KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 3
Artikel 4 Groen - Landschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Ligging En Plangrenzen
1.4 Vigerend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Het Project
2.1 Analyse Huidige Situatie
2.2 Beschrijving Project
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Inleiding
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Bodem
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Natuur
4.6 Verkeer En Parkeren
4.7 Water
4.8 Milieu Effect Rapportage
4.9 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Plansystematiek
5.3 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Business Park
Bijlage 2 Ontwikkelingsplan En Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 3 Stikstofberekening

Gouwepoort 3, Zierikzee

Bestemmingsplan - Gemeente Schouwen-Duiveland

Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Gouwepoort 3, Zierikzee met identificatienummer NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.7 achtergevel van een hoofdgebouw

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.8 achtergevellijn

het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.9 afgewerkt terrein

de gemiddelde hoogte van de grond die bouwwerken omringt; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de grond die bouwwerken omringt.

1.10 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.13 bestaand

ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijbehorend bouwwerk

  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.

1.17 bijgebouw

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.26 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.27 erfgrens

de grens van het erf.

1.28 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van een gebied, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.31 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 installaties

technische en/of mechanische installaties, niet in huis geplaatst, ten behoeve van het regelen van het binnenklimaat, zoals warmtepompen en airco's

1.33 ondergeschikte detailhandelsactiviteiten

detailhandel ondergeschikt én ondersteunend aan de hoofdactiviteit van een onderneming.

1.34 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.35 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afwerkt terrein, ten tijde van de vaststelling van dit plan.

1.36 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces.

1.37 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve recreatie.

1.38 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.39 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen en inlaten.

1.40 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.41 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.42 zijerf

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.43 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.44 zijgevellijn

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkt terrein en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.8 de vloeroppervlakte

de oppervlakte van voor mensen toegankelijke ruimte(n) van een gebouw.

2.9 de brutovloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte(n) gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

2.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten voor zover deze voorkomen in categorie 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels horende 'Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Business Park', met dien verstande dat een benzineservicestation zonder lpg (als bedoeld onder Sbi-1993 nummer 505.3) niet is toegestaan;
  2. b. detailhandelsbedrijven, uitsluitend in de branche:
    1. 1. auto's en aanverwante artikelen;
    2. 2. boten;
    3. 3. caravans;
    4. 4. landbouwwerktuigen;
  3. c. productiegebonden detailhandel die ondergeschikt is aan én ten dienste staat van de in dit artikel toegelaten bedrijvigheid met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte ten behoeve van productiegebonden detailhandel nooit meer dan 50 m² bedraagt;
  4. d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals verhardingen, voet- en fietspaden, inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en de afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de brandveiligheid en bereikbaarheid bij calamiteiten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Groen - Landschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. landschappelijke inpassing van achterliggende percelen door opgaande beplanting en/of dijklichamen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk - open structuur': landschappelijke inpassing in de vorm van een open structuur, bestaande uit grastaluds en verspreid enkele bomengroepen, zoals beschreven in Bijlage 2 Ontwikkelingsplan en kwaliteitsplan Business Park Zierikzee;
  3. c. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie;
  4. d. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen zoals waterpartijen, taluds, oevers, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter met dien verstande dat de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen ten hoogste 3,50 meter bedraagt.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd..

5.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

5.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1:

  1. a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  2. b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan

5.4 Warmtepompen en airco-installaties

installaties voor warmtepompen en airco's worden gebouwd op minimaal 3 meter achter de voorgelvellijn van een hoofdgebouw.

5.5 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

5.6 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen mogen geen licht naar boven uitstralen. Skybeamers zijn niet toegestaan.

5.7 Onoverdekte zwembaden

Bij een (bedrijfs)woning mag een onoverdekt zwembad worden gebouwd, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  2. b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  3. c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  4. d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

6.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  1. a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  2. b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  4. d. als woonwagenstandplaats;
  5. e. ten behoeve van lawaaisporten.

6.3 Geluid van installaties (zoals warmtepompen en airco's) op gevoelige bestemmingen

  1. a. Ter bescherming van de fysieke leefomgeving mag het gemiddelde geluidsniveau LAr,LT als gevolg van één of meer installaties, op de erfgrens niet meer bedragen dan 40 dB(A);
  2. b. de onder a aangegeven waarde op de erfgrens geldt ook bij geluidsgevoelige terreinen op de grens van het terrein;
  3. c. de controle op de voorschriften vindt plaats conform de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai of diens rechtsopvolger;
  4. d. als de uitstroomopening voor de lucht van de installatie op minder dan 5 meter van de erfgrens wordt geplaatst en de uitstroomopening voor de lucht is gericht op de erfgrens dient de installatie altijd te worden voorzien van een omkasting.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

7.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter, indien in de regels van de betreffende bestemming geen afwijkingsbevoegdheid voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is opgenomen. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  1. a. erfafscheidingen;
  2. b. overkappingen.

7.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.1 en lid 7.2 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  3. c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  4. d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid, bedoeld in lid 7.1, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

8.2 Wettelijke regelingen

Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van omgevingsvergunningen voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ' Gouwepoort 3, Zierikzee'

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Gouwepoort 3 is het bedrijf Your Surprise gevestigd. Het voornemen is de huidige bedrijfsbebouwing in noordelijke richting uit te breiden in dezelfde lijn als de bestaande bebouwing. In het geldende bestemmingsplan 'Zierikzee buiten de grachten' geldt de bestemming 'Bedrijf - 3' met bouwvlak en een maximum bouw- en goothoogte van 9 meter. De uitbreiding wordt gerealiseerd buiten het bestaande bouwvlak en heeft voor een deel een bouwhoogte van 18 meter en voor een deel een bouwhoogte van 22 meter. Het bouwplan is om deze redenen in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Om de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing planologisch mogelijk te maken, dient de ligging van de bestemming 'Bedrijf - 3', de grootte en ligging van het bouwvlak en de maximale bouwhoogte te worden gewijzigd. Dit bestemmingplan voorziet in deze wijzigingen om de realisatie van gewenste uitbreiding planologisch-juridisch mogelijk te maken.

1.2 Doel

Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.

1.3 Ligging En Plangrenzen

Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van Zierikzee op het bedrijventerrein 'Business Park Zierikzee'. Het plangebied is gelegen aan de westzijde van de Weg naar de Val (N256). Aan de zuidzijde van het plangebied is de bestaande bedrijfsbebouwing van Your Surprise gelegen. Aan de oostzijde van het plangebied is de Gouwepoort gelegen en aan de noordzijde wordt het plangebied omgeven door een waterpartij. Het plangebied is gelegen op de volgende kadastrale percelen:

  • ZRZ00, sectie N, perceelnummer 570 (7.349 m2)
  • ZRZ00, sectie N, perceelnummer 569 (1.355 m2)

Het plangebied heeft hiermee een totale oppervlakte van 8.704 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0001.png"

Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)

1.4 Vigerend Bestemmingsplan

Van toepassing is het op 9 april 2020 vastgestelde bestemmingsplan 'Zierikzee buiten de grachten'. Voor de gronden van het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf - 3', de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Groen-Landschappelijk'. Ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - 3' is een bouwvlak gelegen, geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 9 meter en geldt de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 7'. Binnen het wijzigingsgebied kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door binnen de bestemming Bedrijf - 3 zelfstandige kantoren toe te staan tot een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 1.000 m² of horecabedrijven, die voorkomen in de categorie 1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten, toe te staan. De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing van Your Surprise wordt gerealiseerd buiten het bestaande bouwvlak en heeft voor een deel een bouwhoogte van 18 meter en voor een deel een bouwhoogte van 22 meter. Het bouwplan is om deze redenen in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Ter plaatse van de bestemming 'Groen' geldt de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk - open structuur'. Deze functieaanduiding ziet op een landschappelijke inpassing in de vorm van een open structuur, bestaande uit grastaluds en verspreid enkele bomengroepen. Dit is beschreven in het Ontwikkelingsplan en kwaliteitsplan Business Park Zierikzee.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0002.png"

Afbeelding 2 | Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven en het voorgenomen plan toegelicht. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. Hoofdstuk 5 omvat de juridische aspecten, zoals de juridische toelichting per artikel. In hoofdstuk 6 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het Project

2.1 Analyse Huidige Situatie

Het plangebied is in de huidige situatie onbebouwd en aan de noord- en oostzijde landschappelijk ingepast. Aan de oostzijde van het perceel, grenzend aan de N256, is een grondwal gelegen (afbeelding 3). Aan de zuidwestzijde is reeds een ontsluiting op de Gouwepoort aanwezig. Aan de zuidzijde van het plangebied is de bestaande bedrijfsbebouwing van Your Surprise aanwezig (afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0003.png"

Afbeelding 3 | Huidige situatie plangebied (bron: Google Street View)

De bedrijfsbebouwing van Your Surprise, bestaande uit het kantoor en magazijnen, wordt gefaseerd gerealiseerd. Fase 1 en 2 zijn reeds gerealiseerd (afbeelding 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0004.png"

Afbeelding 4 | Fase 1 en 2 Your Surprise (bron: Google Street View)

2.2 Beschrijving Project

In de toekomstige situatie wordt binnen het plangebied een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing gerealiseerd. De bedrijfsbebouwing van Your Surprise wordt gefaseerd gerealiseerd. Fase 1 en 2 zijn reeds gerealiseerd (afbeelding 4). Fase 3 betreft de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing op perceel 1 (afbeelding 5). De te realiseren uitbreiding heeft een oppervlakte van 3.500 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0005.png"

Afbeelding 5 | Toekomstige situatie plangebied (bron: Denc)

Het is nog niet exact bekend op welke plaats binnen het gebouw welke functie gaat komen. Om deze reden kan de precieze invulling van de gevel in een nadere uitwerking nog afwijken. In de gevel worden glazen accenten geplaatst op de hoge hoekpunten. Hierdoor ontstaat een oplopende lijn in de gevel (afbeelding 6 en 7). Installaties op het dak zijn, vanwege een hogere dakrand, niet zichtbaar. Op 14 december 2020 ging de welstandscommissie akkoord met het voorgenomen bouwplan voor fase 2 en 3 onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. Aanvullend groen wordt aangebracht, zodat de externe installaties tussen de groene schollen en het gebouw niet zichtbaar zijn. Deze voorwaarde is in de huidige situatie reeds gerealiseerd, bij de uitbreiding wordt dit op een vergelijkbare manier toegepast. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de groeninpassing te waarborgen.
  2. 2. De containers aan de zijde van de Gouwepoort in een zwarte kleur worden uitgevoerd. Dit is reeds gerealiseerd.
  3. 3. Een totaaloverzicht van de gehele groenvoorziening rondom het gebouw wordt aangeleverd. Bij vergunningverlening dient een groeninpassingsplan te worden ingediend. Dit is voorwaardelijk opgenomen in de planregels.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0006.png"

Afbeelding 6 | Gevelaanzicht fase 1, 2 en 3 (bron: Denc)

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0007.png"

Afbeelding 7 | Impressie bezien vanaf de N256 (bron: Denc)

Het gebouw heeft binnen de drie fases verschillende bouwhoogten (afbeelding 8):

  • Fase 1 (perceel 2): 15 meter
  • Fase 2 (perceel 3): 10,5 meter en 15 meter
  • Fase 3 (perceel 1): 18 meter en 22 meter

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0008.png"

Afbeelding 8 | Dwarsdoorsnede met bouwhoogten (bron: Denc)

Aan de westzijde van de uitbreiding worden laad- en losdocks voor vrachtwagens gerealiseerd. Er wordt aan deze zijde eveneens een parkeerterrein aangelegd. Aan de noordzijde van het perceel wordt de landschappelijke inpassing in stand gehouden.

Klimaat en duurzaamheid

De gemeenteraad van Schouwen-Duiveland heeft ingestemd met de klimaatadaptatiestrategie Zeeland waarin aangegeven is dat nieuwbouw klimaatbestendig moet zijn. Steeds meer wordt er dus gekeken naar niet alleen waterveiligheid en wateroverlast maar ook naar hitte en droogte. De uitbreiding zal in lijn met de bestaande bebouwing plaatsvinden. Er is reeds in de huidige situatie sprake van een toekomstbestendig gebouw waarin aandacht is voor klimaatbeheersing. Daarbij zijn duurzame materialen gebruikt. Zonnepanelen en een warmtepomp maken deel uit van het plan. Het concrete bouwplan moet nog nader worden uitgewerkt. Bij de uitwerking van de buitenruimte wordt waar mogelijk rekening gehouden met de verandering van het klimaat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:

  1. 4. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 5. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 6. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 7. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies,
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan.

Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. Op basis van jurisprudentie wordt in beginsel een ondergrens van 500 m² nieuw ruimtebeslag of nieuw bruto-vloeroppervlak als ondergrens gehanteerd. Het huidige bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 2.278 m2 dat volledig bebouwd mag worden. In de toekomstige situatie heeft het bouwvlak een oppervlakte van 3.500 m2 dat eveneens volledig bebouwd mag worden. Met de voorgenomen uitbreiding wordt hiermee 1.222 m2 aan bedrijfsbebouwing toegevoegd. Hierdoor is sprake van een nieuw beslag op de ruimte.

Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling dient in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving van de behoefte opgenomen te worden. Bij het bepalen van de behoefte wordt gebruik gemaakt van lange termijn prognoses, over bedrijventerreinen voor het betreffende verzorgingsgebied in de komende 10 jaar. Het gevestigde bedrijf is gespecialiseerd in het verpakken en distribueren van cadeau-artikelen. Vanwege toenemende vraag aan deze artikelen is bedrijfsuitbreiding gewenst. Aangezien de uitbreiding voorzien is op een bestaand bedrijventerrein en de uitbreiding geen onaanvaardbare leegstand van bedrijfsruimte in de regio van het plangebied tot gevolg heeft, wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het aantonen van de behoefte op basis van de Prognose bedrijventerreinen Zeeland (2020) of het Bedrijventerreinenprogramma Schouwen-Duiveland (2017) is daarom niet aan de orde. Het plangebied heeft in de huidige situatie voor het overgrote deel reeds een bedrijfsbestemming. Dit maakt dat de beoogde ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is voorzien. Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Zeeland

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben op de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:

  1. 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  2. 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  3. 3. Een duurzame en innovatieve economie.
  4. 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:

  1. 1. Doe meer met minder grond.
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten.
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten.
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.

Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd. De uitbreiding van het bedrijfsgebouw is voorzien op een bestaand bedrijventerrein. Dit is niet in strijd met de Omgevingsvisie Zeeland.

Omgevingsverordening Zeeland 2018

De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2 welke gaat over het ruimtelijk domein van belang. Er zijn in de omgevingsverordening geen specifieke regels opgenomen die dit plan raken.

Provinciaal beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Strategische visie 'Het tij van de toekomst'

De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie is opgenomen hoe de gemeente Schouwen-Duiveland er in 2040 uit zou moeten zien: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur.

In de visie zijn de drie strategische doelen 'werken', 'wonen' en 'verblijven' uitgewerkt. De gewenste ontwikkeling past vooral binnen het doel 'werken'.

Structuurvisie Zierikzee 2030

Op 21 november 2019 heeft de gemeenteraad van Schouwen-Duiveland de structuurvisie Zierikzee 2030 vastgesteld. De “Structuurvisie Zierikzee 2030”, vervangt de structuurvisie uit 2002. De visie is nauw verbonden met de strategische visie “Tij van de toekomst” en geschreven voor Zierikzee, de centrumstad van de gemeente Schouwen-Duiveland. In en om Zierikzee zijn veel ontwikkelingen gaande, die vaak met elkaar zijn verbonden. In deze structuurvisie worden deze relaties gelegd en de koers bepaald. Met de structuurvisie zet de gemeente de ruimtelijke koers voor de toekomst van Zierikzee uit tot 2030. Het gaat om het integraal afwegen van belangen en vooral ook over het vastleggen van de waarden voor de toekomst. Het planvoornemen past binnen de structuurvisie, aangezien het gelegen is op een in de structuurvisie aangewezen bedrijventerrein.

Gebiedsvisie Zuidoostflank Zierikzee

De Gebiedsvisie Zuidoostflank Zierikzee gaat uit van een ontwikkelingsrichting met een groeiscenario voor zowel functionele bedrijven als bedrijven die zichtlocaties prefereren. Het planvoornemen is gesitueerd op een bestaand bedrijventerrein met zichtlocaties, gelet op de ligging aan de N256. Het planvoornemen past binnen de gebiedsvisie.

Gemeentelijk beleid staat de vaststelling van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling gerealiseerd wordt op een bestaand bedrijventerrein en de ontwikkeling enkel voorziet in het wijzigen van de ligging van de bestemming 'Bedrijf - 3', het wijzigen van de grootte en ligging van het bouwvlak en het wijzigen van de maximale bouwhoogte, worden de volgende aspecten, om de hieronder genoemde redenen, niet nader beschouwd:

  • Archeologie: er is geen dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' van toepassing. Archeologische waarden zijn daarom niet te verwachten.
  • Cultuurhistorie: er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig in de nabije omgeving. De impact van het bouwplan op de zichtlijnen naar de binnenstad is, in relatie tot huidige bouwmogelijkheden, beperkt. De welstandscommissie heeft op 14 december 2020 ingestemd met het voorgenomen bouwplan.
  • Externe veiligheid: er wordt geen risicobron toegevoegd en er is geen sprake van een kwetsbare fuctie.
  • Geluid: een verpakkings- en distributiebedrijf is op basis van de Wet geluidhinder géén geluidgevoelige functie. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek is daarom niet benodigd.
  • Kabels & leidingen: er zijn binnen of in de nabijheid van het plangebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.
  • Licht en duisternis: het plan grenst aan de N256 waar reeds veel verlichting (lichtmasten/koplampen van gemotoriseerd verkeer) aanwezig is. De uitbreiding leidt niet tot extra lichthinder.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Een verpakkings- en distributiebedrijf valt, conform de VNG-brochure 'Bedrijven- en milieuzonering', in milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter tot milieugevoelige objecten (woningen). De voorgenomen ontwikkeling leidt er niet toe dat de afstand tot milieugevoelige objecten wordt verkleind. De dichtsbijgelegen woonbestemming is gelegen op circa 140 meter. Bovendien vinden de bedrijfsprocessen grotendeels binnen de gebouwen plaats. Bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planologisch mogelijk maken van voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.

Door SMA is een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd, rapportage 17 juni 2010 (Bijlage 1). Daaruit blijkt dat er geen risico is voor de volksgezondheid en/of het milieu. Aangetroffen gehalten in de grond en het grondwater zijn gering. Sinds uitvoering van het bodemonderzoek hebben geen activiteiten plaatsgevonden die een negatief effect op de bodemkwaliteit kunnen hebben.

4.4 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, zie onderstaande afbeelding. Dit is gebaseerd op 122 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal, zie 4.6 Verkeer en parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0009.png"

Afbeelding 9 | NIBM (bron: Infomil)

4.5 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.

Gebiedsbescherming

Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is 'Oosterschelde'. Dit natuurgebied ligt op circa 975 meter van het plangebied. Uit de quickscan natuurwaarden, uitgevoerd door Magrid (rapportage 12 juli 2023, Bijlage 2), blijkt dat geen significant negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) worden verwacht. Effecten op kwalificerende soorten en beschermde habitats kunnen redelijkerwijs worden uitgesloten. Daarbij is ook specifiek gekeken naar het Natura 2000-gebied Oosterschelde. Uit de quickscan natuurwaarden, uitgevoerd door Magrid (rapportage 12 juli 2023, Bijlage 2bijlage ), blijkt daarnaast ook dat de bouw en het gebruik van een uitbreiding van het bedrijf niet ten koste gaat van oppervlakte en kwaliteit van gebieden uit het Natuurnetwerk Nederland. Significant negatieve effecten daarop kunnen redelijkerwijs worden uitgesloten.

Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend.

Voor dit plan is voor de realisatie en gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 3). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.

Soortenbescherming

Nieuwe ontwikkelingen kunnen effect hebben op beschermde gebieden en beschermde soorten (dieren en planten). Uit de quickscan natuurwaarden (Bijlage 2) blijkt dat effecten op beschermde soorten kunnen worden uitgesloten mits:

  • de werkzaamheden buiten de broedtijd (15 augustus - 1 maart) worden gestart. Bij een vroeg of laat voor- of najaar kan deze grens in overleg met een ecoloog worden aangepast. Bij geregelde bouwactiviteiten is een voortzetting van de werkzaamheden in de broedtijd toegestaan.
  • voorkomen wordt dat tijdens de werkzaamheden geschikte voortplantingshabitat ontstaat voor rugstreeppadden.

Voorts geldt uiteraard de algemene zorgplicht uit de Wet natuurbescherming.

Het plangebied bestaat voornamelijk uit gras wat regelmatig wordt gemaaid. De watergang aan de noordzijde valt buiten het plangebied en wordt niet aangetast.

Het Business Park Zierikzee is aan de oostzijde voorzien van een 'schol', een aarden wal. Het bedrijfsgebouw wordt gedeeltelijk in deze schol gebouwd. Het onderhoud van de schol is deels voor rekening van Your Surprise (binnenzijde) en deels voor de gemeente (buitenzijde).

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0010.png"

Afbeelding 10 | Onderhoud schol

4.6 Verkeer En Parkeren

Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.

Parkeren

Op basis van de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' is het parkeerkencijfer bepaald. Er is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Voor een bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats) is het minimale parkeerkencijfer 2,1 en het maximale parkeerkencijfer 2,6 per 100 m2 bvo. Dit betekent dat er gemiddeld 2,35 parkeerplaats nodig is per 100 m2 bvo. De oppervlakte van de uitbreiding is in totaal 3.500 m2. Dit betekent dat er 82,3 (afgerond 83) parkeerplaatsen nodig zijn. Uit afbeelding 5 blijkt dat het mogelijk is om de benodigde parkeerplaatsen te realiseren. Er zijn 85 parkeerplaatsen voorzien. Bij vergunningverlening wordt getoetst aan de parkeerregeling zoals opgenomen in de algemene bouwregels (artikel 5.2)

Verkeersgeneratie

Daarnaast is de gemiddelde verkeersgeneratie berekend. Voor een bedrijf arbeidsintensief/ bezoekersextensief (industrie, laboratorium, werkplaats) geldt per 100 m2 bvo een minimale verkeersgeneratie van 9,1 motorvoertuigbewegingen per etmaal en een maximale verkeersgeneratie van 10,9 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De gemiddelde verkeersgeneratie is per 100 m2 bvo 10 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De gemiddelde verkeersgeneratie van de bedrijfshal is daarmee 350 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Echter, ter plaatse is reeds een bouwvlak aanwezig van 2.278 m2. De extra verkeersgeneratie betreft, op basis van de vergroting van het bouwvlak met 1.222 m2, daarom 122 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Ontsluiting

