KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 17 Water
Artikel 18 Water - 1
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Het Plangebied
1.2 De Planningsopgave
1.3 De Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planproces En Procedure
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Conclusies Beleidskader
2.2 Samenvatting Ruimtelijke En Functionele Bouwstenen
2.3 De Ruimtelijk-functionele Visie Op Het Gebied
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Algemeen
3.2 Planvorm
3.3 Verbeelding
3.4 Regels
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Analyse
5.1 Ligging Plangebied
5.2 Ontstaansgeschiedenis
5.3 Cultuurhistorie En Archeologie
5.4 Ruimtelijke Hoofdstructuur
Hoofdstuk 6 Functionele Analyse
6.1 Functies In Het Plangebied
6.2 Toekomstige Ontwikkelingen
Hoofdstuk 7 Ecologie
7.1 Toetsingskader
7.2 Onderzoek
7.3 Toetsing En Conclusie
Hoofdstuk 8 Water
Hoofdstuk 9 Milieuaspecten
9.1 Duurzaam Bouwen
9.2 Niet-agrarische Bedrijven En Milieuhinder
9.3 Horeca
9.4 Wegverkeerslawaai
9.5 Luchtkwaliteit
9.6 Bodemkwaliteit
9.7 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 10 Uitvoerbaarheid
10.1 Economische Uitvoerbaarheid
10.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 11 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Monumenten
Bijlage 2 Bedrijven Inventarisatie
Bijlage 3 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 5 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Nota Inspraak En Overleg En Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 7 Bodemonderzoeken
Bijlage 8 Nota Zienswijzen
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Voorstraat 1
Bijlage 10 Besluiten Hogere Waarden
Bijlage 11 Ecologisch Onderzoek

Kern Nederhorst den Berg

Bestemmingsplan - gemeente Wijdemeren

Vastgesteld op 27-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Kern Nederhorst den Berg van de gemeente Wijdemeren.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP 0100kernNDB2008-va01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gevestigd is.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

dat gedeelte van het bouwvlak per bouwperceel dat bebouwd mag worden.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan zijn, of alsnog kunnen worden gebouwd met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bevi-inrichtingen

risicovolle bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.23 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.33 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.34 cultureel-educatieve doeleinden

alle vormen van educatie waarbij cultuur of kunst als doel of als middel worden ingezet en alle educatieve activiteiten die beogen personen in contact te brengen met cultuuruitingen in actieve, receptieve dan wel reflectieve vorm, waaronder een studio.

1.35 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.36 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.37 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentra en supermarkten.

1.39 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.40 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.44 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.45 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.46 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.47 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.48 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.49 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarden met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.50 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, sporteducatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.51 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.52 muziektent

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestemd is voor het musiceren, geen feesttent zijnde.

1.53 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.54 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.55 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.56 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.57 opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.58 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.59 pleziervaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport.

1.60 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.61 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.62 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.63 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.64 seizoensgebonden

een bouwwerk dat ten hoogste 6 maanden per jaar opgericht mag worden.

1.65 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.66 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.67 tuinmeubilair

voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.68 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, woonschepen, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.69 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.70 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.71 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.72 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.73 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.74 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.12 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en beheer van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarde van gronden;
  2. b. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. gebouwen die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 45;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 9301,1A, wasserij/stomerij;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': nutsvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag van goederen;
  7. g. de uitoefening van detailhandel voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel vormt van de bedrijfsuitoefening zoals deze in het voorafgaande is toegestaan;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, ontsluitingswegen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied 5' wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het gebied met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bestemmingswijziging is mogelijk ten behoeve van de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Tuin', 'Groen' en 'Water';
  2. b. het maximaal aantal te realiseren woningen bedraagt ten hoogste 6 vrijstaande of 8 geschakelde woningen;
  3. c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. het oppervlak bedraagt ten hoogste 120 m² per woning;
  5. e. de voorgevels van de woningen dienen georiënteerd te zijn op de Ankeveensevaart;
  6. f. de regels uit de artikelen zoals bedoeld in sub a zijn na wijziging op deze gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het bouwen.
  7. g. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. kantoren;
  4. d. detailhandel;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, ontsluitingswegen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  1. g. de onder b tot en met e genoemde functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de instandhouding en het beheer van de cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken;
  2. b. de instandhouding en het beheer van de landschaps-, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  3. c. kantoren;
  4. d. cultureel-educatieve doeleinden;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, tuinen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speel- en recreatieve voorzieningen, tuinen, voet- en fietspaden, voetgangersbruggen, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins, parkeervoorzieningen en water.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met dien verstande dat:

  1. d. de onder b genoemde functie uitsluitend op de verdieping is toegestaan, met uitzondering van trappenhuizen en bergingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1:

  1. a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 8.1 , voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 8.1 genoemd;
  2. b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de horecacategorieën, zoals in lid 8.1genoemd.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de bestemming Horeca, wijzigen naar de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. van de wijzigingsbevoegdheid kan alleen worden gebruikgemaakt wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging;
  2. b. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken, terwijl ook voor het overige wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  3. c. artikel 19 (Wonen) is na wijziging op de gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen.

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' wijzigen naar de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. van de wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruikgemaakt worden wanneer er sprake is van bedrijfsbeëindiging;
  2. b. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken, terwijl ook voor het overige wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  3. c. artikel 19 (Wonen) is na wijziging op de gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het aantal woningen.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': uitsluitend een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning met aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' wijzigen naar de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 2;
  2. b. de minimale afstand van de voorgevel tot de openbare weg bedraagt 7 m;
  3. c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 6 m;
  4. d. de toegang tot de achtergelegen speeltuin dient gewaarborgd te blijven.
  5. e. met inachtneming van sub a t/m sub d, zijn na wijziging de regels uit artikel 19 Wonen van toepassing;
  6. f. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  2. b. extensieve dagrecreatie;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan': een natuurijsbaan;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals verhardingen ten behoeve van ontsluiting, wandelpaden en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' zijn zes lichtmasten met een hoogte van ten hoogste 18 m toegestaan;
  3. c. gebouwen die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet vergroot;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied 6' wijzigen ten behoeve van de bouw van woningen met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bestemmingswijziging is mogelijk ten behoeve van de bestemmingen 'Wonen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Tuin', 'Groen' en 'Water';
  2. b. de regels uit de artikelen zoals bedoeld in sub a zijn na wijziging op deze gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het bouwen;
  3. c. het maximum aantal woningen bedraagt ten hoogste 12;
  4. d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  5. e. het maximum oppervlak per woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²;
  6. f. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  7. g. van de wijzigingsbevoegdheid kan pas gebruik gemaakt worden nadat ontheffing is verkregen van de provinciale verordening;
  8. h. van de wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruikt gemaakt worden in samenhang met het bepaalde onder artikel 12 lid 12.4.'

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch': hobbymatig houden van dieren;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijk woonruimte is niet toegestaan.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied 6' wijzigen ten behoeve van de bouw van woningen met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bestemmingswijziging is mogelijk ten behoeve van de bestemmingen 'Wonen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Tuin', 'Groen' en 'Water';
  2. b. de regels uit de artikelen zoals bedoeld in sub a zijn na wijziging op deze gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het bouwen;
  3. c. het maximum aantal woningen bedraagt ten hoogste 12;
  4. d. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  5. e. het maximum oppervlak per woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 100 m²;
  6. f. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening;
  7. g. van de wijzigingsbevoegdheid kan pas gebruik gemaakt worden nadat ontheffing is verkregen van de provinciale verordening;
  8. h. van de wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruikt gemaakt worden in samenhang met het bepaalde onder artikel 11 lid 11.4.

Artikel 13 Recreatie - Verblijfsrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

13.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan;
  2. b. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijk woonruimte is niet toegestaan;
  3. c. het is verboden om gebouwen te onderkelderen.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. al dan niet verharde paden en erfontsluitingswegen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van sub a zijn bestaande gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - 1' toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  4. d. de bouwhoogte van schotelantennes bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. e. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 5 m;
  6. f. de bouwhoogte van tuinmeubilair bedraagt ten hoogste 2 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

14.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan.

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het gebied met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. wijziging is mogelijk ten behoeve van de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen', 'Groen' en 'Water';
  2. b. voor zover gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' kunnen bouwgrenzen worden verlegd en/of opgenomen;
  3. c. de regels uit de artikelen zoals bedoeld in sub a zijn na wijziging op deze gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het bouwen.
  4. d. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en andere verhardingen;
  2. b. picknickplaatsen;
  3. c. fietsenstallingen;
  4. d. wachtruimten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, reclame-uitingen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van lid a mogen wachtruimten en fietsenstallingen worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 4 m.

15.3 Specifieke gebruiksregel

Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan.

Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 1': een muziektent;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': een seizoensgebonden bouwwerk (november - februari) voor een ijsbaan;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
  5. e. fietsenstaling;
  6. f. wachtruimten;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speel- en recreatieve voorzieningen, reclame-uitingen, groen, parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins, nutsvoorzieningen en water.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van lid a mogen wachtruimten, fietsenstallingen en een muziektent worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van een muziektent bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van een ijsbaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1' bedraagt ten hoogste 7 m;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 4 m.

16.3 Wijzigingsbevoegdheid

Wro-zone wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het gebied met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. wijziging is mogelijk ten behoeve van de bestemmingen 'Tuin', 'Wonen', 'Groen' en 'Water';
  2. b. voor zover gronden worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' kunnen bouwgrenzen worden verlegd en/of opgenomen;
  3. c. de regels uit de artikelen zoals bedoeld in sub a zijn na wijziging op deze gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het bouwen.
  4. d. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Wro-zone wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone wijzigingsgebied 5' wijzigen ten behoeve van de herinrichting van het gebied met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. bestemmingswijziging is mogelijk ten behoeve van de bestemmingen 'Tuin', 'Groen' en 'Water';
  2. b. het maximaal aantal te realiseren woningen bedraagt ten hoogste 6 vrijstaande of 8 geschakelde woningen;
  3. c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. het oppervlak bedraagt ten hoogste 120 m² per woning;
  5. e. de voorgevels van de woningen dienen georiënteerd te zijn op de Ankeveensevaart;
  6. f. de regels uit de artikelen zoals bedoeld in sub a zijn na wijziging op deze gronden van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen ten aanzien van het bouwen.
  7. g. het is aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'steiger': steigers;
  4. d. bruggen;
  5. e. kunstwerken, waaronder begrepen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bruggen, gemeten ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, bedraagt ten hoogste 8,5 m;
  3. c. de lengte van een steiger langs het water bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. de ruimte tussen de onderkant van de draagbalken en het hoogwaterpeil bedraagt ten minste 30 cm;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting en gemeten vanaf het aansluitende afgewerkte maaiveld, bedraagt ten hoogste 1,5 m.

Artikel 18 Water - 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. verkeer te water;
  3. c. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;
  4. d. extensieve dagrecreatie;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan'; een natuurijsbaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - 1': een botenloods
  7. g. steigers;
  8. h. bruggen;
  9. i. kunstwerken, waaronder begrepen bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bruggen, gemeten ten opzichte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, bedraagt ten hoogste 8,5 m;
  3. c. de lengte van een steiger langs het water bedraagt ten hoogste 4 m;
  4. d. de ruimte tussen de onderkant van de draagbalken en het hoogwaterpeil bedraagt ten minste 30 cm;
  5. e. per bouwperceel mag er één botenloods worden gebouwd:
    1. 1. de oppervlakte van een botenloods bedraagt ten hoogste 25 m²;
    2. 2. de goot- en bouwhoogte van een botenloods bedraagt ten hoogste 2,75 m respectievelijk 5 m;
    3. 3. de botenloods dient in de oeverlijn te worden gebouwd;
  6. f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting en gemeten vanaf het aansluitende afgewerkte maaiveld, bedraagt ten hoogste 1,5 m.

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': een onderdoorgang;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garages': voor garages en bergplaatsen ten behoeve van de woningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': tevens een praktijkruimte;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1': tevens een maatschappelijke voorziening ten behoeve van de gezondheidszorg, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 2': tevens voor zorg- en welzijnsvoorzieningen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1': een ooievaarsnest;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.3 Specifieke gebruiksregels

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 1

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 2

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 3

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 23.2 onder c, indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder(s).

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen/voorgevellijn mogen/mag, voor zover deze niet samenvallen/-valt met bestemmingsgrenzen, in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

25.2 Bestaande maten

  1. a. Indien maten van bestaande bouwwerken meer bedragen dan ingevolge de bepalingen van hoofdstuk 2 toelaatbaar is, mogen deze maten als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, maar niet verder worden vergroot.
  2. b. In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing indien sprake is van (her)bouw op dezelfde plaats.

Artikel 26 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde onder a, indien:
    1. 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    2. 2. toepassing van de onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  4. d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het gestelde onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels, indien het betreft:

  1. a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 m;
  2. b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met ten hoogste 10%;
  3. c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. het overschrijden van de in de regels genoemde maximumbouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
  5. e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en niet van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden afgeweken op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  6. f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 2 m.

28.2 Afwijkingsvoorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.1 wordt alleen verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

29.2 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' te wijzigen, door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf in de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.

29.3 Verwijdering dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie -1', Waarde - Archeologie - 2' en 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het gestelde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan Kern Nederhorst den Berg.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Wijdemeren op …….

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voor u ligt het ontwerpbestemmingsplan Kern Nederhorst den Berg, dat door de gemeente Wijdemeren is opgesteld. Dit bestemmingsplan is opgesteld in het kader van de actualisering en uniformering van de bestemmingsplannen in de gemeente Wijdemeren. Nadat het bestemmingplan onherroepelijk is geworden, zal dit de vigerende bestemmingsplannen (zie paragraaf 1.3) vervangen. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro).

In deze inleiding wordt kort ingegaan op de ligging van het plangebied en worden de motieven die aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggen benoemd. Aangegeven wordt welke vigerende bestemmingsplannen door het voorliggende bestemmingsplan worden vervangen en welke planvorm gekozen is.

1.1 Het Plangebied

De kern Nederhorst den Berg ligt ten westen van de Spiegel- en Blijkpolderplas, in het Groene Hart. Nederhorst den Berg maakt sinds 1 januari 2002 deel uit van de gemeente Wijdemeren. Deze gemeente ligt in het zuidoosten van de provincie Noord-Holland, tussen de rivier de Vecht en het Gooi. Nederhorst den Berg is een van de kernen van de gemeente Wijdemeren en is gelegen in veenweidegebied, te midden van natuur- en recreatiegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0001.png"

1.2 De Planningsopgave

Herziening van de vigerende bestemmingsplannen is gewenst en noodzakelijk in het kader van de periodieke herziening van bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. Het doel van de herziening is dat een samenhangend en op actuele beleidsinzichten, recente wijzigingen in de wetgeving, actueel welstandsbeleid en op gebruikerswensen afgestemd bestemmingsplan ontstaat.

De gemeente Wijdemeren is in 2002 gestart met de actualisering en uniformering van de bestemmingsplannen voor het totale gemeentelijke grondgebied. Het bestemmingsplan Kern Nederhorst den Berg is een van de vijf plannen voor de kernen in deze actualiseringsoperatie.

Het ruimtelijk beleid voor Nederhorst den Berg moet richting geven aan eventuele gewenste kleinschalige ontwikkelingen en randvoorwaarden formuleren waarbinnen veranderingen kunnen plaatsvinden. Deze ruimtelijke beleidsvisie moet gestoeld zijn op een heldere analyse van de ruimtelijke en functionele structuur en ontwikkelingen die zich daarin voordoen, rekening houdend met relevante beleidskaders.

Gegeven het karakter van het plangebied, vervult het bestemmingsplan enerzijds een beheers- en gebruiksfunctie (consolidatie) en staat het anderzijds enkele nieuwe ontwikkelingen toe. De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is aanwezige functies en kwaliteiten te behouden en plannen voor nieuwe ontwikkelingen te kunnen realiseren. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de kern, wordt gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming wordt voorzien, waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

1.3 De Vigerende Bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan vervangt de volgende bestemmingsplannen die van toepassing zijn op het plangebied:

plan vastgesteld
bestemmingsplan 'Dorpskern' Nederhorst den Berg 26-10-1978
herziening bestemmingsplan 'Dorpskern' Nederhorst den Berg 14-06-1981
bestemmingsplan 'Horn- en Kuyerpolder Woongebied' Nederhorst den Berg 17-09-1987
bestemmingsplan 'Overmeer - Blijkpolder' Nederhorst den Berg 15-02-1990

1.4 Planproces En Procedure

Momenteel is het plan Kern Nederhorst den Berg in de fase van het ontwerpbestemmingsplan.

Na de inspraak en het overleg zijn de binnengekomen inspraak- en overlegreacties in overweging genomen en waar van toepassing, meegenomen in de aanpassing van het bestemmingsplan. Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan aangeboden aan burgemeester en wethouders en de raadscommissie. Op het ontwerpbestemmingsplan kunnen belanghebbenden wederom hun mening, in de vorm van zienswijzen, richten aan de raad. Na deze fase zal het bestemmingsplan worden vastgesteld door de raad.

Na vaststelling van het bestemmingsplan is het voor belanghebbenden mogelijk om beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, voor zover zij zienswijzen hebben ingediend met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 komt de gebiedsvisie aan de orde. Er wordt ingegaan op de conclusies van het beleidskader. Ook wordt een samenvatting gegeven van de ruimtelijke en functionele bouwstenen voor het plan. Deze twee tezamen leiden tot de ruimtelijk-functionele gebiedsvisie voor het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de planvorm en de achtergrond bij de regels die zijn opgenomen voor de verschillende bestemmingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4, 5 en 6 dieper ingegaan op de achtergronden van het beleidskader, de ruimtelijke en de functionele analyse. Daarna komt in hoofdstuk 7 het thema ecologie aan de orde. Het thema water wordt in hoofdstuk 8 belicht en in hoofdstuk 9 komen de milieuaspecten, waaronder luchtkwaliteit, geluid, bedrijven en bodem, aan bod. Tot slot wordt in hoofdstuk 10 de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond en wordt in hoofdstuk 11 ingegaan op de reacties uit het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Op basis van de ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied, die in de hierna volgende hoofdstukken worden weergegeven, zijn de voor het plangebied gewenste ontwikkelingen en de sectorale bouwstenen voor beleid beschreven. Deze gewenste ontwikkelingen en sectorale bouwstenen zijn, met inachtneming van het vigerende beleidskader, geïntegreerd tot een samenhangende gebiedsvisie voor het plangebied Kern Nederhorst den Berg, die als basis dient voor de bestemmingsregeling.

Voorafgaand aan de beschrijving van de gebiedsvisie, worden het beleidskader en de ruimtelijke en functionele bouwstenen samengevat.

2.1 Conclusies Beleidskader

Rijksbeleid

In de Nota Ruimte staan specifiek voor stedelijke netwerken, waar Wijdemeren deel van uitmaakt, de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

Provinciaal beleid

In het streekplan is het plangebied grotendeels aangeduid als bestaand stedelijk gebied binnen de rode contour. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen deze rode contouren. De provincie zet in op verdergaande binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied.

Gemeentelijk beleid

Het speerpunt in het gemeentelijk beleid is gelegen in het versterken van de toeristisch-recreatieve positie van Wijdemeren in het Groene Hart. Dit beleidsuitgangspunt is ingegeven door de beperkingen die door het rijks- en provinciaal beleid zijn opgelegd.

De welstandsnota gaat uit van het zorgvuldig inpassen van ontwikkelingen in de bestaande situatie.

2.2 Samenvatting Ruimtelijke En Functionele Bouwstenen

Ruimtelijke bouwstenen

Uit de ruimtelijke analyse komen de volgende bouwstenen voor het plan voort.

Cultuurhistorie en archeologie

De oorspronkelijke historische kern, rondom de Willibrordkerk en het terrein van het kasteel 'De Nederhorst' is gesitueerd in een gebied met redelijke tot hoge kans op archeologische sporen. Voor dit gebied bestaat daardoor de verplichting voor verkennend archeologisch onderzoek voorafgaand aan bouwactiviteiten.

Het beleid is gericht op behoud en bescherming van monumenten.

Ruimtelijke hoofdstructuur

De gedempte Reevaart vormt de belangrijkste route door de kern Nederhorst den Berg. Ten oosten van het lint liggen enkele naoorlogse woonstraten. De bebouwing gaat geleidelijk over in het achterliggende landelijke gebied. Aan de (zuid)westzijde is vormt de Vecht met het direct aangrenzende woonlint van de Vreelandsweg een natuurlijke begrenzing van de kern.

De beeldkwaliteit van beeldbepalende elementen dient gehandhaafd te blijven en zo mogelijk te worden versterkt.

Functionele bouwstenen

Uit de functionele analyse komen de volgende bouwstenen voor het plan voort.

Wonen

De bebouwing bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. Onder andere aan het Meidoornhof staat enige gestapelde woningbouw evenals aan de J. van Ruysdaelstraat en het voormalig 'ponyclubterrein' aan de Kooi (in uitvoering).

Maatschappelijke voorzieningen

De bestaande maatschappelijke voorzieningen blijven gehandhaafd en waar mogelijk uitgebreid.

Detailhandel en dienstverlening

De winkels in het plangebied blijven gehandhaafd.

Horeca

Uitbreiding van het aantal horecavestigingen is niet gewenst.

Bedrijven

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn allen positief bestemd.

Groen en recreatie

In de kern zijn op diverse plaatsen speelplekken aanwezig. Deze blijven gehandhaafd. In het zuiden van het plangebied ligt een sportcomplex met voetbal- en tennisvelden.

Er zijn plannen om in Overmeer-Zuid sportvoorzieningen te verplaatsen en te bundelen. De vrijgekomen grond wordt voor woningbouw benut. Voor dit sportcomplex zal echter een apart bestemmingsplan worden opgesteld.

Belangrijke boomstructuren dienen te worden gehandhaafd en verbeterd. Deze zijn gelegen in het traject van de gedempte Reevaart, bij het kasteel, op en rond het sportcomplex, rondom de wijk Horn- en Kuijerpolder en in het recreatiegebied ten oosten van de Blijkpolder.

Verkeer

Het N523 is de centrale ontsluiting van Nederhorst den Berg. Deze weg kent een snelheidsregime van 50 km/h en ter hoogte van de winkels 30 km/h. De op deze weg aantakkende woonstraatjes kennen een snelheidsregime van 30 km/h.

2.3 De Ruimtelijk-functionele Visie Op Het Gebied

Het plangebied Kern Nederhorst den Berg is grotendeels ontwikkeld op basis van de onderliggende landschappelijke verkavelingstructuur en bestaat voornamelijk uit woongebieden met op twee plekken geconcentreerd een aantal centrumvoorzieningen (zie figuur 6.1). De belangrijkste uitgangspunten voor het plangebied zijn behoud en zo mogelijk versterking van de ruimtelijke structuur, het woon- en leefklimaat en het voorzieningenniveau.

Behoud van de ruimtelijke structuur

De in het plangebied aanwezige en duidelijk herkenbare structuur van het lintdorp dient behouden en waar mogelijk versterkt te worden. Daarbij dient voldoende aandacht te zijn voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Voor de oorspronkelijke kern en het kasteel 'De Nederhorst' gelden over het algemeen het behoud van het specifieke karakter van deze elementen.

Handhaving van het woon- en leefklimaat

In de kern Nederhorst den Berg is wonen de belangrijkste functie. Het beleid van de gemeente is gericht op behoud en versterking van bestaande boomstructuren, groen- en recreatiegebieden. Daarnaast streeft de gemeente naar een verkeersveilige kern en dient rekening te worden gehouden met de belemmeringen die door diverse milieuaspecten aanwezig zijn en met de aanwezige en potentiële natuurwaarden in en om het gebied.

Handhaving van het voorzieningenniveau

In het huidige maatschappelijke en commerciële voorzieningenniveau worden geen veranderingen voorzien. Momenteel zijn de elementaire voorzieningen aanwezig, zoals een supermarkt, slagerij, bakker en groentewinkel. Doel is om deze voorzieningen in ieder geval te behouden. Voor horeca worden geen nieuwe mogelijkheden geboden.

De bestaande bedrijven in het gebied worden bestemd volgens het huidige gebruik waarbij beperkte uitbreiding wordt toegestaan.

Ontwikkelingen

Binnen de hierboven geschetste uitgangspunten wordt binnen de Nederhorst den Berg een aantal nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen. Dit zijn:

  • Dammerweg 2 (6 appartementen en 3 grondgebonden woningen);
  • Dammerweg 11/12 (vervangende nieuwbouw dierenartsenpraktijk en woning);
  • Dammerweg 13 (verplaatsing brandweerkazerne en bouw maximaal 2 woningen);
  • Overmeerseweg 8-12 (4 woningen);
  • Overmeerseweg 85 (2 woningen);
  • Uiterdijksehof 10-16 (bergbezinkbassin);
  • Voorstraat 35;
  • Horstwaarde (woon-zorgcomplex aan de Kooi).

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

Het bestemmingsplan voor Nederhorst den Berg komt qua opzet overeen met de andere bestemmingsplannen in de gemeente Wijdemeren. Net als de bestemmingsplannen Kern Ankeveen, Kern Kortenhoef, Kern Nieuw Loosdrecht en Kern 's-Graveland en landgoederen, is het bestemmingsplan geschoeid op de Nota Opzet Bestemmingsplannen (2004), die in het kader van de actualisering van de bestemmingsplannen in de gemeente Wijdemeren is opgesteld. Daarmee wordt gestreefd naar een uniformering van de juridisch-planologische regeling die in de bestemmingsplannen voor elk van de kernen in de gemeente wordt gehanteerd.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan is derhalve, evenals Kern 's-Graveland en Landgoederen, opgesteld conform SVBP2008 en wijkt hierdoor qua opzet af van de voorgaande bestemmingsplannen in de gemeente Wijdemeren.

Hieronder wordt ingegaan op de planvorm, de opbouw van de plankaart en de inhoud van de regels.

3.1 Algemeen

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

3.2 Planvorm

Het bestemmingsplan zal in dit gebied in grote mate een beheer- en gebruiksfunctie vervullen.

Gezien de wens de bestaande structuur zo goed mogelijk te behouden, is gekozen voor een hoofdzakelijk gedetailleerde planvorm. Op deze manier is het mogelijk de reeds aanwezige functies te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

3.3 Verbeelding

Op de verbeelding (voorheen plankaart) zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

3.4 Regels

3.4.1 Uitgangspunten regeling

Alhoewel het plan in verschillende bestemmingen voorziet, wordt in meerdere artikelen gebruik gemaakt van dezelfde regels en uitgangspunten. Voordat per bestemming en/of artikel een uitleg wordt gegeven, worden deze algemene uitgangspunten eerst uiteengezet.

Hoogteregeling

De maatgevende hoogte voor de in het plangebied aanwezige hoofdgebouwen is doorgaans de goothoogte. De goothoogte kan worden overschreden door een kap. Het uitgangspunt voor het bepalen van de toelaatbare goothoogte van hoofdgebouwen is in eerste instantie de regeling uit de vigerende bestemmingsplannen.

Voor aan- en uitbouwen alsmede bijgebouwen op de gronden met de bestemming Wonen die buiten het bouwvlak liggen is de maximale goothoogte op 3 m bepaald. Dit komt overeen met de vigerende bouwmogelijkheden. Dit betekent dat op deze aan- en uitbouwen en bijgebouwen een kap mag worden geplaatst.

Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Met betrekking tot de woonfunctie is het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan, mits de woonfunctie blijft prevaleren, geen hinder optreedt voor de woonomgeving en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 30% van het vloeroppervlak worden benut ten behoeve van de kantoor-, bedrijfs- of praktijkruimte. Detailhandel en horeca wordt geheel uitgesloten in verband met overlast.

Monumenten

In het plangebied bevinden zich diverse rijksmonumenten en één provinciaal monument. De bescherming voor deze panden is afdoende geregeld in de Monumentenwet 1988 en het gemeentelijk monumentenbeleid. De lijst met monumenten in het plangebied is opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting.

Beeldkwaliteit

Een deel van het plangebied valt onder het bijzonder welstandsregime.

In afwijking van de gebieden die niet onder een beschermd regime vallen, ligt hier de grens tussen de bestemming Tuin en Wonen in plaats van 1 m achter de voorgevel in principe op de lijn in het verlengde van de achtergevellijn. De ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte wordt op deze manier minder aangetast omdat de diverse aan-, uitbouwen en bijgebouwen minder zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Daar waar echter al voor de achtergevellijn is gebouwd, wordt de bestaande bebouwing meegenomen in de betreffende bestemming om te voorkomen dat de bestaande bebouwing onder het overgangsrecht valt.

Prostitutiebeleid

De gemeente Wijdemeren maakt deel uit van de regio Gooi en Vechtstreek. De in deze regio gelegen gemeenten hebben in samenwerking met de politie een gezamenlijk prostitutiebeleid opgesteld, dat handelt over vergunningverlening en limitering van het aantal seksinrichtingen in de regio, alsook de handhaving van de activiteiten die verband houden met seksinrichtingen.

Het regionaal college heeft het aantal prostitutiebedrijven in de 9 gemeenten aan een maximum gebonden. Elders in de gemeente Wijdemeren is recent een vergunning voor één prostitutiebedrijf afgegeven. Op grond van het maximumaantal seksinrichtingen dat in het regionaal prostitutiebeleid is opgenomen, zal derhalve binnen het plangebied geen prostitutiebedrijf mogelijk worden gemaakt.

3.4.2 Inleidende regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

3.4.3 Bestemmingsregels

Bij het bepalen van de bestemmingslegging van de in het plangebied aanwezige functies zijn de vigerende bestemmingsregelingen, de bestaande situatie en de visie, zoals weergegeven in hoofdstuk 2 van de toelichting, uitgangspunt.

Het grootste deel van de aanwezige functies in het plangebied is overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. Daarnaast worden door de bestemmingslegging enkele nieuwe functies mogelijk gemaakt. De uitgangspunten voor de bestemmingsregeling worden hieronder nader toegelicht.

Agrarisch met waarden

Deze bestemming is gelegd op agrarische gronden die van zowel landschappelijke, natuurhistorische als cultuurhistorische waarde zijn.

Bedrijf

Aan aanwezige bedrijven is de bestemming Bedrijf toegekend. Om inzicht te krijgen in de milieubelasting van gevestigde bedrijven, wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijfsactiviteiten gerangschikt zijn naar de mate van de belasting van het milieu. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten maakt onderdeel uit van de regels. Hoe hoger de milieubelasting van het bedrijf, hoe hoger de milieucategorie zal zijn van de Staat waaronder het bedrijf valt. Iedere milieucategorie kan vertaald worden naar een minimaal aan te houden richtafstand ten opzichte van met name woongebied (meest gevoelige functie). In het geval van de ligging van bedrijven in een woongebied, worden op de bedrijfspercelen maximaal categorie B2-bedrijven toelaatbaar geacht.

Omdat het in dit plan gaat om relatief lage categorieën bedrijvigheid en de terreinen in een min of meer gemengd gebied zijn gelegen, zijn bestaande bedrijfswoningen toegestaan. Deze bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan, waar dit op de verbeelding, door middel van een aanduiding (bw), is aangegeven.

Ook op nutsvoorzieningen is een aanduiding geplaatst.

Ter plaatse van de wasserij aan de Vaartweg 20-21 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij de bestemming van de gronden gewijzigd kan worden in 'Wonen', 'Tuin', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', ten behoeve van woningbouw.

Gemengd - 1

Het oorspronkelijke lint kenmerkt zich als een gemengd gebied. De in het lint aanwezige gebouwen waar sprake is van een combinatie van functies zijn bestemd voor Gemengd - 1. De verschillende functies zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden en met elkaar uitwisselbaar. Derhalve is gekozen voor een gemengde bestemming.

Het gaat om de functies wonen, detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kantoren. Daar waar bedrijven of horecabedrijven zijn gevestigd, is een aanduiding 'bedrijf' respectievelijk 'horeca' aangegeven. Uitsluitend hier zijn tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' of horecabedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Overeenkomstig het beleid van de gemeente, worden geen nieuwe horecabestemmingen opgenomen.

Gemengd - 2

Op kasteel 'De Nederhorst' en bijbehorende gronden is de bestemming Gemengd - 2 gelegd.

Om de cultuurhistorische waarden van het parkbos behorend bij kasteel 'De Nederhorst' te beschermen, moet voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning worden aangevraagd bij het bevoegd gezag (meestal college van burgemeester en wethouders). Het kasteel zelf mag gebruikt worden als kantoor en voor cultureel-educatieve doeleinden, waaronder een teken(film)studio. Het koetshuis is bewoond, zodat ter plaatse een bedrijfswoning is toegestaan. Middels een aanduiding (bw) is dit weergegeven op de verbeelding.

Horeca

Voor Nederhorst den Berg worden de horeca-activiteiten tot en met categorie 2 algemeen toelaatbaar geacht. Daarnaast worden overeenkomstig het beleid van de gemeente geen nieuwe horecabestemmingen opgenomen.

Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan waar dit op de verbeelding, door middel van een aanduiding (bw), is aangegeven en overige woningen zijn uitsluitend toegestaan op de verdieping.

Kantoor

Solitaire kantoren hebben de bestemming Kantoor gekregen.

Maatschappelijk

De in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen zijn als zodanig bestemd door middel van de bestemming Maatschappelijk. Dit omvat educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, sporteducatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

Voor deze voorzieningen is het huidige oppervlak van de bebouwing als uitgangspunt genomen en daarbij wordt een beperkte ruimte gegeven voor uitbreiding om te kunnen inspelen op ontwikkelingen zoals groepsverkleining en dergelijke. Daar waar het gaat om specifieke voorzieningen, zoals een begraafplaats, is een aanduiding opgenomen.

Natuur

In het noordoosten van het plangebied ligt het natuurgebied de Spiegel- en Blijkpolderplas. Op dit laagveengebied met plassen, grasland en moerasbos is, naast de bestemming Natuur, de bestemming Water - 1 gelegd. Deze bestemmingen zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

Langs het Ankeveensepad, (het ANBO terrein) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van 12 seniorenwoningen. De wijzigingsbevoegdheid ligt voor een gedeelte op de bestemming Recreatie. Omdat een deel van het wijzigingsgebied buiten Bestaand Bebouwd Gebied ligt is het noodzakelijk om ontheffing te krijgen van de provincie. Om te voorkomen dat de wijzigingsbevoegdheid alleen wordt gebruikt voor het deel dat binnen Bestaand Bebouwd Gebied ligt is in de regels opgenomen dat alleen van de wijzigingsbevoegdheid als geheel gebruik kan worden gemaakt.

Recreatie

Het volkstuinencomplex in het noordoosten van het plangebied heeft de bestemming Recreatie gekregen.

Langs het Ankeveensepad, (het ANBO terrein) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van 12 seniorenwoningen. De wijzigingsbevoegdheid ligt voor een gedeelte ook op de bestemming Natuur, zie hiervoor.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Een aantal recreatiewoningen in het noordoosten van het plangebied heeft de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie gekregen.

Tuin

De bestemming Tuin is in principe toegekend aan de gronden aan de voorzijde van woningen. De gronden met de bestemming Tuin dienen onbebouwd te blijven. Hier zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toegestaan. Dit heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te waarborgen.

Openbaar gebied: Verkeer - Verblijfsgebied en Groen

In het openbaar gebied wordt een aantal daarin passende functies toegestaan. In eerste instantie gaat het om de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied en Groen.

Gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie worden tot Verkeer - Verblijfsgebied bestemd. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen, maar ook speelvoorzieningen en dergelijke.

De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Binnen deze bestemming is het toegestaan om per woning één boom in het openbare groen te planten.

Water

Op de openbare waterpartijen is de bestemming Water gelegd. Daar waar het gaat om specifieke voorzieningen, zoals steigers in de Vecht, is een aanduiding opgenomen.

Water - 1

In het noordoosten van het plangebied ligt het natuurgebied de Spiegel- en Blijkpolderplas. Op dit laagveengebied met plassen, grasland en moerasbos is naast de bestemming Water - 1, de bestemming Natuur gelegd.

Wonen

De regeling is het resultaat van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Naast de bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden, welke voortvloeien uit de vigerende regeling, is het bieden van voldoende erfbebouwingsmogelijkheden voor de bestaande woningen het uitgangspunt.

Er wordt uitgegaan van de volgende definities voor hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen:

hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen kunnen in de bestemming Wonen worden gebouwd. Daarbij geldt binnen het bouwvlak dat de maximale goot- of bouwhoogte, zoals deze op de verbeelding is ingetekend, als maximale goot- of bouwhoogte van de aan- of uitbouw of het aangebouwde bijgebouw kan worden aangemerkt. Onbebouwde gronden binnen het bouwvlak van de bestemming Wonen mogen tevens worden gebruikt voor de uitbreiding van het hoofdgebouw.

Op enkele plaatsen zijn min of meer op zich zelf staande garages en/of bergplaatsen aanwezig. Deze zijn voorzien van de aanduiding 'garage'.

De bestemming Wonen is toegekend aan de gronden waar de hoofdgebouwen zich bevinden. De tuinbestemming is gelegd op de bij een woning behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en - bij hoeksituaties - ook delen van het zijerf.

De regeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangaande vergunningvrije bouwwerken, is bij het leggen van de Woon- en Tuinbestemming eveneens in aanmerking genomen. De ligging van de voorgevelrooilijn en die van het zij- en achtererf, zijn in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepalend voor de mogelijkheden van het oprichten van vergunningvrije bouwwerken zoals erfafscheidingen en van de erfbebouwing in de vorm van bijgebouwen en aan- of uitbouwen.

In gebieden waar de beeldkwaliteit geen bijzondere rol speelt en waar uit de ruimtelijke analyse niet is gebleken dat er speciale maatregelen hoeven te worden getroffen om het ruimtelijk beeld te behouden en of te versterken, wordt de grens van de bestemming Wonen in principe 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw gelegd. Daar waar al voor deze lijn is gebouwd, is de grens tussen Tuinen en Wonen op de voorgevel van deze bebouwing gelegd om te voorkomen dat de bestaande bebouwing voor deze grens onder het overgangsrecht valt.

Bouwregels

Voor de gronden met de bestemming Wonen geldt dat met betrekking tot de hoofdgebouwen de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de daarbij in acht te nemen verticale en horizontale maten.

Op die plaatsen waar zich momenteel gestapelde woningbouw bevindt, wordt dit gehandhaafd. Door middel van de aanduiding 'gestapeld', wordt aangegeven dat op die locatie tevens gestapeld mag worden gebouwd.

Op de gronden met de bestemming Wonen wordt de mogelijkheid geboden om de gronden achter en deels naast het hoofdgebouw te gebruiken voor uitbreiding aan het hoofdgebouw of voor de bouw van vrijstaande bijgebouwen. Het gezamenlijk oppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met de bestemming Wonen bedragen tot een maximum van 50 m². Ten minste 25 m² van de gronden die als Wonen zijn bestemd dient altijd onbebouwd en onoverdekt te blijven. Op deze manier worden er voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast. De genoemde 50 m² mag worden vermeerderd tot 75 m² indien de oppervlakte van de bij het hoofdgebouw behorende gronden met de bestemming Wonen buiten het bouwvlak ten minste 250 m² bedraagt. Voor een perceel is een 'specifieke bouwaanduiding - 2' opgenomen omdat hier meer oppervlak aan erfbebouwing is toegestaan (126 m²).

Ter plaatse van de aanduidins 'specifieke vorm van wonen - 1' is een ooievaarsnest toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m.

Voorstraat 1

Aan de Voorstraat 1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van een tweede woning. Akoestisch onderzoek heeft reeds plaatsgevonden en is opgenomen in bijlage 9 bij de toelichting.

Woon-zorgcentra De Kuijer en Horstwaarde

Het woon-zorgcentrum De Kuijer aan de Jozef Israëllaan en het nieuw te bouwen woon-zorgcentrum Horstwaarde aan de Kooi vervullen, in aanvulling op de woonfunctie, ook een hieraan gerelateerde zorgfunctie. Daarom hebben deze centra de bestemming Wonen met de aanduiding 'maatschappelijk - 2' toegekend gekregen.

Waarde - Archeologie - 1 t/m 3

De aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 1 t/m 3. Op grond van deze dubbelbestemmingen is het voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk eerst een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan te vragen. Indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden kan worden gebouwd, dan wel kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden verleend.

De gemeente Wijdemeren heeft een archeologische waarden/beleidsadvieskaart opgesteld die als uitgangspunt is gebruikt voor de categorisering van de verschillende archeologisch waardevolle gebieden. Gelet op de verschillende verwachtingswaarden in het plangebied, geldt per dubbelbestemming een apart beschermingsregime. Dit varieert van de noodzaak tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor elke bouwactiviteit tot bouwactiviteiten die een oppervlakte beslaan van meer dan 50 m², dan wel 100 m².

Waterstaat - Waterkering

De in het gebied aanwezige waterkering is aangemerkt als Waterstaat - Waterkering. De betrokken gronden hebben als zodanig een dubbelbestemming gekregen. Vanwege de belangen van waterkering, is op de betrokken gronden een bouwrestrictie van kracht. Onder voorwaarden kunnen werken en bouwwerken op deze gronden worden gerealiseerd.

In het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels in deze bestemming dient advies gevraagd te worden aan de betrokken waterbeheerder.

3.4.4 Algemene regels

Een aantal zaken is algemeen van aard of heeft niet zozeer betrekking op een specifieke bestemming uit hoofdstuk 2 van de regels. Deze zaken zijn geregeld in hoofdstuk 3 Algemene regels. Wat de hoogteaanduidingen betreft, is vermeld dat de op de verbeelding aangegeven hoogten als hoogst toelaatbaar in acht moeten worden genomen en in welke gevallen sprake mag zijn van overschrijdingen hiervan. Verder bevat dit hoofdstuk regels met betrekking tot overschrijding van bouwgrenzen, het buiten werking stellen van de bouwverordening en algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast is een regel opgenomen ter bepaling van de wettelijke regeling waarnaar in de regels wordt verwezen.

3.4.5 Overgangsrecht en slotregels

Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht (overgangsregels) en de slotregel.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Nota Ruimte (2006)

In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor stedelijke netwerken, waar Wijdemeren deel van uitmaakt, staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

De Nota Ruimte zet onder meer in op het volgende:

  • efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik, echter geen rode contouren om de kernen;
  • gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om de eigen natuurlijke aanwas op te vangen;
  • veel sterker sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting.

Groene Hart

Het Groene Hart is aangewezen als nationaal landschap. Het Groene Hart bestaat uit drie met elkaar samenhangende delen: het Hollands-Utrechts veenweidegebied, de 'waarden' en de plassen, met elk hun eigen kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van de 'plassen' zijn onder andere de open veenplassen en het veenweidekarakter. Binnen nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen nationale landschappen is ruimte voor ten hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid. Provincies en gemeenten maken afspraken over aard en omvang van locaties. Grootschalige verstedelijking, bedrijventerreinen, glastuinbouwlocaties en infrastructuur zijn in beginsel niet toegestaan.

Streekplan Noord-Holland Zuid (2003)

In het streekplan is het plangebied grotendeels aangeduid als bestaand stedelijk gebied binnen de rode contour. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen deze rode contouren. De provincie zet in op verdergaande binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied. Bij de bouw van nieuwe woningen moet ervoor worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen. Bij (her)inrichting van het stedelijk gebied wordt gestreefd naar beperking van negatieve invloeden op het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0002.png"

Cultuurhistorische waarden

De Gooi en Vechtstreek is een regio met hoge cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zowel in het landelijk als het stedelijk gebied (beschermde stads- en dorpsgezichten). Kenmerkend is onder andere de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Behoud van de cultuurhistorische waarden in de regio staat voorop. Dit sluit nieuwe ontwikkelingen niet uit. Functieveranderingen zijn mogelijk mits het nieuwe gebruik zich verdraagt met de omgeving.

Natuur

Het hoofddoel voor deze gebieden is het duurzaam in stand houden en/of veiligstellen van de natuurlijke verscheidenheid van het landschap. Deze gebieden kunnen een belangrijke nevenfunctie bezitten voor extensieve openluchtrecreatie, verblijfsrecreatie en/of land- en bosbouw. Ook kan sprake zijn van beperkt militair gebruik of waterwinning. Verdere bebouwing of wegenaanleg is uitgesloten, tenzij bedoeld voor toezicht en beheer of voor een nevenfunctie. De nevenfuncties moeten afgestemd zijn op de hoofdfunctie. Er moet binnen de gemeente Nederhorst den Berg rekening worden gehouden met mogelijkheden voor natuurontwikkeling en een zoekgebied voor waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0003.png"

Milieubeschermingsgebied voor stilte

De kern Nederhorst den Berg grenst aan de Vechtplassen en -polders, die in de Provinciale milieuverordening van de provincie Noord-Holland (2001) zijn aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stilte, maar maakt daar zelf geen deel van uit. Milieubeschermingsgebieden voor stilte zijn gebieden waar geen verstoring op mag treden als gevolg van geluidsbelasting. Het provinciale beleid is erop gericht om het geluidsniveau in dit gebied te beperken tot maximaal 40 dB(A).

De provincie Noord-Holland wil binnen stiltegebieden geen of slechts een geringe verstoring van de natuurlijke geluiden toestaan, met uitzondering van activiteiten die noodzakelijk zijn en rechtstreeks verband houden met de bestemming of beheer van het terrein.

Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland 2009

Bij besluit van 15 december 2009 is door Provinciale Staten van Noord-Holland de provinciale verordening Noord-Holland 2009 vastgesteld.

De provinciale verordening is gebaseerd op artikel 4.1 van de Wro en is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. De verordening is gebaseerd op nu geldend streekplanbeleid; nieuw beleid zal zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening.

Gemeentelijk beleid

Het speerpunt in het gemeentelijk beleid is gelegen in het versterken van de toeristisch-recreatieve positie van Wijdemeren in het Groene Hart. Dit beleidsuitgangspunt is ingegeven door de beperkingen die door het rijks- en provinciaal beleid zijn opgelegd vanwege het restrictieve beleid.

Het beleid van de gemeente is gericht op het versterken van de positie van Wijdemeren als toeristisch-recreatieve trekpleister in het Groene Hart. Aan deze beleidsvisie ligt een aantal ontwikkelingen ten grondslag:

  • het restrictieve beleid dat bedreigingen (beperking woningbouw en bedrijvigheid), maar ook kansen en uitdagingen biedt (stedelijke vernieuwing en ontwikkeling recreatie en toerisme);
  • de noodzaak een voldoende gedifferentieerd voorzieningenniveau in stand te houden;
  • de ontwikkelingen in de landbouw (onder andere schaalvergroting) in samenhang met een toename van het recreatief medegebruik van het landelijk gebied en landschapsbeheer.

Aan deze centrale beleidsvisie wordt via meerdere sporen inhoud gegeven. Belangrijk daarbij zijn het toeristisch-recreatief beleid, het voorzieningenbeleid en het beleid inzake natuur en landschap. Voor het ruimtelijk beleid voor het plangebied zijn de volgende beleidsdocumenten van bijzondere betekenis:

  • Nota Openbare Speelruimten (2002);
  • Welstandsnota (2004, herzien in 2009);
  • Woonvisie (2005);
  • Horecanota (2007);
  • Detailhandelstructuurvisie (2007).

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke Analyse

5.1 Ligging Plangebied

Nederhorst den Berg maakt sinds 1 januari 2002 deel uit van de gemeente Wijdemeren. Deze gemeente ligt in het zuidoosten van de provincie Noord-Holland, tussen de rivier de Vecht en het Gooi.

5.2 Ontstaansgeschiedenis

Over de vroegste geschiedenis en de precieze ouderdom van Nederhorst den Berg is niet veel bekend. De kern kent een vroeg middeleeuwse oorsprong, maar de oudste archeologische vondsten dateren uit de Romeinse tijd (2e eeuw). Duidelijk is dat de aanwezigheid van een kerkje sinds 1038 vestiging in de contreien heeft bevorderd. Met de stichting van het huis Nederhorst (mogelijk voor 1225) is er vermoedelijk meer omringende bebouwing ontstaan. Het dorp dankt het eerste deel van zijn naam aan het versterkte woonhuis dat later tot het kasteel 'De Nederhorst' omgebouwd zou worden.

De kerktoren en het vroegste gedeelte van de Nederlands Hervormde Kerk - die in vroegere tijden gewijd was aan Willibrordus - stammen uit de 12e eeuw. De kerk staat op een zandheuvel die mogelijk een kunstmatig opgehoogde pleistocene stuwwal is. Het laatste deel van de plaatsnaam 'den Berg' verwijst naar deze zandheuvel, die in een ver verleden bescherming bood tegen het water en tegen vijanden, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Muiderberg.

Een belangrijk element in de geschiedenis van Nederhorst den Berg is de rivier de Vecht. Lange tijd was dit de voornaamste verkeersweg voor het dorp. Hierlangs begaf men zich per schip naar Utrecht voor het doen van zaken. De Utrechter Godard van Reede, Heer van Nederhorst, liet tussen 1628 en 1631 voor de scheepvaart een vaart graven dwars door het dorp om een bocht in de Vecht af te snijden. Ook werd de afwatering van het gebied ten oosten van de vaart verbeterd. Deze Reevaart werd eind jaren zestig en eind jaren zeventig in twee fasen gedempt met zand uit de Spiegelpolder.

De ligging tussen Amsterdam, Utrecht en aan de Vecht, bracht het dorp een aantal voorzieningen dat men destijds niet in een dergelijk kleine plaats zou verwachten. In het dorp woonden enkele vermogende heren die van functionarissen, zoals chirurgijn of een notaris gebruikmaakten. Nederhorst den Berg kende vroeger wasserijen die de was van de grote buitenplaatsen aan de Vecht verzorgden. Het Vechtwater was hier namelijk bekend om zijn helderheid.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Nederhorst den Berg uitgebreid in westelijke richting. Hierbij ontstond met het woongebied Horn- en Kuyerpolder de eerste planmatige uitbreidingswijk van Nederhorst den Berg. Uiteindelijk zijn Overmeer en Nederhorst den Berg naar elkaar toegegroeid. Het woongebied Blijkpolder vormt de verbinding tussen de twee oorspronkelijke linten.

5.3 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorische regioprofielen

De gemeente Wijdemeren, waar Nederhorst den Berg deel van uitmaakt, is onderdeel van de regio Gooi en Vechtstreek. Deze regio wordt in de nota 'Cultuurhistorische regioprofielen' van de provincie Noord-Holland aangemerkt als 'tuin van Amsterdam', bestaande uit vele buitenplaatsen en villaparken. Het gebied wordt een geringe transformatiecapaciteit toegekend; de nadruk ligt op behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden zoals de oude ontginningsassen, waaraan de kern Nederhorst den Berg is gelegen.

Archeologie

Wet op de archeologische monumentenzorg/ Verdrag van Malta

Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

De oudste oorsprong van de kern stamt vooralsnog uit de vroege middeleeuwen, maar hierover is nog weinig bekend is. Vondsten uit de Romeinse tijd (te Overmeer) en ijzertijd (te Nigtevecht) wijzen erop dat ook oudere bewoningssporen goed mogelijk zijn.

De gestrekte opbouw van Nederhorst den Berg is kenmerkend voor de latere veenontginningsgebieden. De bewoning langs de ontginningsas is nog duidelijk herkenbaar en nog weinig aangetast. De genetische en ruimtelijke samenhang met de veenontginningsgebieden ten noordwesten en zuidoosten van de ontginningsas is duidelijk aanwezig, evenals de ruimtelijke samenhang met de paden en de kaden.

Onderzoek

De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van Nederland (www.kich.nl) laat zien dat het westelijk deel langs de Voorstraat en de Slotlaan is gesitueerd in een gebied met redelijke tot hoge kans op archeologische sporen.

Daarnaast heeft de gemeente Wijdemeren een Beleidskaart Archeologie opgesteld die als uitgangspunt zal worden gebruikt bij alle activiteiten waarbij mogelijke archeologische waarden in het geding zijn. Door middel van regimes geeft het gemeentebestuur aan welk niveau van het archeologiebeleid in een bepaald gebied als redelijk kan worden beschouwd.

Binnen het plangebied zijn de drie gevoeligste categorieën aanwezig:

  • categorie 1: kasteel Nederhorst en het terrein van de Willibrordkerk;
  • categorie 2: De molen aan Ankeveensepad 9 en de locaties van de verdwenen molens de Stichts-Ankeveense watermolen en Molen de Blijk;
  • categorie 3: de historische kern Nederhorst.

Conclusie

Vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde, is er noodzaak om binnen deze gebieden een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten (van bepaalde omvang) plaatsvinden.

Monumenten

In het plangebied zijn diverse rijksmonumenten gemeentelijke monumenten aanwezig en één provinciaal monument. Deze monumenten zijn weergegeven in de monumentenlijst in Bijlage 1.

De gemeente richt zich op behoud en bescherming van individuele objecten. In januari 2004 is de gemeentelijke monumentenverordening vastgesteld.

Wat betreft de advisering over monumenten, heeft de gemeente aansluiting gezocht bij de centrale monumentenadviescommissie van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland. In deze commissie zijn alle relevante disciplines op het gebied van monumentenadvisering vertegenwoordigd.

5.4 Ruimtelijke Hoofdstructuur

De oude dorpskern

De dorpskern wordt gekenmerkt door de kerkheuvel en de dominante lineaire structuur van de inmiddels gedempte Reevaart, waar nu de Nieuwe Overmeerseweg, Voorstraat (plantsoen, parkeerplaatsen en plein) en de Nieuwe Dammerweg op liggen. Waar de Reevaart in de 17e eeuw van groot belang was voor de scheepvaart, zo vormen de genoemde wegen een verbinding tussen de provinciale weg N523 aan de noord- en zuidzijde van de kern. De voormalige vaart wordt aan weerszijden begeleid door overwegend kleinschalige bebouwingslinten. De structuur van de vaart is herkenbaar door de ruime maat tussen de bebouwing en de ontsluitingswegen aan weerszijden van de vaart. Het oudste deel van de dorpskern is gelegen op en rond de kerkheuvel en aan de westkant van de gedempte Reevaart. De Dammerweg wordt gekarakteriseerd door overwegend kleinschalige bebouwing, met langskappen en een lage gootlijn. De bebouwing dateert overwegend uit het einde van de 19e en uit het begin van de 20eeeuw en is zeer divers wat betreft maat, schaal, type en architectuur. Ook komen er enkele grotere gebouwen voor, die iets meer naar achteren zijn gelegen ten opzichte van de overheersende rooilijn.

Het meest in het oogspringende element van dit deel van de kern is de kerkheuvel met daarop de Willibrordkerk en de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing daaromheen. Verder staat er aan de Dammerweg 6 als ander beeldbepalend element de r.-k.-kerk Onze Lieve Vrouwe Hemelvaart. Deze is tussen 1887 en 1890 samen met de naastgelegen pastorie in neogotische stijl opgetrokken. In het pand Dammerweg 15 zijn appartementen gevestigd.

Spiegel- en Blijkpolder

Ten oosten van de gedempte Reevaart liggen de Spiegel- en Blijkpolder die hun huidige vorm onder meer te danken hebben aan de turfwinning waarmee in 1676 in de polder werd gestart. Door de veenafgraving veranderen de polders namelijk grotendeels in legakkers omringd door water. In de 20e eeuw is in de huidige plassen zand gewonnen om te dienen als ophoogzand voor enkele uitbreidingswijken van Amsterdam. Hierdoor zijn de kenmerkende opstrekkende petgaten en zetwallen grotendeels verdwenen. Door de zandwinning - waar al voor de Tweede Wereldoorlog mee was begonnen - werden ook de resterende legakkers afgegraven en veranderde het gebied grotendeels in open water. Tevens is door de zandwinning een deel van het Ankeveensepad verdwenen.

In dit bestemmingsplan zijn delen van de Spiegel- en Blijkpolder, waar na de zandwinning nog legakkers aanwezig waren, opgenomen. Een deel van de legakkers is vanuit het dorp toegankelijk via het Ankeveensepad en een recreatief pad, welke een verbinding vormt met het recreatiegebied achter sporthal De Blijk. Dit deel van het plangebied is in gebruik als natuurgebied met recreatief medegebruik (speeltuin, volkstuinen, wandelpad, pleziervaart). Kenmerkend voor dit deel van Nederhorst den Berg is de monumentale molen aan het Ankeveensepad. Aan dit pad staat ook een aantal woningen en recreatiewoningen. Aan de Vaartweg staat momenteel nog een wasserij. Deze polder maakt deel uit van het karakteristieke landschap van de Vechtplassen. De recreatieve, natuur- en woonkwaliteiten van dit deelgebied zijn hoog en zullen in dit bestemmingsplan worden beschermd. De woonfunctie zal in verband hiermee niet geïntensiveerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0004.png"

Kasteel 'De Nederhorst' en omgeving

Ten zuidwesten van de oorspronkelijke kern bevindt zich het kasteel 'De Nederhorst' met bijbehorend terrein, een aantal woningen langs de Torenweg en de Slotlaan en de begraafplaats 'De Hornhof'.

Het kasteel stamt uit de 13e eeuw (maar een oudere oorsprong wordt niet uitgesloten) en werd rond 1635 herbouwd door de kasteelheer Godert van Reede, waarmee het zijn huidige vorm kreeg. De westzijde van het kasteel herinnert aan de 16e-eeuwse woontoren en een classicistische ingangspartij uit de 18e eeuw. De tuinaanleg komt nog grotendeels overeen met de ontwerptekening uit ongeveer 1700. Achter het kasteel ligt een 19e-eeuws wandelbos met gebogen paden. Op het terrein staat ook een 18e-eeuws koetshuis dat aan het begin van de vorige eeuw met twee vleugels aan weerszijden is uitgebreid. Het kasteel raakte na de oorlog zwaar in verval. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het kasteel gerestaureerd, waarna het op 10 januari 1971, toen de restauratie bijna achter de rug was, afbrandde. De restauratie werd hervat en in 1973 was ze voltooid.

Horn- en Kuyerpolder

Het ten westen van de oude dorpskern gelegen woongebied Horn- en Kuyerpolder is de eerste planmatige uitbreidingswijk van Nederhorst den Berg. De wijk is opgezet in de jaren zestig van de vorige eeuw en heeft de typerende rechtlijnige opbouw van naoorlogse uitbreidingswijken.

Overmeer - Blijkpolder

Overmeer kent een vroeg middeleeuwse oorsprong die is ontstaan rond de overgang van het water van het Overmeer (nu Horsterpolder) naar de Vecht en gegroeid rond de aansluiting van de Vreelandseweg, de Overmeerseweg en de huidige Meerhoekweg, die gezien kan worden als de verbindingsweg vanuit de Horstermeerpolder. Het lint langs de Vecht (Vreelandsweg) maakt deel uit van de oude structuur van de kern en is dan ook cultuurhistorisch waardevol te noemen. In aansluiting op deze historische structuur zijn de nieuwe woongebieden ontstaan: de Horn- en Kuyerpolder bij Den Berg en bij Overmeer ten noorden en ten zuiden van de lijn Overmeerseweg-Meerhoekweg. Met het woongebied Blijkpolder is gekozen voor een verbinding tussen de verschillende woongebieden om zo tot een meer samenhangend geheel te komen. Het karakter van het gebied en de grondgesteldheid hebben grote beperkingen opgelegd om tot een sterke kernvorming te komen. In de ruimtelijke opbouw kan het geheel beter worden getypeerd als een verzwaarde en verbrede lintbebouwing langs de Reevaart en de Vecht.

Hoofdstuk 6 Functionele Analyse

6.1 Functies In Het Plangebied

Wonen

Nederhorst den Berg heeft als woonkern hoofdzakelijk de functie van woon- en verblijfsgebied. De bebouwing bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen. De structuur van de oude dorpskern draagt met zich mee dat functies gemengd zijn. Zo wisselen woningen en winkels elkaar af in het straatbeeld van de Voorstraat, de Dammerweg en de Overmeerseweg. Ook zijn er diverse panden waar gewoond wordt boven winkels.

Maatschappelijke voorzieningen

Er zijn drie basisscholen in Nederhorst den Berg, de r.-k. Jozefschool aan de Dammerweg, de Christelijke Nationale basisschool Warin aan de Overmeerseweg en de openbare basisschool Meester Kreemer aan de Reigerlaan. Aan de Dammerweg is de lokale brandweerkazerne gevestigd. Er bestaan plannen om de brandweerkazerne te verplaatsen naar de voormalige gemeentewerf naast sporthal 'De Blijk' aan de Blijklaan. Binnen de oude dorpskern bevindt zich een tweetal kerken.

Aan de Jozef Israellaan bevindt zich het woon-zorgcomplex De Kuyer. Op het voormalige ponyterrein wordt binnenkort een tweede woon-zorgcomplex gebouwd.

Detailhandel

Er zijn diverse winkels in Nederhorst den Berg. Het merendeel concentreert zich langs de Voorstraat en de Overmeerseweg en de Brugstraat. Het aanbod bestaat uit basisvoorzieningen zoals een supermarkt, slagerij, bakker, groentewinkel, drogist, bloemenwinkel, fietsenwinkel, een bank en een enkele kledingwinkel.

Verder zijn er enkele voorzieningen zoals een kapsalon, gelegen rondom de hoek Vreelandseweg en Overmeerseweg. Aan de Dammerweg is een dierenartsenpraktijk aanwezig.

Horeca

Verspreid over het plangebied zijn diverse horecagelegenheden aanwezig. Ook deze gelegenheden zijn geconcentreerd bij de detailhandel. In paragraaf 9.2 wordt hier nader op ingegaan.

Bedrijven

De in het plangebied aanwezige bedrijven worden beschreven in paragraaf 9.2 en Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0005.jpg"

Groen en recreatie

Binnen Nederhorst den Berg zijn tal van groene ruimten en diverse speelgelegenheden aanwezig, waarvan het merendeel zich concentreert rond de oude dorpskern. Met name de kasteeltuin is een belangrijk groen element die echter niet vrij toegankelijk is. Tussen de wegen Legakker en Zoddeland is een speelveld met diverse speeltoestellen aanwezig. Grootste groengebieden zijn de brede groenstroken op de Gedempte Reevaart, de Dammerweg-Overmeerseweg en de Randweg.

Aan de oostzijde van sporthal 'De Blijk' bevindt zich een recreatiegebied met speel- en ligweiden, alsmede spartelvijvers, die grenzen aan de Spiegel- en Blijkpolderplas.

Ten noorden van de ligwei zijn petgaten aanwezig waar als het voldoende heeft gevroren een ijsbaan wordt ingericht. Op het parkeerterrein voor de gemeentewerf wordt in de wintermaanden jaarlijks een overdekte kunstijsbaan met bijbehorende voorzieningen geplaatst.

Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

De belangrijkste hoofdontsluitingsstructuur, de N523, loopt in noord-zuidrichting door de kern Nederhorst den Berg. Aan de zuidzijde van de kern sluit de N523 aan op de N201 (Zandvoort-Hilversum) en aan de noordzijde op de N236 (N524 nabij Bussum-Diemen). De wegen in de kern worden ontsloten vanaf deze N523. De hoofdontsluiting door de kern bestaat uit de Spiegelweg, de Nieuwe Dammerweg, de Nieuwe Overmeerseweg en de Randweg. De Dammerweg, de Voorstraat en de Overmeerseweg zijn wegen die parallel lopen aan de N523. De nieuwe ontwikkelingen zijn gelegen langs de Dammerweg en de Nieuwe Overmeerseweg en worden dan ook vanaf deze wegen ontsloten.

De N523 is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type 2 binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Op een klein deel van de N523, ter hoogte van de winkels/centrum, bedraagt de maximumsnelheid 30 km/h. De overige wegen in de kern zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen type 2 binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.

Ontsluiting langzaam verkeer

Langs de N523 ter hoogte van de Reeweg, de Randweg en de Nieuwe Overmeerseweg zijn, conform de inrichting van gebiedsontsluitingswegen, vrijliggende fietspaden gelegen. Waar de vrijliggende fietspaden ophouden, wordt het fietsverkeer op de 30 km/h-wegen gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Op de overige wegen in de kern wordt het fietsverkeer eveneens gemengd met het autoverkeer afgewikkeld. Dit is conform de uitgangspunten van het concept 'Duurzaam Veilig'.

Ontsluiting openbaar vervoer

In de kern zijn bushaltes gelegen langs de N523 ter hoogte van de Hinderdam, Spiegelzicht, Dammerweg 60, Centrum, Lange Wetering en Overmeer. De afstand van de woningen tot de bushaltes bedraagt minder dan 500 m.

Bij deze haltes halteert de openbaarvervoerdienst in de richtingen Weesp en Hilversum via de kernen Nederhorst den Berg en 's Graveland. De dienst heeft een frequentie van een keer per uur per richting. In Weesp en Hilversum kan worden overgestapt op het NS-railnetwerk.

Verkeersveiligheid

De kern Nederhorst den Berg is ingericht conform de uitgangspunten van het concept 'Duurzaam Veilig' (Via-advies, Duurzaam Veilig Wegcategorisering Gemeente Wijdemeren, projectcode: VNL1696_601-R01, d.d. 1 februari 2007). Op de N235 wordt het verkeer, conform de inrichting van gebiedsontsluitingswegen, afgewikkeld via vrijliggende fietspaden. Op de overige erftoegangswegen wordt het verkeer gemengd afgewikkeld.

Parkeren

Voor het bepalen van de parkeervraag zijn kencijfers en normen ontwikkeld door het CROW (ASVV 2004). De gemeente Wijdemeren hanteert eigen vastgestelde parkeernormen gebaseerd op de kencijfers uit het ASVV. Deze parkeernormen worden gehanteerd voor nieuwbouw en verbouw van bestaande panden.

In de beleidsregels voor Wijdemeren wordt verschil gemaakt tussen kernen (als die binnen de rode contour van het streekplan Noord-Holland Zuid vallen) en de gebieden daarbuiten is landelijk gebied. Voor de kernen bestaat geen differentiatie naar centrum en schil, omdat de kernen in deze gemeente daarvoor te klein in omvang zijn en geen echt centrum kennen.

Op de locatie Dammerweg 11-12 is sprake van vervangende nieuwbouw. De bestaande praktijk en woning zullen vervangen worden. Hierbij is geen sprake van een veranderende parkeerbehoefte.

Voor de nieuwe woningen op de overige ontwikkelingslocaties is voor eengezinswoningen uitgegaan van een parkeerkencijfer van 1,5 parkeerplaats per woning, voor appartementen tot en met 2 kamers een parkeerkencijfer van 1 parkeerplaats per woning en voor appartementen met 3 of meer kamers een parkeerkencijfer van 1,5 parkeerplaats per woning. Op de locaties Dammerweg 13 en Overmeerseweg 85 waar twee woningen gerealiseerd zullen worden bedraagt de parkeerbehoefte 3 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte voor de locatie Overmeerseweg 8-12 bedraagt 6 parkeerplaatsen, uitgaande van de realisatie van vier woningen. Deze parkeerplaatsen dienen gerealiseerd te worden waarbij parkeren op eigen terrein uitgangspunt is conform de beleidsregels.

Op de locatie Dammerweg 2 zullen 3 grondgebonden woningen, 5 tweekamerappartementen en 4 driekamerappartementen gerealiseerd worden. Hierbij bedraagt de parkeerbehoefte 16 parkeerplaatsen. Het plan omvat de realisatie van 18 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van de gemeente en worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.

Op de locatie Voorstraat 35 worden 5 grondgebonden woningen en 11 appartementen gerealiseerd. De parkeerbehoefte bedraagt 24 parkeerplaatsen. Deze plaatsen kunnen worden gevonden op een drietal openbare parkeerterreinen in de directe omgeving. Overigens zorgt de wonignbouw voor een lagere parkeerdruk dan de functie als gemeentekantoor.

In Nederhorst den Berg zijn enkele kleinschalige winkelconcentraties die grenzen aan openbare parkeergelegenheden die voldoende ruimte bieden.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De nieuwe woningen zullen verkeer genereren. De verkeersgeneratie is bepaald uitgaande van 'centrum dorps' als woonmilieutype uit publicatie 256 (CROW). Het kencijfer bedraagt hierbij 6,3 mvt/etmaal per woning,

Op de locaties Dammerweg 13 en Overmeerseweg 85 zullen twee nieuwe woningen gerealiseerd worden. Dit betekent dat de verkeersgeneratie 13 mvt/etmaal per locatie zal bedragen. Op de locatie Overmeerseweg 8-12 zullen vier nieuwe woningen gerealiseerd worden, de verkeersgeneratie bedraagt dan 25 mvt/etmaal. De verkeersgeneratie ten gevolge de bouw van 12 nieuwe woningen op de locatie Dammerweg 2 bedraagt 76 mvt/etmaal. Voor de Voorstraat 35 bedraagt de verkeersgeneratie als gevolg van de nieuwbouw (16 woningen) 101 mvt/etmaal. De ontwikkelingen op de locatie Dammerweg 11-12 en de Voorstraat 35 zullen niet leiden tot een verandering in de verkeersintensiteiten.

Dit verkeer zal zich afwikkelen over de Dammerweg en de Nieuwe Overmeerseweg.

Verkeersgegevens

De verkeersgegevens staan vermeld in tabel 6.1 en 6.2. De verkeersintensiteit voor de Dammerweg (N523) is verstrekt door de gemeente Wijdemeren en gebaseerd op tellingen van eind 2007. Aangenomen kan worden dat de verkeersintensiteit op de Nieuwe Overmeerseweg (verlengde Dammerweg) niet veel van deze intensiteit zal afwijken. Voor de extrapolatie naar de jaren 2010 en 2020 is uitgegaan van een autonome groei van 2% per jaar. Het extra verkeer ten gevolge van de ontwikkelingen is als worst case situatie bij de Dammerweg, de Nieuwe Overmeerseweg en de Langewetering opgeteld, omdat deze wegen de ontsluitende wegen zijn.

De verkeersintensiteiten op de Langewetering, Reeweg/Voorstraat, Voorstraat/Slotlaan en Overmeerseweg zijn niet bekend. Voor deze wegen zijn aannames gedaan gebaseerd op de verkeersintensiteiten op de aanliggende wegen.

Tabel 6.1 Verkeersintensiteiten in mvt/etmaal (afgerond op 50-tallen)

2010 2020 exclusief ontwikkeling 2020 inclusief ontwikkeling
Dammerweg (N523) 4.000 4.850 4.950
Nieuwe Overmeerseweg (N523) 4.000 4.850 4.950
Langewetering 2.000 2.450 2.500
Reeweg/Voorstraat/Slotlaan 850 1.000 1.000
Overmeerseweg 100 100 100

De voertuigverdeling van het verkeer op de N523 is bepaald aan de hand van de verkeerstellingen verkregen door de gemeente. Voor de voertuigverdeling van het verkeer op de overige wegen is uitgegaan van een standaardverdeling van het verkeer op een buurtverzamelweg.

Tabel 6.2 Voertuigverdelingen

Dammerweg en Nieuw Overmeerseweg (N523)
voertuigverdeling dag avond nacht etmaal
motoren 2% 2% 1,5% 2%
lichte motorvoertuigen 90% 94% 91% 91%
middelzware motorvoertuigen 5% 3% 6% 5%
zware motorvoertuigen 3% 1% 1,5% 3%
uurpercentages t.o.v. etmaal 6,8% 3,1% 0,8%
overige wegen
voertuigverdeling dag avond nacht etmaal
lichte motorvoertuigen 94,59% 94,59% 94,59% 94,59%
middelzware motorvoertuigen 4,76% 4,76% 4,76% 4,76%
zware motorvoertuigen 0,65% 0,65% 0,65% 0,65%
uurpercentages t.o.v. etmaal 6,54% 3,76% 0,81%

Conclusie

De bereikbaarheid van de kern Nederhorst den Berg voor het gemotoriseerd verkeer is goed te noemen. De ontwikkelingslocaties zijn eveneens goed bereikbaar mede door de ligging langs de Dammerweg en de Nieuwe Overmeerseweg, welke deel uitmaken van de belangrijkste ontsluitingsstructuur. De bereikbaarheid voor het langzaam verkeer is goed en ook de verkeersveiligheid in de kern is voldoende gewaarborgd. De kern Nederhorst den Berg is echter redelijk bereikbaar per openbaar vervoer.

Ten aanzien van parkeren dienen voldoende parkeerplaatsen te worden gerealiseerd om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Uitgangspunt hierbij is dat parkeren zal plaatsvinden op eigen terrein. Op de locatie Dammerweg 2 worden binnen het plan voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Ook voor de overige ontwikkelingslocaties zal parkeren geen probleem vormen. De ontwikkelingen zullen nauwelijks extra verkeer genereren en daarmee niet van invloed zijn op de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer staat de nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dan ook niet in de weg.

6.2 Toekomstige Ontwikkelingen

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is consolidatie van de huidige situatie. Gegeven het karakter van het plangebied, vervult het bestemmingsplan een beheer- en gebruiksfunctie. In dit bestemmingsplan worden - in planologische zin - geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Voor een aantal locaties is bekend dat hier ontwikkelingen in voorbereiding zijn. Een aantal is echter onvoldoende concreet om in dit bestemmingsplan mee te nemen. Ontwikkelingen die voldoende concreet en onderbouwd zijn, of reeds een planologische procedure doorlopen hebben, worden wel meegenomen. Hieronder worden deze ontwikkelingen beschreven.

Dammerweg 2

Voor de Dammerweg 2 is een verzoek ingediend voor het realiseren van een nieuwe winkel en 12 wooneenheden bestaande uit 9 appartementen en 3 grondgebonden woningen. Over dit plan is diverse malen overleg gevoerd met de omwonenden en is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Het bouwplan wordt positief bestemd in het bestemmingsplan.

Dammerweg 3/4

Voor de Dammerweg 3 en 4 wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn. Tijdens de looptijd van het bestemmingsplan zal dit plan concreter worden, maar het wordt vooralsnog niet meegenomen.

Dammerweg 8

Het bouwplan 'De Dam' (Dammerweg 8) is nog niet voldoende concreet. Vooralsnog wordt het plan dan ook niet opgenomen.

Dammerweg 11/12

Op deze locatie is een woning met dierenartsenpraktijk aanwezig. De oude bebouwing voldoet niet aan de eisen die door het gebruik worden gesteld. Daarom is een bouwplan ontwikkeld dat optimaal is afgestemd op de combinatie van praktijk en wonen. De rooilijnen van dit bouwplan zijn afgestemd op de naastgelegen bebouwing. Het bouwplan wordt positief bestemd in het bestemmingsplan.

Dammerweg 13

De huidige brandweerkazerne wordt verplaatst naar de gemeentewerflocatie. De gemeentewerf is op dit moment niet meer als zodanig in gebruik. De nieuwe brandweerkazerne wordt positief bestemd in het bestemmingsplan. Voor de realisatie zal er een zelfstandige projectprocedure gevolgd worden. Voor de oude locatie van de brandweer wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de realisatie van één of twee woningen mogelijk te maken. De bereikbaarheid van de achtergelegen speeltuin is hierbij een belangrijk aandachtspunt.

Overmeerseweg 8-12

Voor de Overmeerseweg 8-12 bestaat het plan om 4 woningen te realiseren. Voor de locatie is een stedenbouwkundige schets geaccordeerd en zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de nieuwe invulling concreet genoeg om mee te nemen in het bestemmingsplan.

Overmeerseweg 85

Voor de locatie Overmeerseweg 85 zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld voor de bouw van twee woningen. Deze randvoorwaarden zijn door de Welstandcommissie geaccordeerd. Ook zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de haalbaarheid van deze nieuwe invulling. Hiermee is deze ontwikkeling voldoende concreet om te worden meegenomen in het bestemmingsplan.

Uiterdijksehof 10-16

Achter de woningen aan de Uiterdijksehof 10 t/m 16 wordt een bestaand bergbezinkbassin gesloopt en vervangen. Voor de realisatie van het bergbezinkbassin wordt een projectbesluit opgesteld. Het bergbezinkbassin wordt positief bestemd in het bestemmingsplan.

Voorstraat 35

Voor de Voorstraat 35 bestaat het plan om 5 woningen en 11 appartementen te realiseren. Het plan is dusdanig concreet dat het positief is bestemd.

MFC De Sport

Er zijn plannen voor verbouw en uitbreiding van het multifunctionele centrum aan Blijklaan 1a. In het verleden is een plan ontwikkeld om hier een kinderdagverblijf op te richten. Dit is destijds gesneuveld, maar zal in gewijzigde vorm opnieuw worden onderzocht. Het bestemmingsplan biedt hiertoe ruimte.

Overmeer-Zuid

Dit plan gaat uit van de herinrichting van het sportterrein. Het plan bevat verplaatsing en bundeling van sportvoorzieningen en de realisatie van woningen. De gemeenteraad heeft gekozen voor de modelinrichting, met enkele kanttekeningen. Vanwege de grote omvang van deze ontwikkeling, zal hiervoor een afzonderlijk bestemmingsplan worden opgesteld.

Naast het project Overmeer-Zuid bestaan er ook plannen voor herstructurering van het naastgelegen woongebied. Dit zal in verband met doorstroommogelijkheden na realisatie van de nieuwbouw in Overmeer-Zuid worden opgepakt. Voor de eerste fase van de herstructurering is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Woon-zorgcomplex Horstwaarde

Voor het woon-zorgcomplex op het voormalige ponyclubterrein aan de Kooi is een vrijstellingsprocedure doorlopen volgens de oude WRO artikel 19 lid 2. Inmiddels is de bouwvergunning verleend. Het plan is daarom positief bestemd.

Carillon

Door de realisering van een woningbouwplan op het terrein van het voormalige gemeentehuis aan de Voorstraat kon het aanwezige carillon niet worden gehandhaafd. Als nieuwe locatie is gekozen de het plein tussen de Dammerweg en de Voorstraat, ter hoogte van de winkels. Het nieuwe carillon is gesitueerd aan de rand van het plein aan de zijde van de Dammerweg. Onderdelen van het oude carillon zullen worden hergebruikt. het carillon past binnen de ter plekke opgenomen bestemming.

De Vecht/Reevaart

Er zijn plannen om de voormalige Reevaart terug te brengen in het dorp. Deze ontwikkeling is onderdeel van het project 'Vaart in de vaart'. Omdat de ontwikkeling echter nog niet concreet genoeg is, wordt deze nu niet mogelijk gemaakt binnen het bestemmingsplan. De ontwikkeling zal worden genoemd in de structuurvisie 'gemeente Wijdemeren' die momenteel in voorbereiding is.

Hoofdstuk 7 Ecologie

In een bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat in het bestemmingsplan aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.

Bestaande situatie

De kern Nederhorst den Berg ligt ten westen van het bestaande recreatiegebied de Spiegelplas, aan de rand van het Groene Hart. Nederhorst den Berg maakt deel uit van de gemeente Wijdemeren. Het plangebied bestaat uit de twee kernen van Nederhorst den Berg, het kasteelbos van Kasteel Nederhorst en het natte moerasgebied rondom het restant van het Ankeveense Pad.

Beoogde ontwikkelingen

Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden vijf ontwikkelingen mogelijk gemaakt, het betreft twee locaties aan de Overmeerseweg en drie aan de Dammerweg. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • verwijderen beplanting en bomen;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

7.1 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen.

  1. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  2. 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  3. 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  4. 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  1. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Flora- en faunawet is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van gedeputeerde staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

7.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied, maar grenst wel aan de petgaten van de Spiegel- en Blijkpolderplas die deel uitmaken van 'de Oostelijke Vechtplassen', (Natura 2000-gebied). Het plangebied vormt eveneens geen onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

De Oostelijke Vechtplassen

De Oostelijke Vechtplassen zijn gekwalificeerd als speciale beschermingszone onder de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het vogelrichtlijngebied (zie figuur 7.1) grenst aan het plangebied. De Oostelijke Vechtplassen behoren tot één van de vijf belangrijkste broedgebieden voor woudaapje, purperreiger, zwarte stern en ijsvogel in Nederland (alle opgenomen in bijlage 1 van de Vogelrichtlijn). Andere soorten van bijlage 1 van de Vogelrichtlijn waarvoor het gebied van betekenis is, zijn roerdomp en porseleinhoen (broedvogels). Andere trekkende vogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als overwinteringsgebied en/of rustplaats: kolgans, grauwe gans, krakeend, smient, slobeend, tafeleend, nonnetje en wulp. Het moerasgebied en de rietkragen zijn verder van belang als broedgebied voor snor, rietzanger en grote karekiet. De biotopen van deze zogenaamde begrenzingssoorten hebben mede de begrenzing van het gebied bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0007.png"

Figuur 7.1 Uitsnede uit Ontwerpkaart Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen (Ministerie van LNV)

Vogelgebruik Oostelijke Vechtplassen

Langs de Breukelveensche Plas en soms ook elders in het gebied bevindt zich een broedkolonie van de purperreiger. De purperreigers, die in dit Natura 2000-gebied broeden, foerageren verspreid in het gebied in moerasoevers en slootkanten. De purperreigers, die afkomstig zijn uit de broedkolonie in het Natura 2000-gebied Naardermeer, foerageren in de Ankeveensche polder. Het woudaapje wordt aangetroffen in de Tienhovense Plassen, Kievitsbuurt en Ankeveensche Plassen. Zwarte sterns nestelen in diverse kolonies verspreid over het gebied en foerageren voornamelijk boven het open water van de plassen. De ijsvogel broedt verspreid in het gebied en foerageert langs de oevers van de plassen en tochten. Grote karekieten worden vooral aangetroffen in rietkragen langs en rietpollen in de plassen. Snor en rietzanger komen verspreid over het gebied voor in rietlanden en rietkragen. De smient heeft rustplaatsen op de Ankeveensche Plassen, Wijde Blik en Loenderveensche Plas. Laatstgenoemde plas en Ankeveensche Plassen zijn van belang voor tafeleend en nonnetje. Kolgans en grauwe gans hebben slaapplaatsen op de Spiegelplas, Ankeveensche Plassen en Breukeleveensche Plas; de kolgans heeft een voedselgebied in de Oostelijke Binnenpolder van Tienhoven en omgeving.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van recente foto's, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soorten gegevens.

Flora

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Er zijn meerdere licht beschermde soorten en enkele Rode Lijstsoorten aangetroffen in de betreffende kilometerhokken. In de dorpskern van Nederhorst den Berg komen naar verwachting alleen algemene soorten voor. De beschermde soorten worden verwacht in de oostelijke rand van het plangebied welke grenst aan de Blijkpolderplas, in de Spiegel- en Blijkpolder en in het kasteelbos. Mogelijke groeiplaatsen van licht beschermde soorten die in het plangebied kunnen voorkomen zijn: dotterbloem, gewone vogelmelk, knikkende vogelmelk, koningsvaren en zwanenbloem. Ook zijn zwaar beschermde soorten als: beenbreek (Rode Lijstsoort), daslook, groenknolorchis (Rode Lijstsoort), kruipend moerasscherm (Rode Lijstsoort), parnassia (Rode Lijstsoort), veenmosorchis (Rode Lijstsoort) en waterdrieblad (Rode Lijstsoort).

Vogels

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vogels goed onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Er zijn 39 beschermde broedvogelsoorten aangetroffen en enkele Rode Lijstsoorten. Zoals eerder aangegeven, biedt het (naast het plangebied gelegen) Vogelrichtlijngebied 'Oostelijke Vechtplassen' broedgebieden voor Rode Lijstsoorten als woudaapje, purperreiger, zwarte stern, roerdomp, porseleinhoen, snor en grote karekiet. Vaste rust-, verblijf- en broedplaatsen van deze soorten zijn ook in het plangebied te verwachten. Verder zijn in het plangebied broedvogels waargenomen als winterkoning, ekster, buizerd, boerenzwaluw, ijsvogel, spotvogel, steenuil en grote gele kwikstaart. De diverse biotopen in het plangebied, zoals het kasteelbos, de vele bebouwing, de rijen knotwilgen en het moerasgebied rondom het Ankeveense Pad, bieden voldoende mogelijkheden voor vaste rust-, verblijf- en broedplaatsen voor al deze soorten. Daarnaast maken grutto en tureluur naar verwachting gebruik van het plangebied als foerageergebied. Binnen de watergangen in het plangebied komen naar verwachting veel algemene watervogels voor zoals wilde eend, knobbelzwaan, meerkoet, blauwe reiger en waterhoen.

Zoogdieren

Zoogdieren zijn volgens de gegevens van het Natuurloket slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. De randen van het plangebied grenzen aan de Blijkpolderplas waarbij veel opgaande begroeiing aanwezig is. Ook in de Spiegel- en Blijkpolder en het kasteelbos vindt men aaneengesloten, dichtbegroeide stukken land. Deze gebieden, met veel opgaande begroeiing en open water, voldoen aan de biotoopeisen van veel vleermuissoorten, zoals gewone dwergvleermuis, watervleermuis, meervleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Vaste rust-, verblijf- en paarplaatsen van deze soorten zijn daarom zeker te verwachten in het plangebied.

Ook biedt het plangebied geschikte biotopen voor algemene grondgebonden zoogdieren, zoals bosmuis, bunzing, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, veldmuis en woelrat. Een zwaar beschermde soort als de eekhoorn is mogelijk aanwezig binnen het kasteelbos.

Amfibieën

Amfibieën zijn volgens de gegevens van het Natuurloket niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Door de grote hoeveelheid water in en rondom het plangebied, zijn er verschillende algemene soorten in het plangebied te verwachten zoals gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en groene kikker. Ook is in het plangebied recent de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen. De rugstreeppad heeft een voorkeur voor zandige terreinen en wordt daarom vaak op bouwplaatsen aangetroffen. Aangezien de rugstreeppad recent is waargenomen in de kern van Nederhorst den Berg, is het aannemelijk dat er vaste verblijfplaatsen van de rugstreeppad aanwezig zijn in het plangebied.

Reptielen

Volgens het Natuurloket zijn reptielen matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. In de nabije omgeving is de zwaar beschermde ringslang waargenomen. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied (afwisselend en kleinschalig landschap met veel water) is het mogelijk dat deze soort gebruikmaakt van het plangebied.

Vissen

Volgens de gegevens van Natuurloket zijn vissen niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In het plangebied zijn algemene soorten als paling, brasem, blankvoorn, snoek en snoekbaars te verwachten. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied, is de kans dat een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper voorkomt, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

In tabel 7.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 7.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Flora- en faunawet tabel 1 dotterbloem, gewone vogelmelk, knikkende vogelmelk, koningsvaren en zwanenbloem

bosmuis, bunzing, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, veldmuis en woelrat

gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en groene kikker
ontheffingsregeling Flora- en faunawet tabel 2 beenbreek, daslook, parnassia, veenmosorchis en waterdrieblad

eekhoorn

kleine modderkruiper
tabel 3 bijlage 1 AMvB bittervoorn en ringslang
bijlage IV HR groenknolorchis, kruipend moerasscherm

alle vleermuizen en rugstreeppad
vogels cat. 1 t/m 4 buizerd, steenuil en grote gele kwikstaart
cat. 5 ekster, boerenzwaluw, blauwe reiger en ijsvogel

7.3 Toetsing En Conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied, maar grenst wel aan de petgaten van de Spiegel- en Blijkpolderplas die deel uitmaken van 'de Oostelijke Vechtplassen', (Natura 2000-gebied). Het plangebied is eveneens geen onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

De betreffende bouwactiviteiten die op de vijf ontwikkelingslocaties noodzakelijk zullen zijn, kunnen tijdelijk voor enige geluids- en lichtverstoring zorgen op het nabijgelegen beschermde natuurgebied 'de Oostelijke Vechtplassen'. Vanuit de kern is er reeds enige verstoring op het beschermde natuurgebied 'de Oostelijke Vechtplassen', waardoor de meeste vogelsoorten die aan de westelijke oeverranden zullen verblijven al enige verstoring kennen. De Blijkpolderplas maakt geen essentieel deel uit van het leefgebied van de betreffende kwalificerende soorten, op grond waarvan het Natura 2000-gebied ('de Oostelijke Vechtplassen') is aangewezen. Daarmee is de verwachting dat deze aangewezen soorten geen hinder zullen ondervinden van de voorgenomen ontwikkelingen (zie onder 7.2 vogelgebruik gebied). Kolgans en grauwe gans hebben slaapplaatsen op de Spiegelplas, maar zullen gezien de bestaande verstoring vanuit de kern geen hinder ondervinden van de werkzaamheden. Wel dienen de betreffende werkzaamheden buiten de kwetsbare perioden (broed- en winterseizoen) uitgevoerd te worden, zodat alle voorkomende (broed)vogels nabij de ontwikkelingslocaties geen hinder ondervinden. Ook is het van belang om zoveel mogelijk geluids- en lichtreducerende maatregelen te treffen tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. Negatieve effecten op de beschermde soorten kunnen dan ook worden uitgesloten.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter drie nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • In 2010 is op de locaties Dammerweg 13, Overmeerseweg 8-12 en Overmeerseweg 85 veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 11). Tijdens dit onderzoek is gebleken dat de locaties geen bijzondere betekenis hebben voor vleermuizen. Op de locatie Overmeerseweg 8-12 zijn ook geen beschermde planten of ringslang aangetroffen. Alleen op de Dammerweg 13 zijn vaste verblijfplaatsen van de huismus aangetroffen. In de nieuwbouw moeten voorzieningen worden getroffen voor nieuwe verblijfplaatsen. Op die manier wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen.

Bij overige werkzaamheden en kleinschalige ontwikkelingen in dit plangebied dient rekening gehouden te worden met het volgende:

  • In de watergangen komen mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2 soort) en bittervoorn (tabel 3, bijlage 1 AMvB) voor. Langs de watergangen komen mogelijk ook de beenbreek, daslook, parnassia, veenmosorchis, waterdrieblad (allen tabel 2 soorten) voor. Indien werkzaamheden in of aan de watergangen plaats dienen te vinden, is nader onderzoek nodig. Als blijkt dat deze soorten aanwezig zijn, dient voor de werkzaamheden aan de watergang een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV.
  • Nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) en vogels met een vaste nestplaats is bij sloopwerkzaamheden en/of de kap van bomen noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen, vogels met vaste nestplaatsen aanwezig blijken in de bestaande bebouwing en bomen en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
  • De rugstreeppad komt in het plangebied voor. De ontwikkelingslocaties vormen op dit moment geen geschikt biotoop voor de soort. Vestiging van de rugstreeppad (tabel 3, bijlage IV HR) op ontwikkelingslocaties dient te worden voorkomen (en daarmee een ontheffingprocedure). Het plangebied dient daarom (voorafgaand aan het uitvoeren van mogelijke grondwerkzaamheden) volledig afgeschermd te worden met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Bovendien wordt aanbevolen de werkzaamheden op elkaar te laten aansluiten, zodat exemplaren van de rugstreeppad geen kans krijgen zich te vestigen in het gebied. Dit dient dan niet in het najaar of de winter te gebeuren, maar in het late voorjaar en de zomer, omdat anders de padden al op zoek zijn naar winterverblijfplaatsen in de grond.

Hoofdstuk 8 Water

Waterbeheer en watertoets

Vanaf 1 november 2003 is de watertoets van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Waternet neemt daarbij de uitvoering van het waterbeheer voor zijn rekening. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Wijdemeren. In het kader van de watertoets is over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder. Waternet heeft schriftelijk haar opmerkingen gegeven (kenmerk 2009.010416), waarna dit wateradvies is verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid

Europees en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

In de Vierde Nota Waterhuishouding (1999) worden de landelijke hoofdlijnen van het beleid op het gebied van de waterhuishouding aangegeven. Integraal waterbeheer vormt het uitgangspunt. Door middel van deze integrale benadering wordt nagestreefd dat het land veilig en bewoonbaar blijft met gezonde en duurzame watersystemen. Stedelijk waterbeheer is een van de speerpunten, waarbij men streeft naar een meer duurzame omgang met het water in de stad. Het is van belang onderzoek te doen naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders te ontwikkelen en meer aandacht te verkrijgen voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem.

In het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw (2000) heeft het Rijk het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) omarmd. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich geconformeerd om het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21) en waterkwaliteit en ecologie (KRW), en tot 2050 op orde gehouden moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0100kernNDB2008-va01_0008.jpg"

Provinciaal beleid

In het Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010, Bewust omgaan met water wordt de provinciale visie weergegeven op het waterhuishoudingsbeleid. Het plan beschrijft op hoofdlijnen de functies van het oppervlaktewater en onderscheidt de grondgebruikcategorieën die de waterschappen moeten faciliteren. Door de ontwikkelingen in het nationale en Europese beleid, is de beleidsaanpak wezenlijk veranderd. Klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling hebben steeds meer invloed op het beheer van ons water. Veiligheid, wateroverlast en -tekort, waterkwaliteit en grond- en drinkwater zijn de vier waterthema's.

Inwoners en bedrijven dienen te allen tijde optimaal beschermd te zijn tegen overstromingen en wateroverlast. Uiterlijk in 2015 moet het watersysteem op orde zijn zodat het in staat is om de neerslaghoeveelheden op te vangen. Daarnaast mag de waterkwaliteit zeker niet meer verslechteren. De waterkwaliteitsdoelen worden gesteld conform de Europese Kaderrichtlijn Water. Daarnaast worden kosteneffectieve 'altijd goed'-maatregelen uitgevoerd gericht op het voorkomen van verslechtering en het behalen van de waterkwaliteitsdoelen.

Beleid waterschap

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).

In de Handleiding Watertoets & Vergunningverlening (2003) van het Hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Het Hoogheemraadschap gaat bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke functies uit van 10% open water of zoveel als uit een nadere berekening nodig blijkt. Richtlijn daarbij is een compensatieplicht bij een toename aan verhard oppervlak van 5.000 m² of meer, indien het landelijk gebied betreft.

Huidige situatie water

Bodem en grondwater

Het plangebied beslaat de kern Nederhorst Den Berg en een klein gedeelte van het landelijk (plassen)gebied ten oosten van de kern. De maaiveldhoogte van de kern en de sportvelden ten zuiden van de kern liggen op circa NAP 0 m. De maaiveldhoogte van het landelijk gebied ten oosten van de kern ligt op circa NAP -1,3 m. De bodem in het zuidelijke en westelijke deel van het plangebied bestaat uit klei, de bodem van het oostelijke en noordelijke deel van het plangebied bestaat uit veen afgedekt met een kleilaag.

Volgens de Bodemkaart van Nederland ligt het zuidelijke deel van het plangebied (de sportvelden) in een gebied met grondwatertrap III, de rest van het plangebied wordt aangeduid met grondwatertrap II. Grondwatertrap III komt overeen met een gemiddeld hoogste grondwaterstand die hier van nature minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,8 m en 1,2 m beneden het maaiveld ligt. Grondwatertrap II duidt op een gemiddeld hoogste grondwaterstand die minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt. In het plangebied treedt kwel op, dit kwelwater is afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug.

Oppervlaktewater

Het plangebied maakt onderdeel uit van het grotere Vechtplassengebied. Direct ten oosten van de kern ligt de Spiegel- en Blijkpolderplas, deze plas heeft een zwemwaterfunctie. De Spiegelplas is bovendien aangewezen als KRW-waterlichaam (type 'matig groot gebufferd meer'). De Vecht is eveneens aangewezen als KRW-waterlichaam (type 'langzaam stromende rivier'). Bovendien heeft de Vecht een functie als vaarweg.

De Vecht en de watergang die de zuidelijke plangrens vormt zijn boezemwateren. Het boezempeil wordt gehandhaafd op NAP -0,4 m. Het plangebied bestaat verder uit verschillende peilgebieden, deze zijn tezamen met de betreffende peilen weergegeven op figuur 8.1.

Langs de Vecht, langs de Randweg en langs de watergang die de zuidelijke plangrens vormt, bevinden zich secundaire waterkeringen (boezemwaterkeringen). De Nieuwe Overmeerseweg, die overgaat in de Dammerweg, wordt aangemerkt als een indirecte secundaire waterkering. De secundaire waterkering langs de Randweg gaat via de Meerlaan over in een tertiaire waterkering langs de Meerhoekweg.

De bebouwing in de kern Nederhorst Den Berg is aangesloten op een gemengd rioolstelsel, waarbij het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie Horstermeer.

Duurzaam stedelijk waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend. Er worden slechts een aantal kleine ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Verder is het van belang de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door Waterschap Amstel, Gooi en Vecht daar waar mogelijk toe te passen. De speerpunten zijn het verbeteren van de ecologische toestand van de oppervlaktewateren, het minimaliseren van wateroverlast met het oog op klimaatverandering en het optimaliseren van de afvalwaterketen.

De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden zijn de realisatie van 4 woningen aan de Overmeerseweg 8-12, het realiseren van een winkel, 12 woningen en 18 parkeerplaatsen aan de Dammerweg 2, vervangende nieuwbouw van een woonhuis met praktijkruimte aan de Dammerweg 11-12, het realiseren van 2 woningen aan de Dammerweg 13 en het realiseren van 2 woningen aan de Overmeerseweg 85. Deze ontwikkelingen vinden voornamelijk plaats op reeds verharde gronden. Enkel bij de Overmeerseweg 85 wordt 1 woning gerealiseerd op deels onverharde grond. De toename van verhard oppervlak is hiermee echter zo klein, dat er geen gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse zijn. Aan de Voorstraat 35 blijft het verhard oppervlak gelijk aan de bestaande situatie. Daarnaast blijft de bebouwing op minimaal 3 m uit de bestemming Water.

Indien in de toekomst het verhard oppervlak in het plangebied toeneemt, dient hiervoor gecompenseerd te worden in de vorm van nieuw open water. De compensatieopgave bedraagt in dat geval ten minste 10% van de toename aan verhard oppervlak.

Waar mogelijke kan de afvalketen kosteneffectief worden verbeterd door het afkoppelen van verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Voor nieuwbouw is dit verplicht.

Daarnaast is het mogelijk schoon hemelwater langer vast te houden voor hergebruik door het op te vangen. Mocht er open water gedempt worden, dan dient dit één op één gecompenseerd te worden, zowel qua oppervlak als diepte.

In het algemeen streeft het Waterschap naar meer natuurvriendelijke oevers. Natuurvriendelijke oevers verbeteren het zelfreinigend vermogen en verhogen de ecologische potenties van het water.

Het gebruik van uitlogende materialen beïnvloedt de kwaliteit van regen- en oppervlaktewater negatief en dient voorkomen te worden (gedurende zowel de bouw- en gebruiksfase alsmede de inrichting van de openbare ruimte). Emissies naar het oppervlaktewater van PAK (teer- en bitumeuze materialen, verduurzaamd hout), lood, zink en koper (via regenwaterafvoer) moeten worden tegengegaan.

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het waterschap op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder toestemming van het waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat' toebedeeld gekregen.

Overigens gelden restricties voor (bouw)werkzaamheden in de kern- of beschermingszone van de waterkering. Hiervoor dient dan ook een Keurontheffing te worden aangevraagd bij het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht.

Hoofdstuk 9 Milieuaspecten

In het kader van dit bestemmingsplan zijn verschillende milieuaspecten van belang, die in dit hoofdstuk aan de orde zullen komen.

9.1 Duurzaam Bouwen

De milieueffecten van het bouwen kunnen worden beïnvloed door milieuvriendelijke materialen, bouwmethoden en onderhoudsmethoden. Tevens dient de emissie van uitlogende materialen als PAK, lood, zink en koper te worden tegengegaan. De gemeente Wijdemeren sluit daarom aan bij het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen.

9.2 Niet-agrarische Bedrijven En Milieuhinder

Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijfsactiviteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De SvB is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

Omdat het plangebied bestaat uit verschillende soorten functies (onder andere wonen, bedrijven, recreatie), wordt het gehele plangebied beschouwd als een gebied dat geschikt is voor functiemenging. Derhalve wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. Om de toelaatbaarheid van milieubelastende activiteiten te bepalen, wordt hierbij niet uitgegaan van aan te houden afstanden, maar de mate waarin activiteiten toelaatbaar zijn naast, onder of boven woonbebouwing. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 3.

Milieuzonering

Uitgangspunten voor functiemenging

Bij het opstellen van deze milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Zoals reeds eerder is aangegeven, wordt bij de milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging rekening gehouden met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving.

In Bijlage 1 van de regels is een lijst van bedrijfsactiviteiten opgenomen die in een gebied met functiemenging relatief vaak voorkomen. Voor al deze activiteiten is naar aanleiding van hun milieubelasting een categorie bepaald. Door middel van een aanduiding op de plankaart of het opnemen van de toelaatbare categorieën in de regels (categorie A, B1, B2 en C) wordt bepaald welke bedrijfsactiviteiten op welke locatie zijn toegestaan. Lagere categorieën dan aangegeven zijn ook toegestaan. Per deel van het plangebied (of voor het gehele plangebied) wordt, afhankelijk van het ruimtelijke karakter, een algemene toelaatbaarheid vastgesteld. Op deze manier kan het woon- en leefklimaat van een deelgebied optimaal worden afgestemd met de aanwezige bedrijfsactiviteiten.

Afwijking algemene toelaatbaarheid

In specifieke gevallen kunnen bedrijfsactiviteiten worden toegestaan die in een hogere milieucategorie vallen dan algemeen toelaatbaar is. Daarvoor geldt dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze), naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar moeten zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën. Bedrijfsactiviteiten die niet op de lijst van functiemenging voorkomen, worden mogelijk gemaakt met een maatbestemming.

Uitwerking voor het plangebied

Karakter van het plangebied

Het plangebied valt te karakteriseren als een dorpskern met gemengde functies. Naast wonen en recreatie, treft men maatschappelijke voorzieningen en natuur aan. Van grote, op zichzelf staande woonwijken is geen sprake. Bedrijven bevinden zich slechts verspreid over de dorpskern en zijn kleinschalig van aard. Op grond van het bovenstaande wordt in het gehele plangebied functiemenging wenselijk geacht.

Toelaatbaarheid

Gezien het dorpse karakter van het plangebied, worden bedrijven uit maximaal categorie B1 algemeen toelaatbaar geacht. Dit zijn veelal kleinschalige, ambachtelijke bedrijven die slechts een beperkte mate van milieuhinder veroorzaken.

Bedrijven uit categorie B2 en C worden in dit plan niet toegestaan, dit zijn bedrijven die bouwkundig afgescheiden dienen te zijn. Bedrijven uit categorie C hebben bovendien een zodanige verkeersaantrekkende werking dat aansluiting op de hoofdinfrastructuur wenselijk is. De gemengde gebieden worden geen van allen ontsloten door een weg die behoort tot de hoofdinfrastructuur. Reeds bestaande bedrijven uit deze twee milieucategorieën worden mogelijk gemaakt met een maatbestemming zodat deze bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing slechts vervangen kunnen worden door een bedrijf van vergelijkbare aard. Huidige functies in het plangebied blijven gehandhaafd. Er worden geen nieuwe bedrijfsfuncties mogelijk gemaakt.

Inventarisatie bestaande bedrijven

De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie Bijlage 3). De aanwezige bedrijven zijn allemaal kleinschalig en zijn bijna alle ingeschaald in categorie B1 of lager. Voor zover bekend leveren de bedrijven geen onaanvaardbare milieuhinder op voor de woonomgeving. Dit geldt voor zowel de reeds bestaande woningen als de nieuw te realiseren woningen. Wat betreft de laatste kan nog vermeld worden dat deze niet in de directe omgeving van bedrijven die in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar vallen, mogelijk worden gemaakt. De afstand tussen de beoogde woningen aan de Dammerweg 2 en Overmeerseweg 8-12 enerzijds en het bedrijf aan de Vaartweg 20 anderzijds bedraagt namelijk meer dan 100 m. Van onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van dit bedrijf zal daarom geen sprake zijn. In de directe omgeving van de beoogde woningen op de overige ontwikkelingslocaties liggen geen bedrijven die niet binnen de algemene toelaatbaarheid passen.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de planregels is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen. Reeds bestaande bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

9.3 Horeca

In het plangebied zijn verschillende horecagelegenheden gevestigd. Deze kunnen worden ingeschaald volgens de Staat van Horeca-activiteiten van de gemeente Wijdemeren (zie Bijlage 2 van de regels). Hierin wordt met behulp van verschillende categorieën aangegeven of de milieubelasting van een horecagelegenheid toelaatbaar kan worden geacht. Voor een algemene toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 4.

In het plangebied zijn uitsluitend horecagelegenheden tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan. Dit is horeca die in geringe mate storend kan werken op bestaande functies in de omgeving van de horeca-activiteiten. De bestaande horecabedrijven zijn allemaal in een gemengd gebied gelegen, waarbij naast de woonfunctie nog andere functies aanwezig zijn.

De horecabedrijven in het plangebied zijn geïnventariseerd (zie onderstaande tabel). Ze passen allemaal binnen de algehele toelaatbaarheid.

Tabel 9.1 Horecabedrijven binnen het plangebied

horecabedrijf adres categorie algemene toelaatbaarheid
Restaurant Het Spieghelhuys Dammerweg 3 2 2
Pizzeria Santa Maria Meerhoekweg 2a 2 2
Chinees Indisch Restaurant The Golden Crown Overmeerseweg 1 2 2
Kwalitaria Nederhorst Overmeerseweg 5 2 2
Café 't Jaagpad Vreelandseweg 42 2 2

9.4 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

In het plangebied zullen een aantal nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij nieuwe woningen gerealiseerd en een bestaande woning vervangen zullen worden. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de nieuwe beoogde binnenstedelijke ontwikkelingen geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. Bij vervangende nieuwbouw bedraagt de uiterste grenswaarde 68 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Voor de beoordeling van de geluidsbelasting wordt gebruikgemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving in een milieukwaliteitsmaat volgens de 'methode Miedema'.

Hierin wordt de geluidsbelasting geclassificeerd en beoordeeld op basis van klassen van 5 dB. Omdat de Wgh niet van toepassing is, wordt bij de berekening van de geluidsbelasting geen correctie ex artikel 110g Wgh toegepast.

Tabel 9.2 Lden classificering milieukwaliteit volgens de methode Miedema

geluidsklasse beoordeling
< 50 dB goed
50 - 54 dB redelijk
55 - 59 dB matig
60 - 64 dB tamelijk slecht
65 - 69 dB slecht
= 70 dB zeer slecht

Onderzoek

Dammerweg 2

De nieuwe woningen op deze locatie zijn niet gelegen binnen een geluidszone. De Dammerweg, ter hoogte van de locatie, heeft een maximumsnelheid van 30 km/h en is daarmee gedezoneerd.

Dammerweg 11-12

Op deze locatie is sprake van vervangende nieuwbouw. De nieuwe woning is gelegen binnen de geluidszone van de Dammerweg. Deze weg heeft een geluidszone van 200 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging.

Dammerweg 13

De nieuwe woningen op de locatie Dammerweg 13 zijn gelegen binnen de geluidszone van de Dammerweg. Deze weg heeft een geluidszone van 200 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging.

Overmeerseweg 8-12

De ontwikkeling is gelegen binnen de geluidszone van de Nieuwe Overmeerseweg. Deze weg heeft een binnenstedelijke ligging, 1-2 rijstroken en derhalve een geluidszone van 200 m.

Overmeerseweg 85

De nieuwe woningen op deze locatie zijn gelegen binnen de geluidszone van de Nieuwe Overmeerseweg en het eerste deel van de Langewetering. Beide wegen hebben een binnenstedelijke ligging, 1-2 rijstroken en derhalve een geluidszone van 200 m.

Voorstraat 35

De nieuwe woningen op de locatie Voorstraat 35 zijn gelegen binnen de geluidszone van de Dammerweg. Deze weg heeft een geluidszone van 200 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De rekenresultaten van zowel de gezoneerde als de gedezoneerde wegen zijn weergegeven in Bijlage 5.

Voor de berekeningen is voor de betreffende wegen uitgegaan van de verkeersgegevens zoals beschreven in de paragraaf verkeer. De wegdekverharding op de Dammerweg, Nieuwe Overmeerseweg ter hoogte van de locaties Dammerweg 2, 11-12 en 13 en Overmeerseweg 8-12, Langewetering en Overmeerseweg bestaat uit klinkers. Op de Nieuwe Overmeerseweg ter hoogte van de locatie Overmeerseweg 85 ligt asfalt.

Resultaten en beoordeling gezoneerde wegen

Dammerweg 11-12

Op deze locatie zal de bestaande woning worden vervangen, de nieuwe woning zal hierbij verder van de weg af komen te liggen. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevels van deze nieuwe woning ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg op een afstand van 11 m uit de as van de weg 60 dB bedraagt. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De uiterste grenswaarde van 68 dB, die geldt voor vervangende nieuwbouw, echter niet.

Dammerweg 13

Op Dammerweg 13 zullen twee nieuwe woningen worden gerealiseerd. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevels van deze nieuwe woningen ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg op een afstand van 7 m uit de as van de weg 63 dB bedraagt. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden, de uiterste grenswaarde van 63 dB echter niet.

Overmeerseweg 8-12

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting aan de gevels van de vier nieuwe woningen ten gevolge van het verkeer op de Nieuwe Overmeerseweg op een afstand van 20 m uit de as van de weg 57 dB bedraagt. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Maar de uiterste grenswaarde van 63 dB niet.

Overmeerseweg 85

De twee nieuwe woningen zullen op een minimale afstand van 27 m uit de as van de Nieuwe Overmeerseweg gerealiseerd worden. De geluidsbelasting bedraagt op deze afstand 52 dB. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op het gezoneerde deel van de Langewetering op een minimale afstand van 10 m uit de as van de weg bedraagt 58 dB. Ook hier bij wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt in beide gevallen niet overschreden.

Voorstraat 35

Voor de Voorstraat 35 is onderzoek naar de geluidsbelasting uitgevoerd in het kader van een ruimtelijke onderbouwing. Voor de 11 woningen die ter plaatse van het voormalige gemeentehuis gerealiseerd worden bedraagt de geluidsbelasting 51 dB. De uiterste grenswaarde van 58 dB wordt niet overschreden.

Maatregelen

Ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg, de Nieuwe Overmeerseweg en de Langewetering wordt de voorkeursgrenswaarde aan de gevels van de nieuwe woningen overschreden.

Bezien dient te worden of deze geluidsbelasting kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. Er zijn maatregelen aan de bron mogelijk. De eerste mogelijkheid is het beperken van de verkeersomvang, de snelheid of wijziging van de samenstelling van het verkeer. Gezien de functie van de Dammerweg en Nieuwe Overmeerseweg als belangrijke gebiedsontsluitende weg van de kern Nederhorst den Berg, is het wijzigingen van de verkeersomvang en samenstelling niet wenselijk/mogelijk. Het wijzigen van de snelheid is om deze reden eveneens niet mogelijk. De toepassing van een geluidsreducerende wegdekverharding is financieel niet doelmatig, gezien het kleine aantal woningen waarvoor stil asfalt/stille elementenverharding aangelegd dient te worden. Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsschermen stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige aard. Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied zijn daarom niet geheel doelmatig en/of gewenst en niet haalbaar.

Resultaten en beoordeling niet gezoneerde wegen

Om de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting langs niet gezoneerde wegen te beoordelen, is de geluidsbelasting van de in de omgeving gelegen 30 km/h-wegen, uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, eveneens berekend.

Dammerweg 2

Op een maatgevende afstand van 11 m uit de as van de weg bedraagt de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg 62 dB (zonder aftrek artikel 110g Wgh). Hierbij is sprake van een 'tamelijk slecht' akoestisch klimaat.

Dammerweg 11-12

Uit dit onderzoek blijkt dat voor de geluidsbelasting op een maatgevende afstand van 43 m uit de as van de Reeweg/Voorstraat 46 dB (zonder aftrek artikel 110g Wgh) bedraagt. Hierbij is sprake van een 'goed' akoestisch klimaat.

Dammerweg 13

Uit dit onderzoek blijkt dat voor de geluidsbelasting op een maatgevende afstand van 40 m uit de as van de Reeweg/Voorstraat 46 dB (zonder aftrek artikel 110g Wgh) bedraagt. Hierbij is sprake van een 'goed' akoestisch klimaat.

Overmeerseweg 8-12

Aan de gevels van de nieuwe woningen bedraagt de maximale geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Voorstraat/Slotlaan 45 dB (zonder aftrek artikel 110g Wgh). Hierbij is sprake van een 'goed' akoestisch klimaat.

Overmeerseweg 85

De geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe woningen ten gevolge van het verkeer op de Overmeerseweg bedraagt respectievelijk 47 dB (zonder aftrek artikel 110g Wgh). Ook hier is sprake van een 'goed' akoestisch klimaat.

Voorstraat 35

De Dammerweg en de Voorstraat zijn in het onderzoek als één weg beschouwd. Uit de berekening voor gezoneerde wegen is reeds gebleken dat de uiterste grenswaarde niet wordt overschreden.

Maatregelen

Voor de nieuwe appartementen langs de Dammerweg is sprake van een 'tamelijk slecht' akoestisch klimaat. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een denkbare mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De maximumsnelheid bedraagt reeds 30 km/h zodat een verlaging niet mogelijk is. Wijziging van de functie en daarmee de samenstelling van het verkeer is geen mogelijke maatregel om een verdere geluidsreductie te bewerkstelligen.

Een mogelijke andere maatregel is toepassing van een sterkere geluidsreducerende wegdekverharding bijvoorbeeld door de toepassing van stille klinkers in plaats van klinkers. Dit is financieel niet haalbaar gelet op het aantal woningen waarvoor deze maatregel noodzakelijk is. Maatregelen in het overdrachtsgebied zoals geluidsschermen zijn niet inpasbaar en om stedenbouwkundige redenen ongewenst.

Conform het bouwbesluit dient de binnenwaarde maximaal 33 dB te bedragen. Het akoestisch klimaat binnenshuis is aanvaardbaar, mits dit binnenwaardeniveau wordt gegarandeerd1 . Een standaardgevel dient in het kader van het bouwbesluit 20 dB te reduceren. De nieuwe woningen zullen voldoen aan het bouwbesluit en daarmee een minimale gevelreductie kennen van 20 dB. Aangezien het nog nieuw te bouwen woningen betreft kan voor de woningen met meer dan 53 dB aan de gevel zodanige maatregelen worden getroffen dat de geluidsbelasting in de woningen niet meer bedraagt dan 33 dB (conform het vereiste in het bouwbesluit). Er kan dan ook gesproken worden van een aanvaardbare akoestische situatie.

Cumulatie

In de Wgh is aangegeven dat bij de besluitvorming rond hogere grenswaarden ook cumulatie in acht dient te worden genomen. Om die reden is de cumulatie van de geluidsbelasting als gevolg van alle wegen rondom de verschillende locaties inzichtelijk gemaakt. Voor de nieuwe woningen op de locatie Dammerweg 2 kan geen hogere waarde aangevraagd worden omdat het geluid betreft ten gevolge van een 30 km/h-weg. Voor deze locatie is dan ook geen cumulatie in beeld gebracht.

Conform de regels voor cumulatie zijn de volgens artikel 110g Wgh toegestane correcties niet toegepast. De weergegeven geluidswaarden liggen daardoor 5 dB hoger dan de eerder gepresenteerde waarden.

Dammerweg 11-12

De maximale gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 65 dB. De hoogst optredende geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg bedraagt 60 dB (met aftrek artikel 110g Wgh). Zonder aftrek bedraagt de geluidsbelasting 65 dB. Dit is gelijk aan de maximale gecumuleerde geluidsbelasting.

Dammerweg 13

De maximale gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 68 dB. De hoogst optredende geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg bedraagt 63 dB (met aftrek artikel 110g Wgh). Zonder aftrek bedraagt de geluidsbelasting 68 dB. Dit is gelijk aan de maximale gecumuleerde geluidsbelasting.

Overmeerseweg 8-12

Op deze locatie bedraagt de maximale gecumuleerde geluidsbelasting 62 dB. De hoogst optredende geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Nieuwe Overmeerseweg bedraagt 57 dB met aftrek artikel 110g Wgh, zonder aftrek 62 dB. Dit is gelijk aan de maximale gecumuleerde geluidsbelasting.

Overmeerseweg 85

De maximale gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 64 dB. De hoogst optredende geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Langewetering bedraagt 58 dB met aftrek artikel 110g Wgh. Zonder aftrek bedraagt de geluidsbelasting 63 dB. Dit is 1 dB lager dan de maximale gecumuleerde geluidsbelasting.

Geconcludeerd kan worden dat de gecumuleerde geluidsbelasting dan ook niet leidt tot een onaanvaardbare toename. Derhalve kan worden gesteld dat de gecumuleerde geluidsbelasting het verlenen van hogere grenswaarden niet in de weg staat.

Voorstraat 35

Voor de Voorstraat 35 is al een hogere waarde verleend. Dit besluit is opgenomen als bijlage 10 bij de toelichting.

Binnenwaarde

Conform het bouwbesluit dient de binnenwaarde maximaal 33 dB te bedragen. Het akoestisch klimaat binnenshuis is aanvaardbaar, mits dit binnenwaardeniveau wordt gegarandeerd2 . Een standaardgevel dient in het kader van het bouwbesluit 20 dB te reduceren. De nieuwe woningen zullen voldoen aan het bouwbesluit en daarmee een minimale gevelreductie kennen van 20 dB. Aangezien het nog nieuw te bouwen woningen betreft kan voor de woningen met meer dan 53 dB aan de gevel zodanige maatregelen worden getroffen dat de geluidsbelasting in de woningen niet meer bedraagt dan 33 dB (conform het vereiste in het bouwbesluit). Er kan dan ook gesproken worden van een aanvaardbare akoestische situatie.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat verdere maatregelen om de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de Dammerweg, Nieuwe Overmeerseweg en Langewetering te reduceren niet doelmatig zijn en/of overwegende bezwaren ontmoeten. Eveneens staat de gecumuleerde geluidsbelasting het verlenen van hogere grenswaarden niet in de weg.

Er dient dan ook een verzoek tot vaststelling van hogere waarden te worden gedaan. Een en ander is vastgelegd in tabel 9.3.

Tabel 9.3 Ontheffingswaarden

ontwikkeling aantal woningen ontheffingswaarde geluidsbron
Dammerweg 11-12 1 60 dB Dammerweg
Dammerweg 13 2 63 dB Dammerweg
Overmeerseweg 8-12 4
57 dB Nieuwe Overmeerseweg
Overmeerseweg 85 2 58 dB Langewetering
2 52 dB Nieuwe Overmeerseweg

De betreffende hogere waarden zullen in het kadaster worden vastgelegd.

  1. 1. Akoestisch onderzoek naar binnenwaarde maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure, maar komt bij daadwerkelijke realisatie en toetsing aan het bouwbesluit aan de orde bij de bouwvergunningverlening.
  2. 2. Akoestisch onderzoek naar binnenwaarde maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure, maar komt bij daadwerkelijke realisatie en toetsing aan het bouwbesluit aan de orde bij de bouwvergunningverlening.

9.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 9.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 9.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10)1) jaargemiddelde concentratie 48 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³ tot en met 10 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg m³ vanaf 11 juni 2011

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en resultaten

Het voorliggend bestemmingsplan maakt op een aantal locaties de realisatie van in totaal 20 nieuwe woningen mogelijk. Dit valt in een categorie die op grond van het Besluit niet in betekenende mate vrijgesteld is van toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk. Formele toetsing aan deze grenswaarden kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt echter wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, is de luchtkwaliteit bepaald ter plaatse van de Dammerweg (N523), een maatgevende weg die door het plangebied loopt. In 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie PM10 hier 23,5 µg/m³. In datzelfde jaar bedraagt de concentratie NO2 hier 20,1 µg/m³. De jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen ter hoogte van de weg onder de grenswaarden uit de Wlk. Omdat direct langs de weg wordt voldaan aan de grenswaarden zal dit in de overige delen van het plangebied ook het geval zijn, aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Derhalve heeft het plan geen (negatieve) gevolgen voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen in en om het plangebied. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit binnen het plangebied. Uit gegevens van de meest recente gemeentelijke rapportage luchtkwaliteit (december 2006) blijkt dat er in 2005 binnen de gemeente geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen en koolstofmonoxide.

Door maatregelen van het Rijk en verbeterde technieken zullen de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de toekomst een stuk lager zijn. In de rapportage zijn daarom berekeningen uitgevoerd voor de toekomstverwachting in 2010. Uit deze berekening blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) dalen, ondanks dat het aantal verkeersbewegingen stijgt met 2,5%.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.

9.6 Bodemkwaliteit

Beleid

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening zullen burgemeester en wethouders in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onder meer een onderzoek verrichten naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Hierbij wordt door de provincie Noord-Holland de richtlijn gehanteerd dat bij functiewijziging ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt uitgevoerd. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Ter plaatse van de locaties Overmeerseweg 85 en Dammerweg 11-12 zijn reeds woningen aanwezig. Het bestemmingsplan voorziet ter plaatse alleen in de wijziging van het bouwvlak. Aangezien er reeds een woning aanwezig is en er geen redenen zijn om aan te nemen dat er knelpunten zijn wat betreft het aspect bodemkwaliteit, wordt geconcludeerd dat dit aspect de realisatie van de woning op dit perceel niet in de weg staat.

Ter plaatse van de ontwikkeling aan de Dammerweg 2 zijn tijdens het veldwerk geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Uit het bodemonderzoek3 blijkt dat in de bovengrond de gehalten barium, koper, look, kobalt, kwik, nikkel, zink en PAK de achtergrondwaarde overschrijden. De som van de detectielimieten voor PCB's in de grond overschrijdt formeel de achtergrondwaarde. Omdat geen van de individuele parameters de detectielimiet overschrijdt, kan worden gesteld dat er geen sprake is van overschrijding van de achtergrondwaarde. De gehalten koper, lood en zink overschrijden de tussenwaarde. In de ondergrond overschrijden de gehalten barium, cadmium, kwik, nikkel en PAK de achtergrondwaarde. De gehalten koper, lood en zink overschrijden de interventiewaarde. In het grondwater overschrijdt de concentratie xyleen de streefwaarde. De som van de detectielimieten voor dichloorethenen overschrijdt formeel eveneens de streefwaarde. Omdat voor dichloorethenen geen van de individuele parameters de detectielimiet overschrijdt, wordt aangenomen dat er geen sprake is van overschrijding van de streefwaarde. De aangetroffen verontreinigingen met zware metalen en PAK in bodem zijn te relateren aan de historische ophogingen. Alle verontreinigingen zijn diffuus en heterogeen van aard en komen voor in een groter gebied. De lichte verontreiniging met xyleen kan niet eenduidig aan een oorzaak worden gerelateerd. Gezien de mate van verontreiniging met zware metalen en PAK's bestaat er formeel een aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Vanwege de aard van de verontreinigingen (diffuus en heterogeen) is een dergelijk nader onderzoek niet zinvol. Het is in dit geval eenvoudiger om de hele onderzoekslocatie te beschouwen als een geval van historisch ernstige bodemverontreiniging waarvoor een saneringsplicht geldt. Er dient een bodemsanering plaats te vinden alvorens nieuwbouw kan worden gerealiseerd.

Voordat het bestemmingsplan vastgesteld kan worden dient er voor de Dammerweg 2 een BUS-melding bij de provincie Noord-Holland te worden gedaan. BUS is met name ontworpen om saneringen van binnenstedelijke verontreinigingen, die worden gerelateerd aan ophooglagen uit het verleden, perceelsgewijs te kunnen uitvoeren. Op deze manier kan dus in een binnenstad per perceel van 1 eigenaar een immobiele verontreiniging worden gesaneerd onder BUS en dus zonder de noodzaak de hele verontreiniging in kaart te moeten brengen. In het voorliggend geval is een oude ophooglaag aanwezig in een groot deel van, of de hele bebouwde kom van Nederhorst den Berg. De gerelateerde verontreinigingen met zware metalen / PAK in deze ophooglaag zijn immobiel. Onder BUS kan nu een sanering worden uitgevoerd zonder dat het geval helemaal in kaart moet worden gebracht. Het opstellen van een saneringsplan is dus niet noodzakelijk. De BUS-melding is reeds in overleg met de provincie Noord-Holland voorbereid.

Ter plaatse van de Dammerweg 13 is in 2010 een verkennend bodemonderzoek4 uitgevoerd. Tijdens het veldwerk is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In de ondergrond zijn lichte verontreinigingen met barium, koper, kwik, molybdeen, lood en zink aangetroffen. Deze verontreinigingen geven geen aanleiding tot nader onderzoek. In het grondwater is een concentratie aan kwik boven de toetsingswaarde voor nader onderzoek aangetoond. Bij herbemonstering is een kwikconcentratie onder de detectielimiet aangetoond. Nader onderzoek naar kwik in het grondwater is daarom niet nodig. Daarnaast zijn in het grondwater ook concentraties arseen en barium boven de streefwaarde aangetroffen. Deze concentraties vormen echter geen aanleiding voor nader onderzoek. Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde woningbouw.

Ter plaatse van de Overmeerseweg 8-12 is in 1998 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Tijdens dit verkennend bodemonderzoek zijn in de bodem lichte tot sterke verontreinigingen aangetroffen. Middels een nader bodemonderzoek5 en een aanvullend bodemonderzoek6 zijn de aard en omvang van de bodemverontreiniging bepaald. Uit deze onderzoeken blijkt dat er op het achterterrein (noordoostelijk terreindeel) plaatselijk sterke verontreiniging is aangetroffen. Volgens de Wet bodembescherming (Wbb) is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging, die aanleiding vormt tot het nemen van saneringsmaatregelen.

In het kader van de bouwaanvraag is recent opnieuw een verkennend bodemonderzoek7 uitgevoerd. De conclusies uit de eerder uitgevoerde bodemonderzoeken blijven overeind.

Voor de Voorstraat 35 zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in het kader van de opgestelde ruimtelijke onderbouwing. Milieutechnisch zijn er geen bezwaren tegen de bouw van woningen.

Voor de projectlocatie dient een saneringsplan te worden opgesteld. De sanering zal bestaan uit het ontgraven van de verontreinigde grond. Tevens dienen ondergrondse tanks te worden verwijderd en afgevoerd. De sanering eindigt met het opstellen van een evaluatierapport, dat ter goedkeuring zal worden voorgelegd aan het bevoegd gezag. Geconcludeerd wordt dat na sanering de bodem geschikt zal zijn voor de beoogde functie.

Conclusie

Op twee locaties, namelijk de Overmeerseweg 8-12 en de Dammerweg 2, vormt de bodemkwaliteit een belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voordat het bestemmingsplan vastgesteld kan worden dient er voor Overmeerseweg 8-12 een door de provincie goedgekeurd saneringsplan te zijn. Voor Dammerweg 2 kan worden volstaan met een BUS-melding.

  1. 3. UDM West, 6 april 2009, Verkennend milieukundig bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in de grond aan de Dammerweg 2 te Nederhorst den Berg (Wijdemeren), projectnummer 09050066, in opdracht van Janssen de Jong Projectontwikkeling B.V.
  2. 4. Milieutechniek ZVS Eemnes BV, 28 april 2010, Verkennend bodemonderzoek aan de Dammerweg 13 te Nederhorst den Berg. In opdracht van gemeente Wijdemeren.
  3. 5. Aanvullend nader bodemonderzoek en overwegingen saneringsonderzoek / saneringsplan, locatie Overmeerseweg 10-11 te Nederhorst den Berg, Arnicon BV, rapportnummer C98-392, september 1998.
  4. 6. Aanvullend bodemonderzoek en kostenraming sanering voor de locatie Overmeerseweg 10-11 te Nederhorst den Berg, Arnicon BV, rapportnummer C99-048, mei 1999.
  5. 7. Verkennend bodemonderzoek Overmeerseweg 8-11 te Nederhorst den Berg, Milieutechniek ZVS Eemnes BV, rapportnummer BO8114, april 2008.

9.7 Externe Veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Onderzoek en conclusie

Uit de risicoatlassen (AVIV, 2001) en de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen (2009) blijkt dat er binnen het plangebied en de directe omgeving geen sprake is van transport van gevaarlijke stoffen over water-, spoor- of autowegen. Tevens blijkt op basis van informatie van de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) dat er in en om het plangebied geen bedrijven zijn die relevant zijn in het kader van externe veiligheid.

Er vinden geen activiteiten plaats die vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 10 Uitvoerbaarheid

10.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voor gebieden, waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, moet volgens de Wro tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of het sluiten van een (grondexploitatie)overeenkomst met alle eigenaren).

In dit bestemmingsplan zijn vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die van gemeentewege dienen te worden bekostigd. Wel zijn enkele particuliere initiatieven in het plan mogelijk gemaakt. Tussen de particuliere initiatiefnemers en de gemeente zijn planschade overeenkomsten gesloten waarmee is verzekerd dat eventuele planschadeclaims ten laste van de initiatiefnemers zullen komen, terwijl aan deze initiatieven geen kosten voor de gemeente zijn verbonden.

Daarmee is het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde. Het opstellen van bestemmingsplannen behoort tot de kerntaken van de gemeente. In het kader van de actualiseringslag zijn er voldoende financiële middelen gereserveerd voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Derhalve is een rapport met betrekking tot de economische uitvoerbaarheid (niet noodzakelijk en) achterwege gebleven.

10.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 26 november 2009 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Op 14 december 2009 heeft een openbare inloop-/informatieavond plaatsgevonden.

Gedurende de termijn is door 21 personen een schriftelijke inspraakreactie ingediend. In de Nota Inspraak en overleg en ambtshalve wijzigingen d.d. 22 sept 2010 (bijlage 6) zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van een beantwoording. Tevens is aangegeven of de inspraakreacties leiden tot aanpassing van het bestemmingsplan. Voor zover de reacties hebben geleid tot aanpassingen van het plan, zijn deze verwerkt in dit ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 11 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan kern Nederhorst den Berg wordt in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • VROM-Inspectie regio Noord-West te Haarlem;
  • Rijksdienst voor de Monumentenzorg;
  • Politie Gooi en Vechtstreek;
  • KPN Operator Vaste Net;
  • Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland
  • Regionale Brandweerorganisatie in het Gooi en de Vechtstreek;
  • NUON te Amsterdam;
  • NV PWN Eaterleidingbedrijf Noord-Holland;
  • Gewest Gooi en Vechtstreek;
  • Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten te 's-Graveland;
  • Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
  • Gewestelijke Afvalstoffen Dienst;
  • Kamer van Koophandel;
  • De gemeentelijke Monumentencommissie;
  • Ondernemers Collectief Wijdemeren;
  • Rijksdienst voor Archeologie te Amersfoort;
  • Provincie Noord-Holland dir. SHV;
  • gemeente Loenen;
  • Waternet te Amsterdam;
  • Vrouwen Adviescommissie;
  • Historische Kring Nederhorst den Berg;
  • Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken;
  • Atrium te Hilversum (woningbouwver.);
  • Connexxion te Hilversum (busvervoer);
  • Gedeputeerde Staten Provincie Noord-Holland.

De onder 2, 4, 5 en 7 tot en met 18, 20, 21, 23 en 24 genoemde instanties hebben niet schriftelijk gereageerd. De reacties van de onder 1, 3, 6, 19, 22 en 25 genoemde instanties zijn in de Nota Inspraak en overleg en ambtshalve wijzigingen d.d. 22 sept 2010 (bijlage 6) samengevat en van commentaar voorzien.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Monumenten

Bijlage 1 Monumenten

Bijlage 2 Bedrijven Inventarisatie

Bijlage 2 Bedrijven inventarisatie

Bijlage 3 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 3 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 4 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 4 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Nota Inspraak En Overleg En Ambtshalve Wijzigingen

Bijlage 6 Nota inspraak en overleg en ambtshalve wijzigingen

Bijlage 7 Bodemonderzoeken

Bijlage 7 Bodemonderzoeken

Bijlage 8 Nota Zienswijzen

Bijlage 8 Nota zienswijzen

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Voorstraat 1

Bijlage 9 akoestisch onderzoek Voorstraat 1

Bijlage 10 Besluiten Hogere Waarden

Bijlage 10 Besluiten hogere waarden

Bijlage 11 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 11 Ecologisch onderzoek