Herontwikkeling voormalige Horstlocatie, de Wijk
Bestemmingsplan - Gemeente De Wolden
Vastgesteld op 30-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Herontwikkeling voormalige Horstlocatie, de Wijk met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP00351-0401 van de gemeente De Wolden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft;
1.6 afgraven en ophogen van de bodem:
het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd. Hieronder wordt niet begrepen:
- a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
- b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
- c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden);
1.7 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijf:
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 bedrijfsvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.17 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.18 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 gebruiken:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.21 horeca:
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken, zoals vermeld in de bijlage Lijst van toegestane horeca bedrijven;
1.22 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;
1.23 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, onderste afvalcontainers en apparatuur voor telecommunicatie;
1.24 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.25 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.26 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.27 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.28 supermarkt:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
1.29 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 peil:
- a. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. peil ander bouwwerk: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
2.6 ondergeschikte bouwdelen:
bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.7 maatvoering:
alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º);
2.8 meten:
bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. maximaal één supermarkt van minimaal 1.500m² bedrijfsvloeroppervlak;
- c. horeca-activiteiten, voor zover deze deeluitmaken van categorie I uit de bijgevoegde lijst van Horeca-activiteiten;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - entree', de ingang van de supermarkt;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - laden en lossen', laden en lossen in een inpandige laad- en loslocatie van de supermarkt;
- f. aan de functie onder a. tot en met b. gebonden parkeervoorzieningen;
- g. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. reclame-uitingen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. winkelstallingen en stalling van winkelwagens.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de handhaving van de oorspronkelijke parcellering;
- g. de handhaving van de diversiteit van het bebouwingsbeeld;
- h. de situering van het laden en lossen op het perceel.
3.4 Specifieke gebruiksregels
- a. als met het plan strijdig gebruik wordt in ieder geval bedoeld het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de supermarkt is uitsluitend toegestaan indien er kunststof winkelwagentjes worden toegepast;
- c. laden en lossen dient inpandig plaats te vinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder b, en gebruik van andere winkelwagentjes dan kunststof winkelwagentje toestaan mits uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan het toetsingskader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en water;
- b. voet- en fietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. straatmeubilair;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' een behoudenswaardige monumentale- danwel waardevolle boom;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren personeel' de parkeervoorziening voor het parkeren van het personeel;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen uitgesloten - voorzieningen' zijn geen voetpaden, fietspaden, speelvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan;
- h. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden zonder specifieke aanduiding ten behoeve van het parkeren te gebruiken als parkeerplaats voor motorvoertuigen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3 voor het toestaan van één parkeerplaats, mits het groene karakter niet onevenredig wordt aangepast.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen en water;
- f. fietsenstallingen;
- g. straatmeubilair;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' een behoudenswaardige monumentale- danwel waardevolle boom;
- j. stalling van winkelwagens;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. evenementen.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- e. het gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
- f. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen voor zover het betref:
- 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
- 2. hoogspanningsleidingen;
- 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van het aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden de volgende regels.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' mogen bouwwerken en beplantingen worden opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 8,7 meter mag bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken wordt verhoogd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de Vereniging tot behoud van molens in Nederland, omtrent de vraag of hierdoor de belangen vanuit het functioneren van de betreffende molen als werktuig wordt geschaad. De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10m2 bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Herontwikkeling voormalige Horstlocatie, de Wijk.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente de Wolden heeft voor het gebied rondom de Dorpsstraat een nieuw centrumplan gemaakt. Onderdeel van het centrumplan is de verplaatsing van de bestaande supermarkt aan de Dorpsstraat naar de voormalige Horstlocatie. In figuur 1a is de ligging van het plangebied van de voormalige Horstlocatie weergegeven.
In 2010 is OBS De Horst vanaf de voormalige Horstlocatie verhuisd naar een nieuwe locatie aan de rand van de Wijk. De school is opgegaan in een nieuwe brede school. De oude school is volledig gesloopt, waardoor het terrein beschikbaar is gekomen voor een nieuwe inrichting.
Figuur 1a: Overzicht plangebied (bron: googlemaps)
Op de locatie van de voormalige school kan de supermarkt zich uitbreiden om ook op langere termijn rendabel te blijven. Daarnaast zal er door de komst van extra parkeerplaatsen op de voormalige Horstlocatie minder parkeeroverlast in het dorp ontstaan. Hiervoor is begin 2013 reeds een aantal tijdelijke parkeervoorzieningen op het Holwortelplein en een deel van de voormalige Horstlocatie aangelegd. In figuur 1b is de huidige situatie weergegeven.
Figuur 1b: huidige situatie Holwortelplein met tijdelijke parkeerplaatsen en voormalige Horstlocatie.
1.2 Vigerend Bestemmingsplan
De gronden maken onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan De Wijk-Kom van de gemeente De Wolden. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2001. In het bestemmingsplan hebben de gronden de bestemmingen woonhuizen, tuinen en bijzondere doeleinden. In figuur 2 is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan opgenomen.
Op grond van deze bestemmingen is het niet mogelijk de supermarkt met bijbehorende parkeerplaatsen te realiseren. Aanpasssing van het planologisch regime is dus noodzakelijk om de plannen te kunnen realiseren. Dit bestemmingsplan maakt de verplaatsing van de supermarkt en aanleg van extra parkeerterrein mogelijk.
Figuur 2: vigerend bestemmingsplan met in rood aangegeven globaal de begrenzing van dit bestemmingsplan.
Voor een deel is het bestemmingsplan De Wijk-Kom overschreven door het bestemmingsplan 'Uitbreiding Holwortelplein, de Wijk', dat 31 januari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plangebied van dat plan is in onderstaande figuur 2a weergegeven.
Figuur 2a: vigerend bestemmingsplan Uitbreiding Holwortelplein, de Wijk'
1.3 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de plannen voor de voormalige Horstlocatie. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante beleid. In hoofdstuk 4 worden de verschillende omgevingsaspecten en uitgevoerde omgevingsonderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet waarna in hoofdstuk 6 en 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven wordt.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Centrumplan De Wijk
Het doel van het centrumplan de Wijk is het centrum van het dorp ook in de toekomst aantrekkelijk te houden om in te winkelen, goed om in te ondernemen en leefbaar om in te wonen, met behulp van goede voorzieningen.
Het centrumplan de Wijk bestaat uit twee delen: de voormalige Horstlocatie en het centrumgedeelte van de Dorpsstraat. De speerpunten van het centrumplan zijn de uitbreiding van het huidig aantal parkeerplaatsen en de verhuizing van de supermarkt van de Dorpsstraat naar de voormalige Horstlocatie.
Speerpunt bij de Dorpsstraat is een verbetering van de inrichting en de verkeerssituatie. Dit bestemmingsplan gaat alleen over de herontwikkeling van de Horstlocatie.
2.2 Voormalige Horstlocatie
2.2.1 Realisatie supermarkt en uitbreiding parkeerplaatsen
Het Holwortelplein en de voormalige Horstlocatie bezitten een kwaliteit waarbij de gemeente wil blijven aansluiten. Twee gebouwen bepalen voor een belangrijk deel de kwaliteit van de ruimte: Complex de Brinkhorst en de Wieker Meule. De inzet is een gebied te creëren, dat dezelfde dorpse kwaliteiten behoudt waardoor de supermarkt fysiek en visueel onderdeel blijft van de centrumvoorziening.
Belangrijke punten in het inrichtingsontwerp zijn dan ook de zichtbaarheid van de nieuwe supermarkt vanaf de Dorpsstraat, de aansluiting bij de bestaande omgevingskwaliteiten, een verkeersveilige situatie, een goede afhechting aan de Briëtweg en het behoud van de monumentale en waardevolle bomen.
In het voorjaar van 2013 zijn circa 40 parkeerplaatsen gerealiseerd op de (uitbreiding) van het heringerichte Holwortelplein. Tevens zijn de oversteekplaats in de Dorpsstraat verplaatst, zijn daardoor enkele parkeerplaatsen verschoven en is de toegang naar de voormalige Horstlocatie verbreed voor de toekomstige bereikbaarheid van de supermarkt voor vrachtverkeer. Dit betreffen de werkzaamheden die zijn gerealiseerd in de eerste fase van het ontwerp voor het gebied.
De tweede fase van het ontwerp voor het gebied, realisatie van een supermarkt en uitbreiding van parkeerplaatsen, is vertaald in dit bestemmingsplan.
Het situering van de nieuwbouw is weergegeven in figuur 3a.
Figuur 3a: Situering nieuwbouw supermarkt.
Een impressie van de nieuwe situatie is weergegeven in figuren 3b en 3c.
Figuur 3b: mogelijk invulling overzicht nieuwe indeling vanaf de Dorpsstraat (richtinggevend).
Figuur 3c: mogelijke invulling overzicht nieuwe indeling vanaf de Briëtweg (richtinggevend).
2.2.2 Bomen
Alle bomen in en rondom het plangebied zijn gemeentelijk bezit. De meeste bomen staan niet op een waardevolle bomenlijst. Deze kunnen met een omgevingsvergunning voor het kappen (voorheen: kapvergunning) worden gekapt (mits de vergunnning wordt verleend) en mits dit nodig is voor de planvorming. Uitgangspunt is het groen rondom het terrein zoveel als mogelijk te behouden. De kastanjeboom die op perceel F3513 staat (op het perceel van de voormalige woning) is monumentaal; twee andere twee bomen op het terrein zijn waardevolle bomen. Voor deze drie bomen is een beschermende regeling opgenomen en deze moeten behouden blijven.
Figuur 4: de kastanjeboom aan de voorzijde van de voormalige woning aan de Dorpsstraat 61/63 (perceel F3513) die beschermd wordt.
2.3 Molenbiotoop
In de Dorpsstraat staat direct ten oosten van het plangebied de stellingmolen "De Wieker Meule". Deze molen heeft een stellinghoogte van 8,70 meter. Ter waarborg van een goede werking van de molen moet worden voorkomen, dat de omgeving van de molen wordt bebouwd en/of ingericht met hoog opgaande beplanting. Dit kan namelijk invloed hebben op de kracht van de wind, waardoor de wieken onregelmatig belast worden en eerder slijtage optreedt.
Voor het goed functioneren van de stellingmolen dient de hoogte van obstakels tot een afstand van 235 meter beperkt te blijven tot de stellinghoogte van de molen. Daar buiten geldt de zogenaamde 1/50 regeling, die erop neer komt dat op elke 50 meter afstand buiten de zone een obstakel 1 meter hoger kan zijn. Het gehele plangebied bevindt zich binnen een afstand van 235 meter van de molen.
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe hoge bebouwing mogelijk. Daarom is de maximale hoogte van de bebouwing vastgesteld onder de stellinghoogte van de molen. Bebouwing mag maximaal 8,70 meter hoog zijn. Ook ten aanzien van opgaande beplanting zijn regels opgenomen. Het planten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting, waarvan de hoogte meer dan 8,70 meter zal gaan bedragen is in verband met de molenbiotoop derhalve niet toegestaan. Dit is in een beschermende regeling opgenomen in artikel 8 van de regels.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid ten aanzien van de locatie. Allereerst wordt ingegaan op het Europees beleid, vervolgens komen relevante aspecten uit het Rijks- en Provinciaal beleid aan de orde. Dit vormen de kaders voor het gemeentelijke beleid (en dus ook voor het op te stellen bestemmingsplan). Het gemeentelijke beleid wordt in de laatste paragraaf behandeld.
3.2 Europese Regelgeving
Vogel- en Habitatrichtlijn
De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn door de Europese Unie uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Beide richtlijnen moeten door de lidstaten worden vertaald naar concrete aanwijzing van gebieden die op grond van deze criteria wettelijke bescherming krijgen. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet. Het achterliggende beleid is verwerkt in het Natuurbeleidsplan en het Structuurschema Groene Ruimte. Het doel van de Vogel- en Habitatrichtlijn is instandhouding van natuurlijke habitats in de gebieden, die als Speciale Beschermingzone zijn aangewezen en bescherming van soorten. Er zijn geen Vogel- en habitatrichtlijngebieden in de omgeving van het plangebied aanwezig.
Verdrag van Valletta (Malta)
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees verdrag over de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Doel van het verdrag van Valletta (beter bekend als het verdrag van Malta) is de bescherming van het archeologisch erfgoed als bron van het gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag bepaalt onder andere dat archeologische belangen tijdig worden betrokken bij planvorming van ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van dit bestemmingsplan is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De motivering hiervan is weergegeven in paragraaf 4.1.
3.3 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
- 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
- 2. de bereikbaarheid verbeteren;
- 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13.
In het huidige Barro zijn opgenomen:
- Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- Militaire terreinen en -objecten;
- De Wadden;
- De kust (inclusief primaire kering);
- De grote rivieren;
- De Werelderfgoederen.
In de wijziging van het Barro dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden, worden de volgende onderwerpen toegevoegd:
- Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
- Veiligheid vaarwegen;
- Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
- De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
- Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
- Reservering voor rivierverruiming Maas;
- De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Op de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is het Barro niet van invloed ten aanzien van bovenstaande.
Besluit ruimtelijke ordening
Per 1 oktober 2012 is de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking in het Bro opgenomen. Dit is toegevoegd aan artikel 3.1.6 Bro. Deze wijziging stelt eisen aan de motivering van stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. De uitbreiding van de supermarkt kan gezien worden als een stedelijke ontwikkeling. Het doel van deze wijziging is dat in de toelichting bij ruimtelijke besluiten wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen..Het gaat om de volgende aspecten die stapsgewijs beoordeeld dienen te worden:
- 1. Behoefte: Voorziet de geplande ontwikkeling in een behoefte binnen de regio aan deze voorziening, of aan woningen in dit segment of aan een bedrijventerrein van deze milieucategorie?
- 2. Binnen of buiten stedelijk: als deze voorziet in een behoefte, dan bij voorkeur de ruimte hiervoor binnen bestaand stedelijk gebied vinden of maken;
- 3. Bereikbaar met meerdere modaliteiten: als deze voorziet in een behoefte, en als het niet mogelijk is om de ruimte hiervoor binnen bestaand stedelijk gebied te vinden of te maken, dan bij voorkeur op een locatie daarbuiten die ontsloten is door verschillende vervoerswijzen.
Wanneer ingezoomd wordt op bovenstaande 3 stappen dan kan gesteld worden,dat de supermarkt in een behoefte voorziet. Verplaatsing van de bestaande supermarkt en vergroting daarvan is van groot belang voor de Wijk. Ditzelfde kan gesteld worden van de extra parkeerplaatsen die aangelegd worden. Ook die voorzien in een duidelijke behoefte. De planlocatie is gelegen midden in een bestaande kern en zal niet zorgen voor extra bebouwing in het buitengebied. Bovendien is de voormalige Horstlocatie van oudsher altijd bebouwd geweest. Vanwege de ligging in de bestaande kern kan beschouwing van het derde punt achterwege gelaten worden. Het plan is dan ook in overeenstemming met de doelstelling voor duurzame verstedelijking van het Rijk.
Conclusie
Het rijksbeleid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
3.4 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Drenthe
Provinciale staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan.
De missie van de provincie is: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten die de provincie bepaald heeft voor Drenthe zijn:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
- naoberschap (leefbaarheid);
- menselijke maat;
- veiligheid;
- kleinschaligheid (Drentse schaal).
De provincie streeft naar het behouden en versterken van de biodiversiteit. Het belangrijkste instrument om deze ambitie te verwezenlijken, is het realiseren van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Dit is een provinciaal belang. Er zijn vier 'systemen' die in de ogen van de provincie de dragers zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe:
- sociaal-economische systeem;
- watersysteem;
- natuursysteem;
- landbouwsysteem.
Voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe moeten deze vier systemen 'robuust' zijn. Een systeem is robuust als een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren ervan.
Ten aanzien van de verplaatsing van de supermarkt en aanleg van de parkeerplaatsen worden in de omgevingsvisie geen specifieke uitspraken gedaan. Dat is een onderwerp waarover de gemeenten zelf beslissingen kunnen en moeten nemen. In zijn algemeenheid kan wel gesteld worden dat de beide voorzieningen bijdragen aan de leefbaarheid van de kernen in de provincie en leefbaarheid is een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente alsook de provincie.
Omgevingsverordening
De provincie Drenthe heeft tevens een omgevingsverordening vastgesteld. In deze verordening geeft de provincie aan welke provinciale belangen zij aangewezen hebben. Daarvoor heeft de provincie een specifiek hoofdstuk opgenomen. Het hoofdstuk ziet (niet limitatief) op het Ruimtelijk Omgevingsbeleid en bevat bepalingen waaraan gemeenten moeten voldoen bij het opstellen van ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen. Ten aanzien van de realisatie van verplaatsing van de supermarkt en aanleg van het parkeerterreinen binnen de bebouwde kom / binnen bestaand bebouwd gebied is geen provinciaal belang aangegeven. Deze verordening staat de realisatie niet in de weg.
Conclusie:
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met provinciaal beleid.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie 2010-2030 Gemeente De Wolden
De gemeente De Wolden kiest in de structuurvisie ervoor om haar grootste kwaliteit, het zijn van een plattelandsgemeente, te behouden en te versterken. Een plattelandsgemeente zijn, betekent in De Wolden, dat het aanwezige landschap drager is voor nieuwe ontwikkelingen. Opvallend aspect van het plattelandskarakter is het dynamische landschap, dat is gevormd door een verweving van functies. Landbouw vindt plaats naast natuurontwikkeling en recreatie komt voor in en nabij de meest aantrekkelijke gebieden. In kernen en buitengebied wordt gewoond.
