KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Garage
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Detailhandel
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Kantoor
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Maatschappelijk - Zorginstelling
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Parkeerterrein
Artikel 14 Verkeer - Railverkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - 1 - Uit Te Werken
Artikel 18 Wonen - 2 - Uit Te Werken
Artikel 19 Woongebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Algemeen
2.2 Europees Beleid
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Beleid Waterschap
2.7 Conclusie Beleid
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Algemeen
3.2 Huidige Situatie
3.3 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3 Ecologie
4.4 Geluid
4.5 Bodem
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Bedrijven En Milieuzonering
4.10 Verkeer & Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemeen
5.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 6 Economische Haalbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Visiekaart
Bijlage 3 Centrumvisie Vroomshoop
Bijlage 4 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie
Bijlage 5 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 6 Akoestisch En Luchtkwaliteitonderzoek
Bijlage 7 Bodemonderzoek
Bijlage 8 Verkennend Asbestonderzoek
Bijlage 9 Watertoets
Bijlage 10 Lijst Met Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 11 Brief Inspraakractie
Bijlage 12 Verkeersaspecten Bestemmingsplan Centrum Vroomshoop

bestemmingsplan Centrum Vroomshoop

Bestemmingsplan - Twenterand

Vastgesteld op 02-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Centrum Vroomshoop, van de gemeente Twenterand;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1 met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 appartementen:

boven, dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde halfvrijstaande woningen, dan wel woningen in gesloten bebouwing), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, is gewaarborgd;

1.7 bar-dancings, nachtclubs en discotheken:

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.11 bestaand bebouwingspercentage:

het percentage van het bouwperceel dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan is bebouwd, wordt bebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden bebouwd;

1.12 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

1.13 bestaand gebruik:

het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 dienstverlening:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het ter plaatse verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden vanachter een balie, op kantoor of in praktijkruimten, waaronder mede zijn begrepen kapsalons, schoonheidsinstituten, fotostudio's, reparatiebedrijven voor particulieren (exclusief volumineuze goederen), videotheken, fitnessruimten en sportgelegenheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.26 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijke opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.27 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.30 gezamenlijk verleende zorg:

het verlenen van zorg waarbij zorgverleners in de organisatie onderling werkafspraken maken over behandelruimtes, het bieden van zorg en dergelijke;

1.31 groenvoorzieningen:

onbebouwd gebied, bestaande uit grasvelden, (opgaande) beplantingen, waterpartijen, speelweiden, voetpaden, alsmede hondenuitlaatplekken en jongerenontmoetingsplekken;

1.32 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.33 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.35 HUP:

een hondenuitlaatplaats;

1.36 indelingslijn:

een als zodanig op de verbeelding aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of een bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.37 kunstwerk:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet zijnde een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.38 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.39 nevenschikking:

een situatie waarbij tenminste twee zorgverleners samenwerken op een gelijkwaardig hiërarchisch niveau;

1.40 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen;

1.41 opslag:

handelingen waarbij een stof of product voor een korte of langere tijd in een zekere ruimte min of meer statisch wordt gehouden;

1.42 overslag:

handelingen zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen en dergelijke voorzover niet op pneumatische of mechanische wijze, bijvoorbeeld kranen, transportbanden, leidingen;

1.43 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus 0,25 m;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.44 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces, alsmede detailhandel in goederen welke in rechtstreekse relatie staan tot het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.46 reclame:

iedere openbare aanprijzing van goederen, diensten, of denkbeelden (tezamen: producten). Onder reclame wordt mede verstaan het vragen van diensten;

1.47 risicocontour:

een zone of contour op de verbeelding, zoals een lpg-zone, die de grens van een risicogebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen of andere veiligheidswetgeving aanduidt;

1.48 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.49 rooilijn:

de vanwege Burgemeester en Wethouders, zo nodig in het terrein, aangewezen lijn, welke op een zoveel mogelijk gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg is gelegen en die:

  • bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de wegzijde gekeerde gevels van deze bebouwing;
  • bij het ontbreken van bestaande bebouwing is gelegen op een afstand van ten minste 10 m uit de as van de weg.

Indien op de verbeelding een rooilijn is aangegeven, geldt deze lijn als rooilijn;

1.50 seksshop:

detailhandel in overwegend erotische artikelen waaronder mede begrepen een videotheek waar overwegend erotische films worden verhuurd;

1.51 standplaats voor ambulante handel:

een standplaats die gedurende langere tijd met regelmaat wordt bezet op een vaste plek;

1.52 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.53 volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

1.54 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een ondergeschikt gebouw, dat qua constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts is verbonden door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming;

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor het niet recreatief huisvesten van één afzonderlijk huishouden;

1.56 zorginstelling:

een organisatie vallend onder de Kwaliteitswet zorginstellingen, waarbij sprake is van gezamenlijk verleende zorg en nevenschikking, niet zijnde een samenwerkingsverband of een beheersorganisatie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.7 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

Bij de toepassing van de regel ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Garage

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. autowaserette;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', voor een verkooppunt motorbrandstoffen, lpg daaronder niet begrepen;
  3. c. detailhandel in weggebonden artikelen tot een oppervlakte van niet meer dan 80 m²;
  4. d. verkeer en verblijf;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 3.1 gegeven bestemmingsomschrijving.

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden ten behoeve van de op- en overslag van goederen binnen 3 m van de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens van de bedrijfsgebouwen;
  2. b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de op- en overslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouwen;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van energievoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', voor een mast ten behoeve van het landelijke alarmeringssysteem.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van de gronden ten behoeve van de op- en overslag van goederen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horeca, met uitzondering van bar-dancings, nachtclubs en discotheken;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. kantoren;
  5. e. maatschappelijke dienstverlening;
  6. f. verkeer en verblijf in de vorm van ontsluitings- en parkeervoorzieningen en verblijfsgebied, met dien verstande dat deze gronden ook kunnen worden gebruikt als standplaats voor ambulante handel;
  7. g. woningen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  8. h. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  9. i. kunstwerken;
  10. j. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  11. k. MUPI's, lichtreclamemasten en reclamedisplays;
  12. l. het behoud van karakteristieke bebouwing en omliggende erven, die worden gekenmerkt door onbebouwde tuinen en erven;
  13. m. bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de in de regels opgenomen Staat van bedrijven.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd en de gebouwen zich niet mogen oriënteren op de achterliggende onbebouwde ruimte;
  2. 2. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden; deze dienen aan te sluiten bij het bestaande gebouw;
  3. 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  4. 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m;
  5. 5. de situering van de parkeerplaatsen in die zin dat de parkeerplaatsen binnen het bouwvlak een aaneengesloten geheel dienen te vormen met de parkeerplaatsen buiten het bouwvlak en de gezamenlijke oppervlakte van de parkeerplaatsen binnen het bouwvlak ten hoogste 25% mag bedragen van de gezamenlijke oppervlakte van de parkeerplaatsen buiten het bouwvlak.

Artikel 6 Detailhandel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook wonen in de vorm van appartementen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen is toegestaan;
  2. b. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats van gebouwen, in die zin dat deze gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte van gebouwen in die zin dat het verschil met de goothoogte niet minder dan 2 m mag bedragen;
  3. 3. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  4. d. fiets- en voetpaden;
  5. e. dagrecreatief medegebruik, met daarbij inbegrepen dagrecreatieve voorzieningen, uitsluitend in de vorm van picknickvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. MUPI's, lichtmastreclame en reclamedisplays;
  8. h. hondenuitlaatplaatsen (HUP's);
  9. i. kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca, met uitzondering van bar-dancings, nachtclubs en discotheken, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' ook wonen in de vorm van appartementen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen is toegestaan;
  2. b. bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Kantoor

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. kunstwerken;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats van gebouwen, in die zin dat deze gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte van gebouwen in die zin dat het verschil met de goothoogte niet minder dan 2 m mag bedragen;
  3. 3. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religieuze, medische, sociale, culturele instellingen en onderwijsinstellingen;
  2. b. overheidsinstellingen;
  3. c. sporthal;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor appartementen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', voor een clubgebouw ten dienste van de postduivenvereniging;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', voor horeca met uitzondering van bar-dancings, nachtclubs en discotheken, met een oppervlak van niet meer dan 500 m2 op de begane grond danwel souterrain;
  7. g. sport- en speelvoorzieningen;
  8. h. verkeer en verblijf, met dien verstande dat deze gronden tevens kunnen worden gebruikt als standplaats voor ambulante handel;
  9. i. groenvoorzieningen;
  10. j. openbare nutsvoorzieningen;
  11. k. kunstwerken;
  12. l. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Onder verkeer en verblijf zijn naast wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen tevens groenvoorzieningen, water, beplantingen, hondenuitlaatplekken, MUPI's en speelvoorzieningen begrepen.

Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, inclusief de parkeergelegenheid in garages, dient te worden gerealiseerd.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats van gebouwen, in die zin dat deze gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte van gebouwen in die zin dat het verschil met de goothoogte niet minder dan 2 m mag bedragen;
  3. 3. de plaats van gebouwen tot 50 m² voorzover deze buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  4. 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.

Artikel 11 Maatschappelijk - Zorginstelling

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een zorginstelling, met zorgwoningen en de daarbijbehorende voorzieningen;
  2. b. al dan niet zelfstandige huisvesting en/of verzorging en verpleging, al dan niet gecombineerd met een dienstencentrum;
  3. c. een gezondheidscentrum;
  4. d. verkeer en verblijf, met dien verstande dat deze gronden tevens kunnen worden gebruikt als standplaats voor ambulante handel;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Onder verkeer en verblijf zijn naast wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen tevens groenvoorzieningen, water, beplantingen, hondenuitlaatplekken, MUPI's en speelvoorzieningen begrepen.

Er moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats van gebouwen, in die zin dat deze gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. 2. de bouwhoogte van gebouwen in die zin dat het verschil met de goothoogte niet minder dan 2 m mag bedragen;
  3. 3. de plaats van gebouwen tot 50 m² voorzover deze buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  4. 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeer- en groenvoorzieningen
  4. d. kunstwerken;
  5. e. MUPI's, lichtmastreclame en reclamedisplays;
  6. f. vlaggenmasten;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  8. h. openbare nutsvoorzieningen;
  9. i. standplaats voor ambulante handel.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Verkeer - Parkeerterrein

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. parkeren van (motor)voertuigen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. MUPI's, lichtmastreclame en reclamedisplays;
  5. e. vlaggenmasten;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. openbare nutsvoorzieningen;
  8. h. standplaats voor ambulante handel;
  9. i. kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.

13.2 Bouwregels

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. spoorwegovergangen, bruggen en overige voorzieningen voor het wegverkeer;
  3. c. voorzieningen voor passagiers- en vrachtafhandeling;
  4. d. bermen en bermsloten;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Het aantal spoorbanen en spoorwegovergangen mag niet worden vergroot.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een inrichting hoofdzakelijk gericht op verblijf ;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. pleinen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. MUPI's, lichtmastreclame en reclamedisplays;
  7. g. vlaggenmasten;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen;
  10. j. standplaats voor ambulante handel;
  11. k. evenementen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd bijbehorende bouwwerken begrepen;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats van gebouwen in die zin dat:
    1. a. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd;
    2. b. bijbehorende bouwwerken 1 m achter de rooilijn moeten worden gebouwd;
  2. 2. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden, in die zin dat deze dienen aan te sluiten bij de goot- en bouwhoogte en dakvorm van het bestaande gebouw;
  3. 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  4. 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden van de regel in:

  1. a. 16.2.1 onder c;
  2. b. 16.2.2 onder c:
    1. 1. ingeval van hoekpercelen;
    2. 2. ingeval van overige percelen onder de voorwaarden dat het bijbehorend bouwwerk in architectonisch opzicht deel uitmaakt van het bijbehorende hoofdgebouw;
  3. c. 16.2.2 onder g:
    onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorend bouwwerk niet meer bedraagt dan 50 m²;
    2. 2. de vergroting noodzakelijk is;
  4. d. 16.2.2, onder d, e en h:
    ingeval de oppervlakte van de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken groter is dan 50 m², teneinde zo kan worden toegestaan dat de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden vervangen door maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 50 m², vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 50 m²;
    2. 2. de goothoogte en bouwhoogte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten hoogste respectievelijk 3 m en 5 m mogen bedragen;
    3. 3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de eventueel ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    4. 4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.

16.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 16.1 gegeven bestemmingsomschrijving.
  2. b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval begrepen:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
    2. 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
    3. 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regel in 16.5voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt van 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

Artikel 17 Wonen - 1 - Uit Te Werken

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1 - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, in de vorm van appartementen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd bijbehorende bouwwerken begrepen;
  2. b. erven;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. verkeer;
  8. h. water;
  9. i. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

17.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders werken de in17.1omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de uitwerking zal na vaststelling van het plan in procedure worden gebracht op basis van een op te stellen beeldkwaliteitsplan;
  2. b. een woongebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. c. het aantal appartementen mag niet meer dan 15 bedragen;
  4. d. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat gemiddeld per appartement dient te worden voorzien in tenminste 1,3 parkeerplaats(en) inclusief de parkeergelegenheid in garages en/of op eigen erf;
  5. e. bebouwing van geluidgevoelige functies dient in geval van een zonering zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen dan wel een verkregen hogere grenswaarde;
  6. f. burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beeldkwaliteit en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen, kapsoort en nokrichting van de bebouwing.

