KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidige Planologische Regiem
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Functioneel
2.2 Ruimtelijk
2.3 Beeldkwaliteit
2.4 Verkeer & Parkeren
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid (Wet Geluidhinder)
4.2 Waterhuishouding
4.3 Luchtkwaliteit En Fijnstof
4.4 Archeologie & Cultuurhistorie
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Bodemkwaliteit
4.7 Ecologie
4.8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Anti-dubbeltel Regel
5.4 Algemene Bouwregels
5.5 Algemene Gebruiksregels
5.6 Algemene Afwijkingsregels
5.7 Algemene Wijzigingsregels
5.8 Overgangsrecht
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Inspraak

Ruinerwold, deelplan Haakswold 11

Bestemmingsplan - Gemeente De Wolden

Vastgesteld op 30-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Ruinerwold, deelplan Haakswold 11 met identificatienummer NL.IMRO.1690.2020BP1006003-VG01 van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch bedrijf

een veehouderij, productiegerichte paardenhouderij, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een bosbouwbedrijf of een gebruiksgerichte paardenhouderij;

1.8 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.11 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaand

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bijgebouw

een gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 dak

iedere bovenbeïndiging van een gebouw;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlenend bedrijf

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie;

1.29 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.30 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.34 karakteristiek gebouw

een gebouw met zodanige kenmerken of een zodanige verschijningsvorm dat het een positieve invloed heeft op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de omgeving;

1.35 kap

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in bijlage 1 Lijst van toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij woningen van de planregels genoemde bedrijvigheid, dan wel een naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.37 Lijst van toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij woningen

de Lijst die van deze regels deel uitmaakt;

1.38 opgaande en afschermende beplanting

(hoog-)opgaande afschermende beplanting als bomen en struiken en andere opgaande beplantingen, bedoeld als een landschappelijk aanvaardbare afscherming naar het landelijk (agrarisch) gebied;

1.39 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte constructie vormt, die hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;

1.40 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.41 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.42 peil

  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  • voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.43 perifere detailhandel

Volumineuze detailhandel in tuincentra, bouwmarkten, bestratings- en bouwmaterialen. De vestiging van grootschalige of brand- en explosiegevaarlijke detailhandel in de vorm van een supermarkt, vuurwerk, auto's, boten, caravans, machines, keukens en sanitair, meubelbedrijven met in ondergeschikte mate woninginrichtingartikelen, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten is uitgesloten.

1.44 perceelgrens

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.45 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.46 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.47 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.48 reclame-uiting

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;

1.49 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksclub, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.50 serre

een uitbouw in de zin van een glazen overdekte ruimte aangebouwd aan een woning;

1.51 staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.52 showtuin

tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bedrijf, ten doelen van het tentoonstellen van verkoopwaren;

1.53 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.54 verhard oppervlak

de oppervlakte van daken en alle bestratingen samen;

1.55 volumineuze detailhandel

detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling;

1.56 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.57 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.58 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.59 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Overstekken van daken, dieper dan 40 cm, worden meegerekend bij de oppervlakte van bouwwerken.

2.4 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

2.5 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwdelen met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

2.6 maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • voor lengten in meters (m);
  • voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • voor verhoudingen in procenten (%);
  • voor hoeken/hellingen in graden (°).

2.7 meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. b. extensieve (dag)recreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  2. b. openbare nutsvoorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. a. infrastructurele voorzieningen die bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  2. b. de waterhuishouding, waaronder waterlopen en beken;
  3. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruiken van andere werken en voorzieningen ten behoeve van opslag van mest.

Artikel 4 Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, welke zijn genoemd in de Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2 in bijlage 2 van de regels, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, m.e.r.-plichtige bedrijven en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. perifere detailhandel, beperkt tot volumineuze detailhandel van tuincentra, bouwmarkten en bouwmaterialen;
  3. c. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. water;
  3. c. tuinen, erven en terreinen;
  4. d. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  1. a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
    1. 1. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, mogen uitsluitend in de daarvoor bestemde bouwvlakken worden gebouwd;
    2. 2. het bouwvlak mag maximaal voor 100% worden bebouwd;
    3. 3. de maximale goothoogte bedraagt ten hoogste 4,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
    4. 4. de maximale bouwhoogte bedraagt ten hoogste 10 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    5. 5. de minimum en maximum dakhelling voor bedrijfsgebouwen en overkappingen bedragen respectievelijk 15 en 60 graden.
  2. b. Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2 m zal bedragen;
    2. 2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met oog op een landschappelijk verantwoorde landschappelijke inpassing en het bouwen in het landschap, zoals dat in het beeldkwaliteitsplan is verwoord en dat als uitgangspunt dient bij het opstellen van het bestemmingsplan, nadere eisen stellen aan de vormgeving en de situering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en perceelscheidingen.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 4.2 sub a onder 5 en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen verhoogd wordt tot 5,5 m, mits:
    1. 1. voor het verhogen van de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen aangetoond is dat dit bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in de Staat van bedrijven onder de categorieën 1 en 2 genoemde bedrijven, mits:

  1. a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen, plan mer-plichtige bedrijven en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend gevestigd wordt;
  3. c. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen, waaronder overkappingen;
  4. d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voor bedrijvigheid tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor bedrijvigheid tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels van dit bestemmingsplan;
  3. c. perifere detailhandel, beperkt tot volumineuze detailhandel van tuincentra, bouwmarkten en bouwmaterialen;

met daarbijbehorende:

  1. a. gebouwen;
  2. b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  3. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  4. d. andere-werken, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, terreinen en ontsluitingswegen;

met inachtneming van het volgende:

  1. a. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. kleinschalige detailhandel is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met oog op een landschappelijk verantwoorde landschappelijke inpassing en het bouwen in het landschap, zoals dat in het beeldkwaliteitsplan is verwoord en dat als uitgangspunt dient bij het opstellen van het bestemmingsplan, nadere eisen stellen aan de vormgeving en de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en perceelscheidingen.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. en toestaan, dat het bebouwingsoppervlakte met 5% wordt verhoogd;
  2. b. en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot niet meer dan 6 m;
  3. c. en toestaan dat de afstand uit de erfgrens wordt verminderd.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 en toestaan dat:

  1. a. bedrijven worden toegelaten die van een hogere categorie zijn of niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie;
  2. b. op één bedrijfsperceel bedrijvigheid van verschillende categorieën plaatsvindt.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - opgaande beplanting’, voor opgaande en afschermende beplanting;
  3. c. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

met daarbijbehorende:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. b. bruggen, dammen en/of duikers;
  3. c. paden en verhardingen;
  4. d. wegen;
  5. e. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met oog op een landschappelijk verantwoorde landschappelijke inpassing en het bouwen in het landschap, zoals dat in het beeldkwaliteitsplan is verwoord en dat als uitgangspunt dient bij het opstellen van het bestemmingsplan, nadere eisen stellen aan de vormgeving en de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en perceelscheidingen.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. showtuin, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - showtuin’;

met daarbijbehorende:

  1. a. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. (ontsluitings)wegen;
  4. d. paden;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. water.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met oog op een landschappelijk verantwoorde landschappelijke inpassing en het bouwen in het landschap, zoals dat in het beeldkwaliteitsplan is verwoord en dat als uitgangspunt dient bij het opstellen van het bestemmingsplan, nadere eisen stellen aan de vormgeving en de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en perceelscheidingen.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van tuin - showtuin’ ten hoogste 30 % mag worden verhard (terreinverharding en bouwwerken).

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in de Lijst van toelaatbare beroepen en vormen
  2. b. ter plaatse van de aanduiding ‘wonen uitgesloten’ is wonen niet toegestaan en zijn enkel ondersteunende functies ten behoeve van de bestemming toegestaan, zoals berging, opslag, aan huis verbonden beroep en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies;
  3. c. de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek'.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met oog op een landschappelijk verantwoorde landschappelijke inpassing en het bouwen in het landschap, zoals dat in het beeldkwaliteitsplan is verwoord en dat als uitgangspunt dient bij het opstellen van het bestemmingsplan, nadere eisen stellen aan de vormgeving en de situering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en perceelscheidingen.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. en afwijkende dakvormen toestaan dan wel dat een hoofdgebouw voor niet meer dan 50 % van het dakoppervlak wordt voorzien van een plat dak.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in elk geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik van de gronden als standplaats voor stacaravans;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de brandveiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10 m² zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. de bestemmingen ‘Agrarisch’, ’Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf’, ‘Bedrijventerrein', ‘Groen’, ‘Tuin’, ‘Verkeer’ en ‘Wonen’ onderling wijzigen ten behoeve van ondergeschikte aanpassingen;
  2. b. de bebouwingsgrens van de bouwvlakken binnen de bestemmingen ‘Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf’ en 'Bedrijventerrein' verschuiven mits dit ruimtelijk en stedenbouwkundig verantwoord is.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

13.2 Parkeergelegenheid

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de normen in de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 317 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel;
  3. c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden;
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam ‘Regels van het bestemmingsplan Ruinerwold, deelplan Haakswold 11 ’ van de Gemeente De Wolden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is eigenaar van een sierbestratings bedrijf gevestigd aan de Dr. Larijweg te Ruinerwold. Het bedrijf heeft zich dusdanig ontwikkeld dat er de wens is ontstaan om het bedrijf te verplaatsen naar een locatie waar meer ontwikkelingsmogelijkheden zijn, zodat het bedrijf toekomstbestendig kan worden voortgezet. Daartoe is initiatiefnemer overgegaan tot de aankoop van de gronden behorende tot de Haakswold 11 te Ruinerwold. Dit is een voormalige agrarische bedrijfslocatie die geschikt is om het te ontwikkelen tot reguliere bedrijfslocatie. Gezien de grootte van het perceel zijn er diverse mogelijkheden om het bedrijf ook in de toekomst te kunnen uitbreiden.

Alle percelen zijn in de vigerende beheersverordening en bestemmingsplan voorzien van de bestemming ‘agrarisch’. De vestiging van een niet-agrarisch bedrijf is hier niet toegestaan. Om voorgenomen bedrijfsverplaatsing mogelijk te maken dient daarom het bestemmingsplan te worden herzien. De gemeente De Wolden heeft kenbaar gemaakt voornemens te zijn hieraan medewerking te verlenen. Het voorliggende document betreft de toelichting van het bestemmingsplan Ruinerwold, deelplan Haakswold 11.

Naast de herontwikkeling van de Haakswold 11 is de gemeente De Wolden zelf initiatiefnemer van de uitbreiding van industrieterrein Hoge Akkers in westelijke richting. Deze uitbreiding zal aan de zuidzijde van het plangebied worden gerealiseerd. De ontwikkelingen zijn zelfstandig geïnitieerd en worden elk zelfstandige procedure gebracht. Desondanks worden de plannen waar mogelijk zoveel mogelijk op elkaar afgestemd.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied betreft een drietal percelen aan de Haakswold in de gemeente De Wolden - Hoogeveen. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Ruinerwold, sectie M, nummer 716, 1441 en 1421. De ligging van het plangebied ten opzichte van Ruinerwold en de directe omgeving is weergegeven in de afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006003-VG01_0001.png"

ligging plangebied

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan Ruinerwold, deelplan Haakswold 11 bestaat uit de volgende stukken:

  • regels (met bijbehorende bijlagen);
  • toelichting (met bijbehorende bijlagen);
  • verbeelding en een renvooi.

1.4 Huidige Planologische Regiem

1.4.1 Algemeen

Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de begrenzingen van de beheersverordening ‘Buitengebied’. Daarnaast is de zuidoost-hoek van het plangebied gelegen binnen de begrenzingen van bestemmingsplan ‘Hoge Akkers’. De gemeenteraad van gemeente De Wolden heeft de beheersverordening vastgesteld op 28 februari 2019. Het bestemmingsplan is vastgesteld op 10 december 2019. Zowel in de vigerende beheersverordening als in het bestemmingsplan is het plangebied bestemd als ‘Agrarisch’. Daarnaast is op het perceel 716 de functieaanduiding ‘agrarisch bedrijf’ en is dit perceel voorzien van een bouwvlak. Ook zijn de gronden voorzien van de dubbel bestemming Waarde - Archeologie.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding behorende bij het geldende bestemmingsplan opgenomen. Het plangebied is daarbij indicatief weergegeven met de magenta kaders. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006003-VG01_0002.png"

vigerende beheersverordening en bestemmingsplan

Omdat het overgrote deel van het plangebied gelegen is binnen de begrenzingen van de beheersverordening ‘Buitengebied’, worden de regels hiervan als uitgangspunt beschouwd. In de volgende paragraaf worden de bestemmingen van de beheersverordening nader toegelicht.

1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen

‘Agrarich’

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn ondermeer bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast zijn de gronden bestemd voor het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen.

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat er enkel gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische bedrijven mogen worden gebouwd. Deze zijn enkel binnen een bouwvlak toegestaan en binnen de functieaanduiding ‘agrarisch bedrijf’. De maximale goothoogte van gebouwen en overkappingen is 5,5 meter, terwijl de maximale bouwhoogte is vastgesteld op 12 meter.

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde en ondermeer toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd en dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind.

‘Waarde - Archeologie’

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede voor het behoud en herstel van de archeologische waarden.

In de beleidskaart ‘Archeologisch erfgoed in de gemeente De Wolden’ is het plangebied ingeschaald als gebied met een lage archeologische verwachting. Dit betekend dat er archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen groter dan 3 hectare en dieper dan 30 cm -Mv.

1.4.3 Strijdigheid

Het voornemen is om op de aangegeven locatie een nieuw bedrijf te vestigen. Dit gebruik en de beoogde bebouwde oppervlakte is in strijd met de vigerende beheersverordening. De gemeente De Wolden heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de wijziging van het bestemmingsplan om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan voorziet in gewenste juridische planologische kaders om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

1.4.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven.

Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van rijk, provincie en de gemeente De Wolden beschreven.

In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Functioneel

Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in aan de Haakswold ten westen van Ruinerwold. De Haakswold is van oudsher een buurtschap bestaande uit de welbekende herenboerderijen. Deze boerderijen staan op solitair op riante percelen en zijn op variërende afstand van elkaar gesitueerd. Tussen de erven is het open landschap bewaard gebleven met verschillende doorzichten naar het achtergelegen agrarische land. Deze afwisseling wordt kenmerkend geacht van de Haakswold.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006003-VG01_0003.png"

luchtfoto plangebied

De herenboerderijen waren vrijwel allemaal voorzien van rijke erven met siertuinen. Deze siertuinen stonden in dienst van de grote voorhuizen en waren veelal ontworpen volgens de uitgangspunten van de Engelse landschapsstijl. Doordat de boerderijen op vergelijkbare afstand tot de Haakswold zijn gesitueerd zijn de verschillende siertuinen vergelijkbaar in grootte zodat er ook een onderlinge relatie is.

In de boerderij aan de Haakswold 11 is een voormalige agrarisch bedrijf gevestigd, waarop ook het erf is ingericht. Zo zijn er een stal en enkele schuren op het achtererf aanwezig. Het geheel is gedateerd en het terrein is verrommeld. Daarmee heeft het niet meer de allure zoals die er eens geweest is. Wel zijn er diverse restanten aanwezig die het in zich hebben om, wanneer deze hersteld worden, de basis te vormen voor een nieuw erf met een kwalitatief hoogwaardige uitstraling. Zo is de sloot langs de Haakswold nog aanwezig en zijn de contouren van de oprijlaan nog te herkennen.

Nieuwe situatie

De bestaande boerderij zal worden herontwikkeld in het kader van de regeling voormalig agrarische bedrijven. De invulling van een voormalige agrarische bedrijfslocatie met een regulier bedrijf sluit aan bij de ambitie van de Gemeente De Wolden om ondernemers ruimte te bieden voor ontwikkeling en levendigheid op het platteland te handhaven. Daarmee kan de locatie geschikt gemaakt worden voor een nieuwe invulling, zoals het beoogde bedrijf.

In het voorhuis zullen de bestaande woningen worden gehandhaafd. Daarmee blijft de zijde aan de Haakswold bewoond, wat aansluit aan het gebruik van de naburige boerderijen. Ten behoeve van het bedrijf zullen de overige opstallen worden gesloopt, waarvoor in de plaats nieuwe bebouwing zal worden gerealiseerd.

Daarnaast is de gemeente De Wolden voornemens de Hoge Akkers uit te breiden in westelijke richting en realiseert hier Hoge Akkers II. De uitbreiding van het bedrijventerrein sluit ruimtelijk aan op de ontwikkeling van onderhavig bestemmingsplan, waarbij het bedrijf aan de Haakswold 11 aan de zuidelijke perceelgrens grenst aan Hoge Akkers II. Ook functioneel sluiten beide ontwikkelingen op elkaar aan, waarbij wonen aan de Haakswold zal worden gehandhaafd en de bedrijfsactiviteiten op het zuidelijke deel van het plangebied zullen plaatsvinden. Het plangebied wordt zo bestemd dat er gradaties van bedrijvigheid mogelijk zijn, van lichte bedrijvigheid aan de Haakswold tot zwaardere bedrijvigheid op het zuidelijke deel, grenzend aan de Hoge Akkers II.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006003-VG01_0004.png"

gewenste ontwikkeling

Huidige bedrijfslocatie

De huidige bedrijfslocatie aan de Dr. Larijweg 48 zal na de bedrijfsverplaatsing worden opgeheven. Het terrein wordt leeg gemaakt van de bestaande opslag, waarbij de bestaande bedrijfsopstallen zullen worden geamoveerd. Alle materialen en producten zullen worden overgebracht naar de nieuwe bedrijfslocatie aan de Haakswold 11.

De bestaande bedrijfswoning zal in gebruik blijven als reguliere burgerwoning van de initiatiefnemers.

2.2 Ruimtelijk

Boerderij en siertuin

De bestaande boerderij zal volledig worden gerenoveerd en verbouwd, zodat deze geschikt is voor gebruik op de lange termijn. De voorzijde van de boerderij zal gebruikt blijven worden als dubbele woning. Deze woningen zijn zelfstandig en hebben geen relatie met het achtergelegen bedrijf.

Uitgangspunt is om de voortuin van de Haakswold 11 als siertuin in ere te herstellen. Enkele elementen van de Engelse landschapsstijl zijn reeds in de tuin aanwezig, zoals verschillende hagen, een aantal solitaire bomen, de sloot en de erftoegangspaden. De boerderij staat verhoogd ten opzichte van het omliggende landschap. Door in het ontwerp van de voortuin hierop in te spelen kan de boerderij visueel verder boven het maaiveld verheven worden, waarmee de voorgevel van de boerderij nog meer statuur krijgt. De siertuin en de voorgevel van de boerderij versterken elkaar. Samen vormen ze het visitekaartje voor het bedrijf, gezien vanaf de Haakswold.

De voortuin is volledig gericht op het verhogen van de visuele aantrekkingskracht en zal niet publiekelijk toegankelijk zijn. De beide inritten zullen worden versmald ten opzichte van de bestaande inritten en dienen enkel voor de toegang van de woonhuizen in het voorhuis. Deze inritten kunnen worden geaccentueerd door middel van zuilen aan weerszijde van de inrit.

Tot slot wordt het water meer ruimte gegund, zodat de bolling van het maaiveld het effect van verhoging van de boerderij verder versterkt. Ook zal de siertuin daarmee meer van de Haakswold worden gescheiden.

Agrarische gronden

Aan de Haakswold zijn de diverse erven individueel duidelijk herkenbaar. De afwisselende openheid en dichtheid aan beide zijden van de Haakswold is een van de kwaliteiten die veel waardering krijgt. Om het erf van de Haakswold goed in te passen is ervoor gekozen om deze aan weerszijde open te houden middels agrarisch gebruik. Ten behoeve daarvan zullen de hoeken aan weerszijde van de boerderij agrarisch blijven. Dit kan worden gebruikt ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden of ander dieren. Het gebruik van deze gronden staat los van de bedrijfsexploitatie.

Op de agrarische gronden aan de westzijde van het plangebied zal ook een openbaar wandelpad worden gerealiseerd. Deze maakt onderdeel uit van het ommetje Ruinerwold. Het wandelpad wordt voortgezet in de showtuin en groensingel langs de westelijke perceelgrens.

Showroom

Ten westen van de boerderij zal een showroom worden gerealiseerd. Deze showroom zal worden gebruikt ten behoeve van het tentoonstellen van diverse producten en materialen. Daarmee zal het voornamelijk worden gebruikt door consumenten.

De showroom zal als schuurachtig volume worden vormgegeven en wordt daarmee visueel ondergeschikt aan de boerderij. Het schuurvolume wordt verder op het perceel gesitueerd dan de boerderij, zodat het merendeel van de zijkant van de boerderij zichtbaar blijft vanaf de Haakswold. Dit is in overeenstemming met de ruimtelijke uitgangspunten zoals die historische gezien gelden. Daarnaast wordt de schuur middels een glazen tussenlid met de bestaande boerderij verbonden. Daarmee worden de twee gebouwen fysiek aan elkaar verbonden maar blijft het herkenbaar als verbinding tussen oud en nieuw.

Showtuin

Aan de westzijde van het perceel ligt de showtuin, waar bezoekers de beschikbare producten en materialen buiten kunnen bekijken. Het vormt een verlengstuk van de showroom en biedt een aanvullende beleving van materialen in een natuurlijke omgeving. Daarmee krijgen bezoekers een goed idee op welke wijze materialen toegepast kunnen worden en hoe deze er bijvoorbeeld uit zullen zien in eigen tuin. Daarnaast dient de showtuin als inspiratie voor bezoekers. Men kan er inspiratie opdoen voor mogelijkheden in aanleg van terrassen, tuinen, paden, etc.

Ook wordt hier een natuurlijke vorm gezocht om waterberging in te passen. Uitgangspunt is om dit zichtbaar te maken en onderdeel van de beleving. Zo komt ook tegemoet aan de wens van het waterschap om waterberging herkenbaar in het landschap op te nemen.

Groenstructuur

De slotenstructuur vormt van oudsher de basis voor de verkaveling van het gebied. Het vormt het kader voor de cultuurhistorische waarden op de plek. Deze oorspronkelijke slotenstructuur is over het gehele perceel nog aanwezig. Deze structuur zal worden behouden en vormt het uitgangspunt voor de landschappelijke inpassing van het bedrijf. Waar mogelijk wordt de slotenstructuur extra kracht bijgezet door de aanplant van enkele streekeigen bomen. Hiermee wordt de strucuur beter herkenbaar vanaf de Haakswold.

Aan de zuid- westzijde van het perceel zal het bedrijf worden afgeschermd door een 15 meter brede groensingel. Deze zal in beheer van Gemeente De Wolden worden gebracht en biedt plaats voor een openbaar wandelpad. Hiermee wordt het bedrijf uit het zicht onttrokken en worden de landschappelijk kwaliteiten niet verstoord. Deze groensingel zal worden doorgetrokken langs de Hoge Akkers II.

Kantoor

Ten behoeve van een juiste bedrijfsexploitatie wordt achter de bestaande boerderij, aan de noordzijde van de bestemming bedrijventerrein, een kantoor gerealiseerd in een schuurachtig volume. Hier zullen werknemers van het bedrijf werkzaam zijn voor de administratie en verkoop van goederen. Het gebouw is zo ingepast dat er goede controle is op de in- en uitgaande goederen en verkeersbewegingen. Transporteurs kunnen bij het kantoor de administratieve kant van de leveringen afhandelen.

Het kantoor wordt ruimtelijk zo ingepast dat deze de groene strook in het het plangebied doorkruist. Om de landschappelijke waarden in stand te houden wordt er ter plaatse van deze doorkruizing voor gekozen om hier een transparant tussenlid toe te passen. Dit betekent dat het deel van het gebouw dat samenvalt met de groenstrook transparant moet worden uitgevoerd, zodat het doorzicht in het plangebied behouden blijft. De landschappelijk herkenbare lijn wordt daarmee door de architectuur versterkt en verankerd.

Erf

Tussen de boerderij en de showroom zal een autoluw erf ontstaan. Het erf dient als voetgangersgebied en is de entree voor de bezoekers van het bedrijf. Daarnaast begeleidt de ruimte de gewenste looproutes. Ook kan er straatmeubilair worden geplaatst, zodat bezoekers hier kort kunnen verblijven.

Opslag

Het achterterrein wordt grotendeels ingezet ten behoeve van de opslag van goederen. Het opslagterrein wordt ingericht met als belangrijkste uitgangspunt logistiek. Aangrenzend aan het kantoor zal een afhaal carrousel worden ingericht waar particulieren en professionals goederen kunnen afhalen.

Het meerendeel van het opslag terrein zal niet toegankelijk zijn door derden, maar enkel voor werknemers van het bedrijf. Met het oog op veiligheid is het belangrijk om het terrein overzichtelijk in te delen, met genoeg ruimte voor vrachtwagens om te manoeuvreren. Verkeersstromen worden zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Goederen en materialen kunnen door werknemers met heftrucks van het opslagterrein worden opgehaald en klaargezet voor de afnemers in de afhaal carrousel.

2.3 Beeldkwaliteit

Aan de Haakswold is de bestaande boerderij gesitueerd. Deze is voorzien van de aanduiding karakteristiek, als gebouw met zodanige kenmerken en verschijningsvorm dat het een positieve invloed heeft op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de omgeving. Voor de beeldkwaliteit voor bestaande bebouwing wordt verwezen naar de Welstandsnota 2013 van gemeente De Wolden. Dit aangezien deze bebouwing nadrukkelijk onderdeel is van het historische en karakteristieke lint aan de Haakswold.

Ten behoeve van de beeldkwaliteit van het nieuw te ontwikkelen bebouwing en erfinrichting is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Vanuit de beoogde en gewenste ruimtelijke kwaliteit, zijn de door de gemeente De Wolden opgestelde welstandscriteria afkomstig uit de geldende welstandsnota en Landschappelijk ontwikkelingskader (LOK) hiervoor als uitgangspunt genomen en daar waar nodig aangescherpt. Het beeldkwaliteitsplan wordt door de gemeenteraad vastgesteld als toevoeging op de welstandsnota en is als bijlage 1 van de regels in dit bestemmingsplan opgenomen.

In het beeldkwaliteitsplan is de situering en verschijningsvorm van de bebouwing opgenomen. De situering sluit aan op de bestemmingen en bouwvlakken die in het bestemmingsplan worden vastgelegd. Daarnaast zijn in het beeldkwaliteitsplan uitgangspunten voor de vormgeving, detaillering, kleuren en materialen van de gebouwen en bijgebouwen geformuleerd.

Naast de bebouwde omgeving bevat het beeldkwaliteitsplan ook een overzicht waarin de landschappelijke elementen zijn opgenomen. Hierin worden streekeigen beplanting benoemd die in het plangebied mogen worden ingepast.

Uitgangspunt van het beeldkwaliteitsplan is dat de verschillende plan onderdelen in hun kracht worden gezet. Doel is om het erf van de voormalige agrarische bedrijfslocatie als zodanig herkenbaar te maken en te houden. Daarnaast voorziet het beeldkwaliteitsplan het bedrijventerrein van meer passende industriële uitstraling. Doel is het creëren van een natuurlijke verscheidenheid, die tegelijk ook een duidelijke binding uitstraalt. Er moeten voornamelijk industriële materialen met een gedekte kleur worden toegepast.

2.4 Verkeer & Parkeren

Voorgenomen ontwikkeling vindt plaats gelijktijdig aan de ontwikkeling van de uitbreiding van de Hoge Akkers in Hoge Akkers II. De gemeente De Wolden is voornemens om voor de Hoge Akkers II een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen, langs de oostgrens van het plangebied. De nieuwe ontsluitingsweg zal ook door het nieuwe bedrijf van onderhavig bestemmingsplan worden gebruikt ten behoeve van de ontsluiting, zowel voor consumenten als bedrijfsmatige kopers en leveranciers.

Het huidige bedrijf van de initiatiefnemer is gelegen aan de Dokter Larijweg 47 te Ruinerwold. Met de bedrijfsverplaatsing worden ook de verkeersbewegingen verplaatst. Het toekomstige bedrijf zal goed bereikbaar zijn vanaf de A37 en N375. De verwachting is daarom dat het aantal verkeersbewegingen in de kern Ruinerwold zal afnemen, omdat bezoekers van het bedrijf het dorp niet meer hoeven doorkruizen om het bedrijf te bereiken.

Op het perceel is ruimte gereserveerd voor ca. 40 parkeerplaatsen. Het parkeren zal landschappelijk worden ingepast in de noord-oostelijke hoek van het plangebied en is integraal onderdeel van het erfinrichtingsplan.

Voor een nadere beschouwing van het aspect Verkeer & Parkeren wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3 ‘Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan 2010-2019’. Hier wordt ingegaan op de verkeerskundige situatie en het beleid hiervoor van gemeente De Wolden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De beoogde bedrijfsverplaatsing raakt niet aan de nationale belangen. Qua omgevingsbeleid is voor dit plan het beleid van provincie en gemeente bepalend. Daarom wordt er volstaan met een toetsing aan het relevante beleidskader op provinciaal en gemeentelijk niveau.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Drenthe 2018, deze is op 3 oktober 2018 door Provinciale Staten vastgesteld. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent de provincie een scala van instrumenten toe om haar beleid daarnaast meer direct extern te laten doorwerken. De Provinciale omgevingsverordening Drenthe volgens artikel 4.1 Wro is een van die instrumenten. Deze Omgevingsverordening is tevens op 3 oktober 2018 in werking getreden.

3.2.1 Ruimtelijke kwaliteiten

De Omgevingsvisie Drenthe 2018 is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Drenthe. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is het ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit, passend bij de kernkwaliteiten van de provincie. De kernwaarde bedrijvigheid is een middel om kernkwaliteiten en ontwikkelingen met bedrijfseconomische aspecten in een zorgvuldig afwegingsproces te brengen. Met een beroep op de kernwaarde bedrijvigheid kan niet worden afgeweken van thematisch beleid, zoals voor regionale afstemming van woningbouw of ten aanzien vestigingsbeleid voor bedrijven.

De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaal economische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Waar geen dominant systeem aanwijsbaar is, spreekt men over ‘multifunctionele gebieden’. Op de robuuste systemen is thematisch beleid van toepassing. In het beleid worden zes kernkwaliteiten benoemd die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. Dit betreffen:

  • Landschap;
  • Natuur;
  • Cultuurhistorie;
  • Archeologie;
  • Aardkundige waarden;
  • Rust.

In de volgende teksten wordt het relevante beleid dat van toepassing is op de planlocatie beknopt omschreven.

3.2.2 Robuuste systemen

3.2.3 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Drenthe 2018 verwoordde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 De Wolden Structuurvisie 2030

De gemeenteraad van De Wolden heeft in 2010 het ruimtelijk beleid vastgelegd voor de periode 2010 - 2030 middels de Structuurvisie 2030. Met deze visie wil de gemeente beleid op hoofdlijnen formuleren, dat als kapstok kan gelden voor sectorale beleidsplannen en zal worden vertaald in bestemmingsplannen.

De basis voor de structuurvisie is het plattelands-karakter van De Wolden. De gemeente kiest ervoor om een plattelandsgemeente te blijven waarbij het aanwezige landschap de drager is voor ontwikkelingen. Het landschap, gevormd door de mens, geeft de ruimtelijke kwaliteit van het gebied weer. Al eeuwen is het landschap gevormd doordat er gewoond en gewerkt wordt in en bij de esdorpen, veenontginningen en beekdalen. De visie voor 2030 richt zich daarom op het versterken van de kenmerken en kwaliteiten die de plattelandsgemeente heeft. De kwaliteit van het platteland waar wonen, werken en recreëren is verweven in diverse landschappen.

De gemeente heeft ingezet op een verdere ontwikkeling van de vrijkomende agrarische bedrijven in het buitengebied. Nieuwe functies in deze vrijkomende agrarische bedrijven leveren een verbetering op van de leefbaarheid, leegstand wordt voorkomen en er ontstaat een nieuwe dynamiek in het buitengebied. Het hergebruik leidt ook tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de gebouwen worden veelal opgeknapt. De nieuwe bedrijvigheid levert een versterking van het economische draagvlak, het buitengebied kan zo dienen als kraamkamer voor nieuwe bedrijvigheid. De vraag van ondernemingen naar een bedrijfslocatie in het buitengebied, reikt verder dan de beschikbare voormalige agrarische bedrijven.

Een uitbreiding van het beleid, zodat ook woningen en bestaande bedrijvigheid in het buitengebied kan worden gebruikt voor nieuwe bedrijvigheid is gewenst. Bij bedrijvigheid die zich heeft gevestigd in de VAB’s ontstaat na een aantal jaar bedrijfsvoering regelmatig een vraag voor uitbreiding. Het bedrijf wil zich verder ontwikkelen. De gemeente wil deze uitbreiding van niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied mogelijk maken, onder voorwaarden. De uitbreiding moet passend zijn bij het landschap, waarbij dynamiek in het landschap mogelijk moet zijn. In het landschappelijk ontwikkelingskader wordt met voorwaarden uitgewerkt dat in het ene landschapstype meer ontwikkelingsmogelijkheden liggen dan in het andere.

Voorgenomen ontwikkeling betreft een bedrijfsverplaatsing. Het betreffende bedrijf is momenteel gevestigd aan de Dr. Larijweg 47 in Ruinerwold, maar heeft behoefte aan uitbreidingsmogelijkheden voor de lange termijn. Dit is op de huidige locatie niet mogelijk. Daarom is men voornemens het bedrijf te verplaatsen naar de locatie aan de Haakswold 11, waar voor de lange termijn uitbreidingsmogelijkheden zijn op een voormalig agrarisch bedrijfslocatie. Dit is in overeenstemming met de ambitie van de gemeente De Wolden om niet agrarische bedrijfsvoering in het buitengebied mogelijk te maken en van uitbreidingsmogelijkheden te voorzien.

Om het bedrijf goed in het landschap in te passen is een landschappelijke en cultuurhistorische visie opgesteld, zie ook hoofdstuk 2 Planbeschrijving. In deze visie zijn de kernkwaliteiten van de locatie als uitgangspunt genomen voor de voorgenomen ontwikkeling. Deze komen terug in de erfinrichting en zijn ook beschreven in hoofdstuk 2.

Ook heeft de landschappelijke karakteristiek als basis gefungeerd voor de erf-indeling in het plangebied. Dit is verankerd in de verbeelding en regels van het bestemmingsplan. Zo komen bijvoorbeeld lichtere functies als kantoor en showroom dichter aan de Haakswold.

Zwaardere functies als opslag en transport zijn bestemd aan de zuidzijde van het perceel en sluiten hier aan op het gebruik van de Hoge Akkers. Dit deel heeft de gemeente De Wolden op de structuurvisiekaart aangeduid als uitbreidingslocatie voor het bedrijventerrein. In lijn met de structuurvisie wordt dit deel ingericht ten behoeve van een bedrijvenkavel voor de lokale bedrijvigheid, zodat deze de mogelijkheid krijgt bij het bestaande dorp gevestigd te blijven. Deze ontwikkeling is van groot belang voor de lokale economie van Ruinerwold.

3.3.2 Lanschappelijk ontwikkelingskader (LOK)

Uit de gemeentelijke structuurvisie blijkt dat het landschap een van de belangrijkste kwaliteiten is van de gemeente De Wolden. In de structuurvisie is eveneens aangegeven dat de gemeente graag over een landschappelijk ontwikkelingskader wil beschikken. Met het LOK wil de gemeente ontwikkelingen in het buitengebied begeleiden.

Het plangebied is gelegen op gronden aangeduid als Laagveenontginning. De laagveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf smalle zandruggen zijn lange, zeer smalle ontginningspercelen opgezet die tot ver het land in lopen. Op de zandrug ontwikkelen zich boerderijen op de kop van de percelen. De lange bebouwingslinten zijn als ontginningsas nog steeds markant aanwezig in het landschap. Vooral rond Ruinerwold is de opstrekkende verkaveling nog duidelijk zichtbaar door de aanwezige elzensingels op de perceelsgrenzen. De rijkdom van de ontginningen weerspiegelt zich in de woningen. De oudere woningen uit de beginperiode zijn nog sober, met een lage goot en vaak een rieten dak. De latere bebouwing, zeker bij Ruinerwold, toont de rijkdom van toen door grote boerderijen met sjieke voorhuizen en royale tuinen.

Voor het plangebied is hiervan ook sprake. De karakteristieke boerderij heeft allure passend bij de Haakswold en refereert naar de rijkdom van voorheen. De gemeente wil deze kwaliteiten graag behouden, wat zich vertaald naar de wijze waarop een erfinrichtingsplan voor een bedrijfsuitbreiding staat beschreven. De belangrijkste uitgangspunten bij aanpassingen aan erven in het ontginningslandschap zijn voor de gemeente:

  • vasthouden aan de rationele opzet van de verkaveling en van de erven;
  • waar het landschap wordt gedomineerd door een opstrekkende verkaveling wordt door de situering van bebouwing, nokrichting en de richting van de beplanting deze verkavelingsrichting versterkt;
  • iets ‘roods’ gaat gepaard met iets ‘groens’;
  • het silhouet van het erf als groen cluster in het landelijk gebied behouden;
  • respecteren van een onderscheid tussen een voorerf waar gewoond wordt en een achtererf waar wordt gewerkt en de bijgebouwen staan.

Het plan is op basis van voorgaande uitgangspunten verder uitgewerkt. In het erfinrichtingsplan is een onderscheid gemaakt in voor- en achtererf, wat zich ook heeft vertaald naar het bestemmingsplan in twee bestemmingen; VAB en Bedrijventerrein. Het nieuwe erf is daarbij vormgeven als één erf en ruimtelijk als zodanig herkenbaar. Daarnaast is de beplanting op de erfgrenzen teruggebracht, waardoor de slagen in het landschap opnieuw herkenbaar zijn. Deze fungeren als ruimtelijke drager van de verdere invulling van het perceel. De singels zijn middels de bestemming groen ook als zodanig vastgelegd in het bestemmingsplan.

Gelet op voorgaande kan worden gesteld dat voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de voorwaarden en ambities zoals door de gemeente De Wolden is verwoord in het Landschappelijk ontwikkelingskader.

3.3.3 Welstandsnota 2013 De Wolden

De welstandsnota 2014 bevat het welstandsbeleid voor het gehele grondgebied van de gemeente De Wolden. Met de vaststelling van deze wijziging van de Welstandsnota heeft de gemeenteraad op 13 december 2012 de welstandseisen voor de gehele gemeente vastgesteld. Het plangebied is gelegen in deelgebied 2; Haakswold.

Haakswold behoort tot hetzelfde laagveen-ontginningsgebied als de Dr. Larijweg en het Boerpad. De tweezijdige bebouwing langs het Haakswold is op onregelmatige afstanden van elkaar gesitueerd.

De open structuur biedt veel doorzicht op het (voormalige) slagenlandschap. Het bebouwingsbeeld langs het Haakswold bestaat voornamelijk uit negentiendeeeuwse boerderijen met bijgebouwen en schuren. De forse bouwvolumes staan op ruime kavels. De voortuinen lopen over in de kavelsloot die de overgang vormt tussen openbaar en privé. De oorspronkelijke bijgebouwen zijn vooral door hun positie veelal ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

Het hoofdgebouw bestaat uit een samengesteld bouwvolume; een bedrijfsgedeelte met de nok haaks op de weg-as met daarvoor, aan de straatzijde, een dwarsgeplaatst woonhuis met schilddak.

Van het bedrijfsgedeelte is het zadeldak beelddominant. De zijgevels zijn relatief laag en voorzien van kleine gevelelementen in een sterk ritme. De gevels zijn opgetrokken uit roodbruine of beige-bruine baksteen. Het dak bestaat veelal uit riet al of niet in combinatie met (ongeglazuurde) pannen.

Het woonhuis heeft veelal een voorname uitstraling. De gevels van de woonhuizen zijn verticaal geleed, symmetrisch van opbouw met een middenpartij waarin de (terugliggende) voordeur. Belangrijk is de vaak rijke detaillering, soms klassiek, een enkele keer met “Jugendstil” invloeden. Ook het opgetilde vloerpijl draagt bij aan het statige karakter.

De woonhuisgevels zijn gemetseld in roodbruine of beige-bruine baksteen, voorzien van bijvoorbeeld licht gekleurde horizontale banden, sluitstenen en lijsten. Op het dak liggen (geglazuurde) pannen.

De bijgebouwen zijn of in metselwerk of in een donker gekleurd afwijkend materiaal uitgevoerd.

Het beleid gericht zich op het conserveren van de waardevolle kenmerken van het gebied. Nieuwe ontwikkelingen zullen niet zijn toegestaan en aanvullingen of wijzigingen in de bestaande bebouwing zullen vanuit de bestaande waarden moeten geschieden.

Het plan is opgebouwd vanuit de bestaande situatie aan de Haakswold 11. Het originele erf met de landschappelijke structuren hebben daarvoor als uitgangspunt gediend. De vrije ligging in het landschap, de doorzichten op het slagenlandschap en bebouwingsbeeld worden allen behouden en waar mogelijk versterkt. De eisen uit de welstandsnota blijven gelden voor de karakteristieke boerderij. Voor de nieuw op te richten bebouwing is een nieuw beeldkwaliteitsplan opgesteld, als aanvulling op de welstandsnota. In dit beeldkwaliteitsplan zijn eisen opgenomen voor de nieuwe bebouwing, erfbeplanting en inrichtingselementen.

Ruimtelijk bestaat de ontwikkeling uit twee delen. Het voorste deel bestaat uit het bestaande erf en het achterste deel wordt bestemd als bedrijventerrein. Er is een ruimtelijke scheiding tussen beide deelgebieden aangebracht. Om het bestaande erf herkenbaar te houden wordt rondom het erf een groen en tuin bestemming vastgelegd.

In het beeldkwaliteitsplan zijn diverse eisen voor de bebouwing en erfinrichting van het deel van het bedrijventerrein opgenomen. De bebouwing mag hier een meer industriële uitstraling hebben, aansluitend op de Uitbreiding Hoge Akkers.

Gelet op de zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de ambities zoals door gemeente De Wolden zijn omschreven in de Welstandsnota 2013.

3.3.4 Ambitiedocument Vitaal Platteland

In dit beleidsstuk heeft gemeente De Wolden tien ambities omschreven voor een vitaal platteland. Hiermee wil men inspelen op de veranderende bevolkingssamenstelling in de dorpen van de gemeente. Door tijdig in te spelen op ontwikkelingen kunnen problemen worden voorkomen. Ambitie 7 ‘Versterken lokale economie door regionale samenwerking’ is het meest relevant voor voorgenomen ontwikkeling.

Deze ambitie is erop gericht om bedrijven en daarmee werkgelegenheid vast te houden in de gemeente. Dit wil men bereiken door goede locaties, faciliteiten en ondersteuning en dienstverlening te bieden aan ondernemers, zodat de regio als geheel optimaal aantrekkelijk blijft als vestigingsplaats.

Voorgenomen ontwikkeling maakt het mogelijk voor een bedrijf om in de regio actief te blijven, waardoor lokale werkgelegenheid behouden blijft. Hiermee draagt de ontwikkeling bij aan de instandhouding van een vitaal platteland zoals omschreven in het Ambitiedocument van de gemeente De Wolden.

3.3.5 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2010-2019

In dit beleidsstuk is het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente De Wolden opgenomen, dat zich in hoofdzaak richt op het zo veel mogelijk beperken en waar mogelijk oplossen van (toekomstige) verkeersproblemen.

In overleg met andere gemeenten en instanties is een gebiedsgerichte aanpak gehanteerd om te komen tot een betrouwbare reistijd. De gemeente De Wolden wil een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem met de volgende doelstellingen:

  • vergroten van de verkeersveiligheid;
  • bevorderen van het fietsverkeer en gebruik van openbaar vervoer;
  • zo veel mogelijk faciliteren van autogebruik;
  • leveren van een bijdrage aan economische en ruimtelijke ontwikkelingen;
  • verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving (beperken schade aan natuur, landschap en milieu).

Voor wegen buiten de bebouwde kom geldt een snelheidsregiem van 60 kilometer per uur ingeval van fietsen op de rijbaan en bij wegen met een vrijliggend fietspad 80 kilometer per uur. In het GVVP is een wegencategorisering bepaald. Alle doorgaande wegen, waaronder de Haakswold, hebben een vrijliggend fietspad. De Haakswold is een 60-kilometer-weg uit de categorie Erftoegangsweg A (ETW-A) met vrijliggend fietspad.

Ten behoeven van de uitbreiding van bedrijventerrein de Hoge akkers in Ruinerwold is de gemeente De Wolden voornemens een nieuwe toegangsweg te realiseren, ten oosten van het plangebied van onderhevig bestemmingsplan. De weg is voornamelijk bedoeld als toegangsweg voor Hoge Akkers II vanaf de Haakswold. Hij wordt daarom ingericht om ondermeer vrachtverkeer te kunnen bergen.

De realisatie van de nieuwe weg zorgt ervoor dat ook het plangebied vanaf de oostzijde goed toegankelijk wordt. Er wordt daarom gekozen om het bedrijf enkel vanaf deze nieuwe weg aan de oostzijde te ontsluiten. Dit draagt significant bij aan het vergroten van de verkeersveiligheid omdat gevaarlijke situaties met vrachtverkeer of consumenten op de Haakswold daarmee voorkomen worden.

De woonhuizen voorin de bestaande boerderij blijven ontsloten aan de Haakswold. Dit is conform de bestaande situatie en leidt tot een heldere scheiding van verkeersstromen richting het plangebied. Gezien de beperkte verkeersbewegingen van en naar de woningen heeft dit geen consequenties voor de verkeersveiligheid ter plekke.

Ten behoeve van het bedrijfsmatige gebruik is er ook sprake van een toenemende parkeerbehoefte. Op het perceel is ruimte gereserveerd voor ca. 40 parkeerplaatsen. Het parkeren zal landschappelijk worden ingepast in de noord-oostelijke hoek van het plangebied en is integraal onderdeel van het erfinrichtingsplan.

Het opslagterrein wordt ingericht met als belangrijkste uitgangspunt logistiek en is bereikbaar vanaf de nieuwe ontsluitingsweg ten oosten van het plangebied. Ten zuiden van het kantoor zal een afhaal carrousel worden ingericht waar particulieren en professionals goederen kunnen afhalen. Het meerendeel van het opslag terrein zal niet toegankelijk zijn door derden, maar enkel voor werknemers van het bedrijf of leveranciers. Verkeersbewegingen vinden overwegend plaats met vrachtverkeer. Met het oog op veiligheid is het daarom belangrijk om het terrein overzichtelijk in te delen, met genoeg ruimte voor vrachtwagens om te manoeuvreren. Verkeersstromen worden zoveel mogelijk van elkaar gescheiden.

Hiermee is voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met de ambities zoals genoemd in het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2010-2019. De verkeersveiligheid en bereikbaarheid zijn aandachtspunten waarop de plannen zijn afgestemd. Mede de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg voor Hoge Akkers II draagt hieraan bij.

3.3.6 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het beleid van de gemeente De Wolden, zoals verwoord in de structuurvisie, LOk, welstandsnota, ambitiedocument en GVVP.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema’s geluid, water, luchtkwaliteit, MER, archeologie & cultuurhistorie, externe veiligheid, bodem en ecologie.

4.1 Geluid (Wet Geluidhinder)

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.

Middels dit bestemmingsplan wordt de bestemming ‘agrarisch’ aan de noordzijde van het plangebied gewijzigd naar ‘Bedrijf - voormalig agrarisch bedrijf’. Voor het deel van het plangebied rondom de bestaande boerderij worden hier bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 toegestaan. Deze activiteiten hebben een richtafstand van 10 of 30 meter.

In de bestaande boerderij zijn twee woningen gevestigd, te weten in het voorhuis. Deze zullen worden gehandhaafd en worden daarmee beschouwd als bestaande situatie. Deze woningen worden voorzien van de bestemming ‘Wonen’. Tussen het woonhuis en de bedrijfslocatie wordt een tussenzone vastgelegd middels de functie aanduiding ‘Wonen - uitgesloten’. Ondanks dat hier ook de bestemming wonen wordt toegepast, is dit deel van het gebouw enkel geschikt voor ondergeschikt gebruik aan wonen zoals berging, garage of vergelijkbaar gebruik. Door deze tussenzone op te nemen is gewaarborgd dat de woningen geen hinder ondervinden van het aangrenzende bedrijf en vice versa.

Het achter gelegen deel van het plangebied wordt voorzien van de bestemming ‘Bedrijventerrein’. Hier zijn bedrijfsactiviteiten t/m categorie 3.1 en 3.2 toegestaan, met richtafstanden van respectievelijk 50 en 100 meter. Langs de grenzen van het plangebied wordt de lagere categorie 3.1 toegepast, zodat de externe werking met een richtafstand van 50 meter tot een minimum beperkt blijft. Het deel voorzien van categorie 3.2 is centraal in het plangebied gelegen en compleet omgeven door categorie 3.1 functie. Dit maakt dat de richtafstand van 100 meter van categorie 3.2 grotendeels op eigen terrein gelegen is, waarbij de categorie 3.1 functie als buffer fungeert. Aangezien de bestemming ‘Bedrijventerrein’ aan de zuidzijde van het perceel gelegen is, vallen reguliere woningen aan de Haakswold allen buiten de richtafstand van de bedrijfsactiviteiten.

Gezien de ruime afstand van het plangebied tot omliggende functies is het aannemelijk dat er een goed woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden. Daarnaast is het industrieterreinen Hoge Akkers op geruime afstand van de woningen in de boerderij gelegen. Daarmee is voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met de voorwaarden zoals omschreven in de Wet geluidhinder.

4.2 Waterhuishouding

Sinds 1 november 2003 is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op waterhuishoudkundige aspecten: de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. Het watersysteem wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater worden dus (in samenhang) in beschouwing genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van het watersysteem betekent ook dat het watersysteem wordt benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om ruimtelijke plannen waterneutraal vorm te geven en om het watersysteem op orde te krijgen.

Het plangebied is gelegen op gronden waarvan het Waterschap Drents Overijsselse Delta het bevoegde waterschap is. Het algemeen bestuur van het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het ‘Waterbeheerplan 2016-2021’ vastgesteld.

Hieronder volgt een korte toelichting op de doelen in het waterbeheerplan:

  • Overstromingen, wateroverlast of droogte voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond;
  • Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving, de Kaderrichtlijn Water (KRW), maken onderdeel uit van het plan;
  • Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen. Niet alleen wordt geprobeerd om de schadelijke stoffen uit het water te halen. Ook wordt geprobeerd om van deze stoffen nieuwe producten te maken en nieuwe toepassingen te zoeken.

Naar aanleiding van het doorlopen van de watertoets (zie bijlage 1) heeft het waterschap een uitgangspuntennotitie opgesteld. Het doel van de uitgangspuntennotitie is om in de initiatieffase van een plan bruikbare informatie aan te leveren voor de waterhuishouding in en rond het plangebied. Dit kan worden opgenomen in de waterparagraaf van het inrichtingsplan, bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing. De uitgangspuntennotitie bevat informatie over de bestaande waterhuishouding en concrete uitgangspunten voor het plan op basis waarvan de waterhuishouding kan worden geregeld.

Bestaande waterhuishouding

Het plan ligt in het stroomgebied Wold Aa. Rond het plangebied liggen geen primaire A-watergangen of secundaire B- watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. In het plan is er sprake van twee peilgebieden (noord en zuid). Het noordelijke peilgebied heeft een maximumpeil van NAP + 0,50 m. Het peilgebied ten zuiden van de bebouwing heeft een maximumpeil van NAP + 0,70 m. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.

Watersysteem

Het waterschap heeft watersystemen ingedeeld in verschillende categorieën, zodat de aan- en afvoer van voldoende water, waarborg van de waterkwaliteit en ruimte voor water kan worden gewaarborgd.

Ten noorden van het plangebied ligt een beschermingszone van een primaire A-watergang waar rekening mee dient te worden gehouden.. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is verantwoordelijk voor de inrichting en het onderhoud ervan. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Voorgenomen ontwikkeling heeft geen belemmerende werking voor het beheer en inrichting van deze watergang.

Wateroverlast

Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Daarom is er bij de erfinrichting rekening gehouden met de inpassing van voldoende waterberging. Circa 10% van de toename van verhard oppervlak is als waterberging in het plangebied zijn verwerkt. In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 28.000 m2 gerealiseerd. Dit houdt in dat een waterbergend oppervlak van circa 2.800 m2 zal worden aangelegd waarin maximaal 30 cm pijlsteiging mogelijk is. Dit zal voornamelijk worden gerealiseerd door de bestaande en historische slagen in het landschap te gebruiken ten behoeve van waterberging en infiltratie. Hiermee draagt het water bij aan een waardevolle cultuurhistorische inpassing van het plangebied.

Naast het gebruik van de slotenstructuur zal er op de agrarische grond aan de noordoostzijde van het plangebied een wadi worden gerealiseerd. Ook in de showtuin zullen waterelementen bijdragen aan de beleving van water en infiltratie. Voor eventuele overtollige afvoer wordt afstemming gezocht met de Gemeente De Wolden om aan te sluiten bij de afvoer van de Hoge Akkers II. Middels deze ingrepen kan water bij extreme kortstondige buien in het plangebied worden geborgen, zonder dat dit tot externe overlast leidt.

Waterkwaliteit

Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico’s voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren. Het hemelwater vanaf de dakoppervlakken en binnenerf zal zal worden afgevoerd op oppervlaktewater op agrarische gronden en in de showtuin. Dit is schoon hemelwater en kan zonder extra ingrepen worden geïnfiltreerd.

Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afstromende hemelwater te garanderen.

Ten tijde van het ontwerpen van de terreininrichting zal in nader overleg worden getreden met het waterschap, zodat de inrichting van het oppervlaktewater kan worden afgestemd op de benodigde ecologische kwaliteit. Het watersysteem zal worden ontworpen met aandacht voor doorspoeling, zodat zo min mogelijk geïsoleerde vijverpartijen of watergangen ontstaan.

Riolering

Uitgangspunt voor het waterschap is het optimaliseren van de aanvoer van afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Dit ten behoeve van het verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en het beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater. Afvalwater en hemelwater zullen daarom gescheiden worden aangeboden op de perceelgrens. Zoals aangegeven zal hemelwater zoveel mogelijk worden geinfiltreerd in de bodem of worden geborgen in het oppervlaktewater. Voor eventuele overtollige afvoer wordt gezocht naar een afstemming met de Hoge Akkers II.

Externe werking ruimtelijk plan

De ontwikkeling is erop gericht om omliggende grond grond- en oppervlaktewatersysteem te beschermen voor om nadelige gevolgen. Daarom worden met voorgenomen ontwikkeling de waterstanden binnen het in te richten gebied tijdens of na het bouwrijp maken niet structureel verlaagd.

Beheer en onderhoud

Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. De inrichting van het gebied wordt daarom zo ontworpen, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is. Er is voornamelijk sprake van verharding rondom de watergangen, waardoor de bereikbaarheid voor beheer en onderhoud gewaarborgd is. Daarnaast zal ten behoeve van de aanleg van het nieuw aan te leggen water opnieuw overleg plaatsvinden met het waterschap. Ook voor nieuwe bomen langs een watergang geldt een vergunningsplicht of meldingsplicht.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er voorgenomen ontwikkeling geen belangen van het waterschap schaadt. Het initiatief is zodoende in lijn met de uitgangspunten van het waterschap, waarbij het als integraal onderdeel van de erfinrichting zal worden ingepast. De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de uitgangspunten voor het aspect water.

4.3 Luchtkwaliteit En Fijnstof

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

Gelet op de aard en omvang van dit project in vergelijking met Wet Milieubeheer beschreven categorieën, kan worden aangenomen dat het project ‘niet in betekenende mate bijdraagt’ aan de luchtverontreiniging. Gezien voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Archeologie & Cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Op grond van de Erfgoedwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudens waardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

In de beleidskaart ‘Archeologisch erfgoed in de gemeente De Wolden’ is de locatie ingeschaald met een lage archeologische verwachting. Dit betekend dat er archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen groter dan 3 hectare en dieper dan 30 cm -Mv. Hoewel de ontwikkeling ca. 5 hectare beslaat vinden er slechts grondwerkzaamheden plaats op gronden kleiner dan 3 hectare. Archeologisch onderzoek is daarom niet verplicht.

4.4.2 Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.

Om dit voor de gemeente inzichtelijk te maken heeft de gemeente De Wolden een Cultuurhistorische beleidskaart. Deze is in 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. Op deze kaart zijn de gronden aangewezen als beleidszone 1 en grenst deze aan een cultuurhistorisch ensemble. Hieronder zijn de beleidsadviezen voor dit gebied weergeven en is de locatie indicatief op de beleidskaart aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1006003-VG01_0006.png"

cultuurhistorische waardenkaart

Beleidszone 1: De cultuurhistorische waarde van dit gebied is zeer hoog. Bij nieuwe ontwikkelingen spelen cultuurhistorische waarden dan ook een essentiële rol. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe ontwikkelingen in de bestaande situatie wordt daarom aanbevolen. Iedere verandering zou moeten bijdragen aan het versterken van de bestaande cultuurhistorische waarden of deze tenminste niet aantasten.

Cultuurhistorisch ensemble: Dit zijn waardevolle gebieden in de gemeente. Cultuurhistorie biedt hier voor zowel gemeente als private partijen bij uitstek kansen voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen.

In de omgeving van het plangebied aan het Haakswold bevinden zich daarnaast rijksmonumenten, provinciale monumenten en karakteristieke panden.

Bij de vestiging van het bedrijf aan de Haakswold is een belangenafweging gemaakt tussen de economische belangen en de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de locatie in de omliggende omgeving. Hierbij is ervoor gekozen een bedrijfsvestiging mogelijk te maken die zorgvuldig landschappelijk wordt ingepast en waarbij zichtlijnen zoveel mogelijk behouden blijven. Gezamenlijk met de uitbreiding van de Hoge Akkers vormt het plan de nieuwe westelijke rand van de kern Ruinerwold. De rand van het plangebied wordt afgehecht met een robuuste groenstrook met bomen en struiken. Daarbij wordt de voormalige agrarische bedrijfslocatie ruimtelijk losgekoppeld van het industriële gedeelte. Ook binnen het plangebied wordt veelvuldig groen toegepast en vormen de landschappelijke slagen de structuur waarbinnen de ontwikkeling plaats mag vinden. De groenstroken met bomen lopen door in het plan van uitbreiding van de Hoge Akkers.

De bestaande boerderij is opgenomen als karakteristiek pand in de lijst karakteristieke panden van de gemeente De Wolden. In het bestemmingsplan wordt daarom voor de boerderij de aanduiding karakteristiek opgenomen. Hiermee is geborgd dat de hoofdvorm en verschijning gehandhaafd dient te worden.

Gesteld wordt dat de ontwikkeling daarmee in overeenstemming is met de uitgangspunten zoals omschreven voor Cultuurhistorie.

4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico’s die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Er bevindt zich in de omgeving van het plangebied één risicobron, te weten een aardgasleiding op circa 475 meter van het plangebied. Deze aardgasleiding heeft een diameter van 203 mm en een maximale werkdruk van 95 bar. Daarmee heeft het een toetsingsafstand van 40 meter. Het plangebied is daarmee ruim buiten de aangegeven toetsingsafstand van de leiding gelegen en vormt geen beperking voor voorgenomen ontwikkeling.

Daarnaast voegt voorgenomen ontwikkeling geen risicobron aan het plangebied toe. Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving aangaande de externe veiligheid.

4.6 Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op een bestaand agrarisch perceel. Om de kwaliteit van de bodem inzichtelijk te maken heeft Lievense begin 2020 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie. Het gehele rapport is als bijlage 2 van dit bestemmingsplan bijgevoegd. Hier volgen enkel de conclusies met betrekking tot voorgenomen initiatief.

Resultaten voormalig agrarisch bedrijf

Ter hoogte van de sloot bij Haakswold 11 is sprake van een asbestspot (inspectiegaten A101 t/m A103) met gehalten ruim boven de interventiewaarde in de bovengrond (oppervlakte van circa 4 m2; bodemvolume van circa 2 m3). Er is daarmee sprake van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging, welke eventueel dient te worden gesaneerd.

In de opstallen aan Haakswold 11 is vermoedelijk asbest aanwezig en in de loods ten zuiden van de boerderij zijn op de verharding diverse asbestverdachte plaatmaterialen waargenomen. In verband met de geplande sloop en verbouwing van de opstallen dient nog een asbestinventarisatie van de gebouwen te worden uitgevoerd. Als daadwerkelijk sprake is van asbesthoudende opstallen wordt aanbevolen, gezien het feit dat asbestverdachte materialen op de verharding in de loods zijn waargenomen, na de beoogde sloop van de opstallen een verkennend asbestonderzoek uit te laten voeren (eventuele druppelzone en ter plaatse van het aantreffen van asbesthoudende plaatmaterialen op de bodem).

Resultaten agrarische gronden

Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem van de onderzochte locatie opgebouwd is uit zwaksiltig, matig fijn zand, in de bovengrond matig humeus. Het grondwaterniveau is tijdens hetonderzoek vastgesteld op 0,6 m-mv. Tijdens het veldwerk zijn geen voor het onderzoek van belang zijnde waarnemingen naar voren gekomen. Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook speciaal gelet op asbest(houdende) materialen. Deze zijn zintuiglijk niet op de bodem en in het opgeboorde materiaal ter plaatse van het onderzoeksterrein waargenomen.

Conclusie

De resultaten van het onderzoek vormen geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de bedrijfsbestemming van het terrein. Wel dient ten tijde van de sloop van de opstallen een asbestinventarisatie te worden uitgevoerd.

Gelet op voorgaande kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor voorgenomen ontwikkeling.

4.7 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Nederlands Natuurnetwerk (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming.

Provincies zijn verantwoordelijk voor de veiligstelling en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het ruimtelijk beleid voor het NNN is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN’ waarbij tevens zoveel mogelijk rekening gehouden dient te worden met de andere belangen die in het gebied aanwezig zijn. De kernkwaliteiten binnen het NNN zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Voor ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstelling van het NNN is geen ruimte, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang waar niet op een andere manier aan kan worden voldaan. Daarbij worden de zogenaamde NNN-spelregels gehanteerd: herbegrenzing van het NNN, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel.

Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied. In verband met de ligging van het plangebied op enige afstand van het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties omdat de bescherming van het Natuurnet Nederland geen externe werking kent.

Als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten, neemt de depositie van NOx/NH3 op Natura2000-gebied vermoedelijk af. Daar komt bij dat vervoersbewegingen op meer dan 5 kilometer van Natura2000 gebieden niet hoeven worden meegenomen in de berekeningen. Dit betekend dat verkeersbewegingen van en naar het plangebied geen toename van uitstoot teweeg kunnen brengen. Om de volledige situatie inzichtelijk te maken is door de Natuurbank Overijssel een Aerius-calculatie uitgevoerd.

De activiteiten in de ontwikkelfase leiden gezamenlijk tot een NOX-emissie van 10,2 kg/jaar. Deze emissie leidt niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied en leidt daarom niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft dan ook geen Wet natuurbescherming-vergunning aangevraagd te worden. Het resultaat van de AERIUS-berekening is opgenomen in bijlage 4.

Er zijn geen stikstofbronnen die berekend hoeven te worden tijdens de gebruiksfase. Er is daarom geen stikstofberekening uitgevoerd voor de gebruiksfase.

Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. Er is daarom geen sprake van een wettelijke consequentie in het kader van de Wet natuurbescherming. Er hoeft geen Wet natuurbescherming-vergunning aangevraagd te worden.

Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming

Om voorgenomen initiatief te toetsen aan bestaande regelgeving inzake soortbescherming is er een Quickscan Natuurwaarden-onderzoek uitgevoerd door de Natuurbank Overijssel. De resultaten zijn hier beknopt weergegeven. Het gehele Natuurwaarden-onderzoek is als bijlage 3 bijgevoegd.

Het onderzoeksgebied is op 11 oktober 2019 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingsplaatsen en andere beschermde functies, zoals foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen.

Het plangebied behoort tot functioneel leefgebied van verschillende vleermuis-, amfibieën-, grondgebonden zoogdier- en vogelsoorten. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar vermoedelijk nestelen er vogels en bezetten verschillende grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en voortplantingsplaats.

In het plangebied nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.

Voor de grondgebonden zoogdieren, die een rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. De functie van het plangebied als foerageergebied, wordt voor de in het plangebied foeragerende diersoorten niet aangetast.

Conclusie

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor gebieds- of soortenbescherming.

4.8 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  • Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
  • Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is;
  • Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r. waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 van het besluit;
  • Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r. waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4.

Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders voor een herontwikkeling van een voormalige agrarische bedrijfslocatie tot reguliere bedrijfslocatie en voldoet daarmee aan de definitie van een ‘besluit’ als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. De beoogde ontwikkeling is opgenomen in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage, namelijk: “De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen”. In voorliggend geval is sprake van de herontwikkeling van een voormalige agrarische bedrijfslocatie tot reguliere bedrijfslocatie. Hiermee blijft de ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde voor bedrijfsmatige activiteiten zoals benoemd in onderdeel D. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Indien de mogelijkheden van dit plan worden vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels.
  • Bestemmingsregels.
  • Algemene regels.
  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsregels, specifieke gebruiksregels of vergunningsregels voor aanleggen. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen.

5.2 Bestemmingsregels

Bij dit bestemmingsplan wordt aangesloten op de plansystematiek van het moederplan ‘bestemmingsplan bedrijventerrein Hoge Akkers 2008’, met enkele regels uit beheersverordening Buitengebied. Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd. Het plan is opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

‘Agrarisch’

Dit artikel regelt het gebruik van de gronden met een agrarische functie (zonder gebouwen). De bestemming is opgenomen om het voortzetten van het huidige gebruik van een klein deel van het plangebied mogelijk te maken.

‘Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf’

Deze gronden zijn bestemd voor een regulier bedrijf dat wordt gehuisvest op een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Het bedrijf dat hier wordt gesitueerd dient de bestaande inrichting als uitgangspunt te nemen voor de vestiging, waarbij herkenbaar moet blijven dat het om een voormalige agrarische bedrijfslocatie gaat. Dit komt met name tot uiting in behoud van de bestaande boerderij en de erfinrichting. Ten behoeve van het behouden van de karakteristieke hoofdvorm wordt de bestaande boerderij voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’.

De soort/aard van toelaatbaar te achten bedrijven wordt afgekaderd door bedrijven tot en met categorie 2 uit de VNG-brocure “Bedrijven en milieuzonering” (2009). Daarmee is de soort/aard van de bedrijven beter geschikt voor het bestaande woonlint aan de Haakswold. Zwaardere bedrijvigheid dient te worden ingepast op gronden bestemd als ‘Bedrijventerrein’.

Nadrukkelijke eis is dat hier geen plaats is voor kleinschalige detailhandel of horeca.

‘Bedrijventerrein’

Deze gronden zijn bestemd voor (plaatselijk passende) bedrijven. Uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan is geweest om maatwerk te leveren voor initiatiefnemer. Daarom is gewerkt met verschillende gradaties van bedrijvigheid en moet de bestemming voornamelijk ondersteunend tot de bestemming ‘Bedrijf - Voormalig agrarisch bedrijf’ worden gezien.

De bestemming ‘Bedrijventerrein’ wordt toegekend aan gronden waar voornamelijk opslag en transport plaatsvindt, ten behoeve van het bedrijf gevestigd aan de noordzijde van het perceel. Dit komt ook tot uiting in de bouwmogelijkheden binnen de bestemming, die zeer beperkt zijn opgenomen.

Voor het zuid- oostelijke deel van het plangebied zijn meer bouwmogelijkheden opgenomen, inclusief de mogelijkheid een bedrijfswoning te realiseren. Dit is ten behoeve van de hervestiging van een gebruiker van de bestaande gronden, die als onderdeel van de ontwikkeling een plaats wordt gegund binnen voorgenomen ontwikkeling. Voor deze ondernemer is een bedrijfsperceel van circa 1.700 m2 opgenomen, zie hoofdstuk 3. Dit perceel sluit in de toekomstige situatie aan bij de bedrijfspercelen van de Hoge Akkers II en kan worden ontsloten via de nieuw aan te leggen weg.

Omdat ieder bestemmingsplan enkel een juridisch kader biedt, bestaat er de mogelijkheid dat andere bedrijven zich hier in de toekomst willen vestigen. Daarom is gezocht naar een zo strikt mogelijke toekenning van de bestemming, zodat een mogelijke toekomstige gebruiker van eenzelfde aard en omvang is als het bedrijf van de initiatiefnemer. Dit moet voorkomen dat ongewenste functies als kleinschalige detailhandel of horeca zich op de locatie vestigen. Voor een nadere beoordeling over de toelaatbaarheid van bedrijven wordt verwezen naar de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009), en de bestemde categorieën. Naast een omschrijving van de soort/aard van toelaatbaar te achten bedrijven bevat deze brochure indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddeld te achten bedrijf in die sector.

Gelet op de aard van het bedrijf, alsmede de ligging van het bedrijf nabij het woongebied dienen de te ontwikkelen bedrijfsactiviteiten in beginsel beperkt te blijven tot activiteiten als genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1 en beperkt 3.2.

De keuze voor een Staat van Bedrijfsactiviteiten vloeit voort uit de wens reeds bij de planologische toets nadrukkelijk inzicht te hebben in de milieuaspecten, die van belang kunnen zijn voor de toelaatbaarheid. De samenstelling van de Staat is gebaseerd op factoren, die het woonmilieu niet of slechts in geringe mate belasten en voorts de toelaatbare bedrijfsactiviteiten onderling niet negatief belasten.

Een en ander samenvattend kan worden gesteld dat de “omschrijving” en de “milieucategorie” in principe als “hard” gegeven dienen te worden beschouwd. De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen daarentegen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende “grootste afstand” niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. Zoals hiervoor is gesteld is deze Staat gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte (productiecapaciteit, opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke);
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

Ter ondervanging van eventuele onvolkomenheden van de gekozen systematiek en om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is ter zake dan ook een ontheffingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen. Met ontheffing kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de bedrijven, die in de betreffende categorieën zijn genoemd. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu. Rechtens zijn in dit bestemmingsplan bedrijven in de categorieën 1 tot en met 3.2 toegestaan, zoals die zijn beschreven in de lijst van bedrijven van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Mede door nieuwe technologieën en ontwikkelingen kunnen nieuwe bedrijfstypen ontstaan die dan (nog) niet in de lijst van bedrijven voorkomen. De regel als hiervoor genoemd, waarin bepaald wordt dat bedrijven die naar aard en/ of omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de omgeving, biedt hiervoor uitkomst. De productiegebonden detailhandel is toegestaan.

Om de vestiging van pseudo-bedrijven te voorkomen zijn in de bebouwingsregels minimale vereisten ten aanzien van de grootte van een bouwperceel en voor de oppervlakte van gebouwen opgenomen. Daarnaast is, ter behoud van de kleinschaligheid van het bedrijventerrein, een maximale oppervlakte van het bouwperceel in de bebouwingsregels vastgelegd. Binnen de bebouwingsvlakken geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter. Bedrijfswoningen zijn rechtens toegestaan ter plaatse de daarvoor opgenomen aanduiding ‘Bedrijfswoning’. Bedrijfswoningen dienen onderdeel uit te maken van de bedrijfsbebouwing. Hiermee wordt beoogd vervreemding aan particulieren te voorkomen, hetgeen voortvloeit uit de hiermee gemoeid zijnde milieuproblematiek. De vestiging van zogenaamde Wgh- en Bevi-inrichtingen is uitgesloten. Verder zijn ook seksinrichtingen niet toegestaan.

‘Groen’

De als zodanig bestemde gronden zijn wanneer ze zijn voorzien van de functieaanduiding voor opgaande beplanting vooral bedoeld voor een landschappelijk aanvaardbare afscherming naar het landelijk (agrarisch) gebied.

‘Tuin’

De bestemming ‘Tuin’ hangt in hoge mate samen met de bestemmingen ‘Wonen’ en ‘Bedrijf - Voormalig Agrarisch Bedrijf’. Hierbinnen zijn de siertuinen van de woningen en de showtuin van het bedrijf opgenomen, die niet mogen worden bebouwd. De voortuinen van de woningen zijn prive en niet toegankelijk voor bezoekers van het bedrijf. De showtuin van het bedrijf is aangemerkt door de aanduiding ‘Tuin - Showtuin’. Hier zijn kleine bouwwerken toegestaan zoals prieel, pergola en veranda of in aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk, als onderdeel van de tuin.

‘Wonen’

In de huidige situatie zijn twee woningen in de bestaande boerderij aan de Haakswold in gebruik. Deze zijn geen onderdeel van de bedrijfsfunctie, maar zullen als zelfstandige woningen worden blijven verhuurd. Daarom heeft bij de bestemming Wonen een afweging plaatsgevonden tussen het geven van een grotere vrijheid aan de invulling van de woonhuizen in de bestaande boerderij aan de Haakswold, ten opzichte van die van een bedrijfswoning. Dit heeft geleid van het opnemen van de bestemming ‘Wonen’ in het bestemmingsplan.

Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen realiseren zijn de milieukundige aspecten goed geinventariseerd. Aan de hand hiervan is als onderdeel van de bestemming ‘Wonen’ een tussenzone van 5 meter met de aanduiding ‘wonen uitgesloten’. Deze ruimte is enkel bestemd voor ondersteunend gebruik van wonen, zoals bijvoorbeeld berging en opslag of in aard daarmee gelijk te stellen gebruik..

De bestemming maakt enkel hoofdgebouwen mogelijk, omdat bijgebouwen inpandig zullen worden opgelost in de zone met de aanduiding ‘wonen - uitgesloten’.

5.3 Anti-dubbeltel Regel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, wederom - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken.

5.4 Algemene Bouwregels

Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedacht dat de bouwgrenzen in afwijking van het plan en de bestemmingen in de regels, uitsluitend mogen worden overschreden door bepaalde ondergeschikte bouwdelen.

5.5 Algemene Gebruiksregels

Voor de redactie van de gebruiksregels is de algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met debestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

5.6 Algemene Afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal ontheffingsregels opgenomen, teneinde het mogelijk te maken dat op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt.

Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst dan wel noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels op alle bestemmingscategorieën van toepassing.

5.7 Algemene Wijzigingsregels

Ondanks dat de algemene procedure met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid al in de Wro is opgenomen, wordt deze hier voor alle duidelijkheid en toegespitst op deze plaatselijke situatie toch opgenomen. Zo kunnen bestemmingen onderling gewijzigd worden ten behoeve van ondergeschikte aanpassingen dan wel kunnen bebouwingsgrenzen van de bouwvlakken binnen de bestemming “Bedrijventerrein” verschoven worden als dit ruimtelijk en stedenbouwkundig verantwoord is.

De wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast als een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden.

5.8 Overgangsrecht

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het bepaalde in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is in beginsel onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding daarvan, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan.

De economische uitvoerbaarheid komt volledig voor de rekening van de initiatiefnemer. De gemeente De Wolden en de initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten, waarin ook het planschadeverhaal is opgenomen, waardoor de gemeente planschade-claims bij de initiatiefnemer kan verhalen. Voor de gemeente De Wolden zijn er geen financieel-economische gevolgen van de realisatie van het bedrijf op het perceel.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Vooroverleg

Provincie Drenthe

Voorliggend plan betreft een project dat valt binnen de voorwaarden en ambities beschreven in de Omgevingsvisie Drenthe 2018. Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van de ruimtelijke procedure voorgelegd aan de Provincie Drenthe. In hun reactie geven zij aan een duidelijke ruimtelijke splitsing te willen ervaren van het voormalige agrarische bedrijf en het bedrijventerrein deel.

Naar aanleiding van de reactie van de Provincie Drenthe is het plan hierop aangepast. De positionering van de gebouwen is gewijzigd en er is een extra groenstrook als ruimtelijke scheiding tussen beide bestemmingen opgenomen. Er ontstaat daarmee een strook van ca. 25 meter waarmee beide functies ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn. Tijdens diverse overleggen zijn de plannen verder met de provincie Drenthe afgestemd. Aan de hand van de gemaakte wijzigingen hebben zij aangegeven in te kunnen stemmen met het plan.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Op 10 oktober 2020 heeft er een vooroverleg plaatsgevonden met het waterschap. Hierin zijn diverse uitgangspunten van het waterschap en initiatiefnemers met elkaar gedeeld. De plannen zijn op basis hiervan op enkele punten aangepast.Vervolgens is online de watertoets doorlopen. Naar aanleiding hiervan is een uitgangspuntennotitie opsteld. Deze uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

In het kader van het voorontwerp bestemmingsplan heeft de gemeente De Wolden opnieuw vooroverleg gevoerd met het waterschap. Het plan voorziet in het behoud van de oorspronkelijke slotenstructuur, waarbij het waterschap heeft aangegeven dat er voor het dempen of graven een watervergunning dient te worden aangevraagd. Omdat er sprake is van het behoud van bestaande sloten is hiervan geen noodzaak. De omschrijving voor dit aspect is in het bestemmingsplan gewijzigd om onduidelijkheid te voorkomen. Daarnaast geeft men aan dat een eventuele afwenteling van water naar de Hoge Akkers II voor vaststelling van het bestemmingsplan met de gemeente moet zijn kortgesloten. Initiatiefnemers en adviseurs zullen hiervoor onderlinge afstemming hebben.

6.3 Inspraak

Burgerparticipatie

In het kader van burgerparticipatie heeft de initiatiefnemer voorafgaand aan de tervisielegging omwonenden en naburige bedrijven diverse malen geïnformeerd over de planontwikkeling. Een directe samenwerking vergroot het lokale draagvlak en bespoedigd de ruimtelijke procedure als geheel.

Tijdens deze informerende gesprekken hebben de omwonenden en naburige bedrijven de plannen voor het meerendeel positief ontvangen. Zij zien de nieuwe invulling van de Haakswold 11 als een toegevoegde waarde, waarbij de reeds opgestarte renovatie van de bestaande boerderij in het oog springt en de kwaliteit van het lint verbeterd. Men heeft er daarom vertrouwen in dat voorgenomen ontwikkeling tot een goed einde gebracht kan worden.

Wel is een aantal omwonenden kritisch op de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg van de uitbreiding van de Hoge Akkers. Men verwacht een toename van verkeersbewegingen. De ontsluitingsweg valt buiten de scope van dit bestemmingsplan, maar de opmerkingen zullen kenbaar gemaakt worden bij de Gemeente De Wolden.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 9 december 2021 tm 19 januari 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Hierop zijn een tweetal zienswijzen ingediend. Deze hebben niet geleid tot wijzigingen in het plan. Een samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording daarop zijn bijgevoegd in bijlage 5.

Het plan is ongewijzigd vastgesteld op 30 juni 2022.