KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidige Planologisch Regime
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruinerwold En Beschrijving Plangebied
2.1 Ruinerwold
2.2 Beschrijving Plangebied En Omgeving
Hoofdstuk 3 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten
3.1 Inleiding
3.2 De Ontwikkeling
3.3 Beeldkwaliteit
3.4 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Bodem
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Water
5.4 Natuur En Ecologie
5.5 Geluid
5.6 Milieuzonering Bedrijven
5.7 Milieueffectrapportage (Mer)
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
5.10 Verkeer En Parkeren
5.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Aerius Berekeningen
Bijlage 3 Natuurtoets
Bijlage 4 Hemelwatersysteem 1
Bijlage 5 Hemelwatersysteem 2
Bijlage 6 Afstroming Hemelwater
Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Beoordeling
Bijlage 8 M.e.r. Besluit
Bijlage 9 Vooroverlegreactie Provincie
Bijlage 10 Reactienota Inspraak
Bijlage 11 Reactienota Zienswijzen

Ruinerwold, uitbreiding Hoge Akkers

Bestemmingsplan - Gemeente De Wolden

Vastgesteld op 26-01-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Ruinerwold, uitbreiding Hoge Akkers met identificatienummer NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01 van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.9 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.13 belangrijkste gebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.14 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats (Let op: indien van toepassing));

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.26 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlenend bedrijf:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.30 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.33 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

1.35 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.36 kantoor:

een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair;

1.37 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.38 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.39 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.40 perceelgrens:

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.41 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden en opstallen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.44 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.45 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.47 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.48 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.49 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

(let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte);

1.50 volumineuze detailhandel:

detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling;

1.51 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.52 vuurwerkbedrijven:

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.53 Wgh-inrichtingen:

inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

2.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwdelen met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

2.6 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • voor lengten in meters (m);
  • voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • voor verhoudingen in procenten (%);
  • voor hoeken/hellingen in graden (°).

2.7 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het weiden vee en/of telen van gewassen;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. d. infrastructurele voorzieningen;
  2. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. f. sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijven;
  2. b. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning:

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, een bedrijfswoning die onderdeel uitmaakt van de bedrijfsbebouwing daaronder begrepen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. e. andere-werken, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, terreinen en ontsluitingswegen;

met inachtneming van het volgende:

  1. 1. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. 2. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  3. 3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. 4. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  5. 5. risicobronnen, niet zijnde Bevi-activiteiten zijn toegestaan mits de PR10E-06 contour en de veiligheidsafstand geldend vanuit het Activiteitenbesluit niet buiten de grens van de inrichting ligt;

met dien verstande dat de oppervlakte van nieuw uit te geven bouwpercelen niet minder dan 1.000 m2 en niet meer dan 2.000 m2 mag bedragen.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. a. 4.2.1 onder d en toestaan, dat het bebouwingspercentage met 5 wordt verhoogd, evenals het bebouwingspercentage in de bestaande situatie;
  2. b. 4.2.2 en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot niet meer dan 6 m;
  3. c. 4.2.4 en toestaan dat de afstand uit de erfgrens wordt verminderd.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1 en toestaan dat:

  1. a. bedrijven worden toegelaten die van een hogere categorie zijn of niet zijn genoemd in de voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
  2. b. op één bedrijfsperceel bedrijvigheid van verschillende categorieën plaatsvindt;
  3. c. andere dan productiegebonden detailhandel plaatsvindt, met dien verstande dat de gezamenlijke vloeroppervlakte van de detailhandel niet meer dan 15% van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag bedragen;
  4. d. de oppervlakte van een bouwperceel wordt vergroot tot niet meer dan 5.000 m2.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - groenstrook' het aanleggen van een groenstrook zoals uitgewerkt in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

met daarbij behorende:

  1. c. paden;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. ondergeschikte nutsvoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. bruggen, dammen en/of duikers;
  6. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;


nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. bruggen, dammen en/of duikers;
  6. f. sloten, bermen en beplanting;
  7. g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een hoofdbuisleiding en/of hoge druk aardgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. belemmeringenstrook.

In geval van strijdigheid gaan deze regels voor de regels die ingevolge andere artikelen op de gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de aanvullende bestemming.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. 1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  2. b. dit geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de nutsleiding;
  3. c. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    2. 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    3. 3. het in de grond brengen van voorwerpen;
    4. 4. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
    5. 5. het planten en rooien van bomen en het aanbrengen en rooien van andere diepwortelende beplantingen;
    6. 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  2. b. Het sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. noodzakelijk zijn in verband met het op de betreffende bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
    3. 3. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
    4. 4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    5. 5. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  3. c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met dit plan wordt in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat zend- ontvangst- en/of antennemasten tot een bouwhoogte van 45 m worden gebouwd;
  3. c. het bepaalde in het plan en toestaan dat agrarische gronden worden gebruikt als erf of tuin bij een woning;
  4. d. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. het bepaalde in het plan met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  6. f. het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 12 m;
  7. g. het bepaalde in het plan ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  8. h. het bepaalde in het plan en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

met dien verstande dat:

  • de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  • de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens niet meer bedraagt dan 3 m;
  • de gezamenlijke oppervlakte per erker niet meer bedraagt dan 6 m2;
  • de oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de toegestane oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen per woning, met dien verstande dat het maximale bebouwingspercentage van het bouwperceel onverminderd van toepassing blijft. ;
  1. i. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.

10.2 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel mag slechts worden verleend indien deze niet leidt tot een onevenredige aantasting van:

  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

11.2 Parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  2. b. bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 381, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  3. c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    1. 1. voor bestaand gebruik;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  4. d. bij de toepassing van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de CROW-publicatie 381, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  5. e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de bestemmingsplan Ruinerwold, uitbreiding Hoge Akkers'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de zuidwestzijde van het dorp Ruinerwold bevindt zich bedrijventerrein Hoge Akkers. De laatste kavel op het bedrijventerrein is in 2018 verkocht. Zowel vanuit de Ondernemersvereniging Ruinerwold als individuele ondernemers is er sindsdien echter een continue vraag naar bedrijvenkavels. Gemeente De Wolden wil haar ondernemers nu en in toekomst kunnen huisvesten op haar bedrijventerreinen of in vrijkomende agrarische bebouwing. Bij een aangetoonde behoefte worden bedrijventerreinen hiervoor uitgebreid.

In voorliggend geval is de behoefte aan bedrijvenkavels in Ruinerwold aangetoond en is het plan opgevat het bestaande bedrijventerrein in westelijke richting met circa 6,5 ha uit te breiden. De uitbreiding sluit aan op de ontwikkeling van bedrijfslocatie Haakswold 11, waarvoor een separate bestemmingsplanprocedure loopt. Gezamenlijk vormen de bedrijvenlocaties de nieuwe westelijke rand van de kern Ruinerwold.

Omdat de voorgenomen ontwikkeling niet in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan 'Hoge Akkers 2008' en de beheersverordening 'Buitengebied', dient het bestemmingsplan herzien te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. In dit bestemmingsplan wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidwestkant van de kern Ruinerwold en grenst aan de oostzijde direct aan het bestaande bedrijventerrein Hoge Akkers. Aan de noordzijde grens het plangebied aan de bedrijfslocatie Haakswold 11. Ten zuiden bevinden zich agrarische cultuurgronden.

Op onderstaande afbeelding wordt de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Ruinerwold en directe omgeving weergegeven. In de begrenzing is een strook van het reeds bestaande bedrijventerrein meegenomen, zodat de grenzen in de nieuwe situatie goed op elkaar aansluiten. Verder zijn de ontsluiting op het Haakswold en de agrarische gronden tussen deze ontsluitingsweg en de kern Ruinerwold meegenomen in het plangebied. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0001.png"
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Ruinerwold en directe omgeving (Bron: PDOK)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Ruinerwold, uitbreiding Hoge Akkers' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01en een renvooi;
  • regels en bijbehorende bijlagen.

Op de verbeelding is de bestemming van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidige Planologisch Regime

Het plangebied ligt deels binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Hoge Akkers 2008' (vastgesteld op 10 december 2009) en deels binnen de begrenzing van de beheersverordening 'Buitengebied' (vastgesteld op 28 februari 2019). In beide plannen hebben de gronden grotendeels een agrarische gebiedsbestemming. In het bestemmingsplan 'Hoge Akkers 2008' is daarnaast een strook van circa 20 meter voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van opgaande beplanting' ten behoeve van groenvoorzieningen en opgaande/afschermende beplanting. Daarnaast is een deel van het bestaande bedrijventerrein met de bestemming 'Bedrijventerrein' met een bouwvlak voor bedrijven tot en met categorie 3.1 en 'Groen'.

Verder geldt voor de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ter bescherming van in de grond aanwezige archeologische waarden.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan en de geldende beheersverordening opgenomen. Het plangebied is indicatief met de rode contour aangegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0002.png"
Afbeelding 1.2 Verbeelding geldende bestemmingsplannen (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de kern Ruinerwold en wordt tevens een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Drenthe en de gemeente De Wolden beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project. Hoofdstuk 8 gaat in op vooroverleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Ruinerwold En Beschrijving Plangebied

2.1 Ruinerwold

In de twaalfde en dertiende eeuw worden de uitgestrekte veengebieden voor het eerst bewoont. Ontwikkelingen in landbouw- en ontginningentechnieken maakten het gebruik van sommige delen van de venen voor landbouw mogelijk, de bevolkingsdruk stimuleerde de uitbreidingen. Het eerst werden de laagvenen in het noorden en zuidwesten van Drenthe gekoloniseerd: de zogenaamde woldontginningen. De naam "wold" wijst op een bosachtige begroeiing. In een aantal gevallen namen kloosters het initiatief tot ontginningen, zoals in Ruinerwold.

Bebouwingspatroon

Met een duidelijk herkenbare lineaire structuur van de oorspronkelijke bebouwing is Ruinerwold duidelijk aan te merken als een wegdorp. Een belangrijk kenmerk van een wegdorp is de aanwezigheid van bebouwing aan één of twee zijden van de weg. Zo is bijvoorbeeld de bebouwing langs de Dr. Larijweg in Ruinerwold lang beperkt gebleven tot de hoge noordzijde van de weg. Naast dit onderscheid kunnen de wegdorpen in Zuidwest-Drenthe worden onderverdeeld in één- of twee-rijige wegdorpen. Voor Ruinerwold is een tweerijige structuur herkenbaar met de Dr. Larijweg en Dijkhuizen als structuurbepalende elementen. Verschillende panden kunnen hier door hun gave, typische dorpse bouwtrend als karakteristiek worden aangemerkt.

Van een echt centrum was rond de eeuwwisseling (1900) in de wegdorpen nog geen sprake. De voorzieningen lagen enigszins verspreid langs de linten. Ter plaatse van een dwarsverbinding trad er een verdichting in de bebouwing op. Het voormalig gemeentehuis (1903) van Ruinerwold is een voorbeeld van verdichting nabij een kruispunt. In de directe nabijheid vestigden zich destijds voorzieningen als winkels, ambachtsbedrijfjes, een school en een zuivelfabriekje.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft het dorp haar woonfunctie verstevigd door de ontwikkeling van enkele woonwijken. De woningbouw heeft zich eerst in verschillende fasen ten noorden van de Dijkhuizen ontwikkeld. Meer recentelijk is ook het gebied ten zuiden van de Dijkhuizen woningbouw gerealiseerd. Verder is vanaf de jaren 70 aan de zuidwestzijde van het dorp het bedrijventerrein Hoge Akkers ontwikkeld tot haar huidige omvang.

2.2 Beschrijving Plangebied En Omgeving

Zoals reeds aangegeven ligt het plangebied is aan de zuidwestzijde van de kern Ruinerwold. De ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving wordt bepaald door het bestaande bedrijventerrein Hoge Akkers aan de oostzijde, agrarische bouwpercelen en woonerven aan Haakswold aan de noordzijde en aan de west en zuidzijde agrarische cultuurgronden.

Het Haakswold ten noorden, de Kerkweg ten oosten en de Wold Aa ten zuiden van het plangebied zijn belangrijke ruimtelijke structuurdragers in de omgeving.

Het plangebied zelf bestaat uit agrarische cultuurgronden met daarin enkele solitaire bomen en sloten. Hieronder wordt met een luchtfoto en een straatbeeld vanaf Haakswold de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0003.png"
Afbeelding 2.1 Luchtfoto ligging plangebied (Bron: PDOK)
afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0004.png"
Afbeelding 2.2 Straatbeeld bestaande situatie (Bron: Google Streetview)

Hoofdstuk 3 Gewenste Ontwikkeling En Uitgangspunten

3.1 Inleiding

Zoals in hoofdstuk 1 reeds aangegeven is er zowel vanuit de Ondernemersvereniging Ruinerwold als individuele ondernemers een continue vraag naar bedrijvenkavels in Ruinerwold. De laatste kavel op het reeds bestaande bedrijventerrein is in 2018 verkocht. Gemeente De Wolden wil haar ondernemers nu en in toekomst kunnen huisvesten op haar bedrijventerreinen of in vrijkomende agrarische bebouwing. Bij een aangetoonde behoefte worden bedrijventerreinen hiervoor uitgebreid.

In dit hoofdstuk worden de planuitgangspunten beschreven. Eerst wordt ingegaan op de ontwikkeling en vervolgens wordt aandacht besteed aan verkeersgeneratie, ontsluiting en parkeren.

3.2 De Ontwikkeling

Het bestaande bedrijventerrein Hoge Akkers wordt in westelijke richting met circa 6,5 ha uitgebreid. De uitbreiding sluit aan op de ontwikkeling van bedrijfslocatie Haakswold 11, waarvoor een separate bestemmingsplanprocedure loopt. Gezamenlijk vormen de bedrijvenlocaties de nieuwe westelijke rand van de kern Ruinerwold.

In de begrenzing van het plan is ook een strook van het reeds bestaande bedrijventerrein meegenomen, zodat de grenzen in de nieuwe situatie goed op elkaar aansluiten. Verder zijn de nieuwe ontsluiting op het Haakswold en de agrarische gronden tussen deze ontsluitingsweg en de kern Ruinerwold meegenomen in het plangebied.

Het nieuwe bedrijventerrein voorziet in 24 bedrijvenkavels met een uiteenlopende omvang van bijna 6.000 m2 tot circa 1.400 m2. Bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.1 zijn toegestaan en daarnaast mogen op de kavels langs de randen van het bedrijventerrein bedrijfswoningen worden gebouwd. Deze kavels zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'bedrijfswoning'.

De randen van het nieuwe gedeelte van het bedrijventerrein worden afgehecht met een robuuste groenstrook met bomen en struiken. Ook aan de noordzijde van het bestaande bedrijventerrein worden een brede groenstrook aangebracht, zodat het bedrijventerrein gezien vanaf het Haakswold grotendeels aan het zicht wordt onttrokken. Ook binnen het plangebied worden langs de wegen groenstroken met bomen aangeleverd waarmee een groene uitstraling wordt gecreëerd. De groenstroken met bomen lopen door in het plan van bedrijvenlocatie Haakswold 11.

In afbeelding 3.1 wordt de ontwikkeling weergegeven. Het betreft de uitbreiding inclusief de nieuwe ontsluiting op het Haakswold en bijbehorende beplanting. Opgemerkt wordt dat het plangebied van voorliggend bestemmingsplan groter is Dit omdat een deel van het bestaande bedrijventerrein en de agrarische gronden gelegen tussen de ontsluiting en de bebouwde kom van Ruinerwold hierin zijn meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0005.png"
Afbeelding 3.1 Stedenbouwkundig plan (Bron: Gemeente De Wolden)

3.3 Beeldkwaliteit

Vanwege de ligging van het plangebied aan de rand van Ruinerwold en de bijbehorende cultuurhistorische- en landschappelijke waarden, verdient het de voorkeur om voor deze nieuwe bebouwing specifieke eisen voor de beeldkwaliteit op te stellen. Voor de ontwikkeling is daarom door B+O architectuur en stedebouw een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Om de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe bebouwing goed op lokale karakteristiek aan te laten sluiten zijn de geldende welstandsnota en het Landschappelijke OntwikkelingsKader (LOK) als uitgangspunt genomen en daar waar nodig aangescherpt.

Het beeldkwaliteitsplan wordt door de gemeenteraad vastgesteld als toevoeging op de welstandsnota en is tevens als Bijlage 1 bij voorliggend bestemmingsplan opgenomen.

In het beeldkwaliteitsplan zijn diverse ruimtelijk structurerende elementen van het bedrijventerrein beschreven. De situering van de gebouwen komt voort uit de bestemmingen en bouwvlakken die in het bestemmingsplan zijn vastgelegd. Daarnaast zijn in het beeldkwaliteitsplan uitgangspunten/criteria voor de vormgeving, detaillering, kleuren en materialen van de gebouwen en bijgebouwen geformuleerd. Ook zijn de uitgangspunten voor reclame uitingen en bewegwijzering opgenomen. Tot slot gaat het plan in op de landschappelijke elementen en groenstructuur in het plangebied.

Het volledige beeldkwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 1 van de regels van dit bestemmingsplan.

3.4 Verkeer En Parkeren

3.4.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren', publicatie 381 (december 2018)' van het CROW. Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen. Overigens wordt opgemerkt dat bij iedere functie, in de CROW-publicatie, een maximum en minimum wordt genoemd. Dit is de bandbreedte. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd.

Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie.

3.4.2 Uitgangspunten

Het plangebied is gelet op de omgevingsadressendichtheid (CBS Statline) gelegen in een gebied met de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' in een deel van gemeente De Wolden dat behoort tot het gebiedstype 'rest bebouwde kom'.

In voorliggend geval gaat het om een bedrijventerrein waar bedrijven met een maximale milieucategorie 3.1 gehuisvest mogen worden. Wanneer voor een gebied met de functie bedrijventerrein nog geen bedrijfsspecifieke informatie voorhanden is, kan toch een globale berekening van de verkeersgeneratie op etmaalniveau worden gemaakt. De publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' van het CROW heeft aan dat hiervoor wordt gekeken naar het type bedrijventerrein. In voorliggend geval is sprake van het bedrijventerreintype: 'Gemengd bedrijventerrein'.

Voor een gemengd bedrijventerrein geldt per netto hectare bedrijventerrein de volgende verkeersgeneratie per weekdagetmaal:

  • 128 personenauto's
  • 30 vrachtauto's

Voor het parkeren is gekeken naar een bandbreedte tussen de volgende bedrijfstypen die binnen een gemengd bedrijventerrein kunnen voorkomen:

  • bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (gemiddeld 2,35 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo)
  • bedrijf arbeidsextensief/bezoekersintensief (gemiddeld 1,05 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is het aantal m2 bvo bepalend. In voorliggend geval zijn daarom de kaveloppervlakten bij elkaar opgeteld. Dit resulteert in maximaal 49.501 m2 bvo ofwel 4,95010 ha.

3.4.3 Berekening parkeerbehoefte

De ondernemers zullen hun parkeerbehoefte op eigen terrein moeten oplossen. In artikel 11.2 van dit bestemmingsplan zijn parkeerregels opgenomen om dit te kunnen waarborgen. De kencijfers uit de hiervoor genoemde CROW publicatie zijn leidend.

3.4.4 Verkeersgeneratie en ontsluiting

Op basis van bovenstaande gegevens is er sprake van een verkeersgeneratie van circa:

  • 634 personenauto's per weekdagetmaal
  • 149 vrachtauto's per weekdagetmaal

De totale verkeergeneratie bedraagt hiermee circa 783 voertuigbewegingen per weekdagetmaal.

Het bedrijventerrein wordt in de nieuwe situatie via meerdere wegen ontsloten. Enerzijds wordt het bedrijventerrein via de bestaande ontsluitingswegen Westerwijden en Hoge Akkers ontsloten op de Kerkweg. De Kerkweg gaat in zuidelijke richting over in Blijdenstein en vervolgens Broekhuizen en ontsluit het verkeer op de N375 in de westelijke richting van Meppel en de A32, en oostelijke richting van Pesse en de A28. Anderzijds wordt in noordelijke richting een extra ontsluiting gerealiseerd waardoor het verkeer via Haakswold wordt ontsloten in westelijke richting van Meppel en de A32.

In november 2021 zijn verkeersmetingen verricht om een ruwe schatting te kunnen maken van het effect op de direct aangrenzende wegen als gevolg van het plan. Indien de helft van het extra verkeer als gevolg van de uitbreiding (50% van 783 voertuigbewegingen) gebruik maakt van de nieuwe ontsluiting aan de noordzijde, op Haakswold, leidt dat tot een procentuele toename van het verkeer op dit wegvak van ca. 13%. Indien de andere helft van het extra verkeer als gevolg van de uitbreiding gebruik maakt van de ontsluiting aan de westzijde, via de Kerkweg - Blijdenstein, leidt dat tot een procentuele toename van het verkeer op dit wegvak van ca. 15%.

Door de nieuwe ontsluiting op Haakswold kan een gedeelte van het extra verkeer het noordelijke deel van de Kerkweg en de rotonde Kerkweg/Haakswold/Dijkhuizen vermijden. Dit geldt ook voor een deel van het verkeer gerelateerd aan het bestaande bedrijventerrein Hoge Akkers. Met het realiseren van de extra ontsluiting is derhalve een betere spreiding van het verkeer mogelijk wat ook de verkeersveiligheid ter plaatse van de Kerkweg en de rotonde Kerkweg/Haakswold/Dijkhuizen ten goede komt. Om ter plaatse van de ontsluiting op Haakswold een verkeersveilige situatie te waarborgen, wordt een plateau gerealiseerd en een voorrangssituatie voor Hoge Akkers gecreëerd. Deze maatregelen hebben een afremmende werking op de snelheid van het verkeer op Haakswold. Doordat Haakswold is voorzien van een vrijliggend fietspad heeft de toename van het verkeer op Haakswold geen effect op de verkeersveiligheid van de fietsers ter plaatse van dit wegvak.

Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een goede en verkeersveilige ontsluiting van het plangebied in meerdere richtingen.

3.4.5 Conclusie

De aspecten parkeren en verkeersgeneratie vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

"De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied".

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten in het Rijksbeleid

De Nationale Omgevingsvisie laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling raakt geen rijksbelangen als opgenomen in de Omgevingsvisie en het Barro.

De uitbreiding van bedrijventerrein Hoge Akkers kan gelet op haar aard en omvang worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en daarmee ladderplichtig. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Op basis van de definitie van het Bro moet worden geconcludeerd dat het plangebied niet binnen bestaand stedelijk gebied ligt. Daarom dient niet alleen de behoefte onderbouwd te worden, maar moet ook nagegaan worden of er geen alternatieven binnen bestaand stedelijk gebied voorhanden zijn.

Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

In voorliggend geval is in 2018 de laatste kavel op het huidige bedrijventerrein Hoge Akkers verkocht. Zowel vanuit de ondernemersvereniging Ruinerwold als individuele plaatselijke ondernemers is vanaf 2017 een continue vraag naar bedrijvenkavel in Ruinerwold. Dit blijkt ook uit inventarisaties die door de gemeente zijn verricht in 2019 en 2020.

Bij de aankoop van het agrarisch perceel waarop de uitbreiding gaat plaatsvinden heeft een eerste inventarisatie onder belangstellenden plaatsgevonden. Dit was in juni 2019. Op dat moment hadden 26 ondernemers belangstelling voor maximaal 5,1 hectare grond, waarbij circa 75 % aangeeft binnen 2 jaar dat te willen realiseren.

In mei/juni 2020 hebben er vervolggesprekken plaatsgevonden met deze ondernemers. Het beeld op dat moment is dat er 22 ondernemers zijn die belangstelling hebben voor in totaal circa 4,2 hectare grond. Na die gesprekken zijn er nieuwe belangstellenden bijgekomen.

In oktober/november 2020 zijn er gesprekken gevoerd aan de hand van een verkavelingskaart en zijn er (betaalde) optieovereenkomsten aangeboden. Van deze gelegenheid hebben 17 ondernemers gebruik gemaakt en een optie genomen. In totaal is nu circa 35.000 m² onder optie. 1 kavel ter grootte van 2.847 m² is al daadwerkelijk onder voorbehoud van vaststelling van het bestemmingsplan verkocht.

In totaal voorziet het voorliggende bestemmingsplan in circa 5,6 hectare aan uitgeefbare bedrijfsgrond. Uit het bovenstaande blijkt dat er reeds een concrete belangstelling is voor 2/3 van het gehele terrein. De overige gronden zijn beschikbaar voor de toekomstige behoefte en een gezonde mate van frictieleegstand.

Gemeente De Wolden gaat na de uitgifte van het nieuwe deel van het bedrijventerrein tevens aan de slag met een kwaliteitsslag van het huidige bedrijventerrein Hoge Akkers. Dit mede als reactie op het project 'Toekomstigbestendigheid bedrijventerreinen Drenthe', maar vooral vanuit de gemeentelijke visie daarop. De betrokken ondernemers die nu naar de uitbreiding toe willen geven aan dat het niet alleen verplaatsing betreft, maar ook uitbreiding. De gemeente gaat bezien in hoeverre het nieuwe deel van het bedrijventerrein daadwerkelijk invloed heeft op het huidige terrein. Er wordt geen leegstand verwacht, maar de gemeente wil dat ook voorkomen en met de huidige ondernemers daarover in gesprek blijven. Daarnaast wordt de openbare ruimte op het bestaande gedeelte ook toekomstbestendiger gemaakt. Hierbij wordt onder andere gedacht aan het terugbrengen van groenstroken in het gebied en het terugbrengen van het parkeren op de openbare weg. Op deze wijze wordt de ruimtelijke kwaliteit verhoogd en blijft het huidige bedrijventerrein een aantrekkelijke vestigingsplaats voor ondernemers.

Noodzaak ontwikkelen buiten bestaand stedelijk gebied

De ruimtevraag in Nederland moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. In het Bro is in artikel 1.1.1 een definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied. De definitie luidt: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied is gepland, moet op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro gemotiveerd worden waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Daarbij spelen de beschikbaarheid en geschiktheid van locaties binnen bestaand stedelijk gebied een rol. Argumenten dat binnen bestaand stedelijk gebied geen mogelijkheden zijn voor de nieuwe stedelijke ontwikkeling kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op:

  • kwalitatieve aspecten van de behoefte (denk bijvoorbeeld aan de aard en schaal van de bedrijvigheid die niet binnen bestaand stedelijk gebied kunnen worden ingepast);
  • andere functies die ter plaatse al aanwezig zijn of, op grond van ruimtelijk beleid zoals een structuurvisie worden beoogd. Bijvoorbeeld park, maatschappelijke functies of woonplannen die later worden beoogd.
  • aanzienlijke investeringen die eerst nodig zijn voor de inbreidingsplekken, bijvoorbeeld vanwege milieuaspecten die kunnen spelen op inbreidingsplekken.

Dit bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Hoge Akkers. De uitbreiding in oostelijke richting is een logisch vervolg op de ontwikkeling van het bedrijventerrein die sinds de jaren '70 plaatsvindt. Binnen het bestaand bebouwd gebied van Ruinerwold zijn geen geschikte inbreidingslocaties aanwezig om de behoefte aan bedrijfsterrein (6,5 ha) in te vullen en bovendien conflicteert de functie bedrijventerrein met bijbehorende geluid- en verkeershinder met de woonfuncties binnen de bestaande kern.

Verder is er sprake van een lokale behoefte uit Ruinerwold, waardoor de vraag niet kan worden ingevuld op bedrijventerrein bij kernen in de omgeving van Ruinerwold.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein past binnen de gemeentelijke ambities zoals verwoord in het collegeprogramma 'De Wolden onderneemt': Gemeente De Wolden geeft hierin aan dat bedrijven terecht kunnen op haar bedrijventerreinen en dat bij een aangetoonde behoefte wordt ingezet op uitbreiding als daar mogelijkheden voor zijn. In voorliggend geval is de uitbreiding ruimtelijk verantwoord (zie hiervoor ook de conclusies in hoofdstuk 5) en is de ontwikkeling tevens reeds bestuurlijk afgestemd met de provincie Drenthe.

Bereikbaarheid

Een goede ontsluiting is één van de redenen het bedrijventerrein Hoge Akkers aan de zuidwestzijde van de kern Ruinerwold is ontwikkeld. Via de Kerkweg en vervolgens Broekhuizen wordt het bedrijventerrein in zuidelijke richting ontsluiten op de provinciale weg N375. Hierbij gaat het verkeer niet door de kern Ruinerwold. Hetzelfde geldt voor Haakswold, deze weg ontsluit het bedrijventerrein in westelijke richting op de A28.

Gelet op het voorgaande geldt dat met deze ontwikkeling wordt voldaan aan de uitgangspunten van de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Er is sprake van verantwoord ruimtegebruik.

Conclusie toetsing ladder voor duurzame verstedelijking

Resumerend kan worden geconcludeerd dat het rijksbeleid geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

4.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Omgevingsvisie Drenthe 2018 en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018. De omgevingsverordening heeft in juli 2019 een wijziging ondergaan.

4.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

4.2.2 Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018

4.3 Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleid is een doorvertaling van rijks- en provinciaal beleid en is verwoord in tal van plannen en beleidsnota;s. De belangrijkste voor voorliggende ontwikkeling betreft de Structuurvisie De Wolden 2010-2030.

4.3.1 Structuurvisie De Wolden 2010-2030

4.3.2 Toetsing aan Structuurvisie De Wolden 2010-2030

Zoals hiervoor reeds vermeld is de locatie van het plangebied op de structuurvisiekaart aangeduid als uitbreidingslocatie voor het bedrijventerrein. In lijn met de structuurvisie realiseert de gemeente bedrijvenkavels voor de lokale bedrijvigheid, zodat deze de mogelijkheid krijgt bij het bestaande dorp gevestigd te blijven. Deze ontwikkeling is van groot belang voor de lokale economie van Ruinerwold.

De SER-Ladder voor zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is inmiddels vervangen voor de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 4.1.4 is de ontwikkeling reeds getoetst aan de ladder en is geconcludeerd dat de ontwikkeling invulling geeft aan een concrete lokale behoefte waarbij tevens sprake is van verantwoord ruimtegebruik.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, Besluit milieueffectrapportage, water en duurzaamheid.

5.1 Bodem

5.1.1 Normstelling

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5725 en 5740.

5.1.2 Situatie plangebied en onderzoeksresultaten

Binnen het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Dit betreffen de volgende onderzoeken:

Verkennend onderzoek 2 terreinen Hoge Akkers te Ruinerwold, Tukkers, d.d. 30-10-1995.

Uit dit onderzoek blijkt dat binnen het plangebied:

  1. a. De boven- en ondergrond niet verontreinigd zijn;
  2. b. Het grondwater licht verontreinigd is met lood, kwik, arseen en fenol.

Verkennend bodemonderzoek & asfaltonderzoek Hoge Akkers te Ruinerwold, Grondslag B.V., d.d. 20 februari 2018, nr. 28483.

Uit dit onderzoek blijkt dat binnen het plangebied

  1. a. De bovengrond ter plaatse van perceel 2332 licht verontreinigd is met Zink, Kwik, Lood en PAK en indicatief wordt ondergebracht in de bodemkwaliteitsklasse Industrie. Deze grond is beperkt toepasbaar op locaties elders en dient voorafgaand aan de toepassing te worden onderzocht middels een partijkeuring;
  2. b. In het overig deel van het plangebied zijn bij dit onderzoek geen verontreiniging aangetoond in de grond.
  3. c. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Verkennend milieukundig (water)bodemonderzoek Haakswold 11 e.o. te Ruinerwold, Lievense Milieu BV, d.d. 8 april 2020, nr. SOL011435.RAP002.

Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Hierna worden de onderzoekresultaten besproken.

Onderzoeksresultaten

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • ter hoogte van de bebouwing aan de Haakswold 11 is op één plek asbestverdacht plaatmateriaal gedeeltelijk aan maaiveld en gedeeltelijk in de grond aangetroffen;
  • ter hoogte van de dammen zijn bij asbestinspectiegat D1 brokken baksteen en beton en sporen aardewerk aangetroffen in de bovenste meter (0,0 - 1,0 m -mv). Ter hoogte van het puinpad is de bovengrond tot 0,3 à 0,5 m -mv bij de asbestinspectiegaten P4, P5 en P6 (zeer) licht baksteenhoudend. Verder zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging;
  • bij de sloten in het weiland is een dunne zandlaag van 5 tot 27 cm met laagjes slib aangetroffen. Bij de sloot bij de bebouwing aan het Haakswold 11 is geen slibbijmenging waargenomen;
  • in de bovengrond ter hoogte van het weiland en ter hoogte van de bebouwing aan de Haakswold 11 zijn in slechts twee mengmonsters gehalten aan PAK of zink boven de achtergrondwaarde gemeten. Verder zijn in zowel boven- als ondergrond voor geen van de onderzochte parameters gehalten boven de achtergrondwaarde gemeten;
  • ter hoogte van het puinpad en de gedempte sloot zijn in de grond geen gehalten boven de achtergrondwaarde gemeten. Ter hoogte van het puinpad is geen asbest boven de detectiegrens aangetroffen (fijne fractie);
  • ter hoogte van de dammen is in de ondergrond een licht verhoogd gehalte aan cadmium aangetoond; in de bovengrond zijn geen verhoogde gehalten gemeten. Ter hoogte van de meest verdachte dam is geen asbest boven de detectiegrens aangetroffen (fijne fractie)
  • indicatief getoetst aan de normen uit de Regeling bodemkwaliteit is voor alle geanalyseerde (meng)monsters van de boven- en ondergrond sprake van altijd toepasbare grond;
  • in de bovengrond zijn plaatselijk gehalten aan PFOS en PFOA boven de detectiegrens maar beneden de achtergrondwaarden gemeten. In de ondergrond en in de waterbodem blijven de gehalten aan PFAS allen beneden de detectiegrens;
  • ter hoogte van de sloot bij Haakswold 11 is sprake van een asbestspot met gehalten ruim boven de interventiewaarde in de bovengrond (oppervlakte van circa 4 m2; bodemvolume van circa 2 m3). Er is sprake van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • in het grondwater verspreid over de gehele locatie zijn over het algemeen licht verhoogde concentraties barium, koper, zink, xylenen en/of naftaleen gemeten. In het grondwater uit twee peilbuizen zijn matig verhoogde concentraties barium of koper aanwezig (naar alle waarschijnlijkheid van nature verhoogde achtergrondwaarden).

Lievense beveelt aan voorafgaand aan een eventuele grondsanering van het asbest ter hoogte van de asbest-inspectiegaten A101 t/m A103 een BUS-melding Immobiel te doen. Deze BUS-melding wordt bij het bevoegd gezag ingediend (provincie Drenthe) en na instemming kan de grondsanering worden uitgevoerd. De sanering dient te worden uitgevoerd door een BRL7001 gecertificeerde aannemer en onder milieukundige begeleiding van een BRL6001 gecertificeerde milieukundig begeleider.

De (asbest)sanering heeft betrekking op de locatie Haakswold 11 welke geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan. Voor het overige staat de bodemkwaliteit de ontwikkeling niet in de weg.

5.1.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor voorliggende ontwikkeling.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

5.2.1 Archeologie

5.2.2 Cultuurhistorie

5.2.3 Conclusie

Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Met de uitbreiding wordt gebouwd in een cultuurhistorisch waardevol gebied. Een deel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden gaan hiermee verloren. Wel wordt zo veel mogelijk rekening te houden met cultuurhistorische waarden, door de landschappelijke inpassing en landschapsrichting te integreren in het ontwerp en rekening te houden met zichtlijnen. Ook wordt er een beeldkwaliteitsplan opgesteld.

5.3 Water

5.3.1 Vigerend beleid

5.3.2 Waterparagraaf

5.3.3 Conclusie

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.4 Natuur En Ecologie

5.4.1 Algemeen

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn (het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn) en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.

5.4.2 Gebiedsbescherming

5.4.3 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

Door Ecogroen is een natuurtoets soortenbescherming uitgevoerd binnen het plangebied. De volledige rapportage is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. Hieronder worden de onderzoeksesultaten beknopt beschreven.

Onderzoeksresultaten en adviezen

In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen. Wel is broedbiotoop aanwezig voor enkele algemeen voorkomende vogelsoorten zoals wilde eend, gele kwikstaart en fitis.

Het plangebied bevat leefgebied van zoogdieren en amfibieën met een provinciale vrijstelling zoals veldmuis, bastaardkikker en gewone pad. Binnen het plangebied zijn geen vaste groei- of verblijfplaatsen aangetroffen of te verwachten van beschermde flora, reptielen, vissen en ongewervelden.

Werkzaamheden die broedbiotopen met aanwezige, nestelende of broedende vogels beschadigen of verstoren dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode half december – half februari. Wanneer buiten bovenstaande periode wordt gewerkt adviseren we om voorafgaand aan de werkzaamheden het plangebied te controleren op broedende vogels en nesten. Mochten broedvogels aanwezig zijn, dan dienen de werkzaamheden ter plekke te worden uitgesteld tot de jongen zijn uitgevlogen.

Bij de geplande ingrepen kunnen enkele exemplaren en verblijfplaatsen van algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt in voorliggende situatie een provinciale vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van verplichte vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is.

De Wet natuurbescherming vormt ten aanzien van soorten geen belemmering voor wijziging van het bestemmingsplan. Uitvoering van het bestemmingsplan is mogelijk zonder dat hiervoor ontheffing vereist in het kader van de Wet natuurbescherming.

5.4.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.5 Geluid

5.5.1 Algemeen

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

5.5.2 Situatie plangebied

In voorliggend geval worden op de kavels langs de westelijke en zuidelijke rand van het nieuwe bedrijventerrein planologische mogelijkheden gecreëerd voor bedrijfswoningen. Dit zijn geluidsgevoelige objecten. Hieronder wordt ingegaan op de aspecten industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai.

Industrielawaai

Het plangebied ligt niet in of nabij een zone van een gezoneerd bedrijventerrein. Daarom wordt niet nader op het aspect industrielawaai ingegaan. In paragraaf 5.5 (milieuzonering) wordt nader ingegaan op de in de omgeving aanwezige (individuele) bedrijvigheid.

Railverkeerslawaai

De dichtstbijzijnde spoorweg ligt op ruime afstand van het plangebied. Daarom wordt niet nader op het aspect railverkeerslawaai ingegaan.

Wegverkeerslawaai

In artikel 74 van de Wgh is aangegeven dat wegen aan weerszijden van de weg een wettelijke geluidszone hebben waarvan de grootte is opgenomen in onderstaande tabel.

Wettelijke geluidszones van wegen:

Aantal rijstroken Stedelijk gebied Buitenstedelijk gebied
1 of 2 rijstroken 200 m 250 m
3 of 4 rijstroken 350 m 400 m
5 of meer rijstroken 350 m 600 m

De hiervoor genoemde zones gelden niet voor:

  • wegen die zijn aangeduid als woonerf (art 74.2);
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt (art 74.2).

Het plangebied betreft een bedrijventerrein dat wordt ontsloten via een nieuwe wegenstructuur die aansluit op Westerweiden. Deze wegen kennen een 50 km/uur regime en hebben daarmee een geluidszone van 200 meter. Deze wegen zijn echter uitsluitend bedoeld voor ontsluiting van de bedrijven en niet voor doorgaand verkeer. Daarnaast worden de bedrijfswoningen uitsluitend toegestaan aan de oostelijke en zuidelijke rand van het bedrijventerrein en is er vanwege de ligging op het bedrijventerrein al enige geluidhinder te verwachten. Gelet op het voorgaande wordt een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk geacht.

5.5.3 Conclusie

Het aspect geluid in het kader van de Wgh vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.6 Milieuzonering Bedrijven

5.6.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.6.2 Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Gezien de lintbebouwing met agrarische bedrijfsactiviteiten en het feit dat de woningen aan de Haakswold (ten noorden en noordoosten van de uitbreiding) zijn gelegen aan de doorgaande weg van Meppel naar Ruinerwold, is voor onderhavige beoordeling uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. Dit houdt in dat ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied de richtafstanden (milieucontouren) voor gemengd gebied één afstandstap lager worden. Voor de omgeving ten zuiden van het bedrijventerrein is uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.6.3 Situatie plangebied

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft inzicht in de milieuhinder van inrichtingen.

Zoals reeds hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe bestemmingen gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe bestemmingen gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:

  1. 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
  2. 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast of de realisatie van het plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de bedrijven in de omgeving.

Voor de uitbreiding zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. De richtafstanden zijn in onderstaande afbeelding weergegeven. De richtafstanden in gemengd gebied zijn met oranje vlakken weergegeven en voor een rustige woonwijk en rustig buitengebied met zwarte lijnen. De omgeving van het bedrijventerrein ter plaatse van de uitbreiding sluit het meest aan bij het omgevingstype 'gemengd gebied'. Dit betekent voor categorie 1 een richtafstand van 0 meter, voor categorie 2 een richtafstand van 10 meter en voor categorie 3.1 een richtafstand van 30 meter. Uit de afbeelding blijkt dat voor de woningen ter plaatse van de uitbreiding wordt voldaan aan de richtafstanden. Overigens wordt voor deze woningen ook voldaan aan de richtafstanden voor het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0012.png"
Afbeelding 5.4 Richtafstanden gemengd gebied (Bron: Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe)

Uit het kaartje blijkt dat ter plaatse van de uitbreiding aan de richtafstanden wordt voldaan, er liggen geen woningen van derden binnen de milieucontouren.

Door de RUD is daarnaast op basis van de milieucategorie een inschatting gemaakt voor de geluiduitstraling van het bestaande bedrijventerrein plus de uitbreiding. Voor categorie 1 is 50 dB(A)/m2 gehanteerd, 55 dB(A)/m2 voor categorie 2, 60 dB(A)/m2 voor categorie 3.1 en 65 dB(A)/m2 voor categorie 3.2.

In navolgende afbeelding is een overzicht van het rekenmodel weergegeven met de berekende 40, 45, 50 en 55 dB(A) contouren. Uitsluitend de woningen die zijn gelegen binnen de invloedsfeer van de uitbreiding zijn beschouwd en beoordelingspunten voor ingevoerd. Daarnaast is voor het gehele bedrijventerrein een akoestisch hard bodemgebied (reflecterend) ingevoerd en voor het gebied daarbuiten is een akoestisch zacht (absorberend) bodemgebied gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0013.png"
Afbeelding 5.5 Geluidscontouren behorende bij categorieindeling afbeelding 5.4 (Bron: Regionale Uitvoeringsdien Drenthe)

Als toetsingskader geldt voor woningen in het omgevingstype gemengd gebied een toetsingswaarde van 50 dB(A). Voor woningen in het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied is de toetsingswaarde 45 dB(A). In navolgende tabel is de berekende geluidbelasting ten gevolge van het bestaande bedrijventerrein plus uitbreiding getoetst aan dit toetsingskader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0014.png"
Afbeelding 5.6 Tabel geluidsbelasting (Bron: Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe)

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de nabijgelegen woningen met 1 tot 3 dB toeneemt en dat ter plaatse van alle woningen aan het toetsingskader wordt voldaan.

Met de gehanteerde uitgangspunten wordt voor zowel het omgevingstype gemengd gebied als het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" voldaan.

Ook blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de nabijgelegen woningen voldoet aan het gehanteerde toetsingskader voor woningen in het omgevingstype gemengd gebied en aan het toetsingskader van woningen in het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied van respectievelijk 50 en 45 dB(A).

Geconcludeerd kan worden dat op basis van de gehanteerde categorie indeling er voor geluid geen belemmeringen zijn voor uitbreiding van het bedrijventerrein Hoge Akkers in Ruinerwold, het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt niet aangetast.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies (in de omgeving). In voorliggend plan worden voornamelijk bedrijfsgebouwen toegevoegd. Het betreffen mede gebouwen bestemd en geschikt voor structureel verblijf van mensen zoals werkplaatsen. Daarnaast worden op de kavels langs de oostelijke en zuidelijke rand van het bedrijventerrein bedrijfswoningen toegestaan.

Bedrijfswoningen

Een bedrijfswoning die een functionele binding heeft met het bedrijf, waar de woning bij hoort, wordt niet beschermd tegen de hinder van het eigen bedrijf. Voor bedrijfswoningen geldt wel enige bescherming tegen bedrijfsactiviteiten van derden op het bedrijventerrein, er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de basis zijn de richtafstanden uit de VNG Handreiking bedrijven en milieuzonering een goed hulpmiddel om de aanvaardbaarheid te bepalen. De richtafstanden kunnen echter niet zonder meer worden toegepast, wanneer zoals in voorliggend geval bedrijfswoningen bewust op een bedrijventerrein gesitueerd worden.

Uit jurisprudentie blijkt dat bedrijfswoningen op lokale bedrijventerreinen met een maximale milieucategorie 3.1 ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Op dergelijk bedrijventerreinen bevinden zich geen grote lawaaimakers en de bedrijfsactiviteiten vallen onder het Activiteitenbesluit. De bedrijven op het bedrijventerrein moeten hieraan voldoen, waarbij ook omliggende bedrijfswoningen worden beschouwd.

Geur

Zoals reeds aangegeven maakt voorliggend plan bedrijfsgebouwen mogelijk die bestemd en geschikt kunnen zijn voor structureel verblijf van mensen zoals werkplaatsen. Dergelijke gebouwen zijn geurgevoelig. Geurproducerende functies zoals veehouderijen liggen in voorliggend geval op ruim 300 meter afstand van het plangebied met uitzondering van de agrarische functie aan Haakswold 11. Voor dit perceel wordt echter reeds een bestemmingsplanprocedure doorlopen, waarmee de locatie worden omgezet naar een bedrijfsfunctie behorend bij het bedrijventerrein.

Aan de zuidkant van het plangebied worden woningen op het bedrijventerrein toegestaan.

Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 160 meter een agrarische bouwblok (Blijdestein 4). Aan de richtafstand van 100 meter uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' wordt voldaan.

Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 300 meter afstand een agrarische bestemming met de aanduiding intensieve veehouderij (Kraloo 1). Hier is een pluimveehouderij gevestigd. Aan de richtafstand uit de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering' van 200 meter voor het aspect geur afkomstig van pluimveehouderijen wordt voldaan.

Voor dit pluimveebedrijf heeft de gemeente onlangs een intrekkingsverzoek van de omgevingsvergunning milieu ontvangen in verband met het verplaatsen van ammoniakrechten. Daarom is een geurberekening op basis van de omgekeerde werking van de Wet geurhinder en veehouderij in dit geval achterwege gelaten.

Geconcludeerd kan worden dat op basis van de gehanteerde categorie indeling en het feit dat Haakswold 11 deel uit maakt van het uitbreidingsplan, er voor geur geen belemmeringen meer zijn voor uitbreiding van het bedrijventerrein Hoge Akkers in Ruinerwold.

5.6.4 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de functies binnen het plangebied geen hinder ondervinden van omliggende bedrijven en er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Andersom geldt dat bestaande omliggende bedrijven niet extra beperkt worden als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.7 Milieueffectrapportage (Mer)

5.7.1 Algemeen

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport (MER) opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.

Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn op de volgende manieren:

  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming noodzakelijk is;
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen).
  • Een bestemmingsplan kan m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn indien het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C is in dit geval sprake van een m.e.r.-plicht. Bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D is het plan m.e.r.-beoordlingsplichtig.

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

5.7.2 Situatie plangebied

Voor deze ontwikkeling is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (Bijlage 7). De vormvrije m.e.r.-beoordeling maakt duidelijk dat de milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling beperkt zijn en dat er geen sprake is van een bijzondere omstandigheid die het opstellen van een plan-m.e.r. noodzakelijk maakt.

Op 10 mei 2022 is bij besluit van burgemeester en wethouders vastgesteld dat geen MER nodig is, zie Bijlage 8.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

5.8.2 Situatie plangebied

In het kader van luchtkwaliteit dient op twee manieren naar een plan te worden gekeken:

  • Externe werking van het plan op de omgeving
  • Interne werking achtergrondwaarden op het plan

Externe werking

Het voornemen voorziet in de ontwikkeling van het plangebied naar bedrijventerrein. Op basis van het stedenbouwkundig plan zoals beschreven in paragraaf 3.1 is aan de hand van de CROW-uitgave 'Toekomstbestendig parkeren' (publicatie 381) in paragraaf 3.3 de verwachte verkeersgeneratie globaal in beeld gebracht. De uitbreiding brengt op basis van het beoogde programma in totaliteit een verkeersgeneratie van circa 783 verkeersbewegingen per weekdagetmaal met zich mee. Hierbij wordt opgemerkt dat het gedeelte van het huidige bedrijventerrein dat meegenomen wordt in het bestemmingsplan niet is meegerekend.

Via een NIBM-tool berekening is onderzocht of de ontwikkeling wel of niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aandeel vrachtverkeer is gelet op de verhouding personenauto's (634) en vrachtwagens (149) op 11,7 % gezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0015.png"
Afbeelding 5.7 Berekening NIBM-tool (Bron: Kenniscentrum InfoMil)

Uit de berekening blijkt dat voorliggend plan 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Vervolgonderzoek naar effecten op de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Interne werking

Op de “grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland”, gepubliceerd door het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu op https://www.rivm.nl/gcn-gdn-kaarten/concentratiekaarten.nl zijn op schaal van vierkante kilometer vakken de gemiddelde achtergrondconcentraties aangegeven van diverse luchtverontreinigende stoffen. Op deze kaart is voor km2 vak waarin het projectgebied is gelegen aangegeven dat:

  • De achtergrond concentratie Stikstofdioxide (NO2) voor projectgebied is 10,52 µg/m3. Dit is ruim onder grenswaarde NO2 40 µg/m3 van de Wet milieubeheer bijlage 2 voorschrift 2.1.
  • De achtergrondconcentratie fijnstof PM10 voor projectgebied is 14,97 µg/m3. Dit is ruim onder grenswaarde PM10 40 µg/m3 van de Wet milieubeheer bijlage 2 voorschrift 4.1.
  • De achtergrondconcentratie fijnstof PM2,5 voor projectgebied is 8,607 µg/m3. Voor fijn stof (PM10 en PM2,5) bevinden de concentraties zich onder de WHO-advieswaarde.

Tot slot wordt geconcludeerd dat de beoogde functies niet worden aangemerkt als gevoelige bestemmingen in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

5.8.3 Conclusie

Gezien het vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.9 Externe Veiligheid

5.9.1 Normstelling

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

De regelgeving omtrent buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente De Wolden is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

5.9.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied (paarse contour) en omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006002-VG01_0016.png"
Afbeelding 5.8 Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat de locatie:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet ligt binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Opgemerkt wordt dat op de kaartuitsnede ten zuiden van het plangebied een gasbuisleiding te zien is. Dit is een gasbuisleiding van de NAM (NM-000768) welke op circa 210 meter van het plangebied ligt. De gasleiding heeft een uitwendige diameter van 203 mm en een maximale werkdruk van 95 bar. De 1% letaliteitsgrens voor deze leiding ligt op circa 130 meter. De 100% letaliteitsgrens ligt op circa 70 meter. Binnen deze strook mogen geen kwetsbare objecten worden geprojecteerd.

Het invloedsgebied, de 100% letaliteitszone en de belemmeringenstrook van de hoge druk aardgastransportleiding ligt binnen het plangebied in een agrarische bestemming. Binnen de agrarische bestemming zijn geen bouwactiviteiten toegestaan. Het bouwblok van de dichtstbij gelegen bedrijvenbestemming ligt op circa 200 meter van de hoge druk aardgastransportleiding. Dit heeft tot gevolg dat een verantwoording van het groepsrisico niet hoeft te worden uitgevoerd. Binnen het invloedsgebied van de leiding kan namelijk geen populatie binnen het plangebied worden geprojecteerd.

Binnen de bedrijfsbestemming van voorliggend bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Echter Bevi bedrijven zijn niet toegestaan. Naast risicovolle activiteiten die onder het Bevi vallen bestaan er ook risicovolle activiteiten (binnen categorie 3.1) die niet onder het Bevi vallen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een waterstoftankstation, waarvoor de risico's middels een QRA moeten worden berekend. Ook het plaatsen van een propaangastank is mogelijk, waarvoor veiligheidsafstanden gelden vanuit het Activiteitenbesluit.

Wanneer wel risicobronnen, niet zijnde Bevi activiteiten, binnen categorie 3.1 worden toegelaten, wordt geadviseerd in de regels op te nemen dat de PR10E-06 en de veiligheidsafstand geldend vanuit het Activiteitenbesluit niet buiten de grens van de inrichting mag liggen. Deze beperking geldt niet als het perceel, waarin een veiligheidszone zou kunnen komen te liggen, geen verblijfsobjecten zijn toegestaan. Dit zou kunnen gelden voor de bestemmingen agrarisch, groen, verkeer en water.

5.9.3 Onderzoek en conclusie

Het plan is in overeenstemming is met wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid.

5.10 Verkeer En Parkeren

In paragraaf 3.4 is in het kader van de planbeschrijving reeds uitgebreid ingegaan op de aspecten verkeer en parkeren. Hiernaar wordt verwezen.

5.11 Duurzaamheid

Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat de vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD).

De energieprestatie bij BENG wordt bepaald aan de hand van 3 individueel te behalen eisen:

  1. 1. de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2.jr)
  2. 2. het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2.jr)
  3. 3. het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten (%)

De BENG-eisen zijn verschillend voor ieder gebouwtype. Voor de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen op het bedrijventerrein gelden dus specifieke eisen waarin ze moeten voldoen om bijna energieneutraal gebouwd te worden.

Het kabinet streeft er daarnaast naar daken vaker te benutten voor duurzame oplossingen voor klimaatadaptatie of de opwek van zonne-energie, zoals de vergroening van daken of het aanbrengen van zonnepanelen. Daartoe is een wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) in voorbereiding, die naar verwachting uiterlijk 1 juli 2021 in werking zal treden. Het Bbl is onder de Omgevingswet de opvolger van het huidige Bouwbesluit 2012. Door de Bbl-wijziging krijgt de gemeente maatwerkmogelijkheden, waarmee zij bij nieuwe gebouwen die niet onder de voorgenomen BENG-eisen vallen (onverwarmde industriehallen) en bij bestaande gebouwen, het duurzaam gebruik van het dak kan eisen. De reden dat deze mogelijkheid zich niet richt op nieuwe gebouwen die al onder de voorgenomen BENG-eisen vallen, is dat die BENG-eisen al verplichten tot een minimaal aandeel hernieuwbare energie.

Gemeente De Wolden gaat een dergelijke maatwerkregeling uitwerken die ook van toepassing zal zijn op bedrijventerrein Hoge Akkers.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

6.2 Opzet Van De Regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012, waarbij rekening is gehouden met de bestaande systematiek van het bestemmingsplan Hoge Akkers 2008.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in:

Bestemmingsomschrijving:

Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.

Bouwregels:

In deze regels zijn eisen opgenomen waaraan de binnen de bestemming voorkomende bebouwing aan moet voldoen. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd is hierin vastgelegd.

Afwijken van de bouwregels:

Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.

Specifieke gebruiksregels:

In de specifieke gebruiksregels is bepaald welk gebruik van gronden en opstallen in elk geval strijdig is met of onder voorwaarden wordt toegestaan binnen deze bestemming.

Afwijken van de gebruiksregels:

Deze afwijkingen geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van het plan.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing):

In deze regels is aangegeven welke werken of werkzaamheden verboden zijn om uit te voeren zonder een omgevingsvergunning.

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich bijvoorbeeld voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Algemene gebruiksregels (Artikel 9)

In dit artikel worden het strijdig en toegestaan gebruik in dit bestemmingsplan geregeld.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken. Onder meer kunnen de bestemmingsgrenzen van de bestemming woongebied worden overschreden ten behoeve van een stedenbouwkundig gewenste invulling van de wijk.

Overige regels (Artikel 11)

In dit artikel is een regel opgenomen ten aanzien van de aanvullende werking van de welstandsnota en zijn regels omtrent parkeren.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording Van De Bestemmingen

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

'Agrarisch' (Artikel 3)

De agrarische gronden aan de noord en zuidzijde van het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch' gekregen. Het weiden vee en/of telen van gewassen is hier toegestaan en daarnaast het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden. Verder zijn bijbehorende openbare nutsvoorzieningen, infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en tuinen en erven mogelijk.

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde zijn onder voorwaarden toegestaan.

'Bedrijventerrein' (Artikel 4)

De gronden ter plaatse van het bedrijventerrein hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Hier zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Bedrijfswoningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning:

Bebouwing mag alleen ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 meter. Daarnaast dient de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen per bouwperceel ten minste 200 m² te bedragen, tenzij de gezamenlijke oppervlakte in de bestaande situatie minder dan 200 m2 bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte is toegestaan.

Het bebouwd oppervlak van een perceel bedraagt ten hoogste 70% van het totale perceelsoppervlak, tenzij het bebouwingspercentage in de bestaande situatie reeds meer dan 70 bedraagt, in welk geval het bestaande bebouwingspercentage is toegestaan.

'Groen' (Artikel 5)

De robuuste groenstructuur langs de randen van en binnen het plangebied heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, ondergeschikte nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, dammen en/of duikers en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 3,5 meter hoog.

'Verkeer' (Artikel 6)

De wegen in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer'. Gronden met deze bestemming kunnen worden gebruikt voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, bruggen, dammen en/of duikers, sloten, bermen en beplanting en groenvoorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

'Leiding - Gas' (Artikel 7)

De bestaande gasleiding aan de zuidrand van het plangebied heeft conform de geldende beheersverordening de bestemming 'Leiding - Gas' gekregen. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een hoofdbuisleiding en/of hoge druk aardgastransportleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en een belemmeringenstrook.

In geval van strijdigheid gaan de regels van deze dubbelbestemming voor de regels die ingevolge andere artikelen op de gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1.1 Vooroverleg

Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Drenthe

Het voorontwerpbestemmingsplan voor wettelijk vooroverleg toegestuurd naar de provincie Drenthe. De vooroverlegreactie van de provincie is opgenomen Bijlage 9. Voor gemeentelijk reactie hierop wordt verwezen naar reactienota in Bijlage 10.

Veiligheidsregio Drenthe

Het voorontwerpbestemmingsplan voor wettelijk vooroverleg toegestuurd naar de veiligheidsregio. De veiligheidregio heeft geen reactie op het bestemmingsplan gegeven.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Het voorontwerpbestemmingsplan voor wettelijk vooroverleg toegestuurd naar het waterschap. Voor de vooroverlegreactie van het waterschap en de gemeentelijk reactie hierop wordt verwezen naar reactienota in Bijlage 10.

7.1.2 Omgevingsdialoog, inspraak en zienswijzen

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan Uitbreiding Hoge Akkers, Ruinerwold' heeft van 15 juli 2021 tot en met 25 augustus 2021 ter inzage gelegen voor inspraak. Hierop zijn 3 inspraakreacties binnengekomen. De inspraakreacties hebben geleid tot enkele aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan. In de reactienota in Bijlage 10 worden de inspraakreacties en gemeentelijke reactie hierop nader beschreven.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 mei 2022 tot en met 29 juni 2022 ter inzage gelegen. Hierop zijn zeven zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voor zien in de reactienota zienswijzen (Bijlage 11). De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot wijzigingen in het bestemmingsplan.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Het eigendom van gronden in het plangebied is in gemeentelijke handen en om die reden kan worden afgezien van vaststelling van een exploitatieplan. Er is een grondexploitatie voor het gebied vastgesteld waarin de economische uitvoerbaarheid is aangetoond.

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Staat Van Bedrijven

Bijlage 2 Staat van bedrijven

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Aerius Berekeningen

Bijlage 2 AERIUS berekeningen

Bijlage 3 Natuurtoets

Bijlage 3 Natuurtoets

Bijlage 4 Hemelwatersysteem 1

Bijlage 4 Hemelwatersysteem 1

Bijlage 5 Hemelwatersysteem 2

Bijlage 5 Hemelwatersysteem 2

Bijlage 6 Afstroming Hemelwater

Bijlage 6 Afstroming hemelwater

Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r. Beoordeling

Bijlage 7 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling

Bijlage 8 M.e.r. Besluit

Bijlage 8 M.e.r. besluit

Bijlage 9 Vooroverlegreactie Provincie

Bijlage 9 Vooroverlegreactie provincie

Bijlage 10 Reactienota Inspraak

Bijlage 10 Reactienota inspraak

Bijlage 11 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 11 Reactienota zienswijzen