17.3 Bouwregels

Zolang en voorzover de in 17.2bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd.

17.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 17.1 gegeven bestemmingsomschrijving.
  2. b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval begrepen:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
    2. 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
    3. 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regel in 17.4 voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

Artikel 18 Wonen - 2 - Uit Te Werken

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2 - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw en de aangebouwd bijbehorende bouwwerken begrepen;
  2. b. tuinen;
  3. c. erven;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. verkeer;
  9. i. water;
  10. j. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

18.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in18.1omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de uitwerking zal na vaststelling van het plan in procedure worden gebracht op basis van een op te stellen beeldkwaliteitsplan;
  2. b. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 50 bedragen;
  3. c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  4. d. het aantal te bouwen woningen mag niet meer dan 44 bedragen;
  5. e. een woonhuis mag vrijstaand, twee-aaneen of in rijen worden gebouwd;
  6. f. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat gemiddeld per woning dient te worden voorzien in tenminste 1,5 parkeerplaats(en) inclusief de parkeergelegenheid in garages en/of op eigen erf;
  7. g. bebouwing van geluidgevoelige functies dient in geval van een zonering zodanig te worden geprojecteerd dat de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen dan wel een verkregen hogere grenswaarde;
  8. h. burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beeldkwaliteit en een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats, afmetingen, kapsoort en nokrichting van de bebouwing.

18.3 Bouwregels

Zolang en voorzover de in 18.2bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, mogen de gronden niet worden bebouwd.

18.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 18.1gegeven bestemmingsomschrijving.
  2. b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval begrepen:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
    2. 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
    3. 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de gebruiksregels van deze bestemming voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt van 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

Artikel 19 Woongebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen waaronder aan huis verbonden beroepen tot 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw begrepen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', voor detailhandel;
  3. c. verkeer en verblijf, met dien verstande dat deze gronden tevens kunnen worden gebruikt als standplaats voor ambulante handel;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. f. kunstwerken.

Onder verkeer en verblijf zijn, naast wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en bermen tevens groenvoorzieningen, water, beplantingen, hondenuitlaatplekken, MUPI's en speelvoorzieningen begrepen.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  1. 1. de plaats van gebouwen in die zin dat:
    1. a. de hoofdgebouwen in de rooilijn moeten worden gebouwd;
    2. b. bijbehorende bouwwerken 1 m achter de rooilijn moeten worden gebouwd;
  2. 2. de goot- en bouwhoogte en dakvorm bij verbouw van panden; deze dienen aan te sluiten bij het bestaande gebouw;
  3. 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw in die zin dat het verschil met de goothoogte ten minste 2 m dient te bedragen;
  4. 4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 m.

19.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden,

kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regel in:

  1. a. 19.2.1, onder c;
  2. b. 19.2.2, onder b:
    voor niet-vrijstaande bijbehorende bouwwerk tot en met een maximum bouwhoogte van 7,50 m;
  3. c. 19.2.2, onder c:
    1. 1. ingeval van hoekpercelen;
    2. 2. ingeval van overige percelen onder de voorwaarden dat het bijbehorend bouwwerk in architectonisch opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw;
  4. d. 19.2.2, onder d;
    onder de voorwaarden dat:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50 m²;
    2. 2. de vergroting noodzakelijk is;
  5. e. 19.2.2, onder d, e en i:
    ingeval de oppervlakte van de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken groter is dan 50 m², teneinde zo kan worden toegestaan dat de bestaande, vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden vervangen door maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken na deze vervangende nieuwbouw c.q. verbouw is teruggebracht tot maximaal 50 m² vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven de 50 m²;
    2. 2. de hoogte en de goothoogte van de vrijstaande, bijbehorende bouwwerken respectievelijk maximaal 5 m en 3 m bedragen;
    3. 3. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de eventueel ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden en/of landschaps- en/of natuurwaarden;
    4. 4. door de vervangende nieuwbouw c.q. verbouw ruimtelijk een betere situatie ontstaat.

19.5 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in 19.1 gegeven bestemmingsomschrijving.
  2. b. Onder strijdig gebruik als bedoeld onder a wordt in ieder geval begrepen:
    1. 1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
    2. 2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksshops;
    3. 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

kan bij een omgevingsvergunning worden van de regel in 19.5voor aan huis verbonden activiteiten die uit het oogpunt van hun relatie tot de omgeving op één lijn zijn te stellen met aan huis verbonden beroepen, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van de woning en aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woning;
  2. b. het gebruik van (een deel van) een bedrijfsgebouw als woning;
  3. c. het gebruik van gronden ten behoeve van op- en overslag van goederen binnen 3 m van de niet naar de weg gekeerde perceelsgrens van bedrijfsgebouwen;
  4. d. het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag van goederen voor de naar de weg gekeerde gevel van bedrijfsgebouwen;
  5. e. het gebruik van bouwwerken en gronden als stort en overslag van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor enige vorm van beroep, handel en/of bedrijf, met uitzondering van aan huis verbonden beroepen.
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie met een kleinschalig karakter.
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van prostitutie en seksshops.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

23.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de regel ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en kan worden toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftschachten en lichtkappen met maximaal 10% van de oppervlakte van het betreffende gebouw wordt vergroot, mits:
    1. 1. deze vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt;
    2. 2. de vergroting niet leidt tot een bouwhoogte welke meer dan één maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  2. b. de regel ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het verhogen van de bouwhoogte voor installaties en dergelijke voor ten hoogste 20% van de oppervlakte van de gebouwen tot maximaal 15 m om te kunnen voldoen aan de milieuvoorwaarden;
  3. c. het afwijken van bebouwingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 5 m ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven onder voorwaarde dat deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein, dan wel uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst zijn;
  4. d. de regel in het plan en kan worden toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. e. de regel in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 10 m mag bedragen en voor een centrale antenne tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 m;
  6. f. de regel in het plan en kan worden toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 100 m³ bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m bedraagt;
  7. g. het verleggen van een oppad tot maximaal 15 m vanuit het op de verbeelding aangegeven oppad;
  8. h. de regel in het plan voor het bouwen van kunstwerken, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

23.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De onder 23.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. d. de verschijningsvorm van de gebouwen.

Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels

24.1 Wijzigingsbevoegdheid algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  1. a. de plaats en richting van bebouwingsgrenzen en bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 10 m kunnen worden gewijzigd ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven, onder de voorwaarde dat deze afwijkingen uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond zijn gewenst;
  2. b. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.

24.2 Wijzigingsbevoegdheid specifiek

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen: 'Centrum', 'Detailhandel', 'Horeca', 'Kantoor' en 'Maatschappelijk' kunnen worden gewijzigd in 'Wonen', met dien verstande dat:

  1. a. het woningcontingent toereikend moet zijn;
  2. b. er niet meer dan één woning per locatie wordt toegestaan.

24.3 Voorwaarden voor wijziging

De onder 24.1 en 24.2bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  1. a. de woon- en werksituatie;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

25.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Centrum Vroomshoop.

oktober 2012.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

SBI-
CODE
OMSCHRIJVING AFSTANDEN IN METERS
- nummer geur stof geluid gevaar grootste afstand categorie
01 - LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
014 0 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
014 1 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 50 3.1
014 3 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 30 10 50 10 50 3.1
02 - BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020 Bosbouwbedrijven 10 10 50 0 50 3.1
15 - VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 0 Slachterijen en overige vleesverwerking:
151 1 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 50 100 3.2
151 4 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 50 100 3.2
151 7 - loonslachterijen 50 0 50 10 50 3.1
151 8 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 50 3.1
152 0 Visverwerkingsbedrijven:
152 2 - conserveren 200 0 100 30 200 4.1
152 5 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 100 3.2
152 6 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 50 3.1
1532, 1533 0 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533 1 - jam 50 10 100 10 100 3.2
1532, 1533 2 - groente algemeen 50 10 100 10 100 3.2
1532, 1533 3 - met koolsoorten 100 10 100 10 100 3.2
1541 0 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 30 100 30 200 4.1
1542 0 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542 1 - p.c. < 250.000 t/j 200 10 100 100 200 4.1
1543 0 Margarinefabrieken:
1543 1 - p.c. < 250.000 t/j 100 10 200 30 200 4.1
1551 0 Zuivelprodukten fabrieken:
1551 3 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 50 100 3.2
1552 1 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 50 100 3.2
1552 2 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 30 2
1561 0 Meelfabrieken:
1561 2 - p.c. < 500 t/u 100 50 200 50 200 4.1
1561 Grutterswarenfabrieken 50 100 200 50 200 4.1
1562 0 Zetmeelfabrieken:
1562 1 - p.c. < 10 t/u 200 50 200 30 200 4.1
1571 0 Veevoerfabrieken:
1571 5 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 50 200 30 200 4.1
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 100 200 30 200 4.1
1581 0 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581 1 - v.c. < 2500 kg meel/week 30 10 30 10 30 2
1581 2 - v.c. >= 2500 kg meel/week 100 30 100 30 100 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 30 100 3.2
1584 0 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 100 3.2
1585 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 50 3.1
1586 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586 2 - theepakkerijen 100 10 30 10 100 3.2
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 30 50 10 200 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 30 50 30 200 4.1
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 50 50 50 200 4.1
1589.2 0 Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2 1 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 100 3.2
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 50 50 30 200 4.1
1592 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592 1 - p.c. < 5.000 t/j 200 30 200 30 200 4.1
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 30 2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 100 3.2
16 - VERWERKING VAN TABAK
160 Tabakverwerkende industrie 200 30 50 30 200 4.1
17 - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 100 3.2
172 0 Weven van textiel:
172 1 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 100 3.2
173 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 50 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 50 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 30 200 10 200 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 50 3.1
18 - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 50 3.1
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 30 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 50 3.1
19 - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 50 3.1
193 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 50 3.1
20 - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 0 50 100 50 100 3.2
2010.2 0 Houtconserveringsbedrijven:
2010.2 1 - met creosootolie 200 30 50 10 200 4.1
2010.2 2 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 50 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 100 3.2
203, 204, 205 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 0 30 100 0 100 3.2
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 30 2
21 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 Vervaardiging van pulp 200 100 200 50 200 4.1
2112 0 Papier- en kartonfabrieken:
2112 1 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 30 50 3.1
2112 2 - p.c. 3 - 15 t/u 100 50 200 50 200 4.1
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 30 100 3.2
2121.2 0 Golfkartonfabrieken:
2121.2 1 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 30 100 3.2
2121.2 2 - p.c. >= 3 t/u 50 30 200 30 200 4.1
22 - UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 0 10 1
2221 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 10 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 100 3.2
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 30 2
2223 A Grafische afwerking 0 0 10 0 10 1
2223 B Binderijen 30 0 30 0 30 2
2224 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 30 2
2225 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 30 2
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 10 1
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
2320.2 A Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 100 3.2
24 - VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 0 Vervaardiging van industriële gassen:
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 0 200 200 200 4.1
2414.1 B0 Methanolfabrieken:
2414.1 B1 - p.c. < 100.000 t/j 100 0 200 100 200 4.1
2442 0 Farmaceutische produktenfabrieken:
2442 1 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 50 3.1
2442 2 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 30 2
2462 0 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462 1 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 100 3.2
2464 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 100 3.2
2466 A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 50 3.1
2466 B Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 30 100 200 200 4.1
25 - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2512 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512 1 - vloeropp. < 100 m2 50 10 30 30 50 3.1
2512 2 - vloeropp. >= 100 m2 200 50 100 50 200 4.1
2513 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 100 3.2
252 0 Kunststofverwerkende bedrijven:
252 1 - zonder fenolharsen 200 50 100 100 200 4.1
26 - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 0 Glasfabrieken:
261 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 100 3.2
2615 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 50 3.1
262, 263 0 Aardewerkfabrieken:
262, 263 1 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 30 2
262, 263 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 100 3.2
264 A Baksteen en baksteenelementenfabrieken 30 200 200 30 200 4.1
264 B Dakpannenfabrieken 50 200 200 100 200 4.1
2652 0 Kalkfabrieken:
2652 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 200 4.1
2653 0 Gipsfabrieken:
2653 1 - p.c. < 100.000 t/j 30 200 200 30 200 4.1
2661.1 0 Betonwarenfabrieken:
2661.1 1 - zonder persen, triltafels en bekistingtrille 10 100 200 30 200 4.1
2661.2 0 Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2 1 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 100 3.2
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
2663, 2664 0 Betonmortelcentrales:
2663, 2664 1 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 100 100 3.2
2665, 2666 0 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666 1 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 100 3.2
267 0 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267 1 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 10 30 100 0 100 3.2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 50 3.1
2682 B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2682 B2 - overige isolatiematerialen 200 100 100 50 200 4.1
2682 C Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 100 3.2
2682 D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur 100 50 200 30 200 4.1
28 - VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
281 0 Constructiewerkplaatsen:
281 1 - gesloten gebouw 30 30 100 30 100 3.2
281 2 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
2821 0 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 30 200 30 200 4.1
284 A Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 30 200 30 200 4.1
284 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 100 3.2
2851 0 Metaaloppervlaktebehandelings-bedrijven:
2851 1 - algemeen 50 50 100 50 100 3.2
2851 10 - stralen 30 200 200 30 200 4.1
2851 11 - metaalharden 30 50 100 50 100 3.2
2851 12 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 100 3.2
2851 2 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 100 3.2
2851 3 - thermisch verzinken 100 50 100 50 100 3.2
2851 4 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 100 3.2
2851 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 100 3.2
2851 6 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 100 3.2
2851 7 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 100 3.2
2851 8 - emailleren 100 50 100 50 100 3.2
2851 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 100 3.2
2852 1 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 100 3.2
287 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287 A1 - p.o. < 2.000 m2 30 50 200 30 200 4.1
287 B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
29 - VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 0 Machine- en apparatenfabrieken:
29 1 - p.o. < 2.000 m2 30 30 100 30 100 3.2
29 2 - p.o. >= 2.000 m2 50 30 200 30 200 4.1
30 - VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 A Kantoormachines- en computerfabrieken 30 10 30 10 30 2
31 - VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken 200 30 30 50 200 4.1
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 10 30 50 200 4.1
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 10 200 100 200 4.1
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 100 3.2
315 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 30 2
32 - VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. 30 0 50 30 50 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 50 3.1
33 - VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 30 0 30 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven
341 1 - p.o. < 10.000 m2 100 10 200 30 200 4.1
3420.1 Carrosseriefabrieken 100 10 200 30 200 4.1
3420.2 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 10 200 30 200 4.1
343 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 100 3.2
35 - VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 0 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351 1 - houten schepen 30 30 50 10 50 3.1
351 2 - kunststof schepen 100 50 100 50 100 3.2
351 3 - metalen schepen < 25 m 50 100 200 30 200 4.1
352 0 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352 1 - algemeen 50 30 100 30 100 3.2
353 0 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353 1 - zonder proefdraaien motoren 50 30 200 30 200 4.1
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 100 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 100 3.2
36 - VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 1 Meubelfabrieken 50 50 100 30 100 3.2
361 2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 0 10 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 50 3.1
3661.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 50 3.1
45 - BOUWNIJVERHEID
45 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 10 30 100 10 100 3.2
45 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m2 10 30 50 10 50 3.1

5
2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 10 30 50 10 50 3.1
45 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m2 0 10 30 10 30 2
50 - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 30 2
502 Groothandel in vrachtauto's (incl. import) 10 10 100 10 100 3.2
5020.4 A Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 100 3.2
5020.4 B Autobeklederijen 0 0 10 10 10 1
5020.4 C Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 50 3.1
5020.5 Autowasserijen 10 0 30 0 30 2
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 30 2
505 0 Benzineservisestations:
505 1 - met LPG > 1000 m3/jr 30 0 30 200 200 4.1
505 2 - met LPG < 1000 m3/jr 30 0 30 50 50 3.1
505 3 - zonder LPG 30 0 30 10 30 2
51 - GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 10 1
5121 0 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 50 3.1
5122 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 30 2
5123 Grth in levende dieren 50 10 100 0 100 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 50 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 50 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 50 3.1
5134 Grth in dranken 0 0 30 0 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 30 2
5151.1 0 Grth in vaste brandstoffen:
5151.1 1 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 50 3.1
5151.2 0 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
5151.2 1 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 50 0 50 200 200 4.1
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 100 3.2
5152.1 0 Grth in metaalertsen:
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 100 3.2
5153 0 Grth in hout en bouwmaterialen:
5153 1 - algemeen: b.o. > 2000 m2 0 10 50 10 50 3.1
5153.4 4 zand en grind:
5153.4 5 - algemeen: b.o. > 200 m2 0 30 100 0 100 3.2
5154 0 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154 1 - algemeen: b.o. > 2.000 m2 0 0 50 10 50 3.1
5155.1 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 100 3.2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 30 2
5157 0 Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 10 30 100 30 100 3.2
5157.2/3 0 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 10 30 100 10 100 3.2
5162 0 Grth in machines en apparaten:
5162 1 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 100 3.2
5162 2 - overige 0 10 50 0 50 3.1
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 30 2
52 - REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 10 1
60 - VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven 0 0 30 0 30 2
6023 Touringcarbedrijven 10 0 100 0 100 3.2
6024 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 0 0 100 30 100 3.2
6024 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m2 0 0 50 30 50 3.1
63 - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.2 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
6311.2 2 - stukgoederen 0 10 100 50 100 3.2
6312 Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 30 10 50 50 50 3.1
64 - POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 30 2
642 A Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 10 1
71 - VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 30 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 50 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 50 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 30 2
72 - COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 A Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 10 1
73 - SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 30 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 10 1
74 - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 0 0 10 0 10 1
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 50 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 30 2
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 50 30 200 50 200 4.1
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 10 1
75 - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
7525 Brandweerkazernes 0 0 50 0 50 3.1
90 - MILIEUDIENSTVERLENING

9001

A0
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
9002.1 A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 50 3.1
9002.1 B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 50 3.1
9002.2 A0 Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2 A2 - kabelbranderijen 100 50 30 10 100 3.2
9002.2 A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 50 3.1
9002.2 A5 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 100 3.2
9002.2 A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 30 2
9002.2 C0 Composteerbedrijven:
9002.2 C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 100 3.2
9002.2 C4 - belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 200 100 30 200 4.1
9002.2 C5 - GFT in gesloten gebouw 200 50 100 100 200 4.1
93 - OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 A Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 30 50 3.1
9301.1 B Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 50 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 30 2
9301.3 A Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 30 2

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Twenterand wil het centrum van Vroomshoop een kwaliteitsimpuls geven zodat er een sterk, aantrekkelijk en functioneel centrumgebied ontstaat dat blijvend voldoet aan de eisen van de tijd. De kwaliteitsimpuls die noodzakelijk is om tot transformatie van het centrumgebied te komen, wordt beschreven in de Centrumvisie Vroomshoop, vastgesteld door de raad op 6 november 2007. De belangrijkste gedachte in de Centrumvisie is dat het centrum compact en compleet moet zijn en dat er een duidelijke samenhang te vinden is. In de Centrumvisie ligt dan ook de nadruk op het bundelen en combineren van verschillende functies, waardoor een vitaal centrum ontstaat met voorzieningen voor jong en oud. De ontwikkelingen vinden in een parkachtige setting plaats.

Binnen de Centrumvisie worden de volgende ontwikkelingen voorzien:

  1. 1. ontwikkeling van een nieuw multifunctioneel centrum (oa. sport, welzijn, jeugd, cultuur en horeca) ten noorden van de huidige sporthal 'de Stobbe' met voldoende parkeergelegenheid;
  2. 2. ontwikkeling van een brede school zuidelijk van het nieuwe multifunctioneel centrum ter plaatse van de huidige Stobbe. Een maximale uitwisselbaarheid met het multifunctioneel centrum wordt nagestreefd. Boven de brede school worden mogelijk appartementen ontwikkeld;
  3. 3. uitbreiding van het bestaande woonzorgcomplex Het Flierborgh / De Lindenborg met een gezondheidscentrum en zorgappartementen;
  4. 4. woningbouw aan de oostzijde van de Linderflier (appartementen en grondgebonden woningen);
  5. 5. concentratie van winkels door verplaatsing van de bestaande (grootschalige) detailhandel aan de Linderflier naar de hoek Julianastraat- spoor;
  6. 6. herontwikkeling van het overgangsgebied (huidig winkelcentrum Linderflier) naar het bedrijventerrein met werkwoonclusters.

Bovengenoemde ontwikkelingen zijn binnen de vigerende bestemmingsplannen niet mogelijk. Voorliggend bestemmingsplan maakt een deel van bovengenoemde ontwikkelingen direct mogelijk (1, 2 en 3) en een deel indirect (4, 5 en 6).Voor laatstgenoemde ontwikkelingen zal daarom nog een separate procedure moeten worden doorlopen.

Het bestaande winkelgebied rond de Julianastraat en noordelijk van de Hammerstraat is tevens in dit bestemmingsplan opgenomen. Hier is de bestaande situatie geactualiseerd. Hiermee ontstaat één actueel bestemmingsplan voor het centrum van Vroomshoop.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied bestaat in feite uit twee delen:

  1. 1. het bestaande winkelcentrum van Vroomshoop oostelijk van de spoorlijn Marienberg - Almelo. Het omvat het winkelgebied gelegen aan weerszijden van de Hammerstraat, het gebied rond het Julianaplein en het gebied aan weerszijden van de Julianastraat. De oostgrens wordt gevormd door het Overijsselsekanaal.
  2. 2. een gemengd gebied hoofdzakelijk westelijk van de spoorlijn Marienberg - Almelo en zuidelijk van de Julianastraat. De zuidelijk grens is het bedrijventerrein van Vroomshoop. De westelijk grens is grotendeels de Linderflier.

Bijlage 1 Situering plangebied geeft de begrenzing van het plangebied.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in onderstaande bestemmingsplannen, die door het voorliggende bestemmingsplan (gedeeltelijk) komen te vervallen.

Naam plan vastgesteld B&W/Raad goedgekeurd GS
Karel Doormanlaan 26 mei 1998 10 augustus 1998
Omgeving MCC 12 augustus 1975 9 maart 1976
Plan Kern Vroomshoop 1948 26 juli 1956 20 november 1956
Vroomshoop Woongebied 26 juni 2007 29 januari 2008

1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Centrum Vroomshoop" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1);
  • regels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van het vigerend beleid dat van belang is bij de besluitvorming. Het Europese, nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in de verschillende gemeentelijke uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Twenterand is dit het geval. Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdocumenten zover relevant voor het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling binnen het centrum van Vroomshoop.

2.2 Europees Beleid

2.2.1 Verdrag van Malta

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) is in 1998 aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.

Ingevolge dit verdrag is het dan ook noodzakelijk om te bezien of in het plangebied sprake is van te verwachten oudheidkundige waarden. De Archeologische Monumentenkaart (AMK) geeft een overzicht van alle bekende behoudenswaardige archeologische terreinen in Nederland. Daarnaast geeft de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) een globaal overzicht van de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen.

Wanneer bescherming en inpassing van waardevolle monumenten niet mogelijk blijken, zal de historische informatie door verantwoord archeologisch onderzoek veilig moeten worden gesteld.

Voor het voorliggende plangebied is onderzocht of en in hoeverre in het plangebied sprake is van archeologisch waardevolle elementen. In paragraaf 4.2 wordt hier nader op ingegaan.

2.2.2 Europese Ecologische Hoofdstructuur

Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van de samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur. Als uitvloeisel daarvan dienen ruimtelijke plannen getoetst te worden aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Vogelrichtlijn heeft als doel de bescherming van in het wild levende vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszone.

In principe geldt dit ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het in stand houden van de natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. Bij elk plan of project dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij (tot ongeveer 4 kilometer van) een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Vogel- of Habitatrichtlijn ligt. Als een plan of project in of bij een sbz ligt, wordt van een gemeente verwacht dat zij voor aanvang van het plan of project een passende beoordeling maakt, waarbij de significante gevolgen van het plan voor de flora en fauna worden onderzocht. Als er significante gevolgen worden verwacht, kan het project alleen om dwingende redenen van openbaar belang en bij afwezigheid van een alternatief, doorgang vinden. Er moeten dan wel voor aanvang van het plan of project passende maatregelen worden genomen om de natuurwaarden volledig te compenseren. Verder mag de kwaliteit van de speciale beschermingszones niet verslechteren en mogen er geen storende factoren optreden voor de beschermde soorten. Mede gelet op de Flora- en faunawet betekent dit dat voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen niet mogen worden beschadigd, vernield of verstoord. Voor beschermde planten geldt dat ze niet van hun groeiplaatsen mogen worden verwijderd of vernield.

In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten van de in het plangebied voorkomende flora en fauna.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Hierbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte.

"Ruimte voor ontwikkeling" is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. "Decentraal wat kan, centraal wat moet" is het motto; het rijk focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.

De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

Buiten de nationale RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu en dergelijke.

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het rijk.

2.3.2 Flora- en fauna

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De "Flora- en faunawet" heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.

In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de voor het plangebied relevante aspecten.

2.4 Provinciaal Beleid

2.4.1 Omgevingsvisie Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.

In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.

De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is". Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.

De ambitie van de provincie op het vlak van de stedelijke omgeving (steden, dorpen en hoofdinfrastructuur) is het realiseren van aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in een woonvraag. Ingezet wordt op differentiatie van woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.

Uit de Omgevingsverordening blijkt dat het bestemmingsplan moet zijn afgestemd op de Woonvisie (2009+). Daarnaast is ten aanzien van de beschikbaarheid van voorzieningen aangegeven dat wordt ingezet op het behoud en versterken van de leefbaarheid in steden en dorpen door te sturen op de concentratie van voorzieningen en stimuleren van herstructurering. Hierbij is de kwaliteit van de openbare ruimte een belangrijk aandachtspunt.

De Provincie stuurt via de Omgevingsvisie op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Het is met name voor de ontwikkeling van nieuwe projecten van belang dat deze worden ontwikkeld aan de hand van de gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid. In de "Catalogus gebiedskenmerken", behorende bij de Structuurvisie, wordt de provincie Overijssel opgedeeld in verschillende deelgebieden/landschappen.

Delen van het plangebied vallen in de stedelijke laag binnen:

  • historische centra, binnensteden en landstadjes;
  • bebouwingsschil 1900-1955;
  • woonwijken 1955-nu.

Alle delen hebben hun eigen ambitie en sturing (norm, richting en inspiratie) waar in de verdere stedenbouwkundige uitwerking rekening mee dient te worden gehouden.

Over een deel van het gebied is een 'Laagvliegroute en funnel' gelegen (kaart Externe Veiligheid). De Omgevingsverordening geeft aan dat in dit gebied geen windturbines mogen worden opgericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0001.jpg"

2.4.2 Prestatie-afspraken Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0002.png"

De provincie geeft samen met gemeenten invulling en uitvoering aan het woonbeleid in Overijssel. Gemeentelijke woonplannen spelen daarbij een centrale rol. Met de afspraken tussen de provincie en gemeenten werken provincie en gemeenten samen aan de hoofddoelstelling van het Overijssels woonbeleid: Voldoende woningen voor iedereen in de juiste kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu.

De provincie maakt met elke gemeente afspraken over de (kwalitatieve) woningbouwopgave voor de periode 2010-2015. Deze betreffen zowel nieuwbouw, bestaande woningbouw en herstructurering.

Uitgangspunten voor de prestatieafspraken vinden hun basis in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De volgende aspecten komen bij de afspraken aan bod:

  • ruimtelijke kwaliteit;
  • duurzaamheid (energie) & woonkwaliteit;
  • wonen, zorg en welzijn;
  • woningbouwprogramma;
  • binnenstedelijke vernieuwing;
  • Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO).

Ten aanzien van het woningbouwprogramma hebben gemeente en provincie een bouwprogramma afgesproken conform bijgevoegde tabel. Bovendien is afgesproken dat maximaal 25% van het toe te voegen programma buiten het feitelijk bebouwd gebied wordt gerealiseerd.

De geplande nieuwbouw binnen bebouwd gebied past binnen de afspraken met de provincie.

Toelichting bouwprogramma
Geprognoticeerde groei op basis van Primos van 2010 tot 2015 39
Bouwprogramma obv Primos 2007
netto toevoeging aan de woningvoorraad 100
opgaven sloop/vervangende nieuwbouw 139
totaal bruto programma 2010-2015 104
waarvan binnenstedelijk (75%) 35
waarvan uitleg (25%)
Bouwprogramma obv locatie behoefte (randvoorwaardelijk)
Netto opgeleverde nieuwbouwwoningen vanaf 2010 tot 2015 512
opgave sloop/vervangende nieuwbouw 100
totaal bruto programma 612
waarom binnenstedelijk (75%) 459
waarvan uitleg (25%) 153

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Centrumvisie Vroomshoop (2007)

De Centrumvisie vormt de basis voor voorliggend bestemmingsplan. Immers dit bestemmingsplan maakt een deel van de in de centrumvisie benoemde ontwikkelingen mogelijk.

Het centrum van Vroomshoop zal de komende jaren transformeren tot een compleet en compact centrum met een breed voorzieningenniveau. Een economisch gezond centrum waar het goed wonen en prettig verblijven is en met een uitgebreid voorzieningenniveau op het gebied van detailhandel, zorg, welzijn, cultuur en sport, is hierbij het einddoel. Nu zijn delen van het centrum nog rommelig, onaantrekkelijk en onsamenhangend. Vooral de spreiding van de winkels is hierbij een belangrijke factor. Immers een deel van de (grootschalige) detailhandel is gelegen net ten noorden van het bedrijventerrein aan de oostzijde van de Linderflier.

De kwaliteitsimpuls die noodzakelijk is om tot transformatie van het centrumgebied te komen, wordt beschreven in de Centrumvisie, die is opgebouwd uit visie, interactie en onderzoek. In de Centrumvisie wordt inzicht gegeven in de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het centrum van Vroomshoop (ruwweg tussen de Hammerstraat en het Julianaplein) en het gebied ten westen van de spoorlijn. De belangrijkste gedachte in de Centrumvisie is dat het centrum compact en compleet moet zijn en dat er een duidelijke samenhang te vinden is. In de Centrumvisie ligt dan ook de nadruk op het bundelen en combineren van verschillende functies, waardoor een vitaal centrum kan ontstaan met voorzieningen voor jong en oud. Realisatie van de Centrumvisie betekent dat diverse functies toegevoegd dan wel verplaatst moeten worden binnen het plangebied.

De Centrumvisie is in zijn totaal opgenomen in Bijlage 3 Centrumvisie Vroomshoop.

2.5.2 Woonvisie (2009)

In de Woonvisie legt de gemeente vast welke visie zij heeft op het wonen in de gemeente op korte en middellange termijn. In 2009 is de Woonvisie 2009+ vastgesteld.

De visie op het wonen van de gemeente Twenterand komt neer op vier hoofdlijnen. Het zijn de thema’s waar de gemeente zich de komende jaren sterk voor wil maken. Deze ‘rode draad’ van de woonvisie omvat het volgende:

  1. 1. Gefaseerd bouwen voor de eigen behoefte.
  2. 2. Bouwen voor starters en senioren, doorstroming bevorderen.
  3. 3. Kwaliteit van wonen.
  4. 4. Gemeente en haar partners maken afspraken over investeren in het wonen.

Binnen huidig bestemmingsplan wordt nieuwe woningbouw direct mogelijk gemaakt in de vorm van zorgappartementen en appartementen. Dit past uitstekend binnen het bouwen voor starters en senioren conform de woonvisie.

2.5.3 Detailhandelsstructuurvisie 2011 - 2016

In dit rapport wordt de visie op de detailhandelsstructuur weergegeven voor de periode 2011 - 2016. De meest gewenste en toekomstbestendige detailhandelsstructuur wordt beschreven, samen met een projectenprogramma.

Voor Vroomshoop wordt in deze structuurvisie aangegeven dat het einde van het ontwikkelingsvolume voor Vroomshoop in zicht is. 'Binnenplanse' verbeteringen zijn daarom aan de orde, zoals op het gebied van het verblijfsklimaat. Zo wordt onder andere voorgesteld verscherpt toe te zien op het beheer van het Amaliaplein, het indikken van de Hammerstraat en het versterken van de verblijfsfunctie van het Julianaplein.

De ontwikkeling van een nieuw winkelgebied in de zuidwestelijke hoek Julianastraat - spoor voor de verplaatsing van de detailhandel van de Linderflier sluit goed aan bij de detailhandelsstructuurvisie aangezien het centrum dan meer compact wordt en de verplaatste detailhandel een trekkersrol naar het centrum kan vervullen.

2.5.4 Sociaal-economische visie

De gemeente Twenterand heeft een sociaal-economische visie vastgesteld als bouwsteen voor de structuurvisie. De doelstelling van de visie is: "Het opstellen van een Sociaal-economische visie voor de gemeente Twenterand met een strategische visie tot 2030 en een concreet actieprogramma voor de komende drie tot vijf jaar. De nota dient in brede zin inzicht te geven in de huidige en gewenste (toekomstige) situatie en dient op interactieve wijze vorm te krijgen met inbreng van vertegenwoordigers van het (georganiseerd) bedrijfsleven, intermediaire organisaties en overheid, zodat draagvlak wordt verkregen."

In de visie wordt ingegaan op de volgende thema's:

  • Plattelandsontwikkeling en leefbaarheid;
  • Versterken nijverheid;
  • Arbeidsmarkt en scholing;
  • Economische samenwerking en organisatie.

Ten aanzien van Vroomshoop wordt in de visie genoemd dat het belangrijk is uitvoering te geven aan de detailhandelsstructuurvisie en de centrumvisie voor Vroomshoop. Voorliggend bestemmingsplan beoogt om hier de planologisch-juridische voorwaarden voor vast te leggen.

2.5.5 Welstandsnota (2004)

In de welstandsnota, vastgesteld op 27 mei 2004, wordt nader ingegaan op de kenmerken van Vroomshoop en het voorgestane beleid, welke als volgt worden samengevat:

Kenmerken:

  • lintbebouwing langs het kanaal, rechthoekige structuur van het dorp;
  • Hammerweg niet herkenbaar, aandacht voor de gevelwanden;
  • winkelcentrum verstopt, industrie presenteert zich niet aan het kanaal;
  • ruimte voor nieuwe commerciële ontwikkelingen.

Beleid:

  • herkenbaarheid en toegankelijkheid van het winkelcentrum vergroten;
  • karakteristieken van de verschillende centrumdelen middels bebouwing en inrichting van openbare ruimte vergroten;

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0003.png"

Het centrumgebied van Vroomshoop wordt begrensd door het kanaal, de Hammerstraat, de spoorlijn en de achtergevel van de bebouwing langs de Julianastraat. Door de ligging langs de belangrijke historische lijnen kunnen binnen het centrum drie gebieden worden onderscheiden. Dat zijn de kanaalzone, het oude lint en het nieuwe winkelcentrum. De kanaalzone maakt geen onderdeel uit van het voorliggend bestemmingsplan en wordt niet nader beschreven.

Centrum

Voor het centrum wordt gestreefd naar een levendig dorpscentrum, een betere inbedding en zichtbaarheid. Met de ontwikkeling van nieuwe bebouwing en herkenbare en veilige routes van het winkelcentrum naar het kanaal en de Hammerstraat zal het centrumgebied binnen het dorp een duidelijker gezicht krijgen. Een goede positionering van de bebouwing alsook het aanbrengen van voorkanten naar de toegangen tot het centrum en naar de omgeving zijn daarbij van groot belang. Om rustige en herkenbare gevelwanden te creëren is de plaatsing van de reclames belangrijk. De reclameuitingen moeten een integraal onderdeel vormen van de architectuur.

De welstandscriteria voor het centrum van Vroomshoop zijn:

  • de bebouwing past wat betreft voorkomen en volume bij het meer stedelijke karakter van het centrum;
  • de bebouwing kent een directe relatie met de straat, geen blinde gevels;
  • de bebouwing staat in de rooilijn en kent aan de onderzijde een 'plint'.

Lint

De herkenbaarheid van het centrum aan de Hammerstraat, tussen de spoorlijn en het kanaal, is niet groot. Gebouwen maken er geen duidelijke front naar de weg. In de toekomst moeten de kansen die zich voordoen aangegrepen worden om deze wanden te verbeteren. De ontwikkeling van forse en individueel herkenbare panden is op deze plek welkom. Reclameuitingen worden als een integraal onderdeel van de verbetering wanden noodzakelijk gevelwanden beschouwd.

De welstandscriteria voor het lint zijn:

  • de bebouwing staat in de rooilijn;
  • de panden hebben een individuele uitstraling;
  • de panden passen met hun geleding binnen de meer gesloten ritmiek van het lint;
  • de bebouwing kent een directe relatie met de straat; geen blinde gevels.

Voor de voorgenomen ontwikkelingen zoals opgenomen in dit bestemmingsplan is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat gelijktijdig zal worden vastgesteld.

2.5.6 Meerjarenprogramma Stedelijke vernieuwing (2005)

In dit programma van januari 2005 wordt een centrale doelstelling voor de stedelijke vernieuwing in geheel Twenterand geformuleerd, die als volgt luidt:

Het verder ontwikkelen van de sociaal-economische kwaliteit van Twenterand door middel van een samenhangend pakket van fysieke en sociale instrumenten. De fysieke en sociale middelen staan in het teken van het creëren van voldoende randvoorwaarden om de gewenste sociaal-economische ontwikkeling te bewerkstelligen.

Een deel van het meerjarenprogramma is al geconcretiseerd. De gemeente heeft als uitgangspunt voor de stedelijke vernieuwing vier prestatievelden

opgesteld. De vier prestatievelden zijn:

  • wonen;
  • omgevingskwaliteit;
  • zorgvuldig ruimtegebruik;
  • fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke, sociale en veilige omgeving.

Deze sluiten over het algemeen naadloos aan bij de gemeentelijke doelstellingen die in diverse beleidsnota's zijn geformuleerd. Daarnaast komen in enkele nota's specifieke Twenterandse doelstellingen voor. De doelstellingen, die met de stedelijke vernieuwing worden nagestreefd zijn:

Wonen

  • jong en oud moeten in Twenterand kunnen blijven wonen;
  • betere balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen;
  • huisvesting doelgroepen.

Omgevingskwaliteit

  • openbare ruimte, verbetering van de (semi) openbare ruimte;
  • cultuurimpuls;
  • verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke vernieuwing;
  • bodemsanering;
  • sanering van de bodemverontreiniging in stedelijk gebied (inclusief nazorg en asbest);
  • geluidssanering.;
  • verbetering van de geluidssituatie bij de zogenaamde A- en railwoningen;
  • milieukwaliteit;
  • water en watersystemen.

Zorgvuldig ruimtegebruik

  • intensivering woningbouw;
  • per saldo intensivering van woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied;
  • bereikbaarheid;
  • fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving;
  • fysieke ruimte voor sociale voorzieningen;
  • fysieke ruimte scheppen voor sociale voorzieningen;
  • verbetering van de integrale veiligheid.

Het onderhavige plan past binnen de doelstellingen van de stedelijke vernieuwing.

2.5.7 Toekomstvisie Twenterand (2009)

De gemeenteraad van Twenterand heeft in het voorjaar van 2007 ervoor gekozen om een toekomstvisie voor heel de gemeente Twenterand 2030 te ontwikkelen. Een Toekomstvisie voor Twenterand in 2030; een inspirerend richtinggevend kader voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling voor de gemeente Twenterand voor de lange termijn. Een visie met strategische keuzes en ontwikkelingsrichtingen voor zowel Vroomshoop, Vriezenveen, Den Ham, Westerhaar- Vriezenveensewijk als het buitengebied. De toekomstvisie betreft een sprong naar trends en ontwikkelingen in 2030 met daarin een doorvertaling naar het sociale, fysieke en economische streefbeeld van de gemeente Twenterand.

Voor de kern Vroomshoop wordt het volgende profiel geschetst voor 2030:

Inbreiding en verdichting rond water en station:

  • versterken relatie watercentrum gaat voor uitbreiding;
  • stationsgebied als voornaamste transformatieopgave;
  • uitbreidingen gericht op het water.

Speerpunt diensten in plaats van nieuwe bedrijventerreinen:

  • bereikbaarheid via openbaar vervoer is een belangrijke factor bij nieuwe ontwikkelingen;
  • beperkte ruimte nieuwe bedrijventerreinen rond Vroomshoop;
  • bouwen voor hogere opgeleiden aan het water en in het centrum.

Uitvalsbasis voor watersport, een nieuwe economische impuls:

  • realiseren voorzieningen en passantenfaciliteiten “tussen groen en blauw”;
  • wonen aan het water, bijvoorbeeld met de boot bij het huis;
  • stimuleren horecagelegenheden ten behoeve van watersport.

Als effecten wordt voorzien: Groei in toeristische sector en zakelijke dienstverlening, toename van kapitaalkrachtigen en hoger opgeleiden, bouwen voor mensen van buiten, transformatie van het centrum, wonen en waterberging in Noord-Zuid richting.

Voorliggend bestemmingsplan levert de juridische mogelijkheden voor de versterking van het centrum van Vroomshoop waardoor voor de toekomst een sterk, aantrekkelijk en functioneel centrumgebied ontstaat.

2.5.8 Structuurvisie Twenterand

In juli 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Twenterand vastgesteld. De structuurvisie wordt benut om alle bestaande ruimtelijke plannen voor verschillende deelgebieden alsmede nieuw ontwikkeld beleid een plaats te geven in één duidelijke visie. De Toekomstvisie Twenterand 2030 (vastgesteld 14 april 2009) vormt hiervoor het vertrekpunt. Onder het motto “Economische vitaliteit en sociale weerbaarheid” wordt hierin een bepaald profiel beschreven voor Vriezenveen, Westerhaar-Vriezenveensewijk, Vroomshoop, Den Ham en het buitengebied. Profielen die gebaseerd zijn op de gedachtegang dat de kernen complementair zijn en niet concurrerend.

Voor de kern Vroomshoop wordt onder meer ingezet op een concentratiegebied van voorzieningen (zie onderstaande afbeelding). Zoals eerder genoemd: voorliggend bestemmingsplan beoogt een dergelijke ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0005.png"

2.5.9 Beleidsplan openbare verlichting

De gemeente is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de openbare verlichtingsinstallatie. Het beleid voor openbare verlichting is verwoord in het beleidsplan openbare verlichting.

Openbare verlichting heeft tot doel om het openbare leven bij duisternis zo goed mogelijk te laten functioneren. Hoewel met de openbare verlichting het niveau van het daglicht niet bereikt kan worden, moet de openbare verlichting wel bijdragen aan een sociaal veilige, verkeersveilige en leefbare situatie. Een goede kwaliteit van de openbare verlichting is daarom van groot belang. Afhankelijk van het gebruik van de openbare ruimte worden eisen gesteld aan de openbare verlichting.

Bij de verdere uitwerking van het plan dient te worden aangesloten bij het Beleidsplan Openbare Verlichting.

Op dit moment wordt het beleidsplan geactualiseerd (planning 2012). Aandachtspunt in het nieuwe beleidsplan is het licht- en donkertebeleid.

2.5.10 Archeologisch beleid (november 2007)

De raad van de gemeente Twenterand heeft op 6 november 2007 het archeologisch beleid vastgesteld. Er is een inventarisatie gemaakt van archeologische monumenten in het gebied (AMK) en er is onderzocht wat aan archeologische waarden kan worden verwacht.

In het plangebied danwel de directe omgeving komen geen AMK-terreinen voor.

BAAC bv heeft voor de gemeente Twenterand de archeologische verwachtingskaart

gemaakt (zie bijgevoegde afbeelding voor een uitsnede). De archeologische verwachtingswaarde is gebaseerd op landschappelijke opbouw, bekende archeologische waarden en veldinspecties. Het plangebied krijgt op deze kaart een overwegend middelhoge archeologische verwachtingswaarde en voor een deel is deze laag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0006.png"

In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten wat betreft archeologie in het plangebied.

2.5.11 Milieubeleidsplan 2011 - 2015

De gemeente Twenterand heeft op 15 maart 2011 een nieuw milieubeleid vastgesteld. Dit brengt het bestaande thematische beleid op milieugebied samen en geeft richting aan het verbeteren van de leefbaarheid en duurzaamheid op korte termijn (2015) en de duurzame ontwikkeling op lange termijn (2030).

Gebiedsgerichte uitwerking van het milieubeleid

De gemeente Twenterand heeft gekozen voor een gebiedsgerichte uitwerking van het milieubeleid. Voor het woongebied, bedrijventerrein, buitengebied en natuurgebied geeft ze aan wat belangrijk is en waar aan gewerkt moet worden. Zo kan de gemeente rekening houden met de verschillen tussen de gebieden bij het stellen van milieudoelen.

Ambitie op korte termijn: verbeteren leefbaarheid en duurzaamheid

De korte termijn ambitie van de gemeente Twenterand voor haar milieu is het verbeteren van de leefbaarheid en duurzaamheid. Dat betekent dat ze wil zorgen dat het milieu alleen maar beter wordt, bijvoorbeeld door de nog aanwezige milieuproblemen op te lossen. Daarbij wordt in woongebieden hinder zoveel mogelijk voorkomen, terwijl in het buitengebied vooral de combinatie van de verschillende functies wonen, werken, recreëren, natuur en landschap aandacht vraagt. De gemeente wil zorgen voor een veilige leefomgeving, met ruimte voor bestaande en nieuwe bedrijvigheid. Ook groen en natuurwaarden zijn belangrijk, onder andere omdat recreatie een belangrijke gebruiksfunctie is binnen de gemeente.

De gemeente Twenterand richt zich daarbij op:

  • Duurzaam Gemeentelijk Beheer;
  • Duurzaam Klimaatbeleid;
  • Duurzaam Bouwen.

De onderwerpen Duurzaam Klimaatbeleid en Duurzaam Bouwen zijn in respectievelijk paragraaf 2.5.12.1en 2.5.12.2 uitgewerkt.

Ambitie op de lange termijn: verbeteren van duurzame ontwikkeling

Op de lange termijn (tot 2030) is de ambitie van de gemeente Twenterand het verbeteren van de duurzame ontwikkeling. De opgaven voor korte termijn hebben tot doel om te zorgen dat iedereen weet hoe duurzame keuzes gemaakt kunnen worden. De doelstelling voor de lange termijn is daarom nu nog abstract, maar zal de komende jaren steeds concreter worden.

2.5.12 Duurzaamheid

Duurzaamheid, klimaatverandering, energiebesparing zijn begrippen die volop op lokale, nationale en internationale agenda's staan.

Duurzaamheid heeft alles te maken met de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht. De oppervlakte van de aarde is eindig, de voorraden grondstoffen zijn eindig en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en de omgeving zijn eindig. Maar ook een hoogopgeleide en gezonde bevolking, goed functionerende sociale netwerken, maatschappelijk vertrouwen, machines en infrastructuur, kennis en andere voor een duurzame welvaart noodzakelijke hulpbronnen, zijn niet in onbeperkte mate aanwezig. Vanwege de schaarste van al deze hulpbronnen is het niet vanzelfsprekend dat de huidige welvaart duurzaam is, dat wil zeggen, tot in lengte van dagen gecontinueerd kan worden. Dit maakt duurzaamheidsbeleid tot een maatschappelijke noodzaak. Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar worden gebracht. Concreet betekent dit dat het handelen meer gericht moet zijn op een efficiënt gebruik van grondstoffen, dat zuiniger moet worden omgegaan met energie en biodiversiteit en dat geïnvesteerd moet worden in kennis en onderwijs, zodat technologieën kunnen worden ontwikkeld die latere generaties in staat stellen om met minimale inzet van schaarse grondstoffen en fossiele energie een aanvaardbaar welvaartsniveau te creëren. Het betekent ook dat voortdurend zorg moet worden besteed aan een verbetering van de sociale kwaliteit van de samenleving en dat geïnvesteerd moet worden in onderling vertrouwen en sociale participatie

Duurzaamheidsbeleid

De gemeente Twenterand erkent de gevolgen van de klimaatverandering en heeft zich geconformeerd aan het Klimaataccoord tussen VNG en het Rijk. Duurzaamheid is een 'rode draad' in het milieubeleidsplan 2011-2015 van de gemeente.

Het bestemmingsplan regelt de huidige situatie en geeft een doorkijk naar nabije ontwikkelingen binnen het plangebied. Een groot aandeel in die ontwikkelingen betreffen het realiseren van nieuwbouw. Hier ziet de gemeente wel kansen voor duurzaamheid (zie ook milieubeleidsplan 2011-2015).

2.5.13 Bodembeleidsplan 2011 - 2016

In het bodembeleidsplan 2011 - 2016 wordt het beleid met betrekking tot het bodembeleid uiteengezet. Enkele onderwerpen zijn bodemonderzoekseisen, grondsaneringsbeleid, uitvoering gemeentelijke bodemtaken en grondverzet.

Voor het beleid inzake grondverzet wordt verwezen naar de bodemkwaliteitskaart en de nota bodembeheer.

In paragraaf 4.5 wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten wat betreft bodem in het plangebied.

2.5.14 Nota Geluidsbeleid (2008)

Geluid is bij ruimtelijke plannen vaak een beperkende factor. Het gevolg is dat plannen niet uitgevoerd kunnen worden en dat veel tijd en geld verspild wordt. Met de nota geluidsbeleid wordt voorkomen dat de verschillende partijen ad-hoc met elkaar het beoordelingskader voor geluid scherp moeten krijgen en weet men vooraf waar ruimte zit voor toekomstige ontwikkelingen. Een belangrijke aanleiding voor het geluidsbeleid is de gewijzigde Wet geluidhinder, die op 1 januari 2007 van kracht is geworden.

In de nota wordt de gemeente opgedeeld in verschillende gebieden, waarbij voor ieder gebied voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit is opgenomen.

Het plangebied valt binnen de gebiedstypering Centrum.

Onderstaande tabel geeft het voorkeursbeschermingsniveau en de maximale afwijking voor weg (VL), rail (RL) en industrielawaai (IL).

VL RL IL
voorkeursbeschermingsniveau (dBa) 43 50 45
maximale afwijking (dBa) 48 55 50

Met de wijziging van de Wet geluidhinder is sinds 1 januari 2007 de bevoegdheid tot het vaststellen van hogere grenswaarden (op enkele uitzonderingen na) gedecentraliseerd. De Nota Hogere Grenswaarden van de gemeente bevat het hogere grenswaarden beleid van de gemeente Twenterand. De Nota geeft de ontheffingscriteria en aandachtspunten voor de uitvoeringspraktijk.

In paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten wat betreft geluid in het plangebied.

2.5.15 Externe veiligheidsbeleid (2007)

In de nota “Twenterand werkt aan veiligheid” wordt het voorgenomen beleid over externe veiligheid uiteengezet. Het gaat hierbij om risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom bedrijven met opslag gevaarlijke stoffen en wegen en transportleidingen die gebruikt worden voor het transport van gevaarlijke stoffen. \

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's moet worden omgegaan. De gemeente Twenterand neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening het in het plan weergegeven veiligheidsbeleid in acht.

De gemeente Twenterand streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daartoe conformeert de gemeente Twenterand zich aan haar wettelijke verplichtingen. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft maakt zij in dit beleidsdocument keuzes op het gebied van externe veiligheid. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte ambities.

Voor de totale gemeente is een signaleringskaart gemaakt waarin risicobronnen en bedrijventerreinen zijn aangegeven. Voor het plangebied zijn zuidelijk gelegen bedrijventerrein Linderflier (F op de kaart) en risicobron Tonnendijk 12-16 (11 op de kaart) van belang. Voor Tonnendijk 12-16 is het invloedsgebied op de signaleringskaart aangegeven. Dit is het gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij LPG is 150 meter. Deze 1%-

letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een

punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting.

Een deel van het invloedsgebied ligt over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPVH2009MP0001-vas1_0007.png"

In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op de onderzoeksresultaten wat betreft externe veiligheid in het plangebied.

2.5.16 Waterplan Twenterand (2002)

Eind 2001 heeft de gemeente Twenterand in samenspraak met het waterschap Regge en Dinkel besloten om gezamenlijk een waterplan op te stellen voor de gemeente Twenterand. Daardoor ontstaat beter inzicht in de werking van het watersysteem en worden de accenten voor beleid en maatregelen in de komende jaren vastgelegd.

Er is een algemene wens om adequater rekening te houden met de wijze waarop water zich ‘van nature’ gedraagt en daarbij ‘maatwerk’ te hanteren. Nadrukkelijker mag water daarbij meer richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling. Een duurzaam watersysteem wordt van belang geacht. Wel wordt aangegeven dat praktische uitvoerbaarheid van groot belang is.

De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. De watertoets is in paragraaf 4.6 opgenomen.

2.6 Beleid Waterschap

Waterschap Regge en Dinkel is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat het waterschap ervoor zorgt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap haar doelstellingen wil realiseren.

De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. De watertoets is in paragraaf 4.6 opgenomen.

2.7 Conclusie Beleid

Voorliggend deels consoliderend en deels ontwikkelingsgericht bestemmingsplan past binnen geldende beleidskaders. Het sluit aan bij de prestatieafspraken zoals de gemeente deze heeft gemaakt met de provincie voor de periode 2010-2015, waarin het accent op bouwen binnen het reeds feitelijk bebouwd gebied wordt gelegd.

De Centrumvisie uit 2007 vormt de basis voor dit bestemmingsplan. Een belangrijk deel van de hierin beschreven ontwikkelingen ter versterking van het centrumgebied van Vroomshoop wordt middels dit bestemmingsplan direct danwel indirect mogelijk gemaakt.

Als vanzelfsprekend sluit deze Centrumvisie aan bij het destijds reeds bestaande beleid zoals onder andere de Woonvisie, de Detailhandelsstructuurvisie en het Meerjarenprogramma Stedelijke Vernieuwing.

In de verschillende onderzoeken benoemd in Hoofdstuk 4 is rekening gehouden met gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie, externe veiligheid, bodem en geluid.

Bij de verdere uitwerking van de plannen is duurzaam bouwen en energie een belangrijk aandachtspunt.

Hoofdstuk 3 Het Plan

3.1 Algemeen

Vroomshoop ligt ongeveer vijf kilometer ten oosten van Den Ham en vijf kilometer ten noorden van Vriezenveen aan het kanaal Almelo-De Haandrik en de spoorlijn Marienberg-Almelo. Vroomshoop heeft circa 9.100 inwoners en is halverwege de 19e eeuw ontstaan. De eerste bewoners waren hoofdzakelijk veenarbeiders. Vroomshoop is van oudsher sterk op industriële bedrijvigheid gericht. Dit is af te lezen uit de bebouwingsstructuur, met veel voorzieningen voor bedrijvigheid. In de loop van de jaren heeft de kern diverse injecties gehad ter stimulering van de bedrijvigheid. De woonbebouwing bevindt zich evenals de bedrijvigheid ten westen van het kanaal Almelo-De Haandrik. De meeste recente uitbreidingen zowel voor woningen als bedrijven liggen echter aan de oostkant van dit kanaal.

In dit hoofdstuk wordt het plangebied en het plan nader beschreven en toegelicht. Dit betreft dan zowel de huidige situatie als de toekomstige situatie.

3.2 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat in feite uit twee delen:

  1. 1. het bestaande winkelcentrum van Vroomshoop oostelijk van de spoorlijn Marienberg - Almelo. Het omvat het winkelgebied gelegen aan weerszijden van de Hammerstraat, het gebied rond het Julianaplein, het gebied rond het Amaliaplein en het gebied aan weerszijden van de Julianastraat. De oostgrens wordt gevormd door het Overijsselsekanaal;
  2. 2. een gemengd gebied hoofdzakelijk westelijk van de spoorlijn Marienberg - Almelo en zuidelijk van de Julianastraat. De zuidelijk grens is het bedrijventerrein van Vroomshoop. De westelijk grens is grotendeels de Linderflier.

1. Bestaande winkelcentrum

Het (commerciële) dorpshart van Vroomshoop wordt gevormd door het in de jaren '80 gerealiseerde winkelcentrum aan het Julianaplein. Dit centrum ligt enigszins verscholen achter de Hammerstraat en is vanaf het kanaal het best bereikbaar via de Julianastraat. Oorspronkelijk had de Hammerstraat de belangrijkste winkelfunctie, maar door de ontwikkelingen rondom het Julianaplein is deze functie echter verzwakt. Ook langs het kanaal is detailhandel gevestigd.

De Hammerstraat is recent heringericht, waarbij het profiel is versmald en de fiets en voetganger een duidelijker plek hebben gekregen. Ook is het straatbeeld vriendelijker door extra groen in de straat geworden.

Het Julianaplein, de Koele en het terrein ten noorden van de Hammerstraat vormen tezamen (naast het langsparkeren in de straten) het parkeeraanbod in het gebied. Het parkeerterrein ten noorden van de Hammerstraat ligt enigszins verscholen achter de Hammerstraat en wordt onvoldoende benut.

2. Gemengd gebied zuidwestelijk van spoorovergang Julianastraat

Ten opzichte van het bestaande winkelcentrum heeft dit gebied een meer open karakter. Het gebied maakt dan ook gevoelsmatig geen onderdeel uit van het dichter bebouwde (winkel) centrum. Doordat een aantal grotere elementen (kerk, sporthal, scholen, woonzorgcomplex, woongebied aan de Stobbelaan, winkels Linderflier ) zonder duidelijke onderlinge samenhang in de loop der jaren in de ruimte zijn geplaatst, wordt het gebied niet als een stedenbouwkundige eenheid ervaren. Ook de openbare ruimte vertoont nauwelijks samenhang en kwaliteit.

Ten zuiden van de Stobbelaan wordt het plangebied gedomineerd door de winkelconcentratie aan het Linderflier met detailhandel in de food- en non-foodsector en een zestal vrijstaande woningen. Ruimtelijk en functioneel is het verplaatsen van de winkels in de richting van het winkelcentrum gewenst, zodat hier ruimte ontstaat voor een nieuwe invulling. Behalve de geluidszones langs spoor en wegen dient bij de heroverweging van dit gebied aandacht besteed te worden aan de milieucontouren vanuit het bedrijventerrein en van de eventueel nieuw gevestigde bedrijven.

Het gebied leent zich, ook qua ligging, uitstekend voor een clustering van voorzieningen en functies op het gebied van zorg, welzijn, sport, onderwijs, cultuur en maatschappelijke dienstverlening. Op dit moment herbergt het gebied een grote diversiteit aan maatschappelijke functies, maar ze zorgen niet voor onderlinge versterking.

3.3 Toekomstige Situatie

In de Centrumvisie voor Vroomshoop (Bijlage 3) heeft de gemeente Twenterand de ambitie uitgesproken het centrum van Vroomshoop een kwaliteitsimpuls te geven. Het centrum van Vroomshoop dient compact, compleet en (sociaal) samenhangend te zijn. Hierbij is de bereikbaarheid van de verschillende (winkel)voorzieningen van groot belang alsmede de ruimtelijke kwaliteit. Structuur, functies en de inrichting van de openbare ruimte dienen optimaal op elkaar afgestemd te zijn. De centrumvisie uit 2007 is op onderdelen uitgewerkt en aangepast. De actuele visiekaart is opgenomen in Bijlage 2. Deze visiekaart is de onderlegger voor de plankaart van voorliggend bestemmingsplan.

Op dit moment heeft het centrum van Vroomshoop het karakter van een boodschappencentrum. Door middel van het toevoegen van functies aan dit gebied (zorg, onderwijs, welzijn, cultuur) en het versterken van bestaande winkelfuncties in combinatie met een kwalitatieve verbetering van de openbare ruimte en de onderlinge verbindingen tussen functies kan een boodschappencentrum-plus worden gerealiseerd, zodat de lokale functie van Vroomshoop en daarmee het draagvlak voor voorzieningen wordt versterkt. Aandachtspunten in de nieuwe situatie zijn het geluid (zie paragraaf 4.4Geluid), de milieuzonering (zie paragraaf 4.9 Bedrijven en milieuzonering) en de verkeersaspecten binnen het plan (zie paragraaf 4.10 Verkeer & parkeren).

De belangrijkste ontwikkelingen die (vanuit de Centrumvisie) in voorliggend bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, zijn de volgende:

Multifunctioneel centrum

De huidige sporthal "de Stobbe" zal worden gesloopt en vervangen door nieuwbouw noordelijk van de bestaande sporthal. Het nieuwe multifunctioneel centrum kan dan een combinatie van sport, jeugd, welzijn, cultuur en horeca bevatten waarbij voldoende ruimte is meegenomen voor het parkeren. De bereikbaarheid van de parkeerplaats ten behoeve van de sporthal wordt geregeld door in de eerste fase van het project al de nieuwe verbinding door het nieuwe woongebied aan te leggen.

Om het parkeerverkeer een comfortabele route aan te bieden komt er een kortsluiting langs het spoor tussen ten noorden van het activiteitencentrum aan te leggen parkeerplaatsen en de huidige parkeerplaats ten zuiden van de huidige sporthal.

Deze kortsluiting kan dan ook worden gebruikt ten behoeve van de bevoorrading van de nieuwe voorzieningen. Deze kortsluiting dient in samenhang met de reeds aanwezige fietsverbinding tot stand te worden gebracht

Brede school

Ter plaatse van de huidige sporthal wordt (na nieuwbouw sporthal) een brede school ontwikkeld. Hierin wordt dan de huidige Kennedyschool en eventueel een andere school uit de kern gevestigd. Een maximale uitwisselbaarheid met het multifunctioneel centrum wordt nagestreefd. Boven de brede school worden mogelijk appartementen ontwikkeld. Aandachtspunt hierbij is het geluid van de school in relatie tot de woonfunctie.

Het Flierborgh / De Lindenborgh

Het bestaande woonzorgcomplex Het Flierborgh / De Lindenborgh wordt uitgebreid in westelijke richting met een gezondheidscentrum en zorgappartementen. Bestaande bebouwing wordt gekoppeld en kwalitatief verbeterd zodat er een ruimtelijke eenheid ontstaat. Door het toevoegen van bebouwing op deze locatie ontstaan tevens een bebouwingswand die het karakter van het Oranjeplein versterkt.

Omgeving kerk / Oranjeplein

De gereformeerde kerk aan de Julianastraat vormt een ruimtelijk gegeven. Het plein aan de zuidzijde wordt opnieuw ingericht. Het karakter van een plein wordt versterkt door de nieuwe wandvorming rondom (nieuwbouw woningen westzijde en Flierborgh/ Lindenborgh). Het plein geeft ruimte aan markt en manifestaties/ evenementen. Met de transformatie van het gebied van de huidige Kennedyschool naar centrumgebied (middels gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid) kan het plein verder rondom de kerk worden doorgetrokken. Op het terrein van de kerk blijft voldoende ruimte voor een beperkte parkeerfunctie (bijvoorbeeld voor mindervaliden).

Nieuwe woonclusters

Naast de concentratie van detailhandel in het centrum vormt het versterken van de woonfunctie in het centrumgebied een belangrijk onderdeel van het plan. Hiertoe worden verschillende woongebieden toegevoegd aan het plangebied. Het gaat daarbij om grondgebonden woningen en appartementen aan de westzijde van het plangebied en appartementen boven de brede school en het gezondheidscentrum. De mogelijke bouw van appartementen boven het multifunctioneel centrum, de brede school en het gezondheidscentrum wordt direct in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor de woningbouw aan de westzijde van het plangebied moet te zijner tijd nog een uitwerkingsplan worden gemaakt vandaar dat het een uit te werken bestemming heeft gekregen. Aandachtspunten voor de woningbouw zijn het geluid en de milieuzonering.

Versterking kernwinkelgebied

Concentratie van winkels door verplaatsing van de bestaande (grootschalige) detailhandel aan de Linderflier naar de hoek Julianastraat- spoor.

Om een sterkere concentratie van winkelvoorzieningen mogelijk te maken is in de Centrumvisie een verplaatsing van de detailhandel van het Linderflier naar de locatie nabij de spoorwegovergang voorzien. Op deze locatie zijn momenteel de Kennedyschool gesitueerd alsmede een woning. Deze locatie biedt niet alleen ruimte voor detailhandel, maar ook kunnen op de verdieping appartementen worden gerealiseerd. Een parkeergarage onder de nieuwbouw behoort tot de mogelijkheden.

Om voorgenoemde ontwikkeling mogelijk te maken is in het voorliggende bestemmingsplan een "wijzigingsbevoegdheid" gelegd op dit gebied. Deze 'wro-zone wijzigingsgebied-2' is gekoppeld aan de 'wro-zone wijzigingsgebied-1' ter plaatse van de huidige bedrijvigheid aan de Linderflier.

Werk/wooncombinaties aan het Linderflier

De winkels aan het Linderflier liggen relatief "ver" van het centrum van Vroomshoop, hetgeen niet past in de visie om tot een compact centrum te komen. Het verplaatsen van deze winkels naar een locatie dichterbij het centrum betekent enerzijds versterking van het centrumgebied en anderzijds dat er ruimte vrijkomt. Bij de invulling van deze ruimte zijn de milieucontouren van het aangrenzende bedrijventerrein van belang (en ook van de nieuwe bedrijven). Ook het voorkomen van extra belasting van de woningen aan de Stobbelaan is een voorwaarde.

De werk-wooncombinaties zullen juridisch-planologisch aan elkaar worden gekoppeld waardoor er geen vervreemding zal ontstaan. Dit om te voorkomen dat er zelfstandige burgerwoningen in de nabijheid van het bedrijventerrein worden gesitueerd, hetgeen wat betreft milieuaspecten belemmeringen kan opleveren.

Om voorgenoemde ontwikkeling mogelijk te maken is in het voorliggende bestemmingsplan een " 'wro-zone wijzigingsgebied-1' " gelegd op dit gebied, welke gekoppeld is aan de " 'wro-zone wijzigingsgebied-2' " ter plaatse van het gebied bij het spoor (huidige Kennedyschool).

Groenstructuur

De ruimtelijke structuur in het centrum wordt in de openbare ruimte versterkt en geaccentueerd door een groene parkachtige inrichting rondom de woonzorgcomplexen en het aanbrengen dan wel versterken van laanbeplanting langs de infrastructuur. Hierdoor worden de verschillende herontwikkelingsgebieden als het ware opgehangen aan een heldere groenstructuur. In deze groenstructuur is tevens een langzaamverkeerroute aangegeven die het centrum van Vroomshoop zal verbinden met het zuidwestelijk deel van het dorp.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van de nieuw te ontwikkelen gebieden.

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.

In een aantal onderzoeken maakt het gebied oostelijk van het spoor onderdeel uit van het onderzoeksgebied (in de Centrumvisie beschreven als Spoorzone). De eventuele nieuwe ontwikkeling van dit gebied maakt geen onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan.

4.2 Cultuurhistorie En Archeologie

In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.

In het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Monumenten met de status rijksmonument vallen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Er zijn ook gemeentelijke monumenten in Nederland. Deze groep is omvangrijker en heeft een duidelijk plaatselijke betekenis. Het betreft hier vaker woonhuizen of stadsdelen.

De bescherming van deze monumenten is afdoende geregeld in het kader van de Monumentenwet.

Door de voorgenomen nieuwe ontwikkelingen en de bodemverstorende activiteiten die hiermee gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verloren gaan. Om eventuele archeologische waarden op te kunnen sporen, heeft ARCADIS in september 2008 een onderzoek uitgevoerd (Bijlage 4 Inventariserend veldonderzoekarcheologie). Uit dit onderzoek blijkt het volgende:

'Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De bodem laat een verstoorde opbouw zien. Onder de bouwvoor zit een verstoorde gevlekte laag. Daaronder zit in een aantal boringen een veenpakket met in sommige boringen een leemlaag. Ter plaatse van een boring omgeving Stobbelaan (Boring 29) is een intacte B-horizont aangetroffen. Karterende boringen op deze locatie hebben een verstoorde B-horizont opgeleverd maar geen archeologische indicatoren. Omdat de lagen waarin archeologische waarden worden verwacht zijn verstoord, wordt aangenomen dat de eventueel aanwezige archeologische waarden eveneens zijn verstoord. De behoudenswaardigheid van het plangebied is derhalve laag.'

Op basis van bovenstaande conclusies wordt aanbevolen geen nader onderzoek uit te voeren en de drie deelgebieden vrij te geven. De implementatie van deze aanbevelingen is afhankelijk van het oordeel van het Bevoegd Gezag van de gemeente Twenterand.

Wanneer onverhoeds toch archeologische waarden worden aangetroffen tijdens grondwerkzaamheden dan dient dit direct te worden gemeld aan het Bevoegd Gezag van de gemeente Twenterand.

4.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

EcoGroen heeft een quickscan ecologie uitgevoerd (augustus 2008) en aanvullend onderzoek (2010). Uit dit onderzoek (Bijlage 5 Quickscan natuurtoets) kan geconcludeerd worden dat op basis van de ligging en aard van de ruimtelijke ingrepen wordt ingeschat dat zij geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezig Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden, Beschermde Natuurmonumenten, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.

Onderstaand worden de conclusies uit het onderzoek samengevat.

Aangetroffen en te verwachten soorten

Het onderzoeksgebied bestaat uit diverse gebouwen, groenstructuren en een enkele watergang. De bebouwing wordt gesloopt. Mogelijk worden bomen gekapt of gerooid.

Uit de natuurtoets komt het volgende naar voren:

  • in een te slopen gebouw is een zomerverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis vastgesteld. Daarnaast is in de Kennedyschool (dit gebouw wordt niet op korte termijn gesloopt, hier is in dit plan een wijzigingsbevoegdheid voor opgenomen) een vermoedelijke kraamkolonie van Laatvlieger of Gewone;
  • grootoorvleermuis aangetroffen. De voorgenomen plannen hebben geen nadelige gevolgen op vaste verblijfplaatsen, vliegen-/ of jachtroutes en foerageergebied van vleermuizen;
  • in het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van de middelhoog beschermde Steenmarter aangetroffen. Wel zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten aangetoond of te verwachten;
  • in het gebouw van MCC is broedgelegenheid van vier paartjes Huismus (jaarrond beschermd en Rode Lijst 4 ‘gevoelig’) aangetroffen. Verder zijn in het plangebied diverse algemeen voorkomende broedvogelsoorten te verwachten;
  • laag beschermde amfibieënsoorten als Bastaardkikker, Bruine kikker, Kleine watersalamander en Gewone pad zijn enkel voortplantend en (beperkt) overwinterend te verwachten in de sloten en ruigte;
  • er zijn geen reptielen of beschermde flora, vissen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten.

Ontheffing en compenserende/mitigerende maatregelen

  • voor het verwijderen van een zomerverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd, mits voorafgaand aan de sloop is vastgesteld dat vleermuizen afwezig zijn;
  • indien de bebouwing vóór circa half maart 2011 gesloopt wordt, kan dit - vanuit het oogpunt van vleermuizen - zonder nadere voorwaarden plaatsvinden. Indien de bebouwing na half maart 2011 worden uitgevoerd, is het van belang rekening te houden met de mogelijk (her)vestiging van vleermuizen in de toekomst;
  • voor het verwijderen van broedlocaties van Huismus is het noodzakelijk mitigerende maatregelen te nemen, zodat permanent voldoende nestgelegenheid aanwezig is. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld;
  • werkzaamheden die broedbiotopen van alle aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor 15 maart en na 15 juli. Overigens wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Wanneer in de periode tussen 15 juli en 15 november wordt gestart met de werkzaamheden is het van belang na te gaan of bewoonde nesten van Houtduif aanwezig zijn in de invloedsfeer van de werkzaamheden;
  • voor de laag beschermde soorten uit de groepen amfibieën en grondgebonden zoogdieren geldt in deze situatie automatisch een vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en is het nemen van vervolgstappen niet noodzakelijk.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van het bestemmingsplan dan ook aandacht te worden geschonken aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt niet indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Aangezien er geluidgevoelige objecten in het plangebied worden gerealiseerd, dient er akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai,spoorweglawaai en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai/

Met betrekking tot geluid veroorzaakt door het wegverkeer en railverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van (nieuw geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige objecten.

BVA heeft akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek (zie Bijlage 6Akoestisch en luchtkwaliteitonderzoek) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde op drie gevels van het appartementencomplex bij het kruispunt Julianastraat-Linderflier (ruimschoots) wordt overschreden. De Julianastraat is verantwoordelijk voor een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde op de noordgevel en de Linderflier zorgt voor een overschrijding op de west- en zuidgevel van het complex. De hoogste waarde bedraagt Lden 56 dB. Hierdoor kan niet zonder meer tot de realisering van de voorgenomen ontwikkeling overgegaan worden. De Wet geluidhinder schrijft voor dat maatregelen moeten worden onderzocht in de volgorde: bron, overdrachtsgebied en ontvanger om de geluidbelasting op de gevels te beperken. Indien de hiervoor genoemde maatregelen onvoldoende effect hebben of vanuit financieel, landschappelijk, vervoerskundig of verkeerskundig oogpunt niet mogelijk zijn, dan kan door het college van B&W een hogere grenswaarde vastgesteld worden. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwbouwwoningen binnen de bebouwde kom bedraagt Lden 63 dB. Het kader voor de vaststelling van een hogere grenswaarde is vastgelegd in het lokale geluidbeleid van de gemeente Twenterand (paragraaf 2.5.14 Nota Geluidsbeleid(2008)). Dit betekent dat toetsing aan dit beleid, vastgelegd in de Nota geluidbeleid en Nota hogere grenswaarden, plaats dient te vinden en op basis hiervan moet worden bepaald of ontheffing mogelijk is.

Voor wat betreft het westelijke deel van het plangebied aan de Linderflier, waarvoor een contourenberekening is gemaakt, geldt dat de voorkeursgrenswaarde op een groot deel van het plangebied wordt overschreden. Voor een deel van de woningen die in dit deel worden geprojecteerd zal zonder aanvullende maatregelen een hogere grenswaarde benodigd zijn. Indien de exacte invulling van dit gebied duidelijk is kan de exacte geluidsbelasting worden bepaald;

Op de overige gebouwen is er geen sprake van een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde.

Spoorweglawaai

Uit de berekeningen naar het geluidsbelasting ten gevolge van de spoorlijn Almelo – Mariënberg blijkt dat de geluidsbelasting ruimschoots beneden de voorkeursgrenswaarde van Lden 55 dB blijft.

Industrielawaai

Voor de bedrijven gelegen in de nabijheid van het plangebied is de Wet milieubeheer (Wm) doorgaans van toepassing. Afhankelijk van de aard van het bedrijf kan er een vergunningplicht van toepassing zijn. In dat geval zijn in de vergunning grenswaarden ten aanzien van geluid opgenomen. De grenswaarden zijn opgesteld ter bescherming van de leefomgeving tegen hinderlijke bedrijfssituaties en geven bedrijven een bepaalde geluidruimte. Voor het plangebied is het onderdeel geluid meegenomen in paragraaf 4.9Bedrijven en milieuzonering.

4.5 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit te kunnen vastleggen, heeft Ecoreest een bodemonderzoek uitgevoerd(Bijlage 7 Bodemonderzoek).

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er in een peilbuis ter plaatse een tussenwaarde overschrijding (bij herhaling) aan barium is aangetoond. Verder zijn er enkele overschrijdingen van de achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) uit de Wet bodembescherming aangetoond ter plaatse. De tussenwaarden nader onderzoek zijn hierbij niet overschreden. Alle verhogingen in het grondwater worden beschouwd als zijnde achtergrondconcentraties.

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, kan worden gesteld dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu t.g.v. de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de bestemming van het terrein.

Toepassing van eventueel vrijkomende de grond op het terrein zelf achten wij milieuhygiënisch verantwoord. Toepassing van eventueel vrijkomende grond elders kan eventueel plaats vinden binnen een gemeentelijke bodemkwaliteitskaart of met een aanvullend AP-04 onderzoek. De gemeente waar de grond eventueel wordt toegepast is hierbij het bevoegd gezag.

Hoewel de tanks nabij de school en de kerk vermoedelijk reeds zijn gesaneerd dient er bij graafwerkzaamheden ter plaatse aandacht besteed te worden aan de mogelijke aanwezigheid van de tanks. Indien bij graafwerkzaamheden een der tanks wordt aangetroffen, dient er contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag en ons bureau om de locatie aanvullend te onderzoeken en de tank te verwijderen.

Naast het bodemonderzoek is ook een asbestonderzoek uitgevoerd na te gaan of er asbestverdacht materiaal in de bodem aanwezig is (zie Bijlage 8 Verkennendasbestonderzoek). Gedurende de terreininspectie en ter plaatse van de inspectieputten is geen asbest (verdacht) materiaal aangetroffen aan de oppervlakte en in de bodem.

Wél wordt aanbevolen, om bij een eventueel voorgenomen sloop van de bestaande bebouwing op de locatie het hierin (mogelijk) aanwezige asbest te laten inventariseren conform SC 540 (Asbestinventarisatie type A).

4.6 Water

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf is een wateradvies aangevraagd bij waterschap Regge en Dinkel. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Proces

Op 28 oktober 2008 is overleg geweest met de gemeente Twenterand en waterschap Regge en Dinkel. In het overleg is informatie over de huidige situatie over gedragen en zijn uitgangspunten en wensen ten aanzien van de uitwerking van het watersysteem over gedragen. Op basis van de waterparagraaf is een prewateradvies bij waterschap Regge en Dinkel aangevraagd. Het waterschap heeft middels een mail (18 maart 2009) gereageerd. De waterparagraaf is eveneens voorgelegd aan de gemeente Twenterand die op 24 maart 2009 per mail heeft gereageerd. De opmerkingen van waterschap en gemeente zijn in de waterparagraaf opgenomen (zie Bijlage 9 Watertoets voor de volledige watertoets).

Algemeen

Het plangebied ligt in het intrekgebied (maar niet in het grondwaterbeschermingsgebied) van het waterwingebied Hammerflier. Volgens de Wateratlas Twente is het effect van deze winning op de grondwaterstand klein.

Omgang met hemelwater in de toekomst

In het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer worden vuile en schone waterstromen gescheiden. Het nieuwe hemelwatersysteem wordt gebaseerd op infiltratie van hemelwater in de bodem. Indien in een later stadium blijkt dat infiltratie niet mogelijk of gewenst is, wordt het hemelwater geretendeerd en vertraagd afgevoerd.

Zoals vermeld wordt het hemelwater afkomstig van het daken en terreinverharding gescheiden van het vuile water ingezameld. Het vuile water wordt afgevoerd naar de zuivering. Het hemelwater wordt afgevoerd naar een infiltratievoorziening. Wanneer de infiltratievoorziening gevuld is en er valt meer neerslag, kan het hemelwater overstorten. Indien overstorten naar het Overijsselsch Kanaal niet mogelijk is, dient een overstort naar het vuilwaterstelsel of het gemengde stelsel buiten het plangebied gerealiseerd worden.

Doordat in het Centrumplan de ruimte voor bovengrondse infiltratievoorzieningen zeer beperkt is, wordt in dit geval uitgeweken naar ondergrondse infiltratievoorzieningen in bijvoorbeeld de vorm van kratten of waterdoorlatende verharding. De locatie en dimensionering, alsmede de overstort worden met de waterbeheerders afgestemd.

Waterkwaliteit

Vanwege de gescheiden afvoer en lozing op het oppervlaktewater is het belangrijk de waterkwaliteit te bewaken. Dit gebeurt door aan de buitenzijde van de bebouwing en in het straatmeubilair geen uitloogbare materialen (lood, koper, zink) toe te passen. Gecoate materialen zijn wel toegestaan.

Wateroverlast

Wateroverlast wordt voorkomen door het aanbrengen van een overstort vanuit de infiltratievoorziening naar de gemeentelijke riolering. De uitwerking van de overstort vindt in een later stadium plaats. Daarbij heeft een overstort naar het Overijsselsch Kanaal de voorkeur.

Daarnaast ligt het bouwpeil van de bouwblokken minimaal 0,2 m hoger gelegd dan de terreinverharding en het straatpeil in de directe omgeving, waardoor voorkomen wordt dat water de bebouwing binnentreedt.

4.7 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

De ontwikkeling van het bestemmingsplan valt onder geen van de aangegeven ontwikkelingen, en wordt ook niet vermeld in het NSL en daarom heeft BVA alsnog een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. Uit het luchtkwaliteitonderzoek (zie Bijlage 6) blijkt dat de emissies van NO2 en PM10 ten gevolge van het extra verkeer van en naar het plangebied ruimschoots binnen de normen blijven. Vanuit de Wet milieubeheer zijn dan ook geen bezwaren tegenover de voorgenomen ontwikkeling, voor zover het luchtkwaliteit betreft.

4.8 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Oostelijk van het plangebied ligt aan de Tonnendijk een lpg-tankstation. De afstand tot het onderhavige bestemmingsplan is zodanig dat de contouren van zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico net buiten de plangrens vallen. Derhalve hebben ze geen invloed op het onderhavige bestemmingsplan.

Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld aardgas, plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen (2005) wordt een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen aangekondigd, dat naar verwachting in de loop van 2010 wordt voorzien van een wettelijke basis. In dat kader zijn op 4 december 2008 de ontwerpen voor de Basisnetten Water en Weg, alsmede het conceptontwerp Basisnet Spoor aan de Tweede Kamer aangeboden.

Daarna is op 17 februari 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg de eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" gepresenteerd.

In deze stukken wordt ook aandacht besteed aan het begrip "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd.

Op dit moment wordt het beleidskader nog gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire RNVGS, 4 augustus 2004) en de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS, 1995/96). De circulaire is een operationalisering en verduidelijking van het beleid uit de nota. Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
  • enz.

Weg

Uit het ontwerp-Basisnet Weg blijkt dat de doorgaande routes geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour (PR) hebben en dat een dergelijke contour voor deze wegen ook niet wordt verwacht op basis van het hoogste groeiscenario (Global Economy). De wegen hebben verder ook geen groepsrisico (GR).

Ook hoeft bij Vroomshoop geen rekening te worden gehouden met een PAG.

Water

De dichtstbijzijnde vaarweg is het Overijsselsch Kanaal dat langs het plangebied is gelegen. Uit het ontwerp-Basisnet Water blijkt dat dit kanaal geen plaatsgebonden risicocontour heeft van 10-6 en dat Vroomshoop geen (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Spoor

De dichtstbijgelegen spoorlijn is het baanvak Almelo-Mariënberg.

Het uiteindelijke Basisnet Spoor zal bestaan uit twee kaarten en een tabel. Op de eerste kaart zal de zone worden aangegeven waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en waar terughoudend moet worden omgegaan met het bouwen van beperkt kwetsbare objecten. Op de tweede kaart zal het PAG komen te staan. In de tabel zal worden aangegeven hoe groot de zone is voor elk baanvak en met welke referentiegegevens GR-berekeningen moeten worden gemaakt.

Op dit moment zijn die gegevens er niet en daarom moet terug worden gevallen op het zogenaamde Anker-rapport. Dit rapport (“Veilig op weg. Bouwstenen voor een wettelijke verankering van het externe-veiligheidsbeleid inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen”, november 2005) is opgesteld onder auspiciën van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, DG Transport en Luchtvaart.

Uit deel 2 van dit rapport blijkt dat dit baanvak geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour heeft en dat ook in de toekomst geen knelpunten voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormt dit baanvak geen aanleiding voor een nadere beschouwing.

Voor het groepsrisico wordt Vroomshoop niet vermeld als knelpunt.

Conclusie

Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten 'milieubelastende activiteiten' aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van 'milieugevoelige activiteiten'. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De richtafstanden van de belastende activiteiten worden vertaald naar milieuzones. Milieuzones geven gebieden aan waar bepaalde ontwikkelingen mogelijk of juist ongewenst zijn.

Bestaande functies in het plangebied

Het plangebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. Immers in het gebied bevinden zich naast elkaar onder andere winkels, horeca, kantoor, kerk, onderwijs, sport, zorginstelling en wonen.

Binnen gebieden met functiemenging is gekozen voor een categorie-indeling van functies. Er wordt onderscheid gemaakt in activiteiten die:

  • aanpandig aan woningen kunnen plaatsvinden (categorie A). De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend. In deze categorie valt onder andere detailhandel, kantoren, restaurants, cafés en snackbars.
  • bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies kunnen plaatsvinden (categorie B). Dit betreft bijvoorbeeld kerken, supermarkten en sporthallen. Wat precies onder 'bouwkundig afgescheiden' wordt verstaan is niet exact omschreven. Aangetoond dient te worden dat een goed woon- en leefklimaat wordt gegarandeerd.
  • bouwkundig afgescheiden activiteiten die gezien de verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de stedelijke hoofdinfrastructuur vragen (categorie C). Dit betreft bijvoorbeeld een parkeergarage.

De bestaande functies in het plangebied vallen in categorie A en B. Een lijst met bedrijfsactiviteiten en categorie-indeling is toegevoegd als Bijlage 10 Lijst metbedrijfsactiviteiten.

Nieuwe ontwikkelingen in het plangebied

In het plangebied van dit bestemmingplan zijn nieuwe categorie A en B activiteiten gepland (multifunctioneel centrum, school, uitbreiding zorginstelling, wonen). Aanpandig wonen wordt vanuit de eisen uit het bouwbesluit voldoende beschermd. Bij de activiteiten die vallen in categorie B zoals bijvoorbeeld de sporthal dient aangetoond te worden dat, middels een bouwkundige afscheiding van de woningen, een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd. Ook voor het wonen bij scholen is geluid een aandachtspunt.

Aandachtspunt bij gebruik wijzigingsbevoegdheid winkelcentrum Linderflier

Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid voor het wijziging van de bestemming van het huidige winkelcentrum Linderflier naar locatie voor werken met mogelijkheid voor een bedrijfswoning dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de direct aangrenzend gelegen meubelfabriek Vroomshoop meubelen. Voor een meubelfabriek geldt volgens de uitgave Bedrijven en milieuzonering een aan te houden afstand van minimaal 100 meter tot gemengd gebied om niet oplosbare problemen te voorkomen. Omdat ook sprake is van een geurbelasting van de omgeving geniet een afstand van 200 meter de voorkeur. Bovendien dient bij de invulling met bedrijven een voldoende afscherming naar de woningen aan de Stobbelaan te worden gewaarborgd.

4.10 Verkeer & Parkeren

4.10.1 Huidige situatie

Autoverkeer

Het plangebied wordt doorsneden door één belangrijke noord-zuidroute Koningin Beatrixlaan – gedeelte Julianastraat - Linderflier en twee oost-westverbindingen Hammerstraat/Hammerweg en Julianastraat. De verkeersstructuur in het centrum wordt gedomineerd door de doorgaande route Hammerweg/Hammerstraat. De Julianastraat ontsluit het winkelcentrum van Vroomshoop dat grotendeels geconcentreerd ligt rondom het Julianaplein met een oostelijke ontsluiting op de Hoofdstraat. Een groot knelpunt op het gebied van verkeer is de menging van functies verkeer en verblijven. Hierdoor ontstaat druk op de verkeersveiligheid. De Hammerstraat is daar een voorbeeld van. Deze straat heeft een mengfunctie met een inrichting, waarbij het accent op “verkeer” is gelegd, terwijl het accent “verblijven” in de loop der jaren qua gebruik en uitstraling flink is toegenomen, hetgeen heeft geleid tot een typering van een verkeersonveilige concentratie inclusief de situatie rondom de Tonnendijkbrug. De oversteekbaarheid komt hierdoor in het gedrang.

In het kader van de centrumvisie zijn inmiddels enkele van de bovengenoemde wegen heringericht. In 2008 is het Linderflier heringericht, waarbij o.a. de parkeerplaatsen, gelegen aan de oostkant zijn overgeheveld naar de westkant waar de winkels zijn gevestigd. Vorig jaar is de Hoofdstraat tot aan het Meulenbelt heringericht overeenkomstig de voorkeurskenmerken uit het GVVP voor een 50 km/h-weg, waarbij tevens landbouw- en vrachtverkeer worden geweerd.

Vrij recent is de Hammerstraat her ingericht. Deze straat heeft weliswaar de mengfunctie behouden, met een zeer beperkte verkeersaccent, maar de inrichting is zodanig uitgevoerd dat het accent veel meer is komen te liggen op “verblijven”. Door het versmallen van de rijbaan is er een rustiger straatbeeld ontstaan. Ook zeer recent is gerealiseerd het laatste deel van de Hoofdstraat vanaf het Meulenbelt tot aan de Hammerstraat, waarbij dat deel een 30 km/h-status heeft gekregen om het plangebied aan de oostkant als verblijfsgebied af te bakenen.

Wenselijk wordt geacht de Koningin Beatrixlaan, onderdeel van een belangrijke noord-zuidroute, alsmede de Julianastraat in westelijke richting, op den duur her in te richten als afronding van een verbeterde infrastructuur rondom het plangebied

De verkeersstructuur in het plangebied, gelegen binnen de bovengenoemde wegen, krijgt de functie van “verblijven” en daar zal de maximum snelheid van 30 km/h gelden met de daarbij behorende maatregelen om die snelheid zo veel mogelijk af te dwingen.

Parkeren

In de Uitgangspuntennotitie Parkeerbeleid door de raad op 1 september 2007 vastgesteld is ondermeer aangegeven dat betaald parkeren in de gemeente Twenterand niet wordt ingevoerd. Mocht er sprake zijn van enige parkeerregulering, dan zou het instellen van een blauwe zone een optie kunnen zijn, maar dan alleen voor de kernen Vriezenveen en Vroomshoop. Aangegeven is dat het instellen van een blauwe zone in winkelgebieden nader onderzocht zal worden. Een dergelijk onderzoek heeft tot op heden niet plaatsgevonden.

Het centrum van Vroomshoop kent wat betreft het parkeren een wisselend beeld. De Koele van Ensing grenzend aan de oostkant van het spoor heeft een moderne, eigentijdse inrichting en uitstraling. Het Julianaplein en het parkeerterrein aan het Linderflier hebben een zwakke ruimtelijke kwaliteit. Het parkeerterrein ten noorden van de Hammerstraat (Dreef) is qua ligging onaantrekkelijk en onder meer vanwege de excