KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca - 1
Artikel 8 Horeca - 2
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Natuur - Waterwingebied
Artikel 13 Recreatie
Artikel 14 Recreatie - Jachthaven
Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Water - Waterweg
Artikel 19 Wonen
Artikel 20 Leiding - Water
Artikel 21 Waarde - Archeologie 1
Artikel 22 Waarde - Archeologie 2
Artikel 23 Waarde - Archeologie 4
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Parkeren
Artikel 26 Anti Dubbeltelregel
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Plangebied
1.3 Planningsopgave
1.4 Vigerende Plannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse
3.1 Ruimtelijke Structuur
3.2 Ontstaansgeschiedenis
3.3 Cultuurhistorische En Archeologie
Hoofdstuk 4 Functionele Analyse
4.1 Wonen
4.2 Recreatie
4.3 Bedrijven
4.4 Horeca
4.5 Verkeer
4.6 Evenementen
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bodemkwaliteit
5.2 Ecologie
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 6 Water
Hoofdstuk 7 Gebiedsvisie
7.1 Inleiding
7.2 Beleidskeuzes
Hoofdstuk 8 Juridische Planopzet
8.1 Inleiding
8.2 Inleidende Regels
8.3 Bestemmingsregels
8.4 Algemene Regels
8.5 Overgangs- En Slotregels
8.6 Handhaving
Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid
9.1 Economische
9.2 Maatschappelijke
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Adressen Persoonsgebonden Overgangsrecht
Bijlage 1 Bedrijfsmatig Exploiteren Van Een Jachthaven
Bijlage 2 Lijst Met Bedrijven
Bijlage 3 Berekening Geluidsniveau Kleinschalig Evenement
Bijlage 4 Notitie Uitvoerbaarheid Wijzigingsbevoegdheden
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Hotel De Driesprong: Geluidbelasting Ten Gevolge Van Naastgelegen Jachthaven
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Hotel De Driesprong: Geluidbelasting Wegverkeer En Berekening Hogere Waarden
Bijlage 7 Notitie Jachthavens (Bedrijfs)woningen
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Jachthaven Warnars
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek: Berekening Hogere Waarden Wegverkeerslawaai
Bijlage 10 Ecoscan
Bijlage 11 Oplegnotitie Ecoscan
Bijlage 12 Watertoets
Bijlage 13 Commentaarnota
Bijlage 14 Publicatie Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 15 Commentaarnota Ontwerp Bestemmingsplan

Plassengebied Loosdrecht 2013

Bestemmingsplan - Gemeente Wijdemeren

Vastgesteld op 07-07-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 van de gemeente Wijdemeren;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat te onderscheiden is van en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en direct in verbinding staat met dat hoofdgebouw;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep of bedrijf, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gevestigd is;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderbouwen in:

  1. a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daar onder niet begrepen bosbouw, bollen-, sier- en fruitteelt;
  2. b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. c. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  4. d. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  5. e. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  6. f. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;

1.9 ambulante detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen vanuit een marktkraam of een mobiel verkooppunt aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.10 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.11 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.13 baggerspeciedepot:

een depot bestemd voor materiaal van ten hoogste kwaliteitsklasse B conform de Regeling bodemkwaliteit welk materiaal is vrijgekomen uit de bodem via het oppervlaktewater of de voor het water bestemde ruimte;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;

1.16 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.17 bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.18 bedrijfsmatige exploitatie:

een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon met een economische activiteit, waaronder ook beheersactiviteiten dienen te worden verstaan, al dan niet gericht op het maken van winst;

1.19 bedrijfsmatige exploitatie van een jachthaven:

de bedrijfsmatige exploitatie van een jachthaven waarbij in elk geval niet meer dan éénderde deel van het water behorende bij de jachthaven in gebruik is als ligplaats voor woonschepen;

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimte;

1.21 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huishouding daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.22 beperkt agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen het agrarisch gebruik is toegestaan;

1.23 bergschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen, met uitzondering van intensieve veehouderij;

1.24 beschoeiing:

een constructie die wordt gebruikt voor de bescherming van een oever of waterkant tegen afkalven, golfkrachten en andere invloeden;

1.25 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.26 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.27 bestaande bouwerken:

bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn, of alsnog kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.28 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.31 boatsaver

een overdekte ligplaats voor boten.

1.32 botenloods:

een gebouw dat als berg- of werkplaats dient ten behoeve van boten;

1.33 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.34 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.35 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, dat met inbegrip van kelderlagen, onderbouw en kapverdiepingen;

1.36 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.37 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.38 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.39 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, daaronder mede begrepen een woonschip;

1.40 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte;

1.41 categorie:

een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;

1.42 chalet:

een gebouwd onderkomen, niet zijnde een stacaravan, dat naar aard en inrichting kan dienen tot, dag of nachtverblijf van één of meer personen in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.43 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;

1.44 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.45 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.47 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden;

1.48 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.49 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.50 extensieve recreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij vooral het landschap of bepaalde aspecten daarvan worden beleefd, zoals wandelen en fietsen, waarbij relatief weinig recreanten aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid en die plaatsvinden in een gebied zonder recreatievoorzieningen;

1.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.52 golfbreker:

niet beloopbaar bouwwerk in het water, niet zijnde een beschoeiing, bedoeld om afkalving van de oever ten gevolge van golfslag te voorkomen;

1.53 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.54 hoofdsteiger:

de belangrijkste steiger voor mobiliteit binnen de jachthaven vanuit de oeverlijn de jachthaven in en de dwarssteiger die grenst aan de plas;

1.55 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van dranken en voedsel, overwegend ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van zaalaccommodatie met uitzondering van een discotheek/bar-dancing;

1.56 hotel:

een bedrijf, dat primair is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en het exploiteren van zaalaccommodatie;

1.57 imkerij:

het bedrijfsmatig houden van bijen, met inbegrip van:

  1. a. detailhandel in de vorm van de verkoop c.q. levering van te plaatse vervaardigde goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. educatieve voorzieningen;
  5. e. ondergeschikte horeca;
  6. f. bed & breakfast;

1.58 jachthaven:

een haven met de daarbij behorende grond en voorzieningen waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, repareren, afgemeerd houden van recreatie/ woon- of pleziervaartuigen;

1.59 kampeermiddelen:

  1. a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  2. b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
  3. c. een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.60 kampeerseizoen:

het tijdvak 15 maart - 1 november alsook tijdens de door de Minister vastgestelde adviesdata voor de vakanties;

1.61 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemt, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.62 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.63 kleinschalig evenement:

een tijdelijke activiteit in de openlucht en/of - al dan niet - in tijdelijke onderkomens gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden alsmede een kermis, braderie, rommelmarkt, streekmark en een circus of daarmee te vergelijken activiteiten met minder dan 5000 bezoekers per dag.

1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.65 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.66 kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen:

  1. a. "kleinschalig kamperen" waarbij sprake is van een kampeerterrein voor ten hoogste twintig kampeermiddelen;
  2. b. verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeerboerderijen;
  3. c. recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt;

1.67 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.68 ligplaats:

een plaats in het water waar een woonschip of recreatiewoonschip mag afmeren, of op enigerlei wijze met de vaste grond verbonden mag zijn;

1.69 maaiveld:

de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.70 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele, sporteducatieve en levensbeschouwelijke of godsdienstige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.71 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen; het in pension houden van paarden en pony's, kantinevoorziening, logies- en/of verenigingsaccommodatie, een verkooppunt voor paardrijactiviteiten en het houden van wedstrijden of andere evenementen;

1.72 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.73 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomende in dat gebied;

1.74 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.75 niet-permanente bewoning:

tijdelijke bewoning van een recreatief verblijf(smiddel);

1.76 niet-permanente standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het kampeerseizoen;

1.77 niet-permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarbij het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats voor niet langer dan een kampeerseizoen;

1.78 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.79 oeverlijn:

de op de verbeelding aangegeven lijn, danwel de bestemmingsgrens die de grens vormt tussen land en water;

1.80 onderkomens:

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun bestemming onttrokken - voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans, living vans alsook tenten;

1.81 openbare sanitaire voorzieningen:

voorzieningen die tot doel hebben de verzorging van het lichaam door het beschikbaar stellen van was- en toiletgelegenheid welke voor éénieder toegankelijk zijn;

1.82 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.83 paardenbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed, al dan niet in combinatie met een andere ondergrond en al dan niet voorzien van een omheining;

1.84 paardrijactiviteiten:

het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik waaronder geen paardrijscholen en maneges worden verstaan, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden;

1.85 paardrijschool:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en pony's houdt;

1.86 peil:

  1. a. voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.87 permanente bewoning:

gebruik in de vorm van bewoning als hoofdverblijf van een recreatief verblijf(smiddel);

1.88 permanente standplaats:

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en uitsluitend als recreatief nachtverblijf mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.89 permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie, waarvan het ruimtegebruik een permanent karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein en overnachting in een recreatief verblijf(smiddel) voor langer dan een kampeerseizoen;

1.90 pleziervaartuig:

elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport met uitzondering van een zeilplank;

1.91 prostitutie:

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:

  • raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de openbare weg wordt aangeboden;
  • bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden;

1.92 recreatieappartement:

een (deel van een) gebouw dat dient als recreatieverblijf waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.93 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.94 recreatief nachtverblijf:

het gebruik van een kampeermiddel gedurende de periode tussen 22.00 en 06.00 uur;

1.95 recreatief verblijf(smiddel):

een kampeermiddel; recreatiewoning, als ook een recreatiewoonschip;

1.96 recreatievaart:

het gebruik van vaarwegen met een recreatief doel;

1.97 recreatiewoning:

een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.98 recreatiewoonschip:

een schip dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben, hieronder begrepen recreatieschepen in aanbouw en overblijfselen van recreatieschepen;

1.99 scheepvaartverkeer:

alle vaartuigen die tot de beroepsvaart en niet tot de recreatievaart behoren;

1.100 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.101 slipway

een scheepshelling ten behoeve van recreatie- en watersportschepen;

1.102 sportieve recreatie

het al of niet bedrijfsmatig exploiteren van bijvoorbeeld een bowlingbaan, een biljartcentrum, midgetgolf, tennisbaan e.d.

1.103 staat van bedrijfsactiviteiten:

de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.104 staat van horeca-activiteiten:

de bijlage Staat van Horeca-activiteiten die van deze planregels deel uitmaakt;

1.105 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een onderkomen zoals een caravan of een onderkomen op wielen dat daarop lijkt, dat periodiek is bedoeld voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en gelet op de afmetingen niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een auto te worden voortgetrokken;

1.106 standplaats:

een aaneengesloten stuk grond voor het plaatsen van een toercaravan of tent, met de daarbij behorende bebouwing;

1.107 steiger:

bouwwerk in het water bedoeld als aanlegplaats voor vaartuigen;

1.108 toercaravan:

een wagen, gebouwd, ingericht en bestemd tot kamperen, welke achter een auto over de openbare weg mag worden voortbewogen;

1.109 tuin:

gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;

1.110 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;

1.111 voorgevel:

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.112 voorgevelrooilijn:

de snijlijn van de voorgevel van het hoofdgebouw en het grondvlak waarop het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde daarvan;

1.113 voorste bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel, gelegen aan de weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere bouwperceelgrens als zodanig wordt aangewezen;

1.114 waterpeil:

de gemiddelde hoogte van het water;

1.115 waterzuiveringsinstallatie:

een drinkwaterzuiveringsinstallatie waar water gezuiverd wordt voor menselijke consumptie;

1.116 werk:

een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.117 Wet geluidhinder:

Wet geluidhinder geldend ten tijde van de terinzagelegging van dit plan;

1.118 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.119 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.120 woonschip:

  1. a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt, als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd, tot dag- en/of nachtverblijf, permanente bewoning van één of meer personen;
  2. b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder eerste punt in aanbouw;
  3. c. een casco dat tot vaar- of drijftuig als bedoeld onder eerste punt kan worden opgebouwd;
  4. d. een vaar- of drijftuig als bedoeld onder bovenstaande punten dat is ingegraven, aangeaard, op de wal getrokken of door andere oorzaak niet onmiddellijk kan varen of drijven;
  5. e. de overblijfselen van een vaar- of rijtuig als bedoeld onder alle bovenstaande punten.

1.121 zijdelingse bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het (water)peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het (water)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

  1. a. bij een gebouw: tussen de buitenzijden van de gevels (of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren) en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het gebouw;
  2. b. bij een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk,

een en ander met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals overstekende daken, balkons, plinten en kozijnen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen en schoorstenen, tot maximaal 1 meter.

2.6 de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk;

2.7 de hoogte van een woonschip:

gemeten vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen;

2.8 de lengte en breedte van een woonschip:

gemeten over de langste lengte en de langste breedte, inclusief vaste overstekken groter dan 0,3 meter en vaste loopranden groter dan 0,5 meter uit de gevel en dergelijke;

2.9 de inhoud van een woonschip:

gemeten tussen de buitenzijde van de zijwanden, boven de waterlijn;

2.10 de bedrijfsvloeroppervlakte:

tussen de binnenwerkse muurvlakken, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen voorzover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van gronden.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 3.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  4. d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  5. e. paardenbakken.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1,voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. met dien verstande dat niet kan worden afgeweken ten behoeve van de vestiging van benzineservicestations met LPG-verkooppunt.

Artikel 4 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterzuiveringsinstallatie, met de daartoe nodige bedrijfsgebouwen, zoals pompgebouwen, filtergebouwen, filtraatpompgebouwen, chemicaliënopslag, ondergeschikt kantoor en overige installaties;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': één recreatiewoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenloods': tevens voor een botenloods;
  4. d. bestaande steigers;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen;
  6. f. alsmede parkeervoorzieningen ten behoeve van Fort Spion;

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie', geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 4.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  2. b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  4. d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  5. e. paardenbakken;
  6. f. permanente bewoning.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat de uitbreiding van het aantal woningen alleen mag plaatsvinden in samenhang met het realiseren van centrumvoorzieningen, genoemd in lid 5.1 onder b tot en met j, waarbij minimaal 50% van de grondoppervlakte bestemd moet zijn voor centrumvoorzieningen;
  2. b. jachthavens, met uitzondering van ligplaatsen voor woonschepen en recreatiewoonschepen;
  3. c. detailhandel en aanverwante dienstverlening, met de daarbij behorende magazijn- en werkruimten;
  4. d. hotels;
  5. e. restaurants en/of cafés;
  6. f. cafetaria's en/of ijssalons;
  7. g. sportieve recreatie;
  8. h. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  9. i. kantoren ten behoeve van zakelijke dienstverlening;
  10. j. maatschappelijke voorzieningen;
  11. k. boatsavers;
  12. l. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats': tevens een standplaats ten behoeve van detailhandel;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie': tevens voor een zend-/ontvangstinstallatie;
  14. n. het behoud en beheer van waterhuishoudkundige waarden;
  15. o. ter plaatste van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor kleinschalige evenementen;
  16. p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, erftoegangswegen, tuinen, erven en geluidbeperkende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.2 onder c en d voor een goot- en een bouwhoogte tot respectievelijk maximaal 6,50 en 9,50 meter over maximaal 20% van de grondoppervlakte aan gebouwen;
  2. b. het bepaalde in lid 5.2.2 onder c en d voor een goot- en een bouwhoogte tot respectievelijk maximaal 9,50 en 12,50 meter over maximaal 5% van de grondoppervlakte aan gebouwen;
  3. c. het bepaalde in lid 5.2.2 onder e voor een afstand tot de voorste bouwperceelsgrens van maximaal 0,00 meter voor hoofdgebouwen en/of bedrijfsgebouwen;
  4. d. bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van botenloodsen indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:
    1. 1. per bouwperceel één botenloods is toegestaan;
    2. 2. de oppervlakte van een botenloods niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte van een botenloods niet meer mag bedragen dan respectievelijk 2,75 meter en 5 meter;
    4. 4. de botenloods in de oeverlijn worden gebouwd.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van

  1. a. het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. het bepaalde in lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en wandelpaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. erftoegangswegen;
  7. g. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende landschappelijke en natuurlijke waarden, onder meer in de vorm van de voor het gebied kenmerkende openheid en de voor het veenweidelandschap kenmerkende flora en fauna;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens voor kampeerplaatsen voor uitsluitend tenten;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' tevens één ligplaats voor een woonschip;
  10. j. extensieve dagrecreatie;
  11. k. bermen, bermsloten en beplantingen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens voor gasdrukmeet- en regelstation.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 6.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken;

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' de aanduiding 'woonschepenligplaats' te vervangen door een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoonschip' met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. aan deze wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend uitvoering gegeven worden als gelijktijdig de wijzigingsbevoegdheid zoals genoemd in artikel 19.8.4 wordt toegepast;
  2. b. ter plaatse uitsluitend het gebruik als recreatiewoonschip is toegestaan;
  3. c. ten aanzien van het bouwen de bepalingen zoals genoemd in 6.2.2 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 7 Horeca - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van hotel, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  3. c. steigers;
  4. d. boatsavers;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 7.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. een hotel;
  2. b. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  3. c. paardenbakken.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van lid 7.1 voor andere horeca-activiteiten dan genoemd in bijlage 2 van deze regels, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. omgevingsvergunning kan worden verleend voor een horeca-activiteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in, categorie 1 of 2 van de Lijst van horeca-activiteiten (bijlage 2), mits de betreffende horeca-activiteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met horeca-activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
  2. b. er wordt geen omgevingsvergunning verleend voor dancings en discotheken, partycentra en prostitutie gerelateerde horeca.

Artikel 8 Horeca - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een hotel en/of recreatieappartementen;
  2. b. horeca-activiteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  4. d. steigers en golfbrekers;
  5. e. boatsavers;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, terrassen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen;
  7. g. het afmeren van pleziervaartuigen in het water binnen deze bestemming.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken;
  3. c. permanent wonen in hotel- en/of recreatieappartementen.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van lid 8.1 voor andere horeca-activiteiten dan genoemd in bijlage 2 van deze regels, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. omgevingsvergunning kan worden verleend voor een horeca-activiteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in, categorie 1 of 2 van de Lijst van horeca-activiteiten (bijlage 2), mits de betreffende horeca-activiteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met horeca-activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
  2. b. er wordt geen omgevingsvergunning verleend voor dancings en discotheken, partycentra en prostitutie gerelateerde horeca.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaats en/of afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 9.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. paardenbakken.

Artikel 10 Maatschappelijk - Begraafplaats

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  2. b. de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  3. c. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 10.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
  2. b. bos en andere houtopstanden;
  3. c. water, sloten, kreken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  4. d. beschoeiingen, golfbrekers en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': tevens voor één recreatiewoning;
  7. g. doorvaarroutes;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': tevens voor extensieve dagrecreatie;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - botenloods': een botenloods;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - loods': een schuur/loods;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': een baggerspeciedepot;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': één ligplaats voor woonschepen;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - blokhut': een blokhut;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - theekoepel': een theekoepel;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bergschuur': een bergschuur;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kas': een kas;
  17. q. bestaande steigers die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  18. r. uitsluitend tuinen ten dienste van recreatiewoningen en woonschepen met dien verstande dat de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan de oppervlakte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  19. s. bestaande parkeerplaatsen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

met daaraan ondergeschikt

  1. t. fiets- en wandelpaden.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

11.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van een bergschuur, jachthut, steigers en/of golfbrekers, indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:
    1. 1. per bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen' of een 'recreatiewoning' en 'woonschip' binnen de bestemming R-VR grenzend aan de bestemming 'Natuur' één steiger is toegestaan, waarbij dit niet mag leiden tot onevenredige beperkingen voor aangrenzende gronden;
    2. 2. de breedte van steigers niet meer mag bedragen dan 1,20 meter;
    3. 3. de lengte van steigers niet meer mag bedragen dan 15 meter;
    4. 4. de lengte van golfbrekers niet meer mag bedragen dan 15 meter;
    5. 5. de bouwhoogte van steigers en golfbrekers, gemeten ten opzichte van het waterpeil ter plaatse, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    6. 6. de lengte van de steiger en golfbreker samen maximaal 20 meter uit de oeverlijn mag bedragen, gemeten vanaf het punt waar de steiger of golfbreker aan de oeverlijn of bestemming grenst;
    7. 7. de oppervlakte en hoogte van een jachthut mag niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m2 en 2 meter, mits positief advies wordt gegeven door het Plassenschap Loosdrecht en omgeving.
  2. b. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 11.2 ten behoeve van botenloodsen indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:
    1. 1. per bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen' grenzend aan de bestemming Natuur één botenloods is toegestaan;
    2. 2. de oppervlakte van een botenloods niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte van een botenloods niet meer mag bedragen dan respectievelijk 2,75 meter en 5 meter;
    4. 4. de botenloods in de oeverlijn worden gebouwd.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 11.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. paardenbakken;
  2. b. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  3. c. permanent bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Natuur - Waterwingebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Waterwingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. een waterzuiveringsinstallatie;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  2. b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse.

12.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Als gebruik in strijd met de bestemming Natuur - Waterwingebied geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 12.1 bedoelde gronden voor:
    1. 1. woonschepen en recreatiewoonschepen;
    2. 2. woonschepen- en recreatiewoonschepenligplaatsen;
    3. 3. pleziervaartuigen;
    4. 4. anders dan ten behoeve van de waterzuiveringsinstallatie gebouwen te gebruiken in afwijking van een ten aanzien daarvan ten tijde van het van kracht worden van dit plan bestaand gebruik;
    5. 5. anders dan ten behoeve van de waterzuiveringsinstallatie rioleringen, gas-, water- en elektriciteitsleidingen en dergelijke aan te leggen of te vernieuwen;
    6. 6. afvalstoffen, vuil, mest, benzine, olie of andere voor de waterwinning schadelijke stoffen dan wel afvalwater te lozen of door te voeren, anders dan in ontvang-, bewaar-, afvoer- of doorvoerinrichtingen, waaruit geen voor de waterwinning schadelijke stoffen in de bodem kunnen dringen;
    7. 7. benzine, olie en soortgelijke stoffen in ondergrondse bewaarinrichtingen op te slaan of voorhanden te hebben;
    8. 8. bronnen te maken of te hebben, zodanig dat van buiten af, uit een oogpunt van waterwinning verontreiniging van een gebruikte of ongebruikte bron kan optreden.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. watersport en recreatievaart;
  3. c. ligplaatsen voor pleziervaartuigen;
  4. d. openbare sanitaire voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bergschuur': een bergschuur;
  6. f. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  7. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. h. steigers en golfbrekers;
  9. i. incidenteel recreatief nachtverblijf in het kampeerseizoen;
  10. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, beschoeiingen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in regel 13.2.2 onder a voor het vergroten van de oppervlakte tot een maximum van 200 m² met dien verstande dat:

  1. a. het een openbare voorziening ten behoeve van recreatie betreft.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 13.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
  2. b. recreatief nachtverblijf buiten het kampeerseizoen;
  3. c. paardenbakken;
  4. d. permanente bewoning.

Artikel 14 Recreatie - Jachthaven

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatige exploiteren van een jachthaven;
  2. b. de bedrijfsvoering van watersportbedrijven;
  3. c. botenloodsen voor herstel en stalling van pleziervaartuigen;
  4. d. water;
  5. e. het bedrijfsmatig exploiteren van een ondergeschikt horecabedrijf als onderdeel van de jachthaven, in categorie 1 en 2 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  6. f. het bedrijfsmatig exploiteren van standplaatsen voor kampeermiddelen als onderdeel van een jachthavenbedrijf tijdens het kampeerseizoen als nevenactiviteit;
  7. g. het bedrijfsmatig exploiteren van ligplaatsen voor woonschepen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning; ten dienste van de jachthaven of een watersportbedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot': een baggerspeciedepot;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': één recreatiewoning;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement': recreatieappartementen;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': twee woningen vanaf de eerste verdieping;
  13. m. een hotel;
  14. n. steigers en golfbrekers;
  15. o. boatsavers;
  16. p. ontsluitingswegen;
  17. q. een zeilschool;
  18. r. watersport;
  19. s. watersportgerelateerde detailhandel, alsmede kleinschalige dagrecreatieve detailhandel;
  20. t. ondergeschikte dienstverlening en kantoren;
  21. u. het behoud en beheer van waterhuishoudkundige waarden;
  22. v. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.
  23. w. met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woonschepen uitgesloten' geen woonschepen zijn toegestaan.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

14.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

14.4 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in regel 14.2.2 sub e voor het vergroten van de oppervlakte van een recreatiewoning tot een maximum van 40 m².
  2. b. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in regel 14.2.5 onder a voor het vergroten van de breedte van steigers tot een breedte van 2,5 meter indien het de hoofdsteiger of de dwarssteiger van de jachthaven grenzend aan de plas betreft.

14.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 14.1 bedoelde gronden voor:
    1. 1. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
    2. 2. permanente bewoning met uitzondering van bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    3. 3. permanente bewoning met uitzondering van woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
    4. 4. paardenbakken.

14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen, stacaravans en chalets, die bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens voor een bedrijfsmatig geëxploiteerdkampeerterrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zorgrecreatie' voor verblijfsrecreatie voor minder validen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - berging ijsclub': een berging voor inpandig opslag van goederen ten behoeve van de ijsclub;
  6. f. het bedrijfsmatig exploiteren van een ondergeschikt horecabedrijf, in categorie 1 en 2 als bedoeld in de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van een hotel, opgenomen in Bijlage 2 van deze regels;
  7. g. ondergeschikte dienstverlening;
  8. h. steigers en golfbrekers;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  1. a. de plaats en/of de afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  2. b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

15.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 15.1 bedoelde gronden voor:
    1. 1. opslag van goederen ter plaatse van de niet-bebouwde gronden;
    2. 2. permanente bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    3. 3. paardenbakken.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, bruggen, voet-, wandel- en fietspaden;
  2. b. verblijfsgebieden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. g. schuilgelegenheden;
  8. h. ter plaatste van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor kleinschalige evenementen;

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

16.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke en waterhuishoudkundige waarden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer uitgesloten' isscheepvaartverkeer en recreatievaart niet toegestaan, behoudens door standplaats- en campingshouders van het aangrenzende recreatiebedrijf;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - skischans' tevens voor een waterskibaan met bijbehorende skischans en boeien;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats': één ligplaats voor woonschepen;
  6. f. scheepvaartverkeer en watersport;
  7. g. bestaande botenloodsen;
  8. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. boatsavers
  10. j. golfbrekers, beschoeiingen en slipways;
  11. k. bruggen, uitsluitend ten behoeve van een erftoegangsweg;
  12. l. steigers, vlonders, of andere afmeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 17.2 ten behoeve van botenloodsen indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:

  1. a. per bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen' grenzend aan de bestemming Water één botenloods is toegestaan;
  2. b. de oppervlakte van een botenloods niet meer mag bedragen dan 30 m²;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van een botenloods niet meer mag bedragen dan respectievelijk 2,75 meter en 5 meter;
  4. d. de botenloods in de oeverlijn worden gebouwd.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 17.1 bedoelde gronden voor permanente bewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemming 'Centrum' of de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het verplaatsen van de oeverlijn, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. bij wijziging in de bestemming 'Centrum' mag de verplaatsing van de bestaande oeverlijn maximaal 15 meter bedragen;
  2. b. bij wijziging in de bestemming 'Wonen' mag de verplaatsing van de bestaande oeverlijn maximaal 5 meter bedragen;
  3. c. de landaanwinning moet gecompenseerd worden door het afgraven van land elders binnen het bouwperceel;
  4. d. er worden eisen gesteld ten aanzien van de ligging van de oeverlijn, indien de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken door de verplaatsing onevenredig worden geschaad;
  5. e. er wordt geen onevenredige schade toegebracht aan de belangen van watersport en waterhuishouding;
  6. f. de bepalingen van de bestemming 'Centrum' respectievelijk de bestemming 'Wonen' voor het overige van toepassing zijn.

Artikel 18 Water - Waterweg

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het verkeer te water en de recreatievaart;
  2. b. scheepvaartverkeer en watersport;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. bestaande steigers die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

18.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarbij:

  1. a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  2. b. de bouw van steigers, golfbrekers of vlonders niet is toegestaan.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 18.1 bedoelde gronden voor:

  1. a. woonschepen- en recreatiewoonschepenligplaatsen.

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': één recreatiewoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - imkerij': een imkerij;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - educatie': een educatieruimte;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'Bed & Breakfast': een bed&breakfast';
  7. g. bestaande botenloodsen;
  8. h. het behoud en beheer van waterhuishoudkundige waarden;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen.

19.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen:

  1. a. aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van de verkeersveiligheid, een evenwichtig ruimtelijk beeld en de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
  2. b. aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van:

  1. a. het bepaalde in lid 19.2.3 onder a indien het bijgebouw niet op een afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel kan worden gebouwd, mits de afstand van het bijgebouw tot aan de voorste perceelsgrens ten minste 1 meter bedraagt;
  2. b. het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve vanbotenloodsen indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:
    1. 1. per bouwperceel één botenloods is toegestaan;
    2. 2. de oppervlakte van een botenloods niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    3. 3. de goot- en bouwhoogte van een botenloods niet meer mag bedragen dan respectievelijk 2,75 meter en 5 meter;
    4. 4. de botenloods in de oeverlijn worden gebouwd.

19.5 Specifieke gebruiksregels

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 19.5.1 onder c ten behoeve van paardenbakken, met dien verstande dat:

  1. a. per bouwperceel is maximaal één paardenbak toegestaan, mits het daarbij behorende bouwperceel minimaal 2.000 m² bedraagt;
  2. b. de paardenbak dient achter de bebouwing van de wegzijde af gesitueerd te worden;
  3. c. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen;
  4. d. de hoogte van de erfafscheiding van de paardenbak mag niet meer dan 1,60 meter bedragen;
  5. e. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwvlak van de woning van derden of een ander stankgevoelig object mag niet minder dan 50 meter bedragen;
  6. f. lichtmasten, stap- en tredmolens mogen niet ten behoeve van paardenbakken worden gebouwd.

19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Leiding - Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor watertransportleiding.

20.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mogen geen gebouwen en geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

20.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  2. b. De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid 22.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 4

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering en secundair voor de overige op de verbeelding aangewezen bestemmingen.

24.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend in de primaire bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning ten behoeve van de secundaire bestemmingen afwijken van het in lid 24.2 bepaalde indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning ten behoeve van secundaire bestemmingen wint het schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    2. 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    3. 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    4. 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  2. b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  3. c. De omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangepast.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Parkeren

25.1 Omschrijving

  1. a. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. b. Het gemeentelijk parkeerbeleid (Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren) geldt hierbij als uitgangspunt.

25.2 Bouwregel

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan alleen worden verleend indien in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien één en ander conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren'.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 25.2, indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Artikel 26 Anti Dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Percentages

Een in de planregels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen.

27.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voorzover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

27.3 Ondergronds bouwen

Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is, behoudens de gronden die zijn aangewezen voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder gebouwen of onder bijgebouwen behorende bij gebouwen;
  2. b. het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijbehorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijde van het gebouw;
  3. c. voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten zijn aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw binnen een strook van 1,5 meter vanuit de bovengrondse voorgevel toegestaan, tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.

Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels

28.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

  1. a. In afwijking van Hoofdstuk 2 zijn ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied 1 en 2' bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijn ten behoeve van het grondwaterbeschermingsgebied.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.1 onder a ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits het belang van het grondwaterbeschermingsgebied niet onevenredig wordt geschaad en eerst advies is ingewonnen bij de beheerder van het grondwaterbeschermingsgebied.

28.2 veiligheidszone - barim

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - barim' is geen dagrecreatie toegestaan.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

29.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:

  1. a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
  2. b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
  5. e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  6. f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
  7. g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
    2. 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.

29.2 Mantelzorg

29.3 Voorwaarden waaronder omgevingsvergunning kan worden verleend

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.1 en 29.2 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

29.4 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van een bed & breakfast, mits:

  1. a. het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  2. b. de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
  3. c. maximaal 50% tot een maximum van 60 m² van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de gerealiseerde aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
  4. d. er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in bijgebouwen;
  5. e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. f. ten hoogste acht slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
  7. g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein (minimaal 1 parkeerplaats per verhuurbare ruimte).

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

30.1 Geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

30.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Artikel 31 Overige Regels

31.1 Bestaande maten

  1. a. Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, breedte, lengte, aantallen en oppervlakten van bestaande bouwwerken en (recreatie)woonschepen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. Indien afstanden tot bestaande bouwwerken en (recreatie)woonschepen op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. In het geval van (her)oprichting van bouwwerken en (recreatie)woonschepen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

31.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

31.3 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling, waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan in ontwerp ter inzage is gelegd.

31.4 Rangorderegeling

  1. a. In geval van strijdigheid van bepalingen van de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterkering', 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' vóór de bepalingen van de dubbelbestemmingen 'Leiding - Water', 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde- Archeologie 4'.
  2. b. In geval van strijdigheid van de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn;
  3. c. In geval van strijdigheid van de bepalingen van de dubbelbestemming 'Leiding - Water' en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Leiding -Water' vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn;
  4. d. In geval van strijdigheid van de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' en de overige, op de gronden gelegen bestemmingen, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde -Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' vóór de bepalingen die ingevolge samenvallende bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 32.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dat lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 32.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 32.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 32.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 32.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

32.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor de gebouwen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - persoonsgebonden overgangsrecht' geldt het volgende:

  1. a. (delen van) deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als burgerwoning. Dit strijdige gebruik mag worden voortgezet door diegene die (delen van het) gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door deze bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van (delen van) deze gebouwen als burgerwoning.
  2. b. Als bestaande gebruiker als bedoeld in sub a wordt aangemerkt de persoon/ personen die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Wijdemeren als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres;
  3. c. het persoonsgebonden overgangsrecht is van toepassing op de adressen en geldt voor de bestaande gebruikers zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels.

Artikel 33 Slotregel

33.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 van de gemeente Wijdemeren.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De gemeente Wijdemeren heeft zich het actualiseren en uniformeren van alle geldende bestemmingsplannen ten doel gesteld. Ter plaatse van het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan vigeren verschillende bestemmingsplannen. De vigerende bestemmingsplannen zijn meer dan tien jaar oud en moeten daarom worden herzien. Enkele bouwinitiatieven, die op basis van een vergunning en/of vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke ordening (oud) en/of de uitgebreide voorbereidingsprocedure zijn gerealiseerd, zijn in het bestemmingsplan opgenomen.

Het doel van het bestemmingsplan is het bieden van een nieuw juridisch-planologisch kader voor het plangebied, dat voldoet aan de eisen die de Wro ten aanzien van bestemmingsplannen stelt.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) staan regels voor het opstellen van bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan voldoet aan de voorgeschreven standaarden uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) en het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO).

1.2 Plangebied

Zoals de naam van het bestemmingsplan al aangeeft bestaat het plangebied uit plassen met enkele linten en eilandjes. Dit plangebied is onderdeel van het Groene Hart en ligt in de EHS. Bijzondere kenmerken voor het gebied zijn de natuurgebieden, de monumentale gebouwen en het waardevolle verkavelingspatroon.

Het plan wordt aan de noordzijde begrensd door de Albrechtse Kade en de grens met het landelijk gebied aan de noord-oost zijde. Aan de zuidkant van het plangebied is de gemeentegrens (tevens provinciegrens) de plangrens. In het westen grenst het plan aan de Stichtse Vecht en in het oosten ligt de plangrens grofweg op de overgang van water naar land, waar bestemmingsplan Tussen de Dijken in werking is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 ligging plangebied

De ontwikkelinglocaties Dorpscentrum Oud Loosdrecht en West End behoren niet tot het plangebied, omdat hier een actueel bestemmingsplan van kracht is. Tevens is het landgoed Terra Nova buiten dit plangebied gehouden. Hiervoor wordt een apart bestemmingsplan opgesteld.

1.3 Planningsopgave

Met dit bestemmingsplan worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden beschermd en worden de aanwezige functies, voor zover deze niet op planologische bezwaren stuiten, mogelijk gemaakt. Eerder verleende vergunningen worden in dit bestemmingsplan meegenomen.

Voor een aantal bestaande gebouwen was in het voorontwerpbestemmingsplan via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om een recreatief hotelappartement om te zetten naar permanent wonen. Het gaat daarbij om De Holm, Najade, Meentzicht, De Driesprong en het vergunde (vervangende nieuwbouw) gebouw op het terrein van De Uitkijk. De uiteindelijke belangenafweging zou bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid plaatsvinden. Uitspraken van de Raad van State hebben een andere afweging noodzakelijk gemaakt. De gemeente moet van tevoren in beeld brengen wat de gevolgen zijn bij de uitvoering van de wijzigingsbevoegdheden, aldus het rechtscollege. Om dit in beeld te brengen is een notitie opgesteld. Deze notitie is als Bijlage 4 van deze toelichting opgenomen. Vervolgens hebben initiatiefnemers aanvullend onderzoek laten verrichten. Deze onderzoeken zijn als Bijlage 5 en Bijlage 6 van deze toelichting opgenomen. Voor De Holm en één woning is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen, met als doel de permanente bewoning te beëindigen.

De jachthavens aan de zuidzijde van de Oud-Loosdrechtsedijk krijgen de mogelijkheid de steigers uit te breiden tot de zogenaamde 220 - m lijn. Aan deze wijziging ligt de notitie: Zonering en prioritering Oostelijke Vechtplassen ten grondslag. Om het zicht vanaf de plassen in stand te laten is ervoor gekozen in de opgenomen uitbreidingszone het afmeren van woonboten niet toe te staan.

Bij Jachthaven de Otter (Oud-Loosdrechtsedijk 131) wordt het mogelijk gemaakt dat de bestaande botenloods wordt verwijderd. Hierdoor kan het water tot aan de dijk worden gebracht. Hiermee ontstaat ruimte voor het zichtbaar afmeren van de verhuurboten en het herinrichten van het aanwezige parkeerterrein. De locatie kan hierdoor efficiënter gebruikt worden waardoor deze aantrekkelijker wordt. Voorts wordt de vergunde vervangende bedrijfswoning gerealiseerd. Een achttal permanent bewoonde recreatiewoningen aan de oostzijde op het jachthaventerrein worden getransformeerd tot een viertal woningen ten behoeve van permanente bewoning. Gelet op de ligging binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) en de vigerende bestemming stuit dit niet op bezwaren. De ontsluiting vindt plaats via de jachthaven.

De firma Bonnema (Oud-Loosdrechtsedijk 272) heeft in 2011 het terrein van de buren in eigendom kunnen verkrijgen. In overleg met de gemeente is ervoor gekozen voor de terreinen een flexibele bestemming toe te kennen. In het ontwerpbestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 zal aan de panden langs de Oud-Loosdrechtsedijk een flexibele bestemming te weten 'Centrum' worden gegeven en aan de gronden achter 270, 270 a, b en c een bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Voorts is een gegeven dat op het verworven terrein parkeerplaatsen moeten worden aangelegd voor de bestaande en de nieuwe functies. Met initiatiefnemer is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.

Aan de Herenweg in Breukeleveen wordt via wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om een woning te verschuiven van locatie 62/64 naar 3/5. Het aantal woningen neemt daardoor niet toe. Bovendien verdwijnt er een woning aan de meer kwetsbare kant van de Herenweg tegen het natuurgebied aan.

Voor wat betreft Oud-Loosdrechtsedijk 156, 156a, 158, 158a en 158b is het geldende planologische regime aangepast. Hier is een eerder verleende vrijstelling voor detailhandel, op verzoek, niet opgenomen in het bestemmingsplan. De aanpassing betreft deels een voortzetting van het bestaande (onder het overgangsrecht) vallende (woon)gebruik. In de eindsituatie zijn er drie woningen en twee appartementen toegestaan.

Voor woningen binnen de bestemming Wonen geldt dat de toegestane oppervlakte mag worden vergroot. In de regels is aangegeven onder welke voorwaarden de oppervlakte met maximaal 30 m2 mag worden vergroot.

Een aantal permanent bewoonde recreatiewoningen heeft een woonbestemming gekregen. Het gaat daarbij om recreatiewoningen die zijn gelegen in een lint en gelegen in de 1ste bebouwingslijn. Het betreft de percelen Herenweg 57, 97 en 101a. Langs de Herenweg en de Horndijk staan nog meerdere recreatiewoningen in de 2de of 3de lijn. De gemeenteraad heeft op 27 juni 2013 een motie aangenomen om de panden Herenweg 31b, 45, 71, 83, 91 en 93 en Horndijk 2a te voorzien van een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt het recreatieve gebruik om te zetten naar wonen.

Voorts is gebleken dat aan de Nieuweweg (38, 40, 42 en 44) vier recreatiewoningen staan die sinds decennia permanent bewoond worden. Ook hiervoor wordt een woonbestemming opgenomen. Op het terrein bevindt zich overigens nog één recreatiewoning (42a). Dit pand wordt als recreatiewoning bestemd.

Voor een aantal voormalige bedrijfswoningen bij jachthavens langs de Oud-Loosdrechtsedijk is een bestemming 'Wonen' opgenomen. Hieraan ligt de notitie 'Jachthavens/(bedrijfs)woningen' ten grondslag, aangevuld met het akoestisch onderzoek Jachthaven Warnars. De notitie en het akoestisch onderzoek is als Bijlage 7 en Bijlage 8 van deze toelichting opgenomen.

1.4 Vigerende Plannen

Dit bestemmingsplan zal de volgende bestemmingsplannen geheel of gedeeltelijk vervangen:

Naam Gemeenteraad Ged. Staten Kroon / Raad van State
Loenderveenseplas 15-01-1974 18-03-1975
Buitengebied Loenen 25-05-1978 05-12-1979 06-11-1985
Landelijke gebied Noord Oost Gemeente Breukelen 06-06-1978 04-09-1979 13-09-1984
Landelijke gebied 1958, wijziging 30-08-1979 30-09-1980
Plassengebied 30-09-1993 17-05-1994 25-10-1996
1ste herziening Plassengebied 27-05-1999 11-01-2000
22-10-2002
13-02-2002
29-10-2003
Partiele herziening Herenweg 50 27-05-1999 11-01-2000
22-10-2002
23-11-2004
13-02-2002
29-10-2003
28-09-2005
Partiele herziening Herenweg 42 28-08-2003 17-02-2004 28-08-2004
Landelijk gebied Loosdrecht Noord Oost (Fort Spion) 29-05-2008 27-01-2009 01-12-2010
Jachthaven Manten 28-02-2010 16-3-2011

1.5 Leeswijzer

De toelichting dient ter onderbouwing van het bestemmingsplan en is niet juridisch bindend, zoals bij de planregels en de verbeelding wel het geval is. De toelichting geeft een beschrijving van het afwegingskader en een beschrijving van de gemaakte keuzes. De onderbouwing bestaat uit een beschrijving van het plangebied en relevant ruimtelijk-planologisch onderzoek met betrekking tot de functies in het plangebied.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het huidige beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3, 4 en 5 de ruimtelijke structuur en functionele inrichting van het gebied beschreven. Hoofdstuk 6 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Op basis van deze hoofdstukken worden beleidskeuzes gemaakt. Deze beleidskeuzes staan beschreven in hoofdstuk 7 Gebiedsvisie. Verder wordt aandacht besteed aan de juridische regeling en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en milieu

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen m.b.t. (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam en Rotterdam) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 2.1 gebiedsgerichte kaart Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)

In de structuurvisie is onderscheidt gemaakt in verschillende regio's. Plassengebied behoort tot het Noordwest-Nederland gebied. De opgaven voor dit gebied zijn:

  • Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het behouden van het kustfundament, het verbeteren van het ecologisch systeem van het Markermeer-IJmeer (Natura 2000) en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma’s Kust, IJsselmeergebied en Waddengebied van het Deltaprogramma;
  • Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water, Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inclusief de Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 2.2 uitsnede nationaal ruimtelijke hoofdstructuur, in blauw is globaal het plangebied aangegeven. (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)

Uit afbeelding 2.2 blijkt dat het plangebied onderdeel is van (herijkte) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ook geldt voor het gebied een handhaving van vrij uitzicht op de horizon.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden, werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening.

Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau in bestemmingsplannen te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op ondermeer het kustfundament, de grote rivieren, de ecologische hoofdstructuur en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).

Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. In deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, bescherming van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen.

Relevante regels

Het Plassengebied is onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In artikel 2.13.3 Barro zijn de kernkwaliteiten betreft de Nieuwe Hollandse Waterlinie globaal beschreven. Het is aan provinciale staten om deze kernkwaliteiten uit te werken en te concretiseren op regionale en lokale schaal. Volgens bijlage 8 bij artikel 2.13 lid 3 van het Barro zijn de volgende kernkwaliteiten van belang:

  1. 1. Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit:
    1. a. inundatiegebieden;
    2. b. zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
    3. c. voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
    4. d. waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers, en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
    5. e. overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
    6. f. de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
    7. g. de historische vestingstructuur van de vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Nieuwersluis, Gorinchem en Woudrichem;
  2. 2. Grote openheid;
  3. 3. Groen en overwegend rustig karakter.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening) vormt het instrument voor zorgvuldig ruimtegebruik. Het doel hiervan is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Wanneer een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt dient de Ladder voor duurzame verstedelijking in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De ladder heeft betrekking op ontwikkelingen van woningbouw, kantoren, bedrijven, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen. De ladder bestaat uit drie treden met de volgende vragen die achter elkaar moeten worden doorlopen:

  1. 1. is er een actuele behoefte naar de ontwikkeling?
  2. 2. is de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied in te vullen door bijvoorbeeld benutting van gronden door herstructurering?
  3. 3. indien blijkt dat de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied valt, hoe kan het gebied zo goed mogelijk ontsloten worden via verschillende middelen van vervoer?

Beoordeling

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt staan beschreven in paragraaf 1.3. Onderzocht is of deze ontwikkelingen moeten worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro. Dit zou ertoe leiden dat de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro moet worden doorlopen.

Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om van enkele bestaande gebouwen en/of woningen de functie te wijzigen. Bij een functieverandering van een bestaand gebouw is er geen ruimtelijke ontwikkeling en is er dus ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, gelet op de definitie uit artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro (zie ook Raad van State 5 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:743). De ladder voor duurzame verstedelijking is daarop dus niet van toepassing.

Naast het wijzigen van functies maakt dit bestemmingsplan het mogelijk dat aan de Oud-Loosdrechtsedijk 131 een vervangende bedrijfswoning wordt gerealiseerd, dat aan de Herenweg in Breukeleveen via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid wordt geboden om een woning te verschuiven en dat in de omgeving van Oud-Loosdrechtsedijk 272 een klein parkeerterrein wordt aangelegd. Deze drie ontwikkelingen zijn qua omvang te gering om te spreken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, gelet op jurisprudentie van de Raad van State waaruit blijkt dat pas bij een grotere ontwikkeling of een groter aantal woningen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State van 24 december 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4720) waarbij het ging om een bestemmingsplan dat het inpassen van 8 woningen mogelijk maakte. Bij deze 8 woningen oordeelde de Raad van State dat een dergelijke kleinschalige ontwikkeling niet gezien kan worden als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 Bro.

Gelet op het vorenstaande is de conclusie dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, niet kunnen worden gezien als nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Hierdoor hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking uit artikel 3.1.6 lid 2 Bro niet te worden doorlopen.

2.2 Provinciaal Beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040

Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben op 21 juni 2010 de Structuurvisie 2040 vastgesteld. Op 23 mei 2011 is de 1e herziening vastgesteld.

De provincie zet in op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. In het kader van klimaatbestendigheid dient er ruimte gevonden te worden voor bescherming tegen wateroverlast, voor voldoende schoon drinkwater en voor duurzame energie. De ruimtelijke kwaliteit wordt operationeel gemaakt in het behoud van het Noord-Hollandse landschap door verdere ontwikkeling van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. Duurzaam ruimtegebruik wordt nagestreefd door functies slim te combineren en te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn.

Onder duurzaam ruimtegebruik wordt het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek verstaan. Deze juiste plek wordt bepaald door verschillende factoren zoals de aanwezige milieukwaliteit, de behoefte aan voorzieningen zoals passende huisvesting voor bewoners en bedrijven op specifieke locaties en de bereikbaarheid van die locaties. Uitgangspunt is een zorgvuldige afweging tussen verschillende belangen, waarbij milieukwaliteiten als (externe) veiligheid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geur en geluid, maar ook waterkwaliteit belangrijke randvoorwaarden zijn. Hierbij streeft de Provincie naar oplossingen die ruimte laten voor veranderende omstandigheden en die zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de beschikbare ruimte.

De Loosdrechtse Plassen worden gezien als intensief recreatiegebied en onderdeel van het metropolitane landschap. Het metropolitane landschap wordt (samen met de noordzeekust) gezien als zeer belangrijk voor recreatie en toerisme. Deze sectoren zijn belangrijk voor een aantrekkelijk leefklimaat en leveren een belangrijke bijdrage aan de economie en werkgelegenheid in Noord-Holland.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn regels opgenomen waaraan bestemmingsplannen dienen te voldoen. Deze regels vloeien voort uit de provinciale belangen die zijn vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen om een ruimtelijke verordening vast te stellen. Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. In deze verordening stelt de provincie regels met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Bij het stellen van deze regels mogen provinciale belangen niet in het geding zijn.

In een provinciale verordening kunnen regels zijn opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen).

De provinciale verordening van Noord-Holland stelt regels voor onder andere de onderstaande onderwerpen (voor zover voor de gemeente Wijdemeren van belang):

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen (inclusief werelderfgoedgebieden Stelling van Amsterdam en de Beemster);
  • het regionaal watersysteem.

Relevante Regels

Landelijk gebied (hoofdstuk 4)

Het overgrote deel van het plangebied is in de verordening aangewezen als landelijk gebied. Hierbinnen zijn nieuwe ontwikkelingen niet zonder meer toegestaan. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen buiten de aanduiding landelijk gebied bestaand. De kernkwaliteiten van het landschap blijft hierdoor behouden.

Ecologische hoofdstructuur (artikel 19)

Dit artikel regelt de planologische bescherming van de Ecologische hoofdstructuur. Deze planologische bescherming betekent dat ingrepen die de Ecologische hoofdstructuur aantasten, in principe niet zijn toegestaan. Als het gaat om ingrepen van groot maatschappelijk belang die niet elders kunnen plaatsvinden, kan toestemming worden verleend, onder de voorwaarde dat de gevolgen van de ingreep worden gecompenseerd. Om te beoordelen wat het effect van dit bestemmingsplan is op de aanwezige natuurwaarden is een Ecoscan uitgevoerd. Deze Ecoscan is als Bijlage 10 en Bijlage 11 van deze toelichting opgenomen.

Nieuwe Hollandse Waterlinie (artikelen 20, 21, 23)

Het deel van het plangebied is in de verordening aangewezen als Nieuwe Hollandse waterlinie. De kernkwaliteiten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn:

  • een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;
  • een groene en overwegend rustig karakter;
  • openheid.

Binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie mag uitsluitend worden voorzien in nieuwe functies en uitbreiding van de bebouwing van bestaande functies binnen de gebieden voor zover deze de kernkwaliteiten behouden of versterken.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen binnen bestaand bebouwd gebied. Hierdoor komen de kernkwaliteiten van 'De Nieuwe Hollandse Waterlinie' niet in het geding.

Aardkundig waardevol gebied (artikel 8)

Volgens artikel 8 dient in de toelichting van een bestemmingsplan te worden aangegeven in hoeverre rekening is gehouden met de in het gebied voorkomende aardkundige waarden. Er worden geen ontwikkelingen/ graafwerkzaamheden toestaan op en in de gronden die zijn aangeduid als aardkundige waarden. Hierdoor leidt dit bestemmingsplan niet tot aantasting van de toplaag van het bodemprofiel.

Bestaand bebouwd gebied (artikel 9)

Als bestaand bebouwd gebied wordt aangewezen de bestaande of de bij een bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing, uitgezonderd bebouwing op agrarische bouwpercelen en op percelen bestemd voor kassen. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur alsmede stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern. De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen binnen bestaand bebouwd gebied.

Ruimte voor ruimte

De regeling Ruimte voor Ruimte is gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. Dit gebeurt door sloop van landschappelijk storende en/of niet passende bebouwing en daaropvolgend een bestemmingswijziging. Als tegenprestatie krijgt de aanvrager planologische medewerking voor nieuwbouw elders in het gebied of op de saneringslocatie.

Vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit worden hier voorwaarden aan verbonden. Wat betreft locatie is het uitgangspunt ‘herbouw aansluitend aan de rand van een kern’. Eén van de vereisten om gebruik te kunnen maken van de Ruimte voor Ruimteregeling is het opstellen van een beeldkwaliteitsplan.

De evaluatie van de Ruimte voor Ruimte regeling is in 2013 afgerond. Begin 2014 hebben Gedeputeerde Staten besloten de Ruimte voor Ruimte regeling te wijzigen overeenkomstig de resultaten van de evaluatie.

Provinciale Milieu Verordening

De Provinciale Milieuverordening (PMV) is gebaseerd op de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet bodembescherming. De verordening is via een aantal 'tranches' (wijzigingen) verder aangevuld, gewijzigd en geactualiseerd. Op 14 december 2015 is tranche 9 vastgesteld.

Stiltegebieden

In artikel 4 van de PMV zijn de regels voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting voor handelingen binnen stiltegebieden vastgelegd:

  • Zorgplicht: Ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten in een stiltegebied geluid wordt voortgebracht in zodanige mate dat de heersende natuurlijke rust in dat gebied kennelijk is of wordt verstoord, is verplicht dergelijk handelen achterwege te laten.
  • Geluidsbronnen: Als richtwaarde voor het maximaal toelaatbare geluidsniveau vanwege een geluidsbron die binnen een stiltegebied is gesitueerd geldt een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op 50 meter van de geluidsbron of grens van de inrichting.

Stiltegebieden in (de omgeving van) het plangebied

In het plangebied bevinden zich de stiltegebieden 'Loenderveensche Plas' (40) en 'Breukeleveensche-of Stille Plas' (39). Daarnaast grenst het plangebied aan het stiltegebied 'De Wijde Blik' (41). De stiltegebieden zijn weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0004.png"

Stiltegebieden (bron: Viewer Provinciale Milieuverordening Noord-Holland)

In dit bestemmingsplan worden ter plaatse van de stiltegebieden de huidige bestemmingen gecontinueerd. In de regels van dit bestemmingsplan worden binnen de stiltegebieden geen handelingen (watersport, intensieve recreatie, etc.) of bedrijfsactiviteiten toegestaan. Daarmee is geborgd dat handelingen die voor geluidsoverlast kunnen zorgen (zorgplicht) en geluidsbronnen met een te hoge maximale geluidsbelasting worden uitgesloten binnen de stiltegebieden.

Grondwaterbescherming

In artikel 5 van de PMV zijn de regels voor de toelaatbare handelingen binnen beschermingsgebieden voor drinkwaterwinning. In de beschermingsgebieden geldt een zorgplicht om vervuiling van het grond- en oppervlakte water te voorkomen. daarnaast zijn in beschermingsgebieden bepaalde categorieën inrichtingen met een verhoogd risico op vervuiling van het grond- en oppervlaktewater niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0005.jpg"

Grondwaterbeschermingsgebieden (bron: Viewer Provinciale Milieuverordening Noord-Holland)

In dit bestemmingsplan worden ter plaatse van de beschermingsgebieden de huidige bestemmingen gecontinueerd. In de regels van dit bestemmingsplan worden binnen de beschermingsgebieden geen handelingen of bedrijfsactiviteiten toegestaan die een verhoogd risico op vervuiling van het grond- en oppervlaktewater hebben.

2.3 Regionaal Beleid

Toeristisch actieplan (TAP) Gooi- en Vechtstreek

Het toeristisch actieplan heeft als doelstelling het tot stand brengen van een samenhangend, gemeenschappelijk gedragen en op versterking van de regionale economie gerichte toeristisch- recreatieve visie op lokaal en regionaal niveau. Belangrijkste partners voor het uitvoeren van dit actieplan zijn de overheid, het bedrijfsleven en de VVV. Er word ingezet op kleinschalige ontwikkelingen zoals het verbeteren van de watersport, arrangementen, agrotoerisme en het benutten van de cultuurhistorische waarden.

De weinige verblijfsrecreatieve mogelijkheden dienen te worden vergroot, mits passend binnen de natuur- en landschappelijke waarden. De waterrecreatieve functie van het vechtplassengebied blijft gehandhaafd.

Regionaal Bureau voor Toerisme (RBT)

Het RBT is sinds 2012 volledig in bedrijf. Doelstelling van het RBT is het realiseren van een adequate informatievoorziening met betrekking tot (zakelijk) toerisme in de regio Gooi & Vecht. De regionale aanpak zal een meerwaarde moeten hebben voor de gemeente Wijdemeren. Er zal getracht worden het toeristische aanbod binnen Wijdemeren te vergroten door het samenstellen van toeristische arrangementen en innovatieve productontwikkeling.

Beleidsnotitie Regionaal prostitutiebeleid

De voor het bestemmingsplan relevante zaken van het regionale prostitutiebeleid houden het volgende in:

  • er wordt een regionaal en gemeentelijk maximumstelsel gehanteerd, waarbij het maximum wordt gesteld op het per 1 juni 2000 gevestigde aantal bedrijven. Dit betekent dat bedrijven die kunnen aantonen dat ze per 1 juni reeds gevestigd zijn, zich bij de gemeenten kunnen melden. Elke gemeente beziet dan of dat bedrijf op grond van de regelgeving in aanmerking komt voor een vergunning.
  • raam- en straatprostitutie wordt niet toegestaan in deze regio.

Beleidsvisie Externe veiligheid

De beleidsvisie geeft per locatie en functie een afwegingskader om externe veiligheid op een consistente manier mee te laten wegen in de besluitvorming. Deze beleidsvisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:

  • het bieden van een veilige omgeving;
  • er moet ruimte zijn voor bedrijvigheid met en het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • de risico’s moeten zoveel als mogelijk worden beperkt, afhankelijk van de functie van een gebied;
  • incidenten ten gevolge van activiteiten met gevaarlijke stoffen met een grote maatschappelijke ontwrichting is onacceptabel;
  • de aard en de risico’s van de bedrijvigheid die met zich meebrengen moeten passen in het karakter van de regio. Het vestigingsbeleid en het locatiebeleid worden daarop aangepast.

De regio Gooi en Vechtstreek is een groen gebied, waar geen plaats is voor zware bedrijven met veel risico’s. Het aantal inrichtingen met gevaarlijke stoffen en het regionale transport van gevaarlijke stoffen zijn beperkt. Een belangrijke risicobron in de regio is de spoorlijn Weesp – Hilversum, die een belangrijke transportroute is voor gevaarlijke stoffen van Rotterdam naar Duitsland. Bij ruimtelijke besluiten moeten de aanwezige risicobronnen, in het kader van externe veiligheid, worden meegewogen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Wijdemeren - Beheerste ontwikkeling met behoud van het goede 2012

De structuurvisie is vastgesteld op 19 juli 2012. De centrale opgave is het vinden van een balans tussen het waardevolle landschap en de hedendaagse dynamiek. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van de gemeente waardoor direct duidelijk wordt of bepaalde initiatieven daarbinnen passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0006.jpg"

Afbeelding 2.4 uitsnede gewenste toekomstige ruimtelijke structuur (bron: structuurvisie Wijdemeren)

Op afbeelding 2.4 is de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur weergegeven, inclusief alle gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat daarbij om de ruimtelijke structuur die op de langere termijn, in een periode van 10 tot 40 jaar, kan worden gerealiseerd. Hieronder zijn een aantal thema's uitgewerkt die van invloed kunnen zijn op dit bestemmingsplan:

Op de kaart van de structuurvisie is te zien dat er voor het plassengebied ingezet wordt op een nieuwe veerbootroute en het uitbreiden van de bestaande mastroute. Daarnaast is het de wens om parkeren langs de openbare weg te verminderen. Er wordt daarom ingezet op centrale parkeerplaatsen.

Qua infrastructuur wordt met name ingezet op uitbreiding van het wandel- en fietsnetwerk. Het nieuwe centrum Oud-Loosdrecht valt niet binnen de grenzen van dit bestemmingsplan.

Welstandsnota Wijdemeren 2013

Het hoofddoel van de nota is het inzicht verlenen in het welstandsbeleid. Een welstandstoets is (wettelijk) verplicht bij omgevingsvergunningen en wordt verricht door een (welstands)commissie. Deze heeft de mogelijkheid om ten aanzien van een bouwplan - op basis van welstandscriteria - een negatief advies uit te brengen. In de welstandsnota staan de relevante randvoorwaarden en uitgangspunten voor het welstandsbeleid.

Horecanota 2008

In de gemeente Wijdemeren zijn veel horecagelegenheden gevestigd, aanzienlijk meer dan in gemeenten van vergelijkbare omvang. Recreatie en toerisme vormen een belangrijke basis voor horeca. Maar ook de bevolking uit Wijdemeren en de omgeving vormen een pijler voor horeca.

De afgelopen jaren heeft de horecasector in heel Nederland last gehad van de economische recessie.

Horeca is belangrijk voor de gemeente, vanwege de relatie met toerisme en recreatie, het belang voor de werkgelegenheid en het (karakteristieke) verblijfsklimaat. Daarom is de visie: behoud en versterking van horeca, met inachtneming van de woon - en leefomgeving, openbare orde en veiligheid. Om hieraan uitvoering te geven wordt aangehaakt bij de visie Toerisme en Recreatie.

Hierin worden zones voorgesteld, waarin product/marktcombinaties beter profiel kunnen krijgen. Daarnaast zet de visie Toerisme en Recreatie nadrukkelijk in op samenwerking, marketing en promotie. De huidige visie op horeca betekent een trendbreuk met de voormalige beleidspraktijk, die ten aanzien van horecaontwikkeling meer conserverend was. Deze nieuwe visie op horeca moet er toe leiden dat in ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen meer ruimte wordt gegeven aan horecaontwikkeling.

Beleidsregels paardenbakken (2006)

De gemeente heeft in 2006 beleidsregels voor paardenbakken vastgesteld. Vanwege de verbreding van de landbouw neemt de behoefte aan voorzieningen die te maken hebben met het houden van paarden toe. De gevolgen van paardenbakken voor het landschap, de woonfunctie en de agrarische bedrijfsvoering in het buitengebied maakten nadere beleidsregels gewenst. In de eerste plaats worden paardenbakken binnen de rode contouren niet toegestaan. De beperkingen die paardenbakken hebben op stedelijke functies maken het ongewenst om deze binnen de rode contouren toe te staan. Uitbreiding van het aantal paardenbakken is niet wenselijk nu dit leidt tot versnippering en verrommeling van het buitengebied. Binnen de woonbestemming zijn paardenbakken wel toegestaan. De landschappelijke en ecologische waarden van het buitengebied worden op deze manier gewaarborgd.

Nota Woonschepen (oktober 2012)

In deze nota zijn uitgangspunten opgenomen voor regels in op te stellen bestemmingsplannen over woonschepen. De nota is een leidraad die het college gebruikt voor het opstellen van de bestemmingsplannen. Tot 1 januari 2019 blijft het ontheffingssysteem van het Plassenschap van kracht.

Het is beleid van het Rijk en Provincie om woonschepen op te nemen in bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt een afweging gemaakt welke bouw- en gebruiksmogelijkheden gewenst zijn in een plangebied. Uitgangspunt is dat een conserverend beleid wordt gevoerd. Dat wil zeggen dat het bestaande aantal woonboten in beginsel wordt gehandhaafd. Met dit bestemmingsplan wordt hieraan voldaan.

Beleidsplan Verkeer Wijdemeren 2011 - 2020

Het verkeersbeleid van Wijdemeren zal in de periode tot 2020 gericht zijn op het bewaren en waar mogelijk verbeteren van de drie speerpunten: verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. Deze drie speerpunten komen terug bij de visie op autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer.

Autoverkeer

Naar verwachting zal de mobiliteit blijven toenemen, zowel landelijk als regionaal in dit deel van de Randstad. Maar uit het oogpunt van leefbaarheid is een dergelijke groei van het autoverkeer op wegvakken waaraan gewoond wordt niet gewenst. Dan kan de werkelijke verkeerstoename aanleiding vormen om nieuwe infrastructuur buiten de woonkernen om aan te leggen.

Ingezet wordt op nieuwe infrastructuur om zo de verkeersdruk op bestaande doorgaande routes en daarmee de hinder voor aanwonenden te verminderen. Daarvoor is een integrale afweging met draagvlak bij de betrokken belangenorganisaties (m.b.t. landbouw, waterbeheer, natuur en cultuurhistorie) en de medewerking van de provincie Noord-Holland vereist.

Ten wille van de overzichtelijkheid en veiligheid moet op alle gemeentelijke wegen in Wijdemeren die nu buiten de bebouwde kom vallen, met uitzondering van de N201, de maximumsnelheid uniform 60 km/u worden.

Ten aanzien van parkeren bij nieuwe bouwprojecten zullen de vastgestelde parkeernormen gehaald moeten worden. Indien dat niet mogelijk blijkt dan zal de ontwikkelende partij belast worden met het realiseren van parkeerruimte elders.

Openbaar vervoer

Er kan slechts geringe invloed uitgeoefend worden op de kwaliteit van openbaar vervoer op regionaal niveau (streekvervoer). Wel zal ervoor gewaakt dienen te worden dat de OV-routes een goede doorstroming houden. Hiermee kan voorkomen worden dat de provincie de routes schrapt of de kosten van vertraging op deze routes bij de gemeente in rekening brengt. Deze routes zullen dus OV-proof dienen te blijven, hetgeen onder andere neerkomt op goede haltevoorzieningen en het voorkomen van de aanleg van drempels. De kwaliteit van de bushaltes en fietsenstallingen is een gemeentelijke verantwoordelijkheid en zal worden gegarandeerd.

Langzaam verkeer

Het fietsgebruik wordt gestimuleerd. Door de vermindering van het openbaar vervoer in Wijdemeren zal de fiets een nog belangrijkere rol gaan spelen. Goede fietsvoorzieningen zijn een basisvoorwaarde om de verplaatsingen per fiets aantrekkelijker te maken en tevens om de fiets een belangrijke plaats te geven in de ketenverplaatsingen. De routes naar Hilversum en Weesp zijn al voorzien van goede fietspaden.

Om de veiligheid van het langzame verkeer te waarborgen zullen kernen zoveel mogelijk in hun geheel als 30 km/u zone worden aangemerkt, met duidelijke waarschuwingen bij de in- en uitgangen van die zones. Dat maakt de situatie in de kernen uniform en overzichtelijk voor alle weggebruikers.

Het is wenselijk dat de bromfietsers overal in de bebouwde kom van Wijdemeren gebruik kunnen maken van de hoofdrijbaan en daarmee van alle fietspaden geweerd worden.

Waar de voetpaden gebrekkig of afwezig zijn moeten passende maatregelen getroffen worden, om hetzij door de aanleg van goede voetpaden, hetzij door het overige verkeer te remmen.

Wegcategoriseringsplan

Het wegcategoriseringsplan vloeit voort uit het "Beleidsplan Verkeer Wijdemeren 2011 - 2020". Het doel is te komen tot een eenduidige functietoekenning van de wegen voor de gemeente die aansluit op de uitgangspunten van het Beleidsplan met de behoeftes vanuit verkeersveiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid. In dit wegcategoriseringsplan is voor elke weg in de gemeente aangegeven welke functie deze weg heeft. Deze toewijzing van functies is van belang, omdat dit een basis vormt voor de inrichting van de weg. De functie van de weg bepaalt mede welke eisen aan de inrichting worden gesteld. Hiermee kan een wegennet met een grote verkeersveiligheid, een goede verkeersafwikkeling en een leefbare omgeving worden bereikt.

Parkeernormen 2015

Op 31 maart 2015 heeft het college van B&W de beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren vastgesteld. Uitgangspunten van deze beleidsregels zijn:

  1. 1. elke initiatiefnemer van een bouwplan is zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn eigen parkeerbehoefte;
  2. 2. de parkeerbehoefte moet zo veel mogelijk op eigen terrein worden opgelost;
  3. 3. het toepassen van de parkeernormen heeft een positieve invloed op de bereikbaarheid, leefbaarheid en de economische ontwikkeling van de gemeente.

Parkeernormen kunnen alleen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden opgelegd. In een bestaande situatie kunnen parkeernormen wel gebruikt worden om voor een gebied de parkeerbehoefte te bepalen, maar leidt dit niet direct tot de verplichting om meer parkeerplaatsen aan te leggen.

In dit bestemmingsplan is opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en dat deze beleidsregel daarbij geldt als uitgangspunt. Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan ook alleen worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de parkeernormen zoals opgenomen in deze beleidsregel. Parkeergelegenheid mag worden gerealiseerd in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort. Afwijken hiervan kan alleen als anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Beleidsregels evenementen 2014

Evenementen spelen binnen de gemeente Wijdemeren een belangrijke rol. Er is een actief verenigingsleven en mensen ontmoeten elkaar op markten, kermissen en tijdens feestweken. Evenementen in de gemeente hebben veelal een lokale en soms regionale, maar ook landelijke aantrekkingskracht. Het houden van (veel) evenementen heeft echter ook een keerzijde. In de gemeente Wijdemeren worden steeds vaker evenementen georganiseerd, die door hun omvang, of door de risico's die zij met zich meebrengen een grote invloed hebben op de omgeving. Deze evenementen vragen een toenemende aandacht en capaciteit van de gemeente en de hulpverleningsdiensten. Evenementen met veel bezoekers zorgen voor verkeersdrukte, meer afval en hogere geluidsproductie. Hierdoor kan de belasting voor milieu en bewoners op locaties waar veel evenementen plaatsvinden groot zijn.

Om een goede balans te vinden tussen de positieve en negatieve effecten van evenementen in de gemeente moet het totaalaanbod aan evenementen op een juiste manier gereguleerd zijn in het evenementenbeleid. Hiervoor is de nota 'Evenementenbeleid Wijdemeren 2014 - 2018 opgesteld. De op 9 december vastgestelde 'Beleidsregels evenementen 2014' zijn hiervan een uitwerking. In de beleidsregels zijn voorwaarden ten aanzien van evenementen opgenomen. Dit betreft zowel voorwaarden voor vergunning- en meldingvrije en meldingsplichtige evenementen als vergunningplichtige evenementen.

In dit bestemmingsplan zijn op bepaalde locaties kleinschalige evenementen toegestaan. Onder kleinschalige evenementen wordt verstaan een tijdelijke activiteit in de openlucht en/of - al dan niet - in tijdelijke onderkomens gericht op het bereiken van publiek voor commerciële, informerende, educatieve, culturele, sportieve, levensbeschouwelijke of daarmee gelijk te stellen doeleinden alsmede een kermis, braderie, rommelmarkt, streekmark en een circus of daarmee te vergelijken activiteiten met minder dan 5000 bezoekers per dag. In de regels is ook opgenomen aan welke specifieke gebruiksbepalingen gehouden moet worden.

2.5 Conclusie Beleidskader

De overheid onderstreept naast de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten van het gebied ook het belang van de recreatieve waarde van dit gebied. Als onderdeel van het Groene Hart is het plangebied namelijk van belang voor de leefbaarheid van de omliggende stedelijke regio's. Verder moet de economische vitaliteit van het gebied gewaarborgd blijven. Hiervoor kunnen nieuwe economische dragers nodig zijn die passen binnen of zelfs gebruik maken van de kwaliteiten van dit gebied.

Het beleid is gericht op het weren van stedelijke functies buiten het vastgelegde BBG (Bestaand Bebouwd Gebied). Daarnaast is het beleid gericht op het versterken van de (in hoofdzaak watergerelateerde) toeristisch functie van (delen van) het plangebied. De toeristische functies zijn sterk aanwezig in het plangebied. Dit heeft voornamelijk te maken met de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied. De toeristisch functies in het gebied profiteren van de aantrekkelijke omgeving maar kunnen tegelijkertijd zorgen voor een verstorende werking. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen op toeristisch gebied zal daarom rekening moeten worden gehouden met de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.

Het hiervoor beschreven beleid is betrokken bij het opstellen van het plan, door de in dit plan gemaakte keuzes aan de verschillende beleidsuitgangspunten te toetsen. Concluderend kan worden gesteld dat het plan aansluit op het beleidskader.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Analyse

3.1 Ruimtelijke Structuur

Het plangebied bestaat voor het overgrote deel uit water en natuurgebied. Voor een relatief klein deel bestaat het plan uit bebouwd gebied. De bebouwing concentreert zich in een aantal bebouwingslinten.

Van noord naar zuid bestaat het plangebied uit de volgende plassen:

  • De waterleidingplas, gelegen in de Loenderveense Plas;
  • Gedeeltelijk de Vuntus, ten noorden van Oud-Loosdrecht;
  • De Eerste tot en met de Vijfde Plas, deze vormen één aaneengesloten plassencomplex. De Eerste Plas ligt ten zuiden van het dorp Oud-Loosdrecht. De Tweede Plas ligt ten zuiden van de Loenderveense Plas en de Eerste Plas. De Derde tot en met Vijfde Plas liggen in die volgorde ten zuiden van de Tweede Plas.
  • De Stille Plas ligt in het zuidoosten. Deze plas is nauwelijks toegankelijk en wordt beperkt voor recreatieve doeleinden gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0007.jpg"

Afbeelding 3.1 luchtfoto van het plangebied (peildatum 2013)

De bebouwing is geconcentreerd in vier linten. Het lint van de Veendijk/Horndijk, De Oud-Loosdrechtsedijk, de Nieuw Loosdrechtsedijk en het lint van de Herenweg. De bebouwing bestaat voornamelijk uit woningen. Op enkele plaatsen zijn bedrijven en recreatie functies te vinden. In de dorpskern Oud-Loosdrecht zijn verschillende centrumfuncties als winkels en voorzieningen geconcentreerd. In dit bebouwingslint zijn ook bedrijven en jachthavens te vinden. De komende jaren wordt het nieuwe dorpscentrum in Oud-Loosdrecht gerealiseerd.

Fort Spion ligt in het westen van het plangebied. Het is een voormalig fort dat behoort tot de Hollandse Waterlinie. Tegenwoordig wordt de locatie gebruikt voor kleinschalige verblijfsrecreatie.

In het westen van het plangebied ligt direct naast de Waterleidingplas een terrein van Waternet waarop drinkwaterreiniging plaatsvindt. Het drinkwater wordt gewonnen in de Bethunepolder direct ten zuiden van het plangebied. Vanwege deze drinkwaterwinning is het zuidelijke deel van het plangebied aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Dit grondwaterbeschermingsgebied is onderverdeeld in een 25-jaarszone en een 100-jaarszone. Dit zijn gebieden waarbinnen het grondwater een periode van 25 jaar of 100 jaar nodig heeft om de pompputten te bereiken.

3.2 Ontstaansgeschiedenis

Het landschap in deze streek is in sterke mate beïnvloed en gevormd door de mens. Het plangebied en directe omgeving zijn ontgonnen vanuit het Gooi. De U-vormige 'Nieuwe dijk' in Loosdrecht was de ontginningsbasis van waaruit de kavelsloten werden gegraven. Ook de inmiddels verdwenen 'Oude dijk', parallel aan de Drecht (ten noorden van 'Muyeveld' en 'Boomhoek'), was een ontginningsbasis. Het gehele gebied tussen Weersloot en Kromme Rade werd ontgonnen. De kavelsloten waterden af op de Drecht, Weersloot en Kromme Rade. Door deze ontginning ontstond een veenweidelandschap, met de dorpen Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht langs één U-vormige dijk, tot in de 18e eeuw de 'Nieuwe Dijk' geheten. De dorpen zijn ontstaan tussen 1000 en 1300 na Christus.

Akkerbouw was de belangrijkste bron van inkomsten direct na de ontginning. De grond werd bruikbaar gemaakt voor akkerbouw (en veeteelt). Hierbij werd de zogenaamde 'droge vervening' toegepast, dat wil zeggen dat de grond na afgraving van het veen weer werd 'toegemaakt'. Bij dit toemaken werd de afgeveende grond opgehoogd met een mengsel van zand, klei, mest en de niet voor brandstof geschikte venige bovenlaag van de grond (Daams, 1983).

Een tweede bron van inkomsten voor Loosdrecht was de turfwinning. In de 14e en 15e eeuw was de turfwinning nog beperkt tot de droge vervening. Met de groeiende vraag naar brandstof in de grote steden nam de vervening echter sterk toe. Niet al het land werd na vervening weer geschikt gemaakt voor landbouw. Na introductie van de baggerbeugel in de 16e eeuw werd bovendien nat verveend. Het veen werd uit trek- of petgaten gebaggerd en op de tussen de petgaten aanwezige legakkers te drogen gelegd (Stol, 1991).

Het gevolg van deze methode was dat het land langzaam maar zeker plaats maakte voor plassen (petgaten) met daartussen gelegen legakkers (langgerekte smalle stukken land, waarop de turf te drogen werd gelegd). Regels voor breedte van legakkers en petgaten mochten niet baten, veelal werden de legakkers te smal. Bij storm werden deze legakkers weggeslagen, waardoor grotere plassen ontstonden. In Loosdrecht viel het grootste deel van het grondgebied ten prooi aan het water in de loop van de 18e eeuw en in de 19e eeuw. Met name aan de westzijde van de plassen werd, in verband met de grotere kwetsbaarheid van de smalle legakkers, een groot deel van de legakkers door golfslag weggeslagen (Barendregt, 1990).

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0008.jpg"

Afbeelding 3.2 historische kaart Plassengebied rond 1850 (bron: Historische Atlas Noord-Holland)

Veel van deze verveningplassen werden in de 18e en 19e eeuw ingepolderd. De Loosdrechtse plassen zijn echter nooit drooggelegd. De belangrijkste reden voor het in stand houden van de plassen is waarschijnlijk de slechte ervaringen met de naburige Bethunepolder, die sterke overlast had van kwel van de Utrechtse Heuvelrug. Een tweede reden die meespeelde was de in de 20e eeuw belangrijk toegenomen waardering voor de natuur in het plassengebied. Ook het feit dat de Loosdrechtse Plassen vanaf de Franse Overheersing tot aan de tweede wereldoorlog tot de nieuwe Hollandse Waterlinie behoorden, heeft waarschijnlijk aan de instandhouding van de plassen bijgedragen (Daams, 1983).

Rond 1900 bestond Loosdrecht uit de kernen Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht langs de U-vormige dijk, met een bebouwing bestaande uit boerderijen en veenarbeiderswoningen. In de 20e eeuw krijgt het plangebied steeds meer een recreatieve functie. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 4.2 Recreatie.

3.3 Cultuurhistorische En Archeologie

Cultuurhistorie

Cultuurhistorische waarden zijn van belang voor de identiteit, de herkenbaarheid en het karakter van een gebied of een dorp. De cultuurhistorische waarden moeten in een vroeg stadium van planontwikkeling worden geïnventariseerd. Er moet onderbouwd worden op welke wijze het culturele erfgoed zoveel mogelijk behouden blijft, hersteld of als inspiratiebron gebruikt wordt voor nieuwe ontwikkelingen.

Het plangebied wordt aangemerkt als cultuurhistorisch (en landschappelijk) zeer waardevol en het maakt deel uit van het Belvedèregebied Vecht- en Plassengebied. Daarnaast is het plangebied van belang voor het Nationaal Project Nieuw Hollandse Waterlinie. De aanwezige cultuurhistorische waarden moeten behouden blijven en waar mogelijk worden versterkt.

Een belangrijk deel van de aanwezige cultuurhistorische waarden zijn landschappelijk van aard. Dit omdat de landschappelijke patronen en verschijningsvormen in grote mate zichtbaar overeenstemmen met de onderliggende bodem en waterhuishouding en ook het menselijke gebruik van het landschap vanaf de eerste ontginning nog zichtbaar te herleiden is.

Een belangrijke bron voor wat betreft verzamelde cultuurhistorische waarden is de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie. De kaart is een uitwerking van de nota Belvedère en geeft inzicht in bouwkundige, archeologische en de historisch-geografische waarden en maakt daarbij onderscheid tussen punten, lijnen en vlakken. Daarnaast geeft de kaart een overzicht van Rijks- en provinciale monumenten. Verder is ook de archeologische en cultuurhistorische informatie op de website www.KICH.nl gebruikt als bron.

Monumenten

Monumenten zijn panden of objecten met een (erkende) belangrijke cultuurhistorische waarde. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen rijks-(RM) en gemeentelijke (GM) monumenten. Voor een overzicht wordt verwezen naar de onderstaande tabel.

Monumenten Plaats
(RM) Fort Bloklaan 9
(GM) kunstenaarswoning 't Breukeleveensemeentje 1
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 233
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 235
(GM) recreatiewoning Nieuw Loosdrechtsedijk 245
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 251
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 252
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 254
(RM) recreatiewoning Nieuw Loosdrechtsedijk 256
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 260
(GM) woning Nieuw Loosdrechtsedijk 262
(GM) recreatiewoning Nieuw Loosdrechtsedijk 268
(RM) woning Oud Loosdrechtsedijk 127, 129
(RM) dwarshuis Oud Loosdrechtsedijk129A
(GM) villa Oud Loosdrechtsedijk 141
(GM) trafo Oud Loosdrechtsedijk 147
(GM) bedrijfscomplex Oud Loosdrechtsedijk 190
(RM) boerderij Oud Loosdrechtsedijk 209
(RM) dwarshuis Oud Loosdrechtsedijk 226
(RM) NH kerk Oud Loosdrechtsedijk 230
(RM) boerderij Oud Loosdrechtsedijk 232
(GM) café Oud Loosdrechtsedijk 238
(RM) woning Oud Loosdrechtsedijk 241
(GM) voormalige diaconie en weeshuis Oud Loosdrechtsedijk 243
(RM) woning Oud Loosdrechtsedijk 253
(GM) woning Oud Loosdrechtsedijk 262
(RM) woning Oud Loosdrechtsedijk 263, 265
(GM) recreatiewoning Oud Loosdrechtsedijk 267
(GM) recreatiewoning Oud Loosdrechtsedijk 269
(RM) woning Oud Loosdrechtsedijk 279
(GM) woning Oud Loosdrechtsedijk 270
(GM) woning, vervenershuisje Oud Loosdrechtsedijk 281
(GM) dubbele woning Oud Loosdrechtsedijk 282, 284
(GM) woning Oud Loosdrechtsedijk 294
(GM) landhuis Veendijk 8
(GM) landhuis Veendijk 9
(GM) landhuis Veendijk 14
(RM) landhuis Veendijk 15

Tabel aanwezige monumenten

Voor monumenten geldt in het algemeen bescherming van de bestaande situatie en een streven naar herstel in die gevallen waar sprake is van verval. Veranderingen en uitbreidingen mogen uitsluitend van ondergeschikte aard zijn. Rijksmonumenten vallen onder de bescherming van de Monumentenwet.Gemeentelijke monumenten worden beschermd via de gemeentelijke erfgoedverordening.

Archeologie

In de gemeente Wijdemeren zijn gebieden te vinden waar bijzondere archeologische waarden gevonden of aanwezig kunnen zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen is in de gebieden waar archeologisch waardevolle zaken in de ondergrond aanwezig zijn, verkennend archeologisch onderzoek vereist. De gemeente voert hiervoor een beleid dat in eerste instantie gericht is op behoud van waardevolle elementen en structuren.

Voor het grondgebied van de gemeente wordt een beleid gevoerd waarbij de omvang van de bodemverstorende activiteit bepalend is. Dit betekent dat bij werkzaamheden, waarbij in meer of mindere mate bodemverstoring kan optreden, rekening moet worden gehouden met archeologische waarden. Daarbij wordt een indeling gehanteerd in verschillende categorieën van "Archeologisch waardevol gebied", elk met eigen criteria van vrijstelling. Alleen wanneer (binnen een categorie) aan alle criteria wordt voldaan hoeft geen rekening met archeologische waarden te worden gehouden. Binnen het plangebied is één archeologie-vrij gebied vastgesteld. Het is niet uitgesloten dat voortschrijdend inzicht in de toekomst leidt tot het instellen van (meer) archeologie-vrije gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0009.jpg"

Afbeelding 3.3 uitsnede Archeologische waardenkaart

Op een aantal locaties hebben poldermolens gestaan. Deze molens zijn gerealiseerd in de zestiende eeuw toen de polder werd bedijkt. Deze voormalige molens staan aangeduid op de archeologische waardenkaart (afbeelding 3.3). Op de locatie van deze voormalige molens kunnen in de bodem archeologisch relevante resten aanwezig zijn. De resten zullen voornamelijk bestaan uit fundamenten van molens, sluizen en bijgebouwtjes, voormalige waterlopen, kaden, gereedschappen en gebruiksvoorwerpen. Deze plaatsen leveren mogelijk informatie op over de bouw, constructie en ontwikkeling van waterpeilbeheer en windtechnologie uit vroege perioden en over het dagelijks leven van de molenaar en zijn gezin. Op deze plaatsen is een bijzonder regime van kracht vanwege verwachte aanwezigheid van belangwekkende archeologische resten op een relatief kleine oppervlakte. De bescherming (van deze plaatsen) wordt gerealiseerd waarbij de terreinen als waardevol gebied van de tweede categorie aan te geven: rekening houden met archeologie vanaf planomvang van 50 m2.

Het gemeentebestuur geeft door middel van regimes aan welk niveau van het archeologiebeleid in een bepaald gebied als 'redelijk' kan worden beschouwd. De regimes komen tot stand op basis van de bekende archeologische waarden, de kennis van de geschiedenis en de eventuele recente bodemverstoringen. Gezamenlijk leiden deze gegevens tot een verwachting met betrekking tot het aantreffen van archeologische sporen in de bodem. Deze verwachting is op basis van ervaring omgezet in regimes met de bijbehorende criteria. Indien een bouwplan kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen afweging van het archeologisch belang noodzakelijk.

Categorie Rekening houden met archeologie vanaf planomvang van:
1 Bij alle grondroerende werkzaamheden
2 Bij alle plannen van 50 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld
3 Bij plannen van 100 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper van 35 cm beneden maaiveld
4 Bij plannen van 500 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld
5 Bij plannen van 2500 m2 en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld
6 Geen regime

Tabel categorieën archeologie (bron: toelichting bij Beleidskaart Archeologie gemeente Wijdemeren)

Binnen het plangebied zijn de volgende categorieën aanwezig:

  • categorie 2: molenplaatsen;
  • categorie 3: de historische kernen;
  • categorie 5: veenpolders;
  • categorie 6: geen regime (archeologie-vrij)

Deze categorieën zijn op de verbeelding aangegeven en in de regels opgenomen door middel van de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1 (voor de tweede categorie) Waarde - Archeologie 2 (voor de derde categorie) en Waarde - Archeologie 4 (voor de vijfde categorie). Het grootste deel van het plangebied is 'archeologie-vrij'.

Hoofdstuk 4 Functionele Analyse

4.1 Wonen

Woningen

Binnen het plangebied komen enkele bebouwingslinten voor. De meeste woningen zijn geconcentreerd in deze linten. De voorgevel is naar de weg gericht. De voorgevels verspringen ten opzichte van elkaar, maar volgen de weg. De woningen bestaan uit een diversiteit aan woningtype, materiaalgebruik en detaillering.

Woonschepen

Verspreid over het hele plangebied zijn woonschepen aanwezig. Deze woonschepen liggen zowel binnen als buiten jachthavens. Alle woonschepen mogen permanent worden bewoond.

4.2 Recreatie

Het recreatieve gebruik van het Plassengebied kwam in het begin van de vorige eeuw langzaam op gang. De aanwezigheid van een groot wateroppervlak vormde de directe aanleiding voor de ontwikkeling van watergebonden recreatie. In 1900 wordt de eerste jachthaven aangelegd. Vooralsnog kan men er alleen roeiboten huren. In 1907 verscheen de eerste loods, gevolgd door de oprichting van de eerste watersportvereniging in 1912. In 1929 worden de plassen 'openbaar vaarwater'. Vanaf deze tijd worden in Loosdrecht weekendhuisjes gebouwd. Deze huisjes werden direct aan de plassen gebouwd, en werden meestal uit hout opgetrokken.

Vooral na de tweede wereldoorlog ontwikkelde de recreatie rondom het Plassengebied zich sterk. Dit is zowel zichtbaar langs de randen van de plassen als in het dorp Oud-Loosdrecht, dat na de oorlog is veranderd in een toeristendorp. Het aantal van en het oppervlak aan jachthavens en weekendhuisjes- of stacaravanterreinen is aanzienlijk uitgebreid.

Momenteel speelt het Plassengebied een belangrijke recreatieve rol voor de stedelijke gebieden van Amsterdam, Hilversum en Utrecht. Binnen het plangebied vinden we de concentraties van recreatiegebieden langs de beide dijken. Door de groene inrichting van de gebieden tussen de recreatiegebieden en de dijk zijn de stacaravans en tuinhuisjes vanaf de dijk meestal niet waarneembaar.

Aanvankelijk bleef de recreatieve ontwikkeling beperkt tot de zone nabij de dijken. In de loop van de laatste decennia rukte de recreatieve ontwikkeling steeds verder op, richting het waardevolle natuurgebied, dat tussen de dijken ligt. In totaal wordt ruim éénderde van het plangebied voor intensieve recreatie gebruikt.

Deze recreatiegebieden worden ontsloten via de dijken. De paden op de recreatiegebieden maken het inmiddels mogelijk om veel verder het natuurgebied binnen te dringen dan alleen via de dijken mogelijk zou zijn.

De belangrijkste vorm van recreatie die binnen het plangebied voorkomt is de jachthaven. Het grootste deel bestaat uit water, waarin zich aanlegsteigers voor boten bevinden. Op het land staan botenloodsen, een kantoortje, een café, toiletten en wasruimten, alsmede groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en paden. De jachthavens bevinden zich ten zuiden van de Oud-Loosdrechtsedijk, ten noorden van de Nieuw-Loosdrechtsedijk, ten westen van de Herenweg en langs de Nieuweweg.

4.3 Bedrijven

Bedrijven komen in het gehele plangebied voor. Het zijn veelal historisch gegroeide situaties. Aan de Oud-loosdrechtsedijk bevinden zich meerdere bedrijven die gericht zijn op het onderhoud en de verkoop van boten. Aan de Herenweg is een zeilmakerij en een verkooppunt voor boten gevestigd. In de bebouwde kom van Oud Loosdrecht bevinden zich meerdere winkels. In Bijlage 2 is een lijst met aanwezige bedrijven in het plangebied opgenomen.

4.4 Horeca

Op verschillende locaties zijn cafés, restaurants en hotels te vinden. Cafés en restaurants zijn bestemd als Horeca - 1, hotels zijn bestemd als Horeca - 2.

4.5 Verkeer

De gemeente Wijdemeren heeft in 2012 een wegcategoriseringsplan opgesteld (zie paragraaf 2.4). In dit plan zijn de wegen binnen de gemeente ingedeeld in de categorieën erftoegangsweg en gebiedsontsluitingsweg, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Daarbij is het streefbeeld van de ideale en de suboptimale weginrichting weergegeven.

De wegen in de bebouwingslinten van Oud- en Nieuw-Loosdrecht zijn gebiedsontsluitingwegen. Bijna al deze wegen hebben een maximumsnelheid van 50 km/h, met uitzondering van de N403 (Bloklaan) waar de maximumsnelheid 60 km/h bedraagt en een (klein) deel van de Oud-Loosdrechtsedijk waar de snelheid 30 km/h bedraagt. In afbeelding 4.1 is de wegcategorisering van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0010.jpg"

Afbeelding 4.1 uitsnede kaart wegcategoriseringsplan

In maart 2013 zijn verkeerstellingen gehouden. Uit deze gegevens blijkt dat vooral de route Hilversum - Molenmeent - Oud Loosdrechtsedijk - Driesprong een belangrijke doorgaande route is. Waarschijnlijk is een deel van dit verkeer 'sluipverkeer' dat tijdens de ochtendspits de N201 mijdt en via Loenen alsnog de N201 bereikt. Dit blijkt ook uit de modelberekeningen. Specifieke telgegevens van herkomst en bestemming zijn echter niet aanwezig.

Het parkeren op een rijbaan kan gevaarlijke situaties opleveren. Binnen het plangebied speelt dit op Oud- en Nieuw Loosdrechtsedijk. Voor parkeren nabij toeristische attracties zoals de Loosdrechtse Plassen ontbreekt het aan parkeerplaatsen. Vooral tijdens de piekdagen in de zomermaanden en tijdens schaatsperioden is hiervan sprake. Parkeergelegenheid is een aandachtspunt voor de gemeente in het algemeen en bij nieuwe ruimtelijke initiatieven in het bijzonder. Nieuwe ruimtelijke initiatieven moeten voldoen aan het parkeerbeleid, zoals neergelegd in de beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren (zie paragraaf 2.4).

Voor fietsers zijn langs de meeste doorgaande wegen vrijliggende fietspaden. Een uitzondering zijn de drukke Oud- en Nieuw-Loosdrechtsedijk, waar fietsers gebruik kunnen maken van fiets-suggestiestroken. Alhoewel de maximale snelheid 50 km/h bedraagt, is deze situatie niet ideaal uit het oogpunt van verkeersveiligheid. Vanwege de beperkte ruimte zijn vrijliggende fietspaden hier echter niet mogelijk. Veiligheid voor fietsers heeft de aandacht van de gemeente. Ontwikkelingen die van invloed zijn op het fietsverkeer worden hierop beoordeeld.

4.6 Evenementen

Het Vuntusplein is aangewezen als evenementenplein. Het gaat hierbij om kleinschalige evenementen met minder dan 5000 bezoekers per dag. Het is onderzocht of het toestaan van evenementen wenselijk is en wat de effecten hiervan zijn. De effecten zijn beperkt door te definiëren wat kleinschalige evenementen zijn, welke soort evenementen zijn toegestaan en hoe vaak deze per jaar deze worden gehouden.

Er is een berekening uitgevoerd om het geluidsniveau te bepalen van een kleinschalig evenement. Deze berekening is als Bijlage 3 van deze toelichting opgenomen.

Onder kleinschalige evenementen wordt verstaan: een kermis, braderie, rommelmarkt, streekmark, circus of een daarmee te vergelijken activiteit. Het aantal evenementen per jaar is opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Op de Oud-Loosdrechtsedijk wordt één keer per jaar een jaarmarkt/ braderie gehouden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem benodigd. Bouw kan pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Situatie plangebied

In het plangebied komen geen grootschalige bouwontwikkelingen voor die het noodzakelijk maken bodemonderzoek uit te voeren. Bij eventuele kleine nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het voorziene gebruik, dan wel geschikt te maken is voor het nieuwe gebruik. Het zuiden van het plangebied is in de provinciale milieuverordening aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied. Dit is vanwege de waterwinning ten zuiden van het plangebied in de provincie Utrecht in de Bethunepolder. Hier gelden strengere regels ten aanzien van bouwen.

5.2 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet)

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie plangebied

Ten behoeve van het verkrijgen van een actueel beeld van de aanwezige natuurwaarden en de effecten hierop tengevolge van de ruimtelijke situatie die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is in 2010 een ecoscan uitgevoerd. De ecoscan is als Bijlage 10 van deze toelichting opgenomen. Omdat de ecoscan in 2010 is opgesteld is deze geactualiseerd. Deze actualisatie is als Bijlage 11 van deze toelichting opgenomen.

Hieruit blijkt dat de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden uitvoerbaar zijn op grond van de vigerende wetgeving. Afhankelijk van tijdstip en wijze van de daadwerkelijke uitvoering kan het voorkomen dat een nadere toetsing noodzakelijk is en kunnen mitigerende maatregelen noodzakelijk zijn om een ontheffing mogelijk te maken.

5.3 Geluid

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor de toelaatbare geluidbelasting. De geluidseisen zijn alleen van toepassing op geluidgevoelige bestemmingen die gelegen zijn binnen de geluidzone van een geluidsbron. Een geluidzone is een gebied aan weerszijden van het spoor, van een weg of rond een bedrijven/industrieterrein. Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeurswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige functies niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige functies in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige functies aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeurswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Situatie plangebied

Wegverkeerslawaai

Met dit bestemmingsplan wordt een aantal recreatiewoningen, bedrijfswoningen en woonboten gewijzigd naar een permanente woonbestemming. Deze wijziging betekent dat de woningen conform de Wet geluidhinder (Wgh) als 'geluidgevoelig' worden gekwalificeerd. Hiervoor is het noodzakelijk om de geluidsbelasting op de gevels van deze woningen te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden uit de Wgh. Conform de Wgh is er bij een functiewijziging naar 'permanente woonbestemming' sprake van een nieuwe woning langs een bestaande weg. Om de geluidsbelasting op de gevels te bepalen is akoestische onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 9 van deze toelichting opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat in een aantal gevallen niet wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt nergens overschreden. Voor deze woningen worden hogere waarden vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Jachthavens

Met dit bestemmingsplan wordt een aantal bedrijfswoningen (die onderdeel zijn van een jachthaven) gewijzigd naar een burgerwoning. Het toestaan van een burgerwoning mag de bedrijfsvoering van de jachthavens niet beperken. Daarnaast dient ter plaatse van de woningen sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is hierbij van doorslaggevend belang.

Om te beoordelen of de bedrijfswoningen kunnen worden gewijzigd naar een burgerwoning is een onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 7 van deze toelichting opgenomen. Op 5 en 13 februari 2015 zijn de locaties bezocht en is de geluidssituatie ter plaatse geschouwd. Aan de hand van de geschouwde geluidssituatie, het vigerende bestemmingsplan, het Activiteitenbesluit en de meldingen activiteitenbesluit is beoordeeld of de bedrijfswoningen kunnen worden gewijzigd naar een burgerwoning. Hieruit blijkt dat op bijna alle locaties sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Op één locatie is op voorhand geen sprake van een goede ruimtelijke ordening. Dit perceel (Oud-Loosdrechtsedijk 247–249) ligt in de nabijheid van jachthaven Warnars. Uit een locatiebezoek in februari 2015 is gebleken dat overschrijding van de toepasselijke geluidsvoorschriften ter plaatse van genoemde woningen niet kan worden uitgesloten. Gelet hierop is een onderzoek uitgevoerd naar de geluidsuitstraling van Jachthaven Warnars. Dit onderzoek is als Bijlage 8 van deze toelichting opgenomen. Hieruit blijkt:

  1. 1. dat ter plaatse van de jachthaven aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen om te voldoen aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit het activiteitenbesluit. Dit kan door het treffen van de volgende maatregelen:
    1. a. reduceren van het bronvermogen van de botenlift, bijvoorbeeld door het motorcompartiment te voorzien van een geluidsisolerende omkasting. Een reductie van 5 dB(A) is hiermee haalbaar;
    2. b. geluidsintensieve activiteiten in de werkplaats, zoals zagen, slijpen, schuren en hameren, uitvoeren met gesloten deur.
  2. 2. Het maximale geluidsniveau vanwege Jachthaven Warnars overschrijdt ter plaatse van het perceel aan de Oud-Loosdrechtsedijk 245-249 in de dagperiode de grenswaarde van 70 dB(A) uit het Activiteitenbesluit. Omdat het gaat om een voor de bedrijfsvoering noodzakelijke activiteit, die alleen in de dagperiode plaatsvindt, wordt geadviseerd middels een maatwerkvoorschrift een maximaal geluidsniveau van 74 dB(A) in de dagperiode toe te staan.

Hotel de Driesprong

Om te beoordelen of het hotel kan worden gewijzigd naar permanente bewoning zijn akoestische onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn als Bijlage 5 en Bijlage 6 van deze toelichting opgenomen. Er is onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolgde van de naastgelegen jachthaven Veendijk 2 en naar de geluidsbelasting van het wegverkeer.

Uit de resultaten van het onderzoek naar de geluidsbelasting van de naastgelegen jachthaven blijkt dat voldaan kan worden aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit bij zowel de bestaande woningen als bij de appartementen in Hotel de Driesprong. Er zijn akoestisch gezien (industrielawaai) geen belemmering voor permanente bewoning van de appartementen.

Uit de resultaten van het onderzoek naar de geluidsbelasting van het wegverkeer blijkt dat de hoogst berekende geluidsbelasting als volgt bedraagt:

  • ten gevolge van de Veendijk 56 dB;
  • ten gevolge van de Oud-Loosdrechtsedijk: 50 dB;
  • ten gevolge van de Horndijk: 40 dB.

Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh overschreden voor de Veendijk en de Oud-Loosdrechtsedijk. Aan de maximale grenswaarde van 63 dB uit de Wgh wordt voor alle wegen voldaan. Er worden hogere waarden vastgesteld. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Argumenten voor het verlenen van een hogere waarden zijn de volgende:

  • Het toepassen van geluidarm asfalt op de Veendijk en Oud-Loosdrechtsedijk is gezien de kosten van aanleg en extra onderhoud financieel niet haalbaar te achten. Bovendien is de maximaal haalbare geluidreductie (circa 5dB) niet voldoende om aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen.
  • Het realiseren van geluidafschermende voorzieningen op de noordelijke en westelijke terreingrens zijn vanwege de benodigde dimensies (minimaal 4 m hoog en 8 m lang) vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst en financieel niet haalbaar te achten. Dergelijke schermen leveren vanwege de openingen voor de toegang naar het hotel een reductie op van maximaal 7 dB. Dit is eveneens niet voldoende om aan de grenswaarde van 48 dB te voldoen.
  • Een combinatie van voorgenoemde voorzieningen is niet realistisch.

Uit onderzoek blijkt dus dat maatregelen vanwege stedenbouwkundige, technische en financiële redenen derhalve niet haalbaar zijn te achten en derhalve niet doelmatig zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Wet luchtkwaliteit (2007)

Het doel van Wet luchtkwaliteit is het beschermen van mensen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid. De wet bevat grenswaarden voor de stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOX), stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), lood (Pb), koolmonoxide (CO) en benzeen. De normen gelden overal in de buitenlucht en niet alleen ter plekke van gevoelige bestemmingen. In de praktijk blijken er vooral grenswaardenoverschrijdingen te zijn voor PM10 en NO2.

Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

Het begrip NIBM speelt een belangrijke rol in de regelgeving voor luchtkwaliteit en is uitgewerkt in het Besluit 'Niet in betekende mate' bijdragen en de Regeling 'Niet in betekende mate' bijdragen. Projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden). In de regeling NIBM is een aantal activiteiten, zoals projecten tot 1.500 woningen met één ontsluitingsweg (3.000 met twee ontsluitingswegen), tot 100.000 m² kantooroppervlakte met één ontsluitingsweg (200.000 m² met twee ontsluitingswegen) en intensieve veehouderijen (afhankelijk van het aantal dieren), bij voorbaat aangemerkt als niet in betekenende mate.

Gemeentelijk kader

In de gemeente Wijdemeren zijn geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen geconstateerd. In het 'Rapport luchtkwaliteit Wijdemeren 2011' zijn de luchtemissies van stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen en koolstofmonoxide (CO) onderzocht. Op een aantal locaties is de luchtkwaliteit enigszins gestegen of gedaald. De oorzaak hiervan is onder meer te vinden in het nauwkeurig meten door het Landelijk meetnet luchtkwaliteit. De fluctuaties zijn echter te klein om van een structurele verbeterde of verslechterde luchtkwaliteit te spreken. De concentraties aan fijn stof zijn in de gemeente gedaald. Dit heeft een positief effect op de luchtkwaliteit.

Situatie plangebied

Met dit bestemmingsplan wordt de actuele situatie vastgelegd. Er is geen sprake van nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. Dit wil zeggen dat de toename van verkeer kleiner is dan bij een woonwijk tot 1.500 woningen. Hierdoor draagt dit bestemmingsplan 'Niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging waardoor het niet hoeft te worden getoetst aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Hieruit kan worden opgemaakt dat dit bestemmingsplan geen bijdrage levert aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en past binnen de kaders van de Wet luchtkwaliteit.

5.5 Externe Veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen voor derden. Het gaat daarbij zowel om het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water, spoor en buisleidingen) als om inrichtingen met opslag, productie en/of gebruik van gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) zijn risicomaten met bijbehorende risiconormen opgenomen voor respectievelijk inrichtingen en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het externe veiligheidsbeleid kent twee risicomaten, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt met behulp van een diagram weergegeven. Bovendien geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht, waarbij het bevoegd gezag verplicht wordt gesteld om advies in te winnen bij hulpverleningsdiensten omtrent aspecten als hulpverlening en zelfredzaamheid.

Situatie plangebied

Met behulp van de risicokaart (http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html) is gekeken of in de directe omgeving van het plangebied risicovolle activiteiten plaatsvinden of risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1696.BP0600Plassen2009-VA01_0011.jpg"

Afbeelding 6.2 uitsnede risicokaart (bron: http://nederland.risicokaart.nl, peildatum 1 april 2015)

Ten westen van het plangebied is een bovengrondse propaantank met een inhoud van 3 m³ aanwezig (nummer 1 in afbeelding 6.2). Alleen inrichtingen waar meer dan 13 m³ propaan wordt opgeslagen vallen binnen de werkingssfeer van het Bevi. De tank ligt op ongeveer 20 meter van het plangebied. De plaatsgebonden risicoafstand van deze tank bedraagt 12 meter. Een verantwoording van het groepsrisico hoeft niet plaats te vinden omdat de propaantank niet onder de werkingssfeer van het Bevi valt.

Daarnaast ligt in het plangebied een baggerdepot (nummer 2 in afbeelding 6.2). Dit depot heeft een actuele milieuvergunning. Mochten er extra maatregelen noodzakelijk zijn, dan zijn deze in de vergunning opgenomen. In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk extra maatregelen te treffen.

Transport gevaarlijke stoffen

Met ingang van 2-2-2012 is de transportroute gevaarlijke stoffen door de gemeenteraad van Wijdemeren opgeheven (nummer 3 in afbeelding 6.2). In het kader van het programma externe veiligheid hebben de regio Gooi en Vechtstreek en de Veiligheidsregio een evaluatie uitgevoerd van de routering gevaarlijke stoffen in Gooi en Vechtstreek. Daarbij is beoordeeld of de route vanuit veiligheidsoogpunt zin heeft. In veel gevallen blijkt dat niet het geval te zijn, omdat het gebod de bebouwde kom te vermijden volstaat, of omdat er geen alternatieve routes zijn. Voor Wijdemeren wordt geconcludeerd dat de huidige routering weinig tot geen meerwaarde biedt voor het verlagen van de veiligheidsrisico's. Om die reden is de route opgeheven.

Conclusie

Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

Inleiding

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan hinder door bedrijven in algemene zin. Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder veroorzaken door onaangename geuren, lawaai, stof, trillingen of drukke verkeersbewegingen. Het is daarom wenselijk als bedrijfsactiviteiten of andere milieubelastende functies op een zekere afstand van woningen en andere hindergevoelige functies zijn gesitueerd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009).

In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In onderstaande tabel zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1500 meter.

Milieucategorie Richtafstanden tot een 'rustige woonwijk' Richtafstanden tot een 'gebied met menging van functies'
1 10 meter 0 meter
2 30 meter 10 meter
3 50-100 meter 30-50 meter
4 200-300 meter 100-200 meter
5 500-1.000 meter 300-700 meter
6 1.500 meter 1.000 meter

Tabel richtafstanden per milieucategorie.

De VNG-publicatie blijft een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom zinvol zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder minder is dan wat op grond van de VNG-publicatie wordt ingeschat.

Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer (milieuvergunning) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom ook inzicht in de hindersituatie.

Situatie plangebied

In het plangebied is een waterzuiveringsinstallatie aanwezig. Deze installatie zorgt ervoor dat water in de Loenderveense plassen gezuiverd wordt voor drinkwater. Dit bedrijf heeft een milieucategorie van 3 en ligt in een gebied met menging van functies. De minimale richtafstand tot aan gevoelige functies bedraagt hierbij 50 meter. Binnen een straal van 50 meter rondom de waterzuiveringsinstallatie zijn geen gevoelige functies aanwezig.

Daarnaast zijn er in de Provinciale Milieuverordening Noord-Holland (PMV) beschermingszones opgenomen voor de drinkwatervoorziening in het plangebied. Binnen de beschermingszones zijn geen activiteiten toegestaan die negatieve effecten kunnen hebben voor de kwaliteit van het drinkwater. Binnen de beschermingszone van de drinkwatervoorziening zijn in het plangebied geen functies aanwezig effecten kunnen hebben op de drinkwatervoorziening.

Verder is binnen het plangebied een aantal bedrijven aanwezig met een maximale milieucatgeorie van 2. De minimale richtafstand tot aan gevoelige functies bedraagt hierbij 10 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.

Conclusie

Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.7 Kabels En Leidingen

In het plangebied liggen waterleidingen. Deze dienen voor transport van water naar de zuivering en hebben een beschermingszone van 5 meter aan weerszijde van de leiding. De leidingen, inclusief de beschermingszone, zijn opgenomen in de regels en op de verbeelding.

Hoofdstuk 6 Water

Wettelijk kader

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is tevens een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Daarnaast is onder regie van de provincie Noord-Holland een gebiedsdossier. Drinkwater opgesteld, waarin de bedreigingen voor drinkwaterbronnen in het plangebied zijn geïnventariseerd.

Situatie plangebied

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een watertoets uitgevoerd. De rapportage van deze watertoets is als Bijlage 12 van deze toelichting opgenomen. In deze rapportage staan de beleidskaders, actuele situatie en aandachtspunten voor het bestemmingsplan beschreven.

Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt de actuele situatie vastgelegd. Dit wil niet zeggen dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Kleinschalige ontwikkelingen en veranderingen binnen de bestaande functie en functiewijzigingen blijven mogelijk. Wanneer nieuwe ontwikkelingen effect hebben op de waterhuishouding is een voorwaarde, dat in het kader van de watertoets overleg wordt gevoerd met het Hoogheemraadschap. De waterhuishouding mag door de nieuwe ontwikkelingen niet verslechteren (stand-still principe).

Hoofdstuk 7 Gebiedsvisie

7.1 Inleiding

In voorgaande hoofdstukken is een beschrijving gegeven van het beleidskader en is een analyse van het plangebied gegeven. Tevens zijn de sectorale aspecten, zoals waterhuishouding, ecologie, archeologie en milieu beschreven. Op basis van deze hoofdstukken worden beleidskeuzes gemaakt voor het plangebied. De beleidskeuzes zijn in paragraaf 7.2 beschreven en vinden een doorvertaling naar de planregels (zie ook hoofdstuk 8 Juridische planopzet).

7.2 Beleidskeuzes

Ruimtelijke structuur

Voor wat betreft de ruimtelijke structuur wordt ingezet op behoud en versterken van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden. Dit gebeurt onder andere door middel van het behoud van de smalle legakkers en het behoud van het gemengd gebied. Ook betekent dit dat bestaande functies niet buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) mogen uitbreiden.

7.2.1 Wonen

Gelet op het restrictieve rijks- en provinciale beleid met betrekking tot waarden van de natuur en landschap wordt er buiten het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) in beginsel geen mogelijkheden opgenomen voor de bouw van nieuwe woningen. Daarnaast zal bij de bestaande bebouwing mogelijke vraag bestaan voor uitbreiding van de woning dan wel van bijgebouwen.

7.2.2 Bedrijven

Om een zo goed mogelijk leefklimaat te behouden zijn de bedrijven ingeschaald in categorieën. Gezien de overwegend recreatieve en woonfunctie is het niet gewenst dat er bedrijven worden gevestigd uit een hogere bedrijfscategorie dan 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De bestaande bedrijven mogen blijven bestaan en ten behoeve van een gezonde bedrijfsvoering op beperkte schaal uitbreiden. Indien deze bedrijven beëindigd worden mogen hier geen nieuwe bedrijven van categorie 3.2 of hoger worden opgericht.

7.2.3 Recreatie

De recreatieve functie in het plangebied moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden. De functies zijn omgeven door natuur. Het is echter van belang dat uitbreiding van de recreatieve sector past binnen de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Dagrecreatie

De extensieve dagrecreatie in het plangebied is de laatste jaren bevorderd door het beter bereikbaar maken van het gebied. De bereikbaarheid van het gebied versterkt de positie van de jachthavens en de verblijfsrecreatie in het plangebied en dient derhalve behouden te blijven. Het is hierbij van belang dat natuur- en landschapswaarden niet negatief mogen worden beïnvloed. De recreatieve eilanden en 'De Strook' hebben de bestemming 'Recreatie' gekregen.

Verblijfsrecreatie

Voor wat betreft verblijfsrecreatie wordt onderscheid gemaakt tussen solitaire recreatieverblijven en recreatieverblijven op parken. Omdat de vraag naar recreatie onderhevig is aan verandering, bestaat de behoefte aan flexibiliteit. Op de recreatieparken is uitbreiding mogelijk binnen de bestemmingsgrenzen. Hierbij moet echter wel de ruimtelijke kwaliteit worden gewaarborgd. Voor de losstaande recreatieverblijven geldt dat deze niet verder mogen worden uitgebreid. Dit om de omliggende natuur- en landschapswaarden te beschermen.

Jachthavens

Waterrecreatie is ruimschoots aanwezig in het plangebied en van invloed op andere vormen van recreatie. De wens bestaat om de kwaliteit van de bestaande jachthavens te verbeteren door uitbreiding mogelijk te maken. Hiertoe zal de grens om steigers toe te staan richting het zuiden worden verschoven. In deze uitbreidingszone mogen geen woonboten worden afgemeerd. Dit om het zicht als jachthaven vanaf de plas te waarborgen.

7.2.4 Natuur

De in het plan aanwezige natuurwaarden dienen behouden te blijven en waar mogelijk te worden versterkt. De natuurgebieden zijn belangrijk voor de recreatieve sector. Extensieve dagrecreatie is hier dan ook toegestaan. Er mogen bijvoorbeeld aanlegsteigers, golfbrekers en ligplaatsen worden opgericht.

7.2.5 Horeca

Op de bestaande locaties blijven de horecavoorzieningen mogelijk. In het centrum van Oud-Loosdrecht zou de wens kunnen bestaan nieuwe horecagelegenheden op te richten. Dit wordt echter niet direct in dit bestemmingsplan geregeld. Via een omgevingsvergunning zal een dergelijke ontwikkeling mogelijk kunnen worden gemaakt. Bij één van de locaties is tevens een bowlingcentrum aanwezig.

Hoofdstuk 8 Juridische Planopzet

8.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: de juridisch bindende planregels en verbeelding, met daarbij een toelichting.

De planregels regelen het gebruik van de gronden en gebouwen. Ze bevatten bepalingen met betrekking tot de toegestane bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken (zie ook volgende paragraaf).

De verbeelding laat zien waar de bestemmingen die in de planregels staan, zich bevinden. Verbeelding en planregels samen vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeeldingen is met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) opgesteld.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar heeft wel twee belangrijke functies:

  • onderbouwing van het plan;
  • uitleg van bepaalde bestemmingen en planregels.

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende planregels voor het hele plangebied. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 biedt de nodige flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden en in hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotregels. De hoofdstukken worden hieronder toegelicht.

8.2 Inleidende Regels

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te kunnen hanteren.

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover in de planregels begrippen worden gebruikt die niet in het artikel staan vermeld, wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoeringen in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

8.3 Bestemmingsregels

Bedrijf (artikel 3)

Deze bestemming is gegeven aan de bestaande bedrijven langs de Oud Loosdrechtsedijk, Veendijk en Herenweg.

Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie (artikel 4)

De terreinen van Waternet in het westen van het plangebied hebben de bestemming 'Bedrijf- Waterzuiveringsinstallatie' gekregen. Deze bestemming staat het gebruik van een waterzuiveringsinstallatie, inclusief de daartoe benodige bedrijfsgebouwen toe. Een bedrijfswoning is niet toegestaan.

Centrum (artikel 5)

Diverse percelen langs de Oud-Loosdrechtsedijk hebben een Centrum-bestemming gekregen. Op deze gronden is een veelheid van functies toegestaan, zoals detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en sportieve recreatie. Een standplaats ten behoeve van detailhandel is mogelijk daar waar dat is aangeduid en ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend-/ontvangstinstallatie toegestaan van maximaal 20 meter. Ter plaatste van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn kleinschalige evenementen toegestaan. Wijziging van de bestemming Centrum naar Wonen is enkel toegestaan waar dit is aangeduid met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.

Groen (artikel 6)

In het plangebied hebben verschillende gronden de bestemming Groen gekregen. Kampeerplaatsen voor tenten en recreatiewoningen zijn daar niet toegestaan, met uitzondering van de gronden die op de verbeelding een functieaanduiding hebben gekregen. Enkel ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' zijn kampeerplaatsen voor tenten toegestaan. Deze aanduiding is gelegd op de groenstrook naast het kampeerterrein op de Oud-Loosdrechtsedijk 208, ten oosten van jachthaven Manten, en is bedoeld als incidentele uitvalsbasis voor tenten. De aanduiding 'recreatiewoning' is gelegd op de recreatiewoning aan de Horndijk 2A. Het gebruik als recreatiewoning is toegestaan met inachtneming van de voorwaarden die zijn gesteld in de planregels. Bij plaatsing van meer dan één berging bij de recreatiewoning wordt gehandeld in strijd met het bestemmingsplan.

Horeca - 1 (artikel 7)

Enkele percelen langs de Oud en Nieuw-Loosdrechtsedijk, de Veendijk, Nieuweweg en de Herenweg hebben de bestemming Horeca - 1 gekregen. Het betreffen hier bestaande horeca-bedrijven. Dat de gronden hiervoor gebruikt mogen worden is in de planregels en op de verbeelding vastgelegd.

Horeca - 2 (artikel 8)

Deze bestemming is gegeven aan enkele gronden langs de Oud-Loosdrechtsedijk, de Veendijk en Herenweg waar een hotel en/of recreatieappartementen zijn toegestaan. Het betreffen daar voornamelijk bestaande horecazaken, waaronder hotelsuites. In tegenstelling tot Horeca-1 zijn binnen deze bestemming hotels wel toegestaan. Wijziging van de bestemming Horeca - 2 teneinde permanente bewoning toe te staan, is enkel toegestaan waar dit is aangeduid met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.

Maatschappelijk (artikel 9)

Deze bestemming is gegeven aan de gronden langs de Oud-Loosdrechtsedijk 230. De NH Kerk Oud-Loosdrecht is daar gevestigd.

Maatschappelijk - Begraafplaats (artikel 10)

Deze bestemming is gegeven aan de begraafplaats van de NH Kerk Oud-Loosdrecht aan de Oud-Loosdrechtsedijk 230. Op de gronden van de begraafplaats mag niet worden gebouwd. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn daar toegestaan.

Natuur (artikel 11)

Deze bestemming is gegeven aan de gronden die als natuurgebied worden beheerd. Dit kunnen gronden zijn in eigendom van de overheid, natuurbeschermingsorganisaties en/of particulieren. Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van het behoud, herstel en/of ontwikkeling toelaatbaar en ter plaatse van een aantal aanduidingen. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning een bergschuur, jachthut, steiger en/of golfbreker toe te staan. Verder is voor bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, zoals het dempen of vergroten van oppervlaktewater, een omgevingsvergunning benodigd.

Recreatie (artikel 12)

Op de gronden met de bestemming Recreatie is niet-bedrijfsmatige dagrecreatie toegestaan. Recreatief nachtverblijf is op deze gronden niet toegestaan. Op een tweetal plaatsen in het plangebied zijn geen bouwwerken toegestaan en dit is met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' aangegeven.

Recreatie - Jachthaven (artikel 13)

De bestaande Jachthavens binnen het plangebied hebben de bestemming Recreatie - Jachthaven gekregen. Diverse functies zijn binnen deze bestemming toegestaan, met dien verstande dat op bepaalde gronden enkel een functie is toegestaan indien deze gronden op de verbeelding zijn voorzien van een functieaanduiding. Verder zijn recreatiewoningen enkel toegestaan waar dit is aangeduid. Voor onder andere het dempen van oppervlaktewater met de verplaatsing van de oeverlijn ten gevolge is een omgevingsvergunning nodig.

Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 14)

In het plangebied bevinden zich enkele locaties voor campings en bungalowparken. Deze gronden, waaronder ook Fort Spion, hebben de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie gekregen. Recreatiewoningen, stacaravans en chalets zijn toegestaan. De oppervlakte van dergelijke bouwwerken is gemaximaliseerd in de regels. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zorgrecreatie' is verblijfsrecreatie voor minder validen toegestaan en gelden afwijkende bouwregels. De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie kan worden gewijzigd naar de bestemming Recreatie - Jachthaven. Dit is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding met 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden.

Verkeer (artikel 15)

Deze bestemming regelt de begrenzing van de openbare verharde gronden waar de verkeersfunctie overheerst. Ter plaatste van de aanduiding 'evenemententerrein' is 1x per jaar een kleinschalige evenement toegestaan. Dit is ten behoeve van de jaarlijkse braderie/ jaarmarkt die plaatsvindt aan de Oud-Loosdrechtsedijk.

Water (artikel 16)

Deze bestemming is gegeven aan de wateren in het plangebied, waaronder de Loosdrechtse Plassen, de Breukelveensche of Stille Plas en de Vuntus. Via aanduidingen 'woonschepenligplaats' is aangegeven waar ligplaatsen voor woonschepen zijn toegestaan.

Water - Waterweg (artikel 17)

Een aantal plaatsen in het plangebied heeft de bestemming Water - Waterweg gekregen. In tegenstelling tot de bestemming Water zijn binnen de bestemming Water - Waterweg geen steigers en golfbrekers toegestaan.

Water - Waterzuiveringsinstallatie (artikel 18)

Deze bestemmingen is gegeven aan de Waterleidingplas en de Loenderveense Plas. Beide plassen dienen voor de drinkwatervoorziening. Ter bescherming van deze drinkwatervoorziening, is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Wonen (artikel 19)

Deze bestemming is gegeven aan diverse percelen in de linten in het plangebied. In de planregels is geregeld wat de maximale bebouwingsoppervlakte mag zijn. Dit hangt af van de oppervlakte van het bouwperceel. Een recreatiewoning is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'. In dit artikel is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 4' kan de aanduiding 'woonschepenligplaats' worden verwijderd van de verbeelding en tegelijkertijd een aanduiding voor een maximum aantal wooneenhden worden opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduidingen 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 5' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 6' kan de aanduiding 'recreatiewoning' worden verwijderd en permanente bewoning worden toestaan. Wijziging van het aantal maximum aantal wooneenheden op de verbeelding kan ter plaatse van 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 7' tegelijkertijd dient dan ook ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' het aantal maximum aantal wooneenheden op de verbeelding te wijzigen. In de wijzigingsbevoegdheden is een aantal randvoorwaarden opgenomen.

Leiding - Water (artikel 20)

De gronden met deze dubbelbestemming zijn behalve de andere aldaar voorkomende bestemmingen bestemd voor een watertransportleiding.

Waarde - Archeologie 1 (artikel 21)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 50 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie 2 (artikel 22)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 100 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie 4 (artikel 23)

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bescherming van archeologische waarden. In de regels is opgenomen wanneer een archeologisch onderzoek dan wel een omgevingsvergunning is vereist. In ieder geval is archeologisch onderzoek vereist bij plannen van 500 m² en groter en grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm beneden maaiveld.

Waterstaat - Waterkering (artikel 24)

Deze dubbelbestemming geldt voor de gronden met een primaire waterkerende functie. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter. Het is mogelijk om hiervan af te wijken indien de bescherming van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

8.4 Algemene Regels

Parkeren (Artikel 25)

In dit artikel zijn regels ten aanzien van parkeren opgenomen. Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij het gemeentelijk parkeerbeleid (Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren) als uitgangspunt dient.

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan ook alleen worden verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de parkeernormen zoals opgenomen in deze beleidsregel. Afwijken kan alleen als anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Anti-dubbeltelregel (Artikel 26)

Deze bepaling wordt in elk bestemmingsplan opgenomen om te voorkomen dat in feite meer kan worden gebouwd dan in het bestemmingsplan bedoeld is. Dit kan zich voordoen bij woningbouw wanneer (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaar wisselen. In een dergelijk geval worden de nieuw verworven gronden niet meegeteld bij de berekening van de bouwmogelijkheden als dat al voor een in het verleden verleende bouwvergunning gebeurd is.

Algemene bouwregels (Artikel 27)

In dit artikel is een aantal algemene regels opgenomen die gelden voor meerdere bestemmingen. Zo geldt voor bestaande bouwwerken dat deze, voor zover deze in strijd is met een in het bestemmingsplan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, doch niet worden vergroot of anderszins gesitueerd.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 28)

In de algemene aanduidingsregels is een gebiedsaanduiding opgenomen die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. In dit bestemmingsplan is een algemen aanduidingsregel opgenomen ter bescherming van het grondwaterbeschermingsgebied.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 29)

Deze bevoegdheid geeft de mogelijkheden om kleine afwijkingen te realiseren. Het gaat hier om het oprichten van nutsvoorzieningen tot 50 m3, het overschrijden van in de planregels voorgeschreven maatvoeringen en ondergeschikte afwijkingen ten gevolge van maatveranderingen.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 30)

Deze bevoegdheid heeft betrekking op het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen.

Overige regels (Artikel 31)

In dit artikel is onder andere geregeld dat voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelgeving, de andere regelgeving geldt zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van tervisielegging van het ontwerp van bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013.

8.5 Overgangs- En Slotregels

Overgangsrecht bouwen en gebruik (Artikel 32.1 en Artikel 32.2)

In dit artikel staan de regels van overgangsrecht die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening in elk bestemmingsplan verplicht moeten worden opgenomen. Op de peildatum, te weten de datum van inwerkingtreding van het nieuwe plan, mag bebouwing of gebruik in strijd met het nieuwe plan onder bepaalde voorwaarden worden voortgezet of gewijzigd.

Persoonsgebonden overgangsrecht (Artikel 32.3)

Een aantal appartementen van het recreatieappartementengebouw De Holm worden in strijd met het bestemmingsplan gebruikt als burgerwoning. Hier is in het verleden niet handhavend opgetreden. Voor deze locaties geldt een persoonsgebonden overgangsrecht. Het strijdige gebruik mag worden voortgezet door diegene die (delen van het) gebouw gebruiken als burgerwoning ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Zodra het gebruik als burgerwoning door deze bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van (delen van) deze gebouwen als burgerwoning. Dit geldt voor de adressen en geldt voor de bestaande gebruikers die zijn opgenomen in Bijlage 3 van de regels. Als peildatum wordt gekozen voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan ter voorkoming van de uitbreiding van strijdig gebruik.

Slotregel (Artikel 33)

In de slotregel staat op welke wijze de regels van het bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 kunnen worden aangehaald.

8.6 Handhaving

De nota Zichtbare handhaving bouwregelgeving (oktober 2007) beschrijft het handhavingsbeleid voor de gemeente Wijdemeren. De nota betreft de bouwregelgeving, inclusief de zogenaamde inrichtings- en gebruiksregels uit bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid streeft de gemeente verschillende doelen na:

  • inhoudelijke kwaliteit;
  • veiligheid;
  • duurzaamheid;
  • formele gelijkheid;
  • gezag;
  • sterkere positie bij de rechter.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Economische

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden geboden in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van tien jaar. Op de gemeente rust de verplichting tot kostenverhaal bij grondexploitatie. Dit kan door het vaststellen van een exploitatieplan. De gemeente kan hiervan afzien indien kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst. Om tot kostenverhaal te kunnen overgaan, moet er sprake zijn van een bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Met de uitvoering van dit plan is geen gemeentelijke investering gemoeid. Er is geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan. Alleen relatief kleine ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Bijna alle ontwikkelingen zijn al gerealiseerd. Dit bestemmingsplan legaliseert deze ontwikkelingen. Er worden tengevolge van deze ontwikkelingen geen kosten meer gemaakt. In voorkomende gevallen is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten.

9.2 Maatschappelijke

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Ten behoeve van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) is het bestemmingsplan ter kennisgeving naar de relevante overlegpartners gestuurd. De beantwoording van de binnen gekomen reacties zijn opgenomen in Bijlage 13 ‘Commentaarnota’.

Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende stukken hebben in kader de inspraakprocedure met ingang van 21 juni 2012 tot en met 1 september 2012 voor een ieder ter inzage gelegen. In de ‘Commentaarnota’ zijn de inspraakreacties samengevat en voorzien van beantwoording. Tevens is aangegeven of de inspraakreacties hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan H en de daarbij behorende stukken hebben in kader de inspraakprocedure met ingang van 21 mei 2015 tot en met 2 juli voor een ieder ter inzage gelegen. In de ‘Commentaarnota’ zijn de ontvangen zienswijzen samengevat en voorzien van beantwoording in de Commentaarnota ontwerp bestemmingsplan' (bijlage 15). Tevens is aangegeven of de zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Adressen Persoonsgebonden Overgangsrecht

Bijlage 3 Adressen persoonsgebonden overgangsrecht

Bijlage 1 Bedrijfsmatig Exploiteren Van Een Jachthaven

Bijlage 1 Bedrijfsmatig exploiteren van een jachthaven

Bijlage 2 Lijst Met Bedrijven

Bijlage 2 Lijst met bedrijven

Bijlage 3 Berekening Geluidsniveau Kleinschalig Evenement

Bijlage 3 Berekening geluidsniveau kleinschalig evenement

Bijlage 4 Notitie Uitvoerbaarheid Wijzigingsbevoegdheden

Bijlage 4 Notitie uitvoerbaarheid wijzigingsbevoegdheden

Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Hotel De Driesprong: Geluidbelasting Ten Gevolge Van Naastgelegen Jachthaven

Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Hotel De Driesprong: Geluidbelasting ten gevolge van naastgelegen jachthaven

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Hotel De Driesprong: Geluidbelasting Wegverkeer En Berekening Hogere Waarden

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek Hotel De Driesprong: Geluidbelasting wegverkeer en berekening hogere waarden

Bijlage 7 Notitie Jachthavens (Bedrijfs)woningen

Bijlage 7 Notitie Jachthavens (bedrijfs)woningen

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Jachthaven Warnars

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek Jachthaven Warnars

Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek: Berekening Hogere Waarden Wegverkeerslawaai

Bijlage 9 Akoestisch onderzoek: Berekening hogere waarden wegverkeerslawaai

Bijlage 10 Ecoscan

Bijlage 10 Ecoscan

Bijlage 11 Oplegnotitie Ecoscan

Bijlage 11 Oplegnotitie Ecoscan

Bijlage 12 Watertoets

Bijlage 12 Watertoets

Bijlage 13 Commentaarnota

Bijlage 13 Commentaarnota

Bijlage 14 Publicatie Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 14 Publicatie ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 15 Commentaarnota Ontwerp Bestemmingsplan

Bijlage 15 Commentaarnota ontwerp bestemmingsplan