Godelindehof
Bestemmingsplan - gemeente Wijdemeren
Vastgesteld op 26-05-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Godelindehof van de gemeente Wijdemeren.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1696.BPGodelindehof-va01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
een dienstverlenend beroep, dan wel een kleinschalig bedrijf dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gevestigd is.
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.12 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.13 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bebouwingspercentage
dat gedeelte van het bouwvlak per bouwperceel dat bebouwd mag worden.
1.15 bed & breakfast
logies met ontbijt voor maximaal 4 personen.
1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bestaande bouwwerken
bouwwerken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan zijn, of alsnog kunnen worden gebouwd met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi-inrichtingen
risicovolle bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.25 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 bijgebouw
een al dan niet vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.30 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.31 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.32 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie.
1.33 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.36 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.37 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.39 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.40 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.41 platte afdekking
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.
1.42 tuinmeubilair
voorzieningen ten behoeve van particuliere tuinen in de vorm van meubilair, verlichtingsvoorzieningen, parasols, speelhuisjes, zandbakken, schommels en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
1.43 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.44 Wgh-inrichtingen
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.45 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.46 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, kleine lifthuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Indien een gebouw is voorzien van een overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als inhoud berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1 m.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Indien een gebouw is voorzien van een overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1 m.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
- c. al dan niet verharde paden en erfontsluitingswegen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag is niet toegestaan.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
- c. fietsenstaling;
- d. wachtruimten;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speel- en recreatieve voorzieningen, reclame-uitingen, groen, parkeervoorzieningen, bergbezinkbassins, overkappingen voor winkelwagens, nutsvoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd waarbij geldt dat:
- a. op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
- b. aan de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen mogen de volgende bouwwerken mogen worden gerealiseerd:
- 1. tot de hoofdgebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, tot een diepte van maximaal 2,5 m, gemeten vanuit de gevel;
- c. in afwijking van lid a mogen wachtruimten en fietsenstallingen worden gebouwd, met een oppervlak van ten hoogste 5 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- d. in afwijking van lid a mogen overkappingen voor winkelwagens worden gebouwd, met een oppervlak van ten hoogste 12 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- e. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding zend-/ontvangstinstallatie bedraagt ten hoogste 15 m;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding - 2 ' zijn vlaggenmasten toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
- g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik geldt dat het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag niet is toegestaan.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor bed & breakfast of aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en/of beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 2 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 m;
- d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- e. het overschrijden van de in de regels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 m wordt overschreden;
- f. geringe afwijkingen van de regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zulks in het belang van een goede huisvesting van minder validepersonen noodzakelijk is en geen ontheffing van de desbetreffende regels van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
10.2 Waarde archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
11.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde parkeernormen van de gemeente Wijdemeren bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Godelindehof'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Woningbouwvereniging Wonen Wijdemeren heeft het voornemen om de bestaande ouderenwoningen in het appartementencomplex aan de Godelindenhof in Nieuw-Loosdrecht te vervangen door nieuwbouw.
De voorgenomen herontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan Kernen Ankeveen, Kortenhoef en Nieuw-Loosdrecht. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken dient een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan te worden aangevraagd. Deze aanvraag dient te worden vergezeld van een ruimtelijke onderbouwing. Het voorliggende document vormt deze ruimtelijke onderbouwing.
1.2 Ligging Plangebied
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Het plangebied is gelegen in de gemeente Wijdemeren en ligt binnen de kern Nieuw-Loosdrecht. Het plangebied wordt begrensd door de straten Godelindehof, Godelindelaan, Luitgardeweg en aan de noordzijde door een rij aaneen gebouwde woningen aan de Van Mijndenlaan.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
In het vigerend bestemmingsplan Kernen Ankeveen, Kortenhoef en Nieuw-Loosdrecht hebben de gronden de bestemming Wonen met de aanduiding gestapeld. De toegestane goothoogte is 6 m en een bouwhoogte van 3 m ter plaatse van de entrees. De nieuwbouw past zowel qua bouwvlak als voor wat betreft de goot- en bouwhoogte niet op basis van dit bestemmingsplan.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 van het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie en de gewenste ontwikkeling beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 nader ingegaan op het relevante beleid. In hoofdstuk 4 wordt onderzoek naar ruimtelijke aspecten, zoals water, ecologie, etc. beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling van het bestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
Hoofdstuk 2 Ontwikkeling
2.1 Bestaande Situatie
In de huidige situatie bestaat het gebouw uit drie blokjes van twee lagen met een kap. Deze bouwmassa's zijn aan elkaar geschakeld met de trappenhuizen.
