KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf - Delfstofwinning
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Leiding - Stikstof
Artikel 9 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Geluidzone - Industrie
Artikel 13 Vrijwaringszone - Vaarweg
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Huidige Planologische Regeling
1.4 Toelichting Mer-plicht
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Algemeen
3.2 Luchtscheidingsinstallatie
3.3 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Milieuaspecten
4.2 Archeologie
4.3 Landschap En Cultuurhistorie
4.4 Waterhuishouding
4.5 Flora En Fauna
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding
5.3 Planregels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Vooroverleg
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Overlegreacties
Bijlage 2 Nota Van Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 4 Mer: Samenvatting
Bijlage 5 Mer: Deelrapport 1
Bijlage 6 Mer: Deelrapport 2
Bijlage 7 Mer: Deelrapport 3
Bijlage 8 Mer: Kaartenbijlage
Bijlage 9 Mer: Bijlage 1
Bijlage 10 Mer: Bijlage 2
Bijlage 11 Mer: Bijlage 3
Bijlage 12 Mer: Bijlage 4
Bijlage 13 Mer: Bijlage 5
Bijlage 14 Mer: Bijlage 6

Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20

Bestemmingsplan - Gemeente De Wolden

Vastgesteld op 30-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20 van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1690.BP00256-0401met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.6 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in bijvoorbeeld de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.9 archeologische waarden:

Ten aanzien van de plaats en de afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het herstel van de archeologische waarden van het buitengebied;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsbeeld:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. totstandbrengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend bebouwingsbeeld. Voorts wordt gestreefd naar een landelijke bouwvorm. Daarbij moet in het buitengebied worden gedacht aan één tot anderhalve bouwlaag met kap. Bij afwijking van de maatvoeringseisen zal hierop worden gelet. Platte daken zullen slechts incidenteel worden toegestaan;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 bestaand:

  1. a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. 1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;
  2. b. ten aanzien van het overige gebruik:
    1. 1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

1.15 bestemmingsgrens:

een grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.18 bijzondere dierenhouderijen:

een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van (exotische) huisdieren, vissen, bijen, maden en wormen;

1.19 bijzondere paardenhouderij:

een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen van paarden en pony's in eigen beheer;

1.20 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.21 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 erf:

de grond deeluitmakende van een bouwperceel behorende bij één hoofdgebouw, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de geldende bestemming;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 gebruiksmogelijkheden:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed;

1.32 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit Geluidhinder Spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.33 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.34 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit Geluidhinder Spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.35 hoofdgebouw:

het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en de uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;

1.36 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.37 intensief veehouderijbedrijf:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.38 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.39 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaaten dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.40 kas:

daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.42 kwekerij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, tuinplanten en aanverwante gewassen;

1.43 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Ten aanzien van de plaats en de afmetingen van bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. het tot stand brengen van de landschappelijke waarden van het buitengebied;

1.44 milieusituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies er op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt.

1.45 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.46 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;

1.47 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming horen;

1.48 openbare nutsleidingen:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen;

1.49 peil:

  1. a. indien op het land wordt gebouwd:
    1. 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    2. 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. indien in het water wordt gebouwd:
    1. 1. het Normaal Amsterdams Peil;

1.50 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toepegast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.52 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.53 rangorde:

ondergeschikte doeleinden mogen geen ernstige afbreuk doen aan bovengeschikte doeleinden. Onder- en nevengeschikte doeleinden mogen geen onevenredige afbreuk aan elkaar doen;

1.54 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.55 recreatieverblijf:

een gebouw, uitsluitend in de vorm van een zomerhuis, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor verblijfsrecreatie;

1.56 sociale veiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

1.57 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.58 verkeersveiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. totstandbrengen van een verkeersveilige situatie;

1.59 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit Geluidhinder Spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.60 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.61 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.62 woonsituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
  2. d. openbare nutsvoorzieningen;
  3. e. recreatief medegebruik;
  4. f. infrastructurele voorzieningen;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  7. i. tuinen en erven;

met de daarbij behorende:

  1. j. bedrijfsgebouwen;
  2. k. bedrijfswoningen;
  3. l. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
  4. m. kassen;
  5. n. tunnelkassen;
  6. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. rangorde;
  2. b. bebouwingsbeeld;
  3. c. woonsituatie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. milieusituatie;
  7. g. openbare nutsleidingen;
  8. h. gebruiksmogelijkheden;
  9. i. landschappelijke waarden;
  10. j. natuurlijke waarden;
  11. k. cultuurhistorische waarden;
  12. l. archeologische waarden.

3.4 Afwijking van de bouwregels

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1, onder d en toestaan dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind;
  2. b. lid 3.2.1, onder f en toestaan dat tunnelkassen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:
    1. 1. de hoogte van een tunnelkas mag niet meer bedragen dan 1,20 meter;
  3. c. lid 3.2.1, onder g en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 meter;
  4. d. lid 3.2.2, onder a, voor het bouwen van silo's en bassins buiten het bouwvlak met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de oppervlakte van een silo of een bassin mag niet meer bedragen dan 750 m2;
    2. 2. de hoogte van een silo of een bassin, exclusief afdekking, mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  5. e. lid 3.2.2, onder c en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 12 meter.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming worden gerekend:

  1. a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een intensief veehouderijbedrijf;
  3. c. het gebruik van bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  5. e. het gebruik van gronden als erf, buiten een zone van 25 meter vanaf de zij- en achtergevel(s) van bedrijfswoningen;
  6. f. het toenemen van het bestaande aantal stuks dieren bij niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering waarbij het houden van dieren als ondergeschikte (tweede) tak bestaat;
  7. g. het dempen van beken.

3.6 Afwijking van de gebruiksregels

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.5, onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, voor zover de opslag langer dan 1 jaar plaatsvindt;
  2. b. lid 3.5, onder c en toestaan dat bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking;
  3. c. lid 3.5, onder d en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegeonden detailhandel;
  4. d. lid 3.5, onder f en toestaan dat het bestaande aantal dieren met ten hoogste 25% wordt uitgebreid.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt toegevoegd, mits;
    1. 1. het een verplaatsing van een bestaand volwaardig intensief veehouderijbedrijf betreft;
    2. 2. de verplaatsing van het bestaande intensieve veehouderijbedrijf een gunstig effect voor het milieu en de omgeving met zich meebrengt;
  2. b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' wordt toegevoegd, mits:
    1. 1. gelet wordt op de landschappelijke inpasbaarheid;
  3. c. de aanduiding 'zorgboerderij' wordt toegevoegd, mits:
    1. 1. de zorgboerderij een directe relatie heeft met het agrarisch bedrijf;
    2. 2. de zorgfunctie een ondergeschikte (tweede) tak betreft;
  4. d. de aanduiding 'bouwvlak' wordt toegevoegd aansluitend aan een bouwvlak, mits:
    1. 1. de oppervlakte van het bestaande bouwvlak met niet meer dan 5.000 m2 wordt vergroot, met dien verstande dat een bouwvlak niet meer dan 1,50 hectare bedraagt;
    2. 2. dit vanuit de bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is of wanneer sprake is van een langdurige vergroting van de productieomvang;
    3. 3. rekening gehouden wordt met het gestelde in de Landinrichtingswet;
  5. e. de aanduiding 'bouwvlak' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, mits;
    1. 1. dit vanuit de bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is of wanneer sprake is van een langdurige vergroting van de productieomvang;
    2. 2. rekening gehouden wordt met het gestelde in de Landinrichtingswet;
  6. f. de aanduiding 'bouwvlak' wordt toegevoegd, mits:
    1. 1. het bouwvlak bestemd is voor een volwaardige, in hoofdzaak grondgebonden agrarisch bedrijf;
    2. 2. de oppervlakte van het bouwvlak niet meer bedraagd dan 1 hectare;
    3. 3. rekening gehouden wordt met het gestelde in de Landinrichtingswet;
  7. g. de aanduiding 'mestopslag toegestaan' wordt toegevoegd buiten een bouwvlak, mits:
    1. 1. de oppervlakte van een mestsilo niet meer dan 1500 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte van een mestsilo, inclusief afdekking, niet meer bedraagt dan 5 meter;
    3. 3. dit bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
  8. h. de aanduiding 'karakteristiek' wordt toegevoegd, mits:
    1. 1. door verbeteringswerkzaamheden dan wel veranderde inzichten een pand karakteristiek wordt;
  9. i. de aanduiding 'karakteristiek' wordt verwijderd, mits:
    1. 1. de karakteristieke hoofdvorm niet te handhaven is in relatie tot de functie van het pand;
  10. j. de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd wordt in de bestemming 'Natuur', mits:
    1. 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke en/of cultuurhistorische en archeologische waarden;
    2. 2. geen onevenredige schade wordt aangericht voor het agrarisch gebied;
    3. 3. de wijziging past binnen rijks en provinciaal beleid aangaande de Ecologische Hoofdstructuur;
    4. 4. de wijziging betrekking heeft op gronden, die:
      • met betrekking tot de externe productieomstandigheden reeds beperkingen ondervinden en/of die landbouwkundig beperkte gebruiksmogelijkheden hebben;
      • agrarische productiegronden die nodig zijn voor de afronding van natuurgebieden;
      • agrarische productiegronden die liggen in het traject van een ecologische verbindingszone;
    5. 5. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  11. k. de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd wordt in de bestemming 'Bos', mits:
    1. 1. geen onevenredige schade wordt aangericht op het agrarische gebied;
    2. 2. tot aan agrarische productiegronden minimaal 10 meter afstand wordt gehouden;
    3. 3. aangesloten wordt op bestaande bosgebieden;
    4. 4. de gronden bestemd worden voor:
      • bosbouw;
      • het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en de landschappelijke waarden van het bosgebied;
      • recreatief medegebruik;
      • educatief medegebruik;
      • bestaande infrastructurele voorzieningen;
      • openbare nutsvoorzieningen;
      • waterhuishoudkundige doeleinden;
      • sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
      • met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    5. 5. gebouwen niet zijn toegestaan.
  12. l. de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd wordt in de bestemming 'Wonen', mits:
    1. 1. een aanduiding 'bouwvlak' al dan niet wordt verwijderd;
    2. 2. voormalige bedrijfsgebouwen worden gesaneerd;
    3. 3. alle met het wonen verbonden functies onder worden gebracht in het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    4. 4. in het geval van vervangende nieuwbouw van een bestaande woning:
      • herbouw op dezelfde plaats plaatsvind;
      • geen onevenredige schade wordt aangericht aan agrarische bedrijven;
      • de woning voor wat betreft maat en schaal aansluiten op het aanwezige bebouwingsbeeld;
    5. 5. het aantal woningen in het buitengebied niet toeneemt;
    6. 6. de gronden bestemd worden voor:
      • woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
      • bijbehorende bouwwerken;
      • wegen en paden;
      • water
      • met daarbij behorende tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  13. m. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch dienstverlenend bedrijf', mits:
    1. 1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan op het agrarisch gebied;
    3. 3. alle met het bedrijf verbonden functies onder worden gebracht in het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    4. 4. de gronden bestemd worden voor:
      • bedrijfsgebouwen ten behoeve van agrarisch dienstverlenende bedrijven, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
      • bedrijfswoningen;
      • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
      • wegen en paden;
      • water;
      • met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  14. n. de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch aanverwant bedrijf', mits:
    1. 1. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan op het agrarisch gebied;
    3. 3. alle met het bedrijf verbonden functies onder worden gebracht in het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    4. 4. de gronden bestemd worden voor:
      • bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een bijzondere paardenhouderij of een dierenopvangcentrum al dan niet gecombineerd met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
      • bedrijfswoningen;
      • bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
      • wegen en paden;
      • water;
      • met de daarbij behorende tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Bedrijf - Delfstofwinning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Delfstofwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. delfstoffenonderzoek en -winning;
  2. b. gastransportleidingen;
  3. c. stikstofleidingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - luchtscheidingsinstallatie' een geluidzoneringsplichtige luchtscheidingsinstallatie;
  5. e. waterwinning;

met daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. erven en terreinen;
  3. h. wegen en paden;
  4. i. water;
  5. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. rangorde;
  2. b. bebouwingsbeeld;
  3. c. woonsituatie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. milieusituatie;
  7. g. openbare nutsleidingen;
  8. h. gebruiksmogelijkheden;
  9. i. landschappelijke waarden;
  10. j. natuurlijke waarden;
  11. k. cultuurhistorische waarden;
  12. l. archeologische waarden.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning' te wijzigen met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien de winning ter plaatse is beëindigd en de gronden in de oorspronkelijke staat zijn of zullen worden hersteld;
    2. 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  2. b. de bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden', mits:
    1. 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien de winning ter plaatse is beëindigd en de gronden in de oorspronkelijke staat zijn of zullen worden hersteld;
    2. 2. de gronden bestemd worden voor:
      • de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden;
      • openbare nutsvoorzieningen;
      • recreatief medegebruik;
      • infrastructurele voorzieningen;
      • waterhuishoudkundige voorzieningen;
      • sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
      • tuinen en erven;
      • met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  3. c. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. agrarisch medegebruik;
  2. e. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  3. f. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. rangorde;
  2. b. bebouwingsbeeld;
  3. c. woonsituatie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. milieusituatie;
  7. g. openbare nutsleidingen;
  8. h. gebruiksmogelijkheden;
  9. i. landschappelijke waarden;
  10. j. natuurlijke waarden;
  11. k. cultuurhistorische waarden;
  12. l. archeologische waarden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt gerekend:

  1. a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. bruggen, dammen en/of duikers;
  3. c. sloten, bermen en beplanting;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bebossing;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. rangorde;
  2. b. bebouwingsbeeld;
  3. c. woonsituatie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. milieusituatie;
  7. g. openbare nutsleidingen;
  8. h. gebruiksmogelijkheden;
  9. i. landschappelijke waarden;
  10. j. natuurlijke waarden;
  11. k. cultuurhistorische waarden;
  12. l. archeologische waarden.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterwegen;
  2. b. kaden en oevers;
  3. c. aanleggelegenheid;
  4. d. wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. e. gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud;
  2. f. terreinen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. beplanting en bebossing;
  6. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. rangorde;
  2. b. bebouwingsbeeld;
  3. c. woonsituatie;
  4. d. verkeersveiligheid;
  5. e. sociale veiligheid;
  6. f. milieusituatie;
  7. g. openbare nutsleidingen;
  8. h. gebruiksmogelijkheden;
  9. i. landschappelijke waarden;
  10. j. natuurlijke waarden;
  11. k. cultuurhistorische waarden;
  12. l. archeologische waarden.

Artikel 8 Leiding - Stikstof

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Leiding - Stikstof" aangewezen gronden zijn primair bestemd als veiligheidszone vanwege de op of in deze gronden voorkomende stikstofleiding(en).

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijking van de bouwregels

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 10.2.2, onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijking kan slechts worden toegestaan voor beperkt kwetsbare bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  2. b. voordat een besluit over afwijking wordt genomen, hoort bevoegd gezag de betreffende leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de voor “Leiding - Stikstof” bestemde gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    1. 1. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
    2. 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. 4. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    5. 5. het indrijven van voorwerpen in de grond.
  2. b. Het onder a bedoelde verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer van de stikstofleiding betreffen, of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de stikstofleiding en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, wordt het advies ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

8.5 Specifieke procedureregels

  1. a. De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt.
  2. b. De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden.

9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    1. 1. het ontgronden (voorzover niet geregeld bij of krachtens de Ontgrondingenwet), afgraven, egaliseren en ophogen van grondenen/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
    2. 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen;
    3. 3. het aanleggen van drainage;
    4. 4. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. 5. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 meter, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd.
  1. b. Het onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. 3. worden gerealiseerd binnen de (agrarische) bouwpercelen.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Als verboden gebruik van de gronden wordt in ieder geval beschouwd:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. d. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.

Artikel 12 Geluidzone - Industrie

12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt een geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' geldt voor het bouwen van gebouwen dat een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) geen toelaatbare woning of een ander geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in de Wet geluidhinder, of de uitbreiding daarvan, mag worden gebouwd, tenzij het bestaand gebruik betreft.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn in ieder geval de volgende gebruiksvormen verboden:

  1. a. het gebruik van een terrein als geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder, tenzij voor het geluidsgevoelige terrein hogere grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn vastgesteld voor de vaststelling van dit bestemmingsplan, of gelijktijdig met dit bestemmingsplan;
  2. b. het gebruik van niet-geluidsgevoelige gebouwen als geluidsgevoelig gebouw als bedoeld in de Wet geluidhinder.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de geluidszone geheel of gedeeltelijk van de kaart wordt verwijderd indien:

  1. a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de 50 dB(A) contour kan worden verkleind;
  2. b. de geluidhinderlijke bedrijfsvoering blijvend en duurzaam is gestaakt.

Artikel 13 Vrijwaringszone - Vaarweg

13.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' geldt een strook ten behoeve van de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen vaarweg.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' wordt toegevoegd, indien:
    1. 1. de klassering van de betreffende vaarweg in de Nota Vaarwegen verandert;
    2. 2. de betreffende vaarweg wordt verlegd of anderszins wordt veranderd;
  2. b. de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' wordt verwijderd, indien:
    1. 1. de klassering van de betreffende vaarweg in de Nota Vaarwegen verandert;
    2. 2. de betreffende vaarweg wordt verlegd of anderszins wordt veranderd;
    3. 3. de betreffende vaarweg wordt geschrapt uit de Nota Vaarwegen.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Bevoegdheid tot het toestaan van afwijking

Bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van:

  1. a. de regels van het plan, voor het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  2. b. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, al dan niet ten behoeve van de betreffende bestemmingen voor zend-, ontvangst- en/of antennemasten wordt vergroot tot maximaal 45 meter, mits:
    1. 1. de afwijking om antennes te kunnen plaatsen alleen zal worden toegepast, indien plaatsing van de masten wordt gesitueerd op of nabij aanwezige hoge gebouwen of bouwwerken, zoals hoogspanningsmasten, voedersilo's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, op bedrijventerreinen of langs grote infrastructuurlijnen;
    2. 2. kwetsbare gebieden als natuurgebieden en open landschappen van plaatsing worden uitgesloten;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van het bouwen van gebouwen en toestaan dat ten behoeve van het kamperen bij woningen en (agrarische) bedrijven gebouwtjes ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m2 bedraagt;
    2. 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3 meter bedraagt.

14.2 Voorwaarden waaronder afwijking kan worden toegestaan

Een afwijking als bedoeld in artikel 14.1 kan niet worden toegestaan, indien (bijvoorbeeld) de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat:

  1. a. ten behoeve van de aanleg van rijwielpaden en wandelpaden de onderlinge begrenzing van bestemmingen in geringe mate wordt aangepast;
  2. b. het vestigen van een prostitutie bedrijf in geval van verplaatsing van een bestaand bedrijf dan wel het vestigen van 1 nieuw te realiseren prostitutiebedrijf is toegestaan, mits:
    1. 1. het gezamenlijk aantal prostititutiebedrijven niet meer dan 2 zal bedragen;
    2. 2. de wijziging met betrekking tot agrarische bedrijven slechts toelaatbaar is, indien de agrarische functie wordt beëindigd;
    3. 3. de activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen het bestaande hoofdgebouw;
    4. 4. de woonfunctie in het hoofdgebouw gehandhaafd blijft;
    5. 5. geen uitbreiding van bestaande gebouwen plaatsvindt;
    6. 6. voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig is;
    7. 7. afschermende beplanting aanwezig is;
    8. 8. de bedrijven zijn in te schalen in de categorieën 1 en 2 van de bedrijfstypen als opgenomen in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering";
    9. 9. de landschappelijke, milieuhygiënische, verkeerskundige, agrarische en natuurlijke aspecten worden betrokken;
    10. 10. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid er niet toe mag leiden dat onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

16.2 Bedrijfs- en dienstwoningen

Bedrijfs- en dienstwoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan in werking treedt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20 van de gemeente De Wolden”.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente De Wolden in de openbare vergadering van 30 juni 2011.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) houdt zich in Nederland en op het Nederlandse deel van het Continentaal Plat bezig met opsporing en winning van aardolie en vooral aardgas. De NAM is met circa 55 miljard m3 gas per jaar de grootste producent van aardgas in Nederland. Ongeveer tweederde hiervan is afkomstig uit het Groningen-gasveld en de rest uit circa 175 kleinere gasvelden zowel op land als op de Noordzee. De totale NAM productie bedraagt ongeveer 75% van de totale Nederlandse gasproductie. De resterende hoeveelheid aardgas is afkomstig van kleinere gasvelden die in beheer zijn van andere maatschappijen.

De NAM produceert sinds de jaren vijftig aardgas uit het gasveld De Wijk in de gemeente De Wolden. Dit gasveld is gelegen tussen Koekange en Echten in het gebied tussen Meppel en Hoogeveen. Sinds het begin van de winning is circa 14,5 miljard m3 aardgas vanuit dit gasveld gewonnen, behandeld en voor transport afgeleverd aan het gasnet. In de loop van de jaren is de gasproductie in dit veld afgenomen vanwege de daling van de druk in het veld als gevolg van de gaswinning. Door de lage druk raakt het gasveld, dat uit verschillende reservoirs bestaat, in de komende jaren uitgeproduceerd. Normaliter blijft hierdoor een deel van het aardgas achter in de reservoirs. De NAM heeft in het verlengde van het Rijksbeleid als doelstelling zoveel mogelijk gas uit de bestaande velden te produceren. Naast het ontwikkelen van nieuwe kleine velden, houdt dit in dat wordt getracht uit de bestaande gasvelden met vernieuwende technieken meer gas te winnen.

De NAM heeft het voornemen een groot deel van de resterende hoeveelheid aardgas alsnog te winnen. Bij het gasveld De Wijk wordt daarom gepland aanvullend gas te winnen door de toepassing van stikstofinjectie. Dit project wordt Aardgas+ genoemd. In een periode van circa 15 jaar leidt dit tot de extra productie van circa twee miljard m3 aardgas. Na succesvolle toepassing in De Wijk kan deze techniek ook bij andere velden worden toegepast, waardoor aanzienlijk meer gas gewonnen kan worden uit de bestaande gasvelden.

De achterliggende gedachte van Aardgas+ is dat door de injectie van stikstof een verdere afname van de druk in het reservoir wordt voorkomen. Doordat productie uit een gasveld mogelijk is totdat een minimaal drukniveau wordt bereikt, kan door het op peil houden van de druk de winning langer voortgezet worden. De stikstof zal het aardgas als het ware voor zich uitduwen uit de poriën in het gesteente, richting de winputten.

Voor de uitvoering van het project wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande locaties, putten en transportleidingen. Doordat het gasveld De Wijk uit vier afzonderlijke reservoirs bestaat, zal door een gerichte injectie en winning per reservoir een optimale configuratie worden opgezet. Dit is mogelijk door gebruik te maken van de bestaande infrastructuur en met een beperkt aantal nieuwe locaties, nieuwe winputten, injectieputten en leidingtracés.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00256-0401_0001.png"

afbeelding 1.1 ligging gasveld De Wijk

Dit bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een luchtscheidingsinstallatie en een continuering van de bestaande delfstofwinning bij de locatie De Wijk-20. In het kader van het gehele project Aardgas+ worden voor de overige locaties, indien er sprake is van strijdigheid met vigerende plannen, aparte bestemmingsplannen opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00256-0401_0002.jpg"

afbeelding 1.2 plangebied

De luchtscheidingsinstallatie wordt gerealiseerd ten zuiden van de locatie De Wijk-20. De Wijk-20 is gelegen ten zuidwesten van Oshaar aan de Oshaarseweg.

1.3 Huidige Planologische Regeling

Voor het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden/Artikel 30 WRO-herziening van kracht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 13 maart 2008. Onderhavig bestemmingsplan vervangt dit bestemmingsplan voor de aangewezen gronden.

1.4 Toelichting Mer-plicht

Het besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) van 1994 (gewijzigd op 7 mei 1999 en 5 februari 2005) geeft aan voor welke activiteiten de m.e.r.-procedure verplicht is en voor welke activiteiten er een beoordelingsplicht geldt. De procedure is vastgelegd in de Wet milieubeheer.

Het in de diepe ondergrond brengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen (even als gaswinning) is een m.e.r.-plichtige activiteit. Stikstof is echter geen afvalstof, maar is in deze toepassing een mijnbouwhulpstof. Ook voor wat betreft de gaswinning, de benodigde installaties en pijpleidingen worden door hun omvang of capaciteit geen MER-drempels overschreden. De voorgenomen activiteit is dan ook niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. De NAM heeft desalniettemin besloten een vrijwillige MER (Bijlage 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14) op te stellen. Dit MER zal de reguliere procedures volgen.

Het besluit-MER zal tevens als plan-MER fungeren. Dit betekent dat er geen afzonderlijk plan-MER wordt opgesteld. Als gevolg hiervan zal voor het project dan ook geen afzonderlijke plan-m.e.r. procedure worden doorlopen, maar zal deze een integraal onderdeel vormen van de besluit-m.e.r. procedure. De benodigde informatie voor het plan-MER is in dit besluit-MER opgenomen en zal als gevolg hiervan alle hierbij behorende inspraakprocedures doorlopen.


Vanaf 1 juli 2010 geldt een nieuwe m.e.r.-wetgeving. De huidige m.e.r.-procedures blijven van toepassing indien de Richtlijnen voor het MER voor 1 juli 2010 zijn vastgesteld. Dit is voor het project Aardgas+ het geval, zodat hier wordt uitgegaan van de 'oude' procedure.


De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is het bevoegd gezag voor de milieuvergunningen en treedt ook op als coördinerend bevoegd gezag in de mer-procedure. Het m.e.r. voor de verlengde gaswinning uit het gasveld De Wijk is gekoppeld aan de besluitvormingsprocedure voor vergunningverlening van de Wet Milieubeheer. De vergunningsaanvragen worden ingediend nadat het bestemmingsplan is vastgesteld.


De m.e.r.-procedure is van start gegaan met de publicatie van de startnotitie m.e.r. in maart 2010. Na inspraak heeft de onafhankelijke Commissie m.e.r. in juni 2010 een advies opgesteld voor de inhoud van de richtlijnen. Deze 'Richtlijnen milieueffectrapport Aardgas+ De Wijk' geven aan welke onderwerpen in het milieueffectonderzoek moeten worden onderzocht. De MER Aardgas+ De Wijk is aan de hand van deze richtlijnen opgesteld.


Voor een aantal onderdelen binnen het project Aardgas+ zal een wijziging van het bestemmingsplan nodig zijn. Dit betreft de aanleg van een luchtscheidingsinstallatie (LSI), aanleg van transportleidingen, aanleg van nieuwe win- en injectielocaties en het gebruik van winlocaties voor de injectie van stikstof.

Voor bestemmingsplannen is het gebruikelijk op basis van onderzoeken de diverse (milieu)aspecten te onderbouwen. Er vindt in het kader van bestemmingsplannen echter geen vergelijking en onderzoek plaats tussen verschillende locaties wanneer het geen m.e.r.-plichtige activiteit betreft.

Het MER dat is opgesteld is een gecombineerde MER. Het betreft een MER waarin zowel verschillende locaties (plan-MER) als de inrichting van de locaties (besluit-MER) is onderzocht. Dit MER vormt hierdoor een onderbouwing voor de locatiekeuze en inrichting van de locaties ten behoeve van het bestemmingsplan. Op deze wijze zijn gemaakte keuzes zeer goed gemotiveerd in het bestemmingsplan.


De gemeenteraad van de Wolden is bevoegd gezag voor de wijziging van het bestemmingsplan.


De onderzoeken die zijn verricht ten behoeve van de MER liggen ook ten grondslag aan dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte wordt door het ministerie van VROM (thans ministerie van Infrastructuur en Milieu) in deel 3 tekst aangegeven, dat er voor winning van olie en gas ruimte bestaat binnen de bestaande winningsvergunning.

De Nota Ruimte schetst vier hoofddoelstellingen die in onderlinge samenhang moeten worden nagestreefd:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • de borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale waarden;
  • de borging van veiligheid.

Het rijk vindt het van groot belang dat zo veel mogelijk aardgas uit de Nederlandse kleine velden wordt gehaald, zodat het volle potentieel aan aardgasvoorraden wordt benut. Opsporing, opslag en winning van aardgas zijn van groot belang voor de Nederlandse economie, voor de voorzieningszekerheid en voor de transitie naar duurzame energiehuishouding.

Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur. Daartoe zijn in de nota twee basiskwaliteiten onderscheiden:

  • water, natuur en landschap;
  • economie, infrastructuur en verstedelijking.

Water, natuur en landschap

Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Provincies en gemeenten zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid in het buitengebied. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkomen van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang. Het rijk heeft daarbij speciale aandacht voor het hoofdwatersysteem, de Ecologische Hoofdstructuur (inclusief robuuste ecologische verbindingen) en de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingswetgebieden. Hetzelfde geldt voor de nationale landschappen, de Werelderfgoedgebieden en de greenports.

In de Nota Ruimte zijn gebieden aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur en als nationaal landschap. Dit bestemmingsplan is niet in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen.

Daarnaast zijn Natura 2000 gebieden aangewezen welke zijn geregeld onder de Flora- en Faunawet. Deze gebieden vormen samen het Natura 2000 netwerk. Onderhavig bestemmingsplan is niet in of in de nabijheid van een Natura 2000 gebied gelegen. Het bestemmingsplan kent geen strijdigheden met de uitgangspunten van de Nota Ruimte.

2.1.2 Derde Energienota

Het energiebeleid in Nederland is door het ministerie van Economische Zaken (thans ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) beschreven in de Derde Energienota. In deze nota stelt de Minister dat op basis van het buitengewoon grote Groningen-gasveld heel Nederland na 1963 kon worden aangesloten op aardgas. Aanvankelijk lag het accent op een snelle exploitatie van het Groningen-gasveld. Onder invloed van de energiecrises (1974 en 1979/1980) ontstond het besef van schaarste aan fossiele brandstoffen (vooral olie en gas) en een herwaardering van het unieke bezit van gasreserves. Dit zowel uit een oogpunt van voorzieningszekerheid als wegens de financieel-economische aspecten (betalingsbalans, inkomsten voor overheid en bedrijfsleven en bedrijvigheid voor de toeleveranciers). In de Energienota 1974 werd een beleid ontwikkeld om zoveel mogelijk gasvelden buiten het Groningen-gasveld in productie te brengen: het zogeheten kleine veldenbeleid. Velden buiten het Groningen-gasveld worden met voorrang in productie genomen en het Groningen-gasveld wordt gespaard.

Delfstoffen vormen een nationale bodemschat en om die reden moeten die zorgvuldig beheerd worden. Het Groningen-gasveld krijgt een balansfunctie en wordt tevens een strategische reserve, waarbij velden buiten het Groningen-gasveld zoveel mogelijk in productie moeten worden genomen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie (vastgesteld 2 juni 2010) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan II uit 2004. De Omgevingsvisie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie kent een duidelijke relatie met bestaande programma's en plannen. Dat geldt op landsdeelniveau, op regionaal niveau, op provinciaal niveau en uitwerkingen van het collegeprogramma van Gedeputeerde Staten. Deze programma's en plannen zijn medebepalend bij de totstandkoming van de Omgevingsvisie en worden benut bij de uitvoering ervan. Bestaande bestuurlijke afspraken zijn gerespecteerd.

In deze Omgevingsvisie worden vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De missie van de omgevingsvisie luidt: Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten.

De kernkwaliteiten zijn samen met partners en de inwoners van Drenthe benoemd: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, naoberschap, menselijke maat en veiligheid. Onder een 'bruisend Drenthe' wordt verstaan een provincie waarin het goed wonen en werken is en waar voldoende te doen is voor jong en oud. De missie laat zien dat wordt gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.

Met betrekking tot de winning van aardgas in Drenthe, gaat de omgevingsvisie in op de planologische reservering van aardgas- en olievelden. Uitgangspunt is dat de huidige samenleving nog sterk is aangewezen op fossiele brandstoffen. Kortgeleden is het westelijk deel van het olieveld Schoonebeek zelfs heropend. In het gehele olieveld staat de provincie daarom geen nieuwe ontwikkelingen toe die het winnen van olie kunnen belemmeren. Daarom moeten de ruimtelijke reserveringen in de bestemmingsplannen worden vastgehouden. Tevens staat de provincie positief tegenover initiatieven om met nieuwe technieken het resterende aardgas in de uitgeproduceerde gasvelden te winnen. Dit bestemmingsplan sluit aan op dit uitgangspunt.

Naast het nieuwe omgevingsbeleid van de provincie Drenthe, wordt ook specifiek gekeken naar de benutting van de diepe ondergrond. De mogelijkheden in de diepe ondergrond nemen de laatste jaren sterk toe, waardoor het opstellen van een duidelijk afwegingskader noodzakelijk is geworden.

2.2.2 Structuurvisie ondergrond

Om richting te geven aan de benuttingsmogelijkheden in de diepe ondergrond, heeft de provincie Drenthe een Structuurvisie Ondergrond (vastgesteld 2010) opgesteld, waaraan tevens een plan-MER is gekoppeld. In de structuurvisie worden keuzes gemaakt met betrekking tot de ondergrondse benutting.

Bij deze keuzes wordt rekening gehouden met de mogelijke milieueffecten, zoals beschreven in het plan-MER. De Structuurvisie Ondergrond dient tevens rekening te houden met andere ruimtelijke plannen, op regionaal en rijksniveau. Bij het gebruik van de ondergrond wordt van belang geacht

dat:

  1. 1. Functies in de (diepe) ondergrond hun weerslag kunnen hebben op het ruimtelijk gebruik van de bovengrond.
  2. 2. De diverse gebruiksmogelijkheden van de Drentse (diepe) ondergrond een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de Drentse doelstellingen voor wat betreft duurzame energie en CO2-reductie.
  3. 3. De diverse gebruiksmogelijkheden van de Drentse (diepe) ondergrond ruimtelijk geordend dienen te worden.
  4. 4. De Drentse diepe ondergrond in potentie beschikt over mogelijke opslagplaatsen voor gassen en (afval)stoffen.
  5. 5. De drie noordelijke provincies gezamenlijk willen optrekken bij de ontwikkeling van de “Gasrotonde Noord Nederland”.
  6. 6. Een groot deel van de Drentse economie drijft op het imago van “schone provincie”.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Toekomstvisie De Wolden 2020

Het gebied waar het project plaatsvindt, ligt geheel in de gemeente De Wolden. In de Toekomstvisie De Wolden 2020 heeft de gemeente aangegeven wat voor soort gemeente De Wolden in 2020 wil zijn:

Een sterke plattelandsgemeente met aandacht voor het waardevol landschap, variatie in bedrijvigheid met een accent op toerisme en uitstekende mogelijkheden om recreatie en zorg te combineren. Met een ruim aanbod van goede voorzieningen. Het realiseren van woningbouw voor starters/jongeren, jonge gezinnen en senioren is eveneens van belang.

De aandachtsvelden die in de toekomstvisie aan bod komen zijn de ruimtelijke structuur, het economische beleid en de sociale en maatschappelijke samenhang.

2.3.2 Structuurvisie (ontwerp)

De gemeente wil haar visie op de toekomst tot 2030 formuleren in de vorm van een nieuwe structuurvisie. In de structuurvisie wordt de Toekomstvisie De Wolden 2020 uitgewerkt. De ontwerp structuurvisie heeft vooralsnog geen status.

De gemeente De Wolden kiest in de structuurvisie ervoor om haar grootste kwaliteit, het zijn van een plattelandsgemeente, te behouden en te versterken. Het zijn van een plattelandsgemeente betekent in De Wolden dat het aanwezige landschap drager is voor nieuwe ontwikkelingen. Het landschap, dat is gevormd doordat er gewoond en gewerkt is in en bij de esdorpen, veenontginningen en beekdalen.

In de structuurvisie staat hoe de gemeente in de toekomst (tot 2030) met thema's als wonen, leefbaarheid, bedrijvigheid, landbouw, natuur, recreatie, water en milieu om gaat. Het gaat hier om welke ontwikkelingen gewenst zijn en waar deze plaats moeten kunnen vinden. De visie richt zich op het versterken van de kenmerken en kwaliteiten die de gemeente heeft.

De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer. Doelstelling is een creatieve en inspirerende visie, die inwoners, organisaties en bedrijven ertoe bewegen om samen met de gemeente vorm te geven aan de toekomst. De ontwikkeling die wordt mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan staat de ontwikkelingsmogelijkheden per landschaptype niet in de weg.

2.3.3 Waterplan 2008-2012

De gemeente heeft in 2008 het Waterplan 2008-2012 vastgesteld. Dit gemeentelijke waterplan heeft als doel om het waterbeleid binnen de gemeente en tussen de gemeente en het waterschap op elkaar af te stemmen. Het waterplan bevat de gezamenlijke visie van gemeente De Wolden en waterschap Reest en Wieden op het gewenste waterbeheer binnen de kernen van de gemeente en het landelijk gebied. Daarnaast is in het waterplan een pakket aan maatregelen opgenomen die het waterbeheer in De Wolden moet verbeteren of perfectioneren. Tevens is het van belang dat niet alleen de waterbeheerders maar ook de mensen die dagelijks met het water te maken hebben, omdat ze bijvoorbeeld wonen aan het water of recreëren in of langs het water, zich bewust zijn van water.

2.3.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2010-2019

Het GVVP (Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan) beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid van een gemeente. Het GVVP van De Wolden geldt voor een periode van 2010-2019. Het verkeersbeleid is in hoofdzaak gericht op het zoveel mogelijk beperken en waar mogelijk oplossen van (toekomstige) verkeersproblemen. In het GVVP wordt beschreven wat de gemeente wil op het gebied van verkeer en vervoer, bijvoorbeeld: bevordering verkeersveiligheid, parkeermogelijkheden afgestemd op de parkeerbehoefte, goede bereikbaarheid, stimulering fietsverkeer, goede leefbaarheid en een veilige schoolomgeving.

Het hoofddoel van het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid van De Wolden is het realiseren van een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem. Afgeleide doelstellingen zijn:

  • vergroten van de verkeersveiligheid;
  • bevorderen van fietsverkeer en gebruik van openbaar vervoer;
  • zo veel mogelijk faciliteren van autogebruik;
  • leveren van een bijdrage aan economische en ruimtelijke ontwikkelingen;
  • verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving (beperken schade aan natuur, landschap, milieu).

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

De NAM is voornemens stikstof te injecteren in de verschillende reservoirs van het gasveld De Wijk. Het doel is voldoende druk in de reservoirs van gasveld De Wijk te houden en zo gedurende een langere periode meer aardgas te kunnen winnen. De stikstofinjectie wordt onder verschillende omstandigheden en in verschillende reservoirs toegepast. Effectieve gaswinning is mogelijk door op de juiste plaats de stikstof te injecteren. Dit betekent dat voor de verschillende reservoirs is bepaald wat de optimale locatie is om stikstof te injecteren en waar winning dient plaats te vinden. Hierbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met het gebruik van bestaande locaties en putten. Voor een optimaal functionerend systeem is een aantal aanvullende putten nodig, een drietal nieuwe locaties en nieuwe transportleidingen. De locaties De Wijk-100 en De Wijk-200 zijn nieuwe locaties. De locatie De Wijk-24 is een al opgeruimde locatie, die opnieuw wordt aangelegd. Deze locatie is reeds gunstig bestemd.

Daarnaast moet een luchtscheidingsinstallatie (LSI) worden aangelegd om uit de buitenlucht stikstof en zuurstof te scheiden. De zuurstof wordt weer in de atmosfeer gebracht, terwijl de stikstof wordt gebruikt in dit project.

Er is voor gekozen stikstof te injecteren, waarmee de reservoirs op druk worden gehouden. Andere soorten gassen zijn minder geschikt. Stikstof kan lokaal worden verkregen, aangezien het in voldoende mate in de lucht aanwezig is. Er is gekozen om een centraal gelegen luchtscheidingsinstallatie (LSI) te bouwen, van waar de stikstof, na op druk te zijn gebracht met een compressor, per ondergrondse pijpleiding naar de injectieputten wordt getransporteerd. Het gewonnen aardgas wordt via het bestaande netwerk van aardgastransportleidingen naar de bestaande gasbehandelingsinstallatie in Ten Arlo getransporteerd. De locatie Ten Arlo ligt juist ten westen van Hoogeveen en ten noorden van de A28.


Geleidelijk zal in het aangeleverde aardgas steeds meer stikstof aanwezig zijn. De gasbehandelingsinstallatie Ten Arlo kan het gas verwerken tot het ongeveer 50% stikstof bevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00256-0401_0003.png"

afbeelding 3.1 schematisch overzicht projecten Aardgas+ De Wijk

De injectie van stikstof in het gasveld zal vanaf centraal gelegen locaties plaatsvinden. Aan de randen van het gasveld ten westen en ten oosten van de injectielocaties zal de gaswinning plaatsvinden.

3.2 Luchtscheidingsinstallatie

De luchtscheidingsinstallatie (LSI), waar de stikstofproductie plaatsvindt, is gepland op een aparte, nieuwe locatie, ten zuiden van de huidige locatie De Wijk-20. Op locatie De Wijk-20 zijn in de huidige situatie twee putten in gebruik voor de productie van aardgas. Eén hiervan wordt omgebouwd van een winput naar een stikstof injectieput.

Het is niet mogelijk de LSI op een van de bestaande locaties te plaatsen. Vanwege de veiligheidscontouren die rondom de putten op de locaties gehanteerd worden blijft te weinig ruimte over voor het plaatsen van de LSI. De omvang van het perceel van de LSI is circa 45 bij 80 meter. Het perceel ligt los van de locatie De Wijk-20 en heeft een eigen afrastering.

De LSI scheidt de buitenlucht in stikstof en zuurstof waarna de zuurstof weer naar de atmosfeer wordt afgevoerd en de stikstof per pijpleiding naar de injectielocaties wordt vervoerd. De LSI is een installatie die deels wordt opgesteld in een geluidisolerende omkasting met één of twee kolom(men) voor koude destillatie van circa 25 meter hoog. De locatie van de LSI is voorzien aan de zuidkant van de locatie De Wijk-20, nabij de bestaande grondopslag. In Nederland zijn tientallen LSI's in bedrijf, wat aangeeft dat het een beproefde technologie betreft.

Voor de luchtinlaat van de LSI en voor het transport van de stikstof per pijpleiding naar de injectielocaties zijn compressoren (inclusief koeling) nodig. De compressoren zijn een onderdeel van de LSI-inrichting. Op de verschillende aangesloten NAM-locaties zullen geen compressoren bijgeplaatst worden.

In afbeelding 3.2 is een impresssie gegeven van de LSI nabij de locatie De Wijk-20.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00256-0401_0004.jpg"

Afbeelding 3.2 impressie van de luchtscheidingsinstallatie nabij De Wijk-20

3.3 Landschappelijke Inpassing

Het gebied waarin de LSI is gepland, is een agrarisch gebied. Het ligt ten zuidwesten van Drenthe tussen Meppel en Hoogeveen, in de gemeente de Wolden. In het landschap komen veel houtwallen voor. Deze houtwallen maken dat er geen sprake is van een open landschap. Tussen de houtwallen komen wel open stukken voor. Het gebied is door de provincie Drenthe getypeerd als een landschap van wegdorpen van de laagveenontginning, met op korte afstand een esdorpenlandschap.

Op onderstaande afbeelding is de nieuwe situatie indicatief weergegeven. Met de inrichting is rekening gehouden met de algemene en specifieke kenmerken van de locatie en de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00256-0401_0005.jpg"

afbeelding 3.3 landschappelijke inpassing De Wijk-20 en de LSI (indicatief)

Nadat de gaswinning is beëindigd is het de bedoeling de gronden terug te brengen naar de oorspronkelijke functie. In welke vorm dit gaat plaatsvinden wordt te zijner tijd overlegd met de grondeigenaar en de gemeente.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

De onderzoeken die zijn verricht ten behoeve van de MER liggen ook ten grondslag aan dit bestemmingsplan. De resultaten en conclusies van de onderzoeken voor de MER zijn in dit plan overgenomen. Voor de exacte inhoud van de onderzoeken wordt verwezen naar het MER en de bijbehorende bijlagen (onderzoeken).

4.1 Milieuaspecten

4.1.1 Geluid

Door de vestiging van een luchtscheidingsinstallatie (LSI) ten zuiden van de locatie De Wijk-20 zal het geluidniveau ter plaatse verhoogd worden. Ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen nabij de LSI wordt de richtwaarde voor landelijk gebied van 40 dB(A) in de operationele fase overschreden.

De gemeente De Wolden heeft geen concreet beleid ten aanzien van industrielawaai vastgesteld (MIG). Voor wat betreft de grenswaarden voor de geluidsnormering bij de vergunningverlening moet gebruik worden gemaakt van de normstellingssystematiek opgenomen in hoofdstuk 4 van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van oktober 1998. Deze Handreiking regelt het beleid ten aanzien van de op te nemen geluidsgrenswaarden in een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer.

Geluidsprognose

De luchtscheidingsinstallatie (LSI) wordt ontworpen door een gespecialiseerd bedrijf. Dit bedrijf zal op basis van (milieukundige) voorwaarden een LSI ontwerpen.


Omdat het detailontwerp voor de LSI nog niet bekend is, is voor het bepalen van de geluidsbelasting uitgegaan van een tweetal vergelijkbare LSI's, die als referentie dienen voor de LSI voor het Aardgas+ project (Geluidsprognose ten behoeve van Aardgas+ "De Wijk" project, Noordelijk Akoestisch Adviesbureau BV, Assen, 9 september 2010). De geluidsemissie van de Aardgas+ LSI is ingeschat door de referentie LSI's te corrigeren voor de capaciteit van de installatie en door een optimale lay-out van de onderdelen van de installatie te kiezen.

De geluidsemissie van de referentie LSI's leiden tot vergelijkbare geluidscontouren wanneer deze gecorrigeerd worden voor de Aardgas+ LSI, met een geluidsbelasting ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen van maximaal 45,6 dB(A).


Geluidzonering

Omdat de LSI onder de categorie 'grote lawaaimakers' vanuit de Wet geluidhinder (en het Inrichtingen en vergunningenbesluit) valt, dient deze op een gezoneerd industrieterrein te worden gebouwd. Om een dergelijk terrein wordt een geluidzone gelegd met voorkeursgrenswaarde voor de buitencontour van maximaal 50 dB(A). Deze contour mag niet worden overschreden door geluidsemissie vanaf het industrieterrein. Binnen de contour vallen geen geluidsgevoelige objecten.

Op basis van de referentie LSI's is de inschatting dat de grenswaarde van 50 dB(A) op de gevel van de woningen niet wordt overschreden. De richtwaarde van 40 dB(A) wordt in beginsel wel overschreden.

Geluid luchtscheidingsinstallatie cumulatief met bestaande locatie De Wijk-20

Naast de LSI wordt op de locatie De Wijk-20 geluid geproduceerd. Beide geluidsbronnen leiden tot een berekende cumulatieve geluidsbelasting van 48 dB(A) op de dichtstbijzijnde woning. Daarmee is de inschatting dat de grenswaarde van 50 dB(A) op de woningen niet wordt overschreden. De richtwaarde van 40 dB(A) wordt in beginsel wel overschreden.

Overigens worden cumulatieve effecten als gevolg van de in de buurt gelegen zandwinningslocatie niet verwacht.

Mitigatie

Ten aanzien van geluidsemissie van de LSI zal indien nodig door de leverancier een pakket van maatregelen getroffen worden om deze zoveel mogelijk te mitigeren. De belangrijkste geluidsbronnen van de LSI zijn de compressoren voor het transport van stikstof en de faciliteit voor de emissie van zuurstof verrijkte lucht en stikstof. Potentiële te nemen maatregelen zijn (niet beperkt tot):

  • Toepassen van geluidarme apparatuur ((lucht)compressor, pompen, koelers en ventilatoren).
  • Gebruik van akoestische omkasting, bijvoorbeeld door onderdelen (zoals de compressor) in een geluid geïsoleerde container of gebouw te plaatsen.
  • Het optimaliseren van de lay-out van de verschillende onderdelen van de installatie, zodat de geluiduitstraling richting de dichtstbijzijnde woning minimaal is.

4.1.2 Bodemkwaliteit

In de Wet bodembescherming (Wbb) zijn regels opgenomen ten aanzien van bodemsanering en (voorkomen van) bodemverontreiniging. Het bodem beleid van VROM richt zich op duurzaam gebruik van de bodem. Op 1 januari 2008 zijn het Besluit en de Regeling Bodemkwaliteit in werking getreden. In het Besluit en Regeling bodemkwaliteit komt het bodembeleid van de laatste jaren samen. Hierin staan de kwaliteitseisen waaraan bouwstoffen, grond en baggerspecie moeten voldoen wanneer deze op of in de bodem of in oppervlaktewater worden toegepast.

Bij de aanleg van de LSI-locatie worden geen diepere ontgravingen verwacht. De hoeveelheid vergraven grond blijft beperkt en aantasting van bijzondere bodems wordt niet verwacht.

De effecten op bodemkwaliteit zijn nihil, bodemkundig veldonderzoek (Verkennend bodem onderzoek toekomstige LSI NAM-Locatie De Wijk-20, Oranjewoud, 21 juli 2010) heeft aangetoond dat er geen verontreinigingen aanwezig zijn in het gebied van de LSI en locatie De Wijk-20 .

De locatie moet conform de Wet Milieubeheer voldoen aan de Nederlandse Richtlijnen Bodembescherming voor bedrijfsmatige installaties (NRB). Dit betekent dat de locaties conform de eisen en voorschriften vloeistofdicht of -kerend moeten zijn zodat daar waar potentieel gevaar bestaat voor bodemverontreiniging het risico voor verontreinigingen verwaarloosbaar is.

4.1.3 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit in het plangebied voldoet in de huidige situatie aan de normen zoals vastgelegd in de Wet Luchtkwaliteit (WLK).

Voor de beschrijving van de algemene luchtkwaliteit wordt gebruik gemaakt van de gegevens afkomstig van de historische en geprognosticeerde Grootschalige Concentraties Nederland ('achtergrondconcentraties') zoals bepaald door het Planbureau voor de leefomgeving (PBL). De jaargemiddelde achtergrondconcentraties voor de relevante locaties van de voorgenomen activiteit voor de relevante componenten zijn opgenomen in tabel 4.1.

Tabel 4.1 jaargemiddelde grootschalige achtergrondconcentratie voor NOx, stof, SO2, CO, en benzeen ter hoogte van het plangebied voor het Aardgas+ project

Component Type norm Grenswaarde
Jaargemiddelde achtergrond concentratie1)
2009 2010 2015 2020 2030
NOx (als NO2) Jaargemiddelde [mg/m3] 40 13-20 11-16 9-12 8-11
Stof (PM10)3) Jaargemiddelde [mg/m3] 40 21-22
20-21

19-20

19-20
Stof (PM2,5)3) Jaargemiddelde [mg/m3] 25 13-14 12-13 11-12 11-12
SO2 Jaargemiddelde [mg/m3] 20 1,3 1,1-1,2 0,9 0,9
CO 98-percentiel van 8-uurgemiddelden 3.6004) 500-600 (2009)
Benzeen Jaargemiddelde [mg/m3] 102) 0,6 (2009)
  1. 1. Jaargemiddelde concentraties zijn ontleend aan GCN-kaarten van MNP 2010.
  2. 2. De grenswaarde voor benzeen wordt in 2010 aangescherpt tot 5 mg/m3.
  3. 3. De berekende waarde voor fijn stof zijn reeds gecorrigeerd voor de bijdrage van zeezout.
  4. 4. 98-percentiel van de 8 uurgemiddelde van 3.600 µg/m3 als equivalent van de feitelijke CO grenswaarde (10.000 µg/m3 als 8 uurgemiddelde concentratie).

Voor de verschillende stoffen geldt dat de achtergrondconcentraties in de huidige situaties (zonder luchtscheidingsinstallatie) zo laag zijn dat een mogelijke overschrijding van grenswaarden niet in het geding is.

Het toekomstige effect op de luchtkwaliteit wordt veroorzaakt door verkeersbewegingen in de aanlegfase, door het incidenteel affakkelen van aardgas en door oliedamp van compressoren. De effecten hiervan zijn beperkt. De hoeveelheid emissies is gering en de duur van de aanlegfase en het affakkelen is daarnaast tijdelijk.

Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

4.1.4 Geur

In de ontwikkeling bevinden zich op de locatie in het plangebied geen geur relevante emissiebronnen.

4.1.5 Externe veiligheid

Ten behoeve van de MER is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd (Kwantitatieve Risico Analyse NAM - Aardgas+, meer aardgas uit kleine velden - Safeti-NL, ArcadisVectra, 15 juli 2010). De resultaten van deze analyse zijn weergegeven in Plaatsgebonden Risico contouren en Groepsrisico. De grens- en richtwaarde voor (beperkt) kwetsbare objecten het Plaatsgebonden Risico wordt in het overheidsbeleid (Bevi) gesteld op een niveau van 10-6 per jaar (kans op overlijden één op de miljoen jaar). Indien (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen de 10-6 contour aanwezig zijn wordt de norm overschreden.


Veiligheidsrisico's met betrekking tot inrichtingen worden getoetst aan de richt- en grenswaarden zoals opgenomen in de Bevi. De LSI is Bevi-plichtig, wat inhoudt dat de activiteiten op de locatie van de LSI dienen te voldoen aan de Bevi.


Voor het Plaatsgebonden Risico is de 10-6 risicocontour bepalend. Voor zowel de LSI als de locatie De Wijk-20 geldt dat de 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens valt. Er komen geen kwetsbare objecten danwel beperkt kwetsbare objecten voor binnen de berekende 10-6 contouren. Op basis van de resultaten van de kwantitatieve risicoanalyse blijkt dat wordt voldaan aan de grenswaarde voor het Plaatsgebonden Risico (de wettelijke norm). De nieuwe 10-6 risicocontour van De Wijk-20 is een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.


Wat betreft het Groepsrisico bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de effectafstand van de locatie voor de LSI welke een Groepsrisico veroorzaken. Van een Groepsrisico is dan ook geen sprake.

4.1.6 Lichthinder

Het aspect lichthinder binnen het totale project is beschreven in de Milieueffectrapportage. Voor de LSI geldt dat de belangrijkste effecten met betrekking tot licht tijdens de aanlegfase kunnen ontstaan. Wanneer de situatie er om vraagt, zal ten behoeve van het veilig uitvoeren van de werkzaamheden de werkplek verlicht worden. Het voor de werkzaamheden benodigde licht zal zichtbaar zijn. De hinder hiervan is echter gering. De LSI is tijdens de operationele fase niet verlicht, er is in deze fase dan ook geen sprake van lichtuitstraling. Alleen in uitzonderlijke situaties waarbij werkzaamheden in de avonduren nodig zijn, zal verlichting noodzakelijk zijn. Tijdens normale operationele omstandigheden is van lichthinder geen sprake.

4.2 Archeologie

Op basis van het verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg dient bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te worden gehouden met archeologische waarden in de bodem. Ten aanzien van de genoemde ontwikkeling heeft Oranjewoud een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (Archeologische Rapporten Oranjewoud, Bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek NAM De Wijk, gemeente De Wolden, Drenthe) uitgevoerd om de mogelijke verstoring van archeologische waarden te bepalen.

Verstorende invloeden op archeologisch waardevolle gebieden vormen de aandachtspunten voor archeologie. Dit kan optreden bij vergraving en verstoring van nog niet eerder verstoorde grond. Effecten met betrekking tot archeologie doen zich voor in de aanlegfase.

De belangrijkste constatering vanuit het archeologisch onderzoek is dat in het gehele te verstoren gebied geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Ook zijn er nabij de locatie van de LSI geen cultuurlagen of duidelijke vegetatieniveaus aangetroffen welke een indicatie zouden kunnen zijn voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in de directe omgeving. Wel kunnen afvaldumpen, rituele deposities, voorden, bruggen, losse steigers en gegraven waterwerken worden verwacht.

Er wordt geadviseerd de werkzaamheden onder archeologische begeleiding plaats te laten vinden.

4.3 Landschap En Cultuurhistorie

Het rijksbeleid met betrekking tot landschap en cultuurhistorie is opgenomen in de Nota Ruimte (2006). In deze nota staat dat landschappelijke en cultuurhistorische waarden een volwaardige plaats verdienen bij ruimtelijke afwegingen. Voor de vaststelling van de huidige situatie zijn de verschillende locaties, evenals de tracés voor de nieuw aan te leggen leidingen in ogenschouw genomen. Voor de waardebepaling is gebruik gemaakt van de kaarten 'Kernkwaliteiten Landschap' en 'Kernkwaliteiten Cultuurhistorie' van de nieuwe omgevingsvisie van de provincie Drenthe.

Nabij de locatie De Wijk-20 wordt de LSI geplaatst. Door middel van bestaande beplanting wordt voor een groot deel het directe zicht op de LSI ontnomen. Gezien de omvang van de LSI (met een hoogte van maximaal 25 meter) zal de LSI toch deels zichtbaar zijn. Daarnaast is de LSI geen installatie die van nature in het landschap voorkomt. De LSI zal dan ook leiden tot een beperkte aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische karakteristieken en de installatie is beperkt zichtbaar in het landschap. Het effect van de LSI wordt beoordeeld als beperkt.

4.4 Waterhuishouding

Hieronder worden de wateraspecten besproken. Deze wateraspecten worden besproken met de waterbeheerder: Waterschap Reest en Wieden. In het kader van het Aardgas+ project is de watertoets doorlopen.


Grondwater

Uit de grondwaterkaart van de gemeente volgt dat de grondwaterstand over het algemeen laag is. In het totale plangebied voor het Aardgas+ project komen zowel hogere als lagere grondwaterstanden voor.


Als gevolg van mogelijk benodigde bemaling bij de bouw van de LSI zal tijdens de aanlegfase de grondwaterstand verlaagd worden. De verlaging is echter kort van duur en de invloed naar de omgeving is beperkt. Vanwege de aanwezigheid van zettingsgevoelige bodemlagen is enige zetting te verwachten, echter vanwege de afstand tot de bebouwing worden geen effecten op bebouwing verwacht.


De toename van verhard oppervlak leidt hierbij tot een beperking van de infiltratie van hemelwater naar het grondwater. Om dit effect te mitigeren, worden sloten om de locatie aangelegd om regenwater lokaal vast te kunnen houden. De locatie wordt na beëindiging weer in de oorspronkelijke toestand terug gebracht.


Oppervlaktewater

Open water maakt van nature geen onderdeel van een kleinschalig slagenlandschap, wat het gebied kenmerkt. Sloten daarentegen wel. De beken en kanalen zijn beeldbepalend; water kleurt duidelijk het buitengebied. Het watersysteem is gestuurd voor de landbouw, de watergangen hebben een aan- of afvoerende functie.


De waterpeilen in de gemeente variëren sterk. In het oosten van de gemeente wordt een streefpeil van tussen de 5 à 10 m+NAP gehanteerd. In het westen van de gemeente ligt dit tussen de 0 en 5 m+NAP. De afwateringrichting binnen de gemeente is van oost naar west.


De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt niet aangetast, de aanlegfase hierop uitgezonderd. Tijdens de aanlegfase kan de kwaliteit van het oppervlaktewater worden aangetast door het lozen van bemalingswater. Wanneer de kwaliteit van dit lozingswater (redelijk) overeenkomt met het ontvangende water is het effect klein. De belangrijkste parameters die gelden voor de waterkwaliteit zijn ijzer en chloride. Nabij de LSI is in het bemalingswater een relatief hoog gehalte aan ijzer aangetroffen (Bemalingsrapport ten behoeve van optimalisatie gaswinning De Wijk, Oranjewoud, 21 juli 2010). In overleg met het waterschap wordt bepaald of een vervolgstap nodig is alvorens het water geloosd kan worden.


Bij het gebruik van bluswater tijdens calamiteiten kunnen er mogelijk negatieve effecten optreden voor het oppervlaktewaterstelsel en het grondwater.

De LSI wordt gebouwd in een gebied dat ingericht zal worden als waterbergingsgebied. De LSI beslaat daarmee tijdelijk (gedurende circa 15 jaar) circa 0,3% van het oppervlak van het in te richten waterbergingsgebied. Om te voorkomen dat de LSI beperkingen oplegt voor de waterberging, kan aan de volgende mogelijkheden ter mitigatie/compensatie worden gedacht:

  • aanpassing van de grens van het waterbergingsgebied;
  • afgraven van grond (verdiepen van het bergingsgebied);
  • verwijderen van de grondopslag van de NAM ter compensatie;
  • verwijderen fakkelterrein ter compensatie.

Eventueel te nemen maatregelen worden afgestemd met het waterschap.

Bodemdaling

Winning van gas kan leiden tot bodemdaling door compactie. Dit komt doordat de druk in het diepe reservoir afneemt. De poreuze gashoudende formatie wordt iets ingedrukt door het gewicht van de dikke laag aarde erboven. Dat verschijnsel wordt 'compactie' genoemd. Aan het aardoppervlak kan de compactie zich vertalen in een gelijkmatige, schotelvormige bodemdaling.

In een autonome situatie zal met de huidige gaswinning tot 2019 de maximale bodemdaling naar verwachting circa 10 centimeter bedragen. Met een onzekerheid in de prognose van 20% leidt dit tot een maximale bodemdaling van circa 12 centimeter. In de huidige situatie is de verwachte 10 cm in 2010 bijna bereikt, dit vanwege het feit dat de voorkomens reeds voor 92% geproduceerd zijn.

De aanvullende maximale bodemdaling die voorzien wordt ten gevolge van de verlengde gaswinning (Aardgas+) is circa 10 cm, met eveneens een onzekerheid van 2 cm leidt dit additioneel tot een maximale bodemdaling van 12 cm.

Inclusief de onzekerheid per situatie zal de huidige winning plus de verlengde gaswinning

( Aardgas+) tot een maximale bodemdaling van in totaal 24 centimeter leiden.

Bodemdaling kan de waterhuishouding en de afwatering beïnvloeden. Hierdoor kan het nodig zijn maatregelen te nemen, bijvoorbeeld de aanleg van gemalen of sluizen.

Beïnvloeding van de waterhuishouding kan ook gevolgen hebben voor de ontwatering van agrarische percelen. Door bodemdaling kan een relatieve stijging van het waterpeil ten opzichte van het maaiveld optreden waardoor percelen natter worden. Waterpeilen zijn vastgelegd in peilbesluiten. De normen van de peilbesluiten kunnen door bodemdaling worden overschreden, waardoor aanpassingen in waterpeilen en waterafvoer nodig zijn.

4.5 Flora En Fauna

Voor het betreffende plangebied hebben de robuuste verbindingszone (RVZ) tussen het Drents Plateau en de Sallandse Heuvelrug, de provinciale ecologische hoofdstructuur (EHS) en de Natura-2000 gebieden geen relevantie. Deze bevinden zich gezien de afstand buiten de invloedsfeer van de locatie voor de LSI en de Wijk-20. Gekeken is naar de ontwikkeling en de effecten op beschermde soorten. In het kader van de effecten van het Aardgas+ project voor flora en fauna is een natuurtoets uitgevoerd (Natuurtoets (Flora- en faunawet /beschermingskaders Ecologische hoofdstructuur) ten behoeve van optimalisatie gaswinning De Wijk en omgeving, Oranjewoud, 30 juli 2010).

Effecten op beschermde soorten

De aanlegwerkzaamheden zullen leiden tot een (tijdelijke) vernietiging van leefgebieden en verstoring van beschermde soorten door mensen, machines en geluid. Rond de locatie voor de LSI komen broedvogels voor en licht beschermde soorten als haas, veldmuis, en dergelijke. Voor deze lichtbeschermde soorten zijn voldoende uitwijkmogelijkheden aanwezig. Negatieve effecten tijdens de aanlegfase op broedvogels kunnen niet op voorhand worden uitgesloten, maar deze kunnen wel worden gemitigeerd indien werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd. Na het nemen van mitigerende maatregelen (werkzaamheden buiten broedseizone) zijn negatieve effecten uit te sluiten.


Tijdens de operationele fase vindt geluidsemissie plaats door de LSI, wat kan resulteren in verstoring van beschermde soorten. Uit de natuurtoets is gebleken dat de effecten op vogels echter gering zullen zijn, en effecten op zwaar beschermde zoogdieren, vissen en andere soortgroepen kunnen worden uitgesloten. Ontheffing van de Flora en Faunawet is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Het 'Bestemmingsplan Luchtscheidingsinstallatie De Wijk-20' is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding onverhoopt tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onderliggend bestemmingsplan is opgezet als een gedetailleerd eindplan. Dit houdt in dat aan de gronden binnen het plangebied specifieke bestemmingen zijn toegekend zonder uitwerkingsverplichting.

5.2 Verbeelding

Op de verbeelding hebben de gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Het plangebied is op basis van de vigerende bestemmingen, huurovereenkomsten, de 50 dB(A) contour (geluidzone) en de feitelijke situatie ter plekke begrensd.

Het nieuwe Bro, dat tegelijkertijd in werking is getreden met de nieuwe Wro per 1 juli 2008, stelt verplicht dat een bestemmingsplan in digitale vorm volgens de ro-standaarden voor de digitalisering (RO Standaarden) wordt vastgesteld en dat daarvan tevens een analoge verbeelding wordt vastgesteld.

De verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan is zowel analoog als digitaal uitgevoerd.

5.3 Planregels

5.3.1 Algemeen

Het SVBP2008 schrijft een bindende afspraak met betrekking tot de hoofdstukindeling van de planregels voor.

De hoofdstukindeling van de planregels is als volgt:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  • begrippen (deels standaard in SVBP2008);
  • wijze van meten (deels standaard in SVBP2008).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • bestemmingen;
  • voorlopige bestemmingen;
  • uit te werken bestemmingen;
  • dubbelbestemmingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • anti-dubbeltelregel (standaard in Bro);
  • algemene bouwregels;
  • algemene gebruiksregels;
  • algemene aanduidingsregels;
  • algemene ontheffingsregels;
  • algemene wijzigingsregels;
  • verwerkelijking in de naaste toekomst;
  • algemene procedureregels;
  • overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • overgangsrecht;
  • slotregel (standaard in SVBP2008).

De afspraak met betrekking tot de opbouw van een bestemmingsbepaling is bindend. De regels van een bestemming zijn als volgt opgebouwd en benoemd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • ontheffing van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • ontheffing van de gebruiksregels;
  • aanlegvergunning;
  • sloopvergunning;
  • wijzigingsbevoegdheid.

Een bestemmingsregel hoeft overigens niet alle elementen te bevatten. Dit is ook niet het geval voor onderliggend bestemmingsplan.

5.3.2 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingsregels zijn onderverdeeld in bestemmingen en dubbelbestemmingen, daarnaast zijn gebiedsaanduidingen opgenomen:

  • Agrarisch;
  • Bedrijf - Delfstofwinning;
  • Natuur;
  • Verkeer;
  • Water;
  • Waarde - Archeologie (dubbelbestemming);
  • Geluidzone - industrie (gebiedsaanduiding);
  • Vrijwaringszone - vaarweg (gebiedsaanduiding).

Agrarisch (A)

De tot 'Agrarisch' bestemde gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. De regeling is opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden/Artikel 30 WRO-herziening, zodat de regeling aansluit op de aansluitende gronden.

Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn mede begrepen het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden, openbare nutsvoorzieningen, recreatief medegebruik, infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen en tuinen en erven. Daarbij horen tevens bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, kassen, tunnelkassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Binnen de bestemming is een bouwaanduiding 'karakteristiek' opgenomen ten behoeve van het behoud van de karakteristieke bebouwing ter plaatse.

Bedrijf – Delfstofwinning (B-DW)

De gronden met bestemming 'Bedrijf - Delfstofwinning' zijn bedoeld voor voorzieningen ten behoeve van het injecteren van stikstof in en winning van delfstoffen uit het gasveld De Wijk. De inrichting van de gronden is ten behoeve van dit gebruik.

Behalve voor het gebruik van de gronden voor delfstofwinning zullen binnen deze bestemming bijvoorbeeld ook waterwinning, gebouwen, erven en terreinen, wegen en paden en water mogelijk zijn.

Een luchtscheidingsinstallatie is een inrichting zoals opgenomen in artikel 2.4 van het 'Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer'. Binnen de bestemming is een aanduiding opgenomen voor een luchtscheidingsinstallatie ('specifieke vorm van bedrijf - luchtscheidingsinstallatie'). Voor deze installatie geldt overigens een specifieke bouwregeling.

Natuur (N)

Binnen de bestemmming 'Natuur' zijn de gronden bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden, waterhuishoudkundige doeleinden en sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen. De regeling is opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden/Artikel 30 WRO-herziening, zodat de regeling aansluit op de aansluitende gronden.

Binnen de bestemming 'Natuur' zijn de gronden mede bestemd voor agrarisch medegebruik, recreatief medegebruik en educatief medegebruik, bestaande infrastructurele voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan.

Verkeer (V)

De tot 'Verkeer' bestemde gronden zijn bedoeld voor wegen, bruggen, dammen en/of duikers, sloten, bermen en beplanting, groenvoorzieningen en bebossing. Daarbij horen ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De regeling is opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden/Artikel 30 WRO-herziening, zodat de regeling aansluit op de aansluitende gronden.

Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan.

Water (WA)

De voor 'Water' bestemde gronden zijn bestemd voor waterwegen, kaden en oevers, aanleggelegenheid en wegen en paden. Hierbij horen ook gebouwen ten behoeve van het beheer en onderhoud, terreinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, beplanting en bebossing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De regeling is opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden / Artikel 30 WRO-herziening, zodat de regeling aansluit op de aansluitende gronden.

Gebouwen zijn binnen de bestemming niet toegestaan.

Waarde - Archeologie (WR-A)

Gronden waarop de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is gelegen zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de mogelijk te verwachten archeologische waarden. Hiertoe geldt een specifiek aanlegvegunningenstelsel om mogelijk voorkomende archeologische waarden te beschermen. De regeling is opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden/Artikel 30 WRO-herziening, zodat de regeling aansluit op de aansluitende gronden.

Geluidzone - industrie

Over een groot deel van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' gelegen. Op deze gronden geldt een geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder. Deze geluidzone is ten behoeve van de geluidzoneringsplichtige luchtscheidingsinstallatie en komt overeen met de 50 dB(A) contour. Binnen deze bestemming mogen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen enkel gebouwd worden als hogere grenswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn vastgesteld.

Vrijwaringszone - vaarweg

Over een deel van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' gelegen. Deze gebiedsaanduiding is bedoeld voor de bescherming van een strook langs de vaarweg ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende vaarweg. De regeling is opgenomen conform het bestemmingsplan Buitengebied de Wolden/Artikel 30 WRO-herziening, zodat de regeling aansluit op de aansluitende gronden.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 6.12 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Het kostenverhaal van de gemeente voor de procedure en bestuurlijke en ambtelijke begeleiding wordt verhaald middels een anterieure overeenkomst met de NAM. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is daarom een exploitatieplan niet vereist.

Voor de gemeente zijn aan dit plan geen nadelige financiële gevolgen verbonden. De investeringen voor verlengde gaswinning en de daaraan gerelateerde ontwikkelingen zijn voor rekening van de initiatiefnemer, de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Het aanleggen en verbouwen van gaswin- en stikstofinjectielocaties, LSI, gasleidingen en stikstofleidingen worden gefaciliteerd en gefinancierd door de NAM. Eventuele planschadevergoedingen vanwege dit plan zullen met een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de NAM worden afgedekt door de NAM.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan van 14 oktober 2010 tot en met 24 november 2010 voor een periode van 6 weken voor inspraak ter inzage gelegen.

Voorafgaand aan dit plan is een milieueffectrapportage uitgevoerd (MER Aardgas+ De Wijk). Dit plan heeft tevens de inspraakprocedure doorlopen.

Een verslag van de inspraakreacties en de beantwoording daarop is te vinden in "Bijlage 1 Nota vanBeantwoording inspraak- en overlegreacties".

7.2 Vooroverleg

Over het voorontwerp bestemmingsplan heeft vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Drenthe, Waterschap Reest en Wieden en de Ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en VROM (thans ministerie van Infrastructuur en Milieu).

Een verslag van de vooroverlegreacties en de beantwoording daarop is te vinden in "Bijlage 1 Nota vanBeantwoording inspraak- en overlegreacties".

De aanpassingen die gedaan zijn in het ontwerp bestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan zijn benoemd in "Bijlage 2 Nota van ambtshalve wijzigingen".

7.3 Zienswijzen

Op basis van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en afdeling 3.4 van de Algemene Wet Bestuursrecht heeft het ontwerp bestemmingsplan van 3 maart tot en met 13 april 2011 ter visie gelegen. Gedurende de termijn van tevisielegging bestond er voor iedereen de gelegenheid schriftelijke of mondelinge zienswijzen ten aanzien van het ontwerp bestemmingsplan bij de gemeenteraad in te dienen.

Er zijn twee zienswijzen ontvangen. Eén daarvan is buiten de indieningstermijn ontvangen en is daarmee niet-ontvankelijk. De andere zienswijze is samengevat en beantwoord. Een verslag van deze zienswijze en de beantwoording daarop is te vinden in "Bijlage 3 Nota van Beantwoording zienswijzen".

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Overlegreacties

Bijlage 1 Nota van Beantwoording inspraak- en overlegreacties

Bijlage 2 Nota Van Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 2 Nota van ambtshalve wijzigingen

Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 3 Nota van Beantwoording zienswijzen

Bijlage 4 Mer: Samenvatting

Bijlage 4 MER: samenvatting

Bijlage 5 Mer: Deelrapport 1

Bijlage 5 MER: Deelrapport 1

Bijlage 6 Mer: Deelrapport 2

Bijlage 6 MER: Deelrapport 2

Bijlage 7 Mer: Deelrapport 3

Bijlage 7 MER: Deelrapport 3

Bijlage 8 Mer: Kaartenbijlage

Bijlage 8 MER: Kaartenbijlage

Bijlage 9 Mer: Bijlage 1

Bijlage 9 MER: Bijlage 1

Bijlage 10 Mer: Bijlage 2

Bijlage 10 MER: Bijlage 2

Bijlage 11 Mer: Bijlage 3

Bijlage 11 MER: Bijlage 3

Bijlage 12 Mer: Bijlage 4

Bijlage 12 MER: Bijlage 4

Bijlage 13 Mer: Bijlage 5

Bijlage 13 MER: Bijlage 5

Bijlage 14 Mer: Bijlage 6

Bijlage 14 MER: Bijlage 6