Het bedrijf wordt ontsloten op de Gouwepoort, richting Julianastraat. Beide wegen zijn gebiedsontsluitingswegen waar een maximum snelheid van 50km/u geldt. Deze wegen kunnen een intensiteit van 20.000 motorvoertuigen per etmaal aan. De weekdaggemiddelde intensiteit ligt op 5.880 mvt/etmaal (Bron: Verkeerstellingen Meetel 29 juni - 15 juli 2019). Daarnaast is de rotonde van belang. De huidige situatie voldoet daarbij. Ook in de nieuwe situatie worden geen problemen verwacht met verkeersafwikkeling via de rotonde. Gezien de beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen, heeft de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de Gouwepoort richting de N256. Planologisch gezien is er al sprake van een bedrijventerrein waar ter plaatse bedrijfsgebouwen kunnen worden gerealiseerd.

4.7 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Thema en water(beheer)doelstelling Uitwerking
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt de dubbelbestemming 'Waterstraat - Waterkering'. Het plangebied is echter niet gelegen binnen deze dubbelbestemming waardoor de veiligheid van de waterkering niet wordt aangetast.
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.1676.00370BphZZ-VA01_0011.png"
In de huidige situatie is het plangebied grotendeels onverhard. Aan de zuidzijde van het plangebied is een deel verhard (ca. 150 m2). In de toekomstige situatie is er 3.500 m2 aan dakoppervlak en 3.157 m2 aan dichte bodemverharding. Dit betekent een toename van 6.657 m2.
In de huidige situatie mag het bouwvlak (ca. 2.278 m2) echter al volledig bebouwd worden. Daarnaast is ter plaatse van de verkeersbestemming en ter plaatse van de bedrijfsbestemming (zonder bouwvlak) verharding toegestaan. Dit betreft een oppervlakte van 4.488 m2. In totaal is hiermee, binnen het geldende bestemingsplan, 6.766 m2 aan verharding toegestaan. Dit betekent dat er geen sprake is van een toename aan verharding, ten opzichte van hetgeen planologisch reeds is toegestaan. Watercompensatie is niet nodig.
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.
Ter plaatse is een gescheiden rioleringssysteem aanwezig. Het gescheiden rioolstelsel bestaat uit een vuilwaterriolering voor het bedrijfsafvalwater en een regenwaterriolering. Het afvalwater wordt door middel van een gemaal verpompt naar de bestaande gemengde riolering van de kern Zierikzee. Het hemelwaterstelsel heeft beperkte afvoercapaciteit over. Daarom is het uitgangspunt dat hemelwater direct wordt afgevoerd naar het omliggende oppervlaktewater of de wadi's. Het regenwater van de wegen, de terreinoppervlakken en de daken wordt door middel van een regenwaterriolering afgevoerd en via een bodempassage (wadi) naar het grondwater en het oppervlaktewater geleid. Wanneer het harder regent dan de afvoer naar de bodempassage aan kan, zal het regenwater vanuit de regenwaterriolering rechtstreeks overstorten op het oppervlaktewater. Bij vergunningverlening zal een nadere toets plaatsvinden op welke wijze dit concreet wordt toegepast voor deze uitbreiding, hiertoe is in de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden.
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater.
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.
De grondwaterkwaliteit zal als gevolg van de
ontwikkeling niet verslechteren. Er worden duurzame, niet uitloogbare materialen toegepast.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Het regenwater wordt gescheiden getransporteerd naar het oppervlaktewater. Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten.
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
De waterpartij aan de noorzijde van het plangebied is ondiep en heeft flauwe oevers. Hierdoor is het verdrinksgevaar geminimaliseerd.
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
Het planvoornemen leidt niet tot bodemdaling. Doordat het water kan infiltreren in het grondwater, wordt de grondwaterstand op peil gehouden en bodemdaling voorkomen.
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.
Met de gewenste ontwikkeling worden waardevolle
wateren en natte natuur niet aangetast.
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.
Onderhoud van de oppervlaktewateren is een gedeelde verantwoordelijkheid van het waterschap en de
gemeente. Binnen de onderhoudsstrook van 7 meter
langs de watergangen worden geen gebouwen/bouwwerken geprojecteerd. Het onderhoud wordt hierdoor niet belemmerd.
Anderer belangen waterbeheer
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.
Het waterschap is waterbeheerder. In het ontwerp is
rekening gehouden met obstakelvrije en goed
toegankelijke onderhoudsstroken voor al het
oppervlaktewater
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

* na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?

*na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.
Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?

* na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?

* na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).
Niet van toepassing.

4.8 Milieu Effect Rapportage

In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.

In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..

De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Het bestemmingsplan betreft de activiteit genoemd in onderdeel D13: ''De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein''. Er is sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Echter, de uitbreiding van het bedrijfsgebouw blijft ver onder de drempelwaarden. In de huidige situatie zijn er bedrijfsmatige activiteiten mogelijk en mag er reeds op het perceel gebouwd worden. Het planvoornemen heeft geen milieueffecten groter dan wat in de huidige situatie is toegestaan. Dit blijkt uit de voorgaande paragrafen. Het opstellen van een aparte aanmeldnotitie is daarom niet doelmatig.

4.9 Conclusie

Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de beleidsmatige verantwoording en aanwezige kwaliteiten en waarden in het gebied. Om deze waarden te kunnen behouden en te borgen, worden deze in planregels vastgelegd. Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop het ruimtelijk en functioneel beleid voor het plangebied in het bestemmingsplan is vertaald.

5.2 Plansystematiek

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.

5.3 Toelichting Op De Bestemmingen

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen

betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde

SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begripsbepalingen en Wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Bedrijf - 3
Het plangebied omvat het terrein ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande bedrijfsbebouwing. Het plangebied is daarom grotendeels bestemd als 'Bedrijf-3'. Binnen deze bestemming is het mogelijk bedrijfsbebouwing op te richten en bedrijfsactiviteiten uit te voeren. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen met deels een maximale bouwhoogte van 18 meter en deels een maximale bouwhoogte van 22 meter.

Groen - Landschappelijk

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn opgenomen voor de landschappelijk inpassing van achterliggende percelen door opgaande beplanting en/of dijklichamen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk - open structuur' geldt landschappelijke inpassing in de vorm van een open structuur, bestaande uit grastaluds en verspreid enkele bomengroepen.

Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels

Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals schoorstenen en erkers. Tevens is een regeling opgenomen die waarborgt dat er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden, zoals het overschrijden van bestemmingsgrenzen.

Overige regels

In deze regels zijn regels opgenomen ten behoeve van voldoende parkeergelegenheid.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.

Dit plan voorziet in de uitbreiding van bedrijfsbebouwing. Dit betreft een bouwplan, zoals dat hierboven is benoemd. De gemeente Schouwen-Duiveland geeft zelf de grond uit. De kosten en (planschade)risico's voor dit bestemmingsplan zijn verdisconteerd in de gronduitgifteprijs. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zullen de gebruikelijke leges in rekening worden gebracht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan in ieder geval toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio.

Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Business Park

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Business Park

Bijlage 2 Ontwikkelingsplan En Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee

Bijlage 2 Ontwikkelingsplan en Kwaliteitshandboek Business Park Zierikzee

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Quickscan Natuurwaarden

Bijlage 2 Quickscan natuurwaarden

Bijlage 3 Stikstofberekening

Bijlage 3 Stikstofberekening