KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Verantwoording
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Ruimtelijke Kwaliteit
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Waterschapsbeleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Milieu
4.2 Ecologie
4.3 Water
4.4 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Plansystematiek
5.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen
Bijlage 1 Quickscan Ecologie
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Watertoets

Kerkinge 11, Zuidwolde

Bestemmingsplan - gemeente De Wolden

Vastgesteld op 18-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplanKerkinge 11, Zuidwolde met identificatienummer NL.IMRO.1690.BP00455-0401 van de gemeente De Wolden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.6 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.7 aan huis verbonden bedrijf

kleinschalige bedrijvigheid als bedoeld in Bijlage 1, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep als bedoeld in Bijlage 1, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bijbehorend bouwwerk

een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.21 erfbebouwingsgebied

dat deel van het bouwperceel dat 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gelegen is, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.22 erker

een plat afgedekte uitbouw aan de gevel van een woning;

1.23 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw

het gebouw, of gedeelte daarvan, op een perceel dat gelet op de bestemming en uiterlijke verschijningsvorm het belangrijkste is;

1.26 huishouden

een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;

1.27 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.28 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie tussen hulpbehoevende en hulpverlenende en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarbij de hulpverlenende dan wel de hulpbehoevende woont in het bijbehorend hoofdgebouw.

1.29 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.30 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.31 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat hooguit aan twee zijden tegen gevels is aangebouwd en aan minimaal twee zijden open is;

1.32 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
  2. b. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil;

1.33 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 verbeelding

  1. a. de digitale verbeelding van het plan;
  2. b. de analoge verbeelding van het plan met tekeningnummer NL.IMRO.1690.BP00455-0401 en legenda;

1.35 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.36 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.37 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden, tenzij het bestaande aantal huishoudens meer dan één bedraagt, dan is het bestaande aantal huishoudens toegestaan;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

  1. a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  2. b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  4. d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  6. f. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  7. g. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, met dien verstande dat overstekken van het dak die groter zijn dan 0,4 m moeten worden meegerekend.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  2. b. erkers en entreepartijen ten dienste van de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;

met de daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. voorzieningen, een inrit daar onder begrepen.

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.3 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  1. a. er mogen alleen bouwwerken als erkers en entreepartijen worden gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte en een diepte van niet meer dan 1,5 m;
  2. b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.

3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht;
  2. b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf als bedoeld in Bijlage1 tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m²;
  2. b. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven;

met dien verstande dat voor de voorziening in de parkeerbehoefte wordt voorzien in voldoende parkeer- of stallingsruimte.

4.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • het (laten) gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.

6.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  1. a. het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van mantelzorg;
  2. b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  3. c. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
  1. 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is, tenzij deze in het plan specifiek zijn geregeld;
  2. 2. hoogspanningsleidingen;
    1. a. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, aantallen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, aantallen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels teneinde het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate aan te passen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde opdat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  5. e. de bestemmingsregels opdat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
  1. 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
  2. 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
  3. 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, met dien verstande dat:
  • de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden;
  • de afstand van een erker tot de naar de weg gekeerde perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • de gezamenlijke oppervlakte per erker niet meer dan 6 m² mag bedragen;
  • de gezamenlijke oppervlakte van een erker niet wordt meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
  1. f. de eis dat bij een aanvraag van een omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte moet worden gerealiseerd indien op andere wijze in de nodige parkeer- en/of stallingsruimte wordt voorzien;
  2. g. de bestemmingsregels en kan logiesverstrekking worden toegestaan, waarbij in ieder geval wordt getoetst aan de volgende criteria:
  1. 1. vestiging is toegestaan binnen de gehele gemeente;
  2. 2. vestiging moet plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, en mag zowel in een hoofdgebouw als in een bijgebouw gerealiseerd worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
  3. 3. in een bijgebouw mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
  4. 4. het bijgebouw dient in de directe nabijheid van en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
  5. 5. de uiterlijke kenmerken van het bijgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
  6. 6. er mogen maximaal drie slaapkamers gerealiseerd worden;
  7. 7. er mag geen keukenblok in de kamers worden gemaakt;
  8. 8. het parkeren dient op het eigen erf plaats te vinden;
  9. 9. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging;
  10. 10. de vestiging is alleen toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
  11. 11. de vestiging mag geen onevenredige afbreuk doen aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving.

7.2 Afwegingskader

Een in 7.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

8.2 Bouwen

8.3 Gebruik

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kerkinge 11, Zuidwolde vastgesteld op 18 juni 2020.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

Op het perceel Hoofdstraat 92 in Zuidwolde is een woonboerderij gevestigd op groot perceel. Initiatiefnemer is voornemens het perceel aan de achterzijde op te splitsen en een nieuwe woning op het achterterrein te realiseren, op het meest noordelijke deel van het perceel.

Bij schrijven van 12 februari 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders aangegeven in principe medewerking te verlenen aan dit voornemen.

Met dit plan wordt voorzien in een gewijzigd bestemmingsvlak ‘Centrum’ om de gewenste nieuwbouw van het woon/werk gebouw mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen in het centrum van het dorp Zuidwolde, globaal aan de noordzijde van het plein van de Hervormde kerk aan de Hoofdstraat. Het perceel is plaatselijk bekend als Hoofdstraat 92 en is kadastraal bekend als Zuidwolde, sectie I, nummer 1151 en heeft een oppervlakte van 3.325 m².

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de weg Kerkinge en aan de noordzijde begrenst door het percelen Kerkinge 9 en Hoofstraat 90 en 90a.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied (gehele perceel Hoofdstraat 92)

1.3 Verantwoording

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 3 gaat in op het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 worden de uitgevoerde onderzoeken beschreven. De juridische aspecten van het plan komen in hoofdstuk 5 aan de orde. Hoofdstuk 6 behandelt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Huidige Situatie

Op het perceel Hoofdstraat 92 staat aan de zuidzijde een voormalige boerderij die nu in gebruik is als woning. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn jaren geleden gestopt en sindsdien functioneert de boerderij alleen als woning. De boerderij staat op een ruime kavel en de boerderij staat bekend als karakteristiek. Het perceel wordt bewoond door de familie van de Initiatiefnemers. De hoofdingang van het perceel is aan de Hoofstraat gelegen. Er is nog een achteruitgang aan de Kerkinge.

In de beheersverordening Zuidwolde, zoals vastgesteld op 30 juni 2016, zijn de gronden Hoofdstraat 92 aangeduid als ‘Centrum’. Daarbij zijn de gronden aangeduid met de waarde ‘Archeologie 2’. De boerderij is aangegeven als zijnde 'karakteristiek'. Deze aanduiding ligt aan de voorzijde en aan weerszijden van de boerderij nauw om de bebouwing heen. Aan de achterzijde is een bouwvlak aangegeven, die voor 60% bebouwd mag worden, waarbinnen een aantal bijgebouwen staan en geen bouwmogelijkheden meer zijn.

Hierna volgt een uitsnede van de kaart bij de beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0002.png"

Afbeelding 2: uitsnede beheersverordening Zuidwolde met het plangebied in het rood omcirkelt

Binnen de betreffende beheersverordening is gesteld dat de reeds aanwezige bouwwerken zijn toegestaan en op dezelfde locatie mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen. De huidige situatie van het plangebied is weergegeven op afbeelding 3 in de volgende paragraaf.

2.2 Toekomstige Situatie

Zoals in de inleiding al is aangegeven is het bedoeling om het meest noordelijke deel van het perceel af te zonderen en hier een nieuwbouwwoning te realiseren. De begrenzing van het perceel is globaal aangegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0003.png"

Afbeelding 3: Globale begrenzing perceel nieuwbouw (bron PDOK)

Het is de bedoeling dat de woning wordt ontsloten aan de achterzijde aan de weg Kerkinge. Voor wat betreft de situering van de woning is vooral gekeken naar de positionering van de woning Kerkinge 9 (bebouwingsdiepte). Verder zal de woning zoveel mogelijk aan de noordkant van het perceel worden gesitueerd voor een optimale bezonning en maximaal gebruik van onder andere de zonnepanelen.

Uitgangspunt verder is dat de woning bestaat uit 1 bouwlaag met kap. Het plan is om de garage aan de noordoostkant van het perceel te situeren.

Met dit plan zal voorzien worden in een woonbestemming. Door middel van een bouwvlak ter hoogte van de bestaande te behouden bebouwing en de voorgenomen nieuwbouw zal voorzien worden in bouwvlakken. De bouwregels van dit plan zijn afgestemd op het vastgesteld van het voorgenomen bouwplan.

2.3 Ruimtelijke Kwaliteit

De omgeving is te typeren als een dorpscentrumgebied met een verwevenheid van wonen en werken. Het perceel bevindt zich op het randgebied van wonen en van het centrumgebied.

Door de situering van de nieuwbouw vergelijkbaar te maken met het perceel Kerkinge 9 wordt bereikt dat een meer normaal straatbeeld wordt verkregen. Voor een deel verdwijnt de achterkant van het perceel Hoofdstraat 92 en vormt vervolgens de voorkant van het nieuwe perceel.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de nationale Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft het Rijk haar visie aan op de ruimtelijke- en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie Rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Het Rijk kiest daarbij voor een meer selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.

Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel 3.1.6 lid 2-4 Bro). Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.

3.1.3 Bestaand stedelijk gebied

Als eerste dient bepaald te worden of deze ontwikkeling is voorzien in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1.1.1 lid 1 aanhef en onder h Bro wordt bestaand stedelijk gebied als volgt gedefinieerd:

"bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

Het plangebied is gelegen in het centrum van het dorp Zuidwolde Zowel het plangebied als de omgeving is aan te merken als een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Geconcludeerd kan worden dat deze ontwikkeling is voorzien in bestaand stedelijk gebied. Daarmee is geen nadere onderbouwing van de Ladder der duurzame verstedelijk vereist.

Dat wil niet zeggen dat de ontwikkeling is toegestaan. Er dient voldaan te worden aan een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 4 (onderzoeken) is nader onderbouwd dat met dit plan voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast dient het plan uiteraard te voldoen aan provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

Conclusie

Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro, geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. En op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, welke op 1 november 2018 in werking is getreden.

In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde- en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe, maar even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid. De provincie Drenthe wil voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal economische structuur van Drenthe, met daarbij centraal het onderscheid tussen stad en land en het complementaire karakter van deze gebieden.

Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als ‘Multifunctionele gebieden’. Multifunctionele gebieden zijn gebieden waar geen sprake is van een hoofdfunctie die leidend is. Van belang voor deze gebieden is dat de functies en kernkwaliteiten moeten worden behouden en worden ontwikkeld. Vaak is hier sprake van een gebiedsgerichte benadering waarbij maatwerk is vereist. Het uitgangspunt is dat van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mogen ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.

Kernkwaliteiten

De locatie ligt in het gebied met de 'kernkwaliteit landschap' - esdorpenlandschap'.

Voor de provincie staan de volgende twee doelstellingen centraal:

  1. 1. behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting
  2. 2. behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.

Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

De locatie ligt in het gebied met de 'kernkwaliteit cultuurhistorie - respecteren'. Voor de provincie staan de volgende twee doelstellingen centraal:

  • Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
  • Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van partners.

Verder ligt het plangebied in het deelgebied Hollandscheveld en Hoogeveen waar de ambities is om:

  • Gebruik te maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen;
  • Het zichtbaar houden van de plaatsing van de bospercelen van het bos bij Hollandscheveld binnen de oude perceelsstructuren, en het in stand houden van de rafelige, verspringende randen van dit bos.

In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op cultuurhistorie.

Voor de kernkwaliteit aardkundige waarden geldt voor de locatie het 'generieke beschermingsniveau'. In deze gebieden wil de provincie de lokale aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Vanuit dit aspect zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

Voor de kernkwaliteit archeologie is het 'generieke beschermingsniveau' van toepassing, waarbij geldt dat behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen. In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op archeologie.

Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur en rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Provinciale Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Drenthe

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen.

De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten (artikel 2.6).

Daarnaast mag een ruimtelijk plan dat gelegen is buiten het bestaand stedelijk gebied alleen voorzien in nieuwe woningbouw indien deze past binnen de afspraken die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en de woonvisie (artikel 2.17). Tevens kan een ruimtelijk plan slechts in ruimte vragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woningbouw indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. Incidentele bouwmogelijkheden zoals het splitsen van boerderijen in twee of meer woningen zijn op voornoemde uitgezonderd.

De ruimtelijke ontwikkeling waarin dit plan voorziet blijft binnen de grenzen van het bestaande erf. Binnen het plangebied en de directe omgeving hiervan is al sprake van bebouwing. Deze bebouwing wordt deels uitgebreid voor nieuwbouw. Met dit plan blijft de verkaveling en wegenstructuur intact. De nieuwe bebouwing wordt als passend gezien in het straat- en bebouwingsbeeld van het centrum van Zuidwolde. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling waarin dit plan voorziet worden de voornoemde kernkwaliteiten niet aangetast. Zoals aangegeven in paragraaf 3.1.2 wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarmee is dit plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Conclusie

De conclusie is dat de ontwikkeling die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen de beleidskeuzes van de provincie en dat er geen afbreuk aan de kenmerken van het gebied wordt gedaan. Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Waterschapsbeleid

Vanaf 1 januari 2016 zijn de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland gefuseerd tot Waterschap Drents Overijsselse Delta (hierna WDODelta). Het plangebied is gelegen binnen het gebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Voor het gebied is het vastgesteld waterbeheerplan 2016 - 2021 Reest en Wieden van toepassing. Het waterplan is opgesteld in samenhang met de waterschappen binnen het beheersgebied Rijn-Oost. Bij het opstellen van dit beheersplan waren de omgevingsplannen (Drenthe en Overijssel) en een waterhuishoudingsplan (provincie Gelderland) kader stellend.

Het waterschap laat in dit waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten we in de samenwerking met onze partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor onze primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Bij ruimtelijke plannen adviseert het waterschap om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Ruimtelijke aanpassingen kunnen bijdragen aan het voorkomen van een overstroming of wateroverlast en het beperken van eventuele gevolgen. Daarnaast gaat het ook om de bijdrage die inwoners, gemeenten, provincies en belangenorganisaties zelf kunnen leveren aan waterveiligheid. De betrokkenheid vanuit de samenleving bij de gewenste veiligheid is een belangrijk aandachtspunt in de planperiode.

Doelstellingen voor ruimtelijke plannen:

  • Het beperken van de gevolgen van wateroverlast en overstromingen (overlast, schade en slachtoffers).
  • Het vergroten van het bewustzijn van de (resterende) eigen verantwoordelijkheid van de inwoners, overheden en bedrijven.
  • Het plan voorziet in de bouw van een nieuwe woning op het perceel Hoofdstraat 92 in Zuidwolde. Door de voorgenomen bouw zal het aantal vierkant meters aan verharding toenemen.

Voor dit plan is de digitale watertoets doorlopen. De resultaten zijn weergegeven in paragraaf 4.3

3.4 Regionaal Beleid

3.4.1 Woonvisie Zuid-west Drenthe

De afstemming van de regionale woningbouw afstemming vindt onder andere plaats via de Regionale Woonvisie. De Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe (eerste fase) is in oktober 2012 door het college van de gemeente De Wolden en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. De opgave voor woningbouw ligt in de regio Zuidwest op ongeveer 3.700 woningen van 2010 tot 2020 volgens de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012.


Op basis van de volgende uitgangspunten is tot onderstaande verdeling gekomen van de bevolkingsprognose XVIII:

  1. 1. In de Omgevingsvisie is leidend dat het stedelijk gebied twee derde van de opgave kan realiseren en de plattelands gemeenten/kernen een derde van deze opgave.
  2. 2. De verdeling van de woningbouwruimte die in de handreiking 2009 is opgenomen en is gebaseerd op de huishoudensprognose XVII van 2009.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0004.png"

Afbeelding 4: Woningbouwprogramma 2012-2020

Naar aanleiding van de vaststelling van de regionale woonvisie en bevolkingsprognose XVIII is het Uitvoeringsprogramma aangepast. Op 31 januari 2013 is deze gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.


Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad het Woonplan 2017-2022: ‘Een leven lang wonen’ vastgesteld. Het woonplan voorziet in een fors woningbouwprogramma van in totaal 440 woningen tot en met 2022. Daarin worden alle doelgroepen voorzien, zowel onze eigen inwoners als nieuwe inwoners, starters, alleenstaanden, (jonge) gezinnen, senioren en zorgbehoevenden.

Conclusie

Bij de voorgenomen ontwikkeling betreft de ontwikkeling van één woning binnen bestaand bebouwd gebied en zorgt voor een kwaliteitsslag in de directe omgeving. Daarom is het plan niet strijdig met de Woonvisie Zuid-west Drenthe.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Structuurvisie de Wolden (2011)

In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.

De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.

Het projectgebied is op de visiekaart aangeduid als kerndorp. In de structuurvisie is bepaald dat Zuidwolde behoort tot de vijf grootste dorpen van de gemeente, die worden gezien als de belangrijkste dorpen van de sociale structuren. Bij alle kerndorpen zet de gemeente in op nieuwbouw (het creëren van aanbod) passend bij de aard en schaal van de dorpen. Naast de in de visie aangegeven nieuwbouw locaties acht de gemeente De Wolden, het in een tijd waarin de krimp van de bevolking plaatsvindt, belangrijk om in te zetten op de kwaliteit van de bestaande bebouwing. Herstructurering is daarmee een middel om verpaupering tegen te gaan.

Met voorliggend bouwplan wordt voorziet in een inbreidingslocatie binnen het centrum van Zuidwolde.

Conclusie

Bij de voorgenomen ontwikkeling gaat het om een inbreidingslocatie binnen bestaand bebouwd gebied en zorgt voor een kwaliteitsslag in de directe omgeving en is daarom niet strijdig met de uitgangspunten van de Structuurvisie de Wolden.

3.5.2 Woonplan 2017-2022

Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad het Woonplan 2017-2022: ‘Een leven lang wonen’ vastgesteld. Het woonplan voorziet in een fors woningbouwprogramma van in totaal 440 woningen tot en met 2022. Daarin worden alle doelgroepen voorzien, zowel onze eigen inwoners als nieuwe inwoners, starters, alleenstaanden, (jonge) gezinnen, senioren en zorgbehoevenden.


Voor de komende jaren geeft de gemeente De Wolden prioriteit aan de volgende ontwikkelingen:

  • Kansen voor nieuwbouw benutten waar die zich voordoen.
  • De totale nieuwbouwopgave voor de komende jaren is aanzienlijk. Wij willen daarom ruimte geven aan initiatieven die aantoonbaar inspelen op een vraag, om zo de kansen die zich voordoen optimaal te benutten.
  • De gemeente heeft een voorkeur voor inbreiding, vanwege de landschappelijke kwaliteit.
  • Betaalbare woonruimte realiseren, zowel huur als koop.
  • Afstemming van ontwikkelingen binnen de regio.
  • Voldoende sociale huurwoningen.


Andere hoofdpunten uit dit Woonplan zijn:

  • Langer zelfstandig thuis wonen mogelijk maken.
  • Alle woningen in 2040 energieneutraal.
  • Inwoners en ondernemers stimuleren om hun vastgoed energiezuiniger te maken.
  • De gemeente wil de leefbaarheid in de Woldense dorpen goed houden - ook als de samenstelling van de bevolking verandert door de vergrijzing en ontgroening.
  • Kwaliteit van voorzieningen gaat boven nabijheid, het in stand houden van voorzieningen is dus geen doel op zich.
  • Bereikbaarheid is een belangrijke factor in de leefbaarheid.


Om alle inwoners een passende woning te kunnen bieden, kiest de gemeente voor een gedifferentieerd nieuwbouwprogramma met zowel goedkopere als duurdere huur- en koopwoningen. - Volgens de woningbehoefteraming is er in de komende jaren nauwelijks behoefte aan nieuwbouw in het goedkoopste segment.


Uit het Woonplan blijkt dat er in de periode 2017 - 2022 in Zuidwolde nog woningen moeten worden gebouwd.


De gemeente streeft naar een woningbouwprogramma met zowel goedkopere als duurdere huur- en koopwoningen. In alle dorpen is er ruimte om te bouwen en net als in het vorige woonplan houdt de gemeente vast aan een risicodragende rol in de kerndorpen en een faciliterende rol in kleine kernen. Daarnaast houdt de gemeente ook vast aan het uitgangspunt inbreiding (bouwen binnen de bestaande bebouwing) boven uitbreiding.


Een ander belangrijk punt is dat de gemeente zich blijft inzetten voor de bouw van voldoende goedkope woningen (< € 150.000) met een gemiddelde toevoeging van 20 woningen per jaar. De grens van een sociale koopwoning blijft € 180.000.


De gemeente wil actief inzetten om langer zelfstandig thuis wonen mogelijk maken. Ook ligt er een ambitie om in 2040 alle woningen in De Wolden energieneutraal te maken. Naast deze ambities wordt ook gekeken hoe en/of welke (financiële) instrumenten de gemeente kan inzetten om deze doelen te bereiken.


In de planvorming is voor de te bouwen woning rekening gehouden met de genoemde prioriteiten uit het woonplan. het plangebied betreft immers een inbreidingslocatie en er is ruimte om woningen te bouwen.

Conclusie

Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria uit het Woonplan 2017-2022.

3.5.3 Welstandsnota 2013

In de gemeente De Wolden bestaat de bestuurlijke wens tot deregulering en om meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. Deze wens heeft er toe geleid dat in de raadsvergadering van 13 december 2012 de raad besloten heeft tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente. Daarmee heeft de gemeenteraad het vertrouwen in de burger uitgesproken dat hij/zij de verantwoordelijkheid aan kan om op een juiste wijze met de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente De Wolden om te gaan.

Het plangebied is op de kaart behorende bij de welstandnota 2013 aangewezen als welstandvrij gebied.

Conclusie

Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.

Het plan omvat een inbreidingsmogelijkheid in het centrum van Zuidwolde, die de bouw van een woning mogelijk maakt op het achtererf van het perceel Hoofdstraat 92.

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.

Door Milieu adviesbureau EcoReest is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op het perceel Hoofdstraat 92. De resultaten van dit onderzoek is weergegeven in een rapport dat als Bijlage 3 bij deze toelichting is gevoegd. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport zijn hieronder integraal overgenomen: Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de bovengrond, in de ondergrond en in het grondwater geen overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, is hiermee derhalve bevestigd.

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, concluderen wij dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygienische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygienische belemmering in relatie tot de woonbestemming van het terrein.

Toepassing van eventueel vrijkomende grond op het terrein zelf achten wij milieuhygienisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaatsvinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend grondonderzoek conform het Besluit Bodemkwaliteit. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.

Conclusie

Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht.

4.1.2 Bedrijven en milieuzonering

Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.

Met dit plan wordt een nieuwbouwwoning mogelijk gemaakt. De toevoeging van woningen kan een belemmering opleveren voor nabij gelegen bedrijven. De bedrijvigheid kan het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen belemmeren. Hieronder is het toevoegen van het wonen nader beoordeeld.

In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uitgegeven voor de VNG staan uitgebreide lijsten met richtafstanden. De genoemde richtafstanden zijn gebaseerd op een rustige woonwijk. Indien het plangebied is gelegen in een zogenaamd gemengd gebied is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de aangegeven richtafstanden een stap worden verlaagd. Het plangebied en omgeving kunnen volgens de brochure Bedrijven en Milieuzonering beschouwd worden als een gemengd gebied. Er is sprake van een gebied met een verwevenheid van centrum functies. De Hoofdstraat maakt onderdeel uit van de hoofdwegenstructuur van Zuidwolde.

Wonen

In de bestaande situatie is sprake van een centrumfunctie. Binnen de bestemming zijn woningen, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca mogelijk als zijnde bestaand gebruik. In de huidige situatie is veelal al sprake van een verwevenheid van woningen de voornoemde bedrijvigheid.

De met dit plan toegestane gebruiksfuncties zijn gelijk aan de huidige toegestane gebruiksfuncties. Daarmee kan het woon- en leefklimaat van nabij gelegen woningen niet (extra) belemmerd worden met dit plan. Met dit plan wordt voorzien in functies welke passend zijn in een centrum. Daarmee zal het woon- en leefklimaat van het centrum van Zuidwolde niet verslechteren.

Bedrijvigheid

De percelen in de nabijheid omgeving van het plangebied hebben eveneens een centrumfunctie alsmede de bestemming ‘Maatschappelijk’.

De maatschappelijke bestemming in de directe omgeving betreft de kerk. Een kerkgebouw is met categorie 2 met een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied. De nieuwbouwlocatie is op meer dan 10 meter afstand van de kerk gesitueerd. Verder bevinden zich verschillende kleinschalige bedrijven aan de Hoofdstraat. Dit zijn echter geen bedrijven met een grote milieuhindercontour dit zijn allemaal bedrijven tot maximaal categorie 2. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk en 10 meter in gemengd gebied. De nieuwbouwlocatie is op meer dan 10 meter afstand van deze bedrijven gesitueerd.

De met dit plan voorgenomen woning is op groter afstand van de bestemmingsvlakken van de voornoemde bedrijven gesitueerd dan de voornoemde richtafstanden. Daarmee kan geconcludeerd worden dat met dit plan sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.

4.1.3 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.


De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.


Binnen het plangebied wordt een nieuwbouwwoning gerealiseerd. Wonen wordt gezien als een geluidsgevoelige functie. Op grond van de Wet geluidhinder dient er een akoestische afweging in het kader van dit op te stellen bestemmingsplan te worden gemaakt.

De wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Zuidwolde in de nabijheid van het plangebied zijn aangewezen als 30km zone. Op grond van de Wet geluidhinder kan een akoestische afweging achterwege blijven betreffende wegen gelegen binnen de 30 km zone.

Conclusie

Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht.

4.1.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt, niet leiden tot het overschrijden van de aangegeven grenswaarde, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een aangegeven grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  1. 1. woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  2. 2. infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  3. 3. kantoorlocaties: 10.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 20.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Het bestemmingsplan betreft slechts de nieuwbouw van een woning, daarom kan geconcludeerd worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.

4.1.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico’s die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.

In de nabijheid van het plangebied (straal 500m) bevinden zich geen bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen, geen transportroutes op spoor en weg en geen transport via buisleidingen plaats.

Conclusie

Vanwege externe veiligheid is er geen belemmering in dit bestemmingsplan vast te stellen

4.1.6 Besluit m.e.r.

Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Er zijn drie onafhankelijke sporen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht:


Uit toetsing aan de hand van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) blijkt dat het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planMER-plichtig, besluitm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelings- plichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor (bestemmings)plannen dient te worden getoetst aan de activiteiten en drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage bij het besluit m.e.r.. In het geval de activiteit genoemd wordt in onderdeel D, maar die onder de drempelwaarden vallen, dan is een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' nodig. Bij de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect). Indien belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten, dan is niet alsnog een (plan)m.e.r. (-beoordeling) op grond van het Besluit m.e.r. noodzakelijk.


In het geval van een (bestemmings)plan: indien een 'passende beoordeling' op grond van de Wet natuurbescherming voor dit plan verplicht is vanwege de in het plan opgenomen activiteiten. Een passende beoordeling is verplicht indien significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten;


Wanneer Provinciale Staten in haar provinciale milieuverordening activiteiten hebben aangewezen, aanvullend op de activiteiten in het Besluit m.e.r., die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.


Toets MER-plicht

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor de realisatie van maximaal 12 woningen. De activiteit die mogelijk wordt gemaakt (wonen) valt onder categorie 'D 11.2 uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarden van de betreffende categorie worden niet overschreden of zijn niet van toepassing (oppervlakte van 200 hectare of meer, 2.000 of meer woningen en bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer). Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling blijkt of niet alsnog een m.e.r.-procedure op grond van het Besluit m.e.r. moet worden doorlopen. In de volgende paragraaf is de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' behandeld. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, circa 11,5 kilometer. Gelet op de soort activiteit (wonen), de huidige bestemming en de afstand tot aan het Natura 2000-gebied, is geoordeeld dat is uit te sluiten dat er significante negatieve effecten optreden op het Natura 2000-gebied. Dit betekent dat er geen 'passende beoordeling' op grond van de Wet Natuurbescherming voor dit plan verplicht is en er derhalve, via dit spoor, ook geen sprake is van een planMER-plicht.


De Provinciale Staten van Overijssel hebben momenteel geen activiteiten aangewezen die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht. Derhalve is er via dit spoor ook geen sprake van een planMER-plicht voor dit bestemmingsplan.


Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling altijd nodig als een besluit of plan wordt voorbereid over activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden liggen. Dit is het geval bij het voorliggend bestemmingsplan. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. De toetsing dient te worden gedaan aan de hand van de criteria uit Bijlage III bij de Europese richtlijn m.e.r. (kenmerk project, plaats project en kenmerk potentieel effect).


Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten is geoordeeld dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling is het relevant om te melden dat het plangebied niet in een Belvedere-gebied, een waterwingebied en een grondwaterbeschermingsgebied ligt. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure noodzakelijk op grond van het Besluit m.e.r.


Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die grote nadelige gevolgen hebben voor het milieu. Het opstellen van een milieueffectrapportage (MER) en het doorlopen van de bijbehorende m.e.r.-procedure is dan ook niet verplicht. Er is daarom geen MER opgesteld.

4.2 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Wet Natuurbescherming. De gebiedsbescherming vindt plaats via Vogel- en Habitatrichtlijn ("Natura 2000-gebieden").

Er heeft een quickscan Ecologie plaatsgevonden door EcoReest. Het rapport is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd. De conclusies en aanbevelingen uit het rapport zijn hieronder integraal opgenomen:

Soortenbescherming

Binnen de onderzoekslocatie zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels als beschreven in de Wet natuurbescherming aangetroffen. Daarnaast zijn er geen beschermde soorten of potentiële nest – of verblijfplaatsen voor beschermde soorten aangetroffen.

De overige te verwachten diersoorten zijn aangemerkt als vrijgestelde soorten waarvoor in het kader van bestendig beheer, bestendig gebruik, onderhoud aan infrastructuur of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. Dit houdt in dat in het kader van de Wet natuurbescherming geen ontheffing noodzakelijk is voor het uitvoeren van de voorgenomen werkzaamheden. Daarnaast worden populaties van bovengenoemde soorten niet in gevaar gebracht. Het zal voornamelijk gaan om verstoring van individuen.

In de bomen rondom de onderzoekslocatie kunnen algemene vogelsoorten tot broeden komen. Alle in gebruik zijnde vogelnesten zijn beschermd. Voor het broedseizoen wordt geen standaard periode gehanteerd, van belang is of er een broedgeval aanwezig is. Globaal loopt het broedseizoen van vogels van 1 maart tot 1 september. Dit is afhankelijk van de soort en van de klimatologische omstandigheden.

Wij merken op dat te allen tijde de zorgplicht blijft gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend.

Gebiedsbescherming

De onderzoekslocatie is gelegen ten zuiden van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Dwingelderveld. De afstand tussen de onderzoekslocatie en dit Natura 2000-gebied bedraagt circa 11,5 kilometer. Gelet op de afstand tot het gebied, de kernopgave van het gebied en de aard van de geplande ingreep is er geen onderzoek in het kader van gebiedsbescherming binnen de Wet natuurbescherming uitgevoerd.

Daarnaast is de locatie gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland. Daar er geen sprake is van aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN is verder onderzoek naar invloeden op het NNN niet van toepassing.

Stikstof

Wat betreft stikstof zal in de gebruiksfase iets meer stikstof worden uitgestoten dan in de huidige situatie het geval is. De gebruiksfunctie van het gebied verandert namelijk van gronden die in gebruik zijn als tuin naar een woning. Deze toename zal echter minimaal zijn. Het gaat namelijk maar om één woning en deze woning zal gasloos wordt gebouwd. Wat betreft de aanlegfase zal de uitstoot van stikstof een piekmoment kennen. Het plangebied ligt echter op een afstand van circa 11,5 km ten opzichte van het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied waardoor het effect van zowel de gebruiksfase als de aanlegfase minimaal is. Gelet op de afstand tot het gebied en de toekomstige gebruiksfunctie is er zeer waarschijnlijk geen sprake van significante nadelige effecten op dit Natura 2000 gebied.

Momenteel is het zo dat er landelijk beleid wordt uitgewerkt met betrekking tot stikstof en het is zeer aannemelijk dat voor dergelijke ontwikkelingen in de toekomst geen berekening meer nodig zal zijn ten aanzien van het aspect stikstof. Mocht er toch nog om een berekening verlangt worden kan er in het kader van de vergunningverlening (omgevingsvergunning) eventueel nog een uiteindelijke toetsing plaatsvinden wat betreft stikstof.

Conclusie

Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten.

4.3 Water

Algemeen

De watertoet is uitgevoerd op de website www.dewatertoets.nl. De watertoets is opgenomen in Bijlage4. Via deze weg in het waterschap geinformeerd over het voornemen. Op basis van deze digitale toets kan de korte procedure gevolgd worden. Het waterschap gaat akkoord met het plan, mits voldaan wordt aan de uitgangspunten uit de standaard waterparagraaf, zoals hieronder is beschreven.

Standaard waterparagraaf
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te toetsen op water , de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze waterparagraaf heeft betrekking op Hoofdstraat 92 Zuidwolde.


Relevant beleid

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in Water Raakt!. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Het waterbeleid is al behandelt in paragraaf 3.3.


Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.


Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Dit zal dan ook gebeurden bij de voorgenomen plannen. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi s heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Dit zal bij de voorgenomen ontwikkeling dan ook ten alle tijde worden voorkomen. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) wordt geinfiltreerd in de omliggende grond.

Watervergunning (of melding) op grond van de Keur

Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding. Er worden geen werkzaamheden verricht in de beschermingszone van een waterstaatswerk. Er wordt geen hemelwater afgevoerd op oppervlaktewater of grondwater onttrokken. Een watervergunning hoeft daarom niet aangevraagd te worden.

Conclusie

Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan te verwachten.

4.4 Cultuurhistorie En Archeologie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.

Monumenten

De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van de beide plangebieden gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen. In de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen.

Archeologische beleidskaart

Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld.

Het plangebied is op de kaart aangeduid met de waarde ‘historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties.’ In deze gebieden is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm –Mv. Daarmee zou voor bodemingrepen van meer van 100 m² en dieper van 30 cm –Mv een rapport moeten worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die zouden kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.

Door het Bureau voor Archeologie is archeologisch onderzoek gedaan op het perceel Hoofdstraat 92 aan de hand van boringen in het plangebied en bureauonderzoek. De rapportage is als Bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd.

De samenvatting en het advies uit de rapportage is integraal opgenomen in deze toelichting:

Bureau voor Archeologie heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek in de vorm van boringen uitgevoerd in verband met de nieuwbouw van een woning aan de Hoofdstraat 92 te Zuidwolde. Het onderzoek is onderdeel van een herziening van de bestemming naar wonen.

De vraagstelling van het onderzoek luidt: hoe kan rekening gehouden worden met eventuele archeologische waarden bij de voorgenomen ontwikkeling? Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van de KNA, protocollen 4002 en 4003. In het kader van het onderzoek zijn kaarten, databases en literatuur geraadpleegd om te komen tot een gespecificeerde archeologische verwachting van het gebied.

In het plangebied wordt een woning gebouwd.
Uit het bureauonderzoek blijkt dat de archeologische verwachting met name hoog is voor resten van achtererven van bewoning langs de Hoofdstraat vanaf de late middeleeuwen tot in de eerste helft van de nieuwe tijd. Het gebied ligt op de gemeentelijke beleidskaart binnen de historische kern van Zuidwolde. Feitelijk maakte het plangebied deel uit van de laaggelegen weilanden ten westen van het dorp. De relatief lage ligging geeft het gebied een lage verwachting voor de overige archeologische perioden. Booronderzoeken die tot op heden in de omgeving zijn uitgevoerd hebben steeds een sterk verstoord bodemprofiel aangetoond.

In het plangebied zijn zes boringen gezet tot circa 100 cm -mv. Hieruit blijkt dat de bodem geroerd is tot in de C horizont. De geroerde bovengrond heeft een dikte van 45 tot 100 cm. Aangezien geen resten van een podzolbodem zijn aangetroffen, wordt verondersteld dat de bodem is afgegraven of dat de grondwaterstand altijd dermate hoog heeft gestaan dat geen podzolisatie heeft plaatsgevonden. In beide gevallen is de kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten klein.

De kans dat nog archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn, wordt klein geacht. Geadviseerd wordt om geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied uit te voeren.

Bureau voor Archeologie adviseert het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.

Dit onderzoek is met grote zorgvuldigheid uitgevoerd. Het is echter nooit uit te sluiten dat bij de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen op plaatsen en dieptes waar die niet worden verwacht. Eventuele archeologische resten is men verplicht te melden bij de Minister van OCW in overeenstemming met de Erfgoedwet uit 2015. In dit geval wordt aangeraden om contact op te nemen met de gemeente De Wolden.

Cultuurhistorische waardenkaart

Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk vastgesteld (inrichting en beheer).

Op basis van de Historisch-(steden)bouwkundige inventarisatiekaart ligt het plangebied hoofdzakelijk in de ruimtelijke ontwikkeling na 1965. Een klein gedeelte ligt nog binnen de historische kern 1900. Het gehele perceel waarop de ontwikkeling betrekking heeft ligt buiten het beschermd dorpsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0005.png"

Afbeelding 5: Historische-(steden)bouwkundig inventarisatiekaart met globaal plangebied (rood)

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00455-0401_0007.png"

Afbeelding 6: Legenda Historsiche inventarisatiekaart

Grenzend aan de achterzijde van het plangebied liggen twee percelen met panden met een cultuurhistorische waarde tot de periode1965. Deze panden, op de percelen Hoofdstraat 86 en 88, als meest dichtstbijzijnde historische panden zijn gericht naar de Hoofdstraat. De nieuw op te richten woning in het plangebied is gericht naar de Kerkinge. In feite grenzen de achterzijden van de percelen aan elkaar. De cultuurhistorische waarden van de twee panden worden niet aangetast of verminderd door realisering van de nieuwbouwwoning.

Conclusie

Voor wat betreft het aspect archeologie wordt het plangebied vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkeling. Mocht tijdens graafwerkzaamheden blijken dat toch archeologische resten worden aangetroffen dan is men verplicht deze te melden bij de Minister van OCW. Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Plansystematiek

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De bestemmingsartikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en in dit geval een wijzigingsbevoegdheid. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten algemene regels.

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.

5.2 Nadere Toelichting Op De Regels

Er wordt met plan voorzien de bestemming Wonen. Hierbij is aansluiting gezocht bij de naastgelegen woning. Het perceel is voorzien van een bouwvlak. Binnen beide bouwvlakken is een hoofdgebouw voor wonen en werken toegestaan.

Bij de hoofdgebouwen zijn bijgebouwen ter hoogte van daarvoor op de verbeelding aangegeven specifieke bouwaanduiding. Daarnaast is voorzien in bouwregels met betrekking tot de afstand tot de perceelgrens, dakhelling, bouw- en goothoogte.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het bestemmingsplan Kerkinge 11 is in het vooroverleg bij de provincie en het waterschap neergelegd. Het waterschap heeft geconstateerd dat de watertoets goed is doorlopen. Verder zijn er geen opmerkingen van het waterschap. De provincie Drenthe geeft aan dat ze graag een schets van de toekomstige bebouwing zouden zien, zodat de cultuurhistorie relatie van het gebouw met de bestaande omgeving beter inzichtelijk wordt. Echter geven ze aan geen reden te hebben om in te grijpen in de verdere procedure.

Na het vooroverleg is het plan op een klein onderdeel gewijzigd. De provincie is hiervan ter kennisneming op de hoogte is gesteld.

Inspraak

Tevens heeft initiatiefnemer diverse buren geïnformeerd omtrent de plannen. Eén buurtbewoner is (na meerdere pogingen) nog niet mee in contact kunnen komen. Dit betreft de bewoners Kerkinge 10. Deze mensen zullen nog benaderd worden. De overige benaderde bewoners waren allemaal zeer positief. Er is tot op heden niemand geweest die negatief heeft gereageerd. Het betreft de bewoners van Hoofdstraat 88, Hoofdstraat 90, Kerkinge 9, Kerkinge 8, Kerkinge 12, Kerkinge 14 en Kerkinge 16.


Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft met de bijbehorende stukken met ingang van 19 maart 2020 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer. Er is een planschadeovereenkomst getekend.

18 juni 2020.

Bijlage 1 Lijst Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Wonen

Bijlage 1 Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen

Bijlage 1 Quickscan Ecologie

Bijlage 1 Quickscan Ecologie

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets