KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Tuin - Collectief
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Historische Ontwikkeling
2.2 Huidige Situatie Plangebied En Omgeving
2.3 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Geur
4.4 Geluid
4.5 Bodem
4.6 Erfgoed
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Natuur
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Water
4.11 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Inleiding
5.2 Opzet Van De Regels
5.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak, Overleg En Zienswijzen
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijze Procedure
7.4 Beroep
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 4 Voorgevelrooilijnen
Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Bedrijfskavel
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Bodem- En Geohydrologisch Onderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 7 Waterhuishoudkundige Onderbouwing
Bijlage 8 Addendum Waterhuishoudkundige Onderbouwing
Bijlage 9 Resultaat Online-watertoets
Bijlage 10 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 11 Reactienota Zienswijzen Ekelenberg 2e Fase

Zuidwolde, deelplan Ekelenberg 2e fase

Bestemmingsplan - Gemeente De Wolden

Vastgesteld op 31-03-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regel worden verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Zuidwolde, deelplan Ekelenberg 2e fase' van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning

een woning deel uitmakend van in een rij aaneengebouwde woningen;

1.7 aan huis gebonden bedrijf

kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen vanbedrijvigheid dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.10 architectonisch ondergeschikt

een aan-, uit- of bijgebouw die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomend hoofdgebouw; dit kan zich uiten door materiaalgebruik, gevelindeling en/of nokhoogte (minimaal 1 m lager dan de nokhoogte van het hoofdgebouw);

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  2. b. bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  3. c. het onder a en b bedoelde geldt niet voor zover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische procedure;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.18 bijbehorend bouwwerk

architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (waaronder een overkapping die hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijde open is);

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en/of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 collectief gebruik

het gezamenlijk gebruiken van gronden en/of bebouwing;

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.29 dienstverlening

werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen reisbureaus, kapsalons, wasserettes, stomerijen, makelaarskantoren, bankfilialen, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van garagebedrijven;

1.30 e-commerce

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.31 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.32 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.33 erker

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;

1.34 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.36 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.37 geliberaliseerde woning voor middenhuur


huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding ten minste tien jaar na vaststelling van het bestemmingsplan is verzekerd;

1.38 gevellijn

de op de verbeelding aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

1.39 geschakelde woning

een eengezinswoning waarbij de muren of muren van aanbouwen gedeeltelijk aan (aanbouwen van) andere woningen grenzen;

1.40 hoekwoning

een woning als onderdeel van aaneen gebouwde woningen waarvan één zijde is verbonden met een andere woning en de tegenovergelegen zijde grenst aan erf of openbaar gebied;

1.41 hoofdgebouw

het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;

1.42 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.43 levensloopbestendige woning

een woning geschikt voor iedere levensfase van een bewoner waarbij ten minste de primaire leefruimten op een woonlaag zijn gelegen zonder gebruik van trappen of andere obstakels;

1.44 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.45 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aard is verbonden;

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;

1.47 patiowoning:

een specifieke eengezinswoning waarbij de (bepelande) buitenruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woningen en/of muren.

1.48 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.49 primaire leefruimten

alle noodzakelijke ruimtes in een woning om te kunnen wonen, hieronder worden in ieder geval begrepen de keuken, de badkamer, het toilet, een woonkamer en ten minste 1 slaapkamer

1.50 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.51 sociale huurwoning


huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding als sociale huurwoning voor ten minste tien jaar na vaststelling van het bestemmingsplan is verzekerd;

1.52 twee-aaneen gebouwde woning

een eengezinswoning waarvan het hoofdgebouw is verbonden met het hoofdgebouw van één andere gelijksoortige en gelijkvormige woning (niet zijnde een tussenwoning), inclusief woningen met elk een afzonderlijke dakconstructie;

1.53 uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.54 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening;

1.55 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.56 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zo veel mogelijk aansluitend aan de liggingweg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg; van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de

1.57 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.58 watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.59 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.60 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.61 woonruimte

besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

1.62 zelfstandige woonruimte

een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

1.63 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

  1. a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

  1. b. De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

  1. c. De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

  1. d. De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

  1. e. De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met inbegrip van de hoogste zijde van een lessenaarsdak

  1. f. De horizontale diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een gebouw, gemeten loodrecht van de gevel.

  1. g. De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  1. h. De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat overstekken van het dak die groter zijn dan 0,4 m moeten worden meegerekend.

  1. i. De ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een gebouw:

vanaf het peil tot de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) gebouw.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, welke zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 in Bijlage 1 Staat van bedrijven, en uitsluitend gecombineerd met bewoning van een bedrijfswoning;
  2. b. dienstverlening, uitsluitend gecombineerd met bewoning van een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. i. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  4. j. tuinen;
  5. k. erven;

met dien verstande dat:

  • in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte op eigen terrein;
  • onder bedrijven zijn niet begrepen: detailhandelsbedrijven en horecabedrijven, hoveniersbedrijven, autohandels- en autowasserijbedrijven en dierenpensions;
  • in de bestemming geen geluidzoneringsplichtige, risicovolle en m.e.r.-plichtige inrichtingen zijn begrepen;
  • onder bedrijven ook e-commerce is begrepen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. op- en afritten naar woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' maximaal één ontsluitingsweg;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding ‘waardevolle boom’ zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de groeiplaats van waardevolle bomen;

met daarbij behorende:

  1. e. voet- en fietspaden;
  2. f. speelvoorzieningen;
  3. g. openbare nutsvoorzieningen;
  4. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. bruggen, dammen en/of duikers;
  6. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming alsmede gebouwen voor ondergeschikte nutsvoorzieningen worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. parkeren;
  2. b. het kappen of anderszins beschadigen van bomen ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom'.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren aan de betreffende boom:
    1. 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen en ontginnen, alsmede het aanleggen van drainage;
    2. 2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
    3. 3. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  2. b. Het onder sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
    1. 1. van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd.
    3. 3. De onder sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waarden van de boom niet in onevenredige mate worden aangetast;
  3. c. Ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de betreffende boom, anders dan normaal onderhoud, te snoeien of te kappen zonder dat is aangetoond dat:
    1. 1. de levensverwachting van de waardevolle bo(o)m(en) door ziekte of ouderdom minder dan 10 jaar is;
    2. 2. de bescherming van de waardevolle bo(o)m(en) niet langer noodzakelijk is, omdat de bo(o)m(en) wordt/worden verplaatst;
    3. 3. de waarden niet meer aanwezig zijn;
    4. 4. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. d. overige bouwwerken
  3. e. werken, gebouwwerken, en werkzaamheden
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Tuin - Collectief

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Collectief' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. collectieve tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. een gezamenlijke op- en afrit naar woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

met daarbij behorende:

  1. c. overige bouwwerken
  2. d. nutsvoorzieningen
  3. e. werken, gebouwwerken, en werkzaamheden
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. parkeerplaatsen en inritten daaronder begrepen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. bruggen, dammen en/of duikers;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. sloten, bermen en beplanting;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. i. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonhuizen;
  2. b. aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in 'Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormenvan bedrijvigheid' waarvan het oppervlak niet meer bedraagt dan 60 m²;

met daarbij behorende:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. tuin, erven en terreinen.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Afwegingskader

Een in 8.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

8.5 Specifieke gebruiksregels

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonhuizen;
  2. b. aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in 'Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormenvan bedrijvigheid' waarvan het oppervlak niet meer bedraagt dan 60 m²;

met daarbij behorende:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. tuin, erven en terreinen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Woongebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Gebruik

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijken

12.2 Afwegingskader

Een in 12.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.
  7. g. de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

13.2 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel waarbij is aangegeven dat van de meest actuele CROW-publicatie moet worden uitgegaan of aan de gewijzigde beleidsregels indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd.
  2. b. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel;
  3. c. gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht Bouwwerken

14.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht Gebruik

15.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

15.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Zuidwolde, deelplan Ekelenberg 2e fase.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van de tweede fase van de nieuwe woonwijk Ekelenberg met maximaal 60 woningen en een woon-werkkavel mogelijk.

De nieuwe woonwijk wordt gerealiseerd ter plaatse van het voormalige recreatiepark Ekelenberg. Dit park is reeds medio 2008 gesloten, vervolgens gesaneerd en in 2017 is het bestemmingsplan voor het gehele plangebied vastgesteld. Dit bestemmingsplan regelde:

  • de ontwikkeling van circa 3,5 hectare bos;
  • de ontwikkeling van de woonwijk Ekelenberg (circa 8,7 hectare), waarin;
    1. 1. de eerste fase met 59 woningen, 6 woon-werkkavels en een woon-zorgcomplex direct bij recht mogelijk is gemaakt;
    2. 2. de tweede fase reeds is bestemd als 'Woongebied' en nader is aangeduid als 'toekomstig wonen'.

Het plangebied van de tweede fase is weliswaar reeds bestemd als 'Woongebied', binnen de aanduiding 'toekomstig woongebied' is het bouwen en het gebruik als woongebied expliciet niet toegestaan. De aanduiding 'toekomstig wonen' kan in dit bestemmingsplan worden beschouwd als een vorm van een uitwerkingsbevoegdheid. Omdat deze zogenaamde 'uitwerking' niet als zodanig in het bestemmingsplan is opgenomen, is het noodzakelijk het bestemmingsplan partieel te herzien zodat het gebruik als woongebied en het bouwen van de woningen mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan de zuidoostzijde van het dorp Zuidwolde. Het Ekelenberg terrein wordt aan de oostzijde begrensd door bossen met daar achter de autoweg N48 (Hoogeveen - Ommen). Aan de west- en zuidzijde grenst het plangebied aan bos met daar achter respectievelijk de woonwijk Middelveen, 't Heuveltje en agrarisch gebied. Ten noorden van het plangebied ligt aan de overzijde van de Slagendijk het bedrijventerrein Zuiderkerkes.

Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Zuidwolde, sectie C, nummers 6305 (gedeeltelijk), 7739 (gedeeltelijk) en 8729 (gedeeltelijk) en heeft een oppervlakte van circa 3,6 hectare. De ligging van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1: ligging en begrenzing van het plangebied 'Ekelenberg, tweede fase'

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Ekelenberg, Zuidwolde' dat is vastgesteld op 29 juni 2017. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen (zie figuur 1.2):

  • Enkelbestemming 'Woongebied' met ter plaatse de functieaanduiding 'specifieke vorm van woongebied - toekomstig wonen';
  • Enkelbestemming 'Maatschappelijk';
  • Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting';
  • Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische betekenis'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2: Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan "Ekelenberg, Zuidwolde" (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

'Woongebied' & 'specifieke vorm van wonen - toekomstig wonen'

Het overgrote gedeelte van het plangebied is als zodanig bestemd. Het bouwen en gebruik ten behoeve van wonen, verkeers- en verblijfsvoorzieningen en parkeervoorzieningen niet is toegelaten. Daarnaast bevat het bestemmingsplan geen afwijkings-, wijzigings- en/of uitwerkingsbevoegdheden om het plan alsnog mogelijk te maken. Herbestemming is derhalve noodzakelijk.

'Maatschappelijk'

Een deel van de kavel voor het beoogde woon-zorgcentrum in de eerste fase van Ekelenberg wordt niet als woon-zorgcentrum ontwikkeld, maar wordt betrokken bij onderhavig woningbouw plan. De bouw van en het gebruik als woonwijk is binnen deze bestemming niet toegestaan. Daarnaast bevat het bestemmingsplan geen afwijkings-, wijzigings- en/of uitwerkingsbevoegdheden om het plan alsnog mogelijk te maken. Herbestemming is derhalve noodzakelijk.

Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' & 'Waarde - Archeologische betekenis'

Deze dubbelbestemmingen beogen de bescherming van eventueel voorkomende archeologische resten in de bodem en bevat voorwaarden ten aanzien van deze bescherming voor de ontwikkeling van de woonwijk. Dit aspect is nader verantwoord in paragraaf 4.6 Erfgoed.

Conclusie

Omdat onderhavig plan niet direct bij recht is toegestaan en vanwege het ontbreken van binnenplanse afwijkings-, wijzigings-, en/of uitwerkingsbevoegdheden is het noodzakelijk het vigerende bestemmingsplan te herzien. Middels onderhavig bestemmingsplan wordt het onderhavige plan juridisch-planologisch verankerd.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit acht hoofdstukken. De opbouw van de hoofdstukken is zodanig dat er sprake is van een logische volgorde in vraagstelling (wat, waarom, waar, hoe, etc.). Na dit inleidende hoofdstuk volgt hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie en de beoogde situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleid op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond vanuit de relevante milieu- en omgevingsaspecten zoals geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, ecologie en water. Hoofdstuk 5 geeft een (juridische) toelichting op de regels. Hoofdstuk 6 geeft inzicht in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 van dit plan ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, oftewel het (voor)overleg, de inspraak en de procedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

2.1 Historische Ontwikkeling

Stuwwal de 'Rug van Zuidwolde'

Het plangebied ligt op de stuwal 'De Rug van Zuidwolde' die loopt van Hoogeveen tot aan de Vecht. Deze stuwwal is tijdens de één na laatste ijstijd gevormd onder invloed van landijs, is later overdekt met zand (als gevolg van windwerking) en heeft tegenwoordig korte flauwe hellingen. Deze hellingen zijn in het plangebied nog steeds waarneembaar. In het middendeel van het plangebied bereikt de stuwwal een hoogte van circa 14,2 m +NAP. In zowel oostelijke als westelijke richting loopt het maaiveld met circa 1 m af tot circa 13 m aan de randen en tot 12 meter in de zuidwesteljike hoek (zie figuur 2.1). Verder naar het westen en het oosten (aan de westzijde van de woonkern en aan de oostzijde van de N48) ligt het pijl tot 8 meter lager het dit deel van Zuidwolde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1: uitsnede Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3)

Historische ontwikkelingen van de cultuurgronden

De oudste naam van de streek is het Suthwalda en is de middeleeuwse naam van het ‘Zuidwoud’ ofwel Zuidwolde. Op de 8 kilometer lange Rug van Zuidwolde vestigen zich in de loop van de 13e eeuw voor het eerst mensen. Ze stichtten een rij buurtschappen die steeds uit een paar boerderijen met een gezamenlijke es bestonden. Zo ontstonden op de rug, van noord naar zuid, Ten Arlo, Lubbinge, Steenbergen, Kerkenbosch, Schottershuizen, Linde en tot slot Nolde. Het gehucht Kerkenbosch heeft zijn naam te danken aan de voormalige 'kerk in het bos'. Rondom deze kerk werden huizen gebouwd en het gehucht groeide later uit tot het huidige Zuidwolde. Het gehucht Kerkenbosch kreeg dus de naam van de streek.

Onderhavig plangebied ligt tussen de (vroegere) gehuchten Kerkenbosch / Zuidwolde en Schottershuizen en ligt ingeklemd tussen de 'Steenberger Esch' en de 'Schotter Esch'. Rond het plangebied zijn nog steeds enkele ruimtelijke elementen aanwezig / aanwezig. De oude verbindingsweg van Ruinen over de Rug van Zuidwolde, via de Ommerschans naar Ommen staat in Zuidwolde nu bekend als de Ommerweg en de Hoofdstraat. Daarnaast is ook de Slagendijk op de topografische kaart van 1850 al aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2: historische ontwikkeling cultuurgronden (bron: kadaster)

Tegen het eind van de 19e eeuw werden op de Rug van Zuidwolde de slechtste akkers op grote schaal ingepoot met eiken, berken en naaldbomen. Op de topografische kaart van 1905 is te zien dat rond deze tijd ook de eerste velden in het plangebied zijn beplant met bos en dat dit door de jaren heen is uitgebreid. Op de topografische kaart van 1936 is dwars door het plangebied een verbindingsweg aangelegd van de Ommerweg naar de huidige Slagenweg.

Het woord "èkel" is een Germaans woord, dat 'afkeer' en/of 'walging' betekent. Volgens geruchten, die van generatie op generatie, zijn doorgegeven zou hier in de Steentijd voor-historische voorouder-vereringen hebben plaats gevonden. De naam 'Ekelberg' komt voor het eerst voor op de topografische kaart van 1881.

In 1964 vestigde in het plangebied de camping Ekelenberg. In de eerste jaren had het nog een omvang van circa 2 hectare. Door is het de camping continu uitgebreid tot dat het in de jaren '90 de omvang had van het latere recreatiepark Ekelenberg. Op de topografische kaart van 1988 is een groot deel van de infrastructuur van het park, het centrum gebouw , de recreatiehuisjes en de kampeervelden al weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.3: Recreatiepark Ekelenberg anno 2005 met begrenzing van het park voor de herbestemming

Recente historie van het plan

Op haar hoogtepunt had het recreatiepark een omvang van 12,9 hectare en bood het plaats aan ruim 200 chaletjes/stacaravans, circa 30 recreatiehuisjes en circa 100 vrije toeristische plaatsen op de kampeervelden. Naast de verblijfsrecreatieve eenheden beschikte het park over de centrale recreatieve voorzieningen, het zwembad, enkele bedrijfsgebouwen, twee bedrijfswoningen en verspreid over het park meerdere gebouwen met sanitaire voorzieningen. Het park werd weliswaar omgeven door bos en bosschages, het betrof een intensieve invulling met en hoge dichtheid aan recreatieve eenheden met bijbehorende parkeerplaatsen, terrassen en ingerichte tuintjes (zie foto's in figuur 2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0006.jpg"

Figuur 2.4: foto's chaletjes voormalige park en het centrum

Nadat het recreatiepark als gevolg van de realisatie van het bedrijventerrein Zuiderkerkes aan de noordzijde van het park en de woonwijk Middelveen aan de westzijde van het park haar vrije ligging in het buitengebied was verloren, in combinatie met de beslissing om in het recreatiepark te investeren is de beslissing genomen om te zoeken naar een vervolg functie. In overleg met de gemeente De Wolden was besloten dat de locatie wordt herontwikkeld naar woningbouw waarbij sprake is van een waardevolle natuurlijke afronding van het dorp. In juni 2017 is het bestemmingsplan 'Ekelenberg, Zuidwolde' vastgesteld waarin:

  1. 1. het recreatiepark Ekelenberg definitief is beëindigd;
  2. 2. een deel met een omvang van 3,6 hectare is herbestemd naar 'Bos';
  3. 3. een deel met een omvang van 0,7 hectare is herbestemd naar 'Agrarisch';
  4. 4. een deel met een omvang van 5,0 hectare is aangewend voor het woningbouwplan 'Ekelenberg, eerste fase' dat plaats biedt aan:
    1. a. 59 woningen;
    2. b. 6 woon-werkkavels;
    3. c. woon-zorgcentrum;
  5. 5. een deel met een omvang van 3,6 hectare is bestemd als 'Woongebied' met de nadere aanduiding 'toekomstig wonen' ten behoeve van 'Ekelenberg, tweede fase'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0007.jpg"

Figuur 2.5: indeling verschillende ontwikkel zones voormalige recreatiepark Ekelenberg

2.2 Huidige Situatie Plangebied En Omgeving

Ekelenberg eerste fase is reeds in uitvoering, de kavels zijn nagenoeg verkocht en een groot deel van de woningen is reeds gerealiseerd. In figuur 2.6 is te zien dat de contouren van de nieuwe woonwijk zich duidelijk beginnen te vormen. Het omliggende bos vormt nog steeds het kader waarbinnen de woonwijk zich ontwikkelt. Aan zuid- en oostzijde zijn de voormalige kampeervelden nog duidelijk waarneembaar en vormen momenteel landschappelijke kamers in het bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0008.jpg"

Figuur 2.6: luchtfoto huidige situatie van het plangebied en directe omgeving

Onderhavig plangebied, met een omvang van circa 3,6 hectare, ligt momenteel volledig braak. De opstallen van de camping zijn gesaneerd en ook de tuintjes, heggen, uitheemse beplanting en niet-volwaardige volwassen bomen (zonder volledige kroon) zijn verwijderd. Uitsluitend de verharde wegen zijn momenteel nog aanwezig.

Het plangebied wordt via de bestaande wegen Den Ekel, Kroepnevel en Spinwiefien van 'Ekelenberg eerste fase' ontsloten naar de Slagendijk.

2.3 Beoogde Situatie

2.3.1 Ruimtelijke uitgangspunten

Het plangebied van de Ekelenberg, tweede fase' komt overeen met de aanduiding 'toekomstig wonen' die in het geldende bestemmingsplan is opgenomen. Daarnaast wordt een smalle strook van de kavel van het woon-zorgcentrum meegenomen in onderhavig plan en ontwikkeld als woongebied. De omvang van het plangebied bedraagt circa 3.6 hectare. Bij het stedenbouwkundig ontwerp zijn de volgende hoofduitgangspunten gehanteerd:

  1. 1. Ekelenberg blijft een ruime en groene wijk in het groen;
  2. 2. er wordt aangesloten bij de stedenbouwkundige structuur van fase 1;
  3. 3. Ekelenberg moet een gevarieerde wijk zijn met woningen voor iedere doelgroep.

2.3.2 Stedenbouwkundig plan

De in de vorige paragrafen beschreven uitgangspunten hebben geleid tot het stedenbouwkundige plan zoals weergegeven in figuur 2.9. Langs de brede hoofd-as (de straat Den Ekel) worden 2 woonblokken met in totaal 12 sociale huurwoningen gerealiseerd. Deze woonblokken alle ruimte en worden aan drie zijden omgeven door groen openbaar gebied. Aan de achterzijde van de woningen is ruimte voor parkeren.

De woningen langs de gehele oostzijde, westzijde en een deel van de zuidzijde betreffen hoofdzakelijk vrijstaande woningen en twee-kappers en beschikken allen over tuinen die grenzen aan het bos. Het woonblok aan de zuidzijde van het plangebied bevat 6 geliberaliseerde woningen voor middenhuur met forse tuinen en hebben aan de voorzijde zicht op het bos. De historische as, de straat die loopt van west naar oost, is net als de 'hoofdas', een brede groene laan die aan beide zijden direct zijn verbonden met het omliggende wandel netwerk. Verspreid over het plangebied zijn 7 locaties met groene doorzichten en entrees naar het omliggende bos.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0011.png"

Figuur 2.9: stedenbouwkundig plan Ekelenberg, tweede fase (incl. bestemmingen)

Mogelijke invulling deelgebied met patiowoningen

Voor het woonvlak ten behoeve van de patiowoningen is nog geen definitieve invulling gegeven. Omdat dit deelgebied ruimte biedt aan 12 patiowoningen waarbij de parkeerplaatsen binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd moeten worden is de onderstaande inspiratie situatietekening opgesteld. Doel van de inspiratie-tekening is het beoordelen of het vlak het beoogde programma kan bevatten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0012.jpg"

Figuur 2.19: inspiratie plattegrond patiowoningen

2.3.3 Woningbouwprogramma

Waardevolle groene omgeving

In 'Ekelenberg, tweede fase' wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de waardevolle groene omgeving. Naast de vele doorzichten en entree's naar het bos zijn zoveel mogelijk achtertuinen tegen het bos geplaatst. Hierdoor wordt de beleving van het bos maximaal benut en kunnen inwoners vanuit de tuin het bos in lopen. Woningen die niet aan het bos grenzen zijn allen langs één van de brede groene wegen geplaatst.

Bouwen voor iedere doelgroep

Uitgangspunt voor Ekelenberg is de realisatie van een woonmilieu voor iedere doelgroep dat onder andere ook sociale woningbouw en woningen voor ouderen omvat. Bovendien is er behoefte aan middenhuur woningen voor mensen die niet in aanmerking komen voor zowel een sociale huurwoning als een hypotheek voor een koopwoning.

De woningen geschikt voor zelfstandig wonende ouderen worden gerealiseerd in de vorm van sociale huurwoningen en midden huurwoningen (de hoekwoningen krijgen een bredere beukmaat waardoor alle primaire leefruimte op de begane grond gerealiseerd kunnen worden) en in de vorm van patiowoningen. In totaal zijn 18 woningen geschikt voor zelfstandig wonende ouderen.

De overige woningen betreffen twee-kappers en vrijstaande woningen die grotendeels worden aangeboden als zelfbouwkavels. Het vorengaande heeft geleid tot het woningbouwprogramma zoals weergegeven in tabel 2.1.

Aantallen en typen woningen

In totaal worden 60 (reguliere) woningen gerealiseerd en één woon-werkkavel. Het uitgangspunt om te bouwen voor zoveel mogelijk doelgroepen heeft geleid tot het in tabel 2.1 weergegeven woningbouwprogramma.

Tabel 2.1: woningbouwprogramma Ekelenberg, tweede fase

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0013.jpg"

2.3.4 Infrastructuur

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  1. 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Doorwerking plangebied en conclusie

In onderhavig plan is sprake van een lokale ontwikkeling waarmee geen rijksbelangen zijn gemoeid. Er is geen sprake van strijdigheid met rijksbeleid zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De SVIR vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.

In de SVIR is vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet door de Rijksoverheid. Het gaat onder meer om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Nederlands Natuurnetwerk, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.


Doorwerking plangebied

Dit bestemmingsplan maakt in beginsel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, waarmee bovengenoemde nationale belangen gemoeid zijn die juridisch zijn verankerd in het Barro. Het Barro heeft dan ook geen invloed op dit bestemmingsplan.

Het plangebied ligt formeel nog binnen het NNN. Het beleid en de verantwoordelijkheid voor deze gebieden is echter neergelegd bij de provincies. Dit aspect is derhalve nader verantwoord in paragraaf 3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Drenthe.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie infrastructuur en Ruimte is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De juridische borging is wordt gevormd door artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving om te voorkomen dat de schaarse ruimte wordt volgebouwd met ontwikkelingen waar geen behoefte aan is. Als gevolg van de borging in het Bro is 'de ladder' een verplicht onderdeel geworden van iedere juridisch-planologische procedure waarmee nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk worden maakt.

Ladder voor duurzame verstedelijking is in oktober 2012 ingevoerd en als gevolg van veranderende woningmarktomstandigheden en juridische onduidelijkheden in 2017 gewijzigd. De oorspronkelijke drie treden van 'de ladder' zijn samengevoegd en vereenvoudigd tot:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."


Doorwerkingin onderhavig plan

Is sprake van een stedelijke ontwikkeling?

In de eerste plaats dient te worden getoetst of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Uit jurisprudentie (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953) blijkt dat bij de realisatie van 12 of meer woningen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' in de zin van het Bro. In het onderhavige plan is sprake van de realisatie van maximaal 61 woningen. Het is derhalve noodzakelijk om te ladder te doorlopen ten einde de behoefte aan deze woningen aan te tonen. Ten behoeve van onderhavig plan is deze toets uitgevoerd. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie opgenomen. De gehele rapportage is als bijlage opgenomen.

Conclusie 'toets ladder voor duurzame verstedelijking'

Het onderhavige plan wordt binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Er wordt geen buitengebied opgeofferd voor stedelijke ontwikkelingen. Daarnaast wordt gebouwd conform de gemeentelijke woonvisie en wordt met het onderhavige plan een inhaalslag gemaakt in de behoefte aan woningen in Zuidwolde. De ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Drenthe

De provincie Drenthe vervat haar beleid en regelgeving voor de fysieke leefomgeving in de Omgevingsvisie en in de Omgevingsverordenig. De omgevingsvisie bevat de lange termijn visie van de provincie Drenthe. De omgevingsverordening bevat regelgeving waaraan lagere overheden aan moeten voldoen om het gewenste eindbeeld uit de omgevingsvisie te kunnen bereiken. In deze paragraaf wordt voor de relevante onderdelen in de eerste plaatse het beleid uit de omgevingsvisie beschreven. Daarna worden de bijbehorende regels benoemd waaraan het onderhavige plan aan dient te voldoen.

In de Omgevingsvisie staat beschreven Dat in Drenthe in de de jaren tot 2030 een vijftal belangrijke ontwikkelingen van groot belang zijn:

  • de demografische ontwikkeling;
  • de klimaatverandering;
  • de afname van de biodiversiteit;
  • de transitie naar een kennis- en netwerkeconomie;
  • de transitie naar een duurzame energievoorziening.

De belangrijkste opdracht tot 2030 is het vinden van een antwoord op de vraag hoe Drenthe met deze ontwikkelingen moet omgaan. Daarnaast heeft de provincie diverse ambities en daarmee ook belangen. De basis hiervoor zijn de wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Deze zijn aangevuld met een selectie van onderwerpen die in de ogen van de provincie het meest effectief te beïnvloeden zijn op provinciaal niveau. De hierna opgenomen onderwerpen zijn in het kader van provinciaal beleid van belang voor het plan.

Doorwerking in het onderhavige plan

Thema wonen

De provincie wil investeren in de aantrekkelijkheid van Drenthe als woonprovincie. Drenthe kent karakteristieke woonmilieus die voorzien in de vraag naar landelijk en groen wonen. Bovenlokale afstemming is nodig om vraag en aanbod op de woningmarkt in balans te houden en om de herstructurering en verduurzaming van de woningvoorraad te bevorderen. Het is belangrijk om de woningvraag en het investeringspotentieel te benutten voor het herontwikkelen en transformeren van de bestaande woongebieden in de steden en dorpen. Daarmee geeft de provincie actief invulling aan de SER-Ladder voor zorgvuldig ruimtegebruik.

Zorgvuldig ruimtegebruik (Omgevingsvisie)

Een belangrijk uitgangspunt van het Drentse omgevingsbeleid is om zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. In paragraaf 4.3 van de Omgevingsvisie is het principe 'zorgvuldig ruimtegebruik' nadrukkelijk verwoord. Het relatief bescheiden percentage bestaand stedelijk gebied in Drenthe is een van de aspecten die Drenthe maakt tot wat het is. In de Omgevingsvisie is daarom bepaald dat gemeenten de Ladder voor duurzame verstedelijking toepassen. Hierbij kunnen zij gebruik maken van de speciaal voor deze toepassing opgestelde Handreiking ladder voor duurzame verstedelijking. Kort gezegd zorgt deze ervoor dat er niet nodeloos gebouwd wordt en inbreiding voor uitbreiding gaat en dat waar uitbreiding plaatsvindt dit in principe niet los van bestaande bebouwingsconcentraties gebeurt.

De Ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast voor woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur. De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt tevens gehanteerd voor recreatie en toerisme en in de landbouwsector. Bij ontwikkelingen in deze sectoren gaat het vooral om het denkmodel dat gehanteerd moet worden.

Artikel 2.17 Woningbouw (Omgevingsverordening)

Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:

  • draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
  • benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur.
  • schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
  • geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
  • geeft een lange termijn beeld.

Artikel 3.15: Toepassen Ladder voor duurzame verstedelijking (Omgevingsverordening)

  • Een ruimtelijk plan kan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is.
  • Verwezen wordt naar paragraaf 3.1.3 van de verordening, waar de ontwikkeling wordt getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0017.jpg"

Figuur 3.1: uitsnede kaart bestaand stedelijk gebied

Doorwerking voor Ekelenberg, tweede fase

Voor onderhavig plan is de toets 'ladder voor duurzame verstedelijking' uitgevoerd waarin het woningbouwplan ook is getoetst aan de gemeentelijke woonvisies. Dit aspect is nader verantwoord in paragraaf 3.1.3, 3.3.1 en 3.4.1. Uit de toets blijken geen belemmeringen voor het onderhavige plan.

Thema Natuur NNN (Natuurnetwerk Nederland)

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een landelijk netwerk van natuur- en agrarische gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De provincie streeft naar een goed werkend robuust natuursysteem dat zorgt dat de kwaliteit van natuur zich duurzaam verbetert. Het NNN bestaat zowel uit afzonderlijke natuurgebieden als uit ecologische verbindingen die deze natuurgebieden met elkaar verbinden. Een groot deel van het plangebied is in de huidige situatie aangewezen als NNN.

Artikel 28: Natuurnetwerk Nederland (Omgevingsverordening)

Ten aanzien van het aspect natuur is het volgende voorschrift (artikel 2.28) opgenomen:

Voor gronden aangeduid als Natuurnetwerk Nederland) geldt dat:

  1. a. een ruimtelijk plan, indien het een bestemmingsplan betreft, geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland significant aantasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0018.jpg"

Figuur 3.2: uitsnede kaart Natuur Netwerk Nederland

Doorwerking voor Ekelenberg, tweede fase

Het onderhavige plangebied ligt gedeeltelijk binnen het Natuur Netwerk Nederland. Bij de oorspronkelijke aanwijzing van de NNN in 1995 (toen nog EHS genaamd) zijn de globale grenzen van de NNN aangewezen. Bij het aanwijzen is geen rekening gehouden met het toenmalige verblijfsrecreatieve terrein Ekelenberg dat al sinds 1964 op deze plek in gebruik is en destijds een intensief recreatiepark betrof.

In beginsel zijn stedelijke ontwikkeling binnen het Natuurnetwerk niet toegestaan. In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Ekelenberg, Zuidwolde' is dit aspect echter reeds opgelost. Deze oplossing heeft de provincie echter niet in de provinciale kaarten verwerkt. De onderstaande reactie is destijds door de provincie gegeven:

Als gevolg van het vigerend bestemmingsplan Ekelenberg is in de vooroverlegreactie (15 juli 2016; kenmerk: 201601556-00646993) reeds door de provincie Drenthe aangegeven:

Met het plan wordt beoogd een hoogwaardig woongebied te realiseren aan de zuidoostzijde van het dorp Zuidwolde op basis van de kwaliteiten die er al zijn. Het woongebied is gesitueerd op een deel van een voormalig verblijfsrecreatieterrein. Voor zover dit terrein niet nodig is voor woningbouw zal het worden "teruggegeven" aan de natuur. Het gehele gebied behoort tot de ecologische hoofdstructuur (nu: NNN). Voor zover het niet wordt bestemd voor woningbouw blijft dit zo.

In het bestemmingsplan 'Ekelenberg, Zuidwolde is het onderhavige plangebied reeds als 'Woongebied' bestemd. Het overige deel dat niet als wonen is bestemd heeft de bestemmingen 'Bos' en 'Agrarisch met waarden' gekregen. Conform de afspraken / reactie van de provincie had de NNN van het onderhavige plangebied verwijderd moeten worden.

Conclusie provinciaal beleid

Gezien het bovenstaande voldoet het onderhavige plan aan het provinciale beleid. Het beleid vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Regionale woonvisie Zuidwest Drenthe

Algemeen

In de Regionale Woonvisie is de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de periode tot 2020 in beeld gebracht in samenhang met de demografische ontwikkelingen en afgezet tegen de bestaande woningvoorraad in de verschillende gemeenten in Zuidwest Drenthe. De Regionale Woonvisie brengt in beeld welke afstemming in de regionale woningmarkt gewenst is en met wie. De Regionale Woonvisie is een vervolg op c.q. uitwerking van de vastgestelde woonvisies van de individuele gemeenten in de regio.

Het woonbeleid van de vier verschillende gemeenten binnen de regio Zuidwest Drenthe is uitgangspunt voor de Regionale Woonvisie. Binnen de regio is dit beleid onlangs vastgesteld, dan wel in concept vergevorderd om tot besluitvorming te komen. Binnen het woonbeleid in de regio wordt vooral ingestoken op de volgende onderdelen:

Flexibele planvorming en gefaseerd uitvoeren;

  • Van kwantiteit naar kwaliteit;
  • Regierol gemeente op fasering en sturen op gewenst programma;
  • Concentratie hoofdkernen en focus op de stad bij het voldoen aan de woonvraag;
  • Aandacht voor kwaliteit van bestaande voorraad;
  • Veranderende markt door economische crisis;
  • In stand houden voorzieningen d.m.v. clusteren voorzieningen i.c.m. geconcentreerde woningbouw;
  • Woonlastenbenadering;
  • Inspelen op de gevolgen van de vergrijzing voor de woningvoorraad en zorg voor voldoende voorraad sociale woningbouw (zowel koop als huur).

Beoordeling

Zowel vanuit kwantitatief als kwalitatief oogpunt kan de ontwikkeling als passend binnen het regionale woonbeleid worden aangemerkt.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Woonplan 2017-2022

Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad het Woonplan 2017-2022: 'Een leven lang wonen' vastgesteld. De Wolden biedt al met al een aantrekkelijk woonmilieu. De gemeente wil het herstel van de woningmarkt benutten om woningzoekenden van binnen, maar ook buiten de gemeente te interesseren voor De Wolden als ideale woonplek. Dat betekent dat er de hoge kwaliteit van de woningvoorraad moet blijven behouden en waar nodig worden hersteld. Het woonplan voorziet in een fors woningbouwprogramma van in totaal 440 woningen tot en met 2022. Daarin worden alle doelgroepen voorzien, zowel de eigen inwoners als nieuwe inwoners, starters, alleenstaanden, (jonge) gezinnen, senioren en zorgbehoevenden.

Voor de komende jaren geeft de gemeente prioriteit aan de volgende ontwikkelingen:

  • Kansen voor nieuwbouw benutten waar die zich voordoen tot een netto toename van 440 woningen tussen 2017-2022.
  • Gezien de aanzienlijke opgave, wil de gemeente ruimte geven aan initiatieven die aantoonbaar inspelen op de vraag. Gemeente legt niet op voorhand de kernclusters vast met aantal te bouwen woningen.
  • Voorkeur voor inbreiding/herontwikkeling bestaande bebouwing.
  • Betaalbare woonruimte zowel huur als koop.
  • Afstemming van ontwikkelingen binnen de regio. De ambitie van 440 woningen is overlegd met de buurgemeenten.
  • Voldoende sociale huurwoningen.

De te realiseren 440 woningen zijn in het Woonplan 2017-2022 als volgt verdeeld, waarbij Zuidwolde één van de kerndorpen betreft:

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0019.png"

Het kerncluster Zuidwolde zal ook in de aankomende jaren een belangrijke rol vervullen in de huisvesting van nieuwe huishoudens. Een groot deel van de additionele behoefte komt hier terecht. Voor Zuidwolde specifiek geldt:

  • Concentratie wonen met zorg
  • Planmatige uitbreidingen
  • Bouwen voor eigen behoefte

De gemeente wil actief inzetten om langer zelfstandig thuis wonen mogelijk maken. Ook ligt er een ambitie om in 2040 alle woningen in De Wolden energieneutraal te maken. De gemeente wil de leefbaarheid in de Woldense dorpen goed behouden door onder andere de kwaliteit van voorzieningen boven nabijheid te stellen, maar daarbij wel bereikbaarheid als een belangrijke factor te beschouwen.

Doorwerking in en conclusie voor het onderhavige plan

In onderhavig plan worden in totaal 61 woningen gerealiseerd. Het exacte programma is weergegeven in paragraaf 2.3 Beoogde situatie. Voor Zuidwolde zijn nog voldoende woningcontigenten voor handen om het onderhavige plan te realiseren. Met onderhavig plan wordt zelfs een inhaalslag gemaakt omdat in de afgelopen jaren te weinig woningen zijn gerealiseerd. Het onderhavige plan bevat een gevarieerd woningbouwprogramma voor bijna iedere doelgroep, en dat op een hoogwaardige woningbouwlocatie.

Met de gemeente besloten om een deel van de plicht tot het realiseren van sociale huurwoningen in de vorm van middenhuur woningen te realiseren. Zuidwolde kent momenteel een laag aantal geschikte eengezinswoningen voor inwoners die tussen wal en schip vallen (komen niet in aanmerking voor zowel sociale huurwoningen als een hypotheek voor een koopwoning). In totaal worden 12 sociale huurwoningen en 6 middenhuur woningen gerealiseerd. Dit maakt 30 procent uit van het aantal woningen. Daarnaast worden in het plan 18 woningen levensloopbestendige woningen gebouwd (zelfbouw woningen die ook levensloopbestendig gebouwd kunnen worden zijn hierin niet meegerekend).

Gezien het bovenstaande voldoet het onderhavige plan aan het woningbouwbeleid van De Wolden.

3.4.2 Compensatieverordening bos, natuur en landschap De Wolden

In de Compensatieverordening bos, natuur en landschap is aangegeven dat compensatie moet worden toegepast voor gebieden die in een bestemmingsplan de bestemming 'natuurgebied' en/of 'bosgebied' hebben of daarmee vergelijkbare bestemmingen en voor bossen en landschappelijke beplantingen die onder de werking van de Boswet vallen. De Wet natuurbescherming heeft de Boswet vervangen. De Wet natuurbescherming geldt voor bos, maar ook voor andere 'houtopstanden' zoals houtwallen, heester- en struikhagen, struwelen of beplantingen van bosplantsoenen. De compensatieregeling voor bos is van toepassing als:

  • de houtopstand buiten de 'bebouwde kom Wet natuurbescherming' ligt;
  • de houtopstand groter is dan 10 are (1.000 m2) of het om bomen gaat in een rijbeplanting van meer dan 20 bomen.

Indien, na afweging van belangen, voor gebieden met de functie natuur en/of bos toch wordt besloten dat één van deze functies moet wijken voor, of anderszins aanwijsbare schade ondervindt van, een ruimtelijke ingreep ten behoeve van een ander aantoonbaar zwaarwegend maatschappelijk belang, zullen niet alleen maatregelen worden getroffen met het oog op inpassing en mitigatie van de ingreep, maar zal bovendien compensatie plaatsvinden.

Doorwerking in en conclusie voor het onderhavige plan

Het onderhavige plan is reeds bestemd als Woongebied en niet als bos of daarmee vergelijkend. Bovendien valt onderhavig plangebied niet onder de Boswet (thans Wet natuurbescherming) omdat het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied en de bestaande bebouwde kom van Zuidwolde. De Compensatieverordening is niet van toepassing op het onderhavige plan.

3.4.3 Landschappelijk Ontwikkelingskader De Wolden

De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK) vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd.

Er worden in het LOK randvoorwaarden aangegeven waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Er worden 'rode' en 'groene' middelen aangereikt die gebruikt kunnen worden voor het creëren van bij het landschap en het dorp passende dorpsranden.

Doorwerking in en conclusie voor het onderhavige plan

Het LOK bevat geen beleid voor dorpsranden in Zuidwolde. Bovendien is het landschap in onderhavig plan sterk vastgelegd en vormt het omliggende bos en vormt dit bos een harde landschappelijke inpassing voor het onderhavige plan. Het bos vormt de grens aan alle zijden. Het LOK vormt geen belemmering voor het onderhavige plan.

3.4.4 Welstandsnota

Het welstandsbeleid is per 1 januari 2013 in de gemeente De Wolden gewijzigd. Op 13 december 2012 heeft de raad van de gemeente De Wolden de Welstandsnota 2013 vastgesteld. Door het in werking treden van de Welstandsnota 2013 zal voor het verlenen van een omgevingsvergunning in grote gebieden geen advies meer van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Cultuurhistorie (CRKC), voorheen welstandscommissie, nodig zijn. Het welstandstoezicht in de beschermde dorpsgezichten, landgoed Rheebruggen, het Reestdal en het dubbellint Ruinerwold blijft wel gehandhaafd.

Ekelenberg is daarmee welstandsvrij. Dat betekent dat er geen beeldkwaliteitsplan wordt vastgesteld als onderdeel van het bestemmingsplan en dat geen welstandstoets zal plaatsvinden. Voor wat betreft het bedrijfskavel ligt dit anders. De ligging nabij de entree van het woongebied en de ligging direct grenzend aan een woonwijk heeft er toe geleidt dat er voor "Ekelenberg Fase 1" een beeldkwaliteitsplan is opgenomen. Dit om te voorkomen dat de betreffende kavels de uitstraling krijgen van een regulier bedrijventerrein. Deze laatste bedrijfskavel, die in het verlengde ligt van de al bestaande bedrijfskavels zal hier qua kwaliteit bij aan moeten sluiten.

Voor de bedrijfskavel is daarom het bestaande, voor fase 1 opgestelde beeldkwaliteitsplan opgenomen. Deze is als toetsingskader opgenomen in de regels en als bijlage bij de regels toegevoegd. De in dit plan verwoorde kwalitatieve bepalingen moeten in acht genomen worden bij de ontwikkeling van het bedrijfskavel en zijn toetsbaar bij vergunningverlening.

3.4.5 De Wolden structuurvisie 2030

De gemeentelijke Structuurvisie 2010-2030 is een strategisch beleidsdocument met een uitvoeringsparagraaf. De structuurvisie is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 maart 2011 en is alleen bindend voor de opsteller, in dit geval de gemeente.

In de structuurvisie De Wolden komen de ruimtelijke thema's voor de gemeente aan bod.

De structuurvisie is gebaseerd op de gedachte dat in hoofdzaak moet worden ingezet op nieuw te bouwen woningen in de vijf kerndorpen (Zuidwolde, de Wijk, Ruinen, Ruinerwold en Koekange). Dit met het oog op het in stand houden van de aanwezige voorzieningen aldaar.

In alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. Indien in of bij de dorpen geen ruimte meer voor uitbreiding is, kan worden ingezet op landschappelijk bouwen in het buitengebied. De planmatige uitbreidingsrichtingen voor woningbouw in de vijf kerndorpen zijn met sterren op de visiekaart weergegeven. Ook Ekelenberg is met een ster aangegeven, zie navolgende uitsnede van de visiekaart. De woningbehoefte en het daarmee samenhangend bouwvolume zijn nader uitgewerkt in het woonplan.

Doorwerking in en conclusie voor het onderhavige plan

Op de visie kaart is aangegeven welke visie de gemeente voor ogen heeft voor de bepaalde gebieden. Op deze kaart is het plangebied aangewezen als 'mogelijke uitbreidingslocaties kerndorpen' (zie figuur 3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0020.jpg"

Figuur 3.3: Uitsnede Structuurvisie De Wolden.

Voor wat betreft woningbouw wordt in de structuurvisie uitgegaan van de basisgedachte dat de meeste uitbreidingen in woningbouw plaatsvinden in de kerndorpen, waar Zuidwolde er één van is. Door hier de uitbreiding in woningen plaats te laten vinden, kan het voorzieningen niveau in deze dorpen in stand blijven. Bij alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Voor de uitbreidingen geldt de voorwaarde dat ze passend moeten zijn binnen de landschappelijke kenmerken van de deelgebieden. De woningbehoefte en het daarmee samenhangend bouwvolume zijn nader uitgewerkt in het woonplan.

Voor wat betreft de reactie op krimp, heeft de gemeente het concept 'landschappelijk bouwen' voor de kleine kernen en het buitengebied geïntroduceerd. Hiermee anticipeert de gemeente in belangrijke mate op de verwachte krimp. Op deze manier kan de gemeente De Wolden toch gevarieerd woningaanbod blijven aanbieden. Niet alleen in de kerndopen, maar ook in de kleine kernen en in het buitengebied worden immers mogelijkheden voor woningbouw geboden.

Op deze wijze kan de gemeente haar kernkwaliteit -het zijn van een plattelandsgemeente- handhaven en versterken. De kernkwaliteit uit zich ook door te bouwen in een niet-stedelijke stijl en opziet. De gemeente wil, ook in tijden van krimp, een aantrekkelijke woongemeente blijven door een selectief, maar wel gevarieerd woningaanbod. Op basis van het voorgaande kan worden gesteld dat het plan in lijn is met het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

4.2.1 Algemeen

Milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) in de directe omgeving van zogenoemde milieuhinder gevoelige bestemmingen (zoals wonen) kunnen hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dient te worden aangetoond dat ter plaatse van milieuhinder gevoelige bestemmingen sprake is van een 'goed woon- en leefklimaat'.


VNG-publicatie 'Bedrijven & milieuzonering"

Om niet alle ontwikkelingen bij voorbaat te onderwerpen aan een onnodig langdurig en kostbaar onderzoek is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgebracht. Deze uitgave maakt gebruik van het principe 'functiescheiding'. Door voldoende afstand aan te houden tussen nader bepaalde milieubelastende activiteiten en milieugevoelige bestemmingen kan eenvoudigweg in veel gevallen worden aangetoond dat sprake is een 'goed woon- en leefklimaat'. De VNG-publicatie betreft zgn. pseudowetgeving (geen wetgeving maar een algemeen door de rechter aanvaarde methode).

De VNG-publicatie maakt gebruik van een basiszoneringslijst waarin voor nader gedefinieerde bedrijfscategorieën richtafstanden zijn bepaald. Een richtafstand wordt beschouwd als de minimaal aan te houden afstand tussen een milieubelastende activiteit en de milieuhinder gevoelige bestemming waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van milieubelastende (bedrijfs)activiteiten betreffende geluid, geur, stof en gevaar redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De genoemde maten zijn indicatief; met een goede motivering (waaronder een onderzoek naar de feitelijke milieubelastende activiteiten) kan hiervan worden afgeweken.

Naast de gegeven richtafstanden hanteert de VNG-publicatie twee omgevingstypen, namelijk: een rustige woonwijk/buitengebied en een gemengd gebied. In een rustige woonwijk of buitengebied (omgevingstype 1) wordt functiescheiding nagestreefd. Tussen milieuhinder gevoelige functies en bedrijven dient de minimaal aan te houden 'richtafstand' in acht te worden genomen. In geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging, kan een verkleinde richtafstand worden gehanteerd. In tegenstelling tot rustige woongebieden worden in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van milieuhinder gevoelige functies acceptabel geacht. De richtafstand mag in deze gebieden met één afstandsstap worden verkleind (zie tabel 4.1).

Tabel 4.1: richtafstanden tabel

Milieucategorie Richtafstand tot 'rustige woonwijk' Richtafstand tot 'gemengd gebied'
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200

4.2.2 Doorwerking in het onderhavige plan

Rustig woongebied en gemengd gebied?

In het onderhavige plan wordt een woonwijk gerealiseerd met aan de noordzijde één woon-werkkavel dat aansluit op een bestaande strook met woon-werkkavels. In het grootste deel van de wijk worden uitsluitend (zorg)woningen gerealiseerd. In dit deel wordt dan ook een rustig woonmilieu nagestreefd waarbij de richtafstanden van de VNG-publicatie niet met één stap verkleind kunnen worden. Langs de noordelijke grens, tegen de Slagendijk met aan de overzijde van de Slagendijk het industrieterrein Zuiderkerkes, ligt echter de bestaande strook met woon-werkkavels. Deze strook met woon-werkkavels en de direct aangrenzende woningen betreft een 'gemengd gebied' waarin de richtafstanden wel met één stap verkleind kunnen worden.

Onderhavig plan als milieubelastende activiteit

Onderhavig plan betreft hoofdzakelijk woningen. Woningen betreffen geen milieubelastende activiteiten en kennen geen milieuzoneringen.

In het onderhavige plan wordt echter 1 woon-werkkavel gerealiseerd. Deze kavel betreft de laatste woon-werkkavel van de rij die reeds in het vigerende bestemmingsplan voor de eerste fase mogelijk zijn gemaakt. Binnen deze woon-werkkavels zijn slechts bedrijfscategorieën mogelijk gemaakt die passend zijn in de nabijheid van woningen. Dat betekent dat uitsluitend bedrijven conform milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan. In onderhavig bestemmingsplan houden we echter wel rekening met de richtafstand behorend bij categorie 2 bedrijven in gemengd gebied. De afstand tot omliggende woningen is groter dan 10 meter.

Onderhavig plan als milieuhinder gevoelige functie

Woningen betreffen milieuhinder gevoelige functies. Er dient derhalve te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied relevante functies zijn gelegen waarvan de richtafstanden over het plangebied zijn gelegen. In tabel 4.2 zijn deze omliggende functies weergegeven.

Tabel 4.2: in de omgeving gelegen functies / gebieden

Adres / locatie Functie Feitelijke afstand tot plangebied
Bedrijventerrein Zuiderkerkes Industrieterrein max. cat. 3.2 70 m
Woon-werkkavels Ekelenberg, Kroepnevel en Spinwiefien woonwerk bedrijvigheid, max. cat 2 0 m
Ommerweg 18 Groepsaccommodatie 160 m
't Heuveltje Recreatiepark 't Heuveltje 42 m
Ekelenbergweg 2 Camping De Krententerp 162 m
Ommerweg 21 Agrarisch bedrijf 270

Bedrijventerrein Zuiderkerkes

Op het bedrijventerrein Zuiderkerkes zijn, op basis van de geldende beheersverordening 'Zuidwolde' (2016), bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. Dat betekent niet dat ze er feitelijk aanwezig zijn, maar in dit bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de juridisch-planologische ontwikkelingsmogelijkheden op dit bedrijventerrein. De bedrijven op dit terrein mogen namelijk niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd. De maximale richtafstand op basis van de beheersverordening voor 'rustig woongebied' bedraagt 100 m en voor 'gemengd gebied' 50 m (zie tabel 4.1).

Daarnaast kunnen ook bedrijven feitelijk aanwezig zijn met een hogere milieucategorie doordat deze bedrijven 'historisch zijn gegroeid'. Deze kans is echter gering omdat het bedrijventerrein nog relatief jong is (de zuidelijke helft van het bedrijventerrein is niet ouder dan 1995). Voor de volledigheid zijn de bedrijven op Zuiderkerkes in beeld gebracht en zijn de bijbehorende categorieën en richtafstanden weergegeven (zie tabel 4.3). Hieruit blijkt dat op Zuiderkerkes geen bedrijven zijn gevestigd behorend tot een hogere milieucategorie dan op basis van de beheersverordening is toegestaan.

Tabel 4.3: bedrijven met bijbehorende richtafstanden op Zuiderkerkes

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0021.jpg"

Uit de figuur 4.1 blijkt dat de richtafstand van 50 meter behorend bij het bedrijventerrein Zuiderkerkes ter plaatse van gevoelige objecten in het 'gemengd gebied' niet wordt overschreden. Daarnaast wordt de richtafstand van 100 meter tot aan gevoelige objecten in 'rustig woongebied' eveneens niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0022.jpg"

Figuur 4.1: richtafstanden tot 'gemengd gebied' en 'rustig woongebied'

Woon-werkkavels Ekelenberg

De strook woon-werkkavels in Ekelenberg fase 1, de woon-werkkavel in onderhavig plan en de direct aangrenzende woningen betreft een 'gemengd gebied' conform de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering. Meerdere bedrijfspercelen en meerdere woonpercelen wisselen elkaar immers af en liggen in elkaar invloedsgebied. Binnen de woon-werkkavels zijn op basis van het vigerende en het onderhavige bestemmingsplan uitsluitend bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2. Bij deze categorie hoort conform de VNG-publicatie een maximale richtafstand van 10 m tot gevoelige objecten in 'gemengd gebied' en 30 m tot gevoelige objecten in 'rustig woongebied'. Uit figuur 4.1 blijkt dat deze richtafstanden niet worden overschreden.

Ommerweg 18 & Ekelenbergweg 2

De richtafstanden zoals weergegeven in tabel 4.3 behorend bij de twee bedrijfslocaties overschrijden de feitelijke afstanden zoals weergegeven in tabel 4.2 niet. Deze direct omliggende functies vormen derhalve geen belemmering.

Recreatiepark 't Heuveltje

Juridisch-planologisch betreft 't Heuveltje een recreatiepark. De afstand vanaf de bestemming 'Recreatie' en het bouwvlak (beide liggen gelijk aan elkaar) tot aan de grens van het plangebied bedraagt 86 meter. De bijbehorende richtafstand van 50 meter wordt niet overschreden. 't Heuveltje als recreatiepark vormt derhalve geen belemmering.

Ommerweg 21

Aan Ommerweg is in de huidige situatie een akkerbouwbedrijf gevestigd. Conform de kamer van koophandel is er tevens bedrijf gevestigd in verhuur van agrarisch materieel. De richtafstand van maximaal 50 meter wordt niet overschreden. Het bedrijfsperceel is in de geldende beheersverordening echter bestemd als 'intensieve veehouderij'. Voor intensieve veehouderij bedrijven geldt geen vaste afstand. De geur en fijnstof contouren dienen in beginsel berekend te worden. In de huidige situatie is op het perceel echter geen intensieve veehouderij gevestigd. Op het moment dat ter plaatse alsnog een intensieve veehouderij tak wordt aangevraagd wordt het bedrijf reeds in de ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd door gevoelige objecten die reeds tussen het onderhavige plangebied en dit bedrijf zijn gelegen. Dit bedrijf vormt derhalve geen belemmering.

Tabel 4.4: richtafstanden tabel

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0023.png"

4.2.3 Conclusie

Gezien de voorgaande motivering kan ondanks de nabije ligging van bedrijvigheid de realisatie van woningen (en een bedrijfswoning) zonder belemmeringen worden toegestaan. Er worden geen richtlijnen en afstanden overschreden, de omliggende bedrijven worden niet in de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt en ter plaatse van het plangebied is hierdoor sprake van een 'goed woon- en leefklimaat'.

4.3 Geur

4.3.1 Algemeen

De 'Wet geurhinder en veehouderij' (Wvg) vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de 'Wet milieubeheer', waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren (voorgrondbelasting). Daarnaast heeft de wet als input gediend voor de 'Handleiding geurhinder en veehouderij' in verband met de zgn. 'omgekeerde werking' in het kader van een 'goed woon- en leefklimaat' (achtergrondbelasting) dat zijn juridische basis vindt in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2013 zijn veel veehouderijen onder de werkingssfeer van dit besluit komen te vallen. In het Activiteitenbesluit is voor geurhinder van veehouderijen hetzelfde beoordelingskader opgenomen als in de Wgv.

Op basis van de Wgv is de gemeente bevoegd af te wijken van de reguliere normen van de Wgv en voor het eigen grondgebied afwijkende geurnormen vast te stellen. De gemeente De Wolden heeft hiervan gebruik gemaakt en heeft een gemeentelijke geurverordening vastgesteld. Op basis van een gemeentelijke geurverordening zijn normen en afstanden gewijzigd die gelden bij de oprichting of uitbreiding van een agrarische bedrijven. Deze verordening geldt alleen voor de uitbreiding van agrarische bedrijven en heeft geen rechtstreekse betekenis voor de realisatie van woningen.

4.3.2 Doorwerking in en conclusie voor het onderhavige plan

Het meest in de nabijheid gelegen agrarische bedrijf ligt volgens de vigerende beheersverordening Buitengebied aan de Ommerweg 21-23. Dit bedrijf is echter reeds verantwoord in paragraaf 4.2 Bedrijvenen milieuzonering. Hieruit is gebleken dat dit bedrijf geen belemmering vormt voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.4 Geluid

4.4.1 Algemeen

Veel ruimtelijke plannen hebben te maken met geluid; als ontvanger van geluid of als veroorzaker van geluid. Het aspect geluid wordt geregeld in diverse wet- en regelgeving. De belangrijkste wet- en regelgeving omtrent het aspect geluid betreffen:

  • Wet geluidhinder
  • Wet milieubeheer
  • Activiteitenbesluit
  • Wet ruimtelijke ordening
  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Het begrip 'geluidgevoelige objecten' is in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bepaalt. De Wet geluidhinder maakt onderscheid in de volgende drie categorieën:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen: onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven (Besluit geluidhinder artikel 1.2);
  • geluidsgevoelige terreinen: woonwagenstandplaats en ligplaatsen voor woonschepen (Besluit geluidhinder artikel 1.2).

In de Wet milieubeheer wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar deze wet gaat wel uit van dezelfde objecten. Als middels een plan een geluidbron of een geluidgevoelig object wordt mogelijk gemaakt, of een uitbreiding van een geluidbron of een geluidgevoelig object plaatsvindt, dan is een toetsing in het kader van geluid nodig.

4.4.2 Doorwerking in het onderhavige plan

Geluidgevoelige functie en/of geluidproducerende activiteit

Woningen betreffen geluidgevoelige functies. Er dient derhalve te worden getoetst of ter hoogte van de beoogde woningen geluidnormen worden overschreden. De woon-werkkavel kan een geluidproducerende activiteit zijn. Er moet derhalve ook worden getoetst of omliggende geluidgevoelige functies geluidoverlast ondervinden van de woon-werkkavel.

Industrie- c.q. bedrijfslawaai

Het plangebied is niet gelegen binnen een geluidgezoneerd bedrijventerrein. Wel ligt het plangebied in de nabijheid van een niet-geluidgezoneerd bedrijventerrein (Zuiderkerkes). Geluid afkomstig van omliggende bedrijven(terreinen) is echter reeds verantwoord in paragraaf 4.2 Bedrijven en milieuzonering. Ook de geluidinvloed afkomstig van de woon-werkkavel (in onderhavig plan) naar de omgeving is in dezelfde paragraaf verantwoord. In deze beoordeling zijn geen belemmeringen aangetoond.

Wegverkeerslawaai

En deel van de realiseren woningen in het plangebied worden gerealiseerd binnen de onderzoekszones van de Rijksweg N48, Ommerweg en Slagendijk. Om die reden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf zijn uitsluitend de resultaten en de conclusie weergegeven. De gehele rapportage is als Bijlage 2 Akoestisch onderzoek opgenomen.

Conclusie akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Uit dit akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van het oostelijke deel van het plangebied (het deel aan de zijde van de N48) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale ontheffingswaarde wordt echter nergens overschreden. Deze 53 dB contour ligt nog ver buiten het plangebied (zie figuur 4.2).

De voorkeursgrenswaarde als gevolg van de overige wegen (Ommerweg en Slagendijk) wordt ter plaatse van het plangebied niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0024.jpg"

Figuur 4.2: berekende 48 dB en 53 dB geluidscontouren

Omdat maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet wordt overschreden kan de gemeente De Wolden overgaan tot het verlenen van hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai ten behoeve van de woningen binnen de zone zoals aangeduid in figuur 4.2. De maximale hogere waarde bedraagt 51 dB (ruim binnen de maximale waarde van 53 dB).

Motivering hogere grenswaarde

In eerste instantie is gezocht naar maatregelen om een hogere waarde ]procedure te voorkomen. Eerst is gekeken naar maatregelen aan en om de weg en daarna aan de woning. Daarbij is gedacht aan het volgende.

Maatregelen aan de bron, verkeer en afscherming

Vergroting afstand bron-waarneempunt

De nieuwe woonwijk Ekelenberg is reeds zo ver mogelijk van de N48 geplaatst. In het bestemmingsplan 'Ekelenberg, Zuidwolde' is de gehele oostelijke zone langs de N48 herbestemd van 'Recreatie' naar 'Bos'. met het verplaatsen van de wijk zover mogelijk van de N48 is derhalve rekening gehouden.

Verkeersmaatregelen

Het toepassen van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de te verwachten geluidsbelasting aan de bron door het verleggen van verkeersstromen behoort niet tot de mogelijkheden. De N48 wordt niet verplaatst. Maatregelen om de verkeersintensiteit worden ook niet genomen en de snelheid wordt ter hoogte van Zuidwolde niet verlaagd (ter hoogte van Zuidwolde mag 100 km/u worden gereden). De N48 kent een belangrijke functie als gebiedsontsluitingsweg. Het verleggen en het verlagen van snelheden en intensiteiten wordt niet reeel geacht.

Maatregelen in het overdrachtsgebied

Het veranderen van het asfalt van de N48 naar een stiller wegdek betreft voor het onderhavige plan een in verhouding te kostbare maatregel. Over een lengte van minimaal 650 zal asfalt vervangen moeten worden waardoor de realisatie van het plan niet meer rendabel is.

Het oprichten van schermen en/of wallen zou een mogelijkheid kunnen zijn. Het is echter noodzakelijk een geluidwal dicht op de N48 te plaatsen. De grond eigendommen zijn hier echter versnipperd, waardoor onteigening plaats zou moeten vinden. Daarnaast zijn de gronden grotendeels bestemd als 'Bos' en maakt het onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Het plaatsen van wallen en schermen is derhalve niet wenselijk. Vanwege landschappelijke c.q. natuur redenen is het realiseren van de wal / scherm niet wenselijk.

Maatregelen een de gevels

Aan de te realiseren woningen kunnen geluidreducerende gevels eenvoudig worden toegepast. Op basis van de maximale berekende geluidbelastingen in onderhavig onderzoek (51 dB incl. art. 110g Wet geluidhinder) dient de geluidwerende werking van een buitengevel in het meest 'negatieve' geval 23 dB te bedragen. Op basis van artikel 3.2 van het Bouwbesluit geldt een minimale geluidwering van 20 dB voor een uitwendige scheidingsconstructie (buitengevel). Echter, nieuwbouwwoningen dienen vanwege energie prestaties (EPC / BENG) verregaand te worden geïsoleerd. Deze isolerende werking inzake energie heeft echter ook een geluidreducerende werking. De geluidreducerende werking van deze gevels bedragen al snel 35 dB waardoor een binnen niveau wordt bereikt van 20 dB (ver beneden de maximale norm).

Geluidreducerende werking moderne gevels:

  • enkele kierdichting en goede naaddichting; 35 dB;
  • dubbele kierdichting en goede naaddichting; 40 dB;
  • speciale dubbele kierdichting; 50 dB.

Hogere grenswaarde

De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Daarnaast is het treffen maatregelen aan de bron, verkeer en afscherming niet reëel gebleken. Bovendien gaan de ontwikkelingen in gevelbeschermingen vanwege energie prestatie dusdanig ver zodat het behalen van de binnenwaarden eenvoudig is geworden.

Om het plan vast te kunnen stellen is het noodzakelijk dat een hogere waarde wordt vastgesteld. Het besluit Hogere waarde wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

4.4.3 Conclusie

Mits de hogere grenswaarde tegelijkertijd met het bestemmingsplan wordt vastgesteld vormt het aspect geluid geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.5 Bodem

Algemeen

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van
een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bovendien dient op
basis van het bouwbesluit altijd een bodemonderzoek uitgevoerd te worden indien een woning wordt
gerealiseerd. Er dient bepaald te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik
van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Ten behoeve van het onderhavige plan is een bodemonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf zijn uitsluitend de resultaten en de conclusie opgenomen. De gehele rapportage is als Bijlage 3 Bodem- engeohydrologisch onderzoek opgenomen.

Conclusie bodemonderzoek

Resultaten

Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond op het noordoostelijk deel een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetroffen. Ter plaatse van het zuidwestelijk deel van de locatie zijn licht verhoogde gehalten aan koper, lood, PAK, PCB en minerale olie aangetroffen. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan PAK en PCB aangetroffen. Op basis van het uitgevoerde vooronderzoek is gebleken dat tijdens eerdere onderzoeken vergelijkbare gehalten zijn aangetroffen. De gemeten gehalten overschrijden de achtergrondwaarden in geringe mate en vormen geen belemmering voor de geplande herinrichting en bestemmingsplanwijziging van de locatie. Het uitvoeren van nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie

De opzet van het uitgevoerde onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er, ons inziens, milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor geplande herontwikkeling en bestemmingsplanwijziging. De gestelde hypothese dat de locatie als "verdacht" beschouwd kan worden ten aanzien van chemische parameters is juist gebleken op basis van de aangetoonde licht verhoogde gehalten aan koper, lood, PCB, PAK en minerale olie in grond. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft echter een representatief beeld van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Bovendien vormen de gemeten gehalten (grond) en concentraties (grondwater) geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de onderzoekslocatie.

Resumé

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.6 Erfgoed

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.6.1 Archeologie

De archeologische (verwachtings)waarden in het plangebied zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'Ekelenberg, Zuidwolde' door middel van 2 dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische betekenis' en 'Waarde - Archeologie hoge verwachting'. Ter plaatse van de bestemming 'hoge verwachting' was in het kader van het vigerende bestemmingsplan nog geen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Ter plaatse van de bestemming 'archeologische betekenis' was wel onderzoek uitgevoerd, maar kon zonder het uitvoeren van een nader onderzoek niet worden uitgesloten dat als gevolg van bodemverstoringen archeologische resten worden geschaad. Ten behoeve van onderhavig plan is derhalve een (nader) archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een 'Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven en een aanvullend booronderzoek met proefputten'. In deze paragraaf worden uitsluitend de conclusies weergegeven. De gehele rapportage is als Bijlage 4 Archeologisch onderzoek opgenomen. Voor het voorgaande onderzoek wordt verwezen naar de bijlagen van het vigerende bestemmingsplan. Voor dit bestemmingsplan is het voorgaande onderzoek niet meer relevant.

Conclusie archeologisch onderzoek

De hoge verwachting die op basis van het vooronderzoek is gesteld, is bij het proefsleuvenonderzoek niet uitgekomen. De hoge verwachting was gebaseerd op de hoge ligging op de stuwwal, de gedeeltelijk intacte bodemopbouw, de drie vuursteenvindplaatsen in het plangebied en de nabije ligging van verschillende grafstructuren uit het Neolithicum en de Bronstijd. Het plangebied ligt op het zuidelijke deel van de stuwwal van Zuidwolde. De natuurlijke ondergrond bestaat hier uit keileem afgedekt met dekzand. In de top van het dekzand heeft zich een podzol ontwikkeld. Door het gebruik als recreatieterrein is de bodem op locaties verstoord, maar de diepte van deze verstoringen is relatief beperkt. Alleen op de locatie van voormalige septic tanks is de bodem tot relatief grote diepte verstoord. Het proefsleuvenonderzoek heeft geen archeologische sporen of vondsten opgeleverd. In de sleuven zijn alleen recente verstoringen aangetroffen die samenhangen met het voormalige campingterrein. Dit betreft kabel- en leidingsleuven, septic tanks, ingegraven afvaldumps en enkele recente houten paaltjes of paalkuilen. Tevens zijn veel natuurlijke verkleuringen aangetroffen die zijn veroorzaakt door boomvallen, boomvlekken, doorworteling van bomen en struiken en diergangen.


Het aanvullend booronderzoek met megaboringen in een 2,5 x 2,5 m grid en de op basis van deze resultaten aangelegde twaalf proefputjes van 50 x 50 cm ter plaatse van de drie vuursteenvindplaatsen hebben in totaal 406 vuurstenen artefacten opgeleverd. Reeds op het maaiveld was duidelijk dat er sprake was van de nodige verstoring van de horizontale verspreiding door de aanwezigheid van verschillende grote bomen, maar ook struiken en andere begroeiing, asfaltwegen en enkele kuilen/afgravingen die op het maaiveld al zichtbaar waren. Een groot deel van de boringen vertoonde een verstoord bodemprofiel of kon niet worden gezet vanwege de hierboven benoemde aanwezige obstakels. De locatie van de vakken was gebaseerd op vuursteenconcentraties en voor zover mogelijk op basis van de mate van verstoring. Desondanks blijkt ook uit de verticale spreiding van het vuursteen dat er veel verstoring heeft plaatsgevonden.

Selectie advies

Op basis van de resultaten van het proefsleuvenonderzoek en de afwezigheid van een archeologische vindplaats adviseert ADC ArcheoProjecten het bevoegd gezag om het met proefsleuven onderzochte deel van het plangebied vrij te geven voor ontwikkeling. Het aanvullend booronderzoek en proefputonderzoek ter plekke van de drie vuursteenvindplaatsen van het vooronderzoek heeft in totaal 5.550 vuursteenvondsten opgeleverd. Hiervan zijn er 406 als artefacten te bestempelen waarvan het merendeel als chips kleiner dan 1 cm. Zowel de boringen als de proefputten hebben laten zien dat de vuursteenvindplaatsen zowel horizontaal als verticaal in meer of mindere mate zijn verstoord en tevens kernmerken van een palimpsest vertonen. Op basis van zowel de fysieke als inhoudelijke kwaliteit worden de vuursteenvindplaatsen middelmatig/middelhoog gewaardeerd en worden op basis daarvan als niet behoudenswaardig beschouwd. Daarom adviseert ADC ArcheoProjecten het bevoegd gezag om fase 2 van het plangebied Ekelenberg vrij te geven voor ontwikkeling.

Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het plangebied toch nog archeologische resten kunnen worden aangetroffen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om archeologische vondsten te melden bij het bevoegd gezag, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

4.6.2 Cultuurhistorie

Door de wijziging van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Cultuurhistorische elementen in het plangebied

Zoals reeds in paragraaf 2.1 Historische ontwikkeling is beschreven gaat de cultuurhistorische geschiedenis ver terug als gevolg van de gunstige geografische en hoge ligging in de regio. Zuidwolde en omgeving ligt op de noord-zuid gesitueerde stuwwal 'De Rug van Zuidwolde'. Deze stuwwal vormde een belangrijke noord-zuid route vanaf de zuidelijke hoger gelegen gronden (rond Ommen) en de noordelijk gelegen hogere gronden rond Ruinen. Ten westen en ten oosten van de stuwwal was nog lang sprake van verruigte gronden en moerassen waardoor het onderhavige plangebied onderdeel uit maakt van deze noord-zuid route.

Vanaf omstreeks 3.400 voor Christus vestigden zich de eerste boeren in Drenthe. Deze periode staat bekend als de Trechterbekercultuur en is vooral bekend van de hunebedden. Aan de zuidwestzijde van en buiten het plangebied ligt een grafveld uit de Trechterbekerperiode (monument 14.399, waarneming 17.012). In het plangebied zijn dan ook veel vuursteenresten aangetroffen in het archeologische onderzoek.

Ondanks deze vroege cultuurhistorische geschiedenis lag het plangebied juist net buiten de recente cultuurhistorische ontwikkelingen in het gebied. Op cultuurhistorische kaarten (zie figuur 4.3) blijkt dat het plangebied an sich bestond uit verruigt gebied dat grenst aan de Steenberger Esch aan de noordzijde en de Schotters Esch aan de zuidzijde. Naast deze essen, op enige afstand van het plangebied, begonnen de eerste (recente) dorpen te ontwikkelen. Het plangebied is in deze recente geschiedenis slechts bekend als de berg van afkeer / walging omdat op Ekelenberg in de steentijd voor-historische voorouder-vereringen plaats zou hebben gevonden. De naam Ekelenberg is dan ook het afgeleide van Ekel dat in het Germaans 'afkeer' en/of 'walging' betekent. Het volksverhaal over het ‘Spinwiefien van den Ekel’ is op de cultuuurhistorische waardenkaart van de gemeente De Wolden als immaterieel erfgoed opgenomen. De straatnamen in Ekelenberg, Den Ekel, Spinwiefien, Kroepnevel en Den Ekelpad zijn gebaseerd op deze (cultuurhistorische) geschiedenis van het plangebied.

Omstreeks 1900 werd in het plangebied bos aangeplant en werden enkele bospaden aangelegd. Eén van deze bospaden is in onderhavig plan in ere hersteld en maakt onderdeel uit van de wegenstructuur in het plangebied en sluit aan op het wandelnetwerk in de omliggende bossen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0025.jpg"

Figuur 4.3: historische topografische kaarten

(Rijks/gemeentelijke) monumenten en karakteristieke bebouwing

In het plangebied is geen bebouwing meer aanwezig.

Cultuurhistorische elementen in de omgeving

In de omgeving zijn geen relevante cultuurhistorische elementen aanwezig. Naast het al genoemde grafveld (waar onderhavig plan geen invloed op uitoefent), zijn vooral de Ommerweg en de Slagendijk nog als cultuurhistorische elementen zichtbaar. De Slagendijk is ter hoogte van het plangebied, bij de realisatie van het industrieterrein Zuiderkerkes, iets verlegd en heeft hier niet meer zijn historische ligging. De oorspronkelijke ligging van de Slagendijk ligt in de groenzone direct grenzend aan de noordzijde van het plangebied en maakt daar onderdeel uit van een wandelroute.

4.6.3 Conclusie

Zoals blijkt uit voorgaande, vormen archeologische en cultuurhistorische waarden geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend plan. De cultuurhistorische waarden die bekend zijn, zijn zoveel als mogelijk in het plan verwerkt. Op basis van de bevindingen van het Archeologisch onderzoek kan het plangebied geheel worden vrijgegeven. Om deze reden wordt op de verbeelding van dit bestemmingsplan geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.


Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.


Circulaire effectafstanden LPG tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.


Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

4.7.2 Doorwerking in het onderhavige plan

Is sprake van een risicovolle bron?

In onderhavig plangebied zijn geen risicovolle bronnen aanwezig. Daarnaast worden ook geen risicovolle bronnen mogelijk gemaakt.

Is sprake van (beperkt) kwetsbare objecten?

In het onderhavige plan worden woningen mogelijk gemaakt. Woningen betreffen kwetsbare objecten. Er dient derhalve te worden getoetst of normen ten aanzien van externe veiligheid worden overschreden.

Risicovolle bronnen in de omgeving

Voor het bepalen van risicobronnen in de omgeving is de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) geraadpleegd (zie figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0026.jpg"

Figuur 4.4: uitsnede risicokaart

Op basis van de risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied de volgende relevante risicobronnen aanwezig:

  • LPG - tankstation aan de Nijverheidsweg 40;
  • Rijksweg N48 (knooppunt Hoogeveen - afrit N377 (Balkbrug).

LPG - tankstation

Het LPG - tankstation ligt op circa 350 meter van het plangebied. Op basis van de Circulaire effectafstanden LPG tankstations moet rekening worden gehouden met een effectafstand van 160 voor zeer kwetsbare objecten en 60 meter voor kwetsbare objecten. Met 350 meter ligt het plangebied ruimschoots buiten deze effectafstanden.

Rijksweg N48 (transportroute voor gevaarlijke stoffen)

Ten oosten van het plangebied ligt op een afstand van circa 175 meter de N48. Over het traject ter hoogte van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. In de onderstaande tabel zijn de relevante gegevens met betrekking tot externe veiligheid van de Regeling Basisnet weergegeven.

Tabel 4.5: basisnet gegevens Rijksweg N48

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0027.jpg"

Vanwege het transport van stofcategorie GF3 bedraagt op basis van de Handleiding Risicoanalyse Transport 2017 (HART) het invloedsgebied circa 355 meter vanaf de weg. Het plangebied dient te worden getoetst aan het Bevt. Hierbij dient het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar en het groepsrisico te worden getoetst en te worden beoordeeld. Zo is het mogelijk om een risicoanalyse met gebruikmaking van RBMII uit te voeren of gebruik te maken van de zogenaamde vuistregels van de HART. Omdat het plangebied slechts in een niet dicht bevolkt gebied ligt en op circa 175 meter vanaf de weg ligt en er sprake is van eenzijdige bebouwing, is gekozen om gebruik te maken van de vuistregels.

Plaatsgebonden risico 10-6

Het gaat om een transportroute buiten de bebouwde kom. Voor een weg buiten de bebouwde kom is er sprake van een PR10-6 bij een overschrijding van 3.379 transporten GF3. Per jaar zijn op de N48 maximaal 500 transporten GF3 aanwezig, waardoor het PR10-6 op 0 meter ligt. Deze risico afstand ligt dus niet buiten de weg zelf. De grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar wordt niet overschreden.


Groepsrisico

Het groepsrisico dient te worden beoordeeld binnen het invloedsgebied van de N48. Op basis van de vuistregels voor een weg buiten de bebouwde kom met eenzijdige bebouwing wordt een overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde gevonden bij 3.680 transporten GF3 bij een bevolkingsdichtheid van 200 personen per hectare.
Het aantal transporten GF3 zijn maximaal 500 per jaar en de bevolkingsdichtheid is veel lager dan 200 personen per hectare. Hieruit volgt dat het groepsrisico ruimschoots lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Op grond van het Bevt houdt dit in dat de verantwoording van het groepsrisico slechts beperkt hoeft plaats te vinden.

Beperkte verantwoording van het groepsrisico

De afstand tot aan het plangebied maakt dat de invloed van een incident met diesel of benzine waarbij een vloeistofbrand ontstaat niet relevant is. De effecten van een Blêve (exploderend brandend gas) zijn echter wel relevant.

Blêve: De tankwagen wordt aangestraald, waardoor de tank wordt verwarmd, de integriteit van de tankwand-constructie begeeft het en een warme BLEVE ontstaat. Door de aanwezigheid van vuur / brand / hitte zal de brandbare vloeistof ontsteken en een grote vuurbal met grote hittestraling tot gevolg hebben, met uitstraling naar de omgeving.


Scenario's

Een scenario wat denkbaar zou kunnen zijn, is dat bij het invoegen van een LPG tankwagen vanaf de Oosterweg op de N48 deze wordt aangereden door een personenauto, die daardoor in brand komt te staan en zo de LPG tankwagen aanstraalt. Ook een inhaalmanoeuvre op de N48 zal tot een aanrijding met een LPG tankwagen kunnen leiden.

Doordat LPG tankwagens zijn voorzien van een hitte werende bekleding zullen effecten van een Blêve zich niet direct voltrekken maar is de verwachting dat tussen aanrijding en Blêve een uur bestrijdingstijd en ontvluchtingstijd aanwezig is. De kans op een dergelijk scenario is erg klein.


Zelfredzaamheid

De personen in de woningen zijn zelfredzaam. Hierdoor is men in staat, wanneer men bij een dergelijk scenario snel wordt gewaarschuwd, te vluchten. Gezien de wegenstructuur is het zeker mogelijk om van het incident af te vluchten.


Bestrijdbaarheid /beheersbaarheid

Bij een dergelijk scenario is het zaak hulpdiensten snel te alarmeren waardoor er nog kans is om de autobrand te bestrijden. Na alarmering heeft de brandweer nog zo'n 10 minuten nodig om ter plaatse te komen en in totaal zo'n 20 minuten om te beginnen met de bestrijding. Tijdige alarmering is hierbij dus cruciaal. In dit scenario zijn de mensen in het invloedsgebied aangewezen op hun eigen zelfredzaamheid (waarbij schuilen de beste optie is) en een goede inrichting van hun omgeving.


Maatregelen

Kijkend naar het scenario en omstandigheden zijn geen zinvolle aanvullende maatregelen te treffen die of de zelfredzaamheid of de bestrijdbaarheid kunnen verbeteren. Gelet op het scenario is het cruciaal hulpdiensten snel te alarmeren.

4.7.3 Conclusie

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.8 Natuur

4.8.1 Algemeen

De bescherming van de natuur is per 1 januari 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats via Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

In het onderhavige plan wordt een nog onbebouwd gebied aangewend voor de realisatie van een nieuwe woonwijk. Er kan niet worden uitgesloten dat het leefgebied van beschermde flora en fauna verloren gaat of wordt geschaad. Ten behoeve van het onderhavige plan is een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd en is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd. In deze paragraaf is uitsluitend de conclusie opgenomen. De volledige rapportages zijn als Bijlage 5 Natuurwaardenonderzoek en als Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening toegevoegd.

4.8.2 Conclusie natuurwaardenonderzoek

Soortenbescherming

Vogels

Vogelsoorten die mogelijk in het plangebied nestelen zijn houtduif, merel, zanglijster, tjiftjaf, fitis, tuinfluiter, geelgors en grasmus. Voorgenoemde soorten kunnen nestelen in bomen en struiken en in dichte vegetatie op de grond. Er zijn tijdens het veldbezoek geen (oude) roofvogelnesten of potentiële nesten van uilen waargenomen. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen.

Zoogdieren

Er zijn in het plangebied geen beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen en er zijn geen aanwijzingen gevonden dat grondgebonden zoogdieren een rust- en/of voortplantingslocatie bezetten in het plangebied. Daarnaast blijft het plangebied geschikt als fourageergebied.

Vleermuizen

Verblijfplaatsen: er zijn tijdens het veldbezoek geen vleermuizen waargenomen en er zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aangetroffen. Gebouwen of andere bouwwerken ontbreken, evenals holen in bomen of bomen met losse schors.

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten worden geen vleermuizen verstoord, verwond of gedood en worden geen rust- of verblijfplaatsen beschadigd of vernield.

Fourageergebied: Het plangebied vormt een geschikt foerageergebied voor verschillende vleermuissoorten. Het is aannemelijk dat vleermuissoorten als gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger in het plangebied foerageren. Vanwege de kleine oppervlakte, de inrichting en het gevoerde beheer, is de betekenis van het plangebied als foerageergebied beperkt. Het plangebied wordt niet als essentieel foerageergebied voor vleermuizen beschouwd.

Amfibieën

Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën waargenomen, maar gelet op de inrichting en het gevoerde beheer, wordt het plangebied als functioneel leefgebied voor sommige algemene en weinig kritische amfibieënsoorten als gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en bastaardkikker beschouwd. Voorgenoemde soorten benutten de buitenruimte van het plangebied vermoedelijk als foerageergebied en vermoedelijk bezetten een aantal exemplaren er ook een (winter)rustplaats. In het plangebied is een kleine ondiepe vijver aangetroffen, maar deze wordt niet als een geschikte voortplantingsbiotoop voor amfibieën beschouwd. Amfibieën bezetten een (winter)rustplaats in holen en gaten in de grond en onder afval, strooisel en opgeslagen goederen. Het plangebied wordt niet als functioneel leefgebied van de heikikker of andere zeldzame amfibieënsoorten beschouwd.

Algemeen

De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Drenthe een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een geschikt functioneel leefgebied voor beschermde vogel-, amfibieën-, grondgebonden zoogdier- en vleermuissoorten, maar tot een ongeschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten. Het plangebied wordt vooral gebruikt als foerageergebied, maar vermoedelijk nestelen er ieder voorjaar vogels in het plangebied, bezetten grondgebonden zoogdieren er een rust- en voortplantingsplaats en bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats. In het plangebied nestelen alleen vogelsoorten waarvan uitsluitend het bezette nest beschermd is, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.

Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden en verwonden’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’. Vleermuizen en zeldzame grondgebonden zoogdieren en reptielen bezetten geen rust- of voortplantingsplaats in het plangebied.

Het plangebied behoort tot het Natuurnetwerk Drenthe, maar ligt op forse afstand van Natura2000-gebied. Het meest in de nabijheid gelegen gebied Dwingelderveld ligt op een afstand van 12,7 kilometer). De uitvoering van de voorgenomen activiteiten is niet strijdig met het ruimtelijk beleid voor het NNN Drenthe. Dit aspect tevens in paragraaf 3.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordeningDrenthe nader gemotiveerd.

Gelet op de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten en de ligging op enige afstand van Natura2000-gebied, is een negatief effect op Natura2000-gebied uitgesloten ten aanzien van licht, trillingen en geluid. Voor het aspect stikstof is een stikstofdepositie berekening uitgevoerd die in de paragraaf 4.8.3 Conclusie stikstofdepositie onderzoek nader is toegelicht.

Resumé

Mits bezette vogelnesten beschermd worden, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming. Gelet op de aard van de voorgenomen activiteiten en de ligging van het plangebied op enige afstand van Natura2000-gebied, hebben de voorgenomen activiteiten geen negatief effect op Natura2000-gebied.

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden.

4.8.3 Conclusie stikstofdepositie onderzoek

Gezien de huidige stikstofproblematiek is het noodzakelijk om de invloed als gevolg van de emissie van stikstof op omliggende Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. In de verre omgeving van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen. Pas op een afstand van circa 12,7 kilometer ligt het meest in de nabijheid gelegen gebied Dwingelderveld.

Voor dit plan zijn voor de toekomstige situatie 'gebruiksfase' en voor de realisatiefase stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd met behulp van Aerius-calculator. Uit de rekenresultaten blijkt dat er geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/j op omliggende Natura 2000-gebieden. Er zijn daarmee geen negatieve gevolgen te verwachten voor de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden. Aanvullend onderzoek is niet nodig.

Omdat geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie is het onderhavige plan niet vergunningplichtig op grond van de Wet natuurbescherming.

4.8.4 Algehele conclusie natuur

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor de realisatie van het onderhavige plan.

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit. In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

Besluit en Regeling 'Niet in betekenende mate'

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2,5 & PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2, PM2,5 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen. De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig

4.9.2 Doorwerking in het onderhavige plan

Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 60 woningen en 1 woon-werkkavel. Omdat de woon-werkkavel niet behoort tot de bovenstaande categorieën conform Besluit NIBM is gebruik gemaakt van de NIBM-tool. Als input is de verkeersgeneratie gebruikt zoals weergegeven in paragraaf 2.3.4.1 Afwikkeling van verkeer. Uit de NIBM-tool blijkt dat het onderhavige plan niet in betekende mate bedraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Tabel 4.5: resultaat NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0028.jpg"

Het plan bevat daarnaast geen gevoelige bestemmingen, zoals genoemd in het Besluit gevoelige bestemmingen. Dit besluit is derhalve niet van toepassing op onderhavig plan.

4.9.3 Conclusie

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.10 Water

4.10.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze waterparagraaf doet verslag van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In dit kader moet de watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied.

4.10.2 Beoordeling

Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan is in 2016 een waterhuishoudkundig onderzoek uitgevoerd. De uitgangspunten van het waterschap zijn in dit onderzoek verwerkt. Ten tijde van het opstellen van de waterhuishoudkundige toelichting voor Ekelenberg eerste fase, in 2016, was de detaillering van de tweede fase nog niet bekend.

De waterhuishoudkundige toelichting had grotendeels al betrekking op het gehele plangebied Ekelenberg. Hoofdstuk 4 van dit onderzoek vormde de uitwerking voor de eerste fase. Om die reden is voor de tweede fase volstaan met het uitwerken van een 'addendum' op het waterhuishoudkundig plan. In dit addendum is hoofdstuk 4 specifiek voor de tweede fase uitgewerkt. Daarnaast wordt de beschrijving van het waterbeleid van de provincie Drenthe geactualiseerd.

Voor de volledigheid wordt verwezen naar de Waterhuishoudkundige toelichting Woonplan Ekelenberg, Slagenweg 2 Zuidwolde (Ecoreest, 26 mei 2016, projectnr. 160468) en het Addendum Waterparagraaf Ekelenberg fase 2 (Van Lotringen Milieuadvies, 11 oktober 2019, projectnr: 19162/512). Deze documenten vormen samen de waterhuishoudkundige toelichting voor dit bestemmingsplan.

Mogelijkheden vasthouden hemelwater

Uitgangspunt voor de waterhuishoudkundige inrichting is om het hemelwater - ook dat van de daken en oppervlakteverhardingen afvloeit - zoveel mogelijk in het gebied vast te houden. Hiermee wordt verdroging van de aangrenzende natuurgebieden tegengegaan, evenals de afwenteling van wateroverlast op gebieden elders. Vasthouden van het hemelwater sluit ook aan bij een project dat in een groot gebied rond Zuidwolde in gang is gezet en dat er onder meer op is gericht de verdroogde bossen bij het plangebied van een beter waterregime te voorzien.

Mogelijkheden vasthouden hemelwater

Als gevolg van de toename van de oppervlakte aan bebouwing en verharding op de onderzoekslocatie zal hemelwater ter plaatse minder gemakkelijk kunnen infiltreren in de bodem. Het waterschap Drents Overijsselse Delta hanteert voor het omgaan met hemelwater de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Hemelwater zal zo veel mogelijk vastgehouden moeten worden in het gebied waar het valt. Vasthouden betekent dat het hemelwater wordt benut of direct als voeding voor het grondwater dient. Is vasthouden binnen het gebied niet mogelijk dan dient het hemelwater te worden verzameld in een berging waarna het geleidelijk beschikbaar komt voor afvoer of infiltratie. Alleen als vasthouden of bergen niet mogelijk is, is directe afvoer een optie.

Aangezien in het verleden het hemelwater in het plangebied volledig werd vastgehouden door directe infiltratie, is onderzocht of dit ook na realisatie van de tweede fase mogelijk is. Op basis van luchtfoto’s is een inschatting gemaakt van de vroegere oppervlakte bebouwd en verhard in het plangebied. Op basis van het stedenbouwkundige plan is een schatting gemaakt van de toekomstige oppervlakte bebouwd en verhard in het plangebied. Deze inschatting is in de navolgende tabel weergegeven.

Voor de te bebouwen percelen is onderscheid gemaakt tussen vrijstaande bebouwing (incl. tweekappers) met een geschat percentage bebouwd en verhard van 35% van het perceel en bouwblokken (sociale woningbouw op kleinere percelen) met een geschat percentage bebouwd en verhard van 65% van het perceel. In een gedeelte van het plan zijn patio-woningen gepland met een geschat percentage bebouwd en verhard van 80%. Deze uitgangspunten zijn nagenoeg gelijk aan die in de eerste fase zijn gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0029.png"

Figuur 4.4.: Ingeschatte verharde oppervlakken in de referentiesituatie en toekomstige situatie.

Uit de tabel blijkt dat de oppervlakte bebouwd en verhard toeneemt van 36% naar 42%, gemiddeld over fase 2. Voor infiltratie is het van belang te constateren dat deelgebieden met woonblokken en patio’s een hoger verwacht percentage bebouwd en verhard hebben. Voor de wegen en parkeerplaatsen kan infiltratie in de bermen plaatsvinden, of, indien deze niet aanwezig zijn, in infiltratievoorzieningen.

Voor wat betreft berging van hemelwater is voldoende ruimte in het bodemprofiel aanwezig. Buien met een herhalingstijd van 10 en 100 jaar inclusief 10% toeslag vanwege klimaatverandering hebben een omvang van 65,2 respectievelijk 87,7 mm in 48 uur. Tussen een bodem op veldcapaciteit en een verzadigde bodem is circa 15% ruimte in de poriën beschikbaar. Om 87,7 mm te bergen in het bodemprofiel is een voldoende doorlatende onverzadigde laagdikte van ten minste 0,75 m nodig. Deze laagdikte is overal in het plangebied aanwezig en bestaat nagenoeg geheel uit goed doorlatend zand.

Voor de berekening van de belasting van het gebied door extreme buien (herhalingstijd 10 jaar en 100 jaar, beide +10%) is uitgegaan van een doorlatendheid op maaiveldniveau van 2 m/dag. Berekeningen zijn uitgevoerd voor herhalingstijden van 10 en 100 jaar (incl. 10% toeslag) en voor percentages bebouwd en verhard van 50%, 65% en 80%. Uit de berekeningen blijkt dat bij een goede verdeling van het hemelwater over het maaiveld de berekende buien binnen 3 uur zijn geïnfiltreerd. De maatgevende buien met een langere duur dan 3 uur infiltreren daarna direct. In de onderstaande figuur is de cumulatieve neerslagsom en de berging op het maaiveld (beide in mm) uitgezet tegen de tijd (in minuten).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1007002-VG01_0030.png"

Figuur 4.5: Regenduurlijnen

Tot waterdiepten van 40 mm worden bij de aanwezige hellingen / glooiingen in het gebied (tot circa 2,5%) geen afstroming van betekenis verwacht op tuinen, gazons en groenstroken. Om stroming van betekenis (boven waterdikte van 40 mm) over het maaiveld te voorkomen dienen voor de situaties waar 65% of meer bebouwing en verharding kan voorkomen maatregelen te worden getroffen. Ter plaatse van de woonblokken en de patio's is daarom een infiltratievoorziening noodzakelijk. Ter plaatse van de woonblokken en de patio's moet respectievelijk 30 mm en 110 mm neerslag, wat te veel op het onverharde maaiveld komt, worden geborgen. Omgerekend per vierkante meter verharding en bebouwing dient dan een infiltratievoorziening met een bergingscapaciteit van 16 respectievelijk 28 liter te worden geborgen. Dat wil zeggen dat bij de woonblokken een kubieke meter opvangcapaciteit nodig is voor elke 60 m² verhard en bebouwd. Voor de patio's is een kubieke meter opvangcapaciteit nodig voor elke 36 m² verhard en bebouwd. Hiermee wordt het verschil tussen de toelaatbare maaiveldberging (40 mm) en de T=100 jaars bui opgevangen, zonder dat afvoer van hemelwater vanaf het perceel nodig is. In onderhavig plan worden in de groenzones nabij de rijwoningen en de patio's wadi's aangelegd. Deze groenzones zijn ruim genoeg om de benodigde capaciteit te kunnen bevatten. In het uit te werken civieltechnisch ontwerp en het bijbehorende rioleringsplan worden de waterhuishoudkundig systeem nader uitgewerkt.

4.10.3 Online watertoets

Het waterschap is reeds in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming. Zowel bij het bestemmingsplan als bij het uitwerken van het civieltechnisch ontwerp. Ten behoeve van het onderhavige plan is de online watertoets doorlopen waarmee het waterschap formeel op de hoogte is gebracht. In het kader van deze online watertoets en het vooroverleg zal het waterschap advies uitbrengen.

4.10.4 Conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat het voor het grootste deel van het plangebied mogelijk is om in de toekomstige situatie buien van T=10 jaar en T=100 jaar op te vangen met infiltratie op maaiveld. Uitsluitend bij de woonblokken en de patio's wordt voor extreme buien infiltratievoorzieningen in de vorm van wadi's aangelegd waardoor het onderhavige plan voldoet aan opvang van hemelwater. Daarnaast gelden de onderstaande aanbevelingen voor de nadere uitwerking van het civieltechnisch ontwerp.

4.10.5 Aanbevelingen

Aanbevolen wordt bij de uitgifte van de percelen voorwaarden te stellen voor de omgang met hemelwater. Deze voorwaarden zijn:

  • Het aanlegpeil van de gebouwen dient ten minste 30 cm boven het maaiveld te liggen.
  • Hemelwater op het eigen perceel (bebouwing, verharding en onverhard) dient op het eigen perceel te infiltreren. Het is niet toegestaan de aangrenzende percelen te belasten met overtollig hemelwater.
  • Om uitspoeling te voorkomen dient hemelwater zoveel mogelijk te worden verdeeld over het onverharde gedeelte. Vanaf de verharding dient hemelwater zoveel mogelijk in alle richtingen af te stromen naar onverharde gedeelten. Hemelwater dat via goten en regenpijpen vanaf het bebouwde gedeelte komt moet opnieuw verdeeld worden over het onverharde gedeelte, hetzij via de verharding, hetzij via een greppel, hetzij via een verlaagd infiltratieveld (wadi). Bij het aanbrengen van berging voor het hemelwater van het dak dient per 20 m2 meter dakoppervlak rekening te worden gehouden met 1 m3 berging (uitgaande van 54 mm neerslag).
  • Voor de woonblokken en de patio’s dient een infiltratievoorziening te worden aangelegd. Deze dient ter plaatse van de woonblokken ten minste met een capaciteit te hebben van een kubieke meter per 60 m² verhard en bebouwd. Bij de patois ten minste een capaciteit van een kubieke meter per 36 m² verhard en bebouwd. Infiltratievoorzieningen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een greppel, een infiltratieriool, infiltratiekratten, een wadi.
  • Ter plaatse van de woonblokken, waar deze grenzen aan ruime groenstroken kunnen wadi's worden aangelegd voor infiltratie van overtollige neerslag.
  • Ter plaatse van de wegen in het gebied dient het hemelwater naar de bermen af te stromen, waar voldoende gelegenheid is om te infiltreren. Indien een weg loodrecht op de hoogtelijnen ligt dient de weg zodanig uitgevoerd te worden dat het hemelwater niet over het wegdek tot onderaan de helling kan afstromen. Op regelmatige afstanden dient het water naar de berm te worden afgeleid, hetzij door hoogteverschillen in de weg aan te brengen, hetzij door een opvanggoot in de weg te leggen. Waar het afstromende water geconcentreerd in de berm komt zijn infiltratievoorzieningen nodig. Waar geen bermen aanwezig zijn ook afzonderlijke infiltratievoorzieningen nodig met een capaciteit van 0,054 m³ per vierkante meter gesloten verharding. Voor wegen en paden kan worden overwogen om doorlatende verharding te gebruiken.
  • Bij de bouw worden geen materialen toegepast op een wijze, waarbij verontreinigende stoffen kunnen uitlogen naar het grondwater. Het betreft met name onbeschermd lood, zink, koper en teerhoudende mastiek.

4.11 Besluit Milieueffectrapportage

4.11.1 Algemeen

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.

Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij projecten die kleiner zijn dan de drempelwaarden uit lijst C en D beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook deze projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.

Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Voor deze toets wordt ook wel de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.

Op 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. weer gewijzigd. Bij deze wijziging is een nieuwe procedure opgenomen voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.- beoordeling aan de orde is, moet het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden.

4.11.2 Doorwerking in het onderhavige plan

Dit bestemmingsplan vormt juridische-planologische regeling voor de tweede fase van de woonwijk Ekelenberg, inclusief een woon-werkkavel. De activiteiten die mogelijk wordt gemaakt vallen onder categorie 'D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 ha of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer). Dit plan maakt immers 'slechts' 64 woningen en 1 woon -werkkavel mogelijk.

Ondanks het feit dat de drempelwaarden uit het Besluit - m.e.r. niet worden overschreden moet nog wel een een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling moet blijken of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In het navolgende is de vormvrije m.e.r.-beoordeling behandeld.

Voor de voorbereiding van het mer-beoordelingsbesluit, is voor onderhavig plan een aanmeldnotitie opgesteld. Deze notitie is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Uit deze notitie blijkt dat voorliggend plan geen belangrijke nadelige milieugevolgen als gevolg heeft. Deze aanmeldnotitie wordt voorgelegd aan de gemeente. Op basis van deze aanmeldnotitie neemt de gemeente een formeel besluit dat een MER-procedure niet doorlopen hoeft te worden.

4.11.3 Conclusie

Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit vloeit ook voort uit de beschouwing van de diverse milieuaspecten in dit hoofdstuk. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

5.2 Opzet Van De Regels

5.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen
om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen.

Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen. De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het
bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.


Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingsregels);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten

Dit artikel geeft op een eenduidige manier aan op welke wijze bouwhoogtes, afstanden, dakhellingen en oppervlakten moeten worden gemeten en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen

De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Afwijken van de bouwregels: omschrijving van de gevallen waarin het college kan afwijken van de bouwregels;
  • Nadere eisen; in enkele bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen, waarbij het college nadere eisen kan stellen aan de situering en verschijningsvorm van bebouwing;
  • Specifieke gebruiksregels: bepalingen wat onder strijdig gebruik wordt aangemerkt;
  • Afwijken van gebruiksregels: omschrijving van de gevallen waarin het college kan afwijken van de gebruiksregels;

5.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is

opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • algemene bouwregels

In dit artikel staan regels voor ondergronds bouwen.

  • Algemene gebruiksregels

In dit artikel staat beschreven welk gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval strijdig zijn met het bestemmingsplan.

  • Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Algemene procedure regels

Dit artikel beschrijft de te volgen procedure bij het besluit tot nadere eisen.

  • Overige regels

In de overige regels zijn voorschriften opgenomen om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

Hieronder volgt een toelichting op de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemming.

'Wonen' en 'Woongebied'

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor de functie wonen. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woningen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen. Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Overkappingen zijn hiervan uitgesloten, deze vallen onder de regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande of halfvrijstaande woningen. In de bouwregels een specifieke bouwregel opgenomen voor de locatie waar rijwoningen en patiowoningen worden gerealiseerd.

Deze bouwregels zijn zo vormgegeven dat het recht doet aan het plangebied en de omgeving. De toegelaten omvang van de bebouwing, afstanden tot de perceelsgrenzen zorgen ervoor dat het woongebied een landelijke, open en groene uitstraling krijgt en geen gevoel van stedelijkheid ontstaat. Kortom de regels zijn de juridische basis voor een goede woonkwaliteit en ruimtelijke kwaliteit.

Bij het wonen is het toegestaan een aan huis verbonden beroep of bedrijf uit te oefenen. De oppervlakte hiervan mag ten hoogste 60 m² bedragen, met dien verstande dat deze oppervlakte de oppervlakte van het hoofdgebouw niet te boven mag gaan. Zo wordt geborgd dat de woonfunctie de hoofdfunctie blijft. In een bijlage bij de regels wordt inzichtelijk gemaakt welke beroepen en/of bedrijven toelaatbaar zijn.

'Tuin' en 'Tuin - Collectief'

De bestemming 'Tuin' is gekozen voor de delen die voor de naar aan de naar de openbare weg gekeerde zijde van de uitgeefbare percelen liggen. In de bestemming 'Tuin' mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel zijn voor de voorgevel van het hoofdgebouw gelegen entreepartijen, of erkers toegelaten.

Ook zijn binnen de bestemming tuin uitsluiten bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd tot maximaal 1 meter hoogte. Concreet wordt hiermee voorkomen dat aan de straatzijde van de woonbebouwing hoge schuttingen worden geplaatst die doorzichten en het ruimtelijke gevoel belemmeren.

De bestemming ' Tuin - Collectief' is opgenomen voor het collectieve tuin rondom de patiowoningen. De betreffende tuin dient gezamenlijk in gebruik te worden genomen door de bewoners van de patiowoningen. De regeling sluit aan op de bestemming 'Tuin' zoals hierboven beschreven.

'Groen'

De bestemming 'Groen' is van toepassing op de groenvoorzieningen in het plangebied en deze bestemming is gericht op de versterking en de bescherming van groene waarden en groene inrichting van het gebied. De bestemming valt (tezamen met de bestemming 'Verkeer' samen met de begrenzing van het openbaar gebied in de beoogde woonwijk. Dit groen zorgt voor voor een groot deel voor de groene kwaliteiten van het woongebied. Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen worden gebouwd, uitgezonderd noodzakelijke gebouwen voor de nutsvoorziening en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

'Verkeer'

De nieuwe wegen binnen het bestemmingsplan is bestemd als 'Verkeer'. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Wel zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan die noodzakelijk zijn voor de verkeersfunctie, zoals lichtarmaturen bewegwijzering.

'Bedrijf'

De bestemming bedrijf is opgenomen voor de meest noordelijke kavel in het plangebied. Dit is een woon-werkkavel. Binnen deze bestemming is een bedrijfsgebouw met bedrijfswoning toegelaten die uitsluitend in combinatie met elkaar mogen worden gebouwd. Binnen de bestemming is alleen bedrijvigheid in de milieu categorie 1 en 2 toegelaten, voor zover opgenomen in de bij het plan behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging. Op deze wijze wordt geborgd dat er alleen bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn die in de nabijheid van woningen qua milieuhinder verantwoord is.

In de regels is tevens geborgd dat de parkeerbehoefte, zowel voor het woon- als werkgedeelte volledig op het eigen terrein moet plaatsvinden.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijke procedure dient op grond van artikel 3.1.6 lid f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 rust op de gemeente op grond van artikel 6.12 lid 1 van die wet de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Deze verplichting houdt in dat als de gemeente er bij een ruimtelijke ontwikkeling niet in slaagt met alle particuliere eigenaren in het gebied een overeenkomst te sluiten over grondexploitatie, de gemeente publiekrechtelijk de kosten moet verhalen bij alle eigenaren in het exploitatiegebied waarmee niet is gecontracteerd. Gemaakte kosten (limitatief opgesomd in artikelen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van het Bro) zoals plankosten, onderzoekskosten, kosten van inrichting van de openbare ruimte etc. kunnen worden verhaald door middel van een exploitatieplan dat gelijktijdig met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan is opgenomen in artikel 6.2.1 Bro (o.a. bouw van 1 of meer woningen, bouw van 1 of meer hoofdgebouwen). Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van meerdere woningen. Deze ontwikkeling maakt daarmee een bouwplan mogelijk in de zin van artikel 6.2.1 Bro.

De gemeente heeft met de eigenaar een overeenkomst gesloten over grondexploitatie (een anterieure overeenkomst). Hierin zijn afspraken gemaakt over de betaling van de gemeentelijke kosten. De kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden zijn hiermee anderszins verzekerd. Het maken van een exploitatieplan is om die reden niet nodig.

Hoofdstuk 7 Inspraak, Overleg En Zienswijzen

7.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg ex art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan voorgelegd aan de betrokken overlegpartners. De Provincie Drenthe en de VRD hebben aangegeven dat er voldoende rekening is gehouden met hun belangen en te kunnen instemmen met het plan. Het waterschap had vragen over de afvoer van water, die zijn beantwoord. RENDO geeft aan dat er een gasleiding ligt op het perceel, hier moet met graven rekening mee worden gehouden.

7.2 Inspraak

Op 2 juli 2019 is in het kader van het op te stellen stedenbouwkundig plan een (informele) inloopavond gehouden voor omwonenden en belangstellenden. Eenieder heeft hier kennis kunnen nemen van de beoogde plannen. Tijdens deze informatie waren circa 50 aanwezigen. Tijdens deze inloopavond heeft eenieder zich kennisnemen van de beoogde plannen. Vragen, opmerken en/of bedenkingen zijn vervolgens betrokken bij definitieve stedenbouwkundige plan. Het bestemmingsplan wordt niet als voorontwerp ter inzage gelegd.

7.3 Zienswijze Procedure

De procedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 en 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan heeft in dit kader, voor een periode van zes weken, ter inzage worden gelegen. Gedurende deze zes weken kon een ieder een zienswijze bij de gemeenteraad naar voren brengen.

Op het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ontvangen. De zienswijze is in de reactienota zienswijzen (welke als bijlage 11 is opgenomen) samengevat en beantwoord. De zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van van het bestemmingsplan.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Bijlage 1 Staat van bedrijven

Bijlage 2 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid

Bijlage 2 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 4 Voorgevelrooilijnen

Bijlage 4 Voorgevelrooilijnen

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan Bedrijfskavel

Bijlage 5 Beeldkwaliteitsplan bedrijfskavel

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan

Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Bodem- En Geohydrologisch Onderzoek

Bijlage 3 Bodem- en geohydrologisch onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 5 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 5 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 6 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 7 Waterhuishoudkundige Onderbouwing

Bijlage 7 Waterhuishoudkundige onderbouwing

Bijlage 8 Addendum Waterhuishoudkundige Onderbouwing

Bijlage 8 Addendum waterhuishoudkundige onderbouwing

Bijlage 9 Resultaat Online-watertoets

Bijlage 9 Resultaat online-watertoets

Bijlage 10 Aanmeldingsnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 10 Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 11 Reactienota Zienswijzen Ekelenberg 2e Fase

Bijlage 11 Reactienota zienswijzen Ekelenberg 2e fase