KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Woongebied
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 9
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Vigerende Bestemmingsplannen
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Plangebieden En Beoogde Ontwikkeling
2.1 Mfa Wissenkerke
2.2 Akkerrand Wissenkerke
2.3 Westweg Geersdijk
2.4 Oude School Kortgene
2.5 Stadspolder Midden Kortgene
2.6 Torendijk 105a Kortgene
Hoofdstuk 3 Wettelijke En Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Toetsing Beleidskader
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Bodem
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3 Water
4.4 Ecologie, Flora En Fauna
4.5 Milieuhinder
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Verkeer En Parkeren
4.8 Geluidhinder
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.11 Overige Belemmeringen
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Planvorm
5.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing
7.1 Overleg
7.2 Maatschappelijke Toetsing
Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Torendijk 105a Kortgene
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Mfa-locatie
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek Akkerrand Wissenkerke/oude School Kortgene
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Westweg Geersdijk
Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Stadspolder Kortgene
Bijlage 7 Archeologisch Advies
Bijlage 8 Watertoetsen Ontwikkellocaties
Bijlage 9 Aerius-berekening Mfa Wissenkerke
Bijlage 10 Aerius-berekening Akkerrand Wissenkerke
Bijlage 11 Aerius-berekening Westweg Geersdijk
Bijlage 12 Aerius-berekening Oude School Kortgene
Bijlage 13 Aerius-berekening Stadspolder Midden Kortgene
Bijlage 14 Natuurtoets
Bijlage 15 Notitie Ecologische Maatregelen
Bijlage 16 Nader Onderzoek Ecologie
Bijlage 17 Verkeer En Parkeren
Bijlage 18 Akoestisch Onderzoek Westweg Geersdijk
Bijlage 19 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Stadspolder Midden Kortgene
Bijlage 20 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Stadspolder Midden Kortgene
Bijlage 21 Aanmeldingsnotitie Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 22 Samenvatting En Beantwoording Vooroverlegreacties
Bijlage 23 Samenvatting En Beantwoording Zienswijzen

Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland

Bestemmingsplan - Gemeente Noord-Beveland

Vastgesteld op 18-04-2024 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan 'Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland' met identificatienummer NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01 van de gemeente Noord-Beveland;

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig de functie van het hoofdgebouw;

1.6 Achtererf:

gedeelte van het erf tussen de achtergevelrooilijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens;

1.7 Achtergevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.8 Afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en andere bouwwerken omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en andere bouwwerken omringende grond;

1.9 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.10 Archeologisch deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige inzake archeologie;

1.11 Archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.12 Archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen relicten;

1.13 Archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een partij die beschikt over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en die werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning kan worden verleend;

1.14 Archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.15 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.16 Bebouwingsgrens:

een op de verbeelding aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, tenzij in deze regels anders is bepaald;

1.17 Bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.18 Bedrijfs-/dienstwoning:

een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.19 Bestaand:

ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.20 Bestaand aantal woningen:

de op het tijdstip van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan legaal aanwezige of vergunde aantal woningen;

1.21 Bestaand bouwen:

de op het tijdstip van het ter visie leggen van het ontwerp van dit plan legaal aanwezige of vergunde bouwwerken;

1.22 Bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van dit plan aanwezige of vergunde gebruik van grond en opstallen;

1.23 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 Bevoegd gezag:

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.26 Bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.28 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 (Bouw)perceelsgrens:

de grens van een (bouw)perceel;

1.31 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

1.34 Deeltijdwonen:

een tweede woning die niet betrokken wordt als hoofdverblijf en niet verhuurd wordt aan recreanten;

1.35 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.36 Erf:

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

1.37 Escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

1.38 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 Gevellijn:

denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen;

1.40 Hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.41 Huishouden:

de bewoning van een woning door één persoon dan wel door meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid, niet zijnde kamerverhuur;

1.42 Kamerverhuur:

woonvorm waarin sprake is van woonruimte zonder eigen toegang en waarbij de bewoner(s) van de woonruimte afhankelijk is/zijn van één of meer gedeelde voorzieningen zoals keuken, badkamer, toilet, buiten de woonruimte;

1.43 Maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.44 Natuurwaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarden gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.45 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;

1.46 Omgevingsvergunning:

vergunning voor activiteiten;

1.47 Opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het bepalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en worden uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.48 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal twee wanden;

1.49 Passend in bebouwingsbeeld:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte,
  • een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en
  • een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.50 Peil:

de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt, en in de andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

1.51 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 Raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.53 Seksautomatenhal:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.54 Seksbioscoop/-theater:

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

1.55 Seksinrichting:

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 Stedenbouwkundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;

1.57 Straatprostitutie:

zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.58 Verkoopvloeroppervlak (vvo):

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.59 Voorgevel van een hoofdgebouw:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.60 Voorgevellijn:

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.61 Waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel) infiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins;

1.62 Weg:

als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994;

1.63 Wegenverkeerswet:

de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan:

1.64 Wonen:

het gehuisvest zijn in een (zelfstandige) woning/wooneenheid of ander daartoe bedoeld object;

1.65 Woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden:

  1. a. vrijstaande woning: een woning, die als woning niet aan een andere woning is aangebouwd en die zich op een zekere afstand van beide zijdelingse perceelsgrenzen bevindt;
  2. b. twee-aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde woningen (twee-onder-een-kap) of twee door middel van een bijgebouw geschakelde woningen (één-aan-één), en die met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd en zich op een zekere afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens bevindt;
  3. c. aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde woningen en die met minimaal één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd.
  4. d. gestapelde woning: een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze naast, boven dan wel onder elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het afgewerkte maaiveld, gewaarborgd is;

1.66 Woonruimte:

een gedeelte van een woning bedoeld voor het verblijven;

1.67 Zijdelingse bouwperceelsgrens:

de kadastrale grens van een bouwperceel tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt;

1.68 Zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.4 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.8 de diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel;

2.9 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.10 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.11 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.12 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.14 het bebouwde oppervlak:

optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald;

2.15 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overtekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. permanent wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - multifunctionele accommodatie' tevens:
    1. 1. medische en sociale/maatschappelijke voorzieningen;
    2. 2. zorgvoorzieningen;
    3. 3. levensbeschouwelijke en culturele voorzieningen;
    4. 4. commerciële voorzieningen;
    5. 5. kantoren.
  3. c. sportvoorzieningen;
  4. d. woonstraten en voet- en fietspaden;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. erven en tuinen;
  7. g. bermen en beplantingen;
  8. h. parkeervoorzieningen;
  9. i. speelvoorzieningen;
  10. j. verblijfsvoorzieningen;
  11. k. afvalverzamelvoorzieningen;
  12. l. beeldende kunstwerken;
  13. m. water, waterlopen, waterberging en waterhuishouding.

Deze gronden zijn mede bestemd voor tuinen, erven, paden, andere verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.2, sub b voor het toestaan van een maximale goot- of bouwhoogte van 10,00 meter, mits dit past in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. lid 3.2.3, sub a tot een maximum van 60 m², mits de 50% niet wordt overschreden;
  3. c. lid 3.2.3, sub c tot een minimum van 1,50 meter, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. d. lid 3.2.5 sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door het wijzigen van het maximaal aantal woningen door ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' meer woningen toe te staan, mits:

  1. a. de samenstelling van de woningvoorraad in Noord-Beveland niet onevenredig wordt verstoord;
  2. b. de toename van het aantal woningen past in het woningbouwprogramma;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. d. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. e. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bermstroken;
  2. b. bermsloten;
  3. c. schouwstroken;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water;
  6. f. paden.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 13.3 wordt in ieder geval ook gerekend het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bouwmaterialen, puin, bagger en grondspecie.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. permanent wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen', tevens garageboxen.

Deze gronden zijn mede bestemd voor tuinen, erven, wegen, paden, andere verhardingen, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. permanent wonen;
  2. b. ondersteunende medische en sociale/maatschappelijke voorzieningen;
  3. c. woonstraten en voet- en fietspaden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. bermen en beplantingen;
  6. f. parkeervoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. verblijfsvoorzieningen;
  9. i. afvalverzamelvoorzieningen;
  10. j. beeldende kunstwerken;
  11. k. water, waterlopen, al dan niet als secundaire watergangen met schouwstroken, waterberging en waterhuishouding.

Deze gronden zijn mede bestemd voor tuinen, erven, wegen, paden, andere verhardingen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 6.2.3, sub c en sub d mits:
    1. 1. deze maat met niet meer dan 1,00 meter wordt overschreden;
    2. 2. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. lid 6.2.3, sub e voor het bouwen op een afstand van minimaal 1,00 meter van de perceelsgrens, mits dit past in het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. lid 6.2.4, sub a tot een maximum van 60 m², mits de 50% niet wordt overschreden;
  4. d. lid 6.2.4, sub c tot een minimum van 1,50 meter, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. e. lid 6.2.5 sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor voor ondergrondse gastransportleidingen met een vrijwaringszone met een breedte van 5,00 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de ter plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' prevaleert boven de andere aldaar geldende bestemmingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de ter plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' prevaleert boven de andere aldaar geldende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 9

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie - 9' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de ter plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden, met dien verstande dat de bestemming 'Waarde - Archeologie - 9' prevaleert boven de andere aldaar geldende bestemmingen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Bestaande maten en afstanden

12.2 Dakterrassen

Voor dakterrassen gelden de volgende regels:

  1. a. dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan op de eerste bouwlaag;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - multifunctionele accommodatie' dakterrassen op alle bouwlagen toegestaan.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

13.1 Voorwaardelijke verplichting bodemkwaliteit

De gronden met de bestemmingen 'Gemengd', 'Wonen' en 'Woongebied' mogen worden gebruikt voor de functies in artikelen '3.1 sub a', '5.1 sub a' en '6.1 sub a' op voorwaarde dat is aangetoond dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor dit gebruik.

13.2 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

13.3 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het doen of laten gebruiken van gronden alsmede gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  2. b. het doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;
  3. c. het doen of laten gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw als gastenverblijf;
  4. d. het doen of laten gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor het bieden of ontvangen van mantelzorg;
  5. e. het doen of laten gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  6. f. het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruiken van een woning of bijbehorend bijgebouw.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

13.5 Parkeren

Elke functie biedt in principe parkeergelegenheid (p.p.) op het eigen bouwperceel overeenkomstig de minimale norm volgens de CROW/ASVV, publicatie 317 2012, of daaropvolgende uitgaven, met dien verstande dat deze norm inclusief bezoekersparkeren is en bij de parkeerbalans een onderscheid moet worden gemaakt tussen het theoretische en berekeningsaantal.

Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels

14.1 Vrijwaringszone molenbiotoop

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijkingen

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van een bouwwerk, geen gebouw zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5,00 meter toelaatbaar.

Artikel 17 Overige Regels

Waar in dit bestemmingsplan gronden zijn aangewezen voor de bestemming 'Leiding - Gas' mogen daar waar deze bestemming samenvalt met een andere bestemming op grond van de regels voor de ene bestemming geen bouwwerken, werken of werkzaamheden worden toegelaten indien deze op grond van de regels van een andere bestemming niet toelaatbaar zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

18.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 18.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

18.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 18.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van bestemmingsplan 'Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Noord-Beveland is voornemens om in de gemeente op een aantal locaties woningbouwprojecten te realiseren. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zijn gelegen op zeven locaties in de kernen Wissenkerke, Geersdijk en Kortgene. Het voornemen is om op deze locaties voornamelijk woningbouw toe te staan en op enkele locaties eventueel daarbij passende functies. De locaties zijn:

  • A. MFA Wissenkerke.
  • B. Akkerrand Wissenkerke.
  • C. Westweg Geersdijk.
  • D. Oude school Kortgene.
  • E. Stadspolder zuidzijde, Kortgene (vervallen bij vaststelling bestemmingsplan).
  • F. Stadspolder midden, Kortgene.
  • G. Torendijk 105A, Kortgene.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0001.png"

Figuur 1.1.1 Overzicht voornemen van zeven ontwikkellocaties voor woningbouw

De locaties en de daarop voorgenomen zes ontwikkellocaties worden verder toegelicht in hoofdstuk 2. De gewenste ontwikkelingen passen niet in de geldende bestemmingsplannen zoals beschreven in paragraaf 1.2. De gemeente wil middels dit bestemmingsplan een planologisch-juridisch kader stellen voor de ontwikkelingen.

1.2 Vigerende Bestemmingsplannen

De locaties zijn gelegen op verschillende plekken in de gemeente Noord-Beveland. In deze paragraaf wordt per locatie aangegeven wat het voornemen is en de strijdigheid met het huidige bestemmingsplan. Indien er in het huidige bestemmingsplan wijzigingsregels zijn opgenomen worden deze ook benoemd.

1.2.1 MFA Wissenkerke

Het plangebied voor woningbouw met daarbij een multifunctioneel centrum in Wissenkerke is gelegen in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Wissenkerke 2018' dat is vastgesteld op 27 november 2019. Op de locatie zijn voor vaststelling van dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Centrum' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -2' van toepassing. Daarnaast zijn de gebiedaanduidingen 'vrijwaringszone - molenbiotoop' en 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' opgenomen. Het voornemen om woningen toe te staan in het gebied past niet in het bestemmingsplan. Met de gebiedaanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied' is het mogelijk van de bouwregels af te wijken met dien verstande dat de goothoogte maximaal 9 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 13 meter bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0002.png"

Figuur 1.2.1 Vigerende bestemmingsplan Bebouwde Kom Wissenkerke 2018

Conclusie

Het planvoornemen voor realisatie past niet binnen het huidige bestemmingsplan omdat de voorgenomen ontwikkeling niet toegelaten is op gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' en omdat het geplande aantal appartementen niet past in het geldende bestemmingsplan.

1.2.2 Akkerrand Wissenkerke

De locatie Akkerrand Wissenkerke is gelegen in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Wissenkerke 2018' dat is vastgesteld op 27 november 2019. Op de locatie zijn de bestemming 'Agrarisch' en een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing. Het voornemen om woningen toe te staan in het gebied is niet passend in de bestemming 'Agrarisch'. Een klein van het plangebied ligt in de bestemming 'Wonen'. Woningbouw past wel in die bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0003.png"

Figuur 1.2.2 Vigerende bestemmingsplan Bebouwde Kom Wissenkerke 2018

Conclusie

Het planvoornemen voor realisatie van woningen past niet in de bestemming 'Agrarisch' uit het huidige bestemmingsplan.

1.2.3 Westweg Geersdijk

De locatie Westweg Geersdijk is gelegen in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Geersdijk 2018' dat is vastgesteld op 20 september 2018. Op de locatie ligt de bestemming 'Recreatie' met een functieaanduiding 'volkstuin' en een gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. Deze wetgevingszone maakt de bouw van drie woningen mogelijk. Omdat voornemen is om op deze locatie vier woningen te bouwen, kan geen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden tot woningbouw die de wetgevingszone biedt. Het voornemen past daarmee niet in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Geersdijk 2018' en daarom is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0004.png"

Figuur 1.2.3 Vigerende bestemmingsplan Bebouwde Kom Geersdijk 2018

In de regels van het bestemmingsplan (artikel 26.1) kan op grond van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' het plangebied gewijzigd worden van 'Recreatie' naar de bestemming Wonen, met dien verstande dat:

  1. 1. er maximaal 3 woningen worden gebouwd;
  2. 2. de te realiseren woningen passen binnen het regionale woningbouwprogramma;
  3. 3. de gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. 4. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  5. 5. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
  6. 6. er voldoende parkeergelegenheid in de nabijheid is.

Conclusie

Het planvoornemen voor realisatie past niet in de wijzigingsbevoegdheid van het huidige bestemmingsplan omdat er één woning meer gebouwd wordt dan toegestaan wordt door de wijzigingsbevoegdheid. De kaders die de bovenstaande opsomming onder 2 tot en met 5 stelt, worden bij de verdere planvorming voor het project zoveel mogelijk in acht genomen. Omdat de voorgenomen ontwikkeling niet precies past in de kaders die gesteld worden door de wijzigingsbevoegdheid, wordt deze ontwikkeling meegenomen in dit veegplan.

1.2.4 Oude school Kortgene

Het plangebied voor de Oude school in Kortgene is gelegen in het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Kortgene 2014' dat is vastgesteld op 26 februari 2015. Op de locatie ligt de bestemming 'Maatschappelijk' met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' en een gebiedaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 4'. Het voornemen om woningen toe te staan in het gebied past niet in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0005.png"

Figuur 1.2.4 Vigerende bestemmingsplan Bebouwde Kom Kortgene 2014

In de regels van het bestemmingsplan (artikel 24.6) kan op grond van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4' het plangebied gewijzigd worden van 'Maatschappelijk' naar de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. a. de woningen vrijstaand, twee-aaneen of aaneen mogen worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte maximaal 4,50 meter en de bouwhoogte maximaal 8,50 meter bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van andere bouwwerken maximaal 2,00 meter bedraagt;
  4. d. de dakhelling minimaal 45° bedraagt;
  5. e. het bewoonbaar vloeroppervlak maximaal 150,00 m2 per woning bedraagt;
  6. f. parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden;
  7. g. de huidige vijver wordt gehandhaafd als bluswatervoorziening, dan wel dat een nieuwe bluswatervoorziening wordt aangelegd van gelijke omvang;
  8. h. de wijziging alleen is toegestaan indien de wijziging milieutechnisch verantwoord is gelet op omliggende bedrijfsactiviteiten en woningen;
  9. i. het bepaalde in 24.9 (artikel 24.9 van voornoemd bestemmingsplan) in acht wordt genomen.

De wijzigingen kunnen door het bepaalde in artikel 24.9 van de regels van het bestemmingsplan slechts worden toegepast, mits:

  1. a. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. uit onderzoek blijkt dat een goed woon- en leefklimaat is verzekerd;
  3. c. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap;
  4. d. afstemming met het regionale woningbouwprogramma heeft plaatsgevonden.

Conclusie

Het planvoornemen voor realisatie van de voorgenomen ontwikkeling kan in beginsel passen in de kaders die gesteld worden in de wijzigingsbevoegdheid in het huidige bestemmingsplan omdat de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid in acht genomen kunnen worden bij de verdere planvorming voor deze locatie. Tegelijkertijd is nog geen bouwplan voor de locatie Oude school bekend, waardoor niet zeker is dat alle eisen aan de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en het bewoonbaar oppervlak in alle gevallen in acht genomen kunnen worden. Om die reden is ervoor gekozen deze locatie op te nemen in dit veegplan en er zoveel mogelijk de standaardregels voor woningbouwontwikkelingen in de gemeente op van toepassing te verklaren.

1.2.5 Stadspolder midden Kortgene

De locatie Stadspolder midden is gelegen in het bestemmingsplan 'Stadspolder Kortgene' dat is vastgesteld op 27 juni 2013. Nadien is dit bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld op 20 september 2016 en 10 maart 2020. De locatie heeft de bestemming 'Gemengd' en de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas' en 'Waarde - Archeologie 9'. Tevens geldt in een rechthoekige strook met een breedte van circa 15 meter, gemeten vanaf de oostelijke perceelsgrens een maximale bouwhoogte van 7 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0006.png"

Figuur 1.2.6 Vigerend bestemmingsplan 'Stadspolder Kortgene'

Conclusie

Op de locatie Stadspolder midden is wel sprake van een bouwvlak. Op grond daarvan mag conform de ruimtelijke regels die van kracht zijn voor inwerkingtreding van dit bestemmingsplan gebouwd worden. Voor deze locatie geldt echter ook dat er in de bestemming 'Gemengd' maximaal 20 woningen gebouwd mogen worden en die woningen zijn al gerealiseerd op een andere locatie dan de locatie Stadspolder midden. Net als bij de locatie Stadspolder zuidzijde moet het maximale aantal toegestane woningen verhoogd worden voordat er nieuwe woningen gebouwd kunnen worden. Evenwel is er fysiek nog ruimte voor de bouw van meer woningen en bestaat er ook behoefte aan de bouw van meer woningen. Derhalve wordt deze locatie met dit veegplan zodanig bestemd dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk wordt omdat dit bijdraagt aan het voldaan aan de gemeentelijke woningbouwopgave.

1.2.6 Torendijk 105A Kortgene

Aan de Torendijk 105A staat in de huidige situatie een bedrijfsloods. De loods bood ruimte- aan activiteiten van een bouw- en installatiebedrijf. De locatie is in het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Kortgene 2014' (vastgesteld op 26 februari 2015) bestemd als 'Bedrijf'. Op deze locatie zijn tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2', een functieaanduiding die opslag toestaat en aanduidingen voor de maximale bouw- (8,5 meter) en goothoogte (4,5 meter) van toepassing.

Tevens is op 11 november 2020 een omgevingsvergunning verleend waarmee het bouwen en gebruiken van een bedrijfswoning toegestaan wordt. De bedrijfswoning is nog niet gerealiseerd. Voor deze locatie bestaat nu het voornemen om de bedrijfswoning niet langer als zodanig te realiseren, maar te realiseren als burgerwoning. Dit vereist echter een wijziging van de bestemming zodat de bedrijfsbestemming verwijderd wordt en het uitgesloten is dat de woning hinder ondervindt van de desbetreffende bedrijfsactiviteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0007.png"

Figuur 1.2.7 Vigerend bestemmingsplan 'Bebouwde kom Kortgene 2014', de blauwe contour geeft de begrenzing van zowel de locatie Torendijk 105A in dit bestemmingsplan weer als de locatie waarop de omgevingsvergunning van toepassing is

Conclusie

Het planvoornemen past niet in het huidige bestemmingsplan omdat er geen burgerwoning op een bedrijfsbestemming gebouwd mag worden. Om die reden wordt deze locatie met dit veegplan voorzien van een woonbestemming.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven. In de onderhavige toelichting worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan ‘Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland’ weergegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande en beoogde situatie op de locaties in dit veegplan. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan het ruimtelijk en wettelijk beleid dat op de beoogde ontwikkelingen van toepassing is. De milieu- en duurzaamheidsaspecten worden behandeld in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 6 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebieden En Beoogde Ontwikkeling

2.1 Mfa Wissenkerke

Locatie en geschiedenis

De locatie A (MFA) te Wissenkerke heeft een oppervlakte van circa 1.800 vierkante meter. In de huidige situatie is het gebied een braakliggend terrein zonder bebouwing en grasbeplanting. Rondom de locatie zijn woongebouwen gelegen en de locatie wordt omsloten door de Weststraat en de Oostvoorstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0009.png"

Figuur 2.1.1 Locatie multifunctionele accommodatie Wissenkerke

Het dorp Wissenkerke is in de huidige vorm in 1653 ontstaan toen het dorp gerealiseerd werd volgens het model van een voorstraatdorp. Kenmerkend voor Wissenkerke is dat de Voorstraat niet opgespannen is tussen twee voorname gebouwen zoals elders gebruikelijk is. Aan de noordkant van de Voorstraat (op de kruising van de Voorstraat met de Noordeindestraat) staat de burgemeesterswoning. Aan de zuidkant van de Voorstraat ontbreekt een dergelijk markant gebouw, hier maakt de Voorstraat een haakse bocht naar de Dorpsweg (de Oostvoorstraat). Min of meer ter plaatse van deze haakse bocht wordt de multifunctionele accommodatie gerealiseerd. Deze multifunctionele accommodatie vervangt een eerder bouwplan voor een discounter op gronden die enige tijd braak liggen.

Planvoornemen

Op deze locatie is het voornemen een multifunctioneel centrum te bouwen waarbij ruimte wordt geboden voor gebruik van gemeentelijke functies en lokale ondernemers. Daarnaast is het voornemen op deze locatie ruimte te bieden aan woningbouw. Het gebouw moet passend zijn binnen de uitstraling en karakter van Wissenkerke.

Stedenbouwkundige opbouw

De nieuwe multifunctionele accommodatie moet ruimte bieden aan gemeentelijke functies, lokale ondernemers en woningen. Derhalve wordt voorzien in een programma dat zowel maatschappelijke voorzieningen als commerciële voorzieningen mogelijk maakt. In het ontwerp van de multifunctionele accommodatie is rekening gehouden met de vestiging van het dorpshuis met zaal en podium, de vestiging van een fysiotherapeut of een andere voorziening op het gebied van gezondheid, twee commerciële ruimten, twee kantoren en woningen in de vorm van appartementen. Dit alles is ingepast in een ontwerp waarvan de bouwmassa's verdeeld zijn in meerdere optisch afzonderlijk van elkaar te onderscheiden bouwvolumes zodat een gebouw ontstaat dat qua korrelgrootte aansluit op de korrelgrootte van de bebouwing aan de Voorstraat, de Oostvoorstraat en de Weststraat. Het gebouw van de multifunctionele accommodatie staat in de rooilijnen van de gebouwen aan de Voorstraat en de Weststraat en ligt iets terug ten opzichte van de kruising Weststraat - Wilhelminastraat zodat voor het gebouw een klein plein ontstaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0010.png"

Figuur 2.1.2 Impressies multifunctionele accommodatie Wissenkerke

2.2 Akkerrand Wissenkerke

Locatie en geschiedenis

De Akkerrand is een locatie met een oppervlakte van circa 1,0 hectare aan de zuidzijde van de kern van Wissenkerke die de overgang tussen de bebouwde kom en het landelijk gebied vormt. Aan de Akkerrand zijn reeds zes woningen gebouwd en bestemd in het vastgestelde bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Wissenkerke 2018'. Op grond van dat bestemmingsplan mogen tegenover deze zes woningen nog tien nieuwe woningen gebouwd worden. De tien woningen zijn opgenomen in de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking die deel uitmaakt van voornoemd bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan 'Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland' worden die tien woningen daarom niet opnieuw onderworpen aan een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

De gronden waar de zes bestaande woningen op staan en de gronden waar de tien woningen gebouwd mogen worden, zijn in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Wissenkerke 2018' bestemd als 'Wonen'. De overige gronden op deze locatie zijn in dat bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch'. Op gronden met die bestemming mogen geen nieuwe woningen gebouwd worden. De bestaande weg genaamd de Akkerrand is bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Met dit bestemmingsplan wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd in de bestemming 'Woongebied' zodat de bouw van woningen wel mogelijk wordt. Hiermee wordt voorzien in een afronding van deze uitbreidingswijk van Wissenkerke zoals die in de tweede helft van de vorige eeuw en in de eerste twee decennia van deze eeuw gerealiseerd is. Figuur 2.2.1 toont de locatie van de Akkerrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0011.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0012.png"

Figuur 2.2.1 Locatie Akkerrand Wissenkerke

Planvoornemen

In totaal worden 24 nieuwe woningen gerealiseerd in de bestemming 'Woongebied' ten behoeve van de Akkerrand. Tegenover de bestaande woningen aan de Akkerrand mogen op grond van het vigerend bestemmingsplan maximaal tien woningen gebouwd worden. Die tien woningen zijn echter reeds beschouwd in de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Stedenbouwkundige opbouw

Met het voornemen tot de bouw van woningen in de bestemming 'Woongebied' ten behoeve van de Akkerrand ontstaat een woongebied dat via de bestaande woonstraat genaamd Akkerrand ontsloten wordt. Er wordt voorzien in een ontwikkeling die qua aard en schaal aansluit bij de bestaande bebouwing in de omgeving van de Akkerrand. Daarbij wordt ook zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande ruimtelijke structuren op deze locatie en omgeving. Hiermee ontstaat in het plangebied een eenduidige overgang tussen bebouwde kom en landelijk gebied. In de regels van dit bestemmingsplan is bepaald dat de woningen in de bestemming 'Woongebied' ten behoeve van de Akkerrand een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een nokhoogte van maximaal 8 meter mogen krijgen.

Aan de oostzijde van Julianastraat 39 worden uitsluitend woningen toegestaan met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een nokhoogte van maximaal 8 meter. Tevens worden woningen op minimaal 20 meter afstand van de woning aan de Julianastraat 39 gebouwd.

2.3 Westweg Geersdijk

Locatie en geschiedenis

De locatie aan de Westweg in Geersdijk biedt voor vaststelling van dit bestemmingsplan ruimte aan volkstuinen (tevens als zodanig aangeduid in het vastgestelde bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Geersdijk 2018'). De oppervlakte van de locatie is circa 1.300 vierkante meter. Recent heeft aan de westzijde van Geersdijk een afronding van de kern plaatsgevonden door de bouw van vrijstaande woningen en rijwoningen. Met dit veegplan worden aan de zuidwestzijde van Geersdijk maximaal vier woningen toegevoegd om de kern aan deze zijde helemaal af te ronden. Geersdijk is ontworpen als een voorstraatdorp waardoor de kern een rationele opbouw heeft. De woningen worden ingepast in de structuur die door deze rationele opbouw gedicteerd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0014.png"

Figuur 2.3.1 Locatie Westweg Geersdijk

Planvoornemen

Het voornemen bestaat uit de bouw van maximaal vier woningen ter vervanging van de volkstuinen. Voor deze locatie is nog geen bouwplan bekend. Wel is in dit bestemmingsplan bepaald dat de bouwhoogte van de nieuwe woningen maximaal 9 meter mag worden. De goothoogte van de nieuwe woningen is in dit bestemmingsplan vastgelegd op maximaal 4 meter.

Bij het vormgeven van het bouwplan wordt rekening gehouden met de bestaande rooilijnen en korrelgroote van de omliggende bebouwing zodat de nieuwe bebouwing een logische afronding van het uiterste zuidwesten van de kern Geersdijk gaat vormen. Bij het ontwerp van de woningen wordt verder rekening gehouden met voldoende gevelisolatie om in de woning hinder van het geluid van verkeer op de Provincialeweg te voorkomen. Aan de oostzijde van het plangebied wordt een strookvan 2 meter breed met de bestemming 'Groen' opgenomen ten behoeve van een greppel en pad

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0015.png"

Figuur 2.3.2 Groenstrook

Stedenbouwkundige opbouw

In de verdere uitwerking van het bouwplan ligt het voor de hand om rekening te houden met de bestaande rationele opbouw van Geersdijk en bebouwing in die opbouw in te passen. Tevens ligt het voor de hand om aan te sluiten op de bestaande bebouwing aan de westzijde van Geersdijk om een eenduidige overgang tussen kern en landelijk gebied vorm te geven.

2.4 Oude School Kortgene

Locatie en geschiedenis

De locatie van de Oude school in Kortgene heeft een oppervlakte van 8.400 vierkante meter en is met het in gebruik nemen van vervangende maatschappelijke voorzieningen in de Stadspolder beschikbaar gekomen voor woningbouw. Op grond van het vastgestelde bestemmingsplan 'Bebouwde kom Kortgene 2014' is het mogelijk om de bestemming van de school ('Maatschappelijk') te wijzigen naar 'Wonen'. Deze planologische mogelijkheid wordt met dit veegplan geëffectueerd door een nieuw bestemmingsplan (in plaats van een wijzigingsplan) voor deze locatie op te stellen.

De school bestaat uit een- en tweelaags bebouwing die grotendeels in de jaren '60 van de vorige eeuw gerealiseerd is en enkele vrijstaande bijgebouwen (gerealiseerd aan het begin van de jaren 2000). Aan de zijde van de Bernhardstraat volgt de gevel van de school de rooilijnen van de bebouwing aan de zuidzijde van die straat. Aan de Wilhelminastraat ligt de gevel van de school terug ten opzichte van de rooilijnen van de overige bebouwing aan de oostkant van die straat. Aan de zijde van het Julianaplein ligt het schoolplein met een groenvoorziening, hier ligt het schoolgebouw op afstand van de openbare ruimte van het Julianaplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0016.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0017.png"

Figuur 2.4.1 Locatie Oude school Kortgene

Planvoornemen

Om ruimte te geven aan woningbouw wordt de bestaande bebouwing in dit deel van het plangebied gesloopt. Daarmee ontstaat ruimte voor de bouw van 28 woningen. Er is nog geen definitief ontwerp van de toekomstige situatie beschikbaar. Er zal ruimte worden geboden voor een eventuele hulppost ten behoeve van zorgbehoevenden. In dit bestemmingsplan wordt onderstaande verdeling van bouwhoogtes vastgelegd. Tevens bepaalt dit bestemmingsplan dat nieuwe bebouwing op deze locatie nergens dichter dan drie meter bij bestaande percelen mag staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0018.png"

Figuur 2.4.2 Planvoornemen

Stedenbouwkundige opbouw

In het ontwerp van de toekomstige situatie wordt rekening gehouden met de bestaande stedenbouwkundige kwaliteiten van de huidige locatie en de omgeving. Die kwaliteiten worden waar mogelijk ingepast in het ontwerp van de nieuwe situatie.

2.5 Stadspolder Midden Kortgene

Locatie en geschiedenis

Deze locatie in de Stadspolder kan op grond van de huidige bestemmingsplannen die op deze plek gelden niet bebouwd worden omdat het aantal woningen dat die bestemmingsplannen in de Stadspolder toestaan reeds gerealiseerd is. De voorgenomen invulling van deze locatie bestaat uit de realisatie van maximaal 13 appartementen. De locatie wordt begrensd door een waterloop aan de noordzijde, een camping aan de oostzijde, de parkeerplaats van de multifunctionele accommodatie aan de zuidzijde en de Stadspolderlaan aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0019.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0020.png"

Figuur 2.6.1 Locatie Stadspolder midden Kortgene

Planvoornemen

Het voornemen is om op deze locatie in Stadspolder midden maximaal 13 appartementen te realiseren. Op grond van het vastgestelde bestemmingsplan 'Stadspolder Kortgene' en de twee vastgestelde herzieningen van dat bestemmingsplan mag er op deze locatie gebouwd worden. Er is op dit moment nog geen bouwplan beschikbaar.

Stedenbouwkundige opbouw

Rondom dit onderdeel van het plangebied is sprake van gestapelde bebouwing in de vorm van de multifunctionele accommodatie. Tevens is er aan de overzijde van de watergang ten noorden van het plangebied sprake van geschakelde bebouwing met één bouwlaag en vrijstaande bebouwing met meerdere bouwlagen en verschillende verschijningsvormen. De nieuwbouwappartementen kunnen een brug slaan tussen de gestapelde bebouwing en de grondgebonden woningen in hun diverse verschijningsvormen. Met het vormgeven van een logische overgang wordt rekening gehouden bij de verdere uitwerking van het voornemen.

2.6 Torendijk 105a Kortgene

Locatie en geschiedenis

De locatie aan de Torendijk 105A heeft een oppervlakte van circa 1.323 vierkante meter. Op deze locatie staat een loods die aan het eind van de jaren '80 gerealiseerd is. De loods is bekleed met groene damwandprofielen en heeft dak van golfplaten. Aan de zuid- en westzijde van deze loods ligt betonnen verharding, het geheel is omgegeven door beplanting en een haag. Aan de westzijde van de loods ligt een halfverharde weg die het perceel ontsluit op de Torendijk. Zoals beschreven in paragraaf 1.2.6 hebben deze gronden een bedrijfsbestemming.

De locatie is onderdeel van een bebouwingslint aan de zuidwestzijde van de Torendijk. Daarbij is de locatie zodanig gepositioneerd dat aan de noordoostzijde van de locatie het bebouwingslint stopt en zicht geboden wordt op het omliggend agrarisch gebied. Dit bebouwingslint bestaat overwegend uit tweelaags twee-onder-een-kapwoningen die tussen 1959 en 1970 gebouwd zijn (volgens historische luchtfoto's van de provincie Zeeland). In de bebouwde kom van Colijnsplaat gaat dit bebouwingslint met woningen over in een grotere bebouwingsconcentratie ten zuiden van de Torendijk waar ook sprake is van bedrijfspanden (waaronder een koelhuis aan de Polderweg).

De historische luchtfoto's van de provincie Zeeland laten verder zien dat omstreeks 1970 op deze locatie sprake was van een houtopstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0021.png"

Figuur 2.7.1 Locatie Torendijk 105A Kortgene

Planvoornemen

Het concrete voornemen bestaat uit het waar mogelijk integeren van de staalconstructie van de bestaande loods in het plan voor de nieuwe woning. Mogelijk wordt de woning meer in noordwestelijke richting en zuidwestelijke richting gebouwd dan de bestaande loods. De voorgevelrooilijn van de Torendijk blijft gehandhaafd zodat de bebouwing dezelfde afstand tot de Torendijk blijft houden als in de huidige situatie het geval is. De nodige parkeergelegenheid wordt op eigen terrein gerealiseerd. De eventuele verschuiving van de bebouwing in noordwestelijke en zuidwestelijke richting is dusdanig beperkt dat er vanaf de Torendijk sprake blijft van zicht over het omliggend agrarisch gebied. Daarmee verandert het profiel van het bebouwingslint aan de zuidwestzijde van de Torendijk ook niet noemenswaardig. De eerdergenoemde haag verandert ook niet als gevolg van het voornemen.

Stedenbouwkundige opbouw

Het bebouwingslint met woningen aan de zuidwestzijde van de Torendijk heeft een regelmatige en vrij kleine korrelgrootte en de woningen hebben een vergelijkbare verschijningsvorm. De bestaande loods wijkt hier door zijn maat en schaal enigszins van af, maar omdat de loods op enige afstand van deze woningen staat, is hij duidelijk waar te nemen als afwijkend element. Dit afwijkende karakter wordt door dit voornemen niet noemenswaardig veranderd.

De Torendijk zelf is een oud dijklichaam en bebouwing aan beide zijden van dit deel van de Torendijk staat overwegend op gelijke afstand van de voet van de dijk. Met dit voornemen blijft de afstand tussen bebouwing en dijkvoet gelijk. Ook de bestaande boomstructuur van de Torendijk wijzigt niet als gevolg van dit voornemen, net zoals het uitzicht over het agrarisch gebied of het aanzicht van Kortgene vanuit dit agrarisch gebied.

Met dit voornemen is mogelijk sprake van een beperkte vergroting van de loods. Voor zover er sprake is van vergroting wordt deze in noordwestelijke en zuidwestelijke richting gerealiseerd. De vergroting is klein in oppervlakte en inhoud en heeft daarmee geen wezenlijke gevolgen voor de beleving van de massa van de bestaande bebouwing.

Hoofdstuk 3 Wettelijke En Beleidskaders

Het beleid van de gemeente Noord-Beveland vormt het kader waarbinnen de functionele en ruimtelijke ontwikkelingen in dit veegplan worden vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen van Rijk, provincie en regio vormen randvoorwaarden voor het gemeentelijke beleid. Voor zover relevant voor dit bestemmingsplan worden in de volgende paragrafen het algemene Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid toegelicht. Het themaspecifieke beleid op het gebied van bodem, archeologie en cultuurhistorie, water, ecologie, flora en fauna, milieuhinder, geluidhinder, verkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid en eventuele overige belemmeringen wordt beschreven onder de betreffende thema's in hoofdstuk 4.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (Novi) is een van de kerninstrumenten van de nieuwe Omgevingswet die het Rijk na inwerkingtreding van die wet (op 1 januari 2024) gaat gebruiken. De Novi bevat het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving en is onder andere de opvolger van de SVIR. In de zomer van 2019 is het ontwerp van de Novi gepubliceerd. Dat ontwerp is van 20 augustus 2019 tot en met 30 september 2019 ter inzage gelegd. Op 11 september 2020 is de Novi vastgesteld door de ministers die verantwoordelijk zijn voor de Novi. Na vaststelling van de Novi is deze in het najaar van 2020 in werking getreden.

De ambities van het Rijk met betrekking tot de fysieke leefomgeving zijn in de Novi uitgewerkt in de volgende prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • Sterke en gezonde steden en regio's.
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.


Op basis van deze prioriteiten worden door het Rijk en de decentrale overheden beleidskeuzes gemaakt. Een van de afwegingsprincipes bij het maken van die keuzes is dat de kenmerken en identiteit van een gebied centraal staan. Werken met de Omgevingswet (en dus met de Novi) vraagt ook om een overheid die samenwerkt met de samenleving, de opgaven centraal stelt, gebiedsgericht werkt en permanent en adaptief bezig is met opgaven in de fysieke leefomgeving.


De ontwikkelingen die met het bestemmingsplan 'Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland' worden mogelijk gemaakt, zijn niet expliciet genoemd in de Novi of in de bijbehorende uitvoeringsagenda. Het betreft een meer locale afweging met lokale ambities voor wat betreft de fysieke leefomgeving. De concrete criteria worden op decentraal niveau bepaald waarbij wel de denklijnen van de Novi gevolgd kunnen worden.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Woningbouwontwikkelingen moeten op grond van regelgeving van Rijk en provincie getoetst worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het doel van deze ladder is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Overheden dienen op grond van het Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van de Ladder.

In het artikel 3.1.6. lid 2 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) staan stappen van de Ladder voor duurzame verstedelijking als volgt beschreven:

  1. 1. Is er een behoefte?
  2. 2. Is (een deel van) de behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?

Allereerst is van belang om te kijken wanneer de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. De voorziene ontwikkeling dient volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABvRS) voldoende substantieel te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt (overzichtsuitspraak van 28 juni 2017, nummer: 201608869/1/R3). De ABvRS noemt uitgangspunten, die zij hanteert voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Daarbij is onder meer beschreven dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro, kunnen worden aangemerkt, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt.

Het bestemmingsplan maakt het realiseren van 83 nieuwe woningen direct mogelijk. Met de ontwikkeling van de tien woningen die al gebouwd mogen worden aan de Akkerrand in Wissenkerke en reeds betrokken zijn in een eerdere laddertoets, maakt dit bestemmingsplan de bouw van 93 woningen mogelijk. Een toets aan de ladder is daarom van toepassing. In paragraaf 4.10 wordt beschreven hoe aan de uitgangspunten uit de duurzaamheidsladder in dit bestemmingsplan wordt voldaan.

De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan geven invulling aan de behoefte aan woningen in Noord-Beveland. Bij alle deelgebieden wordt de woningbouw voorzien in de kernen (Wissenkerke, Geersdijk en Kortgene) en daarmee woningbouw in het bestaand stedelijk gebied van die kernen mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voldaan aan de eisen die de ladder voor duurzame verstedelijking stelt.

3.1.3 AMvB Ruimte / Barro

De "nieuwe" AMvB Ruimte komt in de plaats van de eerdere ontwerp-AMvB Ruimte uit 2009. De nieuwe AMvB Ruimte heet ook wel het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en gaat over nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de AMvB zijn de nationale belangen opgenomen die een juridische borging vereisen in provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In de AMvB Ruimte zijn de volgende nationale belangen vastgelegd:

  • rijksvaarwegen;
  • project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

De beschreven doelen uit de AMvB Ruimte zijn juridisch geborgd, het plan staat deze doelen niet in de weg en is hiermee in overeenstemming met de AMvB.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsverordening 2018 en wijzigingen

Met de verordening maakt de provincie vooraf duidelijk welke onderdelen van het provinciale beleid bindende betekenis hebben voor gemeentelijke plannen. Duidelijkheid vooraf in plaats van toetsing achteraf. In de provinciale omgevingsverordening zijn onder andere regels gesteld over de uitbreiding van het stedelijk gebied, de bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen. De omgevingsverordening 2018 is vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 21 september 2018 en met diverse wijzigingen (meest recent in 2022) actueel gehouden.

MFA Wissenkerke

Ter plaatse van deze locatie zijn alleen regels ten aanzien van populatiebeheer van damherten. De gronden waar het plangebied gelegen is geldt als vrijstellingsgebied voor het verbod op het opzettelijk verstoren van damherten. Dit heeft geen verdere invloed op de beoogde planvorming op deze locatie.

Akkerrand Wissenkerke

Ter plaatse van deze locatie zijn alleen regels ten aanzien van populatiebeheer van damherten. De gronden waar het plangebied gelegen is geldt als vrijstellingsgebied voor het verbod op het opzettelijk verstoren van damherten. Dit heeft geen verdere invloed op de beoogde planvorming op deze locatie.

Westweg Geersdijk

Ter plaatse van deze locatie zijn geen regels vanuit de provinciale omgevingsverordening die een doorwerking hebben op het planvoornemen.

Oude school Kortgene

Ter plaatse van deze locatie zijn geen regels vanuit de provinciale omgevingsverordening die een doorwerking hebben op het planvoornemen.

Stadspolder zuidzijde Kortgene

Ter plaatse van deze locatie zijn geen regels vanuit de provinciale omgevingsverordening die een doorwerking hebben op het planvoornemen.

Stadspolder midden Kortgene

Ter plaatse van deze locatie zijn geen regels vanuit de provinciale omgevingsverordening die een doorwerking hebben op het planvoornemen.

Torendijk 105A Kortgene

Ter plaatse van deze locatie zijn geen regels vanuit de provinciale omgevingsverordening die een doorwerking hebben op het planvoornemen.

3.2.2 Zeeuwse Omgevingsvisie

Op 12 november 2021 hebben Provinciale Staten de Zeeuwse Omgevingvisie vastgesteld. Hierin zijn de ambities voor 2050 en de doelen voor 2030 vastgelegd. De visie kent verschillende doelen; soms is deze bedoeld als richtdocument voor overleggen. Soms is het de basis voor de Zeeuwse Omgevingsverordening en de uitvoeringsprogramma's, of is het de leidraad bij het uitvoeren van het beleid.

De provincie heeft 4 ambities gesteld:

  1. 1. Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland.
  2. 2. Balans in de grote wateren en het landelijk gebied.
  3. 3. Een duurzame en innovatie economie.
  4. 4. Klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Daarnaast zijn er 27 bouwstenen, verdeeld over bovengenoemde vier ambities, uitgewerkt. In de bouwstenen worden de beleidsdoelstellingen voor 2030 beschreven, evenals de acties die daaraan bijdragen en welke partijen daar een rol bij spelen. Hieronder worden de bouwstenen die relevant zijn voor onderhavig bestemmingsplan beschreven.

Bouwsteen 5: Voorzieningen en evenementen

Dit subdoel heeft de doelstelling om evenementen en voorzieningen toegankelijk te maken voor iedereen. Hierbij is het van belang om kwaliteitsvoorzieningen en -evenementen op verschillende schaalniveaus te hebben en in een gevarieerd aanbod te kunnen voorzien.

Bouwsteen 6: Woningvoorraad en Bouwsteen 7: Woonomgeving

Over de woningvoorraad beschrijft de provincie dat de nieuwbouw moet passen bij de huidige en toekomstige woningbehoefte. De focus ligt op kwaliteit in woningtypen en locaties en minstens 50% van de nieuwbouw is circulair. Nieuwbouwplannen moeten inspelen op de behoefte aan specifieke woningmarktsegmenten. De huishoudensgroei in Zeeland zit primair in de 65- en 80-plushuishoudens. De behoefte aan nultredenwoningen en beschutte woonzorgvoorzieningen waar zorg ontvangen mogelijk is, neemt fors toe.

Bouwsteen 16: Watersysteem

Het is van belang dat het grond- en oppervlaktewater van goede kwaliteit zijn en blijven. Aanvullend hierop is het belangrijk dat ontrekking en aanvulling van grondwater in balans zijn. Mede door klimaatverandering wordt het waterbeheer en bereiken van deze doelen steeds ingewikkelder. Daarom wordt er op basis van de doelen die zijn gesteld uit de EU en de Kaderichtlijn Water (KRW) doelmatig beheer en gebruik van het watersysteem uitgevoerd.

Bouwsteen 25: Klimaatadaptatie

Door klimaatverandering is er sprake van een toenemende kans op overstroming, wateroverlast, langdurige droogte en extreme hitte. Met deze bouwsteen stuurt de provincie aan op een groter belang voor beschikbaarheid van zoet water, waterhuishouding in het landelijk gebied en klimaatadaptatie bij nieuwbouw en herstructurering.

3.2.3 Agenda Wonen De Bevelanden 2025

In de Agenda Wonen in De Bevelanden 2025 zijn afspraken vastgelegd over woningbouw en inhoudelijke zaken ten aanzien van het wonen, zoals herstructurering, wonen en zorg, huisvesting van arbeidsmigranten en prestatieafspraken met de corporaties. Deze afspraken komen voort uit het samenwerkingsverband De Bevelanden.

In de Agenda Wonen zijn de volgende woondoelen geformuleerd:

  • voldoende, passend woningaanbod, voor eigen inwoners en nieuwkomers van buiten;
  • begeleiden van de verwachte krimp op lange termijn;
  • benutten van bestaand bebouwd gebied voor woningbouw;
  • behoud van huidig profiel van dorpen, kernen en plaatsen;
  • totale portefeuillestrategie voor regio De Bevelanden, inclusief nieuwbouw, verversing en verbetering;
  • regionale prestatieafspraken met woningcorporaties;
  • stimuleren van investeringen door particulieren, marktpartijen en financiële instellingen.

De afspraken worden jaarlijks binnen de regio gemonitord en bijgesteld waar nodig.

Vanuit de 'Agenda Wonen De Bevelanden 2025' is er ingezet op een woningprognose met een verdeling over de verschillende gemeenten en kernen. Om aan te tonen dat de ontwikkelingen passend zijn binnen de gestelde kaders is er in paragraaf 4.10 een ladderonderbouwing uitgevoerd. Hiermee is aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling voorzien in een reeële behoefte binnen de gemeente Noord-Beveland.

3.2.4 Woonvisie, Regio De Bevelanden

De vijf gemeenten in de regio De Bevelanden, Borsele, Goes, Kapelle, Noord-Beveland en Reimerswaal, werken intensief samen aan een sterke regio. In 2013 hebben de vijf gemeenten binnen dit samenwerkingsverband afspraken gemaakt over het wonen in de regio. In 2016 zijn deze afspraken geactualiseerd met een nieuw regionaal woningbouwprogramma. De ontwikkelingen in de regio ten aan zien van de bevolking vragen om een andere woningbouwopgave dan in 2016. De woondoelen zijn daarom in deze woonvisie geactualiseerd. De woonvisie geeft inzicht in de gezamenlijke missie en ambities van de regiogemeenten op het gebied van wonen. Samen met de afspraken uit de Agenda Wonen biedt de visie een helder kader voor het woonbeleid.

De missie voor de regio is aantrekkelijk te zijn, een plek waar men graag woont, met een regionaal passend, duurzaam en toekomstbestendig woningaanbod. Daarvoor zijn een aantal ambities gesteld:

  1. 1. een duurzame en toekomstbestendige woningvoorraad;
  2. 2. passend woningaanbod voor iedereen;
  3. 3. alleen nieuwbouw als er toegevoegde waarde is;
  4. 4. benutten van het bestaande en investeren in onderhoud, aanpasbaarheid en verduurzaming van de bestaande woningen;
  5. 5. kwetsbare groepen ondersteunen.

Om sturing te geven aan de uitvoering van de ambities zijn leidende principes geformuleerd als richtinggevend kader. Deze principes zijn afgeleid van het ruimtelijk decreet van de provincie Zeeland en leiden tot concrete acties om de gestelde ambities te bereiken.

In de Woonvisie is een uitvoeringsagenda opgenomen (met prioritering), het te voeren beleid en in te zetten instrumenten om aan de agenda te kunnen voldoen. De doorlooptijd van de visie is 5 jaar met een doorkijk naar 10 jaar. Jaarlijks wordt gemonitord of aanpassing van de visie noodzakelijk is als gevolg van nieuwe inzichten en ontwikkelingen in de woningmarkt

De regionale woonvisie laat ruimte voor maatwerk op lokaal niveau. Dat houdt in dat de uitgangspunten uit de visie vertaald moeten worden in beleid van de gemeenten in de regio De Bevelanden. Voor Noord-Beveland heeft deze vertaling plaatsgevonden in de omgevingsvisie. Het voornemen tot woningbouw op diverse locaties op Noord-Beveland wordt in paragraaf 3.3.1 getoetst aan de omgevingsvisie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030

De Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030 is op 16 december 2021 vastgesteld. De omgevingsvisie van de gemeente Noord-Beveland bevat het strategisch beleid voor de toekomst van de fysieke leefomgeving van Noord-Beveland. Het beleid bevat de gemeentelijke ambities voor het behoud, de ontwikkeling en versterking van (onderdelen) van de fysieke leefomgeving.

In de Omgevingsvisie is een doorvertaling gemaakt van de in 2018 opgestelde 'Toekomstvisie Noord-Beveland 2030'. Deze toekomstvisie is tot stand gekomen in samenwerking met de bewoners. Na dat er met vier toekomstscenario's is gestart, is er de voorkeur gegeven aan het uitwerken van het scenario "Eiland van inspiratie en initiatief" aangevuld met aspecten uit het scenario "Eiland van rust en ruimte". Het droombeeld van Noord-Beveland voor de komende jaren zijn 6 bruisende hechte gemeenschappen binnen de gemeente Noord-Beveland, waar:

  • verschillende culturele activiteiten plaatsvinden om de inwoners en toeristen te binden;
  • het voorzieningenniveau aansluit bij de bevolkingsopbouw;
  • voldoende werkgelegenheid is in het toerisme, de zorg en de agrarisch sector;
  • betaalbare woonvoorzieningen zijn, zodat de jeugd terugkeert;
  • goede samenhang bestaat tussen het bedrijfsleven en onderwijs met leerwerktrajecten en stagemogelijkheden;
  • toekomstbestendige landbouw, gericht op duurzaamheid en innovatie;
  • veel aandacht is voor het cultureel erfgoed, kunst en cultuur;
  • toeristen komen voor het strand maar ook de rust en de natuur en saamhorigheid in de kernen;
  • de bereikbaarheid met het openbaar vervoer sterk verbeterd is;
  • bewoners en toeristen de (elektrische) fiets verkiezen boven de auto;
  • de dorpsraden een centrale rol hebben gekregen in de ontwikkeling van de leefomgeving in de kernen.

Dit droomscenario leidt tot de kernambitie dat Noord-Beveland in 2030 bruist en leeft dankzij de divers samengestelde bevolking, de innovatieve en ondernemende inwoners en ondernemers en het toerisme, en dat tegelijkertijd de rust, de natuur en het weidse landschap behouden worden. Om dit te bereiken zijn er 4 ambities opgesteld voor Noord-Beveland:

Ambitie 1: Vitale kernen in een vitale gemeente; investeren in een goede leefomgeving;

Ambitie 2: Bruisende en bedrijvige gemeente; de agrarische sector en de toeristische sector zijn belangrijke pijlers voor de economie. Initiatief en innovatie in diverse sectoren wordt gestimuleerd;

Ambitie 3: Open en klimaatneutraal eiland; de overstap naar duurzame energie gaat niet ten koste van het landschap. Het open landschap, water en erfgoed worden gekoesterd;

Ambitie 4: Regie over eigen eiland; het bestuur op Noord-Beveland is bereikbaar en toegankelijk. De gemeente werkt intensief samen met buurgemeenten en betrekt burgers zoveel mogelijk bij besluitvorming.

Op basis van onder andere de Toekomstvisie en Woonvisie Regio de Bevelanden is voor elke kern een ontwikkelperspectief opgesteld, hierin wordt op hoofdlijnen uitgezet wat de beoogde ontwikkelingen/ontwikkelingsruimte voor de komende jaren is voor de desbetreffende kern. Hier worden de ontwikkellocaties aan getoetst.

MFA Wissenkerke

Vanuit het ontwikkelperspectief wordt het plangebied (terrein op de hoek Voorstraat- Oostvoorstraat) aangegeven als terrein dat nog ingevuld moet worden. Een combinatie van maatschappelijke en/of commerciële voorzieningen met wonen ligt het meest voor de hand op deze locatie. Met de beoogde ontwikkeling wordt er voorzien in een multifunctioneel gebouw dat voorziet in commerciële voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Dit is in lijn met het gestelde in de Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030.

Akkerrand Wissenkerke

Voor deze locatie is er vanuit het ontwikkelperspectief geen specifiek toekomstbeeld vastgelegd. Echter is er wel vastgelegd dat het beleid voor 'woonuitbreidingen' een conserverend karakter heeft en is met name gericht op het behoud en versterking van het woonklimaat. Om het straatbeeld te verbeteren is het beleid er op gericht om de vrijkomende locaties in te vullen met woningen. De planlocatie betreft een open/braakliggend gebied ingesloten door woningen. Wat dat betreft is dat een geschikte vrijkomende locatie die het huidige woonklimaat versterkt. Zo is de planlocatie in lijn met het gestelde in de Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030.

Westweg Geersdijk

De kwaliteit van de kern Geersdijk komt voort uit haar hechte gemeenschapsleven. Deze karakteristiek kan worden gehandhaafd door geen grootschalige ontwikkelingen met betrekking tot woningbouw, bedrijvigheid, recreatie of toerisme toe te laten. Het beleid is in eerste plaats gericht op haar kwaliteit als woonmilieu. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt er voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling van drie woningen. Dit versterkt het woonmilieu in de kern maar voorziet niet in een grootschalige woningbouwontwikkeling. Hiermee is het in lijn met het gestelde in de Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030.

Oude school Kortgene

Het beleid voor de woonwijk ten westen van de Hoofdstraat is gericht op het in stand houden van de bestaande (bebouwings)structuur en verschijningsvorm. Functie-uitwisseling wordt alleen daar voorgestaan waar reeds sprake is van bebouwing met een andere dan een woonfunctie. In dit deel van Kortgene wordt ook gezocht naar een nieuwe invulling voor de locatie van de voormalige school op de kruising van de Wilhelminastraat met de Bernhardstraat. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt er een nieuwe invulling gegeven aan de voormalige schoollocatie. Met de beoogde woonfunctie sluit dit aan op het reeds aanwezige woongebied ter plaatse. Zo is de planlocatie in lijn met het gestelde in de Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030.

Stadspolder zuidzijde Kortgene / Stadspolder midden Kortgene

Het beleid voor de woonwijk Stadspolder met de multifunctionele accommodatie is gericht op de ontwikkeling van de voormalig agrarische gronden tot een woonwijk met een centrumcluster. Tevens wordt er voorzien in de ontwikkeling van een robuuste groenstructuur op basis van de bestaande landschappelijke patronen. Beide locaties voorzien in de ontwikkeling van een gedeelte van de Stadspolder tot woongebied. Hiermee wordt er voorzien in de ontwikkeling tot woonwijk. Hierin wordt rekening gehouden met een zorgvuldige landschappelijke inpassing en voldoende ruimte voor groen rondom de bebouwing. Hiermee zijn deze locaties in lijn met het gestelde in de Omgevingsvisie Noord-Beveland 2030.

Torendijk 105A Kortgene

Voor deze locatie is het beleid gericht op het toestaan van het gebruik van een bedrijfswoning als reguliere woning. Bij de realisatie van dit voornemen worden de contouren van de bestaande bebouwing zoveel mogelijk gerespecteerd zodat het voornemen geen onevenredig negatieve effecten op de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de Torendijk heeft. Dit draagt bij aan het behoud van het cultureel erfgoed op Noord-Beveland en daarmee aan doelstellingen op dat punt uit de omgevingsvisie. Daarbij is van belang dat het voornemen bestaat om de bestaande beplanting op de rand van het perceel aan de Torendijk 105A te behouden zodat het ruimtelijk beeld zo min mogelijk wijzigt. Buiten de planologische wijziging waarmee een reeds toegestane bedrijfswoning als burgerwoning gebruikt mag worden, verandert er op deze locatie niets. De omgevingsvisie verzet zich gelet op het voorgaande niet tegen het voornemen.

3.3.2 Huisvestingsverordening tweede woningen Noord-Beveland 2023

In 2019 heeft een evaluatie van het beleid plaatsgevonden ten aanzien van tweede woningen in Noord-Beveland, waarna een huisvestingsverordening is vastgesteld die in de meest recente vorm op 26 april 2023 is vastgesteld in de vorm van de Huisvestingsverordening tweede woningen gemeente Noord-Beveland 2023. De verordening bepaalt dat woningen in de kernen niet meer als deeltijdwoning gebruikt kunnen worden, maar dat deze woningen uitsluitend als permanente woning gebruikt moeten worden. De verordening is niet van toepassing op woningen waar het deeltijdwonen door middel van een dubbelbestemming is toegestaan. De verordening is ook niet van toepassing op woningen op recreatieparken of woningen in het buitengebied.

De woningen waarvoor reeds een vergunning voor het deeltijdwonen verleend is mogen nog wel als deeltijdwoning gebruikt worden. Wanneer het eigendom van deze woning wijzigt, vervalt de vergunning voor de deeltijdbewoning.

Met de voorgenomen ontwikkelingen wordt er voorzien in reguliere woningen voor permanente bewoning. Zodoende is er geen sprake van het toevoegen van deeltijdwoningen.

3.3.3 Welstandsnota Noord-Beveland

In deze Welstandsnota is een gebiedsgericht welstandsbeleid voor heel Noord-Beveland geformuleerd, waarbij is aangegeven welke welstandscriteria er gelden in welke straat, in welk dorp en in het buitengebied.

Welstandstoezicht werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren. Elke aanvraag van een omgevingsvergunning moet worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet, gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen worden meegenomen. De welstandsbeoordeling kan alleen worden gebaseerd op de in deze welstandsnota vastgestelde welstandscriteria. De welstandscommissie adviseert of een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Het advies van de commissie is gebaseerd op de vastgestelde criteria uit de welstandsnota. De welstandsnota bestaat uit diverse onderdelen. Het eerste deel beschrijft het doel van de nota en de organisatie van de welstandszorg (uitvoeringswijze, adviserende instantie). Vervolgens beschrijft de welstandsnota 'algemene welstandscriteria' die op te vatten zijn als algemene richtlijnen voor goede architectuur. Het grondgebied van de gemeente wordt vervolgens opgedeeld in verschillende welstandsniveaus: van gebieden waar een extra zorgvuldige welstandsbeoordeling nodig wordt geacht tot gebieden met een 'licht' welstandsregime. Daarna volgen in de welstandsnota de beschrijvingen van de verschillende deelgebieden van de gemeente; voor ieder deelgebied zijn specifieke welstandscriteria opgenomen (zie de navolgende figuren). Tenslotte geeft de welstandsnota een aantal sneltoetscriteria aan (ook loketcriteria genoemd).

Per kern zijn welstandscriteria vastgelegd, voor de deelgebieden gelden daarom ook verschillende criteria op basis van het welstandsgebied waarin ze zijn gelegen:

Wissenkerke

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0022.png" `

Figuur 3.3.1 Welstandsgebieden Wissenkerke

MFA Wissenkerke:

Voor de locatie MFA Wissenkerke geldt dat deze locatie deels in het welstandsgebied 'historische buurten' ligt. Het gaat dan om het deel van deze locatie dat aan de Voorstraat ligt. In het welstandsgebied 'historische buurten' gelden de volgende aandachtspunten voor welstandstoezicht:

  • aswerking, continuïteit en zichtlijnen;
  • positioneren en oriëntatie;
  • beslotenheid straatwanden;
  • samenhang versus diversiteit in gevelwanden;
  • bouwstijl en architectuur;
  • massa en maatvoering;
  • gevelkenmerken en -opbouw;
  • materialen en kleuren;
  • detaillering van gevel en dakvlak;
  • toevoegingen aan, op en bij hoofdgebouw.

Voor MFA Wissenkerke geldt verder dat de locatie deels is gelegen in het welstandsgebied 'woongebied'. Hier gelden de volgende aandachtspunten voor welstandstoezicht:

  • herhaling en ritmiek;
  • positionering;
  • samenhang per architectonische eenheid;
  • bouwstijl en architectuur;
  • gevelkenmerken en -opbouw;
  • massa en maatvoering;
  • toevoegingen aan hoofdgebouw (met name aan voor- en zijgevels).

In de plannen voor de MFA-locatie wordt er rekening gehouden met deze welstandseisen en wordt de vereiste zorgvuldige inpassing van de nieuwe bebouwing en het aansluiten op bestaande bouwmassa's en -hoogten als uitgangspunt genomen voor de verdere planvorming. Het ontwerp van de nieuwe bebouwing wordt voorgelegd aan de gemeentelijke welstandscommissie.

Akkerrand Wissenkerke

Voor de Akkerrand Wissenkerke geldt dat deze niet is gelegen in een welstandsgebied en dat er daardoor geen verdere aandachtspunten voor zijn.

Westweg Geersdijk

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0023.png"

Figuur 3.3.2 Welstandsgebieden Geersdijk

De locatie Westweg bevindt zich binnen het bijzondere welstandsgebied 5: Polderlandschap. Voor inpassing in dit gebied gelden aanvullende eisen ten aanzien van de welstand. Deze eisen zijn voortgekomen uit de kwaliteiten en kwetsbaarheden van het landschap met betrekking tot de openheid en de daarmee duidelijke waarneembaarheid van de bebouwingselementen. De aandachtspunten die gelden voor dit bijzondere welstandsgebied zijn de volgende:

  • relatie met het omliggende landschap;
  • positionering en oriëntatie;
  • samenhang en ensembles van bebouwing;
  • bouwstijl en architectuur;
  • massa en maatvoering;
  • materialen en kleuren.

Op dit moment is er nog geen ontwerp voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij het opstellen van dit ontwerp wordt er rekening gehouden met de welstandseisen. De aandachtspunten voor welstandstoezicht worden daarbij in acht genomen bij de verdere planvorming voor deze locatie. Dat houdt in dat een ontwerp van de nieuwe bebouwing wordt gemaakt dat gericht is op het zorgvuldig inpassen van de nieuwe bebouwing in dit bijzondere welstandsgebied. Om te zorgen dat het ontwerp past in de welstandseisen wordt het waar nodig voorgelegd aan de welstandscommissie.

Kortgene

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0024.png"

Figuur 3.3.3 Welstandsgebieden Kortgene

Oude school Kortgene

Voor de locatie van de Oude school in Kortgene geldt dat het gebied is gelegen in het welstandsgebied 'woongebied'. Hier gelden de volgende aandachtspunten voor welstandstoezicht:

  • herhaling en ritmiek;
  • positionering;
  • samenhang per architectonische eenheid;
  • bouwstijl en architectuur;
  • gevelkenmerken en -opbouw;
  • massa en maatvoering;
  • toevoegingen aan hoofdgebouw (met name aan voor- en zijgevels).

Op dit moment is er nog geen ontwerp voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij het opstellen van dit ontwerp wordt er rekening gehouden met de welstandseisen. De aandachtspunten voor welstandstoezicht worden daarbij in acht genomen bij de verdere planvorming voor deze locatie. Dat houdt in dat een ontwerp van de nieuwe bebouwing wordt gemaakt dat gericht is op het zorgvuldig inpassen van de nieuwe bebouwing in dit welstandsgebied. Om te zorgen dat het ontwerp past in de welstandseisen wordt het waar nodig voorgelegd aan de welstandscommissie.

Stadspolder midden Kortgene

Het plangebied bevindt zich binnen het bijzondere welstandsgebied 5: Polderlandschap. Voor inpassing in dit gebied gelden aanvullende eisen ten aanzien van de welstand. Deze eisen zijn voortgekomen uit de kwaliteiten en kwetsbaarheden van het landschap met betrekking tot de openheid en de daarmee duidelijke waarneembaarheid van de bebouwingselementen. De aandachtspunten die gelden voor dit bijzondere welstandsgebied zijn de volgende:

  • Relatie met het omliggende landschap
  • Positionering en oriëntatie
  • Samenhang en ensembles van bebouwing
  • Bouwstijl en architectuur
  • Massa en maatvoering
  • Materialen en kleuren

Op dit moment is er nog geen ontwerp voor de voorgenomen ontwikkeling. Bij het opstellen van dit ontwerp wordt er rekening gehouden met de welstandseisen. De aandachtspunten voor welstandstoezicht worden daarbij in acht genomen bij de verdere planvorming voor deze locatie. Dat houdt in dat een ontwerp van de nieuwe bebouwing wordt gemaakt dat gericht is op het zorgvuldig inpassen van de nieuwe bebouwing in dit bijzondere welstandsgebied. Om te zorgen dat het ontwerp past in de welstandseisen wordt het waar nodig voorgelegd aan de welstandscommissie.

Torendijk 105A Kortgene

Torendijk 105A in Kortgene ligt in het bijzondere welstandsgebied 4: Lintbebouwing. Voor dit gebied gelden de volgende aandachtspunten:

  • relatie met het aangrenzende landschap;
  • aswerking, continuïteit en zichtlijnen;
  • positionering verspringend ten opzichte van de rooilijn;
  • openheid versus beslotenheid straatwanden;
  • diversiteit in gevelwanden;
  • samenhang van ensemble erf en bebouwing;
  • herkenbaarheid functie en identiteit van het gebouw;
  • bouwstijl en architectuur;
  • massa en maatvoering;
  • gevelkenmerken en -opbouw;
  • materialen en kleuren.

Voor deze locatie is sprake van ideeën over de nieuwe bebouwing, zie bijlage 1 bij de toelichting. De omgevingsvergunning die eerder voor de bebouwing op deze locatie is verleend maakt duidelijk dat deze bebouwing voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het nieuwe gebouw kan daarmee conform deze ideeën gerealiseerd worden.

Mocht er sprake zijn van een wijziging van deze ideeën en/of het bouwplan, dan kunnen bij het uitwerken van deze wijziging de aandachtspunten voor het bijzondere welstandsgebied lintbebouwing in acht genomen worden en wordt waar nodig een ontwerp van de nieuwe bebouwing voorgelegd aan de gemeentelijke welstandscommisie.

3.3.4 Mobiliteitsplan Noord-Beveland

In de Planwet verkeer & vervoer is opgenomen dat gemeenten een wettelijke zorgplicht hebben voor het zichtbaar voeren van een samenhangend en uitvoeringsgericht verkeers- en vervoerbeleid, wat richting geeft aan de door het gemeentebestuur te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. Een GVVP of Mobiliteitsplan is hiervoor het aangewezen beleidsdocument. Samenhangend, richtinggevend en uitvoeringsgericht zijn kernwoorden die ook op het mobiliteitsplan van Noord-Beveland van toepassing zijn:

  • Samenhangend: het plan staat niet op zichzelf, maar sluit aan op andere relevante beleidsvelden zoals ruimtelijke ordening, toerisme en economie. Daarnaast wordt het gehele spectrum van mobiliteit in samenhang bekeken;
  • Richtinggevend: het mobiliteitsplan is geen blauwdruk, het geeft de richting aan op welke wijze we denken over verkeer en vervoer en op welke wijze we kansen en knelpunten moeten benaderen;
  • Uitvoeringsgericht: enerzijds betreft het een beleidsplan, anderzijds omvat het concrete acties om tot uitvoering over te gaan, passend binnen het geformuleerde beleid.

De functie van het Mobiliteitsplan is dan ook het bieden van een duidelijk beleidskader. Geen blauwdruk waarin exact alles vast ligt, maar een richtlijn hoe er met verkeers- en vervoervraagstukken in Noord-Beveland omgegaan moet worden.

Mobiliteit wordt meegenomen in de concrete uitwerking van de voorgenomen ontwikkelingen. Op het moment dat de voorgenomen ontwikkelingen richting uitvoering gaan zal er eerst aannemelijk gemaakt moeten worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook onderbouwd te kunnen worden wat de impact van een planvoornemen op mobiliteit is.

3.3.5 Raadspuntenprogramma 2022-2026

Begin 2023 is het Raadspuntenprogramma 2022-2026 vastgesteld door de gemeenteraad van Noord-Beveland. Het raadspuntenprogramma beschrijft de ambities van de gemeenteraad voor zes thema's:

  1. 1. Betaalbaar wonen.
  2. 2. Ruimhartige zorg en ondersteuning.
  3. 3. Verduurzaming en energietransitie.
  4. 4. Betrekken van burgers.
  5. 5. Mobiliteit en fietsnetwerk.
  6. 6. Stimuleren van ondernemerschap.

Deze zes thema's krijgen de komende raadsperiode extra aandacht zonder de lopende uitvoering van het beleid te belemmeren. Van belang is dat de gemeenteraad streeft naar groei van het aantal inwoners, daar levert het bouwen van woningen op de locaties die onderdeel zijn van dit bestemmingsplan een bijdrage aan.

In paragraaf 4.10 wordt beschreven hoe dit bestemmingsplan bijdraagt aan de doelstelling uit het Raadspuntenprogramma 2022-2026 om voldoende betaalbare en beschikbare woningen voor jong en oud te bereiken. Dit bestemmingsplan maakt een divers aanbod aan woningen mogelijk, de nadruk ligt daarbij op het realiseren van betaalbare woningen. Het kan daarbij gaan om zowel koop- als huurwoningen. Het realiseren van nieuwe betaalbare woningen is enerzijds van belang om woningzoekenden een passende nieuwbouwwoning te kunnen bieden. Anderszijds brengt dit bieden van een passende nieuwbouwwoning ook een verhuisketen op gang zodat ook anderen door kunnen schuiven naar een passende/gewenste woning. Dat biedt kansen om jonge (starters op de woningmarkt) en oude(re) bewoners te behouden voor de gemeente. De woningen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn bedoeld voor permanente bewoning zodat er ook een bijdrage wordt geleverd aan de doelstelling uit het raadspuntenprogramma om meer permanente bewoning te realiseren. Tot slot maakt dit bestemmingsplan de bouw van bijna 100 woningen mogelijk, daarmee levert het bestemmingsplan ook een bijdrage aan de geambieerde realisatie van 200 extra woningen in de periode tot 2026.

Met de eisen uit het Raadspuntenprogramma die betrekking hebben op de isolatie van woningen en op andere vormen van duurzaam bouwen/energietransitie wordt rekening gehouden bij de verdere planvorming voor de locaties. Ook met realisatie van de laadinfrastructuur wordt rekening gehouden bij de verdere uitwerking van de bouwplannen.

Het betrekken van onder andere burgers krijgt vorm door dit bestemmingsplan open te stellen voor het indienen van zienswijzen. Tevens kunnen burgers betrokken worden bij de nadere uitwerking van de bouwplannen, voor een aantal locaties uit bestemmingsplan is dergelijk betrekken reeds in gang gezet.

3.4 Toetsing Beleidskader

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan inclusief de beoogde ontwikkelingsmogelijkheden past binnen de eerder beschreven beleidskaders van de verschillende overheden. Voor het thema specifieke beleid wordt verwezen naar de beleidskaders in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

In dit hoofdstuk zijn de voor het bestemmingsplan relevante milieuaspecten in beeld gebracht. De conclusies van de onderzoeken en analyses zijn opgenomen in onderstaande paragrafen. Deze navolgende paragrafen hebben specifiek betrekking op locaties A tot en met F. De kwaliteit van de leefomgeving op locatie G (Torendijk 105A Kortgene) is getoetst in de ruimtelijke onderbouwing die als bijlage 1 opgenomen is in de bijlagen bij deze toelichting. Waar nodig gaan de paragrafen in dit hoofdstuk in aanvulling daarop in op de kwaliteit van de leefomgeving ter plaatse van locatie G.

4.1 Bodem

4.1.1 Beleid

Handreiking Bouwen en bodemkwaliteit 2011
Vanwege de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bleek er een behoefte tot hernieuwde afstemming tussen deze wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen in relatie tot de bodemonderzoekplicht. De handreiking is geïnitieerd door het Zeeuws Platform Bodembeheer. Het primaire doel van de bodemtoets is te voorkomen dat gebouwd wordt op verontreinigde bodem.

Een vastgestelde bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan of een nota bodembeheer biedt mogelijkheden om in het kader van vergunningverlening vrijstelling van bodemonderzoek te kunnen verstrekken. In het kader van te ontwikkelen bestemmingsplannen en bouwprojecten is bovendien het voordeel dat de bodemkwaliteit van tevoren bekend is. Met verhoogde achtergrondwaarden kan al in de planfase rekening worden gehouden. Bovendien zijn ook de achtergrondconcentraties in een gebied bekend, die eventueel als terugsaneerwaarden gebruikt kunnen worden. Uitgangspunten bij het hanteren van een terugsaneerwaarden zijn:

  1. a. dat er geen ontoelaatbare risico's zijn voor milieu/gezondheid;
  2. b. dat er geen verspreiding optreedt;
  3. c. dat een separate aanpak van de lokale bodemverontreiniging als niet doelmatig wordt beschouwd.

In de handreiking wordt ook stilgestaan bij handhaving en controle, gezondheid, asbest en grondverzet- en afvoer.

Nota Bodembeheer Noord-Beveland
De Nota Bodembeheer van 27 september 2012 beschrijft de regels voor het toepassen van grond en bagger op de landbodem in de gemeente Noord-Beveland. Het betreft een lokale uitwerking van de landelijke regelgeving uit het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn generieke regels opgenomen, waarbij de normen voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk zijn van zowel de kwaliteit als de functie van de ontvangende bodem.

De functie van de bodem is vastgelegd in de bodemfunctiekaart, de kwaliteit van de bodem is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. De bodemfunctiekaart en de bodemkwaliteitskaart vormen de technisch-inhoudelijke onderbouwing voor het grondstromenbeleid zoals dat is vastgelegd in de Nota bodembeheer. Gedeeltelijk hanteert de gemeente Noord-Beveland voor het toepassen van grond en bagger het generieke beleid. Daarnaast bevat de nota een aantal beleidskeuzes die gelden als gebiedspecifiek beleid. Het nuttig hergebruiken van binnen de gemeente vrijkomende grond heeft de voorkeur boven het tegen hogere kosten afvoeren van deze grond. Overigens geldt het specifieke beleid alleen voor grond die vrijkomt uit het eigen bodembeheergebied. Op grond die wordt aangevoerd van buiten het bodembeheergebied is het generieke beleid van toepassing. De doelstelling van de Nota bodembeheer en bijbehorende bodemkwaliteitskaart is, om het hergebruik van gebiedseigen grond te stimuleren en de (gewenste) bodemkwaliteit af te stemmen op de bodemfunctie. Op deze manier geeft de gemeente uitvoering aan duurzaam grond- en baggerstromen beheer.

In de bodemkwaliteitskaart is de gemeente Noord-Beveland als bodembeheergebied ingedeeld in één of meer zones met een vergelijkbare milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het gaat hierbij om de 'gemiddelde' kwaliteit van deze gebieden, afgezien van lokale verontreinigingen veroorzaakt door puntbronnen. De berekende bodemkwaliteit heeft geen betrekking op een individueel perceel.

4.1.2 Analyse

Voor bodemkwaliteit is door Antea Group in 2022 historisch vooronderzoek uitgevoerd en opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting. Het onderzoek richt zich op de zes deelgebieden. Onderstaand zijn de conclusies van het onderzoek voor de zes deelgebieden weergegeven.

4.1.3 Conclusie

In de toekomstige situatie worden de deelgebieden ontwikkeld tot woongebieden (of een in het geval van de MFA-locatie: een locatie waar de woonfunctie gecombineerd wordt met andere functies) waarbij per deelgebied een verschillend aantal woningen gerealiseerd zal worden. Om de gebieden te kunnen gebruiken voor de functie 'Wonen', dient de bodemkwaliteit hier geschikt voor te zijn. Om te bepalen in hoeverre hier aan wordt voldaan, is er door Antea Group een milieuhygiënisch vooronderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit het onderzoek is gebleken dat op een aantal locaties de bodemsamenstelling niet zonder meer geschikt is voor de beoogde woonfunctie van de deelgebieden.

4.2 Archeologie En Cultuurhistorie

4.2.1 Beleid

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Met het van kracht worden van die wet is ook de wettelijke verplichting geïntroduceerd om voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek (inventariserend veldonderzoek), zowel met boringen als met proefsleuven, als voor opgravingen een gecertificeerde organisatie in te zetten. Met deze eis vervalt de opgravingsvergunning waarmee bedrijven en instellingen archeologisch onderzoek uit mogen voeren.

Dat er een certificaat nodig is om archeologisch onderzoek uit te mogen voeren, wordt bepaald door paragraaf 5.1 (concreet: artikelen 5.1 tot en met 5.6) van de Erfgoedwet. Het benodigde certificaat heet Beoordelingsrichtlijn Archeologie (BRL SKIB 4000) en wordt afgegeven door een certificatie-instelling. Met het certificaat kunnen bedrijven en instellingen aantonen dat zij archeologische onderzoeken conform de Kwaliteitsnorm Archeologie (KNA) uit kunnen voeren. In de regels van dit bestemmingsplan is bepaald dat bedrijven en instellingen die archeologisch onderzoek uit willen voeren gecertificeerd moeten zijn volgende de Beoordelingsrichtlijn Archeologie (BRL SKIB 4000).

Nota provinciaal cultuurbeleid 2013-2015

De Nota provinciaal cultuurbeleid 2013-2015 beschrijft dat de provincie prioriteit geeft aan het cultureel erfgoed. De nota is een uitwerking van de Kadernotitie provinciaal cultuurbeleid 2013-2016 en is op 21 december 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Archeologie en cultuurhistorie zijn twee beleidsterreinen die in de nota uitgewerkt worden. De provincie wil gemeenten stimuleren om uitvoering te geven aan het archeologiebeleid en zet in op het regionaal organiseren van expertise en beleidsuitvoering.

Archeologische waarden moeten zoveel mogelijk in situ (in de bodem) behouden blijven. Gebieden die een vastgestelde archeologische waarde hebben, kennen geen vrijstelling van de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek. Als er in deze gebieden ingrepen plaatsvinden, die consequenties kunnen hebben voor archeologie, moet er dus altijd onderzoek worden gedaan.

Archeologische vondsten moeten gemeld worden bij het archeologisch depot van de provincie. Dit depot wordt beheerd door Erfgoed Zeeland.

Op 6 februari 2017 hebben gedeputeerde staten van Zeeland het Toetsingskader archeologie Provincie Zeeland 2017 vastgesteld. Op basis van dit toetsingskader kan beoordeeld worden of voorafgaand aan de verlening van vergunningen archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In dit toetsingskader is het uitgangspunt dat in gebieden met vastgestelde archeologische waarden sowieso archeologisch onderzoek plaats moet vinden uitgewerkt in regels. Tevens is in het toetsingskader bepaald dat op terreinen met een gerede archeologische verwachting archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden indien de werkzaamheden dieper gaan dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld en het te verstoren oppervlak groter is dan 100 m². Krachtens het toetsingskader zijn alle overige terreinen vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

Archeologiebeleid gemeente Noord-Beveland
Op 26 januari 2012 is het archeologiebeleid door de gemeenteraad van Noord-Beveland vastgesteld. Het rapport bestaat uit een beleidsnota met een beleidskaart en toelichting. In Noord-Beveland zijn terreinen aanwezig met bekende waardes (rijksmonumenten, terreinen, stads- en dorpskernen), hoge verwachte waardes, gematigd verwachte waardes, lage verwachte waardes, maritieme verwachte waardes en terreinen zonder verwachte waarde. Binnen laag 1, 2 en 3 is het grootste deel van Noord-Beveland aangemerkt als categorie 4 ‘verwachte waarden hoog’. Noord-Beveland hanteert als uitgangspunt dat het gemeentelijk bodemarchief zoveel mogelijk ongestoord moet blijven (behoud in situ). Eventueel kunnen archeologische resten en sporen door opgraving veilig gesteld worden als technische aanpassingen aan het plan niet mogelijk zijn.

De activiteit die tot bodemverstoring leidt, wordt begeleid door een deskundige. In deze visie voorziet het bestemmingsplan. Als bevoegde overheid (toetsing, selectie en besluitvorming) voert de gemeente een effectieve regie op doel en middelen en maakt daarbij vooral gebruik van de expertise van Erfgoed Zeeland. De beleidsnota is ook voorzien van een beslisboom om te zien of een ontwikkeling in het kader van de ruimtelijke ordening archeologieplichtig kan zijn.

In een bestemmingsplan dient (met uitzondering van de maatregelcategorieën 1 en 8) een dubbelbestemming te worden opgenomen, ter bescherming van de verschillende archeologische waarden. Om te bepalen welke dubbelbestemming opgenomen dient te worden heeft de gemeente een archeologische Maatregelenkaart-in-lagen ontwikkeld die de basis vormt voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het kader van de besluitvorming bij ruimtelijke plannen. In het kader van dit beleid worden op de Maatregelenkaart-in-lagen voor het gemeentelijke grondgebied acht maatregelcategorieëen onderscheiden, onderverdeeld in archeologische waarden (categorie 1 tot en met categorie 3), archeologische verwachtingen (categorie 4 tot en met categorie 7) en geen archeologische verwachting (categorie 8):

  • Categorie 1 (wettelijk beschermd monument)
  • Categorie 2 (AMK-terrein, terrein van archeologische waarde)
  • Categorie 3 (gewaardeerde stads-/dorpskern)
  • Categorie 4 (hoge archeologische verwachting)
  • Categorie 5 (gematigde archeologische verwachting)
  • Categorie 6 (lage archeologische verwachting)
  • Categorie 7 (waterbodem, gematigde archeologische verwachting)
  • Categorie 8 (geen archeologische verwachting)

De gronden gelegen binnen de zones van maatregelcategorie 1, 'wettelijk beschermde monumenten', behoeven geen dubbelbestemming. Terreinen aangeduid als 'Wettelijk beschermde monumenten' (maatregelcategorie 1) zijn op basis van de Erfgoedwet reeds beschermd. De gronden gelegen binnen de zones van maatregelcategorie 8, 'geen archeologische verwachting' behoeven eveneens geen dubbelbestemming indien de afwezigheid van een archeologische verwachting voor alle potentiële archeologische niveaus geldt. Voor de waterbodem (maatregelcategorie 7) geldt dat er bij het aantreffen van archeologische waarden in deze zone contact opgenomen dient te worden met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, om in overleg het vervolgtraject te bepalen.

De maatregelcategorieën zijn in de Beleidsnota Archeologie als volgt doorvertaald naar de dubbelbestemmingen:

  • Maatregelcategorie 1 > -
  • Maatregelcategorie 2 > Waarde – Archeologie – 1
  • Maatregelcategorie 3 > Waarde – Archeologie – 1
  • Maatregelcategorie 4 > Waarde – Archeologie – 2
  • Maatregelcategorie 5 > Waarde – Archeologie – 3
  • Maatregelcategorie 6 > Waarde – Archeologie – 4
  • Maatregelcategorie 7 > Waarde – Archeologie – 3
  • Maatregelcategorie 8 > -

De maatregelcategorieëen zijn vertaald naar planregels. Bij de vertaling is rekening gehouden met het verstorende effect van de verschillende soorten bodemingrepen op het bodemarchief in relatie tot de diepteligging van archeologische waarden/verwachtingen. Op basis hiervan zijn ontheffingscriteria geformuleerd met betrekking tot omvang van het plangebied en de diepte van de te verrichten bodemingrepen. Er is sprake van een archeologische onderzoeksplicht indien bij de voorgenomen ruimtelijke activiteit beide ontheffingscriteria (oppervlakte van het plangebied en diepte van de bodemingreep) worden overschreden. Van de omvang en de diepte van de bodemingreep hangt af in hoeverre een ontheffing verleend kan worden voor een specifieke archeologische verwachtingslaag.

Cultuurhistorische hoofdstructuur
Cultuurhistorie is – omdat het in belangrijke mate bepalend is voor de regionale identiteit – benoemd tot één van de omgevingskwaliteiten van Zeeland. Naast het vastleggen van de verschillende objecten zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) ook verschillende gebieden opgenomen met bijzondere cultuurhistorische waarden. De provincie Zeeland geeft prioritair aandacht aan deze gebieden en heeft hier inpasbaarheidstrategieën voor opgesteld, afhankelijk van hun waarde en ontwikkelingsmogelijkheden. De strategieën zijn:

  • behoud cultuurhistorische elementen en relicten;
  • behoud door ontwikkeling en versterken van de samenhang;
  • herkenbaarheid als voorwaarde voor inpassen nieuwe ontwikkelingen.

De CHS is een overzichtelijke samenvatting van alle kennis over de nog zichtbare cultuurhistorie in de omgeving.

4.2.2 Analyse

4.2.3 Conclusie

4.3 Water

4.3.1 Beleid

Nationaal en Europees niveau

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden, waarmee een achttal wetten is samengevoegd tot één wet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet richt zich op de zorg voor waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterfuncties (zoals de drinkwatervoorziening). De wet biedt de basis voor het stellen van normen ten aanzien van deze onderwerpen. Verder bevat de wet regelingen voor het beheer van water. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Minstens zo belangrijk is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen. In de regel komt dit neer op een meldingsplicht in plaats van een vergunningenprocedure. Niet alles is in algemene regels vast te leggen en voor deze activiteiten in, op, onder of over watersystemen is er de watervergunning.

De Wet gemeentelijke watertaken is onderdeel van de Waterwet. In deze Wet heeft de gemeente de zorgplicht gekregen voor:

  • het doelmatig inzamelen en verwerken van overtollig afvloeiend hemelwater;
  • het nemen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

In de Wet milieubeheer is de derde zorgplicht voor de gemeente opgenomen. De gemeente dient zorg te dragen voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater.

Wet ruimtelijke ordening en de watertoets

De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen) die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer (bijvoorbeeld gemeente of projectontwikkelaar) worden overlegd met de waterbeheerder.

In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies.

Nationaal Waterbeheerprogramma 2022-2027

Dit programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het NBW onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord. Een actualisatie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) uit 2003 komt voort uit de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), de noodzaak tot aanscherping van een aantal begrippen en het beschikbaar komen van nieuwe klimaatscenario's. Ook is een nieuwe fase aangebroken in het samenwerkingsproces, waarbij het zwaartepunt verschuift van planvorming naar uitvoering. Het NBW is een uitwerking van de uitvoering van waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn:

  • het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken;
  • verbetering van de waterkwaliteit.

Kaderrichtlijn Water (KRW)

Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-stillprincipe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen.

Waterschap Scheldestromen

Waterschapsbeheerprogramma 2022-2027

In het Waterschapsbeheerprogramma 2022-2027 formuleert het Waterschap Scheldestromen de concrete opgaven ten aanzien van het watersysteem en het -beheer die in de periode tot 2027 voltooid moeten worden. Het waterschap zet primair in op de volgende opgaven:

  1. 1. Veilige dijken en duinen: Het waterschap geeft topprioriteit aan het op peil brengen en houden van de veiligheid van de dijken en duinen die door het waterschap beheerd worden. Dijken en duinen worden regelmatig geïnspecteerd en waar nodig wordt actie ondernomen om de beschermende functie van deze voorzieningen te versterken.
  2. 2. Schoon en voldoende water: Het waterschap zet in op het nog beter laten functioneren van het oppervlakte- en afvalwatersysteem.
  3. 3. Veilige wegen en fietspaden: Waterschap Scheldestromen beheert circa 4.000 kilometer wegen, voornamelijk in het buitengebied van Zeeland. Dit doel gaat over het onderhoud van deze wegen en de bermbeplanting daarvan.

Keur watersysteem Waterschap Scheldestromen 2012

In de keur van het Waterschap Scheldestromen uit 2012 staat aangegeven wat wel en niet mag met betrekking tot waterkeringen (dijken en kaden) en watergangen. Door middel van de regels is het mogelijk dat het waterschap het onderhoud aan watergangen en waterkeringen goed kan uitvoeren. Vergunningplichtige activiteiten worden getoetst aan de beleidsregels. Voor andere activiteiten gelden de algemene regels.

Richtlijnen waterbeheer voor planontwikkeling in bebouwd gebied

In de richtlijnennotitie geeft het waterschap aan waarmee rekening moet worden gehouden bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan. De notitie is een nadere uitwerking van de beleidskeuzes van het waterschap die relevant zijn voor de ruimtelijke ordening (RO). De notitie moet dan ook in samenhang worden gezien met de Keur watersysteem en de nota vergunningenbeleid waterbeheer. Er wordt vooral ingegaan op waterkwantiteits- en waterkwaliteitsaspecten.

Gemeente Noord-Beveland

Verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2015 – 2019

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) geeft het beleid van de gemeente Noord-Beveland weer op het gebied van riolering. In de Wet gemeentelijke watertaken, die per 1 januari 2008 in werking is getreden, is de gemeentelijke zorgplicht verbreed naar een zorgplicht die ook het hemelwater en het grondwater omvat. In dit vGRP geeft de gemeente Noord-Beveland weer hoe zij invulling geeft aan de zorgplicht voor al deze gebieden: afvalwater, hemelwater en grondwater.

Naast het vervangen of relinen van de riolering heeft de gemeente Noord-Beveland op diverse plaatsen verhard oppervlak van de riolering afgekoppeld. Vaak wordt dit gecombineerd met vervangingsprojecten. Gedurende de planperiode (tot en met 2013) is er circa 2,4 km nieuwe regenwaterriolering aangelegd in het kader van afkoppelprojecten en circa 3,5 ha verharding van de gemengde riolering afgekoppeld. Dit is meer dan volgens de basisrioleringsplannen gepland was.

4.3.2 Kenmerken van het watersysteem

De kenmerken van het watersysteem zijn algemeen beschreven zodat zij voor geheel Noord-Beveland gelden. Waar nodig is bij de beschrijving van de kenmerken dieper ingegaan op de kenmerken op één of meerdere specifieke locaties.

Geomorfologie en grondwatersysteem

Vrijwel geheel Noord-Beveland bestaat geomorfologisch gezien uit Duinkerke-IIIb-afzettingen. Deze zijn ontstaan door de vele overstromingen die sinds 1300 hebben plaatsgevonden. In 1530 is geheel Noord-Beveland overstroomd geraakt door de Sint Felixvloed. Het eiland heeft toen een groot aantal jaren onder water gestaan, waardoor allerlei kleiafzettingen zijn afgezet. In de ondergrond van Noord-Beveland komt door die overstromingen nagenoeg geen veen meer voor. Dit geldt ook voor de bodems onder de diverse plangebieden. Die bodem kan op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Noord-Beveland voor de locaties verder als volgt gecategoriseerd worden:

  1. 1. MFA Wissenkerke: Niet gekarteerd (bebouwd gebied).
  2. 2. Akkerrand Wissenkerke: Lichte klei.
  3. 3. Westweg Geersdijk: Overgangsgebied tussen lichte klei en lichte zavel.
  4. 4. Oude school Kortgene: Niet gekarteerd (bebouwd gebied).
  5. 5. Stadspolder zuidzijde Kortgene: Niet gekarteerd (bebouwd gebied).
  6. 6. Stadspolder midden Kortgene: Niet gekarteerd (bebouwd gebied).

Grondwater is het water in de bodem. Water dringt in de bodem tot het een niet doorlatende laag bereikt. Boven deze laag raakt de grond verzadigd; de hoogte tot waar deze verzadiging optreedt, is het grondwaterpeil. Er zijn twee soorten grondwater:

  • freatisch grondwater;
  • artesisch grondwater.

Freatisch grondwater is grondwater dat bovenop een eerste slecht doorlatende bodemlaag (bijvoorbeeld klei) ligt, in relatief goed doorlatende grond. Het eerste grondwater dat men tegenkomt wanneer men gaat graven, is meestal freatisch. Artesisch grondwater ligt beschermd onder een slecht doorlatende bodemlaag.

In de locaties die betrokken zijn in dit veegplan worden geen TNO-peilbuismetingen uitgevoerd. Op de locaties is geen sprake van grondwateronttrekkingen, wel vindt in het kader van de exploitatie van een gesloten WKO-systeem grondwateronttrekking plaats ten noorden van de MFA-locatie.

Oppervlaktewaterysteem

De situatie ten aanzien van het oppervlaktewater op de locaties in dit veegplan is als volgt:

  1. 1. MFA Wissenkerke: Geen oppervlaktewater aanwezig.
  2. 2. Akkerrand Wissenkerke: Oppervlaktewater in het plangebied aanwezig in de vorm van secundaire watergangen. Tevens is een wadi aanwezig en wordt een deel van het plangebied begrensd door een watergang aan de zuidzijde.
  3. 3. Westweg Geersdijk: Oppervlaktewater aanwezig ten zuiden van het plangebied. Oppervlaktewater bestaat uit een secundaire watergang.
  4. 4. Oude school Kortgene: Oppervlaktewater aanwezig in het plangebied in de vorm van tertiair water (een vijver).
  5. 5. Stadspolder zuidzijde: Geen oppervlaktewater in het plangebied, ten westen van het plangebied ligt een primaire watergang.
  6. 6. Stadspolder midden Kortgene: Geen oppervlaktewater in het plangebied, ten noorden van het plangebied ligt een primaire watergang.

Watergangen buiten het plangebied van de locaties in dit veegplan worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet gewijzigd. De omgang met het water in een plangebied is nog onderwerp van onderzoek en wordt in het vervolg van het planvormingsproces verder uitgewerkt.

Waterkwaliteit

Uit kaarten van het Waterschap Scheldestromen blijkt dat in de bodem onder alle locaties in dit veegplan het grensvlak tussen zoet en zout water op circa 1,5 meter onder het maaiveld ligt. Op de locaties is daarmee sprake van een gecombineerd zoet en brak/zout watersysteem.

Hoogteligging en wateroverlast

De hoogteligging van het maaiveld op de locaties in dit veegplan is als volgt:

  1. 1. MFA Wissenkerke: circa 0,5 meter boven NAP.
  2. 2. Akkerrand Wissenkerke: Circa 0 (waarschijnlijk de hoogteligging van de watergangen in het plangebied) tot 0,85 meter boven NAP.
  3. 3. Westweg Geersdijk: Circa 0,4 meter boven NAP.
  4. 4. Oude school Kortgene: Circa 0,6 meter boven NAP.
  5. 5. Stadspolder zuidzijde: Circa 0,5 meter tot 0,6 meter boven NAP.
  6. 6. Stadspolder midden Kortgene: Circa 0,6 meter tot 0,8 meter boven NAP.

De hoogteligging van de locaties sluit aan op die van de omgeving van deze locaties. De locaties liggen niet aanmerkelijk hoger of lager dan hun omgeving. Dit voorkomt wateroverlast door afstroming (zowel naar de locaties toe als vanaf de locaties naar de omgeving). De precieze waterberging wordt in het vervolg van het planvormingsproces bepaald.

Waterkeringen

Op de locaties in dit veegplan is geen sprake van waterkeringen.

Regen en afvalwatersysteem

Met uitzondering van de locaties in de Stadspolder van Kortgene is in de bodem onder de locaties een gemengd rioolstelsel aanwezig. De locaties in de Stadspolder zijn voorzien van een gescheiden rioolstelsel.

Gebruiks, - belevings- en toekomstwaarde van het oppervlaktewater

De watergangen en -partijen die thans op de locaties aanwezig zijn, hebben zowel een waterhuishoudkundige functie (afvoer van afstromend hemelwater) als een belevingsfunctie (vooral de vijver op de locatie van de Oude school in Kortgene). De gebruikswaarde van de watergangen en -partijen bestaat uit hun bijdrage aan het functioneren van het watersysteem. De belevingswaarde van deze elementen is echter relatief laag.

Schouwstroken

Ten behoeve van onderhoud aan nabijgelegen watergangen/-lopen dient er voor een aantal locaties een schouwstrook in acht te worden genomen. Dit gaat om de volgende locaties:

  1. 1. Westweg Geersdijk: 5,00 meter.
  2. 2. Stadspolder zuidzijde: 5,00 meter.
  3. 3. Stadspolder midden: 5,00 meter.

Deze schouwstroken mogen niet worden bebouwd en dienen vrij van obstakels te blijven. Met de realisatie van de schouwstroken wordt rekening gehouden bij het ontwerp van de toekomstige situaties. Voor vaststelling van dit bestemmingsplan zijn de drie locaties bebouwingsvrij en bieden ze voldoende ruimte voor onderhoud van de watergang. Voor de locatie Westweg in Geersdijk geldt dat de schouwstrook in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen' krijgt. Hiermee wordt woningbouw op de schouwstrook voorkomen. Bij inrichting en beheer van de schouwstrook wordt rekening gehouden met het obstakelvrij houden ervan. Voor de locaties in de Stadspolder van Kortgene geldt dat er sprake is van bestaande watergangen met bestaande schouwstroken. De begrenzing van de locaties van de plangebieden in de Stadspolder is zodanig gekozen dat de schouwstroken geen onderdeel worden van dit bestemmingsplan. Woningbouw op de schouwstroken wordt daarmee voorkomen. Wederom geldt dat bij inrichting en onderhoud rekening gehouden wordt met het obstakelvrij houden van de schouwstroken.

4.3.3 Toekomstige ontwikkelingen

Voor alle locaties is een aanmeldformulier voor de watertoets ingevuld. Het aanmeldformulier voor de locatie Torendijk 105 in Kortgene is onderdeel van bijlage 1 bij deze toelichting. De overige formulieren maken als bijlage 8 onderdeel uit van de toelichting van dit bestemmingsplan. Omdat voor geen van de locaties in bijlage 8 al een vastomlijnd bouwplan of ontwikkelprogramma bekend is, kan de benodigde watercompensatie nog niet exact bepaald worden. Het is immers nog onduidelijk in welke mate het verhard oppervlak op de locaties toeneemt. Om die reden is voor die locaties in artikel 13.2 van dit bestemmingsplan bepaald dat de nodige watercompensatie gereed moet zijn voor nieuwe woningen in gebruik genomen worden. Omdat dit artikel onderdeel uitmaakt van de algemene regels van dit bestemmingsplan is het, met uitzonderling van de locatie Torendijk 105A in Kortgene, op alle locaties in dit veegplan van toepassing. Hiermee is geborgd dat de juiste hoeveelheid watercompensatie gerealiseerd wordt. De juiste hoeveelheid watercompensatie wordt bepaald op basis van het definitieve bouwplan en ontwikkelprogramma en zal in de rest van het planvormingsproces voor de locaties in dit veegplan duidelijk worden. De verdere omgang met de wateraspecten zijn per locatie beschreven in bijlage 8.

4.3.4 Vertaling verbeelding en regels

Door het opnemen van artikel 13.2 in de regels van dit bestemmingsplan is voor locaties A tot en met F geborgd dat een passende hoeveelheid watercompensatie gerealiseerd moet worden. Verder blijkt uit bijlage 1 en bijlage 8 dat er ten aanzien van water geen andere specifieke regels, eisen of voorwaarden hoeven te worden gesteld in dit bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect water geldt daarmee dat er vanuit dit aspect geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen bestaan.

4.4 Ecologie, Flora En Fauna

4.4.1 Beleid

Wet natuurbescherming (2017)

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.

In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

    1. 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
    2. 2. soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
    3. 3. 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').

Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden van groot internationaal belang. Deze gebieden zijn aangewezen onder de Europese Habitat- en / of Vogelrichtlijn. Voor de gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. Indien op voorhand significante effecten niet uitgesloten kunnen worden dient een Passende beoordeling opgesteld te worden.

De verbodsbepalingen en ontheffingsgronden voor de eerste twee categorieën komen rechtstreeks uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. De derde categorie vindt zijn oorsprong in de nationale wetgeving.

Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving.

Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet onderzocht worden of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Indien onderdelen van het plan niet vergunbaar worden geacht, zal bij de ruimtelijke besluitvorming moeten worden geconcludeerd dat de voorgenomen ingreep geen doorgang kan vinden.

Natuurbeheerplan Zeeland 2016

Het Natuurbeheerplan Zeeland 2016 (laatst gewijzigd op 5 juli 2022) toont de natuurgebieden en agrarische beheergebieden van het Natuurnetwerk Zeeland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur oftewel EHS) en is het provinciale beleidskader voor verwerving, functieverandering, inrichting en beheer van natuur en landschap. Het Natuurbeheerplan 2016 vervangt het Natuurgebiedsplan Zeeland uit 2009 en de diverse kleine planwijzigingen die sindsdien zijn vastgesteld.

4.4.2 Analyse

In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan is een natuurtoets uitgevoerd. In de natuurtoets is het effect van de voorgenomen ontwikkeling op beschermde soorten en beschermde gebieden bepaald. Deze natuurtoets is als bijlage 14 bij de toelichting gevoegd. Tevens zijn voor de voorgenomen ontwikkeling separate stikstofberekeningen uitgevoerd en als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

In de locaties van dit veegplan zijn geen (delen van) Natura 2000-gebieden aanwezig. De locaties in Wissenkerke liggen het dichtste bij het Natura 2000-gebied 'Oosterschelde' (aangewezen in zowel de Habitatrichtlijn als de Vogelrichtlijn). Dit gebied is overbelast met stikstofdepositie. De afstand tussen Wissenkerke en het Natura 2000-gebied 'Oosterschelde' bedraagt circa 1,1 kilometer.

De locaties in Geersdijk en Kortgene liggen het dichtste bij het Natura 2000-gebied 'Veerse Meer'. Het Veerse Meer is een Vogelrichtlijngebied waar geen sprake is van overbelasting met stikstof. De afstand tussen deze locaties en het Natura 2000-gebied 'Veerse Meer' bedraagt minimaal 800 meter.

Tussen alle locaties in het veegplan en de voornoemde Natura 2000-gebieden is sprake van menging van woonfuncties, recreatiefuncties (waaronder aan de oever van het Veerse Meer), agrarische functies en natuur.

Door ligging van de locaties ten opzichte van de Natura 2000-gebieden kunnen verstoringseffecten, met uitzondering van het effect van stikstofdepositie op voorhand uitgesloten worden. Er is immers geen sprake van een direct ruimtebeslag op Natura 2000-gebieden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast is de afstand tussen de locaties en de Natura 2000-gebieden dusdanig groot dat geen sprake kan zijn van verstoring door licht, geluid, betreding of andere factoren. Dit wordt versterkt door de ligging van andere functies tussen de locaties en de Natura 2000-gebieden: zij vormen een barrière tegen de eventuele uitstraling van hinder die afkomstig is van de locaties. Het stikstofeffect, inclusief de gevolgen van verkeer van en naar het plangebied, wordt in onderstaande alinea bepaald.

Stikstofdepositie

Om inzichtelijk te maken of er sprake is van een negatief effect op de omliggende Natura 2000-gebieden ten gevolge van stikstofdepositie dient er voor een nieuwe ontwikkeling een berekening met de AERIUS-Calculator te worden uitgevoerd. In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen zijn er per deelgebied berekeningen met de AERIUS-Calculator uitgevoerd. Onderstaand zijn de resultaten per deelgebied weergegeven:

MFA Wissenkerke

Op basis van de AERIUS Calculator, versie 2023 is er voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase geen toename van stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden berekend. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000 gebieden als gevolg van stikstof zijn daarmee uitgesloten. In bijlage 9 is de stikstofrapportage bijgevoegd.

Akkerrand Wissenkerke

Op basis van de AERIUS Calculator, versie 2023 is er voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase geen toename van stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden berekend. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000 gebieden als gevolg van stikstof zijn daarmee uitgesloten. In bijlage 10 is de stikstofrapportage bijgevoegd.

Westweg Geersdijk

Op basis van de AERIUS Calculator, versie 2023 is er voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase geen toename van stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden berekend. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstof zijn daarmee uitgesloten. In bijlage 11 is de stikstofrapportage bijgevoegd.

Oude school Kortgene

Op basis van de AERIUS Calculator, versie 2023 is er voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase geen toename van stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden berekend. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstof zijn daarmee uitgesloten. In bijlage 12 is de stikstofrapportage bijgevoegd.

Stadspolder midden Kortgene

Op basis van de AERIUS Calculator, versie 2023 is er voor zowel de gebruiksfase als de realisatiefase geen toename van stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden berekend. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstof zijn daarmee uitgesloten. In bijlage 13 is de stikstofrapportage bijgevoegd.

Torendijk 105A Kortgene

Ten behoeve van de ontwikkeling van deze locatie is een stikstofonderzoek uitgevoerd dat als bijlage 1 onderdeel is van deze toelichting blijtk dat er bij de voorgenomen ontwikkeling van de locatie Torendijk 105A in Kortgene geen sprake is van een toename van stikstofdepositie in de realisatie- en gebruiksfase in de omliggende Natura 2000-gebieden. Significante gevolgen voor de habitats in Natura 2000-gebieden als gevolg van stikstof zijn daarmee uitgesloten.

Natuurnetwerk Nederland

In de locaties in dit veegplan zijn geen gebieden aanwezig die (deels) behoren tot het Natuurnetwerk Zeeland. De voorgenomen ontwikkelingen leiden derhalve niet tot een direct ruimtebeslag op het Natuurnetwerk Zeeland. Alle locaties liggen in de bebouwde kom van Geersdijk, Kortgene of Wissenkerke. In Geersdijk ligt op 20 meter ten zuiden van de ontwikkelingslocatie natuur van het beheertype kruiden- en faunarijk grasland (N12.02, zie navolgende figuur). Omdat dit beheertype op een binnendijk ligt, is er krachtens het provinciaal beleid geen sprake van een noodzaak tot toetsing van de effecten van het voornemen op de wezenlijke kenmerken en waarden van dit natuurbeheertype. Figuur 4.4.1 toont de ligging van de ontwikkelingslocatie ten opzichte van het natuurbeheertype.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0025.png"

Figuur 4.4.1 Natuurnetwerk Zeeland nabij de locatie Westweg in Geersdijk (rood omlijnd), het groene vlak is natuurbeheertype N12.012 (Atlas van Zeeland, kaart: Natuurbeheerplan Zeeland 2023)

In Kortgene ligt de locatie Torendijk 105A het dichtste bij een gebied dat tot het Natuurnetwerk Zeeland behoort. De afstand tussen dit gebied en deze locatie bedraagt circa 10 meter. Figuur 4.4.2 toont de ligging van de ontwikkelingslocaties in Kortgene ten opzichte van de gebieden die tot het Natuurnetwerk Zeeland behoren. De dijken rondom de oude kern en de Stadspolder van Kortgene hebben taluds die allemaal begroeid zijn met kruiden- en faunarijk grasland (N12.02, zie navolgende figuur), derhalve behoren deze taluds tot het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0026.png"

Figuur 4.4.2 Natuurnetwerk Zeeland nabij de ontwikkelingslocaties in Kortgene (rood: Oude school, blauw: Stadspolder zuidzijde, oranje: Stadspolder midden en zwart: Torendijk 105A), het groene vlak is natuurbeheertype N12.012 (Atlas van Zeeland, kaart: Natuurbeheerplan Zeeland 2023)

Figuur 4.4.3 laat zien dat dijken rond Wissenkerke behoren tot het Natuurnetwerk Zeeland. De taluds van deze dijken bestaan uit botanisch waardevol grasland (A02.01) of kruiden- en faunarijk grasland (N12.02, zie navolgende figuur). De gebieden liggen niet nabij de ontwikkelingslocaties. De kleinste afstand tussen de ontwikkelingslocaties en het Natuurnetwerk Zeeland is 170 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0027.png"

Figuur 4.4.3 Natuurnetwerk Zeeland nabij Wissenkerke, de gele stip geeft de indicatieve ligging van de MFA-locatie weer, de rode stip geeft de indicatieve ligging van de locatie Akkerrand weer, het blauwe vlak is natuurbeheertype A02.01 en het groene vlak is natuurbeheertype N12.02) (Atlas van Zeeland, kaart: Natuurbeheerplan Zeeland 2023)

Voor de ligging van de locatie Torendijk 105A ten opzichte van het Natuurnetwerk Zeeland geldt dat artikel 2.23 van de Omgevingsverordening Zeeland 2018 bepaalt dat bestaande natuur zoals die op het dijklichaam niet zonder legitieme reden aangetast of ingeperkt mag worden. De aanduiding bestaande natuur ligt niet op het perceel van de Torendijk 105A en er wordt geen nieuwe bebouwing gerealiseerd die dichter bij het dijklichaam met bestaande natuur komt te staan dan de bestaande bebouwing. Artikel 2.23 lid 2 van de verordening bepaalt dat bestaand gebruik en bestaande bebouwing positief bestemd mogen worden en van die mogelijkheid wordt voor deze locatie gebruik gemaakt. Het gebruik van het perceel voor wonen is immers reeds toegestaan. Het beheertype waar de aanduiding 'bestaande natuur' betrekking op heeft is kruiden- en faunarijk grasland (N12.02). De oppervlakte van dit beheertype bedraagt in heel Zeeland circa 99 hectare. Aantasting van bestaande natuur mag alleen plaatsvinden als de aantasting gecompenseerd wordt en als er geen sprake is van de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het beheertype. De aantasting bestaat uit de eventuele effecten van bewoning van het perceel (waarbij het woongebruik overigens al toegestaan is) zoals lichtuitstraling, trillingen en geluidverstoring (aspecten waar planten niet heel gevoelig voor zijn). Gelet op de grootte van het beheertype en de beperkte grootte van perceel van de Torendijk 105A kan gesteld worden dat voor zover er sprake is van een aantasting deze zeer klein is in oppervlakte en dus geen effect heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van dit beheertype (voor zover die aanwezig zijn bij een in de dorpskern gelegen en intensief gebruikt dijklichaam). Daar komt nog bij dat met het voornemen een bedrijfsbestemming op deze locatie verwijderd wordt, zodat eventuele nadelige effecten van het bedrijfsmatig gebruik van deze gronden voor natuurwaarden ophouden te bestaan.

Voor het Natuurnetwerk Zeeland geldt ook dat de afstand tussen de ontwikkelingslocaties anders dan de locatie Torendijk 105A en de beschermde gebieden dermate groot is dat directe effecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling uitgesloten kunnen worden. Er is geen sprake van ruimtebeslag op het Natuurnetwerk Zeeland en effecten door licht, geluid of betreding kunnen door de grote afstand uitgesloten worden. Ook hier geldt dat tussenliggende functies een barrièrewerking hebben en eventuele effecten uit het plangebied dusdanig beperken dat negatieve gevolgen voor het Natuurnetwerk Zeeland uit te sluiten zijn.

Conclusies: Beschermde gebieden

De ontwikkelingslocaties bevinden zich niet in de nabijheid van beschermde gebieden. De afstand tussen beschermde gebieden en de ontwikkelingslocaties is voldoende om directe effecten uit te sluiten. Verder is op de locaties geen sprake van houtopstanden die beschermd worden door de Wet natuurbescherming, effecten op beschermde houtopstanden kunnen derhalve ook worden uitgesloten. Van effecten ten gevolge van stikstofdepositie is tevens geen sprake, op basis van de berekeningen met de AERIUS-Calculator blijkt dat er geen sprake is van stikstofdepositie op de omliggende Natura 2000-gebieden ten gevolge van de voorgenomen ontwikkelingen.

Soortenbescherming

Bijlage 14 bevat het bureau- en veldonderzoek naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna dat voor de zes locaties in dit bestenmingsplan uitgevoerd is. Uit het onderzoek blijkt dat op locaties beschermde diersoorten voor kunnen komen. Tabel 4.4.1 laat per locatie in dit veegplan zien welke beschermde soorten aangetroffen kunnen worden.

Het soortenonderzoek voor de locatie Torendijk 105A in Kortgene maakt als bijlage 1 onderdeel uit van deze toelichting. Uit dat soortenonderzoek blijkt dat er op deze locatie geen sprake is van beschermde soorten. Voor deze locatie is geen nader onderzoek naar beschermde soorten nodig.

Tabel 4.4.1 (Mogelijke) aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0028.jpg"

Nader ecologisch onderzoek

Met de aanwezigheid van algemene broedvogels in de plangebieden van de locaties A tot en met F wordt rekening gehouden door buiten het broedseizoen te werken, hiermee wordt ten aanzien van deze soortgroep voldaan aan het bepaalde in de Wet natuurbescherming en is op dit punt geen nader onderzoek noodzakelijk. Voor de overige soorten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn, geldt dat nader onderzoek uitgevoerd wordt. Op basis van dat onderzoek wordt bepaald of voor één of meerdere soorten een ontheffing van het bepaalde in de Wet natuurbescherming noodzakelijk is. Om ervoor te zorgen dat er in het plangebied geen werkzaamheden uitgevoerd worden die nadelige effecten hebben op beschermde soorten is voor iedere locatie in dit plangebied een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Die voorwaardelijke verplichting eist dat er nader onderzoek uitgevoerd wordt naar de soorten die in tabel 4.4.1 worden benoemd als soorten die mogelijk op de locatie aangetroffen kunnen worden. Tabel 4.4.1 laat daarbij ook zien aan welke bestemming en aanduiding de voorwaardelijke verplichting gekoppeld is, zodat na te gaan is hoe het onderzoek naar/de ontheffing voor handelingen met effecten op de in tabel 4.4.1 genoemde soorten geborgd is in de regels van dit bestemmingsplan. De navolgende alinea's bevatten per locatie een specifieke verwijzing naar de van toepassing zijnde voorwaardelijke verplichting. De voorwaardelijke verplichting bepaalt steeds dat werkzaamheden in het plangebied pas uitgevoerd mogen worden als voor de in tabel 4.4.1 genoemde soorten vaststaat (door uitvoering van nader onderzoek) dat geen ontheffing nodig is, dan wel dat de benodigde ontheffing verleend is. Hoewel de soorten per locatie verschillen is de werking van de voorwaardelijke verplichting dus uniform.

Blijkt uit nader onderzoek dat de in tabel 4.4.1 genoemde soorten niet aanwezig zijn, dan kunnen de functies waar de voorwaardelijke verplichting op van toepassing is (vaak de woonfunctie omdat de bouw en het gebruik daarvan leidt tot mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten) bebouwd en gebruikt worden. De voorwaardelijke verplichting is doorgaans aan de woonfunctie gekoppeld omdat het bestemmingsplan het gebruik van nu braakliggende gronden (alle locaties behalve die van de Oude school in Kortgene) of de sloop van bebouwing en nieuwbouw van woningen (de locatie van de Oude school in Kortgene) mogelijk maakt. In het kader van die ontwikkeling zullen dan ook de ingrepen met mogelijk negatieve effecten op flora en fauna plaatsvinden. Als uit nader onderzoek blijkt dat voor handelingen met effecten op één of meer van de in tabel 4.4.1 van het ecologisch onderzoek genoemde soorten een ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig is, dan moet die ontheffing verleend zijn voor de eerdergenoemde functies gerealiseerd mogen worden.

In aanvulling op het voorgaande kunnen op alle locaties ook algemene amfibieën en zoogdieren leven. Op de locatie Westweg in Geersdijk en de locatie van de Oude school in Kortgene kunnen daarnaast algemene vissen aangetroffen worden. Voor deze twee specifieke groepen dieren geldt dat de locaties dienen als leefgebied en dat handelingen met mogelijke effecten op deze soorten onder een vrijstelling vallen. Naar deze soorten hoeft derhalve geen nader onderzoek te worden aangevraagd. Voor handelingen met effecten op deze soorten is daarnaast geen ontheffing nodig. Wel geldt voor handelingen met mogelijke effecten op deze soorten altijd de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming. De volgende alinea beschrijft hoe met die zorgplicht omgegaan wordt.

Zorgplicht

In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. De initiatiefnemer/uitvoerder is verantwoordelijk voor een adequate naleving van de algemene zorgplicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Dit betekent dat handelingen (of het nalaten hiervan) waarvan men weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat ze nadelig zijn voor planten en/of dieren niet mogen worden uitgevoerd. Wanneer dergelijke handelingen toch uitgevoerd moeten worden, moeten maatregelen, voor zover dit in redelijkheid kan, worden genomen om de nadelige gevolgen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Er dient bijvoorbeeld zo gewerkt te worden dat dieren kunnen ontsnappen en het kan nodig zijn om soorten te verplaatsen (bijvoorbeeld planten en amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland.

Ontheffingsmogelijkheid

Op basis van het reeds in gang gezette ecologisch onderzoek wordt bepaald of een ontheffing voor handelingen met negatieve effecten op één of meer soorten die beschermd worden door de Wet natuurbescherming nodig is. Als er ten behoeve van woningbouw op één of meerdere locaties ontheffingen van bepalingen uit de Wet natuurbescherming verleend moeten worden, wordt daar het volgende over opgemerkt: Voor de soorten die in tabel 4.4.1 genoemd worden geldt dat dit naast diverse vogels allemaal soorten zijn die genoemd worden door artikel 3.10 van de Wet natuurbescherming. Deze soorten vallen in de provincie Zeeland niet onder een vrijstelling van de ontheffingsplicht. In algemene zin kan gesteld worden dat in het nader ecologisch onderzoek de staat van instandhouding van deze soorten bepaald wordt. Bijlage 15 geeft een eerste indicatie van de staat van instandhouding. Verder geldt dat met dit bestemmingsplan woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Gelet op de huidige druk op de woningmarkt is er daarmee sprake van een bestemmingsplan dat een bijdrage levert aan het behalen van een doel dat past in de ontheffingsgrond 'het belang van de volksgezondheid of openbare veiligheid (voor de vogelsoorten), of een 'dwingende reden van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten' (voor de overige soorten). De woningbouw levert immers een bijdrage aan bestrijding van een tekort aan passende woningen en maakt doorstroming mogelijk doordat er een keten van koop en verkoop op gang wordt gebracht. Dit heeft zowel een sociaal (meer mensen vinden een passende woning) als een economisch (een rendabele woningbouwontwikkeling) effect. Het bieden van een passende woning is ook in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid omdat daarmee dakloosheid of overbewoning van woningen (als gevolg van woningtekort waardoor jongvolwassenen zeer lang in het ouderlijk huis blijven wonen) met alle gevolgen van dien voorkomen wordt, er is derhalve sprake van ontheffingsmogelijkheden in de Wet natuurbescherming die benut kunnen worden. Het benutten van een ontheffingsmogelijkheid vindt uiteraard alleen plaats als de staat van instandhouding van een soort niet verslechtert en er mitigerende maatregelen genomen kunnen worden. Uit een eerste onderzoek naar de staat van instandhouding, en mogelijke compenserende en mitigerende maatregelen (zie bijlage 15 en paragraaf 4.4.3) blijkt dat voor alle in de quickscan aangetroffen soorten mitigerende maatregelen genomen kunnen worden. Deze maatregelen bestaan in hoofdzaak uit het ongeschikt maken van leefgebied en het ter compensatie bieden van nieuw leefgebied. Het bieden van nieuw leefgebied vraagt om handelingen die op korte termijn uitgevoerd kunnen worden zoals het plaatsen van nieuwe nestgelegenheden of het opwerpen van takkenhopen.

Conclusies: Beschermde soorten

Met uitzondering van de locatie Torendijk 105A in Kortgene is voor alle locaties nader onderzoek naar beschermde soorten nodig. Dit onderzoek moet zich toespitsen op de soorten die in tabel 4.4.1 voor de desbetreffende locatie benoemd zijn. Voor het overige bestaan er vanuit het aspect soortenbescherming geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Fysiek en ruimtelijk bestaan er in de plangebieden van locaties A tot en met F en omgeving mogelijkheden om mitigerende maatregelen te nemen als er sprake is van een ontheffingsplicht. Het kan dan gaan om maatregelen zoals het realiseren van vervangend leefgebied voor kleine marterachtigen door bijvoorbeeld het aanbrengen van takkenbossen. Omdat deze mogelijkheden bestaan en ontheffingen van het bepaalde in de Wet natuurbescherming verleend kunnen worden, is het bestemmingsplan ook als er sprake is van een ontheffingsplicht uitvoerbaar en wordt het mogelijk geacht dat de ontheffing verleend wordt.

4.4.3 Mitigerende en compenserende maatregelen

Ten aanzien van de mogelijk aanwezige beschermde soorten uit de voorgaande subparagraaf geldt dat het mogelijk is om mitgerende en/of compenserende maatregelen te treffen. E.C.O. Logisch B.V. heeft in een notitie (Bijlage 15) uiteengezet welke maatregelen getroffen kunnen worden als bepaalde soorten daadwerkelijk in het plangebied aanwezig zijn. Dit zijn de volgende maatregelen:

Mitigerende maatregelen

Bunzing, haas, konijn, waterspitsmuis en wezel

Indien in het projectgebied verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van de bunzing, de haas, het konijn, de waterspitsmuis en de wezel aanwezig zijn, dient het projectgebied buiten de gevoelige winter- en voortplantingsperiode van deze soorten ongeschikt te worden gemaakt door de vegetatie kort af te maaien (tot maximaal 10 centimeter boven maaiveld). Hierdoor zullen de soorten naar een naastgelegen habitat verplaatsen, buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden. Het maaien dient in één richting, naar alternatief leefgebied en te behouden groen, uitgevoerd te worden.

Gierzwaluw

Indien nestlocaties aanwezig zijn in het projectgebied, dienen de werkzaamheden buiten de kwetsbare broedperiode van de gierzwaluw te worden uitgevoerd, wanneer de soort niet in Nederland aanwezig is. Indien de werkzaamheden niet buiten de broedperiode worden uitgevoerd, dienen de nestlocaties voorafgaand aan het broedseizoen ongeschikt te zijn gemaakt door de nestlocaties ontoegankelijk te maken.

Huismus

Als er nestlocaties van de huismus in het projectgebied aanwezig zijn, dienen deze voorafgaand aan de werkzaamheden ongeschikt te zijn gemaakt door de nestlocaties ontoegankelijk te maken. Het ongeschikt maken van de nestlocaties moet plaats vinden buiten de meest kwetsbare perioden, de broed- en winterperiode. Indien essentieel functioneel leefgebied aanwezig is in het projectgebied, dienen de werkzaamheden zo veel mogelijk buiten de kwetsbare broed- en winterperiode te worden uitgevoerd.

Vleermuizen

Verblijfplaatsen van vleermuizen die in het projectgebied aanwezig zijn moeten eveneens ongeschikt worden gemaakt voorafgaand aan de werkzaamheden. Ongeschikt maken gebeurt door de verblijfplaatsen ontoegankelijk te maken. Het ongeschikt maken van de verblijfplaatsen dient zoveel mogelijk buiten de (meest) kwetsbare periode van vleermuizen plaats te vinden. Tijdens de werkzaamheden dient het gebruik van aanvullende nachtelijke verlichting te worden vermeden.

Compenserende maatregelen

Bunzing, haas, konijn, waterspitsmuis en wezel

Als er in deelgebieden sprake is van aanwezige verblijfplaatsen of essentieel leefgebied van de bunzing, de haas, het konijn, de waterspitsmuis en de wezel, dient buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden nieuw leefgebied te worden gerealiseerd of dient aanwezig leefgebied te worden verbeterd.

Ter compensatie van verblijfplaatsen van de bunzing en de wezel dienen takkenhopen / takkenrillen als permanente verblijfplaatsen gerealiseerd te worden, met nabijgelegen groenstructuren die dekking en foerageermogelijkheden bieden.

Voor de waterspitsmuis dient er geschikt oppervlaktewater aanwezig te zijn. De oevers dienen te worden voorzien van voldoende dekking van vegetatie. De oevers dienen met een natuurlijk verloop ingericht te worden. Het realiseren van beschoeiing is in het kader van compensatie voor de waterspitsmuis niet toegestaan.

Gierzwaluw

Als nestlocaties van de gierzwaluw aanwezig zijn in het projectgebied, moeten tijdens de werkzaamheden (tijdelijke en) permanente nieuwe nestlocaties worden gerealiseerd. In de toekomstige situatie moeten voldoende permanente alternatieve nestlocaties aanwezig zijn.

Huismus en vleermuizen

Indien nestlocaties, verblijfplaatsen of delen van het essentieel functioneel leefgebied van de huismus en van vleermuizen aanwezig zijn in een deelgebied moeten tijdens de werkzaamheden (tijdelijke en) permanente nieuwe nestlocaties, verblijfplaatsen en/of functioneel leefgebied gerealiseerd worden. In de toekomstige situatie moeten voldoende permanente alternatieve nestlocaties, verblijfplaatsen en/of functioneel leefgebied aanwezig zijn.

4.4.4 Nader onderzoek

4.4.5 Conclusie

4.5 Milieuhinder

4.5.1 Beleid

Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om in het kader van een goede ruimtelijke ordening aan te tonen dat toekomstige bewoners en gebruikers een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarnaast dient te worden aangetoond dat bestaande bedrijven niet in hun belangen worden geschaad.

Milieuzoneringen zijn wederkerig. Dit betekent dat bedrijven afstand moeten houden tot gevoelige objecten, maar ook dat nieuw te ontwikkelen (gevoelige) objecten voldoende afstand moeten houden tot de bedrijven. Deze afstand is noodzakelijk, omdat anders het vergund recht van het bedrijf wordt aangetast, en omdat daarmee hinder voor toekomstige bewoners wordt voorkomen.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn de volgende wetten, besluiten en literatuur relevant:

  • VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009;
  • Wet geurhinder en veehouderij (Wgv);
  • Spuitzones.

Vanuit het principe van 'goede ruimtelijke ordening' wordt bij de beoordeling van de gevolgen voor het plangebied en zijn omgeving, rekening gehouden met de milieubelasting die (agrarische)bedrijven kunnen veroorzaken. Dit betekent bijvoorbeeld dat in beginsel niet binnen geurhindercontouren van veehouderijen mag worden gebouwd.

Toets conform VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering'

De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) (hierna: VNG-brochure) geeft handreikingen voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving en voor de inpassing van gevoelige bestemmingen nabij bedrijven. De VNG-brochure is geen wet in formele zin, maar een gangbare manier om milieuzonering toe te passen. In de VNG-brochure worden per bedrijfssoort en per milieuaspect indicatieve afstanden gegeven (hierna: VNG-afstanden) tot gevoelige objecten. Indien aan de VNG-afstand wordt voldaan, kan gesteld worden dat hinder niet te verwachten is.

De VNG-brochure bevat specifieke regelingen voor "gemengde gebieden". Dit zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Hier worden verschillende functies, zoals wonen, winkels, horeca en kleine bedrijven, met elkaar gemengd. Voor deze gebieden wordt een hogere milieubelasting aanvaardbaar geacht.

Voor de toepassing van de afstanden is daarom van belang te bepalen onder welk gebiedstype het projectgebied valt. In tabel 1 zijn de richtafstanden opgenomen die gelden ten opzichte van het omgevingstype rustig woongebied en gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0033.png"

Functiemenging

Bij milieuzonering wordt ten opzichte van de omgevingstypen rustig woongebied en gemengd gebied uitgegaan van het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden, ook wel aangeduid als gebieden met functiemenging – kunnen milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Bij functiemengingsgebieden kan gedacht worden aan:

  • stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
  • horecaconcentratiegebieden;
  • zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen;
  • (delen van) woongebieden met kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid.

Wanneer er sprake is van functiemenging zijn de richtafstanden uit de VNG-publicatie voor bedrijfsactiviteiten die voldoen aan bepaalde voorwaarden niet van toepassing. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) zijn in dit kader handreikingen opgenomen voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in gebieden met functiemenging. In bijlage 4 van de VNG-publicatie is een specifieke Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen voor gebieden met functiemenging. In deze lijst zijn bedrijfsactiviteiten gecategoriseerd in A, B en C bedrijven:

  • Categorie A: Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden ingevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
  • Categorie C: De activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

4.5.2 Analyse

4.5.3 Conclusie

4.6 Externe Veiligheid

4.6.1 Beleid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor transportmodaliteiten (weg, spoor en water) staat beschreven in het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt). Voor inrichtingen staat het beleid beschreven in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi). Regelgeving voor transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is beschreven in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid brandweer Zeeland
Door de Veiligheidsregio Zeeland is het Toetskader bluswatervoorziening en bereikbaarheid brandweer Zeeland opgesteld met als doel het eenduidig adviseren over de uitvoering van de bluswatervoorziening en bereikbaarheid binnen de gemeentegrenzen. Tot op heden bestond hiervoor geen vastgesteld beleid maar werd er gebruik gemaakt van diverse richtlijnen. Bij de ontwikkeling van onderhavig plan zullen de uitgangspunten betreffende de bereikbaarheid en de aanwezigheid van voldoende bluswaterwinplaatsen, zoals geformuleerd in het toetskader van de Veiligheidsregio Zeeland, in acht worden genomen. Tevens zal met de Veiligheidsregio Zeeland overleg worden gevoerd om overeenstemming over de planvoornemens te verkrijgen mede gelet op de thema’s zelfredzaamheid en beheersbaarheid.

4.6.2 Analyse

4.6.3 Conclusie

4.7 Verkeer En Parkeren

4.7.1 Beleid

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'.

4.7.2 Analyse

Het aspect verkeer en parkeren voor de locatie Torendijk 105A in Kortgene is beschouwd in bijlage 1 bij deze toelichting. Uit die beschouwing blijkt dat de voorgenomen gebruikswijziging niet tot extra verkeersgeneratie leidt (het wegbestemmen van een bedrijfsbestemming kan de verkeersgeneratie zelfs reduceren) en dat er voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein van deze locatie is.

Voor de locaties die in tabel 4.7.1 genoemd zijn, is een onderzoek naar het aspect verkeer en parkeren uitgevoerd. In het onderzoek naar verkeer (bijlage 17 Antea Group, 2022) wordt nader ingegaan op de gehanteerde uitgangspunten en resultaten van de berekening van de verkeersgeneratie van de zes deellocaties ten behoeve van het bestemmingsplan. Voor een gedetaileerde beschrijving wordt verwezen naar deze bijlage.

In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie (motorvoertuigen per etmaal) en benodigde aantal parkeerplaatsen weergegen.

Tabel 4.7.1 Verkeersgeneratie

Locatie Verkeergeneratie
motorvoertuigen per etmaal
Benodigde parkeerbehoefte
MFA Wissenkerke 253 57
Akkerrand Wissenkerke 204 44*
Westweg Geersdijk 36 7*
Oude school Kortgene 246 45
Stadspolder zuidzijde Kortgene 72 14
Stadspolder midden Kortgene 104 20
* Als vrijstaande of twee-onder-een-kapwoningen worden gerealiseerd dan wordt het parkeren op eigen terrein uitgevoerd. Deze parkeerplaatsen kunnen in mindering gebracht worden.

Voor de verkeersgeneratie geldt dat deze overal toegevoegd wordt aan erftoegangswegen met een capaciteit van 4.000-6.000 motorvoertuigen per etmaal. De capaciteit van de erftoegangswegen van en naar deze locaties is dermate groot dat de verkeersgeneratie van de ontwikkellocaties afgewikkeld kan worden zonder dat aanpassingen aan de bestaande infrastructuur nodig zijn of zonder dat er problemen met de verkeersafwikkeling op het bestaande wegennet ontstaan. Er ontstaan geen doorstromingsproblemen omdat de verkeersintensiteiten op alle erftoegangswegen van en naar de locaties ruimte bieden voor de toevoeging van de verkeersgeneratie per locatie zonder dat de bovengrens van 4.000- 6.000 motorvoertuigen per etmaal overschreden wordt.

In de kernen Wissenkerke en Kortgene is sprake van meerdere ontwikkellocaties per kern. De gecumuleerde toename van de verkeersgeneratie in Wissenkerke is 457 motorvoertuigen per etmaal (253 + 204). De gecumuleerde toename van de verkeersgeneratie in Kortgene is 422 motorvoertuigen per etmaal (246 + 72 + 104). De maximale toename van maximaal 457 motorvoertuigen per kern is circa 10% van de maximale capaciteit van de erftoegangswegen van en naar het plangebied. Deze toename is af te wikkelen zonder dat doorstromingsproblemen ontstaan of ingrepen aan de infrastructuur nodig zijn. Dit blijkt wederom uit de grote capaciteit die de erftoegangswegen van en naar de locaties hebben om de extra motorvoertuigbewegingen te verwerken. Ook met de toevoeging van de maximale gecumuleerde verkeersintensiteiten wordt de norm van 4.000-6.000 motorvoertuigen per etmaal niet overschreden.

De verkeersafwikkeling van de locaties verloopt in een aantal gevallen ook via wegen waarvoor geen verkeerstellingen uitgevoerd zijn. De verkeerstellingen zijn uitgevoerd op representatieve wegen in de verschillende kernen van de gemeente. Zo ontsluit de Lijnbaan bijvoorbeeld de Stadspolder van Kortgene en is deze weg het verlengde van de Stadspolderlaan waaraan de locaties Stadspolder zuidzijde en Stadspolder midden zijn gelegen en is de Kaaidijk die in deze memo genoemd wordt het verlengde van de Torendijk. De Torendijk ontsluit vervolgens weer de Wilhelminastraat waaraan de locatie van de Oude school gelegen is. Op die manier zijn de resultaten van de verkeerstellingen te extrapoleren naar andere ondergeschikte wegen in de kernen. Die ondergeschikte wegen hebben niet de doorstromingsfunctie die de wegen waarvoor de verkeerstellingen uitgevoerd zijn wel hebben. De verkeersintensiteiten op die ondergeschikte wegen zullen daarom lager zijn dan de verkeersintensiteiten op de wegen waarvoor de verkeerstellingen uitgevoerd zijn. Ook op die wegen zullen daarom geen doorstromingsproblemen ontstaan.

De regels van dit bestemmingsplan bepalen dat bij de voorgenomen ontwikkelingen in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien. Wat als voldoende parkeergelegenheid geldt wordt bepaald op basis van de CROW-publicatie 317/ASVV. Dit geldt voor alle ontwikkelingen met uitzonderingen van de multifunctionele accommodatie in Wissenkerke. Die locatie wordt immers volledig bebouwd waardoor niet voorzien kan worden in parkeergelegenheid op het eigen terrein. Het parkeren ten behoeve van die accommodatie vindt plaats in de openbare ruimte. Hierbij wordt opgemerkt dat het huidige dorpshuis al in de Voorstraat van Wissenkerke gevestigd is en het parkeren ten behoeve van het dorpshuis al plaatsvindtin de openbare ruimte. Er is derhalve geen onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte te verwachten.

Door artikel 13.5 in de regels van het bestemmingsplan wordt het realiseren van voldoende parkeergelegenheid geborgd. Op grond van die bepaling en de parkeerbehoefte uit de tabel kan tijdens de verdere planvorming voor de locaties in deze memo als ontwerpopgave bepaald worden hoe het benodigde aantal parkeerplaatsen het beste ingepast kan worden in het bouwplan.

Ten aanzien van parkeren wordt nog opgemerkt dat in deze memo bewust uitgegaan is van de minimale kencijfers voor parkeren. Het CROW hanteert een indeling waarbij de parkeerbehoefte volgens minimale kencijfers, gemiddelde kencijfers en maximale kencijfers bepaald kan worden. De minimale kencijfers gaan steeds uit van een aantal parkeerplaatsen per woningtype dat grosso modo nu ook aanwezig is bij vergelijkbare bestaande woningen op Noord-Beveland. Omdat er zich geen structurele parkeerexcessen voordoen in de gemeente is uitgegaan van de minimale kencijfers. De minimale parkeernorm is tevens gehanteerd omdat niet alle functies die dit bestemmingsplan op de diverse locaties mogelijk maakt gelijktijdig tot een parkeerbehoefte leiden.

Specifiek voor de MFA-locatie wordt opgemerkt dat de MFA-locatie onder andere ruimte biedt aan het Dorpshuis. Het huidige Dorpshuis wordt verplaatst naar de MFA-locatie. Het huidige Dorpshuis zit al in de Voorstraat in Wissenkerke. De verplaatsing van het Dorpshuis leidt daarmee niet tot extra parkeerbehoefte in het centrum van Wissenkerke. Verder kan het parkeren ten behoeve van de MFA deels plaatsvinden op het parkeerterrein bij de SPAR-supermarkt, met name als de SPAR-supermarkt gesloten is. Dit parkeerterrein is eerder aangelegd om een parkeerruimte te bieden aan een publieksaantrekkende voorziening in het centrum van Wissenkerke.

4.7.3 Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat het plan zowel wat betreft het aspect verkeer als het aspect parkeren uitvoerbaar is. Het aspect mobiliteit, meer specifiek het verkeer en parkeren, vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.8 Geluidhinder

4.8.1 Beleid

Sinds 1 januari 2007 is de nieuwe Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Geluidsgevoelige ontwikkelingen moeten aan deze wet worden getoetst. In de Wgh is bepaald dat de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en/of industrielawaai op de gevels van (andere) geluidsgevoelige gebouwen getoetst moet worden aan de in de Wgh opgenomen (voorkeurs)grenswaarden.

Wegverkeerslawaai
Ingevolge artikel 74 Wgh zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet zoals aangegeven in artikel 77 Wgh, bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of een ruimtelijke onderbouwing bij een afwijkingsbesluit akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone.

4.8.2 Analyse

4.8.3 Conclusie

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Beleid

Wet milieubeheer
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in bijlage 2 van de Wm opgenomen. In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen wanneer:

  • wordt voldaan aan de in bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;
  • een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007) zijn regels vastgelegd voor de wijze van uitvoering van luchtkwaliteitonderzoeken. Bepaald is onder andere waar en hoe de luchtkwaliteit vastgesteld dient te worden. Tevens is vastgelegd dat gebruik gemaakt dient te worden van enkele generieke invoergegevens welke jaarlijks worden vastgesteld. Tot deze gegevens behoren onder andere de achtergrondconcentraties, de emissiefactoren voor het wegverkeer en de meteorologie.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Projecten die de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM) verslechteren worden niet meer getoetst aan de grenswaarden en kunnen zondermeer doorgang vinden. De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

4.9.2 Analyse

Dit bestemmingsplan maakt de volgende ontwikkelingen mogelijk:

  • MFA Wissenkerke.
  • Akkerrand Wissenkerke.
  • Westweg Geersdijk.
  • Oude school Kortgene.
  • Stadspolder midden, Kortgene.
  • Torendijk 105A, Kortgene (woning is reeds toegestaan).

Uit het verkeersonderzoek (Bijlage 17) blijkt dat er sprake is van een maximale verkeersgeneratie van 1.069 mvt/etm. Omgerekend naar de gemiddelde weekdagintensiteit hebben de plannen een verkeergeneratie van 1.028 mvt/weekdag (factor 0.962). Op basis van de CROW-richtlijnen is bepaald dat het aandeel vrachtverkeer 1,8% is. Met de NIBM-tool (versie 2022) is de maximale toename van de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 berekend als gevolg van het extra verkeer (dit zijn de verkeersbewegingen van het nieuwe plan waar de verkeerbewegingen van de huidige situatie niet in mindering gebracht zijn). De NIBM-tool gaat uit van de voor luchtkwaliteit meest ongunstige situatie en berekent daardoor het maximale effect. In onderstaande tabel 4.7.1 is de berekening met de NIBM-tool opgenomen.

Tabel 4.7.1 Berekening bijdrage ontwikkelingen met de NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0041.png"

Uit de berekening met de NIBM-tool volgt dat de maximale bijdrage van het voorgenomen plan aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 minder is dan 1,2 ìg/m3. Op basis hiervan is aannemelijk dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate bijdraagt. Hierdoor kan een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit achterwege blijven en staat de luchtkwaliteit op grond van artikel 5.16, lid 1, onder c verdere besluitvorming niet in de weg.

4.9.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voornemens.

4.10 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Bro en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. De Ladder stelt voorwaarden aan de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

Met ingang van 1 juli 2014 is een nieuw vierde lid opgenomen om duidelijk te maken dat een onderzoek naar de actuele regionale behoefte slechts tot doel mag hebben om na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Met ingang van 1 juli 2017 is de gewijzigde Ladder in werking getreden.

De belangrijkste wijzigingen zijn een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke “treden” en het vervangen van het begrip “actuele regionale behoefte” door: behoefte. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden in een nieuw derde lid, om de toepassing van de ladder door te schuiven naar het uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten voor een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden.

Bij conserverende bestemmingsplannen die niet voorzien in nieuwe bebouwing, waarbij de bebouwing reeds is gerealiseerd, en die niet voorzien in nieuw gebruik ten opzichte van de oude regeling is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. Voorts is bepaald dat een ontwikkeling van minder dan 11 woningen niet wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Een uitgebreide toets is in die gevallen dus niet nodig.

4.10.1 Analyse

Dit bestemmingsplan 'Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland' maakt de bouw van in totaal 93 woningen mogelijk. Tabel 4.10.1 laat zien hoe dit totale aantal woningen verdeeld is over de locaties die gezamenlijk het plangebied van dit bestemmingsplan vormen. Deze tabel laat ook zien dat 10 woningen aan de Akkerrand reeds getoetst zijn aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In dit plan worden echter nieuwe woningen aan de Akkerrand mogelijk gemaakt, die wel worden onderworpen aan een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De woning aan de Torendijk 105A viel als individuele woning onder de eerdergenoemde vrijstellingsgrens voor toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking, maar wordt als onderdeel van de totale ontwikkeling die met dit veegplan mogelijk wordt gemaakt wel getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Tabel 4.10.1 Woningaantallen op de ontwikkellocaties in dit bestemmingsplan

Ontwikkellocatie Aantal woningen Reeds getoetst Te toetsen programma
MFA Wissenkerke 13 0 13
Akkerrand Wissenkerke 24 0 (in dit bestemmingsplan) 24
Westweg Geersdijk 4 0 4
Oude school Kortgene 28 0 28
Stadspolder midden Kortgene 13 0 13
Torendijk 105A Kortgene 1 0 1
Totaal 87 10 87

De Omgevingsvisie Noord-Beveland (vastgesteld op 16 december 2021) beschrijft dat er op Noord-Beveland tot 2025 ruimte is voor de bouw van 288 nieuwe woningen. Met de in totaal 93 nieuwe woningen die op grond van dit bestemmingsplan (na vaststelling hiervan) gerealiseerd mogen worden wordt in circa eenderde van de woningbehoefte tot 2025 voorzien. Buiten de in dit bestemmingsplan opgenomen nieuwbouwmogelijkheden zijn er (binnen de kernen) alleen in de Stadspolder van Kortgene (bijna volledig gerealiseerd) en de voormalige sportvelden van Wissenkerke mogelijkheden voor grootschaliger nieuwbouw. Zoals beschreven in paragraaf 3.3.1 wordt, ook als de woningbouw grootschaliger is dan de bouw van één woning of enkele woningen er voor gezorgd dat bouwplannen aansluiten bij de aard en omvang van de kernen waarin zijn gerealiseerd worden.

Noord-Beveland bleek in de zomer van 2022 één van de gemeenten te zijn met de hoogste instroom van voormalige bewoners van de Randstad. Dit blijkt ook nog uit het aanbod van koopwoningen in de gemeente een jaar later: in de zomer van 2023 (peilmoment: augustus 2023) staan er, exclusief de woningen die op de voormalige sportvelden in Wissenkerke en in de Stadspolder van Kortgene, gebouwd mogen worden, 93 woningen in de gemeente te koop. Van deze 93 woningen zijn er 24 onder voorbehoud verkocht, onder bod of belast met een optie. Gelet op de beperkte beschikbaarheid van koopwoningen kan gesteld worden dat er sprake is van een behoefte aan nieuwe woningen. Deze behoefte wordt versterkt door de vraag naar woningen in alle prijsklassen die landelijk gezien sinds een aantal jaar zodanig toegenomen is dat thans gesproken wordt over een landelijke wooncrisis. Benutting van de in dit bestemmingsplan opgenomen locaties voor woningbouw zorgt voor een bijdrage beteugeling van deze crisis in de gemeente Noord-Beveland.

De gemeenten in de regio De Bevelanden hebben in regionale afspraken vastgelegd dat de gemeente Noord-Beveland in de periode tot 2030 493 woningen mag bouwen (zie het document 'Woningmarktafspraken De Bevelanden' dat in mei 2020 opgesteld is door het Bestuurlijk Platform De Bevelanden). Van deze 493 woningen behoren er 276 tot de harde plancapaciteit. De voorgenomen woningbouwontwikkelingen gaan niet ten koste van de harde plancapciteit die de gemeenten in de regio De Bevelanden naar eigen inzicht kunnen realiseren. De woningen die met dit bestemmingsplan gerealiseerd worden behoren tot de zachte plancapaciteit van de gemeente Noord-Beveland. In de gemeente Noord-Beveland bedraagt deze zachte plancapaciteit 217 woningen. Na realisatie van de 93 nieuwe woningen uit dit bestemmingsplan resteert een zachte plancapaciteit van 124 woningen. De bestaande woning aan de Torendijk 105A maakt geen onderdeel uit van deze harde plancapaciteit.

De locaties waar de woningen voorzien zijn, moeten opgenomen zijn in de actuele woningbouwafspraken. Dit is bijvoorbeeld al het geval voor de bouw van woningen aan de Akkerrand in Wissenkerke. Daarnaast moeten de woningen passen in de ladderruimte. Thans is de MFA-locatie in Wissenkerke opgenomen in de planmonitor, waardoor die locatie formeel niet meer aan ladderonderzoek onderworpen hoeft te worden (vanuit het worstcaseprincipe is deze locatie wel opgenomen in onderhavige toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking). In de regio De Bevelanden is genoeg ladderruimte om de bouw van de woningen mogelijk te maken. Voordat dit gebeurt, worden de ontwikkelingen in regionaal verband afgestemd (met uitzondering van de bestaande woning aan de Torendijk 105A in Kortgene). Het streven is de bouw van zoveel mogelijk levensloopbestendige woningen in de kernen van Noord-Beveland.

Hoewel de behoefte aan de woningbouw in de voorgaande alinea aangetoond is, toetst deze alinea ten overvloede aan de laatste trede van de ladder voor duurzame verstedelijking. Die trede gaat over aantonen waarom in voorkomende gevallen ruimtebeslag buiten het bestaande stedelijk gebied nodig is. In het geval van dit bestemmingsplan geldt dat de locaties waar dit bestemmingsplan woningbouw mogelijk maakt allemaal inbreidingslocaties zijn die in het bestaand stedelijk gebied van de kernen Wissenkerke, Geersdijk en Kortgene liggen. Benutting van deze locaties voor woningbouw voorkomt ruimtebeslag buiten het bestaand stedelijk gebied en zorgt voor een duurzaam ruimtegebruik.

Programma

Op basis van de beschrijving van de initiatieven in hoofdstuk 2, ontstaat het volgende indicatieve programma voor de ontwikkellocaties:

Tabel 4.10.2 Indicatief programma ontwikkellocaties

Ontwikkellocatie Woningtype (Prijs)categorie(ën)
MFA Wissenkerke 13 appartementen. Bedoeld voor starters/senioren, prijs onder NHG-grens.
Akkerrand Wissenkerke Maximaal 24 woningen in een gemengd programma. Programma nog nader te bepalen. Nader te bepalen. Programma zoekt aansluiting bij Zeeuwse Woondeal en Raadspunten-
programma 2022-2026.
Westweg Geersdijk Maximaal 4 woningen in nader te bepalen programma. Goedkoop.
Oude school Kortgene Maximaal 28 woningen in nader te bepalen programma. Nader te bepalen. Programma zoekt aansluiting bij Zeeuwse Woondeal en Raadspunten-
programma 2022-2026. Gedacht wordt aan woningen (w.o. appartementen) voor starters en senioren.
Stadspolder midden Kortgene 13 appartementen. Koopwoningen. Programma nader te bepalen. Programma zoekt aansluiting bij Zeeuwse Woondeal en Raadspunten-
programma 2022-2026.
Torendijk 105A Kortgene 1 vrijstaande woning (woning is reeds toegestaan, alleen het gebruik als reguliere woning wordt met dit bestemmingsplan toegestaan). Koopwoning, bedoeld voor huidige eigenaar van de locatie.

In het Raadspuntenprogramma 2022-2026 van de gemeente Noord-Beveland wordt de nadruk gelegd op betaalbaar wonen. In lijn met het Raadspuntenprogramma 2022-2026 maakt dit bestemmingsplan dan ook de ontwikkeling van betaalbare woningen mogelijk. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het realiseren van voldoende beschikbare en betaalbare woningen zoals dat in het raadspuntprogramma verwoord is. De woonvormen die met de ontwikkelingen in bovenstaande tabel mogelijk gemaakt worden, zijn (deels) nog nader te bepalen, dit biedt ruimte om gewenste nieuwe woonvormen mogelijk te maken. Om tot een evenwichtige balans tussen leeftijdsgroepen en inkomensgroepen te komen wordt nadruk gelegd op de realisatie van betaalbare woningen en maakt dit bestemmingsplan de realisatie van woningen in dergelijke prijsklassen en/of voor specifieke doelgroepen mogelijk. De precieze invulling van het programma en de verdeling tussen huur- en koopwoningen wordt nader bepaald. Evenwel geldt dat een goedkope, betaalbare of dure woning zowel een huur- als een koopwoning kan en moet zijn. Omdat de gemeente de ontwikkellocaties in dit bestemmingsplan in bezit heeft, kan ook in het kader van een eventuele grondtransactie nog gestuurd worden op het programma dat gerealiseerd zal worden. Dat maakt het ook mogelijk om het programma nog verder fijn te slijpen op basis van het onderzoek naar de woningbouwopgave in het licht van de groeiambitie, doorstroming en de vestiging van specifieke doelgroepen zoals statushouders.

In aanvulling op het bovenstaande zorgt dit bestemmingsplan voor het realiseren van een deel van de 200 extra nieuwbouwwoningen die volgens het Raadspuntenprogramma 2022-2026 in de periode tot 2026 gerealiseerd moeten worden.

Alle woningen in bovengenoemd programma zijn bedoeld voor permanente bewoning.

Naast aansluiting bij het Raadspuntenprogramma 2022-2026 zoekt het woningbouwprogramma ook aansluiting bij de Zeeuwse Woondeal. De Zeeuwse Woondeal zet in op:

  • Woningbouwontwikkelingen waarin 2/3 van de nieuwbouwwoningen een betaalbare woning (een woning met een koopprijs van €355.000,- v.o.n.) is.
  • Woningbouwontwikkelingen waarin 30% van de nieuwbouwwoningen een sociale huurwoning is.
  • Het bouwen van 500 nieuwe woningen op Noord-Beveland in de periode tot 2030.
  • Extra aandacht voor woningbouw voor senioren.

Aansluiting zoeken bij de Zeeuwse Woondeal betekent dat de woondeal, met de bijbehorende percentages, het uitgangspunt vormt bij de verdere planvorming voor de locaties in dit bestemmingsplan.

4.10.2 Conclusie

Zoals blijkt uit bovenstaande analyse voorzien de woningbouwmogelijkheden die door dit bestemmingsplan geboden worden in vervulling van de behoefte aan woningen. Tevens maakt dit bestemmingsplan in alle gevallen inbreiding in de kernen Wissenkerke, Geersdijk en Kortgene en daarmee woningbouw in het bestaand stedelijk gebied van die kernen mogelijk. Daarmee wordt voldaan aan de eisen die de ladder voor duurzame verstedelijking stelt.

4.11 Overige Belemmeringen

In de deelgebieden zijn de reguliere leidingen ten behoeve van de woningen en inrichtingen gelegen (water, elektra, telefoon, e.d.). Enkel in het deelgebied Stadspolder midden in Kortgene is een planologisch relevante gasleiding aanwezig in het plangebied. Deze gasleiding heeft een beschermingszone van 5 meter waarbinnen geen woningbouw plaats zal vinden. Daarmee zijn er geen belemmeringen die de uitvoering van dit bestemmingsplan in de weg staan.

4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

4.12.1 Beleid

De milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie, bestemmingsplan of vergunning. De wettelijke eisen ten aanzien van een m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. In de Wet Milieubeheer en in het Besluit m.e.r. wordt een onderscheid gemaakt in activiteiten die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C-activiteiten) en activiteiten die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D-activiteiten).

4.12.2 Analyse

De planvoornemens zoals beschreven in hoofdstuk 2 vallen onder categorie D11.2 uit het Besluit milieueffectrapportage. Categorie D11.2 heeft betrekking op de aanleg, wijziging of uitbreiding van stedelijke ontwikkelingsprojecten met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Onderstaande tabel toont de activiteiten, gevallen, plannen en besluiten die plan-m.e.r.-plichtig resp. besluit-m.e.r.-beoordelingsplichtig kunnen zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.BPNieuwbouw2022-VA01_0042.png" Tabel 4.12.1: Uitsnede van de D-lijst van het Besluit m.e.r.

De ontwikkelingen overschrijden de drempelwaarden uit bovenstaande tabel niet. Op grond van art. 2 lid 5 onder b van het Besluit m.e.r. geldt een (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht. Deze beoordeling is opgenomen als bijlage 21 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

4.12.3 Conclusie

Op basis van de aanmeldingsnotitie m.e.r. kan worden geconcludeerd dat de bouw van 93 woningen verspreid over 6 locaties op Noord-Beveland niet leidt tot belangrijke negatieve milieugevolgen. Er is geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Planvorm

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de bestaande toestand en de beoogde ontwikkelingen zijn vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van VROM ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en hebben betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.

5.1.1 Indeling van de regels

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden. In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Dit zijn onder meer de afwijkingsmogelijkheden en algemene bouwregels. In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

5.1.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als bouwvergunning, aanlegvergunning en sloopvergunning zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'. De term ontheffing is vervangen door 'afwijking van de bouwregels/gebruiksregels'. Voorliggend bestemmingsplan is afgestemd op de invoering van de Wabo en de in de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor) gehanteerde begrippen. Voor het vergunningvrij bouwen dienen derhalve te allen tijde de omschrijvingen en bepalingen uit de Wabo en het Bor te worden geraadpleegd.

5.2 Toelichting Op De Regels

5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In de verschillende bestemmingen zijn regels opgenomen ten aanzien van de toelaatbare functies en bouwmogelijkheden op de gronden. Hiertoe is in de bestemmingsomschrijving bepaald welke functies zijn toegestaan. Om er geen limitatieve lijst van te maken zijn de bestemmingsomschrijvingen afgesloten met algemene functies die ook toegestaan zijn. Het betreft ondergeschikte voorzieningen behorende bij de hoofdfuncties en daarnaast is bepaald dat water, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en dergelijke doorgaans in alle bestemmingen mogelijk zijn.

Naast de bestemmingsomschrijvingen zijn bouwregels gesteld waarin geregeld is welke bouwmogelijkheden er zijn. Met afwijkings- en wijzigingsregels zijn in voorkomende gevallen uitzonderingen op de functies en bouwregels mogelijk gemaakt.

Artikel 3 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is bedoeld voor de woningbouwprojecten in de Stadspolder van Kortgene en de realisatie van de multifunctionele accommodatie in Wissenkerke. De gronden waar de woningbouw in de Stadspolder van Kortgene voorzien is, waren voor vaststelling van dit bestemmingsplan reeds bestemd als 'Gemengd' en de regels van die bestemming zijn waar mogelijk overgenomen in dit bestemmingsplan. De regels zijn waar nodig wel aangepast op basis van de actuele gemeentelijke standaard voor bestemmingsplanregels. Daarnaast zijn de regels aangevuld met specifieke regels die van toepassing zijn op de multifunctionele accommodatie in Wissenkerke. Dit betekent dat er regels in deze bestemming 'Gemengd' zitten die gekoppeld zijn aan een aanduiding die alleen van toepassing is op de locatie van de multifunctionele accommodatie. Die regels gelden dan ook alleen voor de multifunctionele accommodatie en niet voor de gronden in de Stadspolder. Regels die niet expliciet aan de multifunctionele accommodatie gekoppeld zijn, gelden zowel voor de multifunctionele accommodatie als de Stadspolder in Kortgene.

Op alle locaties mogen woningen gebouwd worden. Op de locatie van de multifunctionele accommodatie mogen daarnaast, medische en sociale voorzieningen, zorgvoorzieningen, levensbeschouwelijke en culturele voorzieningen, commerciële voorzieningen en kantoren gebouwd alsmede gebruikt worden. Omdat de multifunctionele accommodatie primair bedoeld is om ruimte te bieden aan het dorpshuis met nevenfuncties alsmede aan de bijbehorende zaal met podium zijn de aantallen woningen en de oppervlakte van medische en sociale voorzieningen, zorgvoorzieningen, commerciële voorzieningen en kantoren begrensd. Binnen deze begrenzing ontstaat ruimte voor de invulling van de rest van het vloeroppervlak met het dorpshuis en bijbehorende functies en/of functies voor algemeen gebruik.

De regels in deze bestemming die betrekking hebben op woningen sluiten zoveel mogelijk aan op de regels van de bestemming 'Wonen'. Voor een toelichting op die regels wordt dan ook verwezen naar de navolgende artikelsgewijze toelichting van die bestemming.

Artikel 4 Groen

Deze bestemming is onder meer opgenomen ten behoeve van de schouwstrook op de locatie Westweg in Geersdijk (voor de locaties in de Stadspolder in Kortgene geldt dat zij grenzen aan de bestaande groenbestemming die tevens als schouwstrook gebruikt wordt en dat de schouwstroken dus buiten de begrenzing van deze locaties liggen). De schouwstroken op de locatie Akkerrand in Wissenkerke hebben ook deze groenbestemming gekregen. Voor de overige locaties geldt dat het niet nodig was om schouwstroken als 'Groen' te bestemmen omdat er op die locaties geen sprake is van (aangrenzende) waterlopen. Deze bestemming is de groenbestemming zoals die doorgaans in de gemeente Noord-Beveland toegekend wordt aan gronden in de openbare ruimte.

De voor 'Groen' bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor plantsoenen, bermstroken, bermsloten, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, een dierenweide, geluidwerende voorzieningen, verhardingen zoals paden en recreatief medegebruik.

Binnen deze bestemming mogen alleen gebouwen en andere bouwwerken gebouwd worden die niet voor bewoning bestemd zijn. De oppervlakte van gebouwen mag niet groter zijn dan 15 m2 en de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 3,50 meter. Andere bouwwerken die binnen deze bestemming mogelijk zijn, zijn antennes, speeltoestellen, openbare nutsvoorzieningen, lichtmasten en overige masten en overige andere bouwwerken.

Met een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk om andere bouwwerken tot maximaal 10 meter hoog te bouwen.

Het is niet toegestaan om de gronden binnen deze bestemming te gebruiken voor de opslag van bagger en grondspecie.

Artikel 5 Wonen

Voor de locaties in dit veegplan waar sprake is van een duidelijk omlijnd bouwplan dat niet meer op grote onderdelen gaat wijzigen na vaststelling van dit bestemmingsplan is gekozen voor de bestemming 'Wonen'. Deze bestemming biedt minder flexibiliteit dan de bestemming 'Woongebied' en is vooral bedoeld voor de kleinere en concrete ontwikkelingen omdat in deze bestemming bijvoorbeeld geen woonstraten toegestaan zijn, het is daarmee lastiger om met deze bestemming tot de precieze invulling van een woonwijk te komen.

Door middel van gelijknamige aanduidingen is bepaald waar in deze bestemming garageboxen, bergingen, bijgebouwen en opslagvoorzieningen gebouwd en als zodanig gebruikt mogen worden. Met deze aanduidingen worden locaties in het veegplan waar nodig verder ingevuld.

De gronden in deze bestemming zijn mede bestemd voor tuinen, erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

Met aanduidingen voor woningtypologieën is verder bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' uitsluitend vrijstaande en twee aaneen gebouwde woningen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' vrijstaande, twee aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen worden gebouwd en ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.

Met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is bepaald hoeveel woningen maximaal gebouwd mogen worden op een specifieke locatie. Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. De hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de voorgevellijn te worden gebouwd. Verder moeten hoofdgebouwen 3,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd als het gaat om vrijstaande woningen en twee aaneen gebouwde woningen. De maximale goot- en bouwhoogte zijn weergegeven op de verbeelding.

Erfbebouwing zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen ook buiten het bouwvlak gebouwd worden, maar uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'erf'. De bebouwing op het achtererf bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het achtererf met een maximum van 40 m2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn worden gebouwd. De goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 5,00 meter.

Andere bouwwerken binnen deze bestemming mogen een hoogte hebben van maximaal 2,00 meter, met uitzondering van de bouwhoogte van een andere bouwwerken, die gebouwd worden vóór de voorgevellijn en/of binnen 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn. Dan is de maximaal toegestane bouwhoogte maximaal 1,00 meter.

In de regels is voor een aantal aspecten een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft onder andere de verplichting om te bouwen in de voorgevellijn, de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage voor de erfbebouwing.

In een woning is het mogelijk om tot een maximum van 3 kamers voor maximaal 5 gasten logies met ontbijt in de bestaande eet- en slaapvertrekken te bieden. Met een afwijkingsbevoegdheid kan het aantal toegestane bedden uitgebreid worden naar 8. Er is tevens een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om logies en ontbijt, onder voorwaarden, in een bijgebouw toe te staan.

In deze bestemming zijn afwijkingsregels opgenomen ten aanzien van het gebruik. Zo is het mogelijk om uitoefening van beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten in een woning uit te oefenen.

In de woningen is uitsluitend permanente bewoning toegestaan. Deeltijdwonen is uitsluitend toegestaan in woningen waar een vergunning voor het deeltijdwonen op rust en dat is bij deze nieuwe te bouwen woningen niet het geval. Op grond van de Huisvestingsverordening tweede woningen Noord-Beveland 2023 worden in beginsel geen nieuwe vergunning voor deeltijdbewoning verleend.

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de op de verbeelding en in de regels bepaalde woningtypologie onder voorwaarden aan te passen. Door het veranderen van de woningtypologie is het zeer wel mogelijk dat ook een verruiming van het aantal woningen moet plaatsvinden. Dat kan slechts onder de gestelde voorwaarden. Tevens is het op grond van deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk om het plan zodanig te wijzigen dat gebouwen die bedoeld zijn voor opslag (en als zodanig zijn aangeduid) gebruikt mogen worden als woning.

Artikel 6 Woongebied

Deze bestemming is opgenomen voor de grotere ontwikkellocaties in dit veegplan en voor de locaties waar nog geen concreet bouwplan voor is. Deze bestemming biedt meer flexibiliteit dan de bestemming 'Wonen'. Dit uit zich bijvoorbeeld in een algemenere bestemmingsomschrijving die bijvoorbeeld woningen en woonstraten toe staat zonder dat precies is aangeduid waar, wat gerealiseerd moet worden.

In de bestemming 'Woongebied' zijn gronden bestemd voor permanent wonen, woonstraten en voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, beeldende kunstwerken, water, waterlopen, waterberging en waterhuishouding. Deze gronden zijn mede bestemd voor tuinen, erven, paden, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

Op deze gronden mogen uitsluitend woningen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd die ten dienste zijn van de bestemming.

Voor het aantal woningen geldt dat het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal mag worden gebouwd. Het bouwen van hoofdgebouwen is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Er mogen uitsluitend vrijstaande, twee-aaneen gebouwde en aaneengebouwde woningen worden gebouwd. Verder moeten hoofdgebouwen 3,00 meter van de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd als het gaat om vrijstaande woningen en twee aaneen gebouwde woningen. De maximale goot- en bouwhoogte zijn weergegeven op de verbeelding.

Erfbebouwing zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen ook buiten het bouwvlak gebouwd worden, maar uitsluitend op de gronden met de aanduiding 'erf'. De bebouwing op het achtererf bedraagt maximaal 50% van de oppervlakte van het achtererf met een maximum van 40 m2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn worden gebouwd. De goothoogte van uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 meter en de bouwhoogte maximaal 5,00 meter.

Andere bouwwerken binnen deze bestemming mogen een hoogte hebben van maximaal 2,00 meter, met uitzondering van de bouwhoogte van een andere bouwwerk, die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn en/of binnen 1,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn. Dan is de maximaal toegestane bouwhoogte maximaal 1,00 meter.

In de regels is voor een aantal aspecten een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Het betreft onder andere de verplichting om te bouwen in de voorgevellijn, de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage voor de erfbebouwing.

Binnen een woning is het mogelijk om tot een maximum van 2 kamers voor maximaal 4 gasten logies met ontbijt in de bestaande eet- en slaapvertrekken te bieden.

In deze bestemming zijn in de huidige situatie watergangen aanwezig die volgens de Legger Oppervlaktewaterlichamen van het Waterschap Scheldestromen secundaire watergangen zijn. Dergelijke watergangen kennen ten behoeve van een doelmatig beheer en onderhoud van de watergangen een schouwstrook met een breedte van vijf meter aan weerszijden van de watergang. Ten behoeve van dit doelmatige beheer en onderhoud moeten deze stroken gevrijwaard blijven van obstakels en beplanting. Omdat er voor deze locatie nog geen bouwplan bekend is, is ook nog niet bekend of de watergangen verlegd moeten worden. Verleggen van de watergangen vindt uiteraard in overleg met het waterschap plaats. Om het verleggen mogelijk te maken is artikel 6.4.4 in de regels opgenomen. Dat artikel bepaalt dat ongeacht waar de watergangen komen te liggen, ze aan weerszijden voorzien moeten worden van vijf meter brede schouwstroken. Deze schouwstroken moeten tevens gevrijwaard worden van obstakels. Daarmee stelt artikel 6.4.4 een doelmatig en ongehinderd beheer van de watergangen veilig. Artikel 6.4.6 borgt dat het leefgebied van de huismus op de locatie van de Oude school in stand wordt gehouden of het aanbrengen van vervangend leefgebied als instandhouding van het leefgebied niet mogelijk is. Als niet aan één van die eisen voldaan wordt, mag er geen nieuwbouw op de locatie van de Oude school plaatsvinden.

In deze bestemming zijn afwijkingsregels opgenomen ten aanzien van het gebruik. Zo is het mogelijk om uitoefening van beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten in een woning uit te oefenen.

Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de op de verbeelding en in de regels opgenomen maximaal aantal woningen te wijzigen, mits de samenstelling van de woningvoorraad in de gemeente Noord-Beveland niet onevenredig wordt verstoord, de toename van het aantal woningen past in het woningbouwprogramma, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast, dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld en er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is.

Artikel 7 Leiding - Gas

De gasleiding in Stadspolder midden is bestemd als 'Leiding - Gas'. Deze bestemming is primair gericht op bescherming van de leiding. Slechts onder voorwaarden is het bouwen op gronden met deze dubbelbestemming toegestaan. Het bouwen van bijvoorbeeld woningen op deze gronden vereist een omgevingsvergunning en een dergelijke omgevingsvergunning wordt alleen verleend nadat het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen heeft bij de leidingbeheerder.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

Om de mogelijke archeologische waarden te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 2' opgenomen. Behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn deze gronden ook bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de ter plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

Deze dubbelbestemming is van toepassing op de woningbouw die dit veegplan mogelijk maakt op de locatie van de Oude school in Kortgene en op de beide locaties in Wissenkerke. Deze archeologische dubbelbestemming is overgenomen uit de bestemmingsplannen die voor vaststelling van dit veegplan op de voornoemde locaties van kracht waren. Bodemingrepen met een oppervlakte tot 250 vierkante meter of tot een diepte van maximaal 40 centimeter onder maaiveld zijn vrijgesteld van de verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3

Deze dubbelbestemming is opgenomen om de archeologische waarden die mogelijk in de bodem van de locatie van de Oude school in Kortgene aanwezig zijn te beschermen. De werking van dit artikel is gelijk aan die van artikel 8. Het enige verschil tussen artikel 8 en artikel 9 is het feit dat artikel 9 bodemingrepen met een oppervlakte tot 500 vierkante meter vrijstelt van de verplichting tot archeologisch onderzoek.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 9

Om de mogelijke archeologische waarden te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie - 2' opgenomen. Behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), zijn deze gronden ook bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de ter plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

Deze dubbelbestemming is van toepassing op de woningbouw op de locatie de Stadspolder midden in Kortgene. De archeologische dubbelbestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan dat op die locatie van kracht was voor dit veegplan vastgesteld werd.

Anders dan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' kent deze dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 9' geen regels over de oppervlakte die bodemingrepen maximaal mogen hebben voor er archeologisch onderzoek voorafgaand aan die ingrepen plaats moet vinden. Op grond van de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 9' is archeologisch onderzoek alleen noodzakelijk bij bodemingrepen die dieper dan 80 centimeter onder NAP reiken. Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van relicten van het middeleeuwse Kortgene, in eerdere onderzoeken is op de locatie van deze dubbelbestemming namelijk een middeleeuwse cultuurlaag aangetroffen. Voor het overige kent deze dubbelbestemming dezelfde opbouw en werking als artikel 8.

5.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 12 Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen die bepaalt dat wanneer bij het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan de bestaande maten (legaal) al hoger dan wel lager zijn dan de gestelde minimale of maximale maten, deze maten als minimaal dan wel maximaal toelaatbaar worden aangehouden. In deze regeling is tevens bepaald dat wanneer gebouwen met een dergelijke maatvoering heropgericht worden, zij de grotere/lagere maatvoering alleen mogen behouden als zij heropgericht worden op dezelfde plaats als het gebouw dat zij vervangen. Tot slot bepaalt dit artikel dat dakterrassen uitsluitend toegestaan zijn op de eerste bouwlaag.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat met artikel 13.1 een algemeen werkende voorwaardelijke verplichting. Die verplichting geldt voor alle locaties in dit veegplan en bepaalt dat gronden pas gebruikt mogen worden voor het wonen als uit actueel (nader) bodemonderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de woonfunctie. Op de MFA-locatie is sprake van een beheersbare bodemverontreiniging. Uit onderzoek blijkt dat deze bodemverontreiniging geen negatieve effecten kan veroorzaken als hij afgedekt blijft. Met een specifieke bepaling in de regels van de bestemming 'Gemengd' (artikel 3.4.4) wordt dit afgedekt houden afgedwongen. Voor de MFA-locatie geldt dat beide voorwaardelijke verplichtingen elkaar aanvullen.

Artikel 13.2 bevat een voorwaardelijke verplichting voor realisatie van de juiste hoeveelheid watercompensatie. Ook deze voorwaardelijke verplichting geldt in beginsel voor alle locaties. Omdat nog niet voor iedere locatie een ontwerp van de definitieve situatie beschikbaar is, stelt dit artikel als randvoorwaarde dat de nodige watercompensatie als gevolg van een toename van het verhard oppervlak gerealiseerd moet zijn als nieuwe bebouwing in gebruik genomen wordt. Het is aan de ontwerpers van de toekomstige situatie om deze eis in te passen in de voorgenomen ontwikkelingen. Na realisatie van de watercompensatie moet hij duurzaam in stand gehouden worden, ook dat is bepaald in dit artikel. Overigens verbiedt het artikel het in overleg met de waterbeheerder (gedeeltelijk) realiseren van watercompensatie buiten de locaties niet. Dit geeft flexibiliteit in het ontwerp van de toekomstige situatie omdat sommige locaties mogelijk te klein zijn om de volledige watercompensatie op de locatie zelf te kunnen accommoderen, terwijl de eis blijft gelden dat de nodige watercompensatie elders gerealiseerd moet worden.

Artikel 13.2 bevat drie uitzonderingen: een uitzondering voor de MFA-locatie in Wissenkerke, een uitzondering voor de locatie van de Oude school in Kortgene en een uitzondering voor de locatie Torendijk 105A in Kortgene. Voor de MFA-locatie geldt dat het waterschap in een vooroverlegreactie aangegeven heeft dat het plangebied tot 2013 volledig verhard was en er daarom geen eis tot watercompensatie geldt. Dit is verwerkt in bijlage 8 bij deze toelichting. Omdat er geen sprake is van een watercompensatieopgave op deze locatie is de MFA-locatie uitgezonderd van de watercompensatiebepalingen in artikel 13.2, dit is bewerkstelligd door de uitzondering te koppelen aan de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - multifunctionele accommodatie'.

De tweede uitzondering behelst de locatie van de Oude school in Kortgene. Uit bijlage 8 bij de toelichting van dit bestemmingsplan blijkt namelijk dat op deze locatie in totaal 3.550 m2 aan verhard oppervlak (2.050 m2 dakoppervlak en 1.500 m2 dichte bodemverharding) aanwezig is. Het waterschap heeft in een vooroverlegreactie laten weten dat als het verhard oppervlak in de nieuwe situatie niet groter is dan 3.550 m2 er geen extra watercompensatie gerealiseerd hoeft te worden. Met deze uitzondering wordt dit standpunt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan. De aanduiding 'overige zone - uitzondering watercompensatie' in deze uitzondering maakt daarbij duidelijk dat de uitzondering alleen geldt voor de locatie van de Oude school in Kortgene.

De derde uitzondering, voor de locatie Torendijk 105A in Kortgene, is opgenomen omdat de bedrijfswoning met bijbehorende watercompensatieopgave reeds vergund is. Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend toegestaan dat deze bedrijfswoning gebruikt mag worden als reguliere woning. Uit deze gebruikswijziging volgt geen (aanvullende) watercompensatieopgave en daarom is in artikel 13.2 bepaald dat op deze locatie geen sprake is van een watercompensatieopgave. In artikel 13.2 en op de verbeelding van de locatie Torendijk 105A is dit duidelijk gemaakt met behulp van de aanduiding 'overige zone - geen watercompensatie'.

Uit bijlage 8 bij deze toelichting blijkt ook dat op de locatie van de Oude school in Kortgene sprake is van 300 m2 aan oppervlaktewater. In een vooroverlegreactie heeft het waterschap aangegeven dat als dit oppervlaktewater in stand wordt gehouden dit wateroppervlak in mindering gebracht mag worden op een eventuele watercompensatieopgave, ook dit is als uitzondering opgenomen in artikel 13.2

In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is opgenomen dat het gebruik in strijd met de bestemming verboden is. In dit artikel is daarnaast onder andere expliciet de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie als verboden gebruik opgenomen.

Ten aanzien van gastenverblijf en mantelzorg is tevens een bepaling opgenomen dat deze niet direct zijn toegestaan maar na afwijken van het bestemmingsplan wel mogelijk zijn.

In dit artikel zijn daarnaast voorwaarden verbonden aan het gebruik van de woningen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

Het laatste lid bevat de bepalingen ten aanzien van parkeernormen. Voldaan dient te worden aan de normen van het CROW/ASVV, publicatie 317 2012, of latere uitgaven van deze publicatie. Deze normen zijn in acht genomen bij het uitvoeren van het verkeer- en parkeeronderzoek dat als bijlage 17 bij deze toelichting gevoegd is. Waar artikel 13.5 verwijst naar de parkeerbalans wordt dan ook gedoeld op het onderzoek naar de parkeerbehoefte en -mogelijkheden op de ontwikkellocaties uit bijlage 17 bij deze toelichting. Dit parkeeronderzoek geldt niet voor de locatie Torendijk 105A in Kortgene, want voor die locatie is het parkeeraspect beschouwd in bijlage 1 bij deze toelichting.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een bepaling die de molenbiotopen van de molen 'De Onderneming' in Wissenkerke en van molen 'De Korenbloem' in Kortgene beschermt tegen bouwwerken die zodanig hoog zijn dat de windvang van de molens beperkt wordt. Deze aanduidingsregels zijn alleen van toepassing op de MFA-locatie in Wissenkerke en de locatie van de Oude school in Kortgene.

Molenbiotoop molen 'De Onderneming'

Bouwen in de molenbiotoop is toegestaan, maar slechts tot de hoogte die op basis van de regels (artikel 20) van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' uit het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Wissenkerke 2018' bepaald moet worden. De regels voor de bescherming van de molenbiotoop zijn zo opgebouwd dat naarmate de afstand tussen een bouwlocatie en de molen toeneemt, de hoogte van het bouwwerk op die bouwlocatie ook groter mag worden. De afstand tussen de MFA-locatie en Molen De Onderneming bedraagt 250 meter. In een dergelijk geval mag de hoogte van nieuwe bebouwing niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen de bouwlocatie en het middelpunt van de molen. 1/30 van die afstand van 250 meter is 8,25 meter. De onderste punt van de verticaal staande wiek hangt bij molen De Onderneming op een afstand van 5,70 meter boven het maaiveld. Vanaf die hoogte wordt de 8,25 meter gemeten. Vanaf maaiveld gezien mag de bebouwing op de MFA-locatie dus 13,95 meter hoog worden (8,25 + 5,70 = 13,95). Met de in dit bestemmingsplan maximaal direct toegelaten bouw- en goothoogte (artikel 3.2.2 van dit bestemmingsplan) wordt aan die eis voldaan. Voor gevallen waarin de afwijkingsbevoegdheid uit artikel 3.3 van dit bestemmingsplan toegepast wordt, is bepaald dat de maximale bouwhoogte niet meer dan 13,95 meter mag bedragen. Daarmee is geborgd dat de bouwhoogte de molenbiotoop niet zal belemmeren. De realisatie van de MFA-locatie leidt daarmee niet tot nadelige effecten voor de molenbiotoop.

Molenbiotoop molen 'De Korenbloem'

Ook voor de molenbiotoop van molen 'De Korenbloem' geldt dat bouwen toegestaan is als de maximale hoogte die wordt bepaald door de regels van artikel 24 in het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Kortgene 2014' niet overschreden wordt. De noordoostelijke punt van het plangebied van de locatie van de Oude school ligt in de molenbiotoop van molen 'De Korenbloem' in Kortgene. Waarom een molenbiotoop bescherming verdient is reeds uitgelegd in paragraaf 4.2.2.1. De afstand tussen de noordelijke punt van deze locatie en de molen is circa 390 meter. In een dergelijk geval mag de hoogte van nieuwe bebouwing niet meer bedragen dan 1/30 van de afstand tussen de bouwlocatie en het middelpunt van de molen. 1/30 van die afstand van 390 meter is 13,00 meter. De onderste punt van de verticaal staande wiek hangt bij molen 'De Korenbloem' op een afstand van 9,05 meter boven het maaiveld. Vanaf die hoogte wordt de 13 meter gemeten. Vanaf maaiveld gezien mag de bebouwing in de noordelijke punt van de locatie van de Oude school dus 13,00 + 9,05 = 22,05 meter hoog worden. In dit bestemmingsplan is de bouwhoogte van bebouwing in de molenbiotoop zodanig gemaximeerd dat de hoogte van de 22,05 meter niet overschreden wordt. Hiermee worden nadelige effecten op de molenbiotoop voorkomen en wordt voldaan aan de regels uit het bovengenoemde artikel 24 uit het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Kortgene 2014'.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

In deze bepaling zijn algemene afwijkingsregels opgenomen die voor elke bestemming gelden. Met behulp van de vergunning als bedoeld in dit artikel is het onder andere mogelijk om gebouwtjes voor openbaar nut, antennes en masten tot maximaal 15 meter op te richten.

Daarnaast is het mogelijk om de naar de weg gekeerde bouwgrens en zijdelingse bouwperceelsgrenzen te overschrijden, door erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter en voor ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6,00 m² en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter zal bedragen. De afwijkingen zijn alleen mogelijk indien:

  • de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • dit niet leidt tot wijziging van de bestemming.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Op grond van deze bepaling is het mogelijk om het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5,00 meter toelaatbaar.

Artikel 17 Overige regels

Dit artikel bevat een samenloopregeling die bepaalt dat waar de dubbelbestemming 'Leiding- Gas' samenvalt met een andere bestemming de regels van de dubbelbestemming voorgaan. Met andere woorden, als de regels van de bestemming 'Gemengd' het oprichten van bepaalde bebouwing toestaan terwijl die bebouwing verboden is door de regels van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', dan is dit oprichten verboden (tenzij er op grond van de regels in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' een vergunning voor deze bebouwing verleend wordt). Dit artikel maakt met andere woorden duidelijk dat bij dergelijk samenvallen van bestemmingen de zwaarste regels van kracht zijn.

5.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

In dit artikel zijn de overgangsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik opgenomen.

Artikel 19 Slotregel

In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De Wro maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer deze planologisch mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een projectafwijkingsbesluit. In een ministeriële regeling is vastgesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van ontwikkelingen als hiervoor bedoeld, maar slechts sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan, deze dan niet vallen onder de exploitatiewetgeving.

Artikel 6.12, lid 1 van de Wro bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan opstelt voor gronden waar een bouwplan is voorgenomen. Artikel 6.12, lid 2 formuleert een aantal uitzonderingen op de verplichting om een exploitatieplan op te stellen. Eén van die uitzonderingen (sub a) is dat het kostenverhaal anderszins verzekerd is. De gronden waar op grond van dit bestemmingsplan woningen op gebouwd en gebruikt mogen worden zijn gemeentelijk eigendom. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om bij verkoop van kavels in het plangebied privaatrechtelijk afspraken te maken over kostenverhaal en het verhaal van eventuele planschade met een koper van een kavel. Daarmee is het kostenverhaal verzekerd en hoeft er geen exploitatieplan opgesteld te worden om de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan te borgen. Voor het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen om bijvoorbeeld een kavel te mogen bebouwen worden de gebruikelijke leges in rekening gebracht.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing

7.1 Overleg

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd te worden met onder andere besturen van gemeenten, waterschappen, Rijksdiensten en provinciale diensten. Dit plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan de volgende instanties:

  1. 1. Provincie Zeeland.
  2. 2. Waterschap Scheldestromen.
  3. 3. Veiligheidsregio Zeeland.

De drie voornoemde organisaties hebben een inhoudelijke reactie gegeven op het concept van het ontwerpbestemmingsplan. In de onderbouwing van het plan, evenals in de regels is naar aanleiding daarvan een aantal aanpassingen doorgevoerd. De reacties en de aanpassingen naar aanleiding van die reacties zijn samengevat in bijlage 22 bij deze toelichting.

7.2 Maatschappelijke Toetsing

Het ontwerp van dit bestemmingsplan 'Veegplan ontwikkellocaties Noord-Beveland' is gedurende zes weken op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Tevens is het plan tijdens de periode van terinzagelegging elektronisch beschikbaar gesteld voor het indienen van zienswijzen. Gedurende deze termijn kan eenieder een zienswijze indienen. In totaal zijn er 79 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in bijlage 23 bij deze toelichting.

Bijlage 1 Ruimtelijke Onderbouwing Torendijk 105a Kortgene

Bijlage 1 Ruimtelijke onderbouwing Torendijk 105A Kortgene

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek Mfa-locatie

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek MFA-locatie

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek Akkerrand Wissenkerke/oude School Kortgene

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek Akkerrand Wissenkerke/Oude school Kortgene

Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Westweg Geersdijk

Bijlage 5 Archeologisch onderzoek Westweg Geersdijk

Bijlage 6 Archeologisch Onderzoek Stadspolder Kortgene

Bijlage 6 Archeologisch onderzoek Stadspolder Kortgene

Bijlage 7 Archeologisch Advies

Bijlage 7 Archeologisch advies

Bijlage 8 Watertoetsen Ontwikkellocaties

Bijlage 8 Watertoetsen ontwikkellocaties

Bijlage 9 Aerius-berekening Mfa Wissenkerke

Bijlage 9 AERIUS-berekening MFA Wissenkerke

Bijlage 10 Aerius-berekening Akkerrand Wissenkerke

Bijlage 10 AERIUS-berekening Akkerrand Wissenkerke

Bijlage 11 Aerius-berekening Westweg Geersdijk

Bijlage 11 AERIUS-berekening Westweg Geersdijk

Bijlage 12 Aerius-berekening Oude School Kortgene

Bijlage 12 AERIUS-berekening Oude school Kortgene

Bijlage 13 Aerius-berekening Stadspolder Midden Kortgene

Bijlage 13 AERIUS-berekening Stadspolder midden Kortgene

Bijlage 14 Natuurtoets

Bijlage 14 Natuurtoets

Bijlage 15 Notitie Ecologische Maatregelen

Bijlage 15 Notitie ecologische maatregelen

Bijlage 16 Nader Onderzoek Ecologie

Bijlage 16 Nader onderzoek ecologie

Bijlage 17 Verkeer En Parkeren

Bijlage 17 Verkeer en parkeren

Bijlage 18 Akoestisch Onderzoek Westweg Geersdijk

Bijlage 18 Akoestisch onderzoek Westweg Geersdijk

Bijlage 19 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Stadspolder Midden Kortgene

Bijlage 19 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Stadspolder midden Kortgene

Bijlage 20 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai Stadspolder Midden Kortgene

Bijlage 20 Akoestisch onderzoek industrielawaai Stadspolder midden Kortgene

Bijlage 21 Aanmeldingsnotitie Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 21 Aanmeldingsnotitie vormvrije mer-beoordeling

Bijlage 22 Samenvatting En Beantwoording Vooroverlegreacties

Bijlage 22 Samenvatting en beantwoording vooroverlegreacties

Bijlage 23 Samenvatting En Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 23 Samenvatting en beantwoording zienswijzen