KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Semi Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 7 Bedrijf - Rioolwaterzuivering
Artikel 8 Bedrijventerrein
Artikel 9 Centrum
Artikel 10 Detailhandel
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Maatschappelijk
Artikel 14 Recreatie
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Woongebied
Artikel 20 Leiding - Gas
Artikel 21 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting
Artikel 22 Waarde - Archeologie Lage Verwachting
Artikel 23 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachting
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Bijlage 2 Jaarlijkse Evenementen Westerhaar-vriezenveensewijk
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Ligging En Bereikbaarheid
2.2 Bevolking En Woningvoorraad
2.3 Werkgelegenheid En Voorzieningen
2.4 Stedenbouwkundige Structuur
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Landelijk Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Geluid
4.2 Bodem
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Milieuzonering
4.6 Ecologie
4.7 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Overige Aspecten
5.1 Archeologie
5.2 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Water
6.1 Algemeen
6.2 Europees- En Rijksbeleid
6.3 Provinciaal Beleid
6.4 Beleid Waterschap Vechtstromen
6.5 Beleid Gemeente
6.6 Riolering
6.7 Grondwateroverlast
6.8 Waterkwaliteit
Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving
7.1 Opzet Van De Regels
7.2 Inleidende Regels
7.3 Bestemmingsregels
7.4 Dubbelbestemmingen
7.5 Algemene Regels
7.6 Plansystematiek
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Het Rijk
9.2 Provincie Overijssel
9.3 Waterschap Vechtstromen
9.4 Inspraakreacties
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Hoofdweg 104, 106, 108 Ruimtelijke Onderbouwing
Bijlage 2 Hoofdweg 76, 78 En 80 Ruimtelijke Onderbouwing
Bijlage 3 Hoofdweg 76, 78 En 80 Watertoetsresultaat
Bijlage 4 Hoofdweg 76, 78 En 80 Nader Bodemonderzoek 1
Bijlage 5 Hoofdweg 76, 78 En 80 Nader Bodemonderzoek 2
Bijlage 6 Hoofdweg 76, 78 En 80 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Hoofdweg N535 Ruimtelijke Onderbouwing
Bijlage 8 Hoofdweg N535 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 9 Hoofdweg N535 Watertoetsresultaat
Bijlage 10 Hoofdweg N535 Akoestisch Onderzoek

Westerhaar-Vriezenveensewijk 2015

Bestemmingsplan - Gemeente Twenterand

Vastgesteld op 14-03-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Westerhaar-Vriezenveensewijk 2015 met identificatienummer NL.IMRO.1700.BP2014WHVZVW2015-ont1 van de gemeente Twenterand.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat door één van de bewoners op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd ondergeschikt gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;

1.7 appartementen:

boven, dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde halfvrijstaande woningen, dan wel woningen in gesloten bebouwing), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd;

1.8 bar-dancings, nachtclubs en discotheken:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.10 bed and breakfast

een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte nevenactiviteit in een (bedrijfs)woning, waarbij in de (bedrijfs)woning periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd, gedreven door de bewoner(s) van die (bedrijfs)woning. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.11 bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, die een functionele binding heeft met het bedrijf. Hiervan is sprake als deze persoon minimaal 36 uur per week bij dat bedrijf werkzaam is en zijn of haar hoofdinkomen uit het bedrijf genereert;

1.12 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.13 bestaand aantal (bedrijfs)woningen

het aantal woningen binnen één bouwperceel dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan , met uitzondering van woningen die reeds in strijd waren met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;

1.14 bestaand bebouwingspercentage:

het percentage van het bouwperceel dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd en dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.15 bestaand bedrijf

een bedrijf dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;

1.16 bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn.

1.17 bestaand gebouw

een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;

1.18 bestaand gebruik

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlenend beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hieraan gelijk te stellen gebied;

1.29 garagebox:

een gebouw behorend bij nabijgelegen woningen bedoeld voor stalling van voertuigen of opslag ten behoeve van het wonen;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.32 groenvoorzieningen:

onbebouwd gebied, bestaande uit grasvelden, (opgaande) beplantingen, waterpartijen, speelvoorzieningen en voetpaden;

1.33 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.34 hoekperceel:

het perceel dat aan twee of meer zijden is gelegen aan openbaar gebied;

1.35 hoofdgebouw

een gebouw ten behoeve van bewoning dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.36 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.37 indelingslijn:

een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of een bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.38 kunstwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een voortbrengsel van de beeldende kunsten, danwel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.39 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.40 MUPI

afkorting van 'Mobilier Urbain à Publicité Illuminé', oftewel straatmeubilair in de vorm van een verlichte reclamezuil;

1.41 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.42 ondergeschikt gebouw:

een gebouw of een onderdeel van een gebouw behorend bij een (bedrijfs)woning, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdgebouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,5 m lager is dan het hoofdgebouw;

1.43 opslag:

handelingen waarbij een stof of product voor een korte of langere tijd in een zekere ruimte min of meer statisch wordt gehouden;

1.44 overslag:

handelingen zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen en dergelijke voorzover niet op pneumatische of mechanische wijze, bijvoorbeeld kranen, transportbanden, leidingen;

1.45 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus 0,25 m;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.46 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces, alsmede detailhandel in goederen welke in rechtstreekse relatie staan tot het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.48 reclame:

iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten, of denkbeelden (tezamen: producten). Onder reclame wordt mede verstaan het vragen van diensten;

1.49 risicocontour:

een zone of contour op de verbeelding, zoals een LPG-zone, die de grens van een risicogebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen of andere veiligheidswetgeving aanduidt;

1.50 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.51 rooilijn:

de vanwege Burgemeester en Wethouders, zo nodig in het terrein, aangewezen lijn, welke op een zoveel mogelijk gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg is gelegen en die:

  • bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de wegzijde gekeerde gevels van deze bebouwing;
  • bij het ontbreken van bestaande bebouwing is gelegen op een afstand van ten minste 10 m uit de as van de weg.

Indien op de verbeelding een rooilijn is aangegeven, geldt deze lijn als rooilijn;

1.52 seksshop:

detailhandel in overwegend erotische artikelen waaronder mede begrepen een videotheek waar overwegend erotische films worden verhuurd;

1.53 semi-agrarische doeleinden:

vormen van extensief, niet-bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik, al dan niet met een recreatief karakter;

1.54 standplaats voor ambulante handel:

een standplaats die gedurende langere tijd met regelmaat wordt bezet op een vaste plek;

1.55 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.56 volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

1.57 vrijstaand ondergeschikt gebouw:

een ondergeschikt gebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts is verbonden door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming;

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor het niet recreatief huisvesten van één afzonderlijk huishouden en in het geval van inwoning voor maximaal 2 huishoudens

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen en wolfseinden en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de afstand tot de perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de perceelgrens.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als erkers, plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Semi Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - semi agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische en semi-agrarische doeleinden.
  2. b. groenvoorzieningen
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

met dien verstande dat de gronden niet als erf dienen te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 3.1 gegeven bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. detailhandel, niet zijnde productiegebonden detailhandel.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen ;
  2. b. uitsluitend opslag ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf ten hoogte van de aanduiding "Opslag";
  3. c. een groothandel en transportbedrijf in zand en grint voor zover op de verbeelding aangeduid als "Transportbedrijf";
  4. d. een kranenverhuurbedrijf voor zover op de verbeelding aangeduid als "Specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf";
  5. e. detailhandel in aanhangers en aanhangeronderdelen ter hoogte van de aanduiding: "Detailhandel"
  6. f. bestaande bedrijfswoningen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd ondergeschikte gebouwen;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. nutsvoorzieningen.

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 4.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden voor detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de op- en overslag van goederen binnen 3 m van de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens van de bedrijfsgebouwen;
  3. c. het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen;
  4. d. het gebruik van gronden voor zelfstandige kantooractiviteiten.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;
  • de milieusituatie
  1. a. afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven welke weliswaar niet zijn genoemd in de lid 4.1 toegestane categorieën van bedrijven, mits de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de woonomgeving gelijk zijn te stellen met de in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde categorieën;

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen met de daarbij behorende en daaraan ondergeschikte bestaande detailhandel en bestaande autowasstraat;
  2. b. bedrijfswoningen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd ondergeschikte gebouwen;
  3. c. bestaande inwoning;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. nutsvoorzieningen.

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In de bestemming is tevens het bestaande verkooppunt voor LPG begrepen voor zover deze op de verbeelding is aangeduid met de aanduiding "Veiligheidszone LPG". Het vulpunt mag niet worden verplaatst.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rioolwaterzuivering met bijbehorende voorzieningen;

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Bedrijventerrein

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1': bedrijven tot en met categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. “Bouwmarkt met een maximaal vloeroppervlak van 1500m2 ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”
  6. f. kantoren als onderdeel van een bedrijf;
  7. g. bedrijfswoningen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd ondergeschikte gebouwen;
  8. h. productiegebonden detailhandel;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bijvoorbeeld groenvoorzieningen, tuin, erf, reclame-objecten, water, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en paden, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
  10. j. hondenuitlaatplaatsen;
  11. k. kunstwerken;
  12. l. reclame objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame, MUPI's en reclamedisplays;

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In de bestemming zijn niet begrepen:

  • geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • risicovolle inrichtingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;
  • de brandveiligheid

Afwijken van hetgeen bepaald in artikel 8.2.1 voor wat betreft de afstand tot de zijdelingse terreingrens tot een afstand van 1 meter, danwel op de zijdelingse terreingrens, mits de brandweer hiermee akkoord gaat.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 5.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden voor detailhandel met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de op- en overslag van goederen binnen 3 m van de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens van de bedrijfsgebouwen;
  3. c. het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen;
  4. d. het gebruik van gronden of gebouwen voor zelfstandige kantooractiviteiten.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;
  • de milieusituatie
  1. a. afwijken van het bepaalde in lid 8.1 voor de vestiging of de uitbreiding van bedrijven welke weliswaar niet zijn genoemd in de lid 8.1 toegestane categorieën van bedrijven, mits de bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de woonomgeving gelijk zijn te stellen met de in deze Staat van Bedrijfsactiviteiten genoemde categorieën;
  2. b. afwijken van het bepaalde in lid 8.5 voor detailhandel in volumineuze goederen, zoals bijvoorbeeld;
    1. 1. auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en bouwmarkten met een maximum verkoopvloeroppervlak van 1.500 m²;
    2. 2. tuincentra;
    3. 3. in de vorm van individuele meubeltoonzalen met een oppervlakte van maximaal 1.500 m² verkoopvloeroppervlak per zaak.

Artikel 9 Centrum

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  1. a. religieuze, medische, sociale, culturele instellingen en onderwijsinstellingen;
  2. b. overheidsinstellingen;
  3. c. horeca, met uitzondering van bar-dancings, nachtclubs en discotheken met dien verstande dat de oppervlakte aan horecavoorzieningen maximaal 200m2 bedraagt;
  4. d. dienstverlening;
  5. e. kantoren, uitsluitend volgens het bestaande legale gebruik;
  6. f. maatschappelijke dienstverlening;
  7. g. (bedrijfs)woningen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd ondergeschikte gebouwen;
  8. h. volumineuze detailhandel ter hoogte van de aanduiding "detailhandel volumineus";
  9. i. brood- en banketbakkerij ter hoogte van de aanduiding "specifieke vorm van centrum - brood- en banketbakkerij";
  10. j. kunstwerken
  11. k. nutsvoorzieningen
  12. l. reclame objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame, MUPI's en reclamedisplays
  13. m. JOP's
  14. n. hondenuitlaatplaatsen

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

In de bestemming zijn geluidszoneringsplichtige inrichtingen, alsmede risicovolle bedrijven niet begrepen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Detailhandel

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (detail)handel met dien verstande dat ter hoogte van de aanduiding “supermarkt uitgesloten” een supermarkt niet is toegestaan;
  2. b. verkeer en verblijf in de vorm van ontsluitings- en parkeervoorzieningen en verblijfsgebied;
  3. c. (bedrijfs)woningen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd ondergeschikte gebouwen;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. kleinschalige bedrijvigheid voortvloeiend uit de ter plaatse aanwezige detailhandel, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  6. f. bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de in de regels opgenomen Staat van bedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  7. g. op gronden met de aanduiding "Maximum aantal winkels" is één winkel toegestaan met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1100m2;
  8. h. Op gronden met de aanduiding "bedrijf" zijn kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan met een maximum oppervlak van 250m2 ten behoeve van:
    1. 1. Post- en koeriersdiensten
    2. 2. Vervaardiging van kleding en -toebehoren (met uitzondering van leer)
    3. 3. Fabricage van munten, sierraden en dergelijke
    4. 4. Groothandel in overige consumentenartikelen
  9. i. nutsvoorzieningen

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;
  • de milieusituatie
  1. a. afwijken van het bepaalde in lid 10.1 voor gronden met de aanduiding 'bedrijf' voor de vestiging van bedrijven welke niet zijn genoemd in de lid 10.1 sub h toegestane bedrijven, mits het uitsluitend bedrijfsactiviteiten in bedrijfscategorieën 1 en 2 betreft die in aard invloed op de woonomgeving hetzelfde zijn als de in lid 10.1 sub h genoemde activiteiten;

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. fiets- en voetpaden;
  2. b. dagrecreatief medegebruik, met daarbij inbegrepen dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van picknickvoorzieningen, visplaatsen, recreatieve aanlegplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. parkeerplaatsen voor zover op de verbeelding aangeduid als "p";
  5. e. sport- en speelvoorzieningen zoals speelveld of beweegtuin;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. reclame objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame, MUPI's en reclamedisplays;
  8. h. JOP's;
  9. i. hondenuitlaatplaatsen.

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

met dien verstande dat deze gronden niet als erf dienen te worden beschouwd in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca met bijbehorende voorzieningen, met uitzondering van bar-dancings, nachtclubs en discotheken;
  2. b. bedrijfswoningen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd ondergeschikte gebouwen;
  3. c. nutsvoorzieningen;

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze, medische, sociale, culturele instellingen en onderwijsinstellingen;
  2. b. overheidsinstellingen;
  3. c. huisvesting en/of verzorging en verpleging, al dan niet gecombineerd met een dienstencentrum uitsluitend volgens bestaand aantal huisvestingsplaatsen;
  4. d. Kunstwerken;
  5. e. Verkeer en verblijf;
  6. f. Sport- en speelvoorzieningen;
  7. g. Nutsvoorzieningen.

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van zomerhuizen;
  2. b. dagrecreatieve voorzieningen;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie.

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. binnen- en buitensportvoorzieningen met daarbij inbegrepen voorzieningen als was- en kleedruimten, kantine, bergings- en stallingsruimten en verenigingsgebouwen;
  2. b. Nutsvoorzieningen;
  3. c. Evenementen, uitsluitend ten behoeve van de bestemming.

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer en verblijf met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. verkeer en verblijf;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. sport- en speelvoorzieningen zoals speelveld of beweegtuin;
  8. h. standplaats voor ambulante handel ter hoogte van de aanduiding "Standplaats";
  9. i. weekmarkt en standplaats voor ambulante handel ter hoogte van de aanduiding "Markt"
  10. j. reclame objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame, MUPI's en reclamedisplays;
  11. k. hondenuitlaatplaatsen;
  12. l. jongeren Ontmoetings Plek ter hoogte van de aanduiding "Overige zone - evenement 1".

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en oeverstroken;
  2. b. kunstwerken.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van de woning is begrepen;
  2. b. een bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
    2. 2. het aantal kamers bedraagt maximaal 2;
    3. 3. de maximale oppervlakte per kamer bedraagt maximaal 25 m2;
    4. 4. het gezamenlijke aantal bedden bedraagt maximaal 4;
    5. 5. het parkeren vindt plaats op het eigen erf;

Met de daarbij behorende ontsluitings-, parkeer-, en groenvoorzieningen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van gebouwen in die zin dat het hoofdgebouw in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd
  2. b. de plaats van bouwwerken geen gebouw zijnde , met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

18.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 18.1 gegeven bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  2. b. het gebuik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 19 Woongebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofgebouw en de aangebouwde ondergeschikte gebouwen begrepen;
  2. b. een bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
    2. 2. het aantal kamers bedraagt maximaal 2;
    3. 3. de maximale oppervlakte per kamer bedraagt maximaal 25 m2;
    4. 4. het gezamenlijke aantal bedden bedraagt maximaal 4;
    5. 5. het parkeren vindt plaats op het eigen erf;
  3. c. Groenvoorzieningen
  4. d. Kunstwerken
  5. e. Verkeer en verblijf
  6. f. Voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding
  7. g. Nutsvoorzieningen
  8. h. Standplaats voor ambulante handel ter hoogte van de aanduiding "Standplaats"
  9. i. Reclame objecten, onder andere in de vorm van lichtmastreclame, MUPI's en reclamedisplays
  10. j. JOP's
  11. k. Hondenuitlaatplaatsen
  12. l. Evenementen

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;

nadere eisen stellen aan:

  1. a. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van gebouwen; deze dienen aan te sluiten bij het bestaande gebouw;
  2. b. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  3. c. de plaats van bouwwerken geen gebouw zijnde , met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen;

Afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 19.2.1, onder g;

Voor wat betreft de goothoogte van het hoofdgebouw;

  1. b. lid 19.2.2, onder b:
    voor niet-vrijstaande ondergeschikte gebouwen tot en met een maximum bouwhoogte van 7,5 m;
  2. c. lid 19.2.2, onder c:
    1. 1. ingeval van hoekpercelen;
    2. 2. ingeval van overige percelen onder de voorwaarden dat het ondergeschikte gebouw in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw;
  3. d. lid 19.2.2, onder g;
    onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande ondergeschikte gebouwen niet meer bedraagt dan 50 m²;
    2. 2. de vergroting noodzakelijk is;
  4. e. lid 19.2.2, onder f, g en j:
    ingeval de oppervlakte van de bestaande, vrijstaande ondergeschikte gebouwen groter is dan de oppervlakte zoals is aangegeven in artikel 19.2.2, onder i, teneinde toe te staan dat de bestaande, vrijstaande ondergeschikte gebouwen worden vervangen door maximaal twee vrijstaande ondergeschikte gebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. De oppervlakte van de vrijstaande ondergeschikte gebouwen na deze vervangende nieuwbouw (c.q. verbouw) is teruggebracht tot maximaal de oppervlakte die is toegestaan in artikel 19.2.2, onder i, vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de oppervlakte die is toegestaan in 19.2.2, onder i.
    2. 2. De goothoogte en bouwhoogte van de vrijstaande ondergeschikte gebouwen ten hoogste respectievelijk 3 en 5 meter mogen bedragen.
    3. 3. Het (nieuw)bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
  5. f. lid 19.2.2, onder e, f en i;

Voor het bouwen van (maximaal twee) vrijstaande ondergeschikte gebouwen met een maximale oppervlakte van 100 m², met dien verstande dat:

    1. 1. Het bouwperceel minimaal 750 m² bedraagt;
    2. 2. De goothoogte en bouwhoogte van de vrijstaande ondergeschikte gebouwen ten hoogste respectievelijk 3 en 5 meter mogen bedragen.
    3. 3. Alle vrijstaande niet legale ondergeschikte gebouwen op het perceel dienen te worden gesloopt;
    4. 4. Het (nieuw)bouwplan stedenbouwkundig aanvaardbaar is.

19.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in lid 19.1 gegeven bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  • het gebuik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
  • Het gebruik van ondergeschikte gebouwen met een oppervlakte van meer dan 10m2 voor huisdieren.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.

20.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden voorkomende bestemmingen, mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 20.2, sub a en sub b:

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie Hoge Verwachting

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie Lage Verwachting

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

22.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. voor bouwwerken die volledig worden gebouwd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' gelden geen regels aanvullend aan het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen;
  2. b. voor bouwwerken die deels worden gebouwd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting en deels worden gebouwd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting bij cultuurhistorisch element' en/of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn de regels van de bestemming die ziet op de hoogste archeologische waarde ter plaatse, van toepassing op het hele bouwwerk, voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de betreffende bestemming met de hoogste archeologische waarde;
  3. c. voor bouwwerken die worden gebouwd grenzend aan de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' zijn de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' van toepassing op het hele bouwwerk voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein'.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die volledig worden uitgevoerd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting' gelden geen regels aanvullend aan het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen;
  2. b. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die deels worden uitgevoerd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting en deels worden uitgevoerd binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologie hoge verwachting bij cultuurhistorisch element' en/of 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' zijn de regels van de bestemming die ziet op de hoogste archeologische waarde ter plaatse, van toepassing op het hele werk of de hele werkzaamheid, voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de betreffende bestemming met de hoogste archeologische waarde;
  3. c. voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die worden uitgevoerd grenzend aan de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein' zijn de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein van toepassing op het hele werk of de hele werkzaamheid voor zover gelegen binnen een afstand van 10 m vanaf de bestemming 'Waarde - Archeologie AMK-terrein'.

Artikel 23 Waarde - Archeologie Middelhoge Verwachting

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen van bouwwerken, de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Parkeren en laden/lossen

25.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het gebruik van vrijstaande ondergeschikte gebouwen als woning;
  • het gebruik van (een deel van) een bedrijfsgebouw als woning;
  • het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van bedrijfsgebouwen;
  • het gebruik van bouwwerken en gronden als stort en overslag van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter.
  • het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en seksshops.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 overige zones - evenementen

26.2 veiligheidszone - lpg

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

27.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van:

  1. a. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftschachten en lichtkappen met maximaal 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
    2. 2. de vergroting niet leidt tot een bouwhoogte welke meer dan één maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  2. b. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het verhogen van de bouwhoogte voor installaties en dergelijke voor ten hoogste 20% van de oppervlakte van de gebouwen tot maximaal 15 m om te kunnen voldoen aan de milieuvoorwaarden;
  3. c. het afwijken van bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 5 m ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven onder voorwaarde dat deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst zijn;
  4. d. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m;
  6. f. het bepaalde in het plan en toestaan dat een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde wordt gebruikt c.q. opgericht ten behoeve van een JOP, mits:
    1. 1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 bedraagt;
    2. 2. de goothoogte ten hoogste 3 meter bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte ten hoogste 5 m bedraagt.
  7. g. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, pinautomaten, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
    2. 2. de hoogte van gebouwen maximaal 3 meter bedraagt
    3. 3. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt;
  8. h. het bepaalde in het plan voor het bouwen van kunstwerken, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

27.2 Voorwaarden voor afwijken

De onder 27.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van de gebouwen.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

28.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de plaats en richting van bebouwingsgrenzen en bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 10 m kunnen worden gewijzigd ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven, onder de voorwaarde dat deze afwijkingen uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond zijn gewenst;
  2. b. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.

28.2 Voorwaarden voor wijziging

De onder 28.1 bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verschijningsvorm van gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

29.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Westerhaar-Vriezenveensewijk 2015.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

SBI-
CODE
OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS
- nr. geur stof geluid gevaar grootste
afstand
categorie
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1
014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 30 10 50 10 50 3.1
02 - BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 50 100 3.2
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 50 100 3.2
151 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
151 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1
152 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 2 - conserveren 200 0 100 30 200 4.1
152 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 100 3.2
152 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1
1532, 1533 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1 - jam 50 10 100 10 100 3.2
1532, 1533 2 - groente algemeen 50 10 100 10 100 3.2
1532, 1533 3 - met koolsoorten 100 10 100 10 100 3.2
1541 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 30 200 4.1
1542 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 100 200 4.1
1543 0 Margarinefabrieken:
1543 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200 30 200 4.1
1551 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 50 100 3.2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 50 100 3.2
1552 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2
1561 0 Meelfabrieken:
1561 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 50 200 4.1
1561 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 50 200 4.1
1562 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 30 200 4.1
1571 0 Veevoerfabrieken:
1571 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200 30 200 4.1
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 30 200 4.1
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 30 10 30 10 30 2
1581 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 100 30 100 30 100 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 30 100 3.2
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 100 3.2
1585 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 4.1
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 200 4.1
1589.2 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1
1592 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 30 200 4.1
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 30 2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 100 3.2
16 - VERWERKING VAN TABAK
160 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 30 200 4.1
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
173 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 3.1
193 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 0 50 100 50 100 3.2
2010.2 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1
2010.2 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
203, 204, 205 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
21 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 Vervaardiging van pulp 200 100 200 50 200 4.1
2112 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 30 50 3.1
2112 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 50 200 4.1
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 30 100 3.2
2121.2 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 30 100 3.2
2121.2 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 30 200 4.1
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
2221 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 10 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30 2
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.2 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 100 3.2
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 200 200 4.1
2414.1 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 100 200 4.1
2442 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 50 3.1
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2462 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2464 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 100 3.2
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 50 3.1
2466 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100 200 200 4.1
25 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
2512 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 200 4.1
2513 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 100 3.2
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 200 4.1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
2615 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
264 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1
264 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 200 4.1
2652 0 Kalkfabrieken:
2652 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 200 4.1
2653 0 Gipsfabrieken:
2653 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 200 4.1
2661.1 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1
2661.2 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2663, 2664 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 100 3.2
2665, 2666 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 100 3.2
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 3.2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 3.1
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 50 200 4.1
2682 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 3.2
2682 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1
28 - VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
281 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
2821 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1
284 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1
284 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 3.2
2851 0 Metaaloppervlaktebehandelings-bedrijven:
2851 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2851 10 - stralen 30 200 200 30 200 4.1
2851 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 3.2
2851 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 100 3.2
2851 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 100 3.2
2851 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2851 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2851 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2851 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2851 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2851 8 - emailleren 100 50 100 50 100 3.2
2851 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2
2852 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 3.2
287 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
29 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 3.2
29 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 30 200 30 200 4.1
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 200 30 30 50 200 4.1
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 200 4.1
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
315 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
32 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 30 200 4.1
3420.1 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 200 4.1
3420.2 Aanhangwagen- en oplegg
abrieken
30 10 200 30 200 4.1
343 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 100 3.2
35 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
351 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 100 3.2
351 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
352 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
353 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 100 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 3.1
45 - BOUWNIJVERHEID
45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1

5
2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 10 30 50 10 50 3.1
45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m2 0 10 30 10 30 2
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
502 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
5020.4 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
5020.4 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 50 3.1
5020.5 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2
505 0 Benzineservisestations:
505 1 - met LPG > 1000 m3/jr 30 0 30 200 200 4.1
505 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 50 3.1
505 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5121 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 50 3.1
5122 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5123 Grth in levende dieren 50 10 100 0 100 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 50 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 50 3.1
5134 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
5151.1 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
5151.2 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 200 4.1
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
5152.1 0 Grth in metaalertsen:
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
5153 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen: b.o. > 2000 m2 0 10 50 10 50 3.1
5153.4 4 zand en grind:
5153.4 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
5154 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
5155.1 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 100 3.2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
5157 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
5157.2/3 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 10 30 100 10 100 3.2
5162 0 Grth in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
5162 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2
52 - REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
60 - VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven 0 0 30 0 30 2
6023 Touringcarbedrijven 10 0 100 0 100 3.2
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 30 100 3.2
6024 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m2 0 0 50 30 50 3.1
63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.2 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 2 - stukgoederen 0 10 100 50 100 3.2
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 30 10 50 50 50 3.1
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 30 2
642 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 10 1
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 2
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 30 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 0 0 10 0 10 1
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 30 2
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 30 200 50 200 4.1
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
75 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 Brandweerkazernes 0 0 50 0 50 3.1
90 - MILIEUDIENSTVERLENING

9001

A0
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9002.1 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
9002.1 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 50 3.1
9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
9002.2 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
9002.2 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 100 3.2
9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 30 2
9002.2 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
9002.2 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1
9002.2 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 200 4.1
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 30 50 3.1
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 30 2
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Bijlage 2 Jaarlijkse Evenementen Westerhaar-vriezenveensewijk

Aanduiding Type evenement Aantal dagen per kalenderjaar Aantal gelijktijdig aanwezige bezoekers
Overige zone - evenement 1 School- en volksfeest



Kerstmarkt



Lentefair



Koningsdag



Extra evenement 1



Extra evenement 2



Extra evenement 3
5 dagen (incl. 5 avonden)
Opbouw: 2 dagen
Afbouw: 5 dagen

1 dag
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag

1 dag
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag

1 dag
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag

5 dagen (incl. 5 avonden)
Opbouw 2 dagen
Afbouw 5 dagen

1 dag
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag

1 dag
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag
5000



500



500



1000



5000



1000



1000
Overige zone - evenement 2 Motorcross MC De Wieke 1 dag
Opbouw: 1 week
Afbouw: 2 dagen
2500
Overige zone - evenement 3 Jeugdvakantiespelen 4 dagen
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag
150
Overige zone - evenement 4 Jennegies markt 2 dagen
Opbouw: 1 dag
Afbouw: 1 dag
5000

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de Wet ruimtelijke ordening is aangegeven dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. De afgelopen jaren is de gemeente Twenterand druk geweest met het actualiseren van bestemmingsplannen. Inmiddels zijn alle bestemmingsplannen binnen de gemeente actueel. Het bestemmingsplan Westerhaar-Vriezenveensewijk stamt uit 2005 en dient hierom in 2015 te worden geactualiseerd.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat de gehele dorpskern Westerhaar-Vriezenveensewijk. Het is een samenvoeging van twee plannen; Westerhaar-Vriezenveensewijk en Westerhaar-Vriezenveensewijk 2. In het plan wordt ook het in ontwikkeling zijnde woningbouwplan "Kruidenwijk 3" en het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein "Garstelanden Oost" opgenomen. In het plan worden naast een aantal partiële herzieningen ook delen uit de plannen "Vier Sportterreinen" en "Verlegging Gasleidingen" opgenomen. Op moment van opstellen van dit plan ligt het ontwerp-bestemmingsplan "Westerhaar-Vriezenveensewijk 2 PH gasleiding Schuineweg" ter inzage. Ook deze ontwikkeling wordt meegenomen in dit actualiseringsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BP2014WHVZVW2015-vas1_0001.jpg"

1.3 Ontwikkelingen

Hoewel het een conserverend plan betreft worden er een aantal ontwikkelingen meegenomen in het bestemmingsplan.

1.3.1 Algemene aanpassingen

Bij de actualisering wordt gebruik gemaakt van de standaardregels van de gemeente. Deze zijn gebaseerd op de regels zoals deze in de actualiseringsplannen zijn gebruikt. Er wordt dus in grote lijnen dezelfde systematiek gehanteerd. De regels zijn in de loop der jaren nog enigszins verfijnd. Onjuistheden of onduidelijkheden waar men in de praktijk tegenaan liep zijn aangepast. Het plan is aangepast op de SVBP 2012. In de SVBP 2012 staan de vormvoorschriften waaraan het digitale plan moet voldoen.

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de SVBP 2012. Hierdoor treden er een aantal veranderingen op ten aanzien van de oude bestemmingen. De mogelijkheden op het perceel worden zoveel mogelijk gelijk gehouden. Zo is de bestemming "Woongebied" met aanduiding "Groen woongebied" omgezet naar de bestemming "Agrarisch - Semi Agrarisch" en de bestemming "Woongebied" met aanduiding "Groenvoorzieningen" omgezet naar de bestemming "Groen". Eveneens zijn in de bestemming "Woongebied" functiespecifieke aanduidingen als bijvoorbeeld "Detailhandel, "Horeca" of "Bedrijf" omgezet in specifieke bestemmingen.

1.3.2 Specifieke aanpassingen

Centrumplein JOP

Nu er meer duidelijkheid bestaat over de invlling van het gebied rond het nieuwe Haarhuus is op deze locatie iets gedetailleerder bestemd. Het beoogde multifunctionele terrein ten noorden van het Haarhuus heeft een verkeersbestemming gekregen. Voorheen had dit gebied een maatschappelijke bestemming zonder bouwmogelijkheden (er was geen bouwvlak opgenomen). Binnen de verkeersbestemming zijn evenementen mogelijk. Eveneens is binnen deze bestemming de mogelijkheid van een JOP opgenomen. Er is een aanduiding opgenomen waar een gebouw ten behoeve van de JOP kan worden opgericht.

Hoofdweg 106 Bouw opslagloods aannemersbedrijf

Hiervoor is door initiatiefnemer een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd die als bijlage 5 bij deze toelichting wordt gevoegd.

Hoofdweg 108 Mogelijk maken wonen in gebouw aan Hoofdweg 108

Hiervoor is door initiatiefnemer een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd die als bijlage 6 bij deze toelichting is gevoegd.

Woonbestemming op een deel van de oude locatie van 't Haarhuus.

Op een deel van het terrein van de voormalige locatie van het Haarhuus is de bestemming "Maatschappelijk" omgezet naar de bestemming "Wonen". De bestemming is omgezet omdat het feitelijk gebruik (wonen) niet in overeenstemming is met de bestemming "Maatschappelijk".

Opnemen archeologie

In het verdrag van Malta en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat in een bestemmingsplan rekening moet worden gehouden met archeologie. Het aspect archeologie wordt behandeld in hoofdstuk 5.1.

Opnemen extra mogelijkheden voor bijgebouwen

Bij collegebesluit van 19 augustus 2014 zijn aanvullende bouwmogelijkheden voor bijgebouwen mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om verruimde mogelijkheden voor vervangende nieuwbouw en ruimere regeling voor vrijstaande ondergeschikte gebouwen. De mogelijkheden uit het collegebesluit zijn opgenomen in dit plan.

Parkeren

In bestemmingsplannen die vanaf november 2014 worden vastgesteld moeten bepalingen ten aanzien van parkeren bevatten omdat deze bepalingen uit de bouwverordening zijn gehaald. In hoofdstuk 7.5.6. wordt het aspect parkeren verder behandeld.

Evenementen

In dit bestemmingsplan is een regeling voor evenementen opgenomen.

Standplaatsen

Bestaande, vergunde standplaatsen binnen de dorpskern Westerhaar-Vriezenveensewijk zijn opgenomen in dit bestemmingsplan voor zover deze vergund zijn. Standplaatsen waarvan bekend is dat ze binnen de looptijd van dit bestemmingsplan zullen verdwijnen zijn niet opgenomen.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Ligging En Bereikbaarheid

De kern Westerhaar-Vriezenveensewijk heeft een, door de samenvoeging van twee dorpen, langgerekte noord-zuid gerichte vorm. De ontginningsrichting bepaalde de structuur van de kern. Deze richting wordt verder versterkt door de N36 die 'door' het dorp loopt. Aan de westzijde van de N36 liggen de woongebieden. Aan de oostzijde van de N36 ligt het bedrijventerrein "Garstelanden". De Hoofdweg is de voornaamste ontsluitingsweg binnen de kern. Deze loop in noord-zuid richting door het dorp en vormt, samen met de N36, de voornaamste verbinding met Vriezenveen. Aan de noordkant van Westerhaar-Vriezenveensewijk loopt de N341 (Vroomshoopseweg, Sibculoseweg). Deze vormt de voornaamste verbinding met Den Ham en Vroomshoop in het westen en Sibculo en Kloosterhaar in het oosten.

2.2 Bevolking En Woningvoorraad

Op 1 januari 2014 telt Westerhaar-Vriezenveensewijk 4.762 inwoners. Dit is 14% van het totaal aantal inwoners van de gemeente Twenterand. De bevolkingsopbouw van Westerhaar-Vriezenveensewijk is vergelijkbaar met die van de gemeente als geheel. Het aandeel kinderen van 0-18 ligt wat lager dan het gemeentelijk gemiddelde. Het percentage inwoners tussen de 36 en 55 jaar is in Westerhaar het hoogst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BP2014WHVZVW2015-vas1_0002.png"

Huishoudingssamenstelling

Het totaal aantal huishoudens in Westerhaar-Vriezenveensewijk was op 1 januari 2014 is 1865 ten opzichte van 12.880 in heel Twenterand. De gemiddelde huishoudengrootte van zelfstandige huishoudens in Westerhaar-Vriezenveensewijk bedraagt 2,7 (2005: 2,6). Dit is gelijk aan het gemeentelijk gemiddelde. 44% van de huishoudens heeft kinderen en 24% van de huishoudens is een eenpersoonshuishouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BP2014WHVZVW2015-vas1_0003.png"

Bevolkingsontwikkeling en demografie

Door de jaren heen schommelt het inwonersaantal van Westerhaar-Vriezenveensewijk licht. Na 1995 kwam er na een stagnering van tien jaar weer een lichte groei in het inwoneraantal. Vanaf 2005 daalde dit weer licht, maar na 2010 is het inwoners aantal weer licht gegroeid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BP2014WHVZVW2015-vas1_0004.png"

2.3 Werkgelegenheid En Voorzieningen

2.3.1 Bedrijvigheid

Westerhaar-Vriezenveensewijk heeft een bedrijventerrein, Garstelanden. Dit terrein is in 2013 uitgebreid met een oppervlakte van 1,5 hectare ten behoeve van lokale bedrijven. In 2014 is gestart met de uitgifte. Aan de westkant van de kern is aan de Industrieweg ook een concentratie van bedrijvigheid aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BP2014WHVZVW2015-vas1_0005.jpg"

2.3.2 Sport en recreatie

Aan de westkant van Westerhaar-Vriezenveensewijk ligt het sportpark Twistveen. Hier zijn diverse sportief recreatieve voorzieningen gevestigd. Het zwembad in Westerhaar-Vriezenveensewijk is gesloten in 2013. Aan de noordoostkant van de kern ligt het recreatiepark De Vlegge. Het grootste deel van dit park ligt in de gemeente Hardenberg. In het Twenterandse gedeelte is ruimte voor 32 recreatiewoningen waarvan er inmiddels 17 zijn gerealiseerd.

2.3.3 Winkels

Detailhandelsvoorzieningen zijn vooral gevestigd langs de Hoofdweg. Vanwege de lengte van de Hoofdweg zijn de winkels verspreid over de gehele kern. Een kleine concentratie van detailhandelsvoorzieningen is te vinden nabij het busstation aan het Kervelplein.

2.3.4 Overige voorzieningen

In het kader van het KernOntwikkelingsPlan (KOP) Westerhaar is er in het midden van de kern een sociaal-maatschappelijk centrum gecreëerd met het Kultuurhuus, Haarhuus en de Brede School. In het sociaal-maatschappelijk centrum wordt ook ruimte opgenomen voor een multifunctioneel terrein dat kan worden gebruikt voor evenementen. Op deze locatie wordt eveneeens een Jongeren Ontmoetings Plek (JOP) mogelijk gemaakt.

2.4 Stedenbouwkundige Structuur

Westerhaar-Vriezenveensewijk is een relatief jonge kern. Oorspronkelijk bestond de kern uit twee dorpen, namelijk Westerhaar en Vriezenveensewijk. Beide kernen zijn langzaam planmatig naar elkaar gegroeid. De belangrijkste uitbreidingen zijn fasegewijs tot stand gekomen en zijn vrijwel uitsluitend gebouwd voor de arbeidersklasse. Het woningbestand bestaat daardoor voor een belangrijk deel uit bescheiden woningen in één laag met kap en rijtjeswoningen in twee lagen met kap. Beeldbepalende monumentale of oude gebouwen komen vrijwel niet voor.

Vanuit historisch, architectonisch en ruimtelijk oogpunt is geen sprake van een duidelijk herkenbaar centrum. In plaats daarvan is door de clustering van een aantal winkels, kerken, scholen en overige voorzieningen, evenals door de specifieke inrichting van de openbare ruimte langs de Hoofdweg een centrumgevoel gecreëerd.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Landelijk Beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

Dit bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van het nu nog geldend planologisch regiem en is conserverend van aard. De ontwikkelingen in dit plan zijn voorzien van een separate ruimtelijke onderbouwing waarin aan dit aspect aandacht wordt besteed. Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen raakt.

3.2 Provinciaal Beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel is neergelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet om onderdelen van het beleid dat is verwoord in de omgevingsvisie juridisch te borgen. Ze geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en toelichting op bestemmingsplannen. Voor de uitvoering van het provinciaal beleid zijn met de provincie afspraken gemaakt met betrekking tot wonen en bedrijven. Deze afspraken vinden weer hun doorwerking in de verschillende bestemmingsplannen. In dit plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Mede hierdoor kan worden geconcludeerd dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de omgevingsvisie/verordening.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Toekomstvisie

De gemeenteraad van Twenterand heeft in het voorjaar van 2007 ervoor gekozen om een toekomstvisie voor heel de gemeente Twenterand 2030 te ontwikkelen. De toekomstvisie betreft een sprong naar trends en ontwikkelingen in 2030 met daarin een doorvertaling naar het sociale, fysieke en economische streefbeeld van de gemeente Twenterand. De visie is daarmee geen doorvertaling van het heden richting de toekomst maar een inspirerend richtinggevend kader voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling voor de gemeente Twenterand voor de lange termijn.

Het ontwikkelingsperspectief 2030 is gebaseerd op een set van de meest waarschijnlijke en relevante trends en ontwikkelingen waarmee Twenterand tot 2030 te maken krijgt. De input voor deze robuuste massa is geleverd door diverse partijen en beslaat sociaal-maatschappelijke, ruimtelijke en economische thema's.

De toekomstvisie is een richtinggevend kader voor toekomstige ontwikkelingen. In dit bestemmingsplan wordt de bestaande (planologische) situatie opnieuw vastgelegd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

3.3.2 Structuurvisie

De gemeente Twenterand heeft op 19 juli 2011 de “Structuurvisie Twenterand” vastgesteld. De structuurvisie is een uitwerking en deels actualisatie van de Toekomstvisie. De structuurvisie spreekt zich uit over de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkelingen van de gehele gemeente. Doel is om verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen uitbreiding en inbreiding of tussen verkeer en landschap, zorgvuldig af te wegen en een gezamenlijk beeld over de gewenste ontwikkeling te krijgen. Een structuurvisie biedt een geïntegreerde benadering van het sectorale beleid en een herijking van bestaande (soms aan herziening toe zijnde) plannen. Zij beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor de landschappen en de kernen op hoofdlijnen en kijkt daarbij vooruit naar 2030.

De structuurvisie biedt de gemeente Twenterand de mogelijkheid om regie te voeren op het ruimtelijk beleid voor de langere termijn. Het vormt de basis voor het toekomstig beleid; ter uitwerking van de structuurvisie zullen masterplannen, uitwerkingsplannen en bestemmingsplannen worden opgesteld.

De structuurvisie laat voldoende ruimte voor maatwerk bij de uitwerking om aldus te kunnen reageren op onvoorziene ontwikkelingen. Daarom doet de structuurvisie ook geen gedetailleerde uitspraken. De structuurvisie is alleen bindend voor de gemeente zelf. De structuurvisie zal voor anderen de richting van het gemeentelijk ruimtelijk beleid weergeven en dient vooral om hen te inspireren en enthousiasmeren.

In de structuurvisie is aangegeven dat de gemeente inzet op de afronding van kernen. Het plan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe woon- of werklocaties anders dan de locaties die op dit moment al in ontwikkeling zijn. Prioriteit zal worden gegeven aan inbreiding binnen de bestaande contouren van de kern.

3.3.3 Woonvisie

De gemeente Twenterand heeft een aantal 'woonambities. De speerpunten van het woonbeleid ligt in de toekomst op:

  • differentiatie in woonmilieus;
  • voldoende ruimte voor wonen voor alle doelgroepen van beleid;
  • kwaliteit gaat boven kwantiteit;
  • afronding van bestaande uitbreidingswijken;
  • investeren in kwaliteitsimpulsen en in transformatie–en inbreidingslocaties;
  • vernieuwing en inbreiding is de norm;
  • duurzaamheid en levensloopgeschiktheid.

Bij dalende bevolking – en huishoudontwikkeling is sprake van slechts beperkte woningtoevoeging. Niet langer wordt gefocust op uitbreiding van de bestaande woningvoorraad, maar primair op het toekomstgeschikt maken én houden van de bestaande woningvoorraad.

Ongeveer de helft van de woningvoorraad is in eigendom van de woningbouwcorporatie. Verkoopproblemen van nieuwbouwprojecten en bestaande woningen zijn actueel. De woningen die gebouwd worden, voor sloop en transformatie en renoveren dienen ráák te zijn. Woningverbetering vormt een belangrijk aandachtspunt en (beperkte) nieuwbouwcapaciteit is gewenst voor sloop en vervanging.

Het bestemmingsplan Kruidenwijk biedt de mogelijkheid van in totaal 70 woningen en 16 appartementen. Het zuidelijk deel van het plan is inmiddels grotendeels gerealiseerd. Hier zijn 28 woningen gerealiseerd en nog 5 onbebouwde kavels. Het zuidelijk deel is met een iets hogere bebouwingsdichtheid gerealiseerd dan bij de planvorming de bedoeling was. Sinds de economische crisis is de vraag naar kleinere woningen toegenomen. Een aantal twee-onder-één-kappers zijn omgezet naar rijenwoningen. Dit heeft geleid tot 3 extra woningen in het reeds gerealiseerde deel ten opzichte van de oorspronkelijke inrichtingsschets. Dit heeft tot gevolg dat in het noordelijk deel nog maximaal 37 woningen kunnen worden gerealiseerd. Dit aantal is opgenomen in de verbeelding van het bestemmingsplan. De 5 onbebouwde kavels zijn eveneens opgenomen.

In de periode 2015-2025 bestaat geen behoefte aan nieuwe woningbouw vanwege de huishoudensdaling. Voor afrondingsvragen, sloop-met-nieuwbouw en woningverbetering is in Westerhaar-Vriezenveensewijk voldoende harde bestemmingsplancapaciteit aanwezig om de vraag voor de komende tien jaar te kunnen faciliteren.

3.3.4 Gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan (GVVP)

Op 4 maart 2004 heeft de raad het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. In de loop van 2015 zal de opvolger van dit plan verschijnen. Het Gemeentelijk Mobiliteits Plan (GMP).

Het Gemeentelijk Mobiliteits Plan kent een 'algemeen deel' dat geldt voor de gehele gemeente Twenterand. Daarnaast zal er per kern een aparte verkeersvisie gemaakt worden.

Bijzondere aandachtspunten voor de kern Westerhaar-Vriezenveensewijk zijn o.a.

  • Feitelijk kent Westerhaar-Vriezenveensewijk één centrale noord/zuid as, namelijk de Hoofdweg. Dit is een weg met een 50 km regime. Op deze weg bevinden zich alle soorten verkeersdeelnemers. Er zijn geen reële alternatieve routes. Deze Hoofdweg doorsnijdt ook een winkelgebied. Dit winkelgebied kent een snelheidsregime van 30 km.
  • Ontsluiting en het al dan niet uitbreiden van bedrijventerrein de Garstelanden is ook een punt van aandacht . Met name wanneer het gaat om de aansluiting op de Sibculoseweg. De gemeente is hierbij echter afhankelijk van de medewerking van de provincie.
  • De woonwijken van Westerhaar-Vriezenveensewijk zijn afgebakend als 30 km zones. De inrichting van deze gebieden is nog niet afgerond.

Bij planologische ontwikkelingen binnen de kern van Westerhaar-Vriezenveensewijk is het wenselijk rekening te houden met bovengenoemde punten.

3.3.5 Bouwen op open groene plekken

De notitie 'Bouwen op open groene plekken' (november 2008) is opgesteld als een beleidsnotitie, waarin de gemeente het te voeren beleid voor het ontwikkelen van open groene plekken vastlegt. De volgende definitie is opgenomen voor open plekken:

“een open groene plek is een fysiek onbebouwd terrein gelegen aan een openbare weg tussen bestaande bebouwing binnen de op historische grondslag gegroeide bebouwde kom, waarop uit stedenbouwkundig oogpunt bezien ten hoogste de bouw van 2 woningen toegestaan kan worden.”

De notitie heeft een reactief karakter. Na het inkomen van een officieel verzoek van een particulier voor nieuwbouw op een open groene plek zal aan de criteria worden getoetst. Op deze wijze kan een gemotiveerde toewijzing of afwijzing voor aanvullende nieuwbouw worden gegeven.

In Westerhaar-Vriezenveensewijk heeft dit beleid geleid tot de invulling van een aantal groene plekken aan de Sibculoseweg, Vinkenweg en de Hoofdweg. De beleidsnotitie is nog geldig tot 8 maart 2019.

3.3.6 Detailhandelsstructuurvisie

Op 1 februari 2011 is de detailhandelsstructuurvisie 2011-2016 vastgesteld (actualisatie van de visie uit 2004).

De navolgende algemene uitgangspunten voor detailhandel staan in deze nieuwe structuurvisie benoemd:

  • de nadruk leggen op sterkten en ontwikkelingskansen van de individuele detailhandelsconcentratie;
  • ruimte bieden voor dynamiek (wensen van zowel markt als consument);
  • het faciliteren van de uitbreiding of versterking van winkelaanbod op de meest geschikte locaties;
  • nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk plaats laten vinden in concentratiegebieden (gebieden van winkels en voorzieningen);
  • het koesteren van bijzondere c.q. specialistische aanbieders die niet alleen over een lokale, maar ook over een bovenlokale en/of regionale aantrekkingskracht beschikken. Het is niet realistisch deze aanbieders te verplaatsen naar een concentratiegebied;
  • het behouden van een compleet en volwaardig boodschappenpakket in de vier hoofdkernen.

Westerhaar-Vriezenveensewijk vervult de functie van kleine dorpsvoorziening voor haar inwoners en voor de inwoners van de omliggende kleinere kernen en buurtschappen waar dagelijks aanbod ontbreekt. De inwoners zijn voor een uitgebreider keuzepakket aangewezen op de grotere kernen zoals Vriezenveen en Vroomshoop. Het niet-dagelijkse aanbod heeft in belangrijke mate een verzorgingsfunctie die de eigen kern ver overstijgt.

Behoud van een basis voorzieningenpakket aan boodschappen is van groot belang voor Westerhaar-Vriezenveensewijk. Belangrijke randvoorwaarden voor een goed functioneren van dit aanbod zijn een goede bereikbaarheid, voldoende parkeergelegenheid en een verzorgde uitstraling van winkels en openbare ruimte. In 2016 wordt de detailhandelsstructuurvisie geactualiseerd.

Binnen het plan wordt het vergroten van een detailhandelsvestiging aan de Hoofdweg 80 mogelijk gemaakt. In de bijgevoegde ruimtelijke onderbouwing in bijlage 5 wordt hierop verder ingegaan.

3.3.7 Bedrijventerreinenvisie

In de provinciale Omgevingsvisie is aangegeven dat de gemeente een bedrijventerreinenvisie dient op te stellen indien ze in aanmerking wil komen voor ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen.

In december 2010 is de Bedrijventerreinenvisie 2010 van de gemeente Twenterand vastgesteld (actualisatie van visie uit 2004). In deze visie geeft de gemeente een gemeentebrede visie op de bestaande en in ontwikkeling zijnde bedrijventerreinen. De gemeente heeft als ambitie om een toekomstbestendige en weerbare economie te hebben, te behouden en waar mogelijk te versterken.

In de bedrijventerreinen visie van de gemeente Twenterand is de behoefte aan bedrijventerreinen tot 2020 weergegeven. Daarbij is een doorkijk gegegeven naar 2030. Het is de bedoeling om voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor plaatselijke bedrijven.

Voor de kern Westerhaar-Vriezenveensewijk voorziet de visie een behoefte van 1,5 hectare. Met de ontwikkeling van het bestemmingsplan "Garstelanden Oost" heeft de gemeente de ruimte die in de visie is geboden voor de kern Westerhaar-Vriezenveensewijk ingevuld. Het plan Garstelanden Oost wordt opgenomen in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de uitbreiding van het areaal aan bedrijventerrein. Wel voorziet dit bestemmingsplan in een adequate juridisch-planologische regeling voor het bestaande en als zodanig bestemde bedrijventerrein. Binnen deze regeling kunnen ondernemers hun bedrijf verder ontwikkelen en/ of optimaliseren. Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan in overeenstemming is met de uitgangspunten zoals verwoord in de 'Bedrijventerreinenvisie 2010'.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Geluid

De gemeente Twenterand kent een geluidsbeleid. Dit beleid is verwoord in de Nota Gebiedsgericht geluidsbeleid gemeente Twenterand. Aan de hand van deze nota kan vooraf worden bepaald waar ruimte zit voor toekomstige ontwikkelingen.

De gewenste ambities zijn verder uitgewerkt tot concrete beleidsuitspraken. De beleidsuitspraken geven aan wat de randvoorwaarden zijn met betrekking tot geluid voor de thema's bedrijven en verkeer. Enkele beleidsuitgangspunten van toepassing op het voorliggend plangebied zijn:

  • de gemeente Twenterand geeft bijzondere aandacht voor geluidsontwerp bij nieuwe woningen in een winkelomgeving;
  • de gemeente Twenterand kiest ervoor horecabedrijven de ruimte te geven in het gebiedstype Centrum. Wanneer horecabedrijven zich in dit gebied willen vestigen, kan van de daarvoor geldende ambitiewaarde (50 dB(A)) worden afgeweken. De maximaal toegestane geluidsbelasting, ter plaatse van de geluidsgevoelige bestemmingen, voor horecabedrijven is hierbij 55 dB(A).
  • Indien het bestemmingsplan binnen deze zone de bouw van geluidsgevoelige objecten mogelijk maakt, dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualisatieplan en daarmee een 'statische' situatie. Er vinden op dit moment geen ingrijpende nieuwe planologische ontwikkelingen plaats, zodat geen akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden.

Het bestemmingsplan voorziet in een aantal kleinschalige ontwikkelingen waarbij het aspect "geluid" geen rol speelt. Voor de ontwikkelingen waarbij het aspect "Geluid" een rol speelt is een separate onderbouwing toegevoegd waarin dit aspect wordt behandeld.

4.2 Bodem

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

Deze actualisatie betreft een "statische" situatie. Er vinden op dit moment geen nieuwe planologische ontwikkelingen plaats waarbij een onderzoek naar de milieuhygienische gesteldheid van de bodem noodzakelijk is. Voor de ontwikkelingen waarbij het aspect "Bodem" een rol speelt is een separate onderbouwing toegevoegd waarin dit aspect wordt behandeld.

4.3 Luchtkwaliteit

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Daarnaast is ook het ´Besluit gevoelige bestemmingen´ van toepassing voor gevoelige bestemmingen op een locatie binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

In het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande (planologische) situatie in het plangebied.

Overigens blijkt uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit dat er, in of in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Algemeen

In 2007 heeft de gemeente Twenterand een eigen externeveiligheidsbeleid vastgesteld. In dit beleid verwoordt de gemeente de problemen die zich momenteel voordoen met betrekking tot risicobronnen en hun omgeving en worden algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities gegeven.

Het betreft de volgende algemene uitgangspunten.

  1. 1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van hoogwaardiger bedrijvigheid. Vroomshoop en Vriezenveen bieden ook vestigingsmogelijkheden voor bedrijvigheid met bovenlokale behoefte. Den Ham en Westerhaar-Vriezenveensewijk bieden vestigingsmogelijkheden voor de eigen behoefte.
  2. 2. Voor de toepassing van dit externe veiligheidsbeleid onderscheidt de gemeente Twenterand drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerrein en landelijk gebied. Twee gebieden zijn echter wat betreft ambitie hetzelfde. In de uitwerking van de veiligheidsambitie worden dus ook twee gebieden onderscheiden: woongebieden en bedrijventerreinen/landelijk gebied.
  3. 3. In woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten.
  4. 4. Op het bedrijventerrein en in het landelijke gebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk.
  5. 5. Waar zich externeveiligheidsknelpunten (kunnen) voordoen, besteedt de gemeente veel aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
  6. 6. Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken. Hierbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met het advies van de regionale brandweer in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico.

Met betrekking tot de gebiedsgerichte ambities heeft de gemeente de volgende punten verwoord:

1. Woongebieden

  • In woongebieden worden geen risicobronnen geïntroduceerd.
  • Kwetsbare objecten mogen in nieuwe situaties niet binnen de 10-6-contour van een risicobron liggen (wettelijk voorgeschreven). Aanvullend hierop mogen ook beperkt kwetsbare objecten zich in nieuwe situaties niet binnen de 10-6-contour van een risicobron bevinden.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als grenswaarde beschouwd.
  • Toename van het groepsrisico door risicobronnen is niet toegestaan. Toename van groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is onder voorwaarden wel toegestaan.

2. Bedrijventerreinen en landelijk gebied

  • Binnen een 10-6-plaatsgebonden risicocontour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten eventueel gemotiveerd toegestaan, waarbij onder meer aandacht is voor de mogelijkheden van aanpak van de risicobron en geschikte alternatieve locaties.
  • In nieuwe situaties blijven de 10-6-contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle inrichtingen, daarbij zijn uitzonderingen onder voorwaarden mogelijk.
  • Een toename van het groepsrisico wordt onder voorwaarden geaccepteerd.
  • Het invloedsgebied van een risicobron dat geldt voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over woongebieden vallen.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als grenswaarde beschouwd. Overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd.

4.4.2 Buisleidingen

Binnen het plangebied ligt aardgastransportleiding N-527-40. De leiding beschikt niet over een plaatsgebonden risicocontour die buiten de belemmerende strook ligt. In dit geval bedraagt de belemmerende strook 4 meter aan weerszijden uit de leiding. Vanwege de ruimtelijke beperkingen die de belemmerende stroken van de leidingen met zich meebrengen (ondermeer geen bebouwing en/of diepwortelende beplanting toestaan), is deze weergegeven op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

In 2013 is de leiding verlegd. Hiervoor is een separate bestemmingsplanherziening opgesteld. Voor dit plan is onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsaspecten.

Op dit moment is een verlegging van de buisleiding langs de Schuineweg in procedure. Deze leiding is meegenomen in dit bestemmingsplan.

4.4.3 Inrichtingen

4.4.4 Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied wordt doorkruist door de N36. Over deze weg worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen 200 meter van de weg dient het groepsrisico te worden beschouwd. Overige wegen, spoorwegen of waterwegen waarover een dusdanig groot aantal transporten van gevaarlijke stoffen plaatsvindt dat de omgeving wordt belemmerd, zijn niet aanwezig in en nabij het plangebied.

4.5 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Deze actualisatie betreft een "statische" situatie. De ontwikkelingen waarbij milieu aspecten een rol spelen is een separate onderbouwing toegevoegd.

4.6 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Enkel de bestaande (planologische) situatie wordt opnieuw vastgelegd. Hierdoor is ten opzichte van de huidige situatie geen sprake van nadelige effecten voor de Natuurbeschermingswet, EHS en eventueel aanwezige bijzondere en/of beschermde flora & fauna.

4.7 Besluit Milieueffectrapportage

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan het ruimtelijke plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. De activiteiten waarvoor een MER-rapportage opgesteld moet worden zijn opgenomen in de bijlage van het Besluit m.e.r.

Een bestemmingsplan kan m.e.r.-plichtig zijn indien een passende beoordeling op basis van artikel 19j, lid 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is of indien sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit de onderdelen C en D overschrijden en waarbij het bestemmingsplan wordt genoemd in kolom 3 (plannen). Indien het bestemmingsplan wordt genoemde in kolom 4 (besluiten) en er sprake is van activiteiten en gevallen die de drempelwaarden uit onderdeel C en D overschrijden is sprake van een m.e.r.-plicht (bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C) of een m.e.r.-beoordelingsplicht (bij een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel D).

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Het komt er op neer dat voor bestemmingsplan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen in onderdeel D en beneden de drempelwaarden vallen, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke

nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.

Het Natura-2000 gebied Engbertsdijksvenen ligt op een afstand van 2 kilometer van het plangebied. gelegen. Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Enkel de bestaande (planologische) situatie wordt opnieuw vastgelegd. Hierdoor is ten opzichte van de huidige situatie geen sprake van nadelige effecten

Hoofdstuk 5 Overige Aspecten

5.1 Archeologie

5.1.1 Algemeen

Archeologische waarden dienen op grond van het verdrag van Malta te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. In het plan zijn geen grote ruimtelijke ingrepen voorzien, archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De ontwikkeling die in dit plan zijn meegenomen zijn voorzien van een eigen ruimtelijke onderbouwing waarin ook op het aspect "archeologie" wordt ingegaan.

5.1.2 Gemeentelijk beleid

De gemeente Twenterand beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (BAAC, d.d. 27 augustus 2007). Uit de notitie komt naar voren dat gebieden met een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde moeten worden beschermd tegen grootschalige ingrepen.

5.1.3 Vertaling naar verbeelding en regels

Het noordoostelijke deel van het plangebied heeft op de archeologische verwachtingskaart een aanduiding "hoge verwachting" en een deel heeft de aanduiding "Middelhoge verwachting". Het zuidelijke deel van de kern heeft een "lage verwachting". De gebieden met de verschillende verwachtingswaarden krijgen elk een eigen dubbelbestemming met daarbij behorende bestemmingsplanregels ter bescherming van de archeologische waarden in het gebied.

Zone met een hoge archeologische verwachting

In deze zones bestaat een grote kans op het aantreffen van archeologische waarden. Bodemverstoringen dieper dan 40 cm moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Bodemverstorende activiteiten of grootschalige dan wel langdurige grondwaterpeilverlagingen worden niet toegestaan, tenzij met behulp van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling. Plangebieden met een verstoringsdiepte van maximaal 40 cm beneden maaiveld of met een oppervlak kleiner dan 2500 m2 zijn vrijgesteld van onderzoek.

Zone met een middelhoge archeologische verwachting

In deze zones bestaat een middelgrote kans op het aantreffen van archeologische waarden. De zones met een middelhoge archeologische verwachting worden planologisch beschermd door opname in het bestemmingsplan voor het gebied waarin zij gelegen zijn. Bodemverstorende activiteiten of grootschalige dan wel langdurige grondwaterpeilverlagingen worden niet toegestaan, tenzij met behulp van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling. Plangebieden met een verstoringsdiepte van maximaal 40 cm beneden maaiveld of met een oppervlak van maximaal 2500 m2 zijn vrijgesteld van onderzoek.

Zone met een lage archeologische verwachting

Op terreinen waar archeologische waarnemingen ontbreken geldt doorgaans een lage archeologische verwachting. Het betreft meestal terreinen die vanuit landschappelijk oogpunt ongunstige vestigingscondities boden of die te nat of onvruchtbaar waren voor landbouw. Ook kan het zones betreffen die oorspronkelijk een hoge of middelhoge archeologische verwachting hadden, maar die nu vanwege bijvoorbeeld bodemverstoringen door ontgronding of ruilverkaveling een lage kans hebben op het aantreffen van intacte archeologische vindplaatsen. Vanwege de lage trefkans geldt voor zones met een lage verwachting geen onderzoeksplicht. Archeologisch onderzoek dient echter wel plaats te vinden als binnen het plangebied meerdere verwachtingszones aanwezig zijn of als het plangebied direct grenst aan een locatie waar archeologische waardevolle resten bekend zijn.

5.2 Cultuurhistorie

In hoofdstuk is reeds aangegeven dat Westerhaar-Vriezenveensewijk een jonge kern is. Er zijn geen cultuurhistorische waarden binnen het gebied aanwezig die een specifiek planologisch beschermingsregime verdienen. In de gemeentelijke welstandsnota is het grootste gedeelte van de kern aangemerkt als zijnde welstandsarm. Uitsluitend voor het "Maatschappelijk centrum" ter hoogte van het Kultuurhuus en het Haarhuus is een beeldkwaliteitsplan van kracht om de nieuwe ontwikkelingen in te passen. Hetzelfde geldt voor de uitbreiding op het bedrijventerrein Garstelanden Oost en de woonwijk "Kruidenwijk fase 3". Ook hier is een beeldkwaliteitsplan van kracht. Alle beeldwaliteitsplannen zijn opgenomen in de welstandsnota en vormen hiermee het toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 6 Water

6.1 Algemeen

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen te worden opgenomen hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Hierbij dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

Dit bestemmingsplan omvat de dorpskern Westerhaar-Vriezenveensewijk. De belangrijkste waterlopen binnen deze dorpskern zijn het Veenkanaal en het Nieuwe Stroomkanaal. Verder ligt op het bungalowpark De Vlegge de Plas van Francke. Dit is een vrij liggende vijver, die geen onderdeel uitmaakt van het watersysteem. Deze vijver heeft een recreatieve functie.

Deze vijver ligt deels in de gemeente Twenterand en deels in de gemeente Hardenberg.

6.2 Europees- En Rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle typen Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch te verbeteren. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste kwaliteit is 2015. Eventueel kan uitstel worden verleend tot 2017. Per deelstroomgebied worden uitvoeringsplannen opgesteld. De waterlichamen binnen de gemeente Twenterand hebben een lage prioriteit. Uitvoering is thans nog niet aan de orde.

Momenteel heroverweegt het waterschap de uitvoeringsplannen. De gemeente wordt gevraagd de uitvoering bestemmingsplan technisch mogelijk te maken. De waterlopen het Veenkanaal en het Nieuwe Stroomkanaal zijn aangewezen als waterlichaam.

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Op hoofdlijnen is het Rijksbeleid aangegeven voor de periode 2009-2015 om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het waterplan richt zich op de bescherming tegen overstromingen en voldoende en schoon water voor de diverse vormen van gebruik. Hoofddoelstelling is een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer.

6.3 Provinciaal Beleid

In de Omgevingsvisie wordt veel aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn uitvoering KRW, veiligheid, grondwaterbescherming, bestrijding wateroverlast, waterkwaliteit en waterkwantiteit van grond- en oppervlaktewater en waterbeleving. Voor het meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de Omgevingsvisie van de provincie.

6.4 Beleid Waterschap Vechtstromen

Het plangebied voor dit bestemmingsplan is geheel gelegen in het beheergebied van waterschap Vechtstromen. Het waterschap heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode van 2010-2015. Daarin is aangegeven wat het beleid van het waterschap is op het gebied van waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterketen en waterveiligheid. Momenteel is een nieuw waterbeheerplan in voorbereiding bij het waterschap. Het waterbeleid is met name gericht op duurzaamheid, geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, zoeken naar ruimte voor water en water als ordenend principe.

6.5 Beleid Gemeente

De gemeente heeft een drietal taken op het gebied van riolering en water:

  1. 1. Inzamelen en afvoeren afvalwater;
  2. 2. Zorg voor overtollig regenwater;
  3. 3. Zorg voor overtollig grondwater.

Het beleid van de gemeente ligt vast in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2014-2018 (GRP), dat in het najaar van 2014 door de raad is vastgesteld. Nu is ook het inspelen op de klimaatverandering in het GRP meegenomen. Maatregelen worden veelal gecombineerd uitgevoerd, waarbij b.v. ook afkoppelen van verhard oppervlak wordt meegenomen.

6.6 Riolering

Binnen de dorpskern Westerhaar zijn de volgende typen riolering aanwezig: gemengd stelsel, gescheiden stelsel en verbeterd gescheiden stelsel.

In nieuwe situaties wordt regenwater afgekoppeld van de riolering (niet-aangekoppeld). Bij reconstructies wordt bezien of afkoppelen rendabel is (er wordt een afweging gemaakt of dat doelmatig is: het effect wordt afgezet tegen de kosten). Daar waar afgekoppeld wordt, dient vertraagd te worden afgevoerd (naar het landelijk gebied). De afvoer uit b.v. een woongebied mag b.v. niet meer zijn als ware het landelijk gebied. In de Kruidenwijk wordt het regenwater (deels) afgevoerd naar en opgeslagen in zgn. 'kratten'. Binnen de kern zijn enkele bergbezinkvoorzieningen aanwezig. Het bergbezinkbassin onder het Kulturhus is daarvan veruit de grootste.

6.7 Grondwateroverlast

De gemeente heeft geen grondwatermeetnet met peilbuizen die twee wekelijks worden bemonsterd. Als er zich problemen voor doen, bestaat de mogelijkheid peilbuizen te slaan en gedurende een bepaalde periode te bemonsteren. Wat betreft grondwater zijn er geen problemen bekend. De gemeente heeft geen grondwatermeetnet en er zijn geen problemen bekend.

6.8 Waterkwaliteit

Zowel vanuit de gemeente als vanuit het waterschap zijn geen knelpunten bekend voor wat betreft de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Hoofdstuk 7 Juridische Vormgeving

7.1 Opzet Van De Regels

Het plan wordt vormgegeven volgens dezelfde systematiek die ook in de "oude" plannen is gebruikt. Slechts op nuance vinden enkele aanpassingen en nuanceringen plaats. Daarbij wordt ook de aanpassing van de regeling voor de maximaal toegestane oppervlakte aan vrijstaande ondergeschikte gebouwen in het plan verwerkt. In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels aan de orde gesteld. Deze ziet er als volgt uit:

  • Inleidende regels
  • Bestemmingsregels
  • Algemene regels
  • Overgangs- en slotregels
  • Bijlagen bij de regels

7.2 Inleidende Regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen en de wijze van meten. Hierin wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe dient te worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. De gemeente heeft een standaard begrippenlijst waar alleen in uitzonderingsgevallen van mag worden afgeweken. Deze zijn opgesteld conform de eisen van de SVBP 2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.De terminologie van de regels is in overeenstemming gebracht met de Wabo.

Wat betreft de wijze van meten inzake de goothoogte van een bouwwerk wordt opgemerkt dat ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, dakkapellen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen buiten beschouwing worden gelaten.

7.3 Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen et cetera. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken

zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Per bestemming wordt de indeling volgens de SVBP 2008 gehanteerd1. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijking van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijking van de gebruiksregels

7.3.1 bestemmingsomschrijving

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De bestemmingsomschrijving is voornamelijk functioneel, maar bevat tevens enkele inrichtingsaspecten.

7.3.2 Bouwregels

In de bouwregels worden de voor alle bouwwerken van toepassing zijnde bouwregels opgenomen. Met betrekking tot het onderscheidt tussen ondergeschikt gebouw en hoofdgebouw is het volgende van belang.

In de regels is onderscheid gemaakt in de bouwregels voor hoofdgebouwen en ondergeschikte gebouwen. Op het begrip ondergeschikt gebouw zal nader worden ingegaan, aangezien hiermee een nieuw begrip wordt geïntroduceerd.

7.3.3 Afwijking van de bouwregels

De toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is geen automatisme. Elk verzoek zal aan de criteria worden getoetst, hetgeen niet per definitie tot verlening van de afwijking zal leiden. Verzoeken zullen dus niet vanzelfsprekend positief worden beoordeeld. In de afweging staat het voorkomen van een onevenredige aantasting van het bebouwingsbeeld, de woon- en werksituatie, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de verkeersveiligheid centraal.

Met het oog op de belangen ten aanzien van de woon- en werksituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden kunnen de voorschriften als volgt worden ingedeeld:

Woon- en werksituatie

  • het karakter van een gebied;
  • het karakter van de ontsluiting zoals dat tot uitdrukking is gebracht door het onderscheid tussen wegen die zijn begrepen in de bestemming woongebied (erffunctie) en de wegen aangegeven met de bestemming wegverkeer (stroomfunctie).

Straat- bebouwingsbeeld

  • bepalingen met betrekking tot de plaats van de voorgevel;
  • de onderlinge afstand tussen hoofdgebouwen (2x de afstand tot de zijdelingse erfscheiding);
  • de goot- en bouwhoogte (bij meer kenmerkende bebouwing soms ook de dakhelling);
  • het door maatvoering en situering ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw van ondergeschikte gebouwen;
  • de bebouwingsdichtheid (onderscheid in vrijstaand en aan te bouwen woningen en een bebouwingspercentage).

Verkeersveiligheid

  • de afstand van gebouwen tot de weg.

Sociale veiligheid

  • het plan bevat geen specifieke voorschriften met betrekking tot de sociale veiligheid, maar biedt de ruimte om bij de inrichting van onder meer groenvoorzieningen en de situering van bijvoorbeeld telefooncellen, bushalten en dergelijke dit aspect volledig bij de uitvoering te kunnen betrekken.

Gebruiksmogelijk aangrenzende gronden

  • de afstand van hoofdgebouwen tot de erfscheiding;
  • de omvang van ondergeschikte gebouwen op de erfscheiding;
  • de bebouwingsdichtheid.

Bij de beoordeling van een verzoek om afwijking dient er dus rekening mee te worden gehouden dat bovengenoemde bepalingen zijn opgenomen om de genoemde belangen te beschermen. Met het oog op de bescherming van deze belangen kunnen voorwaarden worden gesteld bij het verlenen van een afwijking.

Ten aanzien van de hieronder weergegeven binnenplanse afwijkingen wordt nog het volgende opgemerkt:

a) Artikel 19, lid 4, onder a: Afwijken van de maximale goothoogte voor ondergeschikte gebouwen.

Deze afwijking maakt het mogelijk een kap op een reeds bestaand dan wel nog op te richten niet-vrijstaande ondergeschikt gebouw te plaatsen waarbij de ruimte onder de kap ook kan worden benut als gebruiksruimte (b.v. slaapkamer, hobbykamer). De maximale bouwhoogte is maximaal 7,5 m én dient minimaal 1,5 m lager te zijn dan de hoofdbouw. Een overschrijding van deze grens is vanuit planologisch en stedenbouwkundig oogpunt ongewenst. Door middel van deze afwijking kan tegemoet worden gekomen aan de woonwensen die bij veel burgers leven. Er is bewust gekozen voor een binnenplanse afwijking omdat er hierdoor een fine-tuning kan plaatsvinden van de belangen die bij een bouwplan in het geding zijn. Het kan namelijk zo zijn dat een bepaald bouwplan zodanig van aard is dat de stedenbouwkundige en (micro)planologische waarden op een onaanvaardbare wijze worden aangetast. Verder is van belang dat dergelijke bouwplannen veelal op dan wel dicht bij de perceelsgrens worden opgericht. Hierdoor bestaat de kans dat het woon- en leefklimaat van de buren op een onevenredige wijze worden geschaad (denk bijvoorbeeld aan de bezonningssituatie, het uitzicht en de privacy). Indien hiervan sprake is, wordt geen medewerking verleend aan het bouwplan waarvoor een afwijking benodigd is.

b) Artikel 19, lid 4, onder c: Afwijking voorerkers en ondergeschikte gebouwen bij hoekpercelen.

Deze afwijking bestaat uit twee delen. Bij hoekpercelen (sub 1) zijn er vaak meerdere naar de weg gekeerde gevels waardoor eigenaren onevenredig beperkt worden in hun mogelijkheden voor de bouw van ondergeschikte gebouwen. Per geval zal een belangenafweging worden gemaakt die wordt getoetst aan de onder 7.3.3 Afwijking van de bouwregels genoemde voorwaarden.

Het tweede deel van de afwijking (sub 2) is voornamelijk bedoeld voor erkers, die gelet op het bestemmingsplan vallen onder het begrip "ondergeschikt gebouw". Een belangrijke factor in de belangenafweging is het gegeven of het bouwwerk past binnen het bebouwingsbeeld.

c) Artikel 19, lid 4, onder d: Afwijken van de bepaling dat de oppervlakte aan niet vrijstaande ondergeschikte gebouwen niet groter mag zijn dan de oppervlakte van het hoofdgebouw.

Aan deze afwijking wordt slechts bij hoge uitzondering medewerking verleend. De vergroting dient noodzakelijk te zijn. Een voorbeeld om toch toepassing te geven aan deze afwijking betreft het feit dat de vergroting om medische redenen noodzakelijk is. De medische noodzaak dient te worden aangetoond door een onafhankelijk deskundigenadvies.

7.3.4 afwijking van de gebruiksregels

Hier wordt aangegeven of en in hoeverre afgeweken kan worden van de gebruiksregels. De voorwaarden waaronder toepassing van de afwijkingsregel wordt overwogen, dienen objectief te zijn begrensd.

De toepassing van de afwijkingsbevoegdheid is geen automatisme. Elk verzoek zal aan de criteria worden getoetst, hetgeen niet per definitie tot verlening van de afwijking zal leiden. Verzoeken zullen dus niet vanzelfsprekend positief worden beoordeeld.

Ten aanzien van de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheid met betrekking tot aan huis verbonden activiteiten wordt opgemerkt dat deze afwijkingsbevoegdheid een imperatieve redactie heeft om te benadrukken dat het gerechtigd is om binnen woondoeleinden in ruime zin ook andere aan huis verbonden activiteiten dan beroepsmatige te ondernemen, indien deze althans op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen. Met de aanduiding aan huis verbonden activiteiten wordt benadrukt dat een afwijking betrekking heeft op de aard van de activiteiten. Teneinde te verzekeren dat een activiteit, die zou kunnen uitgroeien tot een gebruiksvorm die op gespannen voet staat met de woonfunctie, ter plaatse toch binnen de perken blijft, kunnen aan een afwijking voorschriften worden verbonden. Dergelijke voorschriften kunnen betrekking hebben op: de persoon van de gerechtigde, een periode waaraan de afwijking wordt verbonden, de aard van het gebruik, de maximum vloeroppervlakte, openingstijden, parkeergelegenheid, maximum aantallen bezoekers et cetera. Het belangrijkste criterium in de afwijkingsbevoegdheid is gelegen in de woorden: uit oogpunt van de relatie tot de omgeving. De volgende zes punten zijn van belang:

  1. 1. De activiteit dient ondergeschikt te zijn ten aanzien van de woonfunctie. De aan huis verbonden activiteit mag de bewoningsfunctie niet verdringen. Kleinschaligheid is een belangrijk kenmerk.
  2. 2. De aan huis verbonden activiteit mag geen afbreuk doen aan het karakter van de woning. Daarbij moet onder meer worden gedacht aan reclameuitingen.
  3. 3. Aan de activiteit mag geen publieksaantrekkende werking van betekenis zijn verbonden.
  4. 4. De activiteit mag geen onevenredige toename van de parkeerdruk betekenen of een verstoring van de parkeerbalans bewerkstelligen.
  5. 5. Activiteiten die hinder met zich meebrengen of nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet toegestaan.
  6. 6. De activiteiten mogen niet vergezeld gaan van enige detailhandel van betekenis.

De belangenafweging om wel of geen afwijking te verlenen, kan sterk verschillen. Dit is afhankelijk van het desbetreffende woningtype en de daarbij betrokken woonomgeving. Voor een woonomgeving is het natuurlijk van belang of het gaat om een rustige woonwijk, een drukke woonwijk of gemengd gebied. Deze verschillende omgevingen zijn in verschillende mate gevoelig voor andere activiteiten in verband met woondoeleinden dan bewoning en aan huis verbonden beroepen.

7.3.5 Specifieke gebruiksregels

Algemene gebruiksbepalingen behoeven niet langer in bestemmingsplannen te worden opgenomen, omdat dit in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geregeld.

In dit onderdeel wordt aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig worden geacht met de bestemming. Niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen zullen worden genoemd, maar met name die waarvan het juist niet meteen duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Te denken valt aan het verbod op het gebruik van vrijstaande ondergeschikte gebouwen als woning.

7.4 Dubbelbestemmingen

Een dubbelbestemming is een extra bestemming of aanduiding die meerdere andere bestemmingen overlapt. Vaak betreft het hier een bijzondere functie die een beperking op de gebruiksmogelijkheden van de gronden legt, bijvoorbeeld hogedrukleidingen of hoogspanningsmasten.

De opbouw van dubbelbestemmingsregels is in principe dezelfde als die van een reguliere bestemmingsregel zoals hiervoor aangegeven.

7.5 Algemene Regels

Algemene regels bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. De volgende regels vallen veelal onder de algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel
  • Algemene gebruiksregels
  • Algemene aanduidingsregels
  • Algemene afwijkingsregels
  • Algemene wijzigingsregels
  • regels voor parkeren en laden/lossen

Dit is een standaardartikel dat in het Bro wordt voorgeschreven en voorheen ook in de Bouwverordening was opgenomen. Het ziet erop toe dat gronden niet worden uitgewisseld waardoor oneigenlijk grotere bouwmogelijkheden kunnen ontstaan.

7.5.1 Anti dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

7.5.2 Algemene gebruiksregels

In artikel 23 zijn de algemene gebruiksregels opgenomen. Hier worden algemene bepalingen voor strijdig gebruik opgenomen die gelden voor alle bestemmingen in het plangebied.

7.5.3 Algemene aanduidingsregels

In artikel 9 is een algemene aanduiding "Veiligheidszone LPG" opgenomen. Voor de in deze gebiedsaanduiding gelegen gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen niet toegestaan.

7.5.4 Algemene afwijkingsregels

Dit is een algemene regel waarmee kan worden afgeweken van de regels uit de bestemmingsregels.

7.5.5 Algemene wijzigingsregels

In artikel 26 zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen mogelijk te maken.

7.5.6 Parkeren en laden/lossen

7.6 Plansystematiek

7.6.1 Overgangsrecht

Hierin is het standaardovergangsrecht geformuleerd zoals dat in het nieuwe Bro is opgenomen waarvan alleen in uitzondering kan worden afgeweken.

7.6.2 Slotregel

Hierin is de naamgeving van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

In dit plan zijn geen ingrijpende ruimtelijke wijzigingen voorzien. Aan uitvoering van dit plan zijn derhalve voor de gemeente geen kosten verbonden. Een grondexploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

Voor wat betreft de bouw van een woning op de locatie Hoofdweg 108 wordt opgemerkt dat met initiatiefnemer een overeenkomst wordt gesloten.

Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg

9.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.2 Provincie Overijssel

Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. De provincie Overijssel heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een dergelijke lijst opgesteld. In deze lijst is onder lid A sub 10 het volgende opgenomen:

Actualiseringsplannen waarbij het bestaande gebruik/de bestaande situatie in bestaand bebouwd gebied wordt vastgelegd (conserverende bestemmingsplannen of beheersverordening). Als deze plannen tevens nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken, is vooroverleg niet nodig indien deze passen binnen bovenvermelde categorieën.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een actualiserend en conserverend bestemmingsplan. De huidige (planologische) situatie wordt zoveel mogelijk opnieuw vastgelegd. Wijzigingen die tussentijds hebben plaatsgevonden zijn wel meegenomen in dit bestemmingsplan. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid en past binnen de lijst van ruimtelijke plannen waarvoor geen vooroverleg is vereist. Het voorontwerp van het bestemmingsplan is voorgelegd aan de provincie Overijssel. Deze heeft aangegeven dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.

9.3 Waterschap Vechtstromen

Het plan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het waterschap Vechtstromen. Het waterschap heeft formeel niet geregeerd in de vorm van een vooroverlegreactie. Wel is de watertoetsprocedure doorlopen, de 'uitgangspuntennotitie' van het waterschap is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

9.4 Inspraakreacties

Tegen het voorontwerpbestemmingsplan zijn 13 inspraakreacties ingekomen. Deze zijn opgenomen in de nota "Inspraak voorontwerp bestemmingsplan Westerhaar 2015".

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Hoofdweg 104, 106, 108 Ruimtelijke Onderbouwing

Bijlage 2 Hoofdweg 76, 78 En 80 Ruimtelijke Onderbouwing

Bijlage 3 Hoofdweg 76, 78 En 80 Watertoetsresultaat

Bijlage 4 Hoofdweg 76, 78 En 80 Nader Bodemonderzoek 1

Bijlage 5 Hoofdweg 76, 78 En 80 Nader Bodemonderzoek 2

Bijlage 6 Hoofdweg 76, 78 En 80 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 7 Hoofdweg N535 Ruimtelijke Onderbouwing

Bijlage 8 Hoofdweg N535 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 9 Hoofdweg N535 Watertoetsresultaat

Bijlage 10 Hoofdweg N535 Akoestisch Onderzoek