Loodijk 18 te 's-Graveland
Bestemmingsplan - gemeente Wijdemeren
Vastgesteld op 17-04-2025 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Loodijk 18 te 's-Graveland' met identificatienummer NL.IMRO.1696.BPLoodijk18-va01 van de gemeente Wijdemeren;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 beleidsregel parkeren
de "Beleidsregel parkeernormen van de gemeente Wijdemeren", zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders op 31 maart 2015;
1.7 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.16 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.18 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.19 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw' bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'groen', uitsluitend voor bijbehorende groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en erftoegangswegen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 3.1 bedoelde gronden voor:
- a. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
- c. geluidhinderlijke inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- d. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden;
- e. detailhandel, indien de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf dat gebruikt wordt voor volumineuze detailhandel minder bedraagt dan 1500 m²;
- f. kantoor, indien de vloeroppervlakte van de bedrijfskavel dat gebruikt wordt voor kantoor meer bedraagt dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van dat bedrijf;
- g. paardenbakken.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van:
- a. het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 3.1, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. het bepaalde in lid 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een BEVI-inrichting, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen j° artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen dient te zijn gelegen binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting of op de gronden met de bestemming ‘Verkeer’;
- 2. bij toepassing van de bevoegdheid om af te wijken van de gebruiksregels dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, rotondes, voet- en fietspaden;
- b. verblijfsgebieden;
- c. garages en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- a. de oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 10 m² per gebouw bedragen;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 4’ aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) – tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a1 en a2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2500 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het in stand houden en het onderhoud van de waterkering en secundair voor de overige op de verbeelding aangewezen bestemmingen.
6.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend in de primaire bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van de secundaire bestemmingen af te wijken van het in lid 6.2 bepaalde indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van secundaire bestemmingen te belissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergronds bouwen
Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is niet toegestaan.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
- a. voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen danwel voor het toestaan van een andere planologische gebruiksactiviteit, voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd en in stand wordt gehouden, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de beleidsregel parkeren, met dien verstande dat:
- 1. het aantal parkeerplaatsen dat bij een bestaande functie in aanmerking is genomen of moet worden genomen, niet geheel of gedeeltelijk in mindering kan worden gebracht bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de vestiging van een nabijgelegen functie;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 is het mogelijk het aantal benodigde te realiseren parkeerplaatsen geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen bij functies die naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanvullend zijn in hun parkeerbehoefte, vanwege verschillende periodes van de dag of week (dubbelgebruik), met dien verstande dat het daarbij moet gaan om een openbare toegankelijke parkeervoorziening;
- 3. ingeval een combinatie van meerdere functies die onderling aanvullend en ondersteunend zijn op één terrein is geprojecteerd, dan wel op aansluitende terreinen, kunnen burgemeester en wethouders afzien van cumulatie van de normen. De aanvrager moet aannemelijk maken dat de relatie tussen de functies bestaat en multifunctioneel gebruik feitelijk mogelijk is en blijft. Hiervoor dient tabel B uit de parkeernormen Wijdemeren 2015 gebruikt te worden.
- b. bij een omgevingsvergunning kunnen Burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voldaan aan de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregel parkeren.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen van de bepalingen van het plan, indien het betreft:
- a. het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalinginrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
- b. het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
- e. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning om af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
- f. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
- g. het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
- 2. de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
10.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Loodijk 18 te 's-Graveland.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De aanleiding voor het opstellen van het voorliggend bestemmingsplan is het voornemen van initiatiefnemer de voormalige, leegstaande horecagelegenheid 'De Colonie' aan de Loodijk 18 te 's-Graveland definitief planologisch te beëindigen en de locatie te herontwikkelen naar een bedrijfslocatie voor een bedrijfsverzamelgebouw. Aangezien de locatie op het bedrijventerrein 'De Boomgaard' ligt en aan meerdere kanten wordt omgeven door bedrijfslocaties, wordt een nieuwe invulling van de locatie als bedrijfslocatie gezien als een logische invulling.
Het voormalige horecapand is inmiddels gesloopt. Op de locatie is een bedrijfsverzamelgebouw voorzien. Het gebouw bestaat uit 17 bedrijfsunits en 45 parkeerplaatsen. De bestaande inrit op de Loodijk blijft hierbij ongewijzigd behouden.
Ten behoeve van de te realiseren bedrijfsverzamellocatie dient het gebruik gewijzigd te worden naar een bedrijfslocatie. Daartoe is een herziening van het bestemmingsplan en een wijziging naar een bedrijfsbestemming noodzakelijk.
De gemeente Wijdemeren ziet aanknopingspunten in het ruimtelijk beleid om de locatie te herbestemmen van een horecalocatie naar een locatie voor een bedrijfsverzamelgebouw. De gemeente heeft per brief aangegeven in principe medewerking te verlenen aan het plan door middel van een bestemmingsplanherziening.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen ten westen van de (Provinciale ontsluitingsweg N236) Loodijk in 's-Graveland, gemeente Wijdemeren. De locatie ligt op het bedrijventerrein 'De Boomgaard', één van de lokale bedrijventerreinen in de gemeente Wijdemeren. Parallel langs de Loodijk loopt de 's-Gravelandsche Vaart.
![]() |
Afbeelding: Luchtfoto met globale ligging van het plangebied (rood omcirkeld) (Bron: Slagboom en Peeters luchtfotografie) |
![]() |
Afbeelding: Luchtfoto ingezoomd met ligging van het plangebied (rood omkaderd) (Bron: Geo-Obliek van Slagboom en Peeters luchtfotografie) |
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen', dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Wijdemeren op 29 september 2011.
Op basis van het geldend bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied voor het grootste deel bestemd als 'Horeca'. Een kleine strook langs de zuidelijke grens van het plangebied is bestemd als 'Wonen'. Een kleine strook langs de westzijde van het plangebied is bestemd als 'Bedrijf - 1'.
Tevens geldt ter plaatse de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'. Bovendien verloopt langs de Loodijk de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
![]() |
Afbeelding: Uitsnede vigerend bestemmingsplan, met indicatieve plangrens in rood (bron: ruimtelijkeplannen.nl; d.d. 14-6-2023) |
Aangezien de locatie is bestemd voor 'Horeca' en voor een klein gedeelte voor 'Wonen' en het daar bij horende gebruik, is de realisatie van het beoogde plan op basis van het geldende bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk. Voorliggend plan voorziet in een gebruikswijziging van deze locatie, om de realisatie van 17 bedrijfsunits en 45 parkeerplaatsen planologisch-juridisch mogelijk te maken.
1.4 Leeswijzer
Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
- in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
- in hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op voorliggend plan;
- in hoofdstuk 4 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
- in hoofdstuk 5 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
- in hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
- in hoofdstuk 7 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie En Planvoornemen
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Gemeente Wijdemeren bevindt zich tussen Amsterdam (noorden) en Utrecht (zuiden). De gemeente is ontstaan door een fusie van voormalig gemeenten Loosdrecht, 's-Graveland en Nederhorst den Berg. Voor de genoemde fusering, zorgde de ligging tussen Amsterdam, oorspronkelijk behorend tot het Gewest Holland en Utrecht, voorheen Sticht Utrecht, voor een splitsing van de gemeente. In Ankeveen, dat voorheen behoorde tot de gemeente Nederhorst den Berg, is aan de naamgeving van de hoofdstraat duidelijk te zien, dat het dorp op de grens lag tussen Holland en Utrecht. Het noordelijke deel van de hoofdstraat heet Hollands End en het zuidelijke deel heet Stichts End.
![]() |
Afbeelding: Structuur Ankeveen en 's-Graveland rond 1815 (Bron: topotijdreis.nl |
De gemeente Wijdemeren is een zeer waterrijke omgeving met de Spiegelplas in het noordwesten, de Ankeveense Plassen in het noordoosten en de Loosdrechtse Plassen in het zuiden. De plassen rondom het plangebied zijn ontstaan ten tijden van 'de Grote Ontginning', rond 1100. In die tijd werden de moerasgebieden ontwaterd. In de eeuwen erna, was het gebied voornamelijk in gebruik voor de veehouderij.
Echter kwam hier in de loop der tijd verandering in. De plassen binnen de gemeente zijn namelijk veenplassen. Rond de 16e eeuw steeg de vraag naar turf enorm. In dit veengebied was turf in voldoende mate aanwezig. Zodoende is het waterrijke landschap, zoals we dat nu in deze gemeente kennen, ontstaan door turfwinning. Vóór de turfwinning en ontginning, bestond het gebied uit moeras.
![]() |
Afbeelding: Watergangen en Veenplassen (Bron: Slagboom en Peeters luchtfotografie) |
De ontstaansgeschiedenis van de Loodijk gaat terug tot in de 17e eeuw. In die tijd werd de weg met naastgelegen vaart al gebruikt als trekvaart en jaagpad. Toegangswegen zijn haaks op deze weg gerealiseerd. Doordat de Loodijk van oudsher een drukke weg is met voldoende verbindingsmogelijkheden hebben zich hier bedrijven gevestigd. Direct achter de erven langs de Loodijk is in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw door schaalvergroting van de bestaande bedrijven het bedrijventerrein 'De Boomgaard' ontstaan.
In de omgeving van het plangebied is lintbebouwing typerend. De bebouwing bevindt zich van oudsher langs de wegen. Ankeveen bestaat zodoende uit Hollands End en Stichts End. Ten zuiden verloopt de Herenweg in oostelijke richting. 's-Graveland wordt gekenmerkt door landgoederen en buitenplaatsen en bestaat uit de twee oude straten Noordereinde en Zuidereinde langs de 's-Gravelandse Vaart. Parallel aan de Noordereinde verlopen de Koninginneweg en de Cannenburgerweg. Daar waar de Cannenburgerweg en de Noordereinde in noordelijke richting de Stichtse Kade bereiken, bevindt zich industrieterrein 'De Slenk'. In het verlengde daaraan verloopt de Loodijk, waaraan het plangebied zich bevindt.
![]() |
Afbeelding: Bebouwing en bedrijvigheid met het bedrijventerreinen 'De Slenk' aan de zuidzijde en bedrijventerrein 'De Boomgaard' aan de noordzijde. Rood omcirkeld het plangebied. (Bron: Slagboom en Peeters luchtfotografie) |
2.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
De planlocatie bevindt zich in het buitengebied van 's-Graveland aan de Loodijk (N236). De Loodijk is een provinciale weg met een maximale snelheid van 80 km per uur. De N236 loopt van de A9 bij Amsterdam tot aan Bussum.
Het bedrijventerrein kent veel verschillende bedrijven zoals aannemers (voor hekwerken), een slagerij, metaalbedrijf, een verhuurbedrijf voor bouwmachines, een leverancier van zonwering, logistieke dienstverlening, een transportbedrijf en enkele andere bedrijven. Zodoende kent het bedrijventerrein een grote verscheidenheid aan bedrijfsactiviteiten.
Langs de Loodijk staan grote essen ter plaatse van het plangebied. Ook verderop langs de Loodijk zijn deze loofbomen kenmerkend voor het straatbeeld van de Loodijk.
2.3 Huidige Situatie Van Het Plangebied
Binnen het plangebied ligt de voormalige horecalocatie 'De Colonie'. De locatie is momenteel niet meer in gebruik. De ligging op een bedrijventerrein langs een drukke provinciale weg maakt dat het opwaarderen en hergebruiken van de locatie als horecalocatie voor een horecaondernemer niet aantrekkelijk is. In 2023 is de voormalige horecalocatie daarom gesloopt. De aanwezige verharding werd voorheen gebruikt als parkeerterrein bij het horecabedrijf.
![]() |
Afbeelding: Luchtfoto van het plangebied (Bron: Google Maps) |
![]() |
Afbeelding: Straatbeeld Loodijk (Bron: Geo-Obliek van Slagboom en Peeters luchtfotografie) |
2.4 Planvoornemen
Het voornemen bestaat uit de herontwikkeling van de voormalige horecalocatie tot een bedrijfslocatie, bestaande uit 17 units binnen een bedrijfsverzamelgebouw. De bedrijfsverzamellocatie sluit qua functie goed aan op het achtergelegen bedrijventerrein 'De Boomgaard'. De bedrijfsunits hebben een oppervlak variërend van 69 tot 126 m². Het totale ruimtebeslag van het nieuwe bedrijfsgebouw beslaat 1.357 m2. In elke unit wordt een kleine verdiepingsvloer gerealiseerd. Het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt circa 2.000 m2. Vanwege de aanwezigheid van bestaande woningen in het bebouwingslint langs de Loodijk wordt voorzien in de vestiging van bedrijven tot en met milieucategorie 2.
De voorgevel van het bedrijfsgebouw wordt zodanig gesitueerd dat de uitstraling richting de wegzijde vergelijkbaar is met de bebouwing in de huidige situatie en de aangrenzende percelen; zie daarvoor ook de navolgende gevelaanzichten.
Aan weerszijden van het bedrijfsverzamelgebouw worden parkeervoorzieningen gerealiseerd. In totaal worden er met het planvoornemen 45 parkeerplaatsen buiten de units gerealiseerd. Hiervan worden 12 parkeerplaatsen ingericht met grastegels als parkeervak. De bestaande inrit aan de Loodijk blijft onveranderd behouden. De parkeerplaats wordt tevens deels ingericht met een groenvoorziening van 435 m² om invulling te geven aan het klimaatadaptatief inrichten van het plangebied.
![]() |
Impressie van het planvoornemen![]() Straafprofiel in bestaande situatie ![]() Straafprofiel in de nieuwe situatie |
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Deze visie is door het Rijk opgesteld in het kader van de nieuwe Omgevingswet, die naar verwachting per 1 januari 2024 in werking treedt. Aan de hand van een toekomstperspectief is hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden de volgende vier prioriteiten onderscheiden:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie.
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
- 4. Toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied.
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het Rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
- 1. Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Voor de toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied gelden de volgende beleidskeuzes:
- 1. In het landelijk gebied wordt de balans verbeterd tussen het landgebruik en de omgevingswaarden van bodem, water en lucht.
- 2. De biodiversiteit wordt beschermd, en het natuurlijk kapitaal wordt duurzaam benut.
- 3. Er wordt een duurzaam en vitaal landbouw- en voedselsysteem gerealiseerd, gebaseerd op kringlopen en natuurinclusiviteit.
- 4. Unieke landschappelijke kwaliteiten worden versterkt en beschermd. Nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied voegen landschapskwaliteit toe. Omgevingsbeleid wordt landschapsinclusief.
Met het planvoornemen wordt een bestaande horecaonderneming definitief beëindigd en wordt het perceel herontwikkeld naar een bedrijfslocatie ten behoeve van de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits. De ontwikkeling vindt plaats aansluitend op het bestaande bedrijventerrein 'De Boomgaard', waarmee sprake is van een bundeling van functies en de kenmerken en identiteit van het gebied versterkt worden. De toekomstige gebruikers wordt met de ontwikkeling, mede door het gevarieerde oppervlak van de bedrijfsunits, een duurzaam economisch groeipotentieel geboden. Langdurige leegstand van de locatie wordt met de voorgenomen ontwikkeling voorkomen. Met het planvoornemen worden 12 parkeerplaatsen ingericht met grastegels als parkeervak. De parkeerplaats wordt tevens deels ingericht met een groenvoorziening van 435 m² om invulling te geven aan het klimaatadaptatief inrichten van het plangebied. De groenvoorziening wordt ingericht als grasveld met hier en daar een boom. Hiermee wordt bijgedragen aan een toekomstbestendige ontwikkeling van het buitengebied van gemeente Wijdemeren.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
3.1.2 Barro en Rarro
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken.
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
Uitsnede kaart Barro met ligging plangebied aangeduid
Op basis van het Barro is het plangebied gelegen binnen de zonering 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'. Conform artikel 2.13.4 van het Barro wordt in de provinciale verordening verdere uitwerking gegeven aan de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten hiervan. De toetsing aan de geldende geconsolideerde omgevingsverordening NH2020 vindt plaats in paragraaf 3.2.2.
Gelet op bovenstaande (en de motivering in paragraaf 3.2.2) is het planvoornemen in lijn met het Barro en de Rarro.
3.1.3 Bro; motivering voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren. In het geval dat een bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de toelichting een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.
Op basis van artikel 1.1.1 onder h het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), waarin ook de toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd, wordt onder bestaand stedelijk gebied verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
In de huidige situatie is sprake van een bestaande stedelijke functie (horeca). De bestaande locatie wordt benut voor het realiseren van de stedelijke ontwikkeling. Daarmee wordt leegstand ter plekke voorkomen. Het bedrijventerrein 'De Boomgaard' en de bestaande horecabestemming vormen een cluster aan stedelijke functies en het geheel kan daarom worden gekenmerkt als bestaand stedelijk gebied.
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits. Er is sprake van een nieuwe bedrijfsfunctie met een ruimtebeslag groter dan 500 m2 bedrijfsvloeroppervlak. Daarmee dient te ontwikkeling in beginsel te worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. De ontwikkeling kan worden gezien als een kleinschalige uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein 'De Boomgaard'.
Het bedrijfsverzamelgebouw heeft lokale ondernemers in midden- en kleinbedrijf uit de regio Wijdemeren als doelgroep. De mogelijkheden voor het huren van kleine bedrijfsruimten binnen de gemeente zijn momenteel beperkt. Er bestaat een concrete behoefte om te voorzien in ruimten voor opslag en kleine werkplaatsen. Uit de Omgevingsvisie Wijdemeren 2040 blijkt dat de uitdaging voorligt om bedrijven binnen de gemeente de ruimte te geven om zich te ontwikkelen door werklocaties slim en duurzaam te organiseren en transformeren (zie ook paragraaf 3.3.1). Dit plan voorziet in deze behoefte.
Er is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, waarvoor een behoefte bestaat op de lokale markt. Er kan worden geconcludeerd dat sprake is van een duurzame verstedelijking zoals bedoeld in het Bro.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie NH 2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid
De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld. In de Omgevingsvisie NH2050 staat een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving centraal. De leefomgeving is de basis, met een samenleving die wensen en behoeften heeft en de leefomgeving gebruikt voor ruimtelijk- economische ontwikkelingen. De hoofdambitie is gericht op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid.
De belangrijkste onderwerpen zijn:
- 1. Klimaatverandering bedreigt onze leefomgeving; de ambitie is een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland;
- 2. Verbetering van bodem, water- en luchtkwaliteit; de ambitie is het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving;
- 3. Biodiversiteit; de ambitie luidt deze te vergroten;
- 4. Economische transitie; ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor;
- 5. Energietransitie; de ambitie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie;
- 6. Mobiliteit: de ambitie is dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden;
- 7. Wonen en Werken: de ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn;
- 8. Landschap: de ambitie is het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Met het planvoornemen wordt een bestaande horecaonderneming definitief beëindigd en herontwikkeld naar een bedrijfsverzamellocatie met een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits. Hiermee wordt bijgedragen aan een economische transitie binnen het plangebied (horeca naar bedrijf). Binnen de gemeente Wijdemeren bestaat een grote vraag naar kleine werkruimten en opslagruimten voor het midden- en kleinbedrijf. De grote vraag blijkt tevens uit de gemeentelijke Omgevingsvisie waar in paragraaf 3.3.1 is getoetst. Met de ontwikkeling wordt bijgedragen aan een toename van het aanbod van bedrijfsverzamellocaties. Hiermee wordt bijgedragen aan de ambitie om woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar overeen te stemmen. Het bedrijfsverzamelgebouw wordt mogelijk gemaakt aangrenzend aan een bestaand bedrijventerrein, waarmee conform artikel 5.8 van de Omgevingsvisie NH 2050 sprake is van een gepaste locatiekeuze.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Omgevingsvisie NH 2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid.
3.2.2 Omgevingsverordening NH2020
De Omgevingsverordening NH2020 is door Provinciale Staten vastgesteld op 22 oktober 2020. De belangrijkste onderwerpen uit de Omgevingsvisie worden verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland. Deze vervangt alle bestaande verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving waaronder de Provinciale Ruimtelijke Verordening, de Provinciale Milieuverordening, de Waterverordeningen en de Wegenverordening. Op 1 januari 2023 is de Omgevingsverordening NH2020 geconsolideerd. In deze paragraaf wordt deze versie aangehouden als de meest recente versie van de Omgevingsverordening NH2020.
In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil ontwikkelingen als woningbouw en windenergie mogelijk maken en het waardevolle Noord-Hollandse landschap beschermen.
Het plangebied is gelegen binnen de zonering 'Cultureel Erfgoed'. De oostzijde van het plangebied bestaat uit de zonering 'Beschermingszone regionale waterkering'.
Door de ligging van het plangebied binnen de zonering 'Cultureel Erfgoed' is het planvoornemen getoetst aan artikel 6.49 van de omgevingsverordening NH2020.
Uitsnede kaart Cultureel Erfgoed omgevingsverordening NH 2020 (geconsolideerd)
Artikel 6.49 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
- 1. De kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde zijn uitgewerkt en geobjectiveerd in bijlage 7 en bijlage 7a bij de verordening.
- 2. Een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde bevat regels gericht op de instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
- 3. Een ruimtelijke plan ter plaatse van het werkingsgebied Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde voorziet uitsluitend in nieuwe activiteiten die de kernkwaliteiten als bedoeld in het eerste lid niet aantasten.
- 4. In afwijking van het derde lid kan het ruimtelijk plan voorzien in een grootschalige stads- of dorpsontwikkelingslocatie of glastuinbouwlocatie dan wel een grootschalig bedrijventerrein of infrastructuurproject, voor zover:
- a. er sprake is van een groot openbaar belang;
- b. er geen reële alternatieven zijn; en
- c. er voldoende maatregelen worden getroffen om de nadelige effecten van de ontwikkeling op de instandhouding of versterking van de kernkwaliteiten als bedoeld in het eerste lid te mitigeren of te compenseren.
- 5. Ter plaatse van Werelderfgoed De Beemster voorziet een ruimtelijk plan niet in een windturbine.
- 6. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de wijze waarop compensatie als bedoeld in het vierde lid, onder c, plaatsvindt.
Het plangebied is gelegen binnen de zonering 'Nieuwe Hollandse Waterlinie'. De kernkwaliteiten hiervan zijn, zoals vermeld in lid 1, opgenomen in Bijlage 7 van de omgevingsverordening NH2020. De Nieuwe Hollandse Waterlinie heeft de volgende kernkwaliteiten:
- 1. Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit:
- a. inundatiegebieden;
- b. zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;
- c. voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;
- d. waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers, en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;
- e. overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;
- f. de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
- g. de historische vestingstructuur van de vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Nieuwersluis, Gorinchem en Woudrichem;
- 2. Grote openheid;
- 3. Groen en overwegend rustig karakter.
Met het planvoornemen wordt een bestaande horecavoorziening definitief beëindigd en herontwikkeld naar een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits met bijbehorende parkeervoorzieningen. De bedrijfsverzamellocatie vormt een geleidelijke overgang van het bestaande bedrijventerrein 'De Boomgaard' naar provinciale gebiedsontsluitingsweg de Loodijk. Met het planvoornemen worden 12 parkeerplaatsen ingericht met grastegels als parkeervak. De parkeerplaats wordt tevens deels ingericht met een groenvoorziening van 435 m² om invulling te geven aan het klimaatadaptatief inrichten van het plangebied. De groenvoorziening wordt ingericht als grasveld met hier en daar een boom. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaande locatie, waardoor geen sprake is van nieuw ruimtebeslag binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het plan heeft door de situering van de bebouwing centraal op de locatie en de inrichting van het parkeerterrein met groen en waterdoorlatende parkeerplaatsen een beperkt effect op de bestaande openheid van het gebied. In de huidige situatie zijn er geen hydrologische en militairverdedigingssystemen, landschappen van grote openheid of landschappen van een groen en overwegend rustig karakter binnen het plangebied gelegen. Hierdoor is het aannemelijk dat het planvoornemen geen negatieve invloed heeft op erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden.
Door de ligging van de oostzijde van het plangebied binnen de zonering 'Beschermingszone regionale waterkering' is getoetst aan artikel 6.77 van de omgevingsverordening NH 2020.
Uitsnede kaart Regionale waterkeringen omgevingsverordening NH 2020 (geconsolideerd)
Artikel 6.77 Regionale waterkeringen
- 1. Ter plaatse van het werkingsgebied Regionale waterkering voorziet het ruimtelijk plan in bescherming van de waterkerende functie door op deze functie toegesneden bestemmingen en regels.
- 2. Ter plaatse van het werkingsgebied beschermingszone regionale waterkering voorziet een ruimtelijk plan in een beschermingszone aan weerszijden van de waterkering waar geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan zijn.
- 3. In afwijking van het tweede lid zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk indien hierover blijkens de toelichting bij het ruimtelijk plan overeenstemming is bereikt tussen betrokken gemeenten, waterbeheerder en provincie.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt de beschermingszone van de regionale waterkering 's-Gravelandsche Vaart. De waterkering wordt gevormd door de Loodijk. Het planvoornemen voorziet in de definitieve beëindiging van de huidige horecaonderneming op locatie en de herontwikkeling naar een bedrijfsverzamellocatie met een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits en bijbehorende parkeervoorzieningen. Met de ontwikkeling wordt geen bebouwing opgericht of mogelijk gemaakt binnen de beschermingszone van de regionale waterkering. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden binnen artikel 6.77 van de omgevingsverordening NH 2020.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de omgevingsverordening NH 2020.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Wijdemeren 2040
Op 16 september 2021 heeft de gemeenteraad van gemeente Wijdemeren de Omgevingsvisie Wijdemeren 2040 vastgesteld. De drie kernopgaven van de gemeente tot 2040 betreffen:
- Kernopgave A: Vitale en gezonde leefomgeving;
- Kernopgave B: Ruimte voor ondernemerschap en bereikbaarheid;
- Kernopgave C: Waardevol landschap.
Uitsnede kaart het DNA van Wijdemeren met ligging plangebied rood omlijnd
Het plangebied is gelegen binnen Gras- en akkerland, ten oosten van het bestaande bedrijventerrein 'De Boomgaard'. Het plangebied is gelegen binnen een Rijksmonument / beschermd dorpsgezicht door de ligging binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In paragraaf 3.2.2 is reeds onderbouwd dat er met het planvoornemen hierop geen negatieve effecten zijn voorzien.
Naast een fijne woongemeente is Wijdemeren een bedrijvige en ondernemende gemeente. De economische functies en daarmee de werkgelegenheid is bepalend voor de aantrekkingskracht en het verdienvermogen van de gemeente. In Wijdemeren wordt bewust en actief economisch beleid gevoerd, gericht op het behouden en versterken van bedrijvigheid en werkgelegenheid.
De bestaande bedrijven (met veel logistiek, groothandel/distributie, autogarages, botenverkopers, hoveniers en media gerelateerde of grafische bedrijven) zitten klem omdat er geen uitbreiding of nieuwbouw mogelijk is. Ook voor nieuwe bedrijven is er nauwelijks ruimte. De uitdaging ligt voor om de bedrijven binnen de gemeente de ruimte te geven om zich te ontwikkelen door onze werklocaties slim en duurzaam te organiseren en transformeren.
Het bedrijventerrein 'De Boomgaard' is gelegen ten westen van het plangebied en vormt een regionale hub voor reststromen als belangrijke spil in de circulaire economie. Het bedrijventerrein is verkeerstechnisch goed ontsloten en op basis van de visie is er ruimte voor een kleine uitbreiding van het bedrijventerrein voor werken en wonen.
Met voorliggend plan vindt de beëindiging van de bestaande horecaonderneming en herontwikkeling naar een bedrijfsverzamellocatie met 17 bedrijfsunits en bijbehorende parkeerplaatsen plaats. De ontwikkeling vindt plaats aansluitend op het bestaande bedrijventerrein 'De Boomgaard'. De units hebben een oppervlak tussen de 69 en 126 m². Hiermee is sprake van een gevarieerd aanbod van de units, waardoor een breed scala aan bedrijven wordt aangesproken met voorliggend plan. Met de ontwikkeling wordt invulling gegeven aan de ambitie van de gemeente om meer ruimte te bieden aan de ontwikkeling van bedrijven binnen de gemeente.
Gelet op bovenstaande is de ontwikkeling in lijn met de Omgevingsvisie Wijdemeren 2040.
3.3.2 Toekomstvisie bedrijventerreinen Wijdemeren
Op 10 december 2020 is de Toekomstvisie bedrijventerreinen Wijdemeren vastgesteld door de raad van gemeente Wijdemeren. De visie heeft als doel de gemeente, het bedrijfsleven en andere belanghebbenden richting te geven voor de toekomst van de Wijdemeerse bedrijventerreinen. Daarmee moet de toekomstvisie handvatten bieden voor alle partijen om aan de slag te gaan met de huidige en toekomstige opgaven, zodat het ondernemers- en vestigingsklimaat op peil wordt gebracht en op peil blijft. Dit moet ervoor zorgen dat uiteindelijk de werkgelegenheid in de gemeente en regio behouden blijft.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de Wijdemeerse bedrijventerreinen verouderd zijn en dat bijna alle terreinen zich bevinden in de ‘laatste levensfase’. Volgens het onderzoek zijn forse ingrepen nodig om de economische functie van de bedrijventerreinen te behouden. Het beperkte areaal uitgeefbare bedrijventerrein in de regio zorgt er bovendien voor dat veel bedrijven ‘klem’ zitten op hun terrein en niet kunnen uitbreiden. Een mogelijk gevolg daarvan, is dat bedrijven op termijn buiten de regio gaan zoeken naar een nieuwe vestigingslocatie.
De bedrijventerreinen bieden in 2040 voldoende ruimte voor bestaande bedrijven en bieden kansen voor nieuwe bedrijven, bijvoorbeeld voor ZZP’ers die willen doorgroeien. Daarvoor is het nodig te zoeken naar uitbreidingsmogelijkheden op de juiste plekken: waar dat mogelijk is gezien de landschappelijke en natuurbeperkingen, en het liefst op goed bereikbare plekken, zoveel mogelijk aansluitend op bestaande terreinen. Daarnaast kijken we naar methoden om, zonder dat de overlast toeneemt, de bestaande ruimte nog beter te benutten.
Voorliggend plan voorziet in de toevoeging van 17 bedrijfsunits aansluitend op een bestaand bedrijventerrein. Dit sluit naadloos aan bij de ambitie van de gemeente in de Toekomstvisie bedrijventerreinen Wijdemeren. De units zorgen, door de verscheidendheid van de oppervlakte van de units, voor een gevarieerd aanbod, waardoor een breed scala aan bedrijven wordt aangesproken met voorliggend plan. Voorliggend plan maakt uitsluitend binnen het bouwvlak bedrijfsactiviteiten (t/m categorie 2) mogelijk, waardoor overlast op omliggende percelen voorkomen wordt. Het plan maakt een prettig vestigingsmilieu voor bedrijvigheid mogelijk op een locatie die goed bereikbaar is.
Gelet op bovenstaande is het planvoornemen in lijn met de Toekomstvisie bedrijventerreinen Wijdemeren.
Hoofdstuk 4 Milieu- & Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven- En Milieuzonering
Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder. Voor de toetsing kan onder meer gebruik worden gemaakt van de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' waarin voor de onderscheiden bedrijfsactiviteiten generieke afstandsnormen zijn opgenomen. Dit betreffen conform jurisprudentie richtafstanden, die indicatief zijn voor een goede ruimtelijke ordening. Bij de toetsing van concrete situaties dient echter maatwerk te worden geleverd. Afwijking van de generieke richtafstanden uit de VNG publicatie is hierbij mogelijk, mits dit goed kan worden gemotiveerd.
De richtafstanden opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij milieu-inrichtingen of drukke wegen, al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast gevoelige functies komen belastende functies voor, die om die reden een milieuzone kennen. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd, indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied.
De omgeving van het plangebied kan worden gekenmerkt als gemengd gebied. De locatie is in de huidige situatie bestemd voor een horecaonderneming en is grenzend aan een bedrijventerrein waar bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk zijn. Daarnaast liggen er diverse woningen langs de Loodijk. De Loodijk vormt een provinciale gebiedsontsluitingsweg. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied, kan worden uitgegaan van kleinere richtafstanden op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.
Met het planvoornemen wordt een bedrijfsverzamelgebouw mogelijk gemaakt bestaande uit 17 bedrijfsunits met bijbehorende parkeervoorzieningen. Voor omliggende bedrijven is het relevant dat zij niet worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Een bedrijfsverzamelgebouw van deze milieucategorie betreft geen hindergevoelig object. Hierom hoeft niet getoetst te worden aan de effecten die omliggende functies hebben op het woon- en leefklimaat op locatie. Voorliggend plan vormt daarom geen belemmering voor omliggende bedrijfsvoering.
Daarnaast moet aangetoond worden dat met het toekennen van bouwmogelijkheden voor een nieuw bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits sprake is van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot het woon- en leefklimaat van omliggende functies. Het bedrijfsverzamelgebouw wordt bestemd voor bedrijfsactiviteiten tot en met maximaal milieucategorie 2. In een gemengd gebied geldt voor milieucategorie 2 een richtafstand van 10 meter. Ten zuiden van het plangebied is aangrenzend de woonbestemming Loodijk 17 gelegen. Het bedrijfsverzamelgebouw wordt gerealiseerd op een afstand van circa 15 meter tot de woning. Bedrijfsactiviteiten buiten het bouwvlak worden uitgesloten in de regels. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. De bestaande uitrit blijft gehandhaafd. Andere milieugevoelige objecten in de directe omgeving van het plangebied zijn op een grotere afstand gelegen. Voor deze woningen kan eveneens worden gesteld dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor het planvoornemen.
4.2 Geluid
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenoemde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale geluidsbelasting.
De belangrijkste onderwerpen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg en wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen.
Hindergevoelig
Er is geen sprake van de oprichting van een geluidgevoelig object dat dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Daarmee hoeft het planvoornemen niet te worden getoetst op geluidveroorzakende objecten of (spoor-)wegen in de omgeving.
Hinderveroorzakend
Er wordt voorzien in bedrijvigheid tot en met maximaal milieucategorie 2. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstanden voor geluid ten opzichte van de aanliggende woonbestemming Loodijk 17. Er wordt gebruik gemaakt van de bestaande parkeervoorzieningen. Er is geen sprake van een forse toename van verkeersbewegingen in vergelijking met de huidige horecafunctie. De locatie ligt in een gebied waar overwegend sprake is van bedrijfsactiviteiten met een geluiduitstraling richting de omgeving (tot en met maximaal categorie 3.2). De vestiging van een kleinschalige bedrijfslocatie tot en met milieucategorie 2 in de randzone van het bedrijventerrein doet daarmee geen afbreuk aan het woon- en leefklimaat. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Gelet op bovenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor het planvoornemen.
4.3 Bodem
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Met voorliggend plan wordt de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits mogelijk gemaakt. Hiermee is sprake van een functiewijziging van de bestemming 'Horeca' naar 'Bedrijf'. Hierom dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Het bodemonderzoek wordt vóór vaststelling toegevoegd aan de stukken.
4.4 Luchtkwaliteit
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Het planvoornemen heeft betrekking op de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw van 2.000 m². Hiermee is de ontwikkeling niet in te delen in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden.
Uit onderstaande berekening blijkt dat het extra verkeer dat het planvoornemen met zich meebrengt niet-in-betekenende mate bijdraagt aan de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Extra onderzoek is derhalve niet nodig.
Uit de NIBM-tool kan geconcludeerd worden dat het plan in het kader van luchtkwaliteit kan worden aangemerkt als Niet In Betekenende Mate (NIBM). Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het planvoornemen.
4.5 Externe Veiligheid
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.
Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, vloeit de verplichting voort om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's ter plaatse van het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen.
Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel 1 op de miljoen blootgestelde personen. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor nieuwe situaties geldt deze norm als grenswaarde. Dat wil zeggen dat nieuwe kwetsbare bestemmingen buiten de 10-6 contour moeten zijn gelegen.
Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de oriënterende waarde. Dit is een richtwaarde waarvan het bevoegd gezag, voldoende gemotiveerd, kan afwijken.
Het planvoornemen bestaat uit de oprichting van werklocaties. Deze worden gekenmerkt als beperkt kwetsbaar object vanwege het verblijf van personen gedurende de dag. In de huidige situatie is sprake van een horecalocatie waar eveneens personen verblijven. Het aantal personen dat gemiddeld gedurende de dag verblijft neemt met het voornemen niet significant toe. Om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico voor de toekomstige gebruikers van het plangebied wel in kaart te brengen is de kaart 'Veilige omgeving' geraadpleegd. Op de onderstaande afbeelding is deze kaart weergegeven.
Uitsnede kaart 'Veilige leefomgeving' met ligging plangebied lichtblauw omlijnd
Ten oosten van het plangebied is op een afstand van circa 530 meter de buisleiding W-533-01 gelegen. Gezien de afstand tot het plangebied vormt de buisleiding geen belemmering voor het planvoornemen.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het planvoornemen.
4.6 Waterhuishouding
4.6.1 Inleiding
In artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het waterbeleid op verschillende overheidsniveaus en vervolgens wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan.
4.6.2 Beleid
Nationaal waterbeleid
Het Nationaal Waterprgramma 2022-2027 (NWP) is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren en rijksvaarwegen. Voor het waterbeleid is het NWP een uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie. Belangrijke onderdelen van het NWP zijn de stroomgebiedbeheerplannen, het overstromingsrisicobeheerplan en het Programma Noordzee, die als wettelijke bijlagen zijn opgenomen.
Nederland heef de komende tijd te maken met grote wateropgaven die bovendien in de toekomst steeds groter en complexer worden. Dit komt door een aantal samenhangende uitdagingen: klimaatverandering, bodemdaling, milieuverontreiniging, biodiversiteitsverlies en ruimtedruk. In de uitvoering ligt bovendien een grote opgave om verouderde infrastructuur zoals bruggen en sluizen in stand te houden en waar nodig te vervangen of te renoveren. De wateropgaven waar Nederland op dit moment voor staat, de uitdagingen richting de toekomst en de noodzaak van een integrale aanpak vormen de basis voor 3 hoofdambities van dit NWP:
- Een veilige en klimaatbestendige delta.
- Een concurrerende, duurzame en circulaire delta.
- Een schone en gezonde delta met hoogwaardige natuur.
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie, de woningbouw, herstel natuur en de landbouwtransitie is noodzakelijk. Het bodem en watersysteem stelt randvoorwaarden aan ruimtelijke ontwikkelingen. Om deze randvoorwaarden ook juridisch te laten doorwerken zijn inhoudelijke kaders nodig voor de inrichting en gebruik van wateren alsook voor ruimtelijke inrichting, landgebruik en de wijze van bouwen.
In Nederland komen veel opgaven voor de leefomgeving bij elkaar op een klein oppervlak. Niet alles kan, soms moeten keuzes worden gemaakt. Daarvoor zijn in het NWP een aantal afwegingsprincipes voor het waterbeleid en beheer opgenomen.
De drie hoofdambities voor het waterbeleid zijn in het NWP uitgewerkt voor verschillende thema’s – Klimaatadaptatie, Waterveiligheid, Zoetwaterverdeling en droogte, Waterkwaliteit, Grondwater, Scheepvaart – en voor de bijbehorende beheer en uitvoeringstaken van Rijkswaterstaat. Ook de samenhang van het waterbeleid met andere onderwerpen komt in het NWP aan bod: natuur, landbouw, bodem en ondergrond, landschap, verstedelijking, energietransitie en industrie.
Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2019
Op 1 november 2019 is de Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht vastgesteld. In de Keur staan regels van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Hiermee wil het waterschap de volgende doelen bereiken:
- schoon en genoeg water in onze sloten, grachten en meren
- sterke dijken tegen overstromingen
- gezonde waterplanten en waterdieren
De Keur gaat over het gebruik en onderhoud van water, oevers en dijken. En welke middelen het waterschap heeft om zijn werk goed te doen.
Een initiatiefnemer die een vergunning aanvraagt voor het aanleggen van verhard oppervlak, moet het verlies aan waterberging compenseren. Dat kan door elders in hetzelfde peilgebied open water aan te leggen of met een alternatieve waterberging met hetzelfde effect (bijvoorbeeld vegetatiedaken of speciale constructies om water op te vangen). De algemene norm is een oppervlakte aan open water tussen de 10 en 20% van het aan te leggen verhard oppervlak. In de meeste gevallen is een percentage van 10% voldoende. In individuele gevallen, met name in stedelijke gebieden met een uitzonderlijk hoog percentage bebouwing, kan het bestuur de compensatienorm naar boven bijstellen tot 20%.
In plaats van open water aanleggen, kan een initiatiefnemer ook compenseren met een alternatieve waterberging. Deze moet zodanig groot zijn dat het effect op het watersysteem gelijkwaardig is aan het effect van compensatie door aanleg van open water. De essentie is dat de voorziening voldoende regenwater kan opvangen en ook op langere termijn effectief en duurzaam blijft. De aanvrager moet dat aantonen en met een beheer- en onderhoudsplan borgen dat de voorziening ook in de toekomst blijft werken. Dit om te voorkomen dat de bergingscapaciteit na verloop van tijd minder wordt, en er alsnog wateroverlastproblemen ontstaan.
De minimale omvang van de waterberging is 70 m3. Dit is de benodigde waterberging bij de aanleg van 1000 m² verharding. De berekening van de benodigde capaciteit van de waterberging bij 1000 m² verharding is gebaseerd op een ontwerpbui van 70 mm/dag en verwaarlozing van de gemaalcapaciteit.
Gemeentelijk Rioleringsplan Wijdemeren 2018-2021
Het Gemeentelijk Rioleringsplan van de gemeente Wijdemeren voor de periode 2018-2021 geeft invulling aan de gemeentelijke watertaken.
De primaire doelen van deze watertaken zijn:
- 1. beschermen van de volksgezondheid;
- 2. bijdragen aan een veilige leefomgeving;
- 3. beperken van hinder en voorkomen van schade door wateroverlast;
- 4. voorkomen van verontreiniging van het milieu;
- 5. bijdragen aan een duurzame leefomgeving;
- 6. bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit;
- 7. en beperken van hinder bij uitvoering van werken.
Waterberging op eigen terrein is een eis in de gemeente Wijdemeren. Dit betreft een bergingseis van 40mm per 24 uur, per vierkante meter verhard oppervlakte. Voor de klimaatadaptatie kan hierbij worden gedacht aan groene daken. Een ander alternatief betreft halfverharding op maaiveldniveau (grasbetontegels ter plaatse van het parkeerterrein). Met deze alternatieven kan het aantal vierkante meters verhard oppervlakte ten gevolge van de ontwikkeling worden verminderd om zodoende voldoende te kunnen voorzien in de waterbergingsopgave en kan tevens worden voorkomen dat er waterpartijen dienen te worden afgegraven.
4.6.3 Huidige situatie
Het plangebied is in de huidige situatie deels verhard. De bestaande bebouwing binnen het plangebied heeft een oppervlak van circa 290 m² (restaurant en bijgebouw) en de erfverharding betreft circa 1.460 m². De totale erfverharding in de huidige situatie betreft hiermee circa 1.750 m².
4.6.4 Toekomstige situatie
Met het planvoornemen wordt een bedrijfsverzamelgebouw gerealiseerd met een bebouwd oppervlak van 1.357 m² met bijbehorende parkeerplaatsen. Met het planvoornemen worden 12 parkeerplaatsen ingericht met grastegels als parkeervak. De 12 parkeerplaatsen met grastegels worden als halfverhardoppervlak gerekend. De parkeerplaats wordt tevens deels ingericht met een groenvoorziening van 435 m² om invulling te geven aan het klimaatadaptatief inrichten van het plangebied. De groenvoorziening wordt ingericht als grasveld met hier en daar een boom.
4.6.5 Gevolgen voor de waterhuishouding
Het plan voorziet in een intensivering van de bestaande bedrijfslocatie. In de bestaande situatie is sprake van circa 1.750 m2 verharding op de bedrijfslocatie, waarvan 290 m2 bedrijfsbebouwing. In de nieuwe situatie is sprake van circa 2.780 m2 verharding, waarvan circa 1.357 m2 bedrijfsbebouwing. In totaal is sprake van een toename van verhard oppervlak van circa 1.030 m2 ten behoeve van de planontwikkeling. De waterbergingsopgave ten gevolge van het planvoornemen betreft hiermee (1.030 * 0,07 =) 72,1 m³. Binnen het plangebied is geen ruimte om extra open water aan te leggen. Er wordt een alternatieve waterberging gerealiseerd met hetzelfde effect (bijvoorbeeld vegetatiedaken of speciale constructies om water op te vangen). Dit wordt nader uitgewerkt in de omgevingsvergunning voor bouwen.
Het gebruik van uitlogende bouwmaterialen zal zoveel als mogelijk beperkt worden. Er zal terughoudend worden omgegaan met het gebruik van uitlogende materialen zoals koper, lood en zink. Voor de afvoer van het afvalwater zal gekeken worden of er bij de bestaande riolering aangesloten kan worden. Er zal tevens invulling gegeven worden aan de voorkeurstrits vasthouden-bergen-afvoeren. Daarnaast zal het plangebied klimaatadaptatief ingericht worden. Hierbij moet tevens rekening gehouden worden met de inrichting van het plangebied om schade bij overstromingen te voorkomen. Voor bovenstaande factoren geldt dat hier nadere invulling aan wordt gegeven bij de verlening van de bouwvergunning.
Op basis van het geldende bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' binnen het plangebied gelegen. Deze is deels over de bestaande bebouwing op locatie gelegen. Op basis van de dubbelbestemming mogen geen nieuwe gebouwen opgericht worden. De dubbelbestemming wijkt iets af van de 'Beschermingszone binnenkant' zoals opgenomen in de Legger van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Aangezien de legger van het waterschap als maatgevend wordt beschouwd, is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gecorrigeerd. Met het voorliggend plan is de ligging van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' in overeenstemming gebracht met de 'Beschermingszone binnenkant' zoals opgenomen in de Legger. Het waterschapsbelang blijft ook na deze aanpassing geborgd in overeenstemming met de Keur.
Mogelijke maatregelen tegen hittestress
Met voorliggend plan worden 12 parkeerplaatsen uitgevoerd met grastegels als parkeervak. Deze parkeerplaatsen voorzien in een halfverhard oppervlak waardoor hemelwaterinfiltratie mogelijk is. Tevens wordt 435 m² van het plangebied als groenvoorziening aangelegd. Voor voorliggend plan bestaat nog de mogelijkheid om bijvoorbeeld groene daken aan te leggen. Voorgenoemde maatregelen hebben een waterbergend én verkoelend effect op de omgeving en betreffen dan ook maatregelen tegen hittestress.
Het bestemmingsplan is gelet op bovenstaande uitvoerbaar.
4.6.6 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
4.7 Natuur
Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar is binnen de geldende natuurwetgeving. In natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.
4.7.1 Soortenbescherming
Wat betreft soortenbescherming is de Wet Natuurbescherming (Wnb) van toepassing. De soortenbescherming heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, een aantal vissen, libellen en vlinders, enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde dierensoorten en een aantal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die niet onder de aangewezen bescherming vallen, of die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt de zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 1.10 Wnb). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Tevens geldt onder de Wet Natuurbescherming dat bij ruimtelijke ontwikkelingen naast de zorgplicht ook rekening gehouden moet worden met juridisch zwaarder beschermde soorten vanuit nationaal en Europees oogpunt. Beschermde soorten vanuit nationaal oogpunt betreffen soorten uit 'bijlage A en B' van de Wet Natuurbescherming. Beschermde soorten vanuit Europees oogpunt betreffen soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, de soorten uit Bijlage 1 en 2 Verdrag van Bern, en Bijlage 1 verdrag van Bonn, en alle in Europa inheemse vogels (Vogelrichtlijn).
De quickscan flora en fauna wordt vóór vaststelling toegevoegd aan de stukken.
4.7.2 Gebiedsbescherming
Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en Natuur Netwerk Nederland (hierna NNN).
Ligging plangebied t.o.v. omliggende Natura2000-gebieden
Het plangebied is niet gelegen in een Natura2000-gebied of NNN, zodat er uitsluitend sprake is van externe werking. Op een afstand van circa 180 meter noordwesten van het plangebied is Natura2000-gebied (tevens aangeduid als NNN) de 'Oostelijke Vechtplassen' gelegen. Op een afstand van circa 370 meter ten noordwesten van het plangebied is tevens Natura2000-gebied 'Naardermeer' (ook NNN) gelegen. Op een afstand van circa 5,0 km ten noorden van het plangebied is het Natura2000-gebied Eenmeer & Gooimeer Zuidoever' (deels NNN) gelegen.
Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen (realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw van circa 1.800 m²) is verstoring ten gevolge van licht, trillingen, optische verstoring of verstoring door mechanische effecten op voorhand uit te sluiten. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet-stikstof gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Voor voorliggend plan is een stikstofnotitie (Pouderoyen Tonnaer, rapportnummer P230090.008, d.d. 3 augustus 2023, Bijlage 2) opgesteld. Uit de notitie blijkt dat er in de realisatie- en gebruiksfase geen toename van de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura2000-gebieden groter dan 0,00 mol/ha/jaar is. Hiermee kunnen significant negatieve effecten op de instandhoudinggsdoelstellingen van Natura2000-gebieden ten gevogle van de realisatie- en gebruiksfase op voorhand uitgesloten worden.
4.7.3 Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het planvoornemen en er is geen Wnb-vergunning vereist.
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.8.1 Archeologie
In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.
De gemeente Wijdemeren heeft in 2011 haar archeologisch beleid vastgesteld. Op de onderstaande afbeelding is de beleidskaart van de gemeente Wijdemeren weergegeven. Ter plaatse van het plangebied geldt een drempelwaarde van 2.500 m2 voor bodemingrepen dieper dan 40 cm. Dit beleid is doorvertaald naar het geldende bestemmingsplan op locatie. Op basis van het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'.
Figuur: Archeologische beleidskaart van de gemeente Wijdemeren, Husken 2010 (Bron: Bureau voor Archeologie, rapprtnummer: 1363, ISSN: 2214-6687)
In de regels van de geldende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4' is een onderzoeksplicht opgenomen voor werkzaamheden over een oppervlak van meer dan 2.500 m². Voor grondwerkzaamheden geldt een onderzoeksplicht voor grondbewerkingen met een diepte groter van 40cm. Het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, behoort tevens tot de onderzoeksplichtige werkzaamheden. Het beoogde bouwwerk kan echter niet zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40cm en zonder heiwerkzaamheden worden geplaatst.
Vanwege het overschrijven van de drempelwaarde dient door middel van een archeologisch onderzoek te worden aangetoond, dat op de locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.8.2 Cultuurhistorie
In de Erfgoedwet is geregeld dat in het kader van de goede ruimtelijke ordening in een ruimtelijke onderbouwing een beschrijving dient te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Uitsnede Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie met globale ligging plangebied geel omlijnd
Op basis van de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie is het plangebied gelegen binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In paragraaf 3.2.2 is reeds aangetoond dat er met het planvoornemen geen afbreuk wordt gedaan aan de kernwaarden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Er is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of weg binnen het plangebied gelegen. In de omgeving bevinden zich tevens geen rijks- of gemeentelijke monumenten waarop met het voorgenomen initiatief invloed heeft. Daarnaast is het plangebied niet gelegen in en beschermd dorps- of stadsgezicht.
Gelet op bovenstaande vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor het planvoornemen.
4.9 Verkeer En Parkeren
4.9.1 Parkeren
Op 4 februari 2021 is door de gemeenteraad van gemeente Wijdemeren het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Wijdemeren 2019' vastgesteld. Conform het parapluplan is het gemeentelijk parkeerbeleid van de gemeente Wijdemeren vastgelegd in de 'Beleidsregel parkeernormen van de gemeente Wijdemeren', zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders op 31 maart 2015.
Met voorliggend plan wordt een bedrijfsverzamelgebouw bestaande uit 17 bedrijfsunits gerealiseerd. Het bedrijfsverzamelgebouw heeft een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) van 2.000 m². Verkeerskundig kan de bedrijfslocatie worden beschouwd als onderdeel van het landelijk gebied. Hiervoor geldt een parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per 100 m². Dit komt neer op een parkeernorm van ((2.000/100) * 2,2) 44 parkeerplaatsen. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van 45 parkeerplaatsen. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde parkeernorm op locatie.
In de regels van het voorliggend bestemmingsplan zijn de algemene gebruiksregels uit het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Wijdemeren 2019' overgenomen. Daarmee is in het plan geborgd dat voldoende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.
4.9.2 Verkeer
In de 'Beleidsregel parkeernormen van de gemeente Wijdemeren' zijn geen kengetallen opgenomen om de verkeersgeneratie ten gevolge van het planvoornemen te bepalen. Hierom is aangesloten bij kengetallen voor verkeersgeneratie conform de CROW publicatie 318 (uitgave december 2018). Op basis van gegevens van het CBS heeft gemeente Wijdemeren een Omgevingsadressendichtheid (OAD) van 600. Op basis hiervan is de locatie gelegen in weinig stedelijk gebied (OAD van 500-1.000). Het plangebied is gelegen binnen de zonering 'Rest bebouwde kom'.
Huidige situatie
Conform de CROW geldt op locatie voor een café, bar of cafetaria eveneens geen kengetal voor verkeersgeneratie per etmaal.
Toekomstige situatie
Conform de CROW geldt op locatie voor een bedrijfsverzamelgebouw een maximale verkeersgeneratie van 8,7 verkeersbewegingen per 100 m² bvo. Met het planvoornemen wordt een bedrijfsverzamelgebouw van 2.000 m² mogelijk gemaakt. Dit komt neer op een maximale verkeersgeneratie van afgerond 174 verkeersbewegingen per etmaal ten gevolge van het planvoornemen.
In werkelijkheid zal de toename van het maximaal aantal verkeersbewegingen per etmaal lager zijn. Op dit moment is er een horecaonderneming met een bvo van circa 450 m² (incl. terras) binnen het plangebied aanwezig.
Met het planvoornemen blijft de bestaande inrit op gebiedsontsluitingsweg Loodijk behouden. Het verkeer wordt overeenkomend met de huidige situatie afgewikkeld op de Loodijk. De bestaande infrastructuur heeft een zodanig profiel en capaciteit dat de toename aan verkeersbewegingen geen probleem is en de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Het aspect verkeersgeneratie vormt hiermee op voorhand geen belemmering voor het planvoornemen.
4.10 Leidingen
In het plangebied zijn geen leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een planologisch relevante leiding met het plangebied.
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen.
Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten geldt direct een m.e.r.-plicht.
Ook zijn in het Besluit m.e.r. activiteiten aangewezen waarvoor het niet zeker is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Deze zijn beschreven in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Om te bepalen of er bij deze activiteiten uit onderdeel D sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen dient hiervoor per geval een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.
De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D lijst zijn opgenomen, áltijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D- lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.- regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is een dergelijke ontwikkeling aangemerkt als nummer D11.2 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarde voor een m.e.r.-beoordeling zoals opgenomen in lijst D van het Besluit m.e.r. op betreft gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
- een oppervlakte van 100 hectare of meer,
- een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. In Hoofdstuk 2 zijn de kenmerken van het project beschreven. Daaruit is gebleken dat de drempelwaarde uit lijst D van het Besluit milieueffectrapportage niet wordt overschreden. Verder zijn in de voorgaande paragrafen van Hoofdstuk 4 van deze onderbouwing de verschillende milieuaspecten behandeld. Een m.e.r.–beoordeling voor dit project is daarom niet noodzakelijk.
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het milieubelang van de onderhavige ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor het project.
Hoofdstuk 5 Juridische Plantoelichting
5.1 Algemene Plansystematiek
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.
Het plan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Hiermee is het plan digitaal uitwisselbaar conform de laatste standaarden.
5.2 De Bestemmingen
Het voorliggende bestemmingsplan is voor een groot deel een voortzetting van de geldende juridische regeling. De juridische regels uit het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen' zijn, voor zover van toepassing, overgenomen in het voorliggende plan.
Binnen het plangebied komen de bestemmingen 'Bedrijf', Waarde - Archeologie - 4' en 'Waterstaat - Waterkering' voor. De reden voor de bestemmingsplanwijziging is dat het beoogde gebruik als bedrijfsverzamellocatie niet passend is binnen de huidige horecabestemming.
Bedrijf
De regeling ten behoeve van de bedrijfsbestemming betreft maatwerk. Binnen de bedrijfsbestemming is de realisatie van een bedrijfsverzamelgebouw mogelijk gemaakt. De aanleg van bijbehorende parkeerplaatsen en erfverhardingen wordt tevens mogelijk gemaakt binnen de bedrijfsbestemming.
Waarde - Archeologie -4
De regeling ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is overgenomen uit de regeling van het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen'. De bescherming is in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen. Een dubbelbestemming werkt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemming.
Waterstaat - Waterkering
De regeling ter bescherming van de waterkering is overgenomen uit de regeling van het geldende bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied Ankeveen'. De bescherming is in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen. Een dubbelbestemming werkt, zoals reeds vermeld, primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemming.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt betreft een particulier initiatief waarbij alle kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn derhalve aan de ontwikkeling van dit plan geen kosten verbonden.
De gemeente Wijdemeren heeft met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke voorovereenkomst en een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.
Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.
Hoofdstuk 7 Overleg, Inspraak En Procedure
De gemeente hanteert een nieuwe werkwijze voor bouwplannen/projecten die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. Deze werkwijze houdt in dat de initiatiefnemer de omgeving vanaf het begin te betrekt bij het plan, waardoor het besluitvormingsproces vaak beter en sneller verloopt. Op basis van het vernieuwd stappenplan werkproces participatie zijn directe omwonenden geïnformeerd over het plan.
Het bestemmingsplan is gepubliceerd en gedurende zes weken ter inzage gelegd. Eenieder is in de gelegenheid een zienswijze in te dienen. Er zijn drie zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn voorzien van gemeentelijke beantwoording in de nota van zienswijzen. De nota van zienswijzen is toegevoegd als Bijlage 3 bij de toelichting. De zienswijzen zijn betrokken bij de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Archeologisch Bureau- En Inventariserend Booronderzoek
Bijlage 1 Archeologisch Bureau- en Inventariserend booronderzoek