De Wolden kent een grote verscheidenheid aan natuurwaarden en een aantal belangrijke kernen. In de structuurvisie wordt in zeer algemene termen gesproken over infrastructuur binnen de gemeente. De gemeente wil goede en veilige wegen hebben en houden en ook voldoende parkeermogelijkheden bieden in de centra. Specifieker beleid ten aanzien van verkeer en vervoer is beschreven in het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2010-2019. De verplaatsing van de supermarkt en realisatie van parkeerplaatsen in de Wijk is passend binnen de algemene kaders die beschreven zijn in de structuurvisie.
Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2010-2019
Het GVVP (Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan) beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente. Het verkeersbeleid van De Wolden is in hoofdzaak gericht op het zoveel mogelijk beperken en waar mogelijk oplossen van (toekomstige) verkeersproblemen. Het hoofddoel van het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid van De Wolden is het realiseren van een duurzaam verkeers- en vervoerssysteem. Afgeleide doelstellingen zijn:
- vergroten van de verkeersveiligheid;
- bevorderen van fietsverkeer en gebruik van openbaar vervoer;
- zo veel mogelijk faciliteren van autogebruik;
- leveren van een bijdrage aan economische en ruimtelijke ontwikkelingen;
- verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving (beperken schade aan natuur, landschap, milieu).
Ten aanzien van het aspect parkeren staat de volgende doelstelling beschreven:
- winkelgebieden | Uitbreiden bij knelpunten, maar integraal afwegen | De bestaande parkeercapaciteit minimaal handhaven. In combinatie met nieuwbouwprojecten, herinrichtingen, onderhoudsmaatregelen verbetering van de faciliteiten nastreven. | |
- vrachtwagens | niet in bebouwde kom | Parkeerzone instellen voor vrachtverkeer in de bebouwde kom. Verwijzen naar industrieterreinen of hiervoor aangelegde voorzieningen. | |
- gehandicapten | Bij algemene voorzieningen (winkels, zorgcomplexen) parkeerplaatsen voor algemeen invalidengebruik reserveren. | Onder kenteken alleen bij uitzondering, bij medische urgentie bijv. bij eengezinswoningen. |
Tijdens de totstandkoming van het GVVP is ook gebleken dat het parkeren als knelpunt ervaren wordt door de bewoners van de Wijk. Daarom kan dit parkeerterrein prima dienen voor een verlichting van de parkeerdruk langs de doorgaande wegen. Naast het parkeren werd ook de snelheid in de Dorpsstraat benoemd waarvoor de omwonenden graag een 30km/uur gebied willen instellen. Dit laatste aspect is ook de inzet van de gemeente voor de herinrichting. Met de realisatie van extra parkeercapaciteit op het parkeerterrein komt de gemeente tegemoet aan doelstelling uit het GVVP net als de realisatie van het 30 km/u gebied dat eveneens de verkeersveiligheid vergroot.
De gemeente onderzoekt welke parkeernormen zullen gelden in het kader van dit plan. In het ontwerpbestemmingsplan zal dit worden opgenomen.
Verkeersvisie de Wijk. Een duurzame, bereikbare en veilige woonkern, juni 2012
Als uitwerking van het GVVP en in het kader van het Centrumplan de Wijk heeft de gemeente De Wolden behoefte aan een lange termijn visie (2030) ten aanzien van verkeerskundige zaken. De visie beschrijft op welke wijze het dorp in de toekomst duurzaam bereikbaar en veilig blijft. De visie geeft inzicht of de huidige combinatie van verblijf en verkeer in de Dorpsstraat gehandhaafd kan blijven. Daarbij wordt rekening gehouden met de groei van het verkeer. Daarnaast wordt inzicht gegeven in het optimaal benutten van de parkeercapaciteit.
Duidelijk is dat Dorpsstraat niet in staat is om de berekende verkeersintensiteit in 2030 te verwerken. Verwacht wordt dat bij dergelijke hoeveelheden de doorstroming stagneert, er “min of meer” gedurende de drukste momenten van de dag een file zal gaan ontstaan. Ook zal het parkeren langs de weg en het oversteken over de Dorpsstraat niet meer goed mogelijk zijn. Een ongewenste situatie die nadelig zal gaan uitpakken voor de aantrekkelijkheid van het dorp en het winkelareaal.
In de verkeersvisie wordt geadviseerd op termijn te kiezen voor de aanleg van een rondweg aan de noordzijde van het dorp. Deze weg kan het doorgaande verkeer en een deel van het bestemmingsverkeer verwerken. Bij de lagere intensiteit kan de Dorpsstraat bovendien aantrekkelijker worden gemaakt door haar te gaan herinrichten. Het huidige wegprofiel van de Dorpsstraat kan totdat de rondweg is gerealiseerd niet ingrijpend worden gewijzigd. Wel is een aantal kleinere aanpassingen nodig en mogelijk. De verkeerskundige aanpassingen bestaan uit het verbeteren van de voetgangersoversteek en het aanpassen van de voorrangsregeling van het fietspad op de zijwegen.
Op het parkeren in de Wijk kan beter gestuurd worden. Dit kan door de beschikbare parkeerterreinen in het dorp beter te verwijzen. Dit kan via een statisch verwijssysteem. De parkeerplaatsen bij de Julianaweg (centrum), Wiltenweg (westzijde), Slenkenweg (oostzijde) zijn voor het publiek niet altijd goed in beeld. In piekperiodes buiten het weekend (voetbal) en zomer (zwembad) zijn de aangegeven terreinen geschikt om als overloop te fungeren. De piekperiodes bestaan uit evenementen en acties.
Meest belangrijke oplossing voor het parkeren is de nieuwe parkeergelegenheid in het winkelgebied op de voormalige Horstlocatie. Het winkelende publiek zal altijd dicht bij de voorzieningen willen parkeren. De nieuwe parkeerplaats voorziet hierin. Voor het dorp de Wijk is een bij de winkels gelegen parkeergelegenheid samen met gratis parkeren een aantrekkelijk gegeven. Als een van de centrale parkeerterreinen vol is kan het verkeer via het verwijssysteem langs de beschikbare parkeerplaatsen rijden en de dichtstbijzijnde plek kiezen. De huidige overlast in het dorp wordt daarmee geminimaliseerd.
Conclusie beleid:
Het voornemen om parkeerplaatsen en een nieuwe supermarkt te realiseren in het centrum van de Wijk is niet in strijd met Europees-, Rijks- en provinciaal beleid en wetgeving. Ten aanzien van het gemeentelijk beleid is dat ook het geval. Uitbreiding van parkeerplaatsen zorgen voor het verminderen van de parkeerdruk in de Wijk. Verplaatsing en vergroting van de bestaande supermarkt draagt bij aan de leefbaarheid in het dorp.
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij komen aan de orde archeologie, bodemkwaliteit, cultuurhistorie, ecologie, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, geluidhinder, luchtkwaliteit, kabels en leidingen, water en een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
4.1 Archeologie
De provincie Drenthe beschikt zelf niet over een beleidskaart voor archeologie; derhalve wordt de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden gevolgd. Op de IKAW is het plangebied niet gekarteerd met een verwachtingswaarde vanwege de ligging in de bebouwde kom (zie onderstaande afbeelding). De omliggende gebieden zijn grotendeels gekarteerd met een middelhoge verwachtingswaarde; plaatselijk is deze hoog of laag. De hoge verwachtingswaarde is gebaseerd op de ter plaatse gekarteerde hoge zwarte enkeerdgronden (plaggendek) op een dekzandrug; de middelhoge verwachtingswaarde is gebaseerd op de ligging in een vlakte van verspoelde dekzanden waar zich podzolbodems hebben gevormd.
Figuur 8. Uitsnede uit de IKAW met daarop globale ligging van het plangebied (rode cirkel). (Bron: ARCHIS)
Binnen ARCHIS is eveneens te zien dat het plangebied binnen de contouren van AMK-terrein 14.514 ligt, een archeologisch monument van hoge waarde. Het betreft de dorpskern van de Wijk, waar bewoningssporen uit de late middeleeuwen zijn aangetroffen. De Wijk was oorspronkelijk een esdorp; onder de kern bevinden zich mogelijk nog sporen van oude bewoning.
Wanneer de verwachtingswaarden van de IKAW geëxtrapoleerd worden voor het plangebied, geldt een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde. Omdat het plangebied op de flank van een dekzandrug naar een dekzandvlakte ligt (overgang van hoog naar laag) kan gesteld worden, dat sprake is van een verhoogde verwachting op het aantreffen van archeologische resten.
Binnen het plangebied is in 2008 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen uitgevoerd. Op basis van de uitgevoerde boringen bleek de bodem grotendeels tot in de C-horizont te zijn verstoord (tot in ieder geval 1 m -mv) en werd het plangebied vrijgegeven voor wat betreft archeologie. Derhalve wordt geacht, dat het niet noodzakelijk is om een archeologisch onderzoek uit te voeren voor het plangebied: de kans op het aantreffen van archeologische resten is klein.
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Deze kaart geeft een overzicht van de deels te verwachten, deels bekende 'voorraad archeologie' op gemeentelijke schaal en hoe de gemeente bij ruimtelijke ingrepen en plannen met archeologisch erfgoed wil omgaan. De beleidskaart geeft inzicht in de eventueel noodzakelijke onderzoeksprocessen.
Figuur 9. Archeologisch erfgoed in de gemeente De Wolden, RAAP-rapport 2292, kaartbijlage 3a (Bron: gemeente De Wolden)
Het gemeentelijk beleid geeft aan, dat wanneer in een plangebied reeds onderzoek heeft plaatsgevonden, dat definitief is afgerond of waaraan geen vervolg is gegeven, er in principe geen onderzoek meer hoeft plaats te vinden. Als bij de graafwerkzaamheden toch onverwacht archeologische vondsten worden gedaan, gelden deze als toevalsvondsten en moeten ze gemeld worden bij de provinciaal archeoloog, die daarna contact opneemt met de gemeente. De locatie ten behoeve van de uitbreiding van de voormalige Horstlocatie wordt op de beleidskaart aangegeven als archeologisch onderzocht terrein, waardoor er geen onderzoek verplicht is.
Conclusie
Op basis van het onderzoek van de beschikbare gegevens blijkt dat het plangebied zich in een zone bevindt met een verhoogde trefkans op archeologische resten. Tevens bevindt het plangebied zich binnen de contouren van het oude esdorp (AMK-terrein 14.514), waar zich mogelijk nog sporen van oude bewoning kunnen bevinden. Binnen het plangebied is echter in 2008 reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Grontmij (GAR 701). Op basis van de karterende boringen die ter plaatse zijn gezet, is het plangebied vrijgegeven voor wat betreft archeologie: de bodem bleek grotendeels verstoord. De gemeentelijke beleidsadvieskaart geeft tevens aan dat op de locatie geen onderzoek verplicht is.
4.2 Bodemkwaliteit
Bodemonderzoek
Er is in 2008 een uitgebreid onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit in het gebied waar de school heeft gestaan (Verkennend Bodemonderzoek Centrumlocatie "de Horst" Burgemeester de la Soussaye Briëtweg 42 te de Wijk, d.d. 21 oktober 2008, zie bijlage 1).
Daarbij is vooral het perceel van de voormalige school onderzocht, maar ook de panden aan de Dorpsstraat 57 en 65 zijn betrokken bij dat onderzoek. Dit onderzoek was gebaseerd op een situatie waarbij woningbouw gerealiseerd zou worden. Uit het bureauonderzoek bleek, dat de locatie onverdacht was. Later is gebleken, dat er toch verdachte locaties aanwezig waren. Gezien de resultaten van het onderzoek werd geconcludeerd, dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie”, formeel gezien onjuist waren. Er zijn in 2008 op de onderzoekslocatie enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. De aangetroffen verhoogde gehalten overschrijden de toetsingswaarde voor nader onderzoek echter niet. De aangetroffen verhoogde gehalten vormen geen risico's voor mens en milieu.
Asbestonderzoek
Ten tijde van de aanleg van het parkeerplaatsen op de uitbreiding van het Holwortelplein is bij de afvoer van de grond asbest aangetroffen uit een stortgat. Dit was niet bekend en de gemeente heeft er voor gekozen om alsnog ook aanvullend onderzoek uit te voeren op de voormalige Horstlocatie. In het onderzoek 'verkennend asbestonderzoek in bodem ter plaatse van: Burg. De la Saussaye Briëtweg te de Wijk, projectnummer: 130581-A, d.d. 10-7-2013' staan hiervan de resultaten beschreven (zie bijlage 2).
Voorafgaand aan het onderzoek is een grondradaronderzoek uitgevoerd om de bodem te beoordelen op het voorkomen van afwijkingen die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van stortgaten. De veldwerkzaamheden hebben bestaan uit een visuele inspectie van het maaiveld, het graven van sleuven op de locatie en het beoordelen van het uitgegraven en gezeefde materiaal op het voorkomen van asbestverdachte materialen.
Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek wordt geconcludeerd, dat getoetst aan de normen zoals verwoord in de beleidsbrief ‘Asbest in bodem, grond- en puin(granulaat)’ er geen asbestverontreiniging aanwezig is op het onderzoeksterrein. De hypothese “ verdacht voor asbest verontreiniging”, zoals aangenomen tijdens het vooronderzoek wordt op basis van de onderzoeksresultaten verworpen.
Nader onderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie is gelet op de resultaten van onderhavig onderzoek op dit moment niet noodzakelijk. Gedurende het onderzoek is geen verontreiniging met asbest aangetoond. Voorts zijn alle storende lagen in de ondergrond (als aangetoond in het grondradar) doorgraven waarbij geen stortgaten met asbest zijn aangetroffen.
Het aantreffen van een stortgat welke niet door het onderzoek is gedetecteerd is echter niet met 100% zekerheid uitgesloten. Bij graafwerkzaamheden ten behoeve van ontwikkeling van het terrein dient men derhalve zeer alert te zijn op het aantreffen van bodemvreemde materialen in de grond. Bij het aantreffen van bodemvreemde materialen dient contact gezocht te worden met de bodemspecialist van de gemeente De Wolden om vast te stellen of er sprake is van een stortgat welke nader onderzoek verlangd.
Voorts wordt geadviseerd voorafgaand aan het ontwikkelen het terrein opnieuw te onderzoeken op basis van de NEN5740 paragraaf 5.6, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreiniging. Het is momenteel niet in afdoende mate vastgesteld of de diverse aangetroffen antropogene bijmengingen van invloed zijn geweest op de milieuhygiënische chemische kwaliteit van de bodem ter plaatse.
Aanvullend bodemonderzoek wordt uitgevoerd. De resultaten ervan worden in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
Tot slot wordt geadviseerd om de vrijkomende grond niet toe te passen in gevoelige locaties als (moes)tuinen of plaatsen waar kinderen spelen. Ook na zorgvuldige ontgraving en nader chemisch onderzoek is het niet uitgesloten dat er bij ontgraving in beperkte mate asbestverdachte en/of –houdende materialen ongemerkt in een af te voeren partij geraken.
De gemeente neemt bovenstaande aanbevelingen over. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt vooralsnog geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.3 Cultuurhistorie
Per 1 januari 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen, dat het bestemmingsplan een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzen te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden.
De Wijk is een ontginningsdorp, ontstaan in de middeleeuwen in het dal van de Reest. Het was tot 1 januari 1998 het hoofddorp van de voormalige gemeente de Wijk, waartoe ook Koekange en een groot aantal gehuchten behoorden. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is het dorp daarom sterk uitgebreid met nieuwbouw. De omgeving van de Wijk kenmerkt zich door het weidelandschap van het Reestdal. Ten zuidwesten van het dorp ligt het bosrijke Landgoed Dickninge uit de negentiende eeuw, dat beperkt toegankelijk is. Enkele kilometers ten oosten van het dorp, aan de Stapelerweg, is het bezoekerscentrum van Stichting Het Drentse Landschap te vinden.
De Wieker Meule, de molen aan de Dorpsstraat in de Wijk, is gesticht in 1829 en een belangrijk gebouw in de Wijk. De molen staat buiten het plangebied. Om de windvang te garanderen is er een beschermende regeling ten aanzien van de hoogte van opgaande beplanting en bebouwing opgenomen in het bestemmingsplan. Op de plek waar de supermarkt en de parkeerplaatsen worden gerealiseerd heeft basisschool De Horst gestaan. De school is in 2010 gesloopt. Voordat de school er stond, is de locatie nog in gebruik geweest als gemeentewerf. De supermarkt en de aanleg van parkeerplaatsen is niet direct van invloed op de cultuurhistorische kenmerken van het dorp. Het aspect cultuurhistorie geeft hiermee geen nadere kaders en/of beperkingen voor dit bestemmingsplan. De molen is overigens een rijksmonument en wordt beschermd via de Monumentenwet.
4.4 Ecologie
Quick-scan Flora- en faunawet
In het plangebied zijn een tweetal ecologische onderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek betreft het onderzoek van Dolstra Ecologisch Advies: 'Quick-scan Flora- en faunawet Dorpstraat, de Wijk, Project nr. 2012.004, d.d. 22-08-2012' (zie bijlage3).
Uit het onderzoek volgt dat de ingreep naar verwachting zal leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van enkele soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft. Voor deze soorten geldt dan ook een vrijstelling. Een ontheffing Flora- en faunawet is daarom niet noodzakelijk.
Verder blijkt uit het onderzoek dat het plangebied op grote schaal geschikt is als foerageergebied en trekroute voor vleermuizen. Daarom wordt geadviseerd nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van vleermuizen in het plangebied. Ook dient nader onderzoek plaats te vinden naar de huismus en ooievaar. Dit onderzoek is inmiddels uitgevoerd (zie onderstaande resultaten).
Nader onderzoek vleermuizen en broedvogels
Dolstra Ecologisch Advies heeft in het najaar van 2011 en het voorjaar 2012 nader natuuronderzoek uitgevoerd naar de soorten/soortgroepen vleermuizen en broedvogels (m.n. huismus). In de brief d.d. 10-08-2012 (zie bijlage 4) staan de resultaten beschreven. Dit onderzoek was nodig omdat tijdens het eerste onderzoek soorten aangetroffen werden die beschermd worden door Flora- en faunawetgeving (zie hierboven).
Het nader onderzoek was gericht op de Dorpsstraat 61/63 en de voormalige Horstlocatie in de Wijk. Er zijn zes veldbezoeken uitgevoerd in het najaar van 2011 en voorjaar van 2012. Hierbij is gekeken naar het terreingebruik door vleermuizen en broedvogels. Daarnaast is er in het najaar van 2011 gekeken of er sporen aanwezig waren/zijn die duiden op het gebruik van het pand in het plangebied door de jaarrond beschermde huismus. Hiervoor is de voormalige woning aan de Dorpsstraat, die inmiddels gesloopt is, visueel geïnspecteerd. Tijdens het broedvogelonderzoek in het broedseizoen van 2012 is vooral ook gekeken naar territorium indicerend gedrag van broedvogels, waarbij ook weer de meeste aandacht uit gaat naar de jaarrond beschermde soorten zoals de huismus en de ooievaar. Naast deze soorten is tevens gekeken of er mogelijk andere strikt beschermde soorten konden worden vastgesteld in en direct rond het plangebied, die mogelijk negatieve effecten kunnen ondervinden door het herinrichtingvoornemen.
Uit de nadere onderzoeken komen de volgende conclusies en adviezen naar voren.
Broedvogels
Effecten
In het herinrichtingvoornemen zal het pand ‘Dorpstraat 61-63’ worden gesloopt. Ook zullen er diverse bosschages worden verwijderd. Ten aanzien van de niet jaarrond beschermde vogelsoorten is er geen negatief effect te verwachten op de populaties van de soorten. Van belang is dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen van de soorten wordt uitgevoerd. Ten aanzien van de jaarrond beschermde huismus en ooievaar, zijn wel negatieve effecten op de locale populatie te verwachten. Nestgelegenheden worden door de herinrichting verstoord en/of vernietigd.
Advies
Er dient een ontheffing te worden aangevraagd voor het opzettelijk verstoren van de jaarrond beschermde huismus en ooievaar. Hiervoor dient ook een compensatie en mitigatieplan te worden opgesteld. Ten behoeve van de ooievaar, moet in het mitigatieplan worden aangegeven dat er 1 of 2 (tijdelijke) ooievaarspalen direct buiten het plangebied op een ‘rustige’ locatie worden geplaatst. In het compenserende deel van het plan moet worden opgenomen, dat op de locatie waar de huidige paal staat, een geheel nieuwe paal zal worden geplaatst. Ten aanzien van de huismus, dient er te worden aangegeven dat er als mitigatiemaatregel per aangetroffen nest in het te slopen pand, 4 nestgelegenheden minimaal terug worden geplaatst in de directe omgeving van de te verwijderen nesten. In dit geval zullen er twee nesten van huismus worden vernietigd, dus moeten er minimaal 8 nestgelegenheden als mitigatiemaatregel worden geplaatst. In het compensatiedeel van het plan, moet worden opgenomen hoeveel en waar in het herinrichtingvoornemen er nieuwe nestgelegenheden voor de huismus zullen worden opgenomen. Opnemen van meer groenelementen in het herinrichtingvoornemen biedt aan met name de niet jaarrond beschermde vogelsoorten meer nest- en foerageergelegenheden.
Vleermuizen
Effecten
Op de soorten rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis heeft het herinrichtingvoornemen geen negatieve effecten, omdat deze soorten geheel geen binding hebben met het plangebied. De gewone grootoorvleermuis gebruikt de kleinschaligheid binnen het plangebied als foerageergebied. Verdwijnen van deze kleinschaligheid betekent voor de gewone grootoorvleermuis vernietiging van een stuk foerageergebied.
Voor soorten als de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis heeft het herinrichtingvoornemen een beperkte invloed op het leefgebied. Volledig verdwijnen van de bosschages binnen het plangebied, betekent het onderbreken van een stuk vliegroute en het wegnemen van een stukje foerageergebied. Voor geen van de vleermuissoorten heeft het herinrichtingvoornemen grote negatieve effecten, omdat er geen verblijfplaatsen worden vernietigd of verstoord. Wel kan een eventuele toename van lichtbronnen op sommige plaatsen nabij bosschages een negatief effect hebben op het voorkomen en terreingebruik door vleermuizen.
Advies
Het herinrichtingvoornemen biedt de mogelijkheid om de groenstrook/bosschage aan de oostkant van het plangebied deels te behouden. Om deze strook geschikt te houden als trekroute van vleermuizen door het plangebied, kan er voor worden gekozen om smallere hoog opgaande boomsoorten hier aan te planten als lijnelement. Gekozen boomsoorten hier kunnen zijn inheemse soorten als ruwe berk en zwarte els, maar ook eventueel smaller opgaande cultivars van zomereik, gewone es, haagbeuk en prunussoorten. Op deze manier kan zowel de trekroute en foerageergebied van vleermuizen worden behouden en versterkt, maar ook de mensen die met de achtertuin grenzen aan het plangebied, behouden hun privacy.
De solitaire bomen binnen plangebied functioneren ook als stapstenen in de trekroutes van de verschillende vleermuizen. Het is ook wenselijk deze bomen te behouden. Opnemen van meer groenelementen in het nieuwe herinrichtingsplan, biedt aan vleermuizen op den duur ook meer foerageermogelijkheden. Indien er een toename gepland is in het herinrichtingvoornemen van lichtbronnen, dan is het raadzaam om strooilicht reducerende armaturen toe te passen met bij voorkeur oranje of amberkleurig licht. Dit omdat vleermuizen vaak gevoelig zijn voor licht. Dan is het toepassen van ‘donker’ licht het meest wenselijk. Wit licht en groen licht zijn verstorend voor vleermuizen.
Positieve afwijzing Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Op grond van de beschreven onderzoeken heeft de gemeente aan het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een ontheffingsaanvraag ingediend. Het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft door middel van een brief (2 oktober 2012) aan de gemeente laten weten, besloten te hebben de aanvraag voor een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet af te wijzen. Dit houdt in, dat het toegestaan is de voorgenomen werkzaamheden, zoals omschreven in het Activiteitenplan zonder ontheffing uit te voeren, mits de in het besluit genoemde maatregelen worden uitgevoerd.
Inmiddels is het betreffende pand al gesloopt en heeft de gemeente een aantal nestkasten voor de huismus geplaatst. De nestpaal voor de ooievaar aan de rand van het gebied is kapot gegaan. Deze is niet herplaatst en de aanwezige ooievaar bevindt zich niet meer aan de rand van het plangebied en vormt geen beperking meer.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in de regel de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype.
Het plangebied kan worden beschouwd als omgevingstype gemengd gebied. Volgens de VNG-uitgave is dat een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. De richtafstanden in de VNG-uitgave gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden kunnen volgende de uitgave zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met 1 afstandstap worden verlaagd.
Voor een supermarkt geldt volgens de VNG-uitgave een minimale afstand van 10 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Deze afstand geldt vanaf de perceelsgrens tot de gevel van de woningen en geldt vanwege de omgevingsaspecten gevaar en geluid. Aangezien het omgevingstype kan worden beschouwd als gemengd gebied kan deze richtafstand worden verlaagd tot 0 meter (zie p. 30 van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, 2009). Conform de VNG-publicatie 'Milieuzonering en bedrijven' bedraagt de richtafstand voor geluid voor 'Autoparkeerterreinen, parkeergarages' 10 meter voor gemengd gebied. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op circa 13 meter van het nieuwe parkeerterrein is gelegen, kan hieraan voldaan worden
De realisatie van de supermarkt en het parkeerterrein past daarmee op basis van deze systematiek in haar omgeving. In het kader van de zorgvuldigheid heeft er aanvullend akoestisch onderzoek plaatsgevonden. In paragraaf 4.7 wordt daar nader op ingegaan.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing.
Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat 27 oktober 2004 van kracht is geworden. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen(cRvgs), die op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 /jaarcontour (welke als wettelijke harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.
In de directe omgeving bevinden zich geen risicobronnen die vallen onder de werking van de wetgeving rondom externe veiligheid. De uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen en de realisatie van de supermarkt zullen dan ook niet zorgen voor een toe- of afname van het plaatsgebonden of groepsrisico in het gebied. Het aspect externe veiligheid speelt geen beperkende rol voor de planvorming.
4.7 Geluidhinder
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, door spoorwegverkeer en/of door inrichtingen (industrielawaai) het milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De wet stelt, dat in principe de geluidbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare waarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere waarde). Er is geen sprake van realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing of van de aanleg van nieuwe (spoor)wegen of een zoneringsplichtige inrichting. De Wet geluidhinder is in dit kader derhalve niet relevant.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient wel aandacht te worden besteed aan de akoestische inpasbaarheid van het plan. De gemeente wil een goed woon- en leefklimaat.
Onderzoek
In opdracht van de gemeente is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn verwerkt in de rapporten:
- 1. 'Akoestisch onderzoek Nieuwe supermarkt Horstlocatie, de Wijk, revisie 01' (Oranjewoud, projectnr. 263519, d.d. 27 november 2013) (bijlage 5);
- 2. 'Akoestisch onderzoek Nieuw parkeerterrein Horstlocatie, de Wijk, revisie 01 (Oranjewoud, projectnr. 263519, 26 november 2013) (bijlage 6)
Conclusie
Ad 1: Akoestisch onderzoek Nieuwe supermarkt Horstlocatie, de Wijk
Vanwege de realisering van de supermarkt is ten behoeve van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het akoestisch onderzoek maakt de te verwachten geluidemissie van de supermarkt inzichtelijk.
De supermarkt valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Daarnaast is de situatie in het kader van een goede ruimtelijke ordening beschouwd.
Uitgangssituatie
Uit de rekenresultaten blijkt dat bij toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, de maximale geluidniveaus (LAmax) als gevolg van de inrichtingsgebonden bronnen (inclusief laden en lossen in de dagperiode) worden overschreden.
Maatregelen
Om te voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn de volgende maatregelen noodzakelijk:
- toepassen van geluidarme kunststof winkelwagens (conform CROW publicatie 171);
- toepassen van scherm met een hoogte van 2,5 meter en een lengte van tenminste 15,5 meter ter plaatse van het laad- en losgedeelte.
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau
Bij toepassing van kunststof winkelwagens en een geluidscherm bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ten gevolge van de inrichtinggebonden bronnen ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 47 dB(A) in de dagperiode, 38 dB(A) in de avondperiode en 27 dB(A) in de nachtperiode. De supermarkt voldoet hiermee aan het gestelde toetsingskader van 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode.
Maximale geluidniveau
Bij toepassing van kunststof winkelwagens en een geluidscherm bedraagt het maximale geluidniveau (LAmax) ten gevolge van de inrichtinggebonden bronnen ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 55 dB(A) in de dagperiode, 55 dB(A) in de avondperiode en 28 dB(A) in de nachtperiode. De supermarkt voldoet hiermee aan het gestelde toetsingskader van 70 dB(A) voor de dagperiode, 65 dB(A) voor de avondperiode en 60 dB(A) voor de nachtperiode. De laad- en losactiviteiten zijn conform de regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer in de dagperiode niet beoordeeld. Indien deze in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel worden beschouwd, dan bedraagt het maximale geluidniveau in de dagperiode ten hoogste 70 dB(A). Deze waarde voldoet aan de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en wordt daardoor als aanvaardbaar geacht.
Indirecte hinder
Uit de rekenresultaten blijkt dat als gevolg van indirecte hinder ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt voldaan. Het equivalente geluidniveau bedraagt ten hoogste 43 dB(A) etmaalwaarde.
Conclusie
De supermarkt voldoet aan het toetsingskader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) na toepassing van de genoemde maatregelen. Er is voor gekozen om in plaats van een scherm toe te passen bij het laden en lossen, het laden en lossen inpandig te laten plaatsvinden. Dit is akoestisch een gunstigere situatie dan met een scherm. De berekening met een scherm wordt beschouwd als een worst-case situatie. Berekeningen voor inpandig laden en lossen is derhalve niet nodig.
In de regels is aangegeven dat laden en lossen inpandig moet plaatsvinden. Daarbij is de locatie waar dient laden en lossen plaats dient te vinden vastgelegd. Tevens is in de regels vastgelegd dat het gebruik van de supermarkt uitsluitend is toegestaan indien er kunststof winkelwagentjes worden toegepast. Op deze wijze zijn de maatregel geborgd in het bestemmingsplan.
Ad 2: Akoestisch onderzoek Nieuw parkeerterrein Horstlocatie, de Wijk
Vanwege de aanleg van een nieuw parkeerterrein is ten behoeve van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd dat de te verwachten geluidemissie van het parkeerterrein en de hieraan gekoppelde verkeersstromen en parkeerbewegingen inzichtelijk maakt.
Doel van het akoestisch onderzoek is inzicht te geven in de akoestische inpasbaarheid in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe is de geluidbelasting bepaald op een aantal beoordelingspunten. De op deze punten bepaalde geluidbelasting is vervolgens vergeleken met de richtwaarden uit de VNG-publicatie 'Milieuzonering en bedrijven' (2009).
Conform de VNG-publicatie 'Milieuzonering en bedrijven' bedraagt de richtafstand voor geluid voor 'Autoparkeerterreinen, parkeergarages' 10 meter voor gemengd gebied. Aangezien de dichtstbijzijnde woning op circa 13 meter van het nieuwe parkeerterrein is gelegen, kan hieraan voldaan worden. Verdere toetsing voor het aspect geluid is derhalve in beginsel niet nodig: inpassing is mogelijk.
Om toch in het kader van een goede ruimtelijke ordening een beoordeling te kunnen geven, wordt de geluidbelasting op de dichtstbijzijnde woningen getoetst aan stap 2. Op basis van stap 2 van de VNG-publicatie 'Milieuzonering en bedrijven' (2009) wordt met betrekking tot het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in eerste instantie getoetst aan:
- 50 dB(A) in de dagperiode;
- 45 dB(A) in de avondperiode;
- 40 dB(A) in de nachtperiode.
Met betrekking tot de maximale geluidniveaus wordt getoetst aan:
- 70 dB(A) in de dagperiode;
- 65 dB(A) in de avondperiode;
- 60 dB(A) in de nachtperiode.
Onder representatieve omstandigheden bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) op de gevels van woningen van derden ten hoogste 50 dB(A) in de dagperiode en 45 dB(A) in de avondperiode als gevolg van het nieuwe parkeerterrein.
Het maximale geluidniveau (LAmax) bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 65 dB(A) in zowel de dag- als avondperiode. Het equivalente geluidniveau ten gevolge van verkeer van en naar de inrichting bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 51 dB(A) in de dagperiode en 46 dB(A) in de avondperiode.
Hiermee wordt de richtwaarde zoals gesteld in het de VNG-publicatie 'Milieuzonering en bedrijven' voor gemengd gebied op een aantal punten met 1 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 65 dB(A) (stap 3) wordt echter niet overschreden. Voor woningen wordt doorgaans als eis gesteld, dat het binnenniveau ten hoogste 35 dB(A)-etmaalwaarde mag zijn als gevolg van een geluidbron. Om hieraan te kunnen voldoen is een geluidwering van 16 dB(A) benodigd bij een geluidbelasting van 51 dB(A) (= etmaalwaarde: avondwaarde 46 dB(A) + 5). De geluidwering van woningen dient conform het Bouwbesluit minimaal 20 dB(A) te bedragen. Op basis hiervan kan worden gesteld dat aan het criterium van 35 dB(A) binnenniveau zal worden voldaan. Met bovenstaande niveaus wordt voldaan aan de richtwaarden zoals gesteld in het de VNG-publicatie 'Milieuzonering en bedrijven' (2009) voor gemengd gebied. Inpassing van het plan op het gebied van geluid is derhalve mogelijk.
4.8 Luchtkwaliteit
Wetgeving
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is onder ander bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (NIBM) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen.
Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de concentraties met 1,2 ìg/m3. Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Wel moet worden aangetoond dat als gevolg van het project de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 niet met meer dan 1,2 ìg/m3 toenemen.
Onderzoek
Effecten van het voorgenomen plan
Het voorgenomen plan leidt tot een wijziging van de hoeveelheid verkeer op de wegen in de directe omgeving van het plangebied. Het gaat daarbij in hoofdzaak om de Dorpsstraat aangezien alle klanten van de supermarkt via deze straat van en naar het parkeerterrein van de supermarkt gaan rijden. Daarnaast kan ook sprake van een kleine toename op de Burgemeester D.L.S. Brietweg als gevolg van de personeelsparkeerplaats die ontsloten is op de D.L.S. Brietweg.
Verkeersgegevens
Uit verkeerstellingen voor de belangrijkste wegen in de directe omgeving zijn de verkeersgegevens verkregen voor onder andere de Dorpsstraat. Hieruit blijkt dat in de Dorppsstraat, rekening houdend met de relevante ruimtelijke ontwikkelingen in de Wijk, maximaal 5.500 motorvoertuigbewegingen per etmaal plaatsvinden. Op de Dorpsstraat tussen de bebouwde kom en de A28 ligt de intensiteit iets hoger (ca. 5.700 mvt/etmaal), op de overige wegen in de bebouwde kom van de Wijk is sprake van lagere etmaalintensiteiten. Uit de tellingen blijkt voorts dat maximaal 10% van het verkeer uit middelzwaar en zwaar vrachtverkeer bestaat (5% per categorie).
In het rapport 'Verkeersvisie de Wijk Een duurzame, bereikbare en veilige woonkern', dossier BB1014-101-100, registratienummer IS-GR20120307, versie 1, d.d. juni 2012 van DHV B.V. is in bijlage 4 'Verkeersgeneratie ruimtelijke ontwikkelingen' aangegeven dat de supermarkt zelf een verkeersgeneratie kent van 1.250 motorvoertuigbewegingen op weekdagen. Daarnaast is sprake van circa 6 vrachtvoertuigbewegingen per etmaal ten behoeve van de bevoorrading.
Beoordeling planeffect
Zoals verwoord is sprake van een totale verkeersgeneratie van de supermarkt van (1.250 + 6 =) 1.256 bewegingen op weekdagen, waarvan 0,5% vrachtverkeer. Met de NIBM-tool is het effect van deze verkeersgeneratie berekend op de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10. De NIBM-tool is door het ministerie van Infrastructuur en Milieu en InfoMil ontwikkeld en voert een berekening uit op basis van de voor luchtkwaliteit meest ongunstige uitgangspunten. De berekende concentratiebijdrage kan dan ook als worst case worden gezien.
Uit de berekening met de NIBM-tool (1.256 mvt/etmaal met 0,5% vrachtverkeer) blijkt dat de maximale bijdrage van de verkeersgeneratie 1,15 µg/m3 bedraagt voor NO2 en 0,29 µg/m3 voor PM10. Aangezien de maximale bijdrage minder is dan 1,2 µg/m3 is aannemelijk dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Beoordeling concentraties luchtverontreinigende stoffen
Met het rekenprogramma CARII (versie 12.0) zijn enkele berekeningen uitgevoerd. Aangezien de effecten op de Dorpsstraat ter hoogte van het plangebied het grootste zullen zijn is gerekend voor de Dorpsstraat voor drie verschillende situaties: Een worst case-situatie, een reële situatie en een reële situatie waarbij de etmaalintensiteit is verdubbeld.
Voor de worst case-situatie is gerekend met een zeer smalle weg met aan beide zijden hoge aaneengesloten bebouwing, volledige overspanning door bomen, alsmede met stagnerend verkeer gedurende het gehele etmaal. In werkelijkheid zal een dergelijke, voor de luchtkwaliteit zee ongunstige, situatie niet voorkomen op de wegen rondom de planlocatie. Voor de reële situatie is aansluiting gezocht bij de rekenregels zoals opgenomen in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. In tabel 1 zijn de gehanteerde uitgangspunten uitgewerkt.
Tabel 1: Gehanteerde weg- en omgevingskenmerken
Parameter | Worst case | Reële situatie | |
Coordinaat | 215770 / 520970 | 215770 / 520970 | |
Intensiteit | 5.500 | 5.500 | |
Fractie middelzwaar | 0,05 | 0,05 | |
Fractie zwaar | 0,05 | 0,05 | |
Wegtype | 3b | 3a | |
Snelheidstype | Stagnerend stadsverkeer | Normaal stadsverkeer | |
Bomenfactor | 1,50 | 1,25 | |
Afstand toetspunt tot wegas | 5 | 5 |
De resultaten van de uitgevoerde berekeningen (uitgevoerd voor het jaar 2013) zijn in tabel 2 opgenomen.
Tabel 2: Rekenresultaten CARII
Parameter | Jaargemiddelde NO2 | Uurgemiddelde NO2 | Jaargemiddelde PM10 | Etmaalgemiddelde PM10 | |||
Worst case-situatie | 32,8 | 0 | 23,5 | 11 | |||
Reële situatie | 22,6 | 0 | 22,1 | 8 | |||
Reële situatie, dubbele intensiteit | 28,1 | 0 | 23,2 | 10 | |||
Maatgevende grenswaarde | 40 | 18 | 40 | 35 |
Uit de berekeningen blijkt dat zelfs bij voor luchtkwaliteit zeer ongunstige omstandigheden geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden. Aangezien op basis van de zeer ongunstige omstandigheden voor de drukke Dorpsstraat reeds voldaan wordt aan de grenswaarden, is aannemelijk dat ook op alle relevante wegen in de directe omgeving van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden.
Het verkeer rijdend op het nieuw aan te leggen parkeerterrein heeft een bijdrage aan de concentraties in de directe omgeving van het parkeerterrein. Het gaat daarbij om de parkeerbewegingen van ca. 625 lichte motorvoertuigen, in totaal ca. 1.250 bewegingen op een weekdag. Uit de berekening voor de worst case-situatie (waarbij uitgegaan is van 2.250 motorvoertuigen die als stagnerend verkeer worden aangemerkt) blijkt dat de berekende concentraties NO2 en PM10 op basis van 5.500 mvt/etmaal ruim onder de grenswaarden liggen. Hiermee is aannemelijk dat ook rondom de nieuwe parkeerplaats geen sprake zal zijn van een overschrijding van de grenswaarden.
Conclusie
Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat na uitvoering van het voorgenomen plan wordt voldaan aan de grenswaarden. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer levert derhalve geen belemmering op voor verdere besluitvorming.
4.9 Kabels En Leidingen
De ligging van kabels en leidingen onder het maaiveld, in combinatie met bijbehorende beschermingsstroken kan beperkingen geven voor de planontwikkeling. Een omlegging daarvan kan forse financiële consequenties hebben voor de haalbaarheid van het plan. Daarom is in het eerder genoemde onderzoek van de Grontmij in 2008 (Woningbouwlocatie De Horst, (de Wijk), d.d. 19 november 2008) een KLIC melding gedaan om te bepalen welke kabels en leidingen aanwezig zijn in het plangebied.
Er zijn leidingen aanwezig van:
- kabels KPN;
- waterleidingen WMD;
- gasleidingen Rendo;
- kabels Essent (laagspanning);
- huisaansluitingen riolering gemeente De Wolden.
In figuur 10 staan de leidingen afgebeeld. Er ligt een aantal leidingen door het plangebied, waarvan een gedeelte uiteraard naar de voormalige woning toe loopt. Omdat de woning gesloopt is zijn deze leidingen verwijderd en geven derhalve geen beperkingen. De overige leidingen, die aan de rand van het plangebied liggen, worden ingepast in het ontwerp van het plangebied. Bij de bouw van de supermarkt zullen de daar aanwezige leidingen worden ingepast. Op het parkeerterrein vinden geen werkzaamheden plaats, waarbij diep gegraven wordt en de leidingen mogelijkerwijs aangetast kunnen worden.
Figuur 10: aanwezige kabels en leidingen.
4.10 Verkeer
De routing van vrachtverkeer ten behoeve van het laden en lossen is getoetst door RHDHV. De rijcurven zijn in figuur 11 weergegeven. Er is rekening gehouden met een vrachtauto met oplegger (zonder meesturende oplegger), afmetingen staan op tekening vermeld. Figuur 11 laat zien dat het mogelijk is om de vrachtauto met oplegger achteruit in de laad/los locatie te rijden.
Figuur 11: Rijcurves laad- en losverkeer en afmetingen vrachtwagen
4.11 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De gemeente heeft deze watertoets aangevraagd en onderstaand worden de aanbevelingen gegeven die daaruit naar voren komen.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m².
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt lozing plaats van water in oppervlaktewater. Lozing van water in oppervlaktewater valt onder de Waterwet. Voor het lozen van 'schoon' water vanuit niet inrichtingen (in de zin van de Wet Milieubeheer) geldt in alle gevallen een meldingsplicht. Neem contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.
Wetgeving grondwateronttrekking
Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat u voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig bent. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Neem contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies. Hiermee vormt het aspect water geen beperkingen voor de realisatie van de plannen.
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Inleiding
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen. Een stedelijk ontwikkelingsproject staat omschreven het Besluit onder D 11.2. De voorgenomen ontwikkeling (realiseren parkeerplaatsen en aanpassing infrastructuur) blijft weliswaar ruim onder de aangegeven drempelwaarden (kolom 2), maar op grond van de nieuwe wetgeving is alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. In dat kader is een vormvrije m.e.r.-beoordeling gemaakt, waarin in principe voor alle milieuaspecten moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze maakt onderdeel uit van de toelichting van het bestemmingsplan (art. 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage).
De voorgenomen ontwikkeling
De ontwikkeling betreft de uitbreiding van bestaandeparkeerplaatsen en de realisatie van een supermarkt op het Holwortelplein.
Beoordeling
Bij de beoordeling of een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is rekening gehouden met de criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG). De hoofdcriteria zijn:
- 1. kenmerken van de projecten;
- 2. plaats van de projecten;
- 3. kenmerken van het potentiële effect;
De uitbreiding van de bestaande parkeerplaatsen en verplaatsing van bestaande supermarkt is gelegen midden in een bestaande kern. De uitbreiding zal plaatsvinden op een terrein dat voorheen in gebruik was als woning, tuin en voor een klein deel schoolterrein. Potentiële effecten zijn mogelijk een toename van verkeer van/naar deze locatie. In de directie omgeving is geen sprake van waardevolle natuurgebieden (EHS/Natura-2000 gebieden) die negatief beinvloed worden door deze ontwikkeling. Ook zijn er uit de uitgevoerde omgevingsonderzoeken, zoals beschreven in dit hoofdstuk geen aspecten naar voren gekomen waaruit zou blijken dat deze uitbreiding een grote (negatieve) invloed kan hebben.
Conclusie
De voorgenomen uitbreiding kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals omschreven in het Besluit milieueffectrapportage onder D 11.2. De conclusie van de m.e.r.-beoordeling is dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Er worden geen negatieve effecten verwacht vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden. De overall conclusie is op grond hiervan dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk wordt geacht.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
5.2 Inleidende Regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.
5.3 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen opgenomen waaraan diverse regels zijn verbonden:
Artikel 3 Centrum
De bestemming Centrum is opgesteld voor maximaal één supermarkt met een oppervlakte van minimaal 1.500 m². Daarnaast is horeca t/m categorie 1 en detailhandel binnen de bestemming toegestaan. Door middel van aanduidingen zijn de entree en het laden en lossen van de supermarkt weergegeven op de verbeelding. Ondergrondse vuilcontainers zijn toegestaan binnen de bestemming. De bouwhoogte mag voor een deel van het gebouw niet meer bedragen dan 8,70 meter. Het resterende deel mag niet hoger zijn dan 6,7 meter. De maximale goothoogte is overal 4 meter. De dakhelling van het deel van het gebouw dat 8,7 meter mag zijn mag niet minder bedragen dan 25 graden en niet meer dan 60 graden.
Artikel 4 Groen
De bestemming Groen is toegekend aan de gronden evenwijdig aan de Briëtweg. Hier mogen geen gebouwen gebouwd worden. Door middel van aanduidingen zijn een waardevolle boom en de parkeerplaatsen voor personeel aangegeven. Deze worden via een omgevingsvergunningenstelsel beschermd.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming maakt de realisatie van parkeerplaatsen en aansluitende infrastructuur mogelijk. Er mogen alleen 4 gebouwen ten dienste van de opslag van winkelwagentjes gebouwd worden. Er mogen daarnaast bouwwerken geen gebouw zijnde gebouwd worden ten dienste van de bestemming. Daaronder worden onder andere begrepen bijbehorende voorzieningen zoals verlichting en straatmeubilair.
Door middel van aanduidingen zijn een waardevolle en een monumentale boom aangegeven. Deze worden via een omgevingsvergunningenstelsel beschermd door bepaalde werken en werkzaamheden alleen onder voorwaarden toe te staan.
5.4 Algemene Regels
Dit hoofdstuk regelt de volgende onderwerpen:
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Met de regel van dit artikel wordt voorkomen dat regels ten onrechte zo worden gehanteerd dat meer dan de bedoelde bebouwing kan worden toegestaan.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is bepaald welk gebruik van de gronden in ieder geval als strijdig met de gegeven bestemming wordt gerekend.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Ter bescherming van de molenbiotoop is een aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen die geheel over het bestemmingsplangebied ligt. Deze aanduiding is opgenomen in artikel 8 en geldt voor alle gronden in het bestemmingsplangebied. Met deze aanduiding wordt geregeld dat de bouwhoogte van bouwwerken en beplanting niet meer mag bedragen dan 8,70 meter.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is bepaald dat in geringe mate kan worden afgeweken van de aangegeven maatvoering.
5.5 Overgangs- En Slotregels
Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:
Artikel 10 Overgangsrecht
Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de planregels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
Artikel 11 Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening geldt de verplichting om bij een bestemmingsplan het kostenverhaal te regelen. Daarvoor is een exploitatieplan benodigd. Een uitzondering geldt als er een anterieure overeenkomst is afgesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld.
De realisatie van parkeerplaatsen is een eerste stap in een grootschaliger herstructurering van het centrum van de Wijk. De gemeenteraad heeft hiervoor op 10 maart 2011 besloten, dat de planontwikkeling voor het centrumplan gestart moet worden. Onderdeel van het centrumplan is uitbreiding van parkeerplaatsen. Een deel is inmiddels versneld gerealiseerd (raadsbesluit 27 september 2012). Bij de vaststelling van de begroting 2014 heeft de raad middelen beschikbaar gesteld voor het afwikkelen van de centrumplannen in De Wolden. Ten laste van dit bedrag kunnen bedragen voor het Centrumplan de Wijk gevraagd worden. Op het moment dat het bestemmingsplan in procedure wordt genomen zal het college van B&W de gemeenteraad een voorstel doen omtrent een uitvoeringskrediet voor het Centrumplan de Wijk.
De eigenaar van de supermarkt zal zorg dragen voor de financiering van de bouw van de nieuwe supermarkt. Daarnaast zal de gemeente met de betreffende eigenaar vooraf een anterieure overeenkomst afsluiten. Een exploitatieplan is daarmee niet nodig.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 30 december 2013 tot en met 10 februari 2014 ter inzage gelegen voor inspraak. Gedurende de inspraaktermijn kon een ieder bij het college van burgemeester en wethouders een inspraakreactie indienen. Er zijn drie inspraakreacties ontvangen. Een samenvatting en de beantwoording van de inspraakreacties staat verwoord in bijlage 7 (Inspraaknota). De inspraakreacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.
Inloopavond
In januari 2014 is een inloopavond georganiseerd voor belangstellenden.
7.2 Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is een reactie ontvangen van de provincie Drenthe. De provincie heeft aangegeven geen aanleiding te zien tot het maken van op- of aanmerkingen. De reactie van de provincie is als bijlage 8 bijgevoegd.
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met bijbehorende stukken vanaf 2 oktober 2014 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon een ieder mondeling en/of schriftelijk een zienswijze indienen. Tegen het ontwerpplan was een zienswijze ingediend, maar deze is ingetrokken.
Er is een aantal ambtelijke wijzigingen in het plan aangebracht. Ten zuiden van het perceel Burgemeester de la S. Briëtweg 40 is voor een beperkt deel van de gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied de bestemming gewijzigd in de bestemming Groen. Het bouwblok van de bestemming Centrum is aan de zijde Burgemeester de la S. Briëtweg in beperkte mate opgeschoven (verder van de weg af) en op dezelfde hoogte gelegd als de voorgevelrooilijn van de woningen aan de Burgemeester de la S. Briëtweg. Tot slot is in de regels van artikel 4.1 (bestemmingsomschrijving) sub g (uitritten) geschrapt en is opgenomen dat voetpaden, fietspaden, speelvoorzieningen en straatmeubilair in een deel van de bestemming Groen niet zijn toegestaan. De gronden waar dit geldt zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van groen uitgesloten - voorzieningen'.
Bijlage 1 Lijst Toegestane Horeca Bedrijven
Bijlage 1 Lijst toegestane horeca bedrijven
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend Asbestonderzoek
Bijlage 2 Verkennend asbestonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Ecologie
Bijlage 4 Aanvullend Onderzoek Ecologie
Bijlage 4 Aanvullend onderzoek ecologie
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Supermarkt
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek supermarkt
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Parkeerplaats
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek parkeerplaats
Bijlage 7 Inspraaknota
Bijlage 8 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 8 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro