op de locatie, sluit aan op deze strategische doelen.

3.4.2 Agenda Toerisme 2018-2026

In de 'Agenda toerisme 2018-2026' heeft de gemeente aangegeven waar ze de komende jaren aan wil werken om het toeristische product op topniveau te houden. De agenda laat zien welke doelen de gemeente wil bereiken, welke keuzes ze daarvoor wil maken en waarom.

Voor de ontwikkeling van Camping De Oase is het thema “Voortdurend Vernieuwen“ van belang. Hier wordt ingegaan op het belang van meebewegen met de markt en permanent investeren in vernieuwing en kwaliteit. Eén van de keuzes daarbij is het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering en productdifferentiatie en het creëren van schaarste door geen nieuwvestiging van verblijfsrecreatieve bedrijven toe te staan. Consumptieve horeca (restaurantfunctie) en voorzieningen (zwembad, supermarkt ed.) op recreatieterreinen moeten dienend zijn aan het recreatieterrein en passen in omvang. Herstructurering en kwaliteitsverbetering van bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven is mogelijk, mits de kwaliteitsverbetering van deze bestaande bedrijven plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte en eenheden van het bedrijf en voldoet aan onderdeel A t/m D van het ontwikkelkader ‘Verblijfsrecreatief Gebied’, inclusief het maximum percentage van 13 % voor invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie.

Een beperkte uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieve bedrijven in oppervlakte en eenheden is mogelijk indien:

  • er sprake is van een (integrale) kwaliteitsimpuls van het bestaande en het toekomstige recreatiebedrijf;
  • er sprake is van maximaal 15% uitbreiding van het bestaande aantal eenheden (eenmalig). Maatwerk is mogelijk in overleg en op advies van het Adviesteam Toerisme op basis van het uitgangspunt om te komen tot Zeeuwse kustkwaliteit (bijvoorbeeld hoger percentage invulling verblijfsrecreatie gekoppeld aan extra landschapscompensatie);
  • bovenop de 15% uitbreiding zoals hiervoor genoemd kan, in overleg met en op advies van het Adviesteam Toerisme, op basis van het uitgangspunt om te komen tot een energie-neutraal eiland maximaal 15% uitbreiding van het bestaande aantal eenheden (eenmalig) worden toegekend (hoger percentage invulling verblijfsrecreatie gekoppeld aan extra energie-neutraliteit en circulair bouwen). Deze mogelijkheid is alleen buiten de kustzone van toepassing;
  • totaal kan op basis van bovenstaande maximaal 30% uitbreiding van het bestaande aantal eenheden (eenmalig) worden toegekend.

Ontwikkelkader 'Verblijfsrecreatief Gebied'

Het gemeentelijk ontwikkelkader is gebaseerd op bijlage D onder 1 A t/m D an het Omgevingsplan Zeeland 2018, maar is op onderdelen aangescherpt/aangevuld.

A. Ruimtelijke kwaliteit:

Kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijven vindt plaats binnen de bestaande oppervlakte en eenheden van het bedrijf. Een beperkte uitbreiding van oppervlakte is mogelijk indien het nieuw uit te breiden terrein:

  • integraal onderdeel van een (nieuw) landschap;
  • en de dichtheid en omvang van de bebouwing passend is in het betreffende landschap;
  • en het beheer en onderhoud van het landschap geborgd is.
  • en er sprake is van een maximale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie op het totale uitbreidingsoppervlakte van 13% (exclusief centrale voorzieningen en inclusief sanitair en bergingen bij eenheden);
  • en maximaal 20% van het totale terrein mag aan de openbaarheid worden onttrokken (deze maximale maat is vanwege het aspect veiligheid niet van toe passing bij kampeerterreinen);
  • en de openbaar toegankelijke paden en routestructuren integraal onderdeel uitmaken van het landschap.

Een beperkte uitbreiding van eenheden is mogelijk indien:

  • er sprake is van een integrale kwaliteitsimpuls van het bestaande en toekomstige accommodatie;
  • en er sprake is van een maximale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie op het totale terrein van 13% (exclusief centrale voorzieningen en inclusief sanitair en bergingen bij eenheden);
  • en er maximaal sprake is van 15% uitbreiding van eenheden die daadwerkelijk op het terrein in exploitatie zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0011.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede ontwikkelingskader Agenda Toerisme 2018-2026 (bron: gemeente Schouwen-Duiveland)

Ruimte voor maatwerkoplossingen is mogelijk als een specifieke situatie daarom vraagt. Hierbij geldt als principe dat bovengenoemde uitgangspunten communicerende vaten zijn. Een hoger percentage landschapsontwikkeling kan bijvoorbeeld gepaard gaan met een hoger percentage uitbreidingsoppervlakte. Het Adviesteam Toerisme adviseert over maatwerk in specifieke situaties

B. Economische haalbaarheid:

Ontwikkelingen vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie (CBE) conform de 'Algemene kwaliteitscriteria bij uitponding op kampeerterreinen'.

C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept:

Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd product in de Zeeuwse kust. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal.

D. Sociaal maatschappelijke bijdrage:

Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving.

Toetsing

A. Ruimtelijke kwaliteit:

De uitbreiding van het aantal standplaatsen op Camping De Oase past binnen de genoemde 15% regeling. De onderbouwing hiervoor is opgenomen in het kwaliteitsverbeteringsplan. Er is sprake van de uitbreiding van de huidige 512 eenheden naar 589 eenheden. Deze 15% uitbreiding van aantal eenheden is toegestaan op basis van de integrale kwaliteitsimpuls.

Tabel 3.1 Maximale bebouwing op standplaatsen bij een volledige uitontwikkeling van Camping De Oase

standplaats type maatvoering aantal oppervlakte bebouwing m2
permanente standplaats kampeerhuisjes+ berging 75 m2 39 2.925
stacaravan type 1 + berging 50 m2 473 23.650
stacaravan type 2 + berging 55 m2 77 4.325
Totaal 589 30.810

Inclusief uitbreidingsdeel wordt het nieuwe terrein van Camping De Oase ruim 23,7 ha. De oppervlakte invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie zoals opgenomen in tabel 3.1 betreft daarmee niet meer dan 13%. Volgens de beleidsregels hoeven daarbij alleen bergingen op de standplaatsen meegenomen te worden in de 13% regeling.

B. Economische haalbaarheid:

Onderdeel van het kwaliteitsverbeteringsplan is tevens een businessplan. De huidige en toekomstige camping wordt en blijft geëxploiteerd door één eigenaar op basis van een centrale bedrijfsmatige exploitatie.

C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept:

Zoals blijkt uit de laddertoets waarin een markttoets is opgenomen (zie bijlage 3) en het kwaliteitsverbeteringsplan wordt voorzien in een aanbod aan type eenheden waaraan een grote behoefte is en het aanbod klein is. De beeldkwaliteit van de nieuwe accommodaties zal inspelen op het Zeeuws DNA. Ook wordt ingezet op verduurzaming waarbij circulair bouwen ook nagestreefd wordt.

D. Sociaal maatschappelijke bijdrage:

De uitbreiding van de camping zorgt voor een groter aantal gasten. Door de niet-permanente standplaatsen te vervangen door permanente standplaatsen wordt het toeristisch seizoen verlengd tot het gehele jaar. Het aantal werknemers zal daarmee ook groeien van de huidige 35 fte tot circa 45 fte. Camping De Oase levert daarmee direct en indirect een bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio. Daarnaast is er sprake van behoud en versterking van het voorzieningenniveau in Renesse en zal de toename van het aantal gasten zorgen voor meer potentiële inkomsten voor andere voorzieningen en bedrijven in Renesse (supermarkt, horeca ed.).

3.4.3 Nota Kamperen 2013

Op 30 juni 2011 heeft de raad de (gewijzigde) Nota Kamperen vastgesteld. Het lange termijn doel van de Nota luidt: 'Schouwen-Duiveland heeft in 2018 kwalitatief hoogwaardige, innoverende en gezonde kampeerbedrijven, waar gasten zoveel mogelijk jaarrond veilig en vraaggericht in een gedifferentieerd kwaliteitsproduct kunnen recreëren'.

Om deze doelstelling in de praktijk gestalte te geven, wordt exploitanten van kampeerterreinen meer ruimte geboden om hun terrein naar eigen inzicht in te richten. In dit kader is exploitanten de mogelijkheid geboden om initiatieven in te dienen om één of meer wijzigingen door te voeren op hun terrein. De uitgangspunten uit deze nota zijn overgenomen in de Nota Kamperen 2013.

Voor privésanitair, landschappelijke inpassing en standplaatsen zijn specifieke uitgangspunten opgenomen. Daarnaast zijn o.a. uitgangspunten opgenomen specifiek voor de wijziging van het aantal standplaatsen.

Toetsing

Belangrijke delen van de Nota Kamperen zijn inmiddels niet meer van toepassing vanwege de 'Agenda Toerisme 2018-2026' en de 'Evaluatie en gedeeltelijke aanpassing Nota Kamperen en Agenda Toerisme', zie paragraaf 3.4.4. Onderstaand is getoetst aan de delen die nog wel van toepassing zijn.

Landschappelijke inpassing

Het terrein dient rondom voorzien te zijn van een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten met een breedte van ten minste 10 meter of 5 meter op een aarden wal van minimaal 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld. In de planvorming wordt hier richting de Roelandsweg, de Kooijmansweg en de Lagezoom aan voldaan. Waar de camping grenst aan een andere camping of aan de blijvende bestemming 'Recreatie - uit te werken' op de hoek van de Lagezoom en Kooijmansweg is geen landschappelijke inpassing benodigd. Bij de evaluatie is opgenomen dat de hoogte van de randbeplanting net zo hoog moet zijn als de hoogte van de recreatieve eenheid. In het kwaliteitverbeteringsplan, zie bijlage 1, is opgenomen hoe hier aan voldaan wordt.

Standplaatsen

De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

  1. a. De standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt minimaal 150 m².
    De standplaatsgrootte van de standplaatsen is circa 200 m². In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat de standplaatsgrootte voor een stacaravan minimaal 150 c.q. 175 m2 moet zijn.
  2. b. Het maximum aantal standplaatsen per hectare bedraagt gemiddeld 33.
    Het huidige oppervlakte van Camping De Oase is ruim 15,2 ha. Extra benodigde grond om het totale plan te kunnen realiseren is ruim 8,4 hectare. De nieuwe oppervlakte wordt afgerond 23,7 hectare. De dichtheid is dan 24,85 eenheden per ha. Er wordt dan ook ruimschoots aan deze voorwaarde voldaan.

Bijzettenten

Een bijzettent op een permanente of niet-permanente standplaats mag maximaal 8 vierkante meter groot zijn.

Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Dit is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Kampeerhuisjes

De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

  1. a. De minimale verhouding tussen de oppervlakte kampeerhuisje en oppervlakte standplaats is 1:4.

Hier wordt aan voldaan. Dit is geborgd in de regels van het bestemmingsplan.

  1. b. Op maximaal 30 procent van het totale aantal permanente standplaatsen mogen kampeerhuisjes worden geplaatst, met een maximum van 100.

Er zijn 39 kampeerhuisjes toegestaan. Dit is 7% van 550 eenheden.

  1. c. Exploitatie uitsluitend via centrale bedrijfsmatige exploitatie.

Hier is sprake van en dit is geborgd in de regels van het bestemmingsplan.

  1. d. Permanente bewoning is verboden.

Hier wordt aan voldaan.

3.4.4 Evaluatie en gedeeltelijke aanpassing Nota Kamperen en Agenda Toerisme

Op 1 juli 2021 is de nota 'Evaluatie en gedeeltelijke aanpassing Nota Kamperen en Agenda Toerisme' vastgesteld. In deze nota wordt gewerkt met andere definities en zijn met name bouwbepalingen aangepast.

Op basis van dit nieuwe beleid zijn er twee definities (in plaats van stacaravans, kampeerhuisjes, trekkershutten etc.), namelijk:

  • Een gebouw voor recreatief nachtverblijf tot maximaal 55 m2
  • Een gebouw voor recreatief nachtverblijf tot maximaal 75 m2.

Daarbij zijn maatvoeringen opgenomen aangaande hoogte, bouwlagen, inhoud, oppervlakte berging en ook is aangegeven voor welke types een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is.

Toetsing

Op basis van het nieuwe beleid zouden de twee types recreatieve voorzieningen op Camping De Oase, namelijk een stacaravan en een kampeerhuisje, beiden onder de nieuwe begripsdefinitie vallen. Omdat dit het verschil in type lastig duidt, is er in dit bestemmingsplan voor gekozen (zowel in toelichting als in regels) de oudere termen aan te houden. Waar wel aan voldaan wordt zijn de bepalingen behorend bij de twee types.

Zo vallen alle stacaravans (50 of 55 m2) met bijgevoegde maatvoeringen (zoals 5 meter bouwhoogte, maximaal 275 m3 inhoud en een berging van maximaal 13 m2) onder de categorie 'een gebouw voor recreatief nachtverblijf tot maximaal 55 m2'. Deze maatvoeringen zijn vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

Alle kampeerhuisjes vallen met bijgevoegde maatvoeringen (zoals 5,5 meter bouwhoogte, maximaal 412,5 m3 inhoud en een berging van maximaal 13 m2) onder de categorie 'een gebouw voor recreatief nachtverblijf tot maximaal 75 m2'. Deze maatvoeringen zijn vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.

3.4.5 Welstandsnota 2012

In de strategische visie “Tij van de Toekomst'' heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de volgende keuze geformuleerd: 'We gaan zorgvuldig om met landschap, natuur, cultuur en milieu en investeren ook in het verbeteren van deze kwaliteiten'. Met deze welstands-/monumentennota geeft de gemeente vorm en inhoud aan deze keuze. Deze nota stelt de kaders vast waaraan ruimtelijke initiatieven in de gemeente Schouwen-Duiveland worden getoetst.

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebieds- en objectgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria kunnen worden gebruikt voor de vergunningplichtige bouwplannen. De objectgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor bouwplannen van rijks- en gemeentelijke monumenten. Gebaseerd op de ruimtelijke opbouw is Schouwen-Duiveland onderverdeeld in verschillende gebiedscategorieën, namelijk:

  • steden en dorpskernen;
  • planmatige uitbreidingen;
  • bedrijfs- en haventerreinen;
  • sport en recreatie;
  • buitengebied.

Voor monumenten en alle gebieden is op basis van de aanwezige kwaliteit het gewenste welstandsniveau vastgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een viertal welstandsniveaus:

  • de beschermde stads- en dorpsgezichten en monumenten (extra bescherming gericht op consolidatie van historische context);
  • de bijzondere welstandsgebieden (extra inspanning tot voordeel van de bestaande of gewenste ruimtelijke kwaliteit);
  • de reguliere welstandsgebieden (normale inspanning gericht op het handhaven van de basiskwaliteit);
  • de welstandsvrije gebieden (geen welstandstoetsing).

Toetsing

Recreatieterreinen vallen onder welstandsniveau 3, het reguliere welstandsgebied. Voor de binnenterreinen van de recreatieterreinen geldt een uitzondering, deze zijn welstandsvrij. Alle aanvragen om een omgevingsvergunning met de activiteit bouwen, dienen te worden getoetst aan de geldende welstandscriteria die van toepassing zijn per afzonderlijk welstandsniveau.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Op grond van de Wet bodembescherming en beleid ten aanzien van functiegericht saneren dient dient de bodemkwaliteit zodanig te zijn dat zij ten minste kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Voor de beoogde ontwikkeling zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Het eerste bodemonderzoek heeft betrekking op het huidige plangebied van Camping De Oase. Het tweede en derde rapport hebben betrekking op de uitbreidingslocatie.

Huidige locatie Camping De Oase

In januari 2019 heeft MUG Ingenieursbureau b.v. een verkennend bodem- en asfaltonderzoek ter plaatse van Camping De Oase uitgevoerd. De locatie van het te realiseren nieuwe centrumgebouw is hierin ook meegenomen. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 4.

Uit het bodemonderzoek blijkt dat er op het terrein lichte verontreinigingen aanwezig zijn bestaande uit onder andere PAK's, PCB en zink. Ook in het grondwater zijn lichte verontreinigingen aangetroffen. Deze verontreinigingen vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Er is één sterke verontreiniging met nikkel aangetroffen ter plaatse van boring 169. Deze boring ligt in de meest oostelijke hoek van de huidige camping waar op voorhand geen ontwikkelingen voorzien zijn. Indien in de toekomst werkzaamheden daar uitgevoerd worden, moet nader onderzoek eerst uitwijzen wat de omvang en ernst van de verontreiniging is.

Het asfalt is teervrij en geschikt voor hergebruik.

De indicatieve toetsing van de grond aan het Besluit bodemkwaliteit geeft aan dat de bodem varieert van 'niet toepasbaar' > interventiewaarde tot 'altijd toepasbaar'. Grond binnen de locatie mag hergebruikt worden. Bij afvoer van de grond is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing en het beleid van het bevoegd gezag. Bij eventueel grondverzet dient men rekening te houden met mogelijk plaatselijk voorkomende (zintuiglijke) afwijkingen.

Uitbreidingslocatie Camping De Oase I

In opdracht van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. op 31 juli 2020 het 'Eindrapport actualiserend bodemonderzoek' opgeleverd. Dit bodemonderzoek is uitgevoerd voor een deel van de uitbreidingslocatie. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 5.

In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Tijdens voorgaande onderzoeken werd er in de ondergrond een licht verhoogd gehalte molybdeen aangetroffen. Ter plaatse van de voormalige veedrinkput en het depot met groenafval en snoeihout werden destijds geen achtergrondwaarde-overschrijdingen van de geanalyseerde parameters geconstateerd. In het grondwater werd voorheen licht verhoogde concentraties aan chroom en naftaleen aangetroffen.

In het vooronderzoek zijn onderzoekshypotheses geformuleerd op basis waarvan de gebruikte veldwerken analysestrategieën zijn opgesteld. Hieronder is aangegeven in hoeverre deze hypotheses verworpen kunnen worden op basis van de overige onderzoeksresultaten.

Voor het onderzoek naar is uitgegaan van de hypotheses:

  • Bovengrond: verdacht voor bodemverontreiniging met stoffen uit het standaardpakket voor landbodem. Deze hypothese kan op basis van de onderzoeksresultaten worden verworpen.
  • Ondergrond: onverdacht voor bodemverontreiniging. De ondergrond is niet onderzocht. Deze hypothese kan vooralsnog worden gehandhaafd.
  • Grondwater: onverdacht voor bodemverontreiniging. Het grondwater is niet onderzocht. Deze hypothese kan vooralsnog worden gehandhaafd.

Voor het onderzoek naar asbest is uitgegaan van de hypothese(s):

  • Boven- en ondergrond: onverdacht voor verontreiniging met asbest. Er is daarom geen gericht veld- of analytisch onderzoek naar asbest in deze laag uitgevoerd. Deze hypothese kan worden gehandhaafd.

De op de onderzoekslocatie gevonden waarden in de bovengrond zijn onder de achtergrondwaarde

waardoor er geen aanleiding is tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek.

Uitbreidingslocatie Camping De Oase II

In opdracht van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft Sagro Milieu Advies Zeeland B.V. op 23 september 2021 'Eindrapport actualiserend bodemonderzoek Lagezoom te Renesse' opgeleverd. Dit eindrapport is gebaseerd op een aanvullend deel van de uitbreidingslocatie. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 6.

In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen met de geanalyseerde parameters. In het vooronderzoek zijn onderzoekshypotheses geformuleerd op basis waarvan de gebruikte veldwerken analysestrategieën zijn opgesteld. Hieronder is aangegeven in hoeverre deze hypotheses verworpen kunnen worden op basis van de overige onderzoeksresultaten.

Voor het onderzoek is uitgegaan van de hypotheses:

  • Bovengrond: verdacht voor bodemverontreiniging met stoffen uit het standaardpakket voor landbodem. Deze hypothese kan op basis van de onderzoeksresultaten worden verworpen.
  • Ondergrond: onverdacht voor bodemverontreiniging. De ondergrond is niet onderzocht. Deze hypothese kan vooralsnog worden gehandhaafd.
  • Grondwater: onverdacht voor bodemverontreiniging. Het grondwater is niet onderzocht. Deze hypothese kan vooralsnog worden gehandhaafd.

Voor het onderzoek naar asbest is uitgegaan van de hypothese(s):

  • Boven- en ondergrond: onverdacht voor verontreiniging met asbest. Er is daarom geen gericht veld- of analytisch onderzoek naar asbest in deze laag uitgevoerd. Deze hypothese kan worden gehandhaafd.

De op de onderzoekslocatie gevonden waarden in de bovengrond zijn onder de achtergrondwaarde waardoor er geen aanleiding is tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek.

Conclusie

De bodem is geschikt voor de beoogde ontwikkeling.

4.2 Niet-gesprongen Explosieven

Toetsingskader

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen. Schouwen-Duiveland heeft tijdens de oorlog zwaar geleden onder het oorlogsgeweld. Verspreid over het eiland hebben bombardementen en artilleriebeschietingen plaatsgevonden, hebben er vele verdedigingsstellingen en mijnenvelden gelegen en zijn verschillende vliegtuigen en bommen neergekomen. Deze en andere gebeurtenissen hebben er toe geleid dat er een kans bestaat dat conventionele explosieven (CE) in de bodem zijn achtergebleven. Om inzicht te geven in de acties die nodig zijn met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) is de 'Beleidsnota conventionele explosieven' opgesteld.

De potentiële aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE's) kan een bedreiging zijn bij grondroerende werkzaamheden en kan tot vertraging leiden in de planvorming en -uitvoering. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft beleid opgesteld over de omgang met NGE's. Op basis van historisch onderzoek is een beleidskaart opgesteld. Deze kaart geeft aan in welk gebied er meer of minder risico is op het aantreffen van niet gesprongen explosieven. Per gebied gelden verschillende voorwaarden. Wanneer een gebied bestemd wordt in een risicogebied, worden ontwikkelingen in dit gebied getoetst aan het beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0012.png"

Figuur 4.1 Aandachtsgebied niet-gesprongen explosieven, rood omkaderd het plangebied (Bron: Gemeente Schouwen-Duiveland, bewerking Rho adviseurs)

Toetsing

De beoogde locatie voor het centrumgebouw valt binnen een gebied met hoge trefkans op niet-gesprongen explosieven. Op de locaties hebben echter na 1945 diverse werkzaamheden plaatsgevonden waarbij de grond geroerd is. De kans op het alsnog aantreffen van niet-gesprongen explosieven is dus klein, ervan uitgaande dat deze destijds al ontdekt en verwijderd zijn. Op de uitbreidingslocatie hebben zover uit historisch onderzoek blijkt geen oorlogshandelingen plaatsgevonden.

Conclusie

Aanvullend onderzoek naar niet-gesprongen explosieven in niet noodzakelijk. Werkzaamheden rondom het centrumgebouw moeten wel uitgevoerd worden volgens het protocol 'Toevalstreffers CE uit de Tweede Wereldoorlog'.

4.3 Archeologie

Toetsingskader

Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.

Op basis van de huidige wetgeving zijn de gemeenten in Nederland verantwoordelijk voor het behoud van het archeologisch bodemarchief. Omdat ruimtelijke ingrepen gevolgen kunnen hebben voor dit bodemarchief, moeten gemeenten bij de besluitvorming archeologie als volwaardige factor meenemen in de belangenafweging. Om dit op een verantwoorde en transparante wijze te kunnen doen is gemeentelijk archeologie beleid wenselijk. De gemeente beschikt over een vastgesteld beleidsplan archeologie. Dit archeologie beleid is voorzien van een gedetailleerde beleidskaart, die een overzicht geeft van gekende en te onderzoeken waarden. Zo zijn de gekende waarden onderverdeeld in: terrein van zeer hoge archeologische waarde, terrein van hoge archeologische waarde en terrein van archeologische waarde. In de te onderzoeken waarden is een onderscheid gemaakt in onderzoeksgebied A en B. De beleidskaart is gedetailleerder dan de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW).

Toetsing

Archeologisch onderzoek nieuw centrumgebouw

In opdracht van R.O. Advies is in december 2020 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd op de locatie waar het te realiseren centrumgebouw komt. De rapportage is toegevoegd in bijlage 7.

Uit het onderzoek blijkt dat er zich oude getijdenafzettingen bevinden op de locatie, afgedekt met veen. In geen van de boringen is echter een intact veenprofiel aangetroffen. Oude duin- en/of zandstranden zijn tevens niet aangetroffen. Bij de voorgenomen ontwikkeling worden naar verwachting geen archeologische resten verstoord. Echter, ondanks dat er bij het vooronderzoek geen behoudenswaardige archeologische waarden werden aangetroffen, is er wel een kans aanwezig dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase van de graaf- en inrichtingswerkzaamheden aan het licht komen. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht e. artikel 5.10 van de Erfgoedwet. Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook attent te zijn op eventuele vondsten. Tevens wordt door het onderzoeksbureau geadviseerd in het nieuwe bestemmingsplan een dubbelbestemming archeologie op te nemen, met een vrijstellingsdiepte tot 3,5 m -NAP. Deze dubbelbestemming is opgenomen in de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 8'.

Archeologisch onderzoek uitbreidingslocatie

In opdracht van de gemeente Schouwen-Duiveland is in maart 2003 een archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van de uitbreidingslocatie. De rapportage is toegevoegd in bijlage 8.

Op basis van de landschappelijke gegevens en de bewoningsgeschiedenis is aan het onderzoeksgebied een lage tot middelhoge archeologische verwachtingswaarde toegeschreven. Uit het inventariserend veldonderzoek blijkt dat eventuele archeologische resten in de ondergrond reeds zijn verstoord. De locatie wordt als niet-behoudenswaardig aangemerkt. Nader onderzoek is daarmee niet noodzakelijk.

In februari 2011 is in opdracht van de gemeente Schouwen-Duiveland opnieuw een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit vanwege de beoogde kwaliteitsverbetering op locatie en de aanleg van een fietspad langs de Lagezoom. In dit rapport wordt verwezen naar de rapportage uit 2003. Aangegeven wordt dat deze rapportage geactualiseerd moet worden. De rapportage uit 2011 geeft daar invulling aan en is toegevoegd in bijlage 9.

Uit dit onderzoek blijkt dat de bodem inderdaad zodanig is verstoord dat voor de perioden late IJzertijd/Romeinse tijd tot de Nieuwe tijd er een lage verwachting geldt op het aantreffen van archeologische resten. Voor de Nieuw tijd is de verwachting op bewoning ook laag, de verwachting op het aantreffen van infrastructuur en perceelsgreppels is middelhoog. Archeologisch vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. In dit bestemmingsplan is er voor dit deel van het plangebied dan ook geen dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen.

Overige gronden

Voor de overige gronden in het plangebied is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. De geldende dubbelbestemming ('Waarde - Archeologie - 6') is dan ook overgenomen in dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. De uitgangspunten uit de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met cultuurhistorie. Hierin is opgenomen dat gemeenten bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening moeten houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.

Toetsing

Op de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zeeland, figuur 4.2, is te zien dat er in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. In de nabije omgeving van het plangebied zijn een aantal historische objecten gelegen. Aan de Lagezoom 27 is een rijksmonument en historische boerderij aanwezig. Dit betreft een woonhuis uit 1664 en een aangebouwde houten schuur uit 1953. De beoogde herinrichting en uitbreiding vormen geen belemmering voor cultuurhistorische waarden, omdat deze geen invloed hebben op de nabij gelegen cultuurhistorische objecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0013.png"

Figuur 4.2 Cultuurhistorische waardenkaart, rood omkaderd het plangebied (Bron: Provincie Zeeland)

Conclusie

Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Waterhuishouding

Toetsingskader

Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het vooroverleg.

Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd.

Toetsing en conclusie

Uit het aanmeldformulier uit bijlage 10 blijkt dat binnen het plangebied voldoende ruimte is voor de benodigde watercompensatie. De daadwerkelijke invulling is uitgewerkt in een waterbergingsplan en wordt nog nader afgestemd met het waterschap Scheldestromen. Voor het overige zijn er geen belangrijke aandachtspunten voor de waterhuishouding.

4.6 Verkeersaspecten

Om de verkeerskundige gevolgen van de ontwikkeling te onderzoeken is een memo opgesteld waarin beoordeeld wordt of de ontsluitingswegen voldoende capaciteiten bieden om de verkeerstoename op een goede en verkeersveilige manier af te wikkelen, deze memo is opgenomen in bijlage 11. De hoofdlijnen uit de memo zijn opgenomen in onderstaande paragraaf.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten via de Roelandsweg. Tegenover de bestaande ingang bevinden zich een transferium en busstation. De Roelandsweg is ingericht als gebiedsontsluitingsweg. Ter hoogte van de ingang geldt een maximum snelheid van 30 km/u. De Roelandsweg sluit ter hoogte van de Lagezoom via een rotonde aan op de N652. Deze weg verbindt Renesse met de rest van Schouwen-Duiveland en via de N57 met Brabant en Rotterdam.

In de toekomstige situatie wordt de hoofdontsluiting verplaatst naar de Lagezoom. De ontsluiting aan de Roelandsweg zal dan enkel benut worden voor het showterrein en vrachtleveringen. Ter hoogte van veld 5 blijft de bestaande ontsluiting op de Roelandsweg behouden. Deze zal net als in de huidige situatie in de basis afgesloten zijn. Ter hoogte van de ondersteunende technische faciliteiten in het zuidoosten van het plangebied blijft de bestaande ontsluiting op de Roelandsweg tevens behouden. Deze zal incidenteel gebruikt worden voor bevoorrading. Beide ontsluitingen kunnen tevens dienen als calamiteitenontsluiting.

Mede naar aanleiding van zienswijzen is besloten om de ingang van de camping op de Lagezoom meer naar het noordoosten te verplaatsen, zodat de ingang dichter bij de rotonde op de Roelandsweg komt te liggen en er voor gasten die zich naar de provinciale weg begeven in substantieel mindere mate aanleiding is om richting de Kooijmansweg te rijden. Het bestemmingsplan en de relevante bijlagen zijn daarop aangepast.

Langzaam verkeer

Langs de westzijde van de Roelandsweg ligt tussen Hogezoom en Lagezoom een vrijliggend fietspad in twee richtingen. Dit fietspad kruist de weg ter hoogte van de planontwikkeling. Vanaf hier kunnen fietsers via het transferium het centrum van Renesse op een snelle manier bereiken. Het fietspad sluit in het noorden tevens aan op de rotonde met de Hogezoom. Vanaf de rotonde wordt het fietsverkeer op de Hogezoom zowel in westelijke richting als in de richting van het centrum van Renesse gemengd met de gemotoriseerde verkeer. Langs de Vroomweg (noordelijke tak van de rotonde) is nog wel een vrijliggend fietspad aanwezig en hoeft het fietsverkeer zich niet te mengen met het gemotoriseerde verkeer.

Vanaf de bestaande ontsluiting van de camping aan de Roelandsweg loopt het tweerichtingen-fietspad door richting de Lagezoom. Dit fietspad langs de Lagezoom eindigt ter hoogte van de Kooijmansweg. Langs de Kooijmansweg tussen Lagezoom en de N652 ligt aan de oostzijde van de rijbaan een vrijliggend fietspad. Op het gedeelte van de Kooijmansweg tussen de Lagezoom en de Hogezoom deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer.

Voor de voetganger zijn in de huidige situatie verschillende mogelijkheden om het centrum van Renesse en het strand te bereiken. De meest directe route loopt vanaf de ingang van de camping aan de Roelandsweg, via het transferium en de Wilhelmina-weg. De Wilhelminaweg is een verkeersluwe weg en is gesloten voor autoverkeer. Fietsers en voetgangers mogen hier wel gebruik van maken en delen samen de verkeersruimte.

De fiets- en voetgangersverbindingen blijven in de toekomst gelijk.

Openbaar verkeer

Het plangebied is goed bereikbaar met openbaar vervoer. Binnen 50 meter loopafstand tegenover de huidige hoofdingang van de camping ligt een transferium waar streekbussen halteren. Lijn 104 en 133 halteren voor de richting Spijkenisse metrostation, Oude-Tonge busstation, Middelburg busstation en Westenschouwen Dorp.

Verkeersgeneratie

Huidige situatie

In de huidige situatie zijn maximaal 512 standplaatsen mogelijk op de camping en is een showterrein aanwezig met verkooppunt evenals enkele centrumvoorzieningen die bevoorraad moeten worden. De standplaatsen zijn onder te verdelen in stacaravans (voor toeristisch en permanent gebruik) en kampeerhuisjes. De verkeersgeneratie is berekend door middel van het stappenplan uit de Agenda Toerisme 2018-2026 van de gemeente Schouwen- Duiveland. De camping genereert in de huidige situatie 1.541 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag en 1.689 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie komen er 77 standplaatsen bij en is het per standplaats mogelijk 6 bedden te hanteren. Het showterrein blijft behouden en de centrumvoorzieningen worden vernieuwd. De verkeersgeneratie is berekend door middel van het stappenplan uit de Agenda Toerisme 2018-2026 van de gemeente Schouwen-Duiveland. De camping genereert in de toekomstige situatie op een gemiddelde weekdag 2.664 mvt/etmaal en op een gemiddelde werkdag 2.923 mvt/etmaal. Dit is een verkeerstoename van 2.923-1.689= 1.234 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag.

Verkeerstoedeling

Bestaande situatie

In de huidige situatie wikkelt de volledige verkeersgeneratie van 1.689 mvt/etmaal zich af via de hoofdontsluiting van de camping aan de Roelandsweg. Er wordt vanuit gegaan dat 100% van de bezoekers van de camping (standplaatsen en showterrein) in zuidelijke richting rijdt richting de N652. Ook het vrachtverkeer voor de bevoorrading zal via de N652 de camping bereiken. Van het personeel zal 50% in noordelijke richting en 50% in zuidelijke richting rijden. Vandaar de 26 mvt/etmaal in noordelijke richting en de 1.1663 mvt/etmaal (1.689-26) in zuidelijke richting.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt de hoofdontsluiting verplaatst naar de Lagezoom. De ontsluiting aan de Roelandsweg zal dan enkel benut worden voor het showterrein en vrachtleveringen. Dit betekent dat 4 mvt/etmaal direct wordt afgewikkeld via de Roelandsweg. De overige verkeersgeneratie van de toekomstige situatie (2.923-4 = 2.919 mvt/etmaal) wordt straks afgewikkeld via de Lagezoom. Dit betreft zowel het personeel als de bezoekers van de camping (standplaatsen). Aangenomen wordt dat het merendeel van het verkeer naar de Roelandsweg zal afwikkelen (90%) en een kleiner deel (10%) via de Kooijmansweg. Om deze afwikkeling te bevorderen wordt bij de uitgang van de camping een adviesbord geplaatst met de rijrichting naar de Roelandsweg. Ook is de hoofdentree ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan richting de Roelandsweg verplaatst. Dit draagt er aan bij dat het voor het verkeer logischer wordt om te kiezen voor de richting Roelandsweg.

Op het kruispunt van de Roelandsweg en de Lagezoom (net ten noorden van de rotonde) komen de twee verkeerintensiteiten (4 mvt/etmaal en 2.627 mvt/etmaal) weer bij elkaar. Op dit klein stukje wegvak zullen in de toekomst 2.631 mvt/etmaal afgewikkeld worden.

Verkeersafwikkeling en cumulatie

Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling en de cumulatie wordt verwezen naar bijlage 11. Geconcludeerd kan worden dat de wegenstructuur de verkeersgeneratie van voorliggende ontwikkeling en ontwikkelingen voldoende en veilig kan afwikkelen.

Parkeren

De parkeerbehoefte voor alle standplaatsen kan volledig worden opgelost op eigen terrein en leidt daarmee niet tot knelpunten. De onderbouwing hiervoor is opgenomen in paragraaf 2.2. en zit in het kwaliteitsverbeteringsplan (zie bijlage 1).

Conclusie

De verkeerstoename en wijziging in de wijze van ontsluiten van de camping leidt niet tot knelpunten op het omliggend wegennet. Hierbij is ook rekening gehouden met gecumuleerde effecten vanuit omliggende plannen. De parkeerbehoefte voor alle functies kan volledig worden opgelost op eigen terrein waardoor er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om de parkeerbehoefte op te vangen. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.7 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situatie bedraagt 63 dB.

Voor verblijfsrecreatie wordt in de gemeente Schouwen-Duiveland hetzelfde beleid gehanteerd als voor reguliere woningen.

Toetsing en conclusie

Camping De Oase ligt binnen de geluidzone van de Roelandsweg, de N652, de Kooijmansweg en de Lagezoom. Om deze reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai. Het onderzoek is toegevoegd in bijlage 12.

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de Roelandsweg, de N652, de Kooijmansweg en de Lagezoom op de buitenste zijden van het recreatieterrein de 48 dB grens op meerdere plekken overschreden wordt. Uit een vergelijking met de planontwikkeling blijkt dat alle recreatieve eenheden op de verschillende standplaatsen in deze zones buiten de 48 dB contour liggen. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling nemen de verkeersbewegingen in zijn algemeenheid toe (zie paragraaf 4.6 en bijlage 11). Voor toetsing van het uitstralingseffect bestaat geen wettelijk kader. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat bij een toename van de verkeersomvang met meer dan 40% sprake is van een geluidstoename van meer dan 1,5 dB (wat voor het menselijk oor hoorbaar is). Alleen voor de Lagezoom (tussen de Roelandsweg en de Kooijmansweg) zal dit het geval zijn. Omdat hier geen andere geluidgevoelige objecten zoals woningen aanwezig zijn, zijn relevante negatieve uitstralingseffecten naar de omgeving dan ook uitgesloten.

4.8 Milieuhinder En Bedrijven

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of visa versa:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.

Op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering dienen voor verschillende bedrijfsactiviteiten richtafstanden aangehouden te worden. De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning. De afstanden moeten als indicatief worden gezien. Doordat de omvang van bedrijven kan verschillen en omdat bedrijven maatregelen kunnen nemen om de invloed te beperken, kan de invloedssfeer in werkelijkheid afwijken. De uiteindelijke afstemming tussen de hinder van het bedrijf en de omgeving wordt geregeld in het kader van de Wet milieubeheer.

Toetsing

Ten zuidwesten van het plangebied zijn de omliggende gronden in gebruik als agrarische gronden. Grondgebonden agrarische bedrijven, zoals akkerbouw- fruitteelt- en veeteeltbedrijven zijn hier toegestaan. Op basis van de Provinciale Omgevingsverordening 2018 (artikel 2.17) dient daarom rekening gehouden te worden met een aan te houden richtafstand van 50 meter. Tussen de agrarische gronden en de daadwerkelijke recreatieobjecten op het uitbreidingsdeel ligt de Kooijmansweg, een fietspad en een groenzone. Hiermee is voldoende afstand om de bedrijfsvoeringen elkaar onderling niet te belemmeren.

Ten zuiden, op de hoek van de Kooijmansweg en de Lagezoom zijn woningen aanwezig en een minicamping. Voor kampeerterreinen geldt een richtafstand van 50 meter voor geluid en 30 meter voor geur. Binnen deze afstand zullen geen standplaatsen worden gerealiseerd.

Aan de westzijde aan de Lagezoom bevindt zich bedrijventerrein 'Duinzoom'. Hier bevinden zich een bouwmarkt, een leverancier van bouwmaterialen, een afvalverwerkingsbedrijf en een taxibedrijf. Voor bouwmarkten, tuincentra en hypermarkten geldt een richtafstand van 30 meter voor geluid. Het aanwezige afvalverwerkingsbedrijf valt onder vuiloverslagstations. Voor vuiloverslagstations geldt een richtafstand van 300 meter voor geluid en 200 meter voor geur. Groep V past binnen de omschrijving opslaggebouwen (verhuur opslagruimte). De richtafstand hiervoor bedraagt voor geluid 30 meter. De afstand van het plangebied tot het afvalverwerkingsbedrijf bedraagt circa 450 meter. De afstand tot de eerder genoemde bedrijven op bedrijventerrein 'Duinzoom' bevinden zich op circa 250 tot 450 meter afstand. Binnen deze afstand zullen geen standplaatsen worden gerealiseerd. Er wordt aan de richtafstanden voldaan.

Het nieuwe centrumgebouw wordt op gelijke afstand tot de woningen aan de Roelandsweg gerealiseerd als nu het geval is. Planologisch blijft de grens tussen het bouwvlak en de aangrenzende woonbestemming gelijk. Hier blijft de bestemming ook hetzelfde. Een nadere toetsing aan de richtafstanden is daarmee niet van toepassing.

Conclusie

Er is en blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat. Vanuit het aspect milieuhinder bestaan er daarmee geen belemmeringen voor onderliggend bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Dit onderdeel van de Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2)1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10)2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³
  1. 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  2. 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de uitoefening van de bevoegdheden/realisatie van de beoogde ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de uitoefening van de bevoegdheden/realisatie van de beoogde ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project veroorzaakt een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Toetsing

Ten gevolge van de ontwikkeling zal de verkeersgeneratie met 1.123 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) toenemen (zie bijlage 11). Hierbij is uitgegaan van een vrachtverkeerpercentage van maximaal 0,2%. Dit is beduidend hoger dan het feitelijk aandeel vrachtleveringen (2 mvt/etmaal).

Met behulp van de NIBM-tool is onderzoek gedaan of de verkeersgeneratie mogelijk een in betekende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Er is namelijk geen sprake van een toename van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 met 3% of meer. Daarom is nader onderzoek niet noodzakelijk. In onderstaande figuur zijn de rekenresultaten uit de NIBM-tool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0014.jpg"

Figuur 4.3 NIBM-tool (Bron: Rho adviseurs)

Conclusie

De ontwikkeling van de camping draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.10 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming (Wnb)

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied, in ieder geval voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • er zijn geen alternatieve oplossingen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland

In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos , wezel en woelrat.

Toetsing

Gebiedsbescherming

Natura-2000

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De afstand tot een Natura 2000-gebied bedraagt circa 300 meter. Dit betreft het Natura 2000-gebied 'Kop van Schouwen' (zie figuur 4.4.).

De ontwikkeling betreft het uit gebruik halen van ruim 8,4 hectare agrarische grond en de uitbreiding en herinrichting van de camping. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een stikstofonderzoek voor de aanleg- en gebruiksfase uitgevoerd, waarbij tevens is ingegaan op verschillende scenario's. De resultaten hiervan zijn vervat in bijlage 13. Uit de rekenresultaten blijkt dat nergens binnen de relevante Natura 2000-gebieden sprake zal zijn van een toename van de depositie als gevolg van het project dat dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Op een groot deel van het omliggende duingebied zal juist sprake zijn van een daling van de depositie. Concreet betekent dit dat de beoogde ontwikkeling geen significante gevolgen voor een Natura-2000-gebied heeft en ook niet tot een vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming leidt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0015.png"

Figuur 4.4 Ligging van de planlocatie (rood omkaderd) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)

Natuurnetwerk Zeeland

Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Het meest dichtstbijzijnde gebied wat deel uitmaakt van het NNZ, bevindt zich aan de Roelandsweg en ligt op ongeveer 30 meter. Hiermee ligt dit gebied binnen de 100 meter afwegingszone rond natuurgebieden (art. 2.27 OVZ 2018). Om deze reden moet onderbouwd worden dat de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurgebied niet onevenredig worden aangetast.

Het betreft de volgende natuurtypen:

  • N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland
  • N12.06 Ruigteveld
  • N14.03 Haagbeuken- en essenbos
  • N17.06 vochtig en hellinghakhout

Natuurtypen - BIJ12 noemt per natuurtype verschillende kwalificerende soorten planten, insecten en broedvogels. Deze zijn bepalend voor de biotische kwaliteit per natuurtype.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0016.png"

Figuur 4.5 Ligging plangebied (rood omkaderd) ten opzicht van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)

Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk zijn effecten als areaalverlies en versnippering niet aan de orde. Ook de waterhuishouding wordt niet gewijzigd. Denkbare effecten zijn slechts vermesting en verzuring door toename van de stikstofdepositie en verstoring door licht, geluid en beweging. Uit de verschilberekening in AERIUS Calculator op een drietal extra rekenpunten op de rand van het NNZ blijkt dat er sprake zal zijn van een forse afname van de depositie ter plaats (5 tot 8 mol/ha/jr). Verstoring door licht of beweging vanuit het plangebied zal niet optreden door de hoge wal en de dichte beplanting langs de rand van het terrein (zie onderstaande figuur). De wal schermt ook het geluid van het recreatieterrein af. Daarnaast is het aangrenzende NNZ reeds verstoord door het verkeer op de Roelandsweg en de N652. Tenslotte zal er ook geen sprake zijn van extra recreatiedruk op het aangrenzende NNZ, aangezien dit niet toegankelijk is. De beoogde ontwikkeling van het recreatieterrein is niet van invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0017.jpg"

Figuur 4.6 Situatie Natuurnetwerk Zeeland en Camping De Oase gezien vanaf de Roelandsweg

Soortenbescherming

Voor de ontwikkeling zijn twee quickscans flora en fauna uitgevoerd. Eén quickscan is uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van het nieuwe centrumgebouw, de tweede is uitgevoerd voor de uitbreidingslocatie. Voor beide deellocaties zijn ook nadere onderzoeken uitgevoerd.

Ecologisch onderzoek nieuw centrumgebouw

Ten behoeve van de realisatie van het centrumgebouw wordt bestaande bebouwing (deels) gesloopt. Hiervoor is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 14.

Vleermuizen

Middels aanvullend onderzoek moet meer duidelijkheid worden verkregen voor wat betreft de aan- of afwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de winkel en de werkschuur. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren naar de functies als zomer-, paar- en kraamverblijf van de onderzoekslocatie voor de vleermuissoorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger.

Kleine marterachtigen

De onderzoekslocatie kan door kleine marterachtigen worden gebruikt als foerageergebied, migratieroute en schuilplaats. Vaste rust- of verblijfsplaatsen zijn niet te verwachten. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren naar de functie van de onderzoekslocatie voor kleine marterachtigen.

Konijn

Op de onderzoekslocatie kunnen burchten aanwezig zijn die door konijnen worden gebruikt als vaste verblijfplaats. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren naar de functie van de onderzoekslocatie voor konijnen. Dit in combinatie met het nader onderzoek naar kleine marterachtigen.

Huismus

De onderzoekslocatie bevat elementen die onderdeel kunnen zijn van het functioneel leefgebied van de huismus. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren naar het functioneel leefgebied van de huismus.

Algemene broedvogels

De onderzoekslocatie bevat (potentiële) nestgelegenheden voor algemene broedvogels. Overtredingen van de Wet natuurbescherming kunnen worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal tussen begin maart en september) uit te voeren. Wanneer de aanwezige beplanting buiten het broedseizoen wordt gesnoeid of verwijderd, wordt geadviseerd om ook het snoeiafval buiten het broedseizoen te verwijderen om broedgevallen hierin te voorkomen. Indien onverhoopt een dergelijke soort hierin tot broeden komt, mag het snoeiafval niet eerder worden verwijderd dan wanneer de jongen definitief zijn uitgevlogen. Indien werkzaamheden in het broedseizoen plaatsvinden dient voor aanvang van de werkzaamheden een broedvogelinspectie plaats te vinden.

Algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën

Met betrekking tot algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht waarbij al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het beschadigen van individuen te voorkomen. Extra aandacht is vereist bij het vergraven van holen en het verwijderen van opgeslagen materialen en de aanwezige hopen met tuinafval.

Overige soortgroepen

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde.

Nader onderzoek

Het genoemde nadere onderzoek naar vleermuizen, kleine marterachtigen, konijn en huismus is uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 16. Uit het onderzoek blijkt dat er geen beschermde functies voor vleermuizen zoals verblijfplaatsen aanwezig zijn. Er zijn wel enkele vleermuizen gehoord en gezien. De onderzoekslocatie heeft geen essentiële functie voor de soort. In het onderzoeksgebied zijn tijdens de veldbezoeken geen konijnen en kleine marterachtigen waargenomen. Ook zijn geen sporen van konijnen en kleine marters waargenomen. In het pand aan de Roelandsweg 6 (naast het plangebied) zijn 5 nestlocaties van huismussen aangetroffen. Vernieling is niet aan de orde. Verstoring wordt door de afscheidende dichte haag voorkomen. Wel zijn een kwetterplek en zandbad in het plangebied aanwezig. De kwetterplek en het zandbad (bloemperk) blijven onaangetast. Een ontheffing op basis van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Ecologisch onderzoek uitbreidingslocatie

Ter plaatse van de gronden waar de camping uitgebreid wordt is tevens een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 15.

Vleermuizen

De bomenrijen rond de onderzoekslocatie zijn in principe geschikt als vliegroute voor vleermuizen. De functionaliteit van de bomenrijen komt bij de voorgenomen ingreep niet in het geding. Ook vormt de onderzoekslocatie geschikt foerageerhabitat voor vleermuizen. Zowel met betrekking tot de vliegroute als tot het foerageergebied wordt geadviseerd om tijdens de werkzaamheden en in de permanente situatie vleermuisvriendelijke verlichting (amberkleurig, naar beneden gericht en met zo min mogelijk strooilicht) toe te passen.

Bunzing, wezel, hermelijn, konijn en haas

De onderzoekslocatie kan door bunzing, wezel, hermelijn, konijn en haas worden gebruikt als vaste rust- of voortplantingsplaats. Geadviseerd wordt nader onderzoek uit te laten voeren naar de functie van de onderzoekslocatie voor bovengenoemde soorten.

Rugstreeppad

De voorgenomen werkzaamheden op de onderzoekslocatie kunnen geschikt habitat creëren voor de rugstreeppad. Het wordt daarom geadviseerd om de werkzaamheden van start tot afronding binnen de winterrustperiode van de rugstreeppad uit te voeren (tussen half november en half maart).

Algemene broedvogels

De onderzoekslocatie bevat (potentiële) nestgelegenheden voor algemene broedvogels. Overtredingen van de Wet natuurbescherming kunnen op voorhand worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal tussen begin maart en september) uit te voeren. Wanneer de aanwezige beplanting buiten het broedseizoen wordt gesnoeid of verwijderd, wordt geadviseerd om ook het snoeiafval buiten het broedseizoen te verwijderen om broedgevallen hierin te voorkomen. Indien onverhoopt een dergelijke soort hierin tot broeden komt, mag het snoeiafval niet eerder worden verwijderd dan wanneer de jongen definitief zijn uitgevlogen.

Algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën

Met betrekking tot algemene grondgebonden zoogdieren en amfibieën dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht waarbij al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het beschadigen van individuen te voorkomen. Extra aandacht is vereist bij het vergraven van holen en het verwijderen van opgeslagen materialen en de aanwezige hopen met tuinafval.

Overige soortgroepen

Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde.

Nader onderzoek

Het genoemde nadere onderzoek naar de kleine marterachtigen, konijn en haas is uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in bijlage 17. Uit het nadere onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de bunzing, wezel of hermelijn kan worden uitgesloten. Ook de aanwezigheid van een vaste rust- of voortplantingsplaats van een konijn is uitgesloten. Tijdens het onderzoek zijn wel enkele hazen gezien. Vaste rust- of voortplantingsplaatsen zijn niet aangetoond. De omgeving van de onderzoekslocatie wordt gebruikt door hazen als foerageerhabitat. Niet kan worden uitgesloten dat de locatie zelf niet als foerageergebied dient.

Voor het voortbestaan van de lokale populatie hazen is het van belang dat voldoende foerageerhabitat beschikbaar blijft om de functionaliteit van vaste rust- en voortplantingsplaatsen in de omgeving te kunnen garanderen. Bij uitvoering van de voorgenomen plannen blijft voldoende foerageerhabitat beschikbaar in de omgeving om de lokale populatie hazen te kunnen voorzien. In de omgeving is in alle richtingen geschikt akkerland en geschikte natuur aanwezig. Er is geen sprake van een ontheffingsplicht op basis van de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten. Een vergunning of ontheffing Wet natuurbescherming is daarmee niet noodzakelijk.

4.11 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het in werking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid tussen bestaande en in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6-waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6-contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb, 2011) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Toetsing en conclusie

Binnen het plangebied is een propaantank (opslag) van 8 m3 aanwezig. Op de opslag van propaan in 1 of 2 opslagtanks en in hoeveelheden kleiner dan 13 m³, is het Activiteitenbesluit van toepassing. De propaantank (8 m³) heeft een PR 10-6 contour van 25 meter. Binnen deze afstand bevinden zich in de huidige en toekomstige situatie geen (beperkt) kwetsbare objecten. Verder is in de nabije omgeving van het projectgebied geen risicovolle inrichting aanwezig. Rondom het projectgebied vindt tevens geen relevant (bulk)vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.12 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Toetsing en conclusie

In het projectgebied ligt een drinkwatertransportleiding van Evides (zie figuur 4.7). Met deze leiding is rekening gehouden, door deze (inclusief leidingstrook) te voorzien van de dubbelbesteming 'Leiding - Water'. De nieuwe eenheden worden geplaatst conform de voorwaarden die Evides stelt aan werken nabij waterleidingen. Hierover zal nog nadere afstemming met Evides plaatsvinden. In of in de nabijheid van het projectgebied liggen ook diverse niet-planologisch relevante leidingen, zoals rioolleidingen, leidingen voor nutsvoorzieningen en drainageleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00344BphRE-VA01_0018.jpg"

Figuur 4.7 Waterleiding Evides (bron: Evides)

Op het moment van daadwerkelijke realisering van de voorgenomen ontwikkeling zal tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact (moeten) worden opgenomen met het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC), waarbij gemeld (moet) worden waar en wanneer wordt gegraven. Indien werkzaamheden in de dubbelbestemming 'Leiding - Water' plaatsvinden is een schriftelijk advies van Evides benodigd alvorens een eventueel benodigde vergunning kan worden afgegeven.

4.13 Klimaatadaptatie

Toetsingskader

In de Klimaatadaptatiestrategie voor Zeeland (KasZ) hebben de verschillende overheden vastgelegd hoe in Zeeland aangepast wordt aan het veranderende klimaat en de gevolgen daarvan. Denk hierbij aan wateroverlast en hitteproblematiek in bebouwd gebied, drinkwaterbeschikbaarheid, schade aan kabels en leidingen door zetting en toename van verzilting van de bodem door meer zoute kewel als gevolg van langdurige droogte en zeespiegelstijging. In de KasZ staan per doelgroep opgaven benoemd die moeten worden aangepakt.

Toetsing

In paragraaf 4.7 van de KasZ staan doelen benoemd ten aanzien van recreatie. In de planvorming is groen (in de vorm van hagen en bomen) als afronding per standplaats onderdeel van het kavelpaspoort. Hiermee wordt schaduwwerking op de standplaatsen bevorderd. Voor het overige worden op het terrein meerdere ruime groenstroken met bomen ingericht. Hemelwater kan vastgehouden worden en geeft verkoeling bij hitte. Ook is er voldoende ruimte voor het opvangen van buien en het zoeken van verkoeling in de zomer door de aanleg van een nieuwe sloot en speelvijver.

4.14 Besluit M.e.r

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Op 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een

m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen

milieueffectrapportage nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de

kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft.

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van de bestaande camping met 8,4 hectare. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een m.e.r-beoordelingsnotitie opgesteld op basis waarvan het bevoegd gezag op 13 september 2022 heeft besloten dat geen milieueffectrapportage voor de voorgenomen planontwikkeling noodzakelijk is. De m.e.r-beoordelingsnotitie is bijgevoegd in bijlage 18. Het besluit is bijgevoegd in bijlage 19.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Wettelijk Kader

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Ook de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke standaardregels voor de bestemmingsplannen zijn van belang voor bestemmingsplannen.

5.2 Regels

Op grond van SVBP2012 hebben de hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde.

  • In hoofdstuk 1 Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald.
  • In hoofdstuk 2 Bestemmingsregels zijn de regels opgenomen van de bestemmingen, zoals die op de verbeelding voorkomen. Het gaat daarbij om regels die het toelaatbaar gebruik van gronden regelen en regels voor het bouwen.
  • In hoofdstuk 3 Algemene regels bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelregel en de algemene bouwregels.
  • De overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4 geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 is de beoogde ontwikkeling beschreven. Hierna wordt ingegaan op de regels van de gehanteerde bestemmingen in relatie met de beoogde ontwikkeling.

Groen - Landschappelijk (Artikel 3)

Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande en uit te breiden groene randen rondom Camping De Oase en regelt primair de landschappelijke inpassing van het recreatieterrein door opgaande beplanting. Er is een standaardbreedte van 5 en 10 meter aangehouden voor het grootste deel van de inpassing. Deze corresponderen met de groene randen uit het kwaliteitsverbeteringsplan. Binnen de bestemming ligt op enkele locaties een aanduiding om voet- en fietspaden dan wel ontsluitingen (niet zijnde de hoofdentree) mogelijk te maken.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een hoogte van 3,5 meter. Ter bescherming van de hiervoor genoemde landschappelijke waarden zijn bepaalde werken en werkzaamheden alleen met een omgevingsvergunning toegestaan.

Recreatie - Kampeerterrein (Artikel 4)

De overige gronden van de camping hebben de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' gekregen. Dit in lijn met de bestaande bestemmingslegging op de huidige camping. Deze gronden zijn bestemd voor jaarrond recreatief nachtverblijf in stacaravans en kampeerhuisjes. Ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is één bedrijfswoning toegestaan. Ook is voor de locatie van het zwembad (in het noorden) een losse aanduiding opgenomen. Op deze plek zijn ook dienstverlening, personeelsvoorzieningen, ondersteunende horeca, ondersteunende detailhandel en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein (met specifieke maatvoering in oppervlakte) toegestaan. De aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' is hiervoor opgenomen. In het zuidoosten zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - techniek en personeel' kampeermiddelen en/of gebouwen voor de tijdelijke huisvesting van personeel toegestaan net als technische ruimtes en/of ruimtes voor opslag. Ter plaatse van het nieuwe receptiegebouw aan de Lagezoom is ook met een aanduiding gewerkt op slechts de receptie hier mogelijk te maken.

In de bouwregels zijn voor de diverse type verblijven op de verschillende locaties in het plangebied minimale en maximale maatvoeringen opgenomen. Dit wederom in lijn met het kwaliteitsverbeteringsplan. De totale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie (exclusief centrumvoorzieningen, ruimtes voor opslag ed.) mag daarbij niet meer bedragen dan 30.810 m2 oftewel 13% van de voor de activiteiten van Camping De Oase in de toekomst beschikbare gronden. In het noorden geldt een bebouwingspercentage van 50% om te borgen dat het centrumgebied ook deels vrij blijft van bebouwing en ruimte geeft aan voorzieningen voor spelen.

In de specifieke gebruiksregels is vastgelegd dat uitsluitend permanente standplaatsen zijn toegestaan, in totaal maximaal 589 waarvan 550 ten behoeve van stacaravans en 39 ten behoeve van kampeerhuisjes. Het aantal toegestane standplaatsen per deelgebied (velden in kwaliteitsverbeteringsplan) is gekoppeld aan de diverse aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie -1 t/m 3'. Het maximaal aantal bedden ten behoeve van jaarrond recreatief nachtverblijf (exclusief bedrijfswoning en (tijdelijke) huisvesting werknemers) bedraagt ten hoogste 3.534. Hiermee zijn per recreatief verblijf maximaal 6 bedden toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is tevens geregeld dat er sprake moet zijn van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Ook zijn alleen ondersteunende horeca en detailhandel toegestaan. Het minimale aandeel aan sport- en spelvoorzieningen binnen de bestemming en het aantal parkeerplaatsen per standplaats zijn tevens vastgelegd in de specifieke gebruiksregels.

Ten behoeve van de borging van de verdere verduurzaming zijn tevens gebruiksregels opgenomen.

De vigerende en vanuit de gemeentelijke standaard bij de bestemming behorende wijzigingsbevoegdheden zijn voor zover benodigd overgenomen in dit bestemmingsplan. In dit geval betreft het alleen de wijzigingsbevoegdheid voor kampeerhuisjes.

Waarde - Archeologie - 6 (Artikel 5)

In het bestemmingsplan zijn twee archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. De dubbelbestemmingen zijn met een arcering op de verbeelding weergegeven. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 6' is overgenomen uit het geldend bestemmingsplan. Deze gronden zijn in het kader van voorliggend bestemmingsplan niet verder onderzocht.

De regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem. Hiervoor is het beleid zoals dat is vermeld in paragraaf 4.3 leidend. De regeling is gebaseerd op de standaardregels in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Waarde - Archeologie - 8 (Artikel 6)

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 8' is een nieuwe, niet in de standaardregels van de gemeente opgenomen, dubbelbestemming. Dit omdat aan deze dubbelbestemming een specifieke maatvoering gekoppeld is die samenhangt met het nadere advies wat is gekomen uit het archeologisch onderzoek verricht ter plaatse van het nieuwe centrumgebouw. Ook deze regeling heeft tot doel de bescherming en veiligstelling van het archeologisch erfgoed in de bodem.

Leiding - Water (Artikel 7)

Ter bescherming van de belangen van de drinkwatertransportleiding gelegen in het plangebied is de dubbelbestemming 'Leiding - Water' opgenomen.

Algemene regels

Deze algemene regels bestaan uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

Algemene bouwregels (Artikel 8)

Een regeling is opgenomen voor bestaande maten die afwijken van de voorgeschreven maten in deze regels. Het artikel betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht komen te vallen. In de bepaling is nadrukkelijk vastgelegd dat op de bedoelde bestaande afwijkingen het overgangsrecht niet van toepassing is. Verder is er een regeling opgenomen voor voldoende parkeergelegenheid (met daarbij behorende afwijkingsbevoegdheid).

Algemene gebruiksregels (Artikel 9)

Dit artikel is een bepaling uit de standaardregels van de gemeente Schouwen-Duiveland en bevat een verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de aan de grond gegeven bestemming(en).

Algemene afwijkingsregels(Artikel 10)

Voor ondergeschikte afwijkingen van de bestemmingsplanbepalingen is een algemene afwijkingsregel opgenomen.

Algemene wijzigingsregels(Artikel 11)

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe afwijkingen in maatvoering.

Overige regels(Artikel 12)

Dit artikel bevat twee subleden, namelijk de anti-dubbeltelregel en de verwijzing naar wettelijke regelingen zoals die gelden ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan.

Overgangs- en slotbepalingen

In artikel 13 is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Artikel 14 bevat de slotregel.

Hoofdstuk 6 Financiële Aspecten

6.1 Grondexploitatie En Kostenverhaal

In de Wet ruimtelijke ordening is verplicht kostenverhaal door de gemeente opgenomen. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (anterieure overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). Er is sprake van kostenverhaal (artikelen 6.2.3. tot en met 6.2.5. Besluit ruimtelijke ordening (Bro)) als een bouwplan zoals aangegeven in artikel 6.2.1 Bro wordt mogelijk gemaakt. Volgens dit laatste artikel gaat het om

  1. a. de bouw van een of meer woningen;
  2. b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  3. c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
  4. d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  5. e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
  6. f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling wordt het risico gedragen door Siblu (initiatiefnemer en eigenaar). De afspraken hierover zijn vastgelegd in de Overeenkomst tot wijziging van de 'Exploitatieovereenkomst Wet ruimtelijke ordening (WRO) voor een initiatief aan de Lagezoom c.q. Roelandsweg te Renesse' (met bijlagen). Deze overeenkomst is getekend door de exploitant/eigenaar en de gemeente Schouwen-Duiverland op 27 september 2022.

De aan de voorbereiding en realisatie van de planontwikkeling verbonden kosten worden gedragen door Siblu, waaronder ook eventuele planschadeclaims. Voor de gemeente zelf zijn er geen kosten verbonden aan de verwezenlijking van het plan. Verder omvat deze overeenkomst ook de principes op basis waarvan de ontwikkeling gerealiseerd wordt. Door middel van de anterieure overeenkomst is het kostenverhaal anderszins verzekerd.

6.2 Financiële Uitvoerbaarheid

Voorliggende ontwikkeling wordt geheel bekostigd door Siblu, waaronder ook eventuele planschadeclaims. Voor de gemeente Schouwen-Duiveland zijn er ten aanzien van de uitvoering geen financieel - economische risico's aan het initiatief verbonden. Camping De Oase heeft aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling financieel haalbaar is. Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid gewaarborgd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Resultaten Overleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerpbestemmingsplan op 24 augustus 2022 toegestuurd aan de volgende instanties (de wettelijke vooroverlegpartners):

  • Provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen;
  • Veiligheidsregio Zeeland.

Alle vooroverlegpartners hebben gereageerd. De reacties zijn hieronder samengevat en van beantwoording voorzien.

Provincie Zeeland

Samenvatting

Op 7 oktober 2022 heeft de provincie Zeeland gereageerd. Er zijn enkele opmerkingen geplaatst met betrekking tot verblijfsrecreatie, archeologie en natuur & landschap.

Verblijfsrecreatie

De locatie ligt net buiten de in de verordening aangewezen badplaats Renesse. Volgens artikel 2.10, 5e lid onder a. kan de uitbreiding worden toegelaten mits wordt voldaan aan de in bijlage D opgenomen uitgangspunten onder 1, voorwaarden A t/m D. De uitgangspunten zijn in het voorliggende bestemmingsplan onderbouwd. We geven enkele aandachtspunten mee:

  • Ruimtelijke kwaliteit – Hoe wordt het beheer en onderhoud van het landschap geborgd?
  • Economische haalbaarheid – Artikel 2.13 stelt dat er in het bestemmingsplan nog regels opgenomen moeten worden ter voorkoming van permanente bewoning.

Archeologie

Als bijlage is een archeologisch onderzoeksrapport uit 2003 toegevoegd dat nog in concept is. Verzocht wordt het definitieve rapport toe te voegen.

Natuur & Landschap

De onderbouwing van de conclusie t.a.v. de 100 meter afwegingzone rond natuurgebieden

(art. 2.27 OVZ 2018) ontbreekt in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland. Er wordt nu alleen gesteld dat er geen effecten zijn omdat de camping op voldoende afstand ligt.

Bij het onderdeel stikstof zijn in de berekening aardgas- en propaanemissies samen als vlakbron ingevoerd. Voor aardgas zou echter uitgegaan moeten worden van de exacte locaties van deze emissies (de gebouwen). Het is mogelijk dat hierdoor de uitkomst van de berekening beïnvloed wordt. Voor propaangas is de berekening als vlak correct doordat deze emissies verspreid zijn over het terrein. In de berekening zullen propaan en aardgas gesplitst moeten worden. Bij een nieuwe versie van de Aerius-calculator zal de (aangepaste) berekening met die versie uitgevoerd moeten worden.

Reactie

Verblijfsrecreatie

De eigen groendienst van Camping De Oase zal het landschap gaan beheren en onderhouden. Hiervoor wordt een beheerplan opgesteld passend bij het landschap. In begripsbepaling 1.51 'recreatief nachtverblijf' is reeds uitgesloten dat permanente bewoning mogelijk is. Onder artikel 4.3 (specifieke gebruiksregels) is een lid i ingevoegd waarmee permanente bewoning van stacaravans en kampeerhuisjes wordt uitgesloten.

Archeologie

Van het onderzoek uit 2003 bestaat geen definitieve versie. In 2011 is een actualiserend bureauonderzoek uitgevoerd. Deze is bijgevoegd bij het bestemmingsplan als bijlage 9.


Natuur & Landschap

Een effectbeoordeling in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland is toegevoegd aan paragraaf 4.10. In het stikstofonderzoek (bijlage 13) is een uitsplitsing gemaakt in aardgas- en propaangebruik en zijn de exacte locaties als vlak ingevoerd. De resultaten zijn na herberekening gelijk. Er is op basis van de nieuwste versie van Aerius gerekend.

Waterschap Scheldestromen

Samenvatting

Op 13 september 2022 heeft het waterschap Scheldestromen gereageerd. Het waterschap geeft aan dat er sprake is van een toename van verhard oppervlak van ongeveer 28.600 m2. De watercompensatieopgave is daarmee 2.145 m3. Geadviseerd wordt de watercompensatie zo dicht mogelijk aan de Lage Zoom te realiseren omdat daar de bergende schijf het grootst is. Verzocht wordt een waterhuishoudkundig plan voor te leggen aan het waterschap om wateroverlast te voorkomen.

Naar aanleiding van de reactie van het waterschap is contact gezocht. Op 10 oktober 2022 is een aanvullende reactie verstuurd vanuit het waterschap waarin is aangegeven dat het zomerpeil in het gebied NAP -2.10 meter is en het T100 peil NAP -1.29 meter. Advies is om de watercompensatie afwaterend naar de Lage Zoom aan te leggen omdat daar de bergende schijf -2.10 min -1.29 = 0.81 m1 is. De slootbodempeilen liggen daar in de buurt van het zomerpeil. Zowel de oostelijke bermsloot langs de Kooijmansweg (gem. NAP -1.30 meter) als westelijke bermsloot van de Roelandsweg (gem. NAP -1.60 meter) liggen hoger dan de noordelijke bermsloot van de Lage Zoom. Alles hoger dan NAP -2.10 meter gaat van de bergende schijf af en heeft tot gevolg dat er meer oppervlak nodig is om aan de benodigde m3`s watercompensatie te komen.

Bij compensatie met de grootst mogelijk bergende schijf is er 2.145 m3 : 0.81 m1 = 2.648 m2 nodig. Ook het nieuwe wateroppervlak loost direct op het oppervlaktewatersysteem en moet in de compensatieberekening worden meegenomen als verhard oppervlak. Geadviseerd wordt om een compensatieoppervlak te nemen van 2.700 m2. Verhard oppervlak wat via de bodem loost, dus indirect in het oppervlaktewater komt hoeft niet te worden gecompenseerd. Wegverharding dat via een berm/wadi afwatert is ook indirecte afvoer. Parkeerplaatsen met doorgroeistenen i.c.m dichte verharding en kolken wordt voor 50% meegeteld. Parkeerplaatsen met doorgroeistenen i.c.m dichte verharding zonder kolken is indirecte afvoer. Bij waterberging zonder afvoer naar het oppervlaktewater, dus afvoer via het grondwater, moet de toename van het verharde oppervlak worden vermenigvuldigt met 0.147 m1. Afvoer via het grondwater verloopt nu eenmaal langzamer dan via het oppervlaktewatersysteem.

Verder moet langs waterlopen in beheer en onderhoud van het waterschap (en gemeente) eenzijdig onderhoudsstroken vrij worden gehouden van 5.00 m1 breed. Waterlopen die vanaf de weg onderhouden kunnen worden behoeven geen extra onderhoudsstrook, mits er geen bermbeplanting staat.

Reactie

In bijlage 10 is de aangepaste watertoets opgenomen. Daarbij is de compensatieopgave herberekend, waardoor die uitkomt op 2.745 m2. Door te voorzien in 1.819 m2 nieuw water op het uitbreidingsterrein wordt voor een groot deel voorzien in deze opgave. Voor de overige 926 m2 aan oppervlak water dient nog een passende invulling gevonden te worden. Mogelijkheden zijn de westelijke bermsloot langs de Lage Zoom op de gronden van Camping De Oase (beperkt) te verbreden. Ook richting de ingang is ruimte voor extra waterberging. Daarnaast bevindt zich in veld 11 ruimte voor overloopparkeerplaatsen. Ook hier kan aanvullende waterberging gevonden worden. Samen met het waterschap zullen de mogelijkheden besproken en ingevuld worden.

Met de eis ten aanzien van de onderhoudsstroken is in de planvorming reeds rekening gehouden.

Veiligheidsregio Zeeland

Samenvatting

Voor de beoordeling van de beheersbaarheid bij een brand in het plangebied hanteert de Veiligheidsregio de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2012 van Brandweer Nederland. Geadviseerd wordt zorg te dragen voor de uitvoering van wegen en ontsluitingen conform de minimale vereisten voor toegang van een blusvoertuig. Opstelplaatsen moeten op maximaal 40 meter van kampeerverblijven worden gerealiseerd. Daarbij dienen ook de bijbehorende eisen in maatvoering in acht te worden genomen. Op de huidige camping is geen primaire bluswatervoorziening aanwezig. Geadviseerd wordt op strategische plaatsen een bluswatervoorziening te plaatsen op maximaal 100 meter van een opstelplaats. Bij het centrumgebouw moet een bluswatervoorziening aanwezig zijn met een capaciteit van minimaal 60 m3/uur. Binnen 1.000 meter is reeds een secundaire bluswatervoorziening aanwezig. In het plan is daarnaast in veld 12 een waterpartij opgenomen. Geadviseerd wordt de waterpartij conform alle eisen geschikt te maken als secundaire bluswatervoorziening.

Reactie

In het kader van het kwaliteitsverbeteringsplan is bij de aanleg van nieuwe wegen rekening gehouden met de minimale eisen vanuit de Veiligheidsregio Zeeland. Voor opstelplaatsen is ook voldoende ruimte. Het realiseren van primaire bluswatervoorzieningen en het waar mogelijk geschikt maken van de vijver als secundaire bluswatervoorziening zal in de nadere uitwerking van de plannen vorm krijgen.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Voor de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan worden verschillende fasen doorlopen. Voor een belangrijk deel zijn deze fasen wettelijk vastgelegd. De fase van een voorontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende inspraakprocedure is niet vast voorgeschreven. Hiervoor is niet gekozen.

Op 20 september 2022 zijn direct omwonenden en andere mogelijk belanghebbenden tijdens een informatieavond op het bestaande park geïnformeerd over de voorgenomen ontwikkeling. Naast (direct) omwonenden aan de Kooijmansweg, Roelandsweg, Lagezoom en Hogezoom waren ook de Dorpsraad Renesse, de Ondernemersvereniging Renesse, Vereniging Stad en Lande, Stichting Duinbehoud, Natuur- en Vogelwacht Schouwen-Duiveland en de Zeeuwse Milieufederatie uitgenodigd. Circa 40 personen hebben de avond bezocht, waaronder bijna alle genoemde verenigingen en stichtingen. Omwonden gaven hoofdzakelijk aan al lange tijd bekend te zijn met de ontwikkeling en er geen problemen mee te hebben. De bewoners ten zuidwesten van de beoogde ontwikkeling vinden het prettig dat er een open zicht blijft bestaan en de camping groen afgeschermd wordt. De verschillende verenigingen waren met name geïnteresseerd in de toe te voegen bebouwing en het aantal standplaatsen. Dit in relatie tot de provinciale regelgeving. Ook werd gevraagd naar de duurzaamheidsinvesteringen en de natuurwaarden die toegevoegd worden door de voorgenomen kwaliteitsverbetering. Naar aanleiding van de informatieavond zijn er geen wijzigingen in de planvorming doorgevoerd.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft gedurende zes weken (van 5 december 2022 tot en met 16 januari 2023) ter inzage gelegen. Tijdens deze periode van terinzagelegging heeft eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar kunnen maken op het ontwerpbestemmingsplan. Van deze gelegenheid is door acht reclamanten gebruik gemaakt. De ingediende zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn ingediend en ontvangen en zijn daarmee ontvankelijk. De zienswijzen zijn samengevat en van beantwoording voorzien. De zienswijzen leiden tot aan aangepaste vaststelling van het bestemmingsplan. De nota van beantwoording zienswijzen is bijgevoegd in bijlage 20.

Bijlage 1 Kwaliteitsverbeteringsplan

Bijlage 1 Kwaliteitsverbeteringsplan

Bijlage 2 Duurzaamheidsplan

Bijlage 2 Duurzaamheidsplan

Bijlage 3 Laddertoets

Bijlage 3 Laddertoets

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Huidige Camping

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek huidige camping

Bijlage 5 Eindrapport Bodemonderzoek Uitbreidingslocatie I

Bijlage 5 Eindrapport bodemonderzoek uitbreidingslocatie I

Bijlage 6 Eindrapport Bodemonderzoek Uitbreidingslocatie Ii

Bijlage 6 Eindrapport bodemonderzoek uitbreidingslocatie II

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek Centrumgebouw

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek centrumgebouw

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek Uitbreidingslocatie 2003

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek uitbreidingslocatie 2003

Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek Uitbreidingslocatie 2011

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek uitbreidingslocatie 2011

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 11 Memo Verkeer En Parkeren

Bijlage 11 Memo verkeer en parkeren

Bijlage 12 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 12 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 13 Stikstofonderzoek

Bijlage 13 Stikstofonderzoek

Bijlage 14 Rapport Quickscan Flora En Fauna Centrumgebouw

Bijlage 14 Rapport quickscan flora en fauna centrumgebouw

Bijlage 15 Rapport Quickscan Flora En Fauna Uitbreidingsdeel

Bijlage 15 Rapport quickscan flora en fauna uitbreidingsdeel

Bijlage 16 Nader Onderzoek Flora En Fauna Centrumgebouw

Bijlage 16 Nader onderzoek flora en fauna centrumgebouw

Bijlage 17 Nader Onderzoek Flora En Fauna Uitbreidingsdeel

Bijlage 17 Nader onderzoek flora en fauna uitbreidingsdeel

Bijlage 18 M.e.r-beoordelingsnotitie

Bijlage 18 M.e.r-beoordelingsnotitie

Bijlage 19 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 19 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 20 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 20 Nota van beantwoording zienswijzen