De entrees van de woningen liggen aan de binnenzijde. Daardoor staan de appartementen met de achterzijden richting de buitenkant. De woningen op de begane grond hebben tuintjes aan de buitenzijde. Op de tweede bouwlaag zijn balkons.
Aan de binnenzijde van het blok ligt een pleintje met daarop een blokje bergingen.
De appartementenblokjes hebben, door de twee lagen met een kap, een maat en schaal die aansluit bij de omliggende rijwoningen. De rooilijnen sluit aan op het blokje woningen langs de Luitgardeweg.
De woningen aan de Van Mijndenlaan steken ten opzichte van de bestaande rooilijn van het complex iets naar voren.
Figuur 2.1 Bestaande situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Het bouwplan gaat uit van herontwikkeling van het appartementencomplex met 40 appartementen op dezelfde locatie. Het bouwplan voorziet in 34 2-kamer appartementen en 6 3-kamer appartementen.
Het nieuwe bouwblok bestaat uit twee afzonderlijke gebouwen bestaande uit drie bouwlagen. Tussen de twee gebouwen is aan de noordzijde ruimte voor 11 parkeerplaatsen en aan de zuidzijde een groene invulling voorgesteld die aansluit op het bestaande groene veld aan de Godelindehof. Hierdoor wordt de groene ruimte doorgetrokken tussen de twee gebouwen en ontstaat er meer ruimtebeleving aan de zijde van het bestaande groene veld.
De gebouwen worden aan de Godelindelaan en de Luitgardeweg nagenoeg in de bestaande rooilijn gebouwd. Zo wordt in lijn aangesloten op de naastliggende bouwblokken. De kopse kanten aan de zuidzijde worden iets buiten de bestaande gevellijn gebouwd. Dit betreft enkele smallere bouwdelen zoals de entree en trappenhuis. De gebouwen richten zich vooral op de Luitgardeweg, de Godelindelaan en de groene binnenruimte. Richting de bestaande groene ruimte opent het blok zich.
De vormgeving met twee duidelijk losstaande gebouwen biedt beleving van ruimte op de locatie. De schaal en maat sluiten daarmee aan op hetgeen in de directe omgeving voorkomt. De gebouwen hebben een hoogte van drie bouwlagen, waarbij de derde laag iets is teruggelegd (setback). Hierdoor wordt aangesloten bij de goothoogten van de omliggende woningen.
De architectuur en vormgeving van de gebouwen is verzorgd. Door de inzet van verschillende materialen met een ingetogen en warme kleurstelling (zandkleurig, hout en donkerbruine tinten) ontstaat voldoende variatie, waarbij toch een rustig beeld overeind blijft.
Richting de achterkanten van de bestaande woningen aan de Van Mijndenlaan worden meer gesloten gevels gemaakt. Hierdoor ontstaat voldoende afstand en privacy voor de bestaande woningen.
Door de zijgevels met entrees aan het groene veld wordt meer afstand gemaakt tot de achtertuinen van de bestaande woningen aan de Luitgardeweg.
Figuur 2.2 Impressie toekomstige situatie en gevelbeeld
Onderzocht is in hoeverre de nieuwe bebouwing effect heeft op de bezonning van omliggende woningen. Deze bezonningstudie is opgenomen in bijlage 6. In het voorjaar en najaar is sprake van meer schaduwwerking op de percelen Van Mijndenlaan 2 t/m 6 ten opzichte van de huidige situatie. Voor de overige woningen blijft de bezonning grotendeels gelijk.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Voor het plangebied zijn geen specifieke opgaven bepaald.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. Het onderwerp duurzame verstedelijking is van belang voor het plangebied (zie hierna).
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen dat ruimtelijke besluiten aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er dient aangetoond te worden dat er een actuele regionale behoefte is (trede 1), of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)
In 2010 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de provinciale woonvisie 'Goed wonen in Noord-Holland 2010-2020' vastgesteld. Om uitvoering te geven aan de woonvisie zijn Regionale Actieprogramma's Wonen (RAP's) ontwikkeld. Dit gebeurde door de regio's in samenspraak met de provincie. De regionale behoefte is aangetoond en regionaal afgestemd in het Regionaal actieprogramma Gooi- en Vechtstreek 2011-2015 (2012).
De regio zet in op het realiseren van 3.340 woningen in de periode 2010 t/m 2014. Voor de gemeente Wijdemeren gaat het om 110 woningen in de periode 2010 t/m 2014 en om 210 woningen in de periode 2015 t/m 2019.
De herontwikkeling van de Godelindehof bestaat uit de sloop van 22 woningen en de nieuwbouw van 40 woningen en voegt daarmee 18 nieuwe woningen toe. Deze toevoeging van harde plancapaciteit past in het RAP. Uit onderstaande inventarisatie blijkt dat er tot 2015 net voldoende harde plancapaciteit beschikbaar is. Vanaf 2015 komt nieuwe capaciteit beschikbaar.
Figuur 3.1 PLancapaciteit (Bron: Regionaal Actieprogramma)
Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)
Het plangebied ligt binnen bestaand bebouwd gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde. Het betreft in dit geval een binnenstedelijke herstructureringslocatie.
Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)
Het gebied wordt multimodaal ontsloten (zie paragraaf 4.5). Daarmee voldoet de ontwikkelingslocatie aan het vereiste van een passende ontsluiting.
Conclusie
De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking en er zijn geen rijksbelangen in het geding.
3.2 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2011)
In de Structuurvisie is het plangebied aangeduid als bestaand stedelijk gebied. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De provincie zet in op verdergaande binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied. Bij de bouw van nieuwe woningen moet ervoor worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen. Bij (her)inrichting van het stedelijk gebied wordt gestreefd naar beperking van negatieve invloeden op het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.
Het plangebied ligt binnenstedelijk. Verharding neemt niet of zeer beperkt toe. Er is geen sprake van negatieve invloed op het grondwatersysteem.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (2014)
De provinciale verordening is gebaseerd op artikel 4.1 van de Wro en is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen of projectbesluiten. Gelet op de ligging binnen bestaand stedelijk gebied vloeien vanuit de verordening geen aandachtspunten voort.
Conclusie
De ontwikkeling geeft mede invulling aan het provinciale woonbeleid.
3.3 Gemeentelijke Beleid
Structuurvisie (2013)
In de door de gemeente opgestelde structuurvisie wordt visie gegeven op de toekomst van de gemeente Wijdemeren tot 2030. Uitgangspunt is 'een beperkte ontwikkeling met behoud van het goede'. De locatie Godelindehof ligt binnen bestaand stedelijk gebied en wordt in de structuurvisie benoemd als herstructureringslocatie.
Figuur 3.2 Uitsnede Gewenste toekomstige ruimtelijke structuur
Regionale Woonvisie (2008)
In de regionale woonvisie wordt geconcludeerd dat in de regionale woningmarkt te weinig beweging zit. Met name voor de lagere (midden)inkomens zijn de kansen beperkt. In negatieve zin springen jongeren (tot dertig jaar) en jonge gezinnen er uit. Door de vergrijzing/ontgroening is er ook steeds meer behoefte aan geschikte woningen voor mensen - veelal ouderen - die zorg nodig hebben. Daarnaast is er een tekort aan betaalbare huizen 'voor het behouden van een gezonde bevolkingsopbouw' en voor mensen in de zorg en dienstverlening. De mogelijkheden voor nieuwbouw zijn beperkt, met name door de aanwezige groen- en natuurgebieden en wegen. De negen gemeenten willen alles op alles zetten om van het Gooi en de Vechtstreek 'een economisch en sociaal vitale, ongedeelde regio' te maken.
In deze woonvisie hebben de gemeenten afgesproken dat het (globale) regionaal woningbouwprogramma voor de totale voorraad bestaat uit: 1/3 sociaal/betaalbaar, 1/3 middelduur en 1/3 (top)duur. Bij nieuwbouwlocaties is dit de gewenste verdeelsleutel, maar daar kan op basis van specifieke omstandigheden van worden afgeweken. Deze ontwikkeling is specifiek gericht op huurwoningen voor ouderen.
Woonvisie Wijdemeren (2005)
De gemeente Wijdemeren heeft in samenwerking met de woningcorporaties SWGO, Atrium en AWVL een Woonvisie opgesteld. De Woonvisie geeft weer hoeveel woningen en wat voor soort woningen voor verschillende doelgroepen gebouwd moeten worden. Wijdemeren vergrijst en in de toekomst krijgt de gemeente te maken met een afname van de bevolking.
Om ook richting de toekomst de eigen woningbehoefte het hoofd te kunnen bieden, zal de woningvoorraad jaarlijks met 60-70 woningen moeten worden uitgebreid. In de huursector is met name behoefte aan woningen voor senioren en starters. In de koopsector is vooral behoefte aan goedkopere eengezinswoningen en duurdere woningen vanaf € 275.000,-. Daarnaast is er behoefte aan diverse typen zorgwoningen.
Leidend bij de invulling van de bouwlocaties en herstructureringsplannen is dat er gedifferentieerde wijken en kernen ontstaan. Dat biedt huurders en kopers de beste keuzemogelijkheden binnen de wijken en kernen waar zij nu al wonen. Niet alle bouwplannen hoeven daarom gedifferentieerd te zijn. Deze ontwikkeling is specifiek gericht op huurwoningen voor ouderen.
Bestemmingsplan
Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan 'Kernen Ankeveen, Kortenhoef' en Nieuw-Loosdrecht (vastgesteld in 2012) maakte de herontwikkelingslocatie Godelindehof geen onderdeel uit van dit plan. Bij de herontwikkeling worden geen nieuwe functies beoogd (nu wonen).
Conclusie
De herontwikkeling van de locatie Godelindehof geeft mede invulling aan het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Afweging Sectorale Aspecten
4.1 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit het bestaande appartementencomplex, verharding en tuinen.
Beoogde ontwikkelingen
Het plan voorziet sloop en nieuwbouw. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
- verwijderen beplanting en bomen;
- sloopwerkzaamheden;
- bouwrijp maken;
- bouwwerkzaamheden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten westen van Nieuw-Loosdrecht ligt wel het Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen, tevens EHS. Ook aan de oostzijde van Nieuw-Loosdrecht maken gronden deel uit van de EHS.
![]() | ![]() |
Figuur 4.2 Ligging beschermde natuurgebieden (bron: provincie Noord-Holland)
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl).
Vogels
In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis. De bebouwing kan plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen, de bomen zijn hiervoor ongeschikt. Vanwege het zeer beperkt aanwezige groen heeft het plangebied geen bijzondere functie als foerageergebied.
Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen gebruik maken van het plangebied als schuilplaats in struiken en onder stenen. Gezien de voorkomende biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde vissen, vaatplanten, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.1: Naar verwachting voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Nader onderzoek nodig voorafgaand aan sloop | ||||
Vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis, bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker | nee | |
Ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | geen | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | Ja | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw en huismus | Ja |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een beschermd natuurgebied, zoals Natura 2000 of de EHS. Aangezien het gebruik in het plangebied niet wijzigt, treden er geen negatieve effecten op voor de verder weg gelegen beschermde gebieden. Om het plangebied is reeds zoveel verstoring aanwezig, dat tijdelijke extra verstoring in de bouwfase niet of nauwelijks zal optreden. Negatieve effecten zullen dan ook niet optreden.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het plan voorziet in de sloop en nieuwbouw van het appartementencomplex. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In september 2014 is door Adviesbureau Mertens een quickscan ecologie uitgevoerd, zie bijlage 4. De quickscan geeft de voldgende conclusie:
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Op basis van de resultaten uit de quickscan is nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) uitgevoerd, zie bijlage 5. Er zijn geen vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig. Wel komen er vogels voor die algemeen voorkomen in Nederland. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op matig en zwaar beschermde soorten uitgesloten. De realisatie en uitvoering van het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Flora- en faunawet.
4.2 Water
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van dit plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NWP);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW – actueel, 25 juni 2008);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan uitvoering aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).
In de Keur AGV 2011 van het Hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Het Hoogheemraadschap gaat bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke functies uit van 10% open water of zoveel als uit een nadere berekening nodig blijkt. In hooggelegen infiltratiegebieden geldt geen verplichting tot de aanleg van open water als compensatie voor de toename van verhard oppervlak. In plaats daarvan dient de initiatiefnemer voldoende tijdelijk bergend oppervlak te creëren en daarnaast voorzieningen waarmee schoon regenwater in de ondergrond kan infiltreren. Verder is op dit moment het Handboek Hemelwater van toepassing.
Huidige situatie
Nieuw-Loosdrecht ligt op de overgang tussen de oostelijk hoger gelegen zandgronden van 't Gooi (ten oosten van plangebied NAP +1,3 m) en de polders in het veenweidegebied westelijk van Nieuw-Loosdrecht (NAP -0,5 m). Waterhuishoudkundig betekent dat een overgangsgebied tussen infiltratie en kwel. In het plangebied treedt lichte kwel op vanuit de Gooise stuwwal en watert af in westelijke richting naar het hoofdwatersysteem van de Drecht en de Loosdrechtse Plassen. Vanuit het plassengebied wordt het water uitgeslagen op de boezem de Vecht.
In het plangebied is geen open water aanwezig en er liggen geen hoofdwatergangen. Ook zijn er geen waterkeringen aanwezig.
Toekomstige situatie
Algemeen
In het plangebied vindt herstructurering plaats. De bestaande woningen worden gesloopt en vervangen door nieuwe woningen. De Keur stelt dat een toename van het verhard oppervlak met meer dan 1.000 m² gecompenseerd dient te worden. Aangezien het plangebied reeds grotendeels verhard is, wordt een toename van meer dan 1.000 m² niet gehaald. Compensatie is dan ook niet noodzakelijk.
Het is van belang diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
De herontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
4.3 Verkeer En Infrastructuur
De locatie wordt via erftoegangswegen ontsloten op de Rading en de Nieuw Loosdrechtsedijk. Deze wegen hebben een gebiedsontsluitende functie en een maximumsnelheid van 50 km/h. De Nieuw Loosdrechtsedijk verbindt in noordelijke richting met 's-Graveland en Kortenhoef en via de Molenmeent op de provinciale weg N201 (Hilversum-Aalsmeer). De Rading sluit in noordelijk richting eveneens aan op de Molenmeent. In zuidelijke richting wordt aangesloten op de N417 welke onder andere toegang geeft tot de Rijksweg A27.
Verwacht wordt dat, als gevolg van de herstructurering, de verkeersgeneratie nauwelijks zal toenemen ten opzichte van het bestaande appartementencomplex.
4.4 Parkeren
Voor de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van gemeentelijke parkeernormen, vastgelegd in de beleidsregels parkeernormen gemeente Wijdemeren. Op basis hiervan bedraagt de parkeerbehoefte van appartementen tot en met 2 kamers in de kern 1 parkeerplaats per woning en voor een appartement met meer dan 2 kamers 1,5 parkeerplaats per woning. Het bouwplan voorziet in 34 x 2 kamerwoningen en 6 x 3 kamerwoningen. Voor 40 appartementen dienen derhalve 43 (34x1 + 6x1,5) parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Omdat er in bestaande situatie reeds in 22 parkeerplaatsen in de openbare ruimte is voorzien dienen 21 nieuwe parkeerplaatsen te worden gerealiseerd.
In het plan is een parkeerterrein op eigen terrein voorzien met plek voor 11 auto's. Daarnaast dienen er minimaal 10 parkeerplaatsen extra gerealiseerd moeten worden in de openbare ruimte. Door Goudappel Coffeng is onderzoek gedaan naar de beste locatie voor deze extra parkeerplaatsen en de parkeerdruk in de openbare ruimte rondom de planlocatie, zie bijlage 2.
Uit dit onderzoek blijkt dat rondom de planlocatie sprake is van een acceptabel parkeerdruk. In de Godelindelaan is voldoende restcapaciteit (16 parkeerplaatsen) beschikbaar.
Tevens is bekeken wat de beste locatie voor de 10 extra parkeerplaatsen is. Uit het onderzoek blijkt dat haaks op de Godelindelaan bij het (sport) veld 13 parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden, waarbij 4 bestaande plaatsen verloren gaan. In totaal worden er dus 9 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. De 9 nieuwe haakse parkeerplaatsen samen met de 11 nieuwe parkeerplaatsen op het binnenterrein en de restcapaciteit van 16 parkeerplaatsen, voorzien in voldoende ruimte voor parkeren in de nieuwe situatie. Aanvullende parkeerplaatsen zijn niet nodig.
Het realiseren van de 13 haakse parkeerplaatsen is mogelijk binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan Kernen Ankeveen, Kortenhoef en Nieuw-Loosdrecht. Ter plaatse geldt de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn parkeervoorzieningen toegestaan.
Overigens zijn op 9 april 2015 nieuwe parkeernormen vastgesteld. Deze norm maakt geen onderscheid meer tussen appartementen met twee of minder kamers en appartementen met drie of meer kamers. Voor alle sociale appartementen geldt volgens de nieuwe regels een norm van 1 parkeerplaats per appartement. Wanneer deze norm wordt gehanteerd dient het plan te voorzien in 18 nieuwe parkeerplaatsen in plaats van 21.
Voor het realiseren van parkeerplaatsen voor onderhavig plan wordt echter vastgehouden aan de oude parkeernorm. Hoewel het technisch mogelijk is om te draaien op het binnenterrein (zie bijlage 2 bij de nota inspraak en overleg), moet in de praktijk nog blijken of alle 11 parkeerplaatsen daadwerkelijk gehandhaafd kunnen. Als blijkt dat er één of twee parkeerplaatsen moeten worden opgeheven dan blijft de vereiste parkeercapacieteit (op basis van de nu geldende normen) nog steeds gehandhaafd.
4.5 Geluid
Beoogde ontwikkeling
Het bestaande appartementengebouw wordt gesloopt en een nieuw appartementengebouw wordt gerealiseerd. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden, hierbij is sprake van vervangende nieuwbouw.
Toetsingskader
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden.
De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling (vervangende nieuwbouw) geldt een uiterste grenswaarde van 68 dB.
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Op de genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.
Onderzoek
Rekenmethodiek en invoergegevens
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 1.
Het plan is gelegen binnen de geluidszone van de Nieuw-Loosdrechtsedijk en de Luitgardeweg. De gehanteerde verkeersgegevens voor de Nieuw-Loosdrechtsedijk zijn afkomstig uit telgegevens van de gemeente Wijdemeren (2013). Aan de hand van een autonome groei van 1,5% per jaar is een doorrekening gemaakt naar het prognosejaar 2025. De intensiteit in 2025 zal 2.000 mvt/etmaal bedragen. Voor de voertuigverdeling van het verkeer op de Nieuw-Loosdrechtsedijk is aangesloten bij de verdeling in de telling. De weg is uitgevoerd in dicht asfaltbeton (DAB).
Van de Luitgardeweg zijn geen intensiteiten van bekend. Aangenomen kan worden dat de maximale intensiteit 1.000 mvt/etmaal zal bedragen. Voor de voertuigverdeling van het verkeer is aangesloten bij een standaard verdeling op buurtverzamelwegen. De wegdekverharding op de Luitgardeweg is dicht asfaltbeton (DAB).
Resultaten gezoneerde wegen
Voor de Nieuw-Loosdrechtsedijk is gekeken naar de ligging van de 48 dB contour. Uit de berekeningen blijkt dat deze op een maatgevende afstand van 20 m uit de as van de Nieuw-Loosdrechtsedijk is gelegen. De planlocatie is echter op grotere afstand gelegen zodat sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Ten gevolge van het verkeer op de Luitgardeweg bedraagt de geluidsbelasting maximaal 49 dB op een minimale afstand van 11 m uit de as van de weg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hierbij aan de gevels van de woningen direct langs de Luitgardeweg overschreden.
Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting
De geluidsbelasting aan de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen kan worden gereduceerd door maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied.
Er is een aantal maatregelen aan de bron denkbaar. De eerste mogelijkheid zou het beperken van de verkeersomvang, het wijzigen van de snelheid of van de samenstelling van het verkeer kunnen zijn. Gezien de functie en inrichting van de weg is afwaardering naar erftoegangsweg een mogelijkheid. Wanneer de maximumsnelheid wordt verlaagd bedraagt de maximale geluidsbelasting 46 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt dan niet meer overschreden zodat sprake is van een aanvaardbaar klimaat. Afwaardering van deze weg is vooralsnog niet aan de orde.
Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van een ander wegdektype. Gezien het geringe aantal woningen waarvoor deze maatregel noodzakelijk is, is dit vanuit kostenoogpunt niet gewenst.
Maatregelen in het overdrachtsgebied in de vorm van geluidsschermen zijn niet wenselijk in verband met de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing.
Geconcludeerd kan worden dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige, vervoerskundige of financiële aard stuiten.
Conclusie
Ten gevolge van het verkeer op de Nieuw-Loosdrechtsedijk is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat op de planlocatie.
Ten gevolge van het verkeer op de Luitgardeweg wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Vanwege deze overschrijding is onderzoek gedaan naar mogelijke maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen. Geconcludeerd kan worden dat verdere maatregelen niet mogelijk zijn om financiële, stedenbouwkundige en verkeerskundige redenen.
Verzocht wordt dan ook om een besluit tot vaststelling van hogere waarden voor te bereiden. Een overzicht van de hogere waarden staat in tabel 4.2.
Tabel 4.2 Ontheffingswaarden
locatie | aantal | ontheffingswaarde | bron |
Godelindehof | 20 appartementen | 49 dB | Luitgardeweg |
4.6 Archeologie
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en Conclusie
Het plangebied is volgens de beleidskaart van de gemeente Wijdemeren gelegen in een archeologisch waardevol gebied van de vijfde categorie (zie figuur 4.3). Binnen dit regime is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bouwplannen vanaf 2500 m² of groter. Het bouwplan heeft een oppervlak van ca 1000 m². Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
![]() | ![]() |
Figuur 4.3 Uitsnede Beleidskaart archeologie Wijdemeren
4.7 Overige Aspecten
Bedrijven en milieuzonering
De beoogde ontwikkeling voorziet niet in de realisatie van een functie die een belemmering voor omliggende functies zou kunnen vormen. Tevens liggen er in de directe omgeving geen bedrijven of andere functies die onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van het beoogde woningen veroorzaken.
Bodem
De bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor de beoogde functie. Omdat er geen sprake is van een functiewijziging, bestemming Wonen, wordt de bodemkwaliteit geacht voldoende te zijn. Daarnaast vormt de beoogde woningbouw geen bedreiging voor de bodemkwaliteit.
In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal met een actueel bodemonderzoek moeten worden aangetoond dat inderdaad sprake is van een voldoende bodemkwaliteit. Een dergelijk is inmiddels uitgevoerd en opgenomen in bijlage 3. Geconcludeerd wordt dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie wonen en dat er verder geen vervolgonderzoek noodzakelijk is.
Externe veiligheid
Er liggen geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied.
Luchtkwaliteit
Het project valt ruimschoots onder een nibm-categorie van de Wet luchtkwaliteit (niet in betekenende mate: bij een dergelijke kleinschalige woningbouw is specifieke toetsing niet nodig). Het project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.
Uit de Monitoringstool, die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, volgt dat ter plaatse van het plangebied ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Kabels en leidingen
In of nabij het plangebied zijn geen planologische relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen aanwezig.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Het bestemmingsplan zal na realisatie van het project in grote mate een beheer- en gebruiksfunctie vervullen. De planvorm sluit aan op de omgevingsvergunning voor het bouwen die voor dit project wordt aangevraagd. Inhoudelijk is de regeling zoveel mogelijk afgestemd op de regeling voor het vigerende bestemmingsplan Kernen Ankeveen, Kortenhoef en Nieuw-Loosdrecht.
5.2 Regels
5.2.1 Inleidende regels
Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
5.2.2 Bestemmingsregels
Tuin
De bestemming Tuin is in principe toegekend aan de gronden aan de voorzijde van woningen. De gronden met de bestemming Tuin dienen onbebouwd te blijven. Hier zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toegestaan. Dit heeft tot doel de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving te waarborgen.
Verkeer - Verblijfsgebied
Gebieden met een verkeers- of verblijfsfunctie zijn tot Verkeer - Verblijfsgebied bestemd. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, maar ook speelvoorzieningen en dergelijke.
Wonen
De regeling is het resultaat van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgaaf van het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. De regeling voorziet in het realiseren van beoogde ontwikkeling. In principe is er binnen de ontwikkeling weinig tot geen ruimte voor aan- en uitbouwen en/of vrijstaande bijgebouwen.
De bestemming Wonen is toegekend aan de gronden waar de hoofdgebouwen zich bevinden. De tuinbestemming is gelegd op de bij de appartementen behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en ook delen van het binnenterrein.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen kunnen (voor zover mogelijk) in de bestemming Wonen worden gebouwd. Omdat het bouwvlak gelijk is aan de bestemming Wonen geldt de maximale goot- of bouwhoogte, zoals deze op de verbeelding is ingetekend, als maximale goot- of bouwhoogte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw kan worden aangemerkt. Onbebouwde gronden binnen het bouwvlak van de bestemming Wonen mogen tevens worden gebruikt voor de uitbreiding van het hoofdgebouw.
Bouwregels
Voor de gronden met de bestemming Wonen geldt dat met betrekking tot de hoofdgebouwen de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de daarbij in acht te nemen verticale en horizontale maten.
Door middel van de aanduiding 'gestapeld', wordt aangegeven dat binnen het plangebied gestapeld mag worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 5
De aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd via de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 5. De gemeente Wijdemeren heeft een archeologische waarden/beleidsadvieskaart opgesteld die als uitgangspunt is gebruikt voor de categorisering van de verschillende archeologisch waardevolle gebieden. Gelet op de verwachtingswaarde in het plangebied, geldt binnen de dubbelbestemming een een beschermingsregime. Dit gaat uit van de noodzaak tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek voor bouwactiviteiten die een oppervlakte beslaan van meer dan 2.500 m².
Op grond van deze dubbelbestemmingen is het voor activiteiten waarbij gegraven wordt, zoals bouwen (> 2.500m²) en een aantal specifiek genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk eerst een archeologisch onderzoek te laten uitvoeren dan wel een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan te vragen. Indien is aangetoond dat de te verrichten activiteiten de archeologische waarden niet zullen schaden kan worden gebouwd, dan wel kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden worden verleend.
5.2.3 Algemene regels
Een aantal zaken is algemeen van aard of heeft niet zozeer betrekking op een specifieke bestemming uit hoofdstuk 2 van de regels. Deze zaken zijn geregeld in hoofdstuk 3 Algemene regels. Wat de hoogteaanduidingen betreft, is vermeld dat de op de verbeelding aangegeven hoogten als hoogst toelaatbaar in acht moeten worden genomen en in welke gevallen sprake mag zijn van overschrijdingen hiervan. Verder bevat dit hoofdstuk regels met betrekking tot overschrijding van bouwgrenzen, en algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast is een regel opgenomen ter bepaling van de wettelijke regeling waarnaar in de regels wordt verwezen. Tot slot is een regeling voor parkeren opgenomen.
5.2.4 Overgangsrecht en slotregels
Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht (overgangsregels) en de slotregel.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling betreft een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Dit betekent dat in principe kosten van gemeentewege dienen te worden verhaald. Dit kan ofwel via een exploitatieplan ofwel via een anterieure overeenkomst. Omdat dit project volledig door de woningbouwvereniging zal worden uitgevoerd, waardoor van gemeentewege geen kosten hoeven te worden gemaakt, is voor dit project de uitzonderingsgrond (zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2 Wro aanhef jo artikel 6.2.1a Bro) ten aanzien van het kostenverhaal van toepassing. Met de woningbouwvereniging is een anterieure overeenkomst afgesloten. De gemeente zal om deze reden geen exploitatieplan vaststellen.
Met de woningbouwvereniging wordt tevens een planschadeovereenkomst gesloten omtrent eventuele planschadeclaims.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Coördinatieregeling Wro
Initiatiefnemer en gemeente zijn overeengekomen om de coördinatieregeling Wro toe te passen. Met de toepassing van de coördinatieregeling wordt de procedure voor de omgevingsvergunning voor bouwen gelijktijdig doorlopen met de vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan. De procedure start formeel bij het ter inzage leggen van de ontwerpomgevingsvergunning en het ontwerpbestemmingsplan. Na de doorlooptijd van de vaststellingsprocedure volgt één beroepsprocedure voor beide besluiten bij de Raad van State. De beslistermijn van de Raad van State is daarbij verkort tot 6 maanden (i.p.v. 12 maanden).
Voorontwerpbestemmingsplan
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode kon een ieder zijn of haar inspraakreactie indienen. Gelijktijdig is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan overlegpartners conform ex art 3.1.1. Bro. De inspraak- en overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg, bijlage 7. De resultaten van de inspraak en het overleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp van het bestemmingsplan en het ontwerpbesluit Omgevingsvergunning hebben vanaf 22 oktober 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn zes zienswijzen ingediend die betrekking hebben op beide stukken. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota zienswijzen bestemmingsplan en omgevingsvergunning Godelindehof'. De nota is opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting.
Bijlage 1 Geluidsberekeningen
Bijlage 2 Parkeeronderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Quickscan Ecologie
Bijlage 5 Veldonderzoek Vleermuizen En Broedvogels
Bijlage 5 Veldonderzoek vleermuizen en broedvogels
Bijlage 6 Bezonningstudie
Bijlage 7 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 7 Nota inspraak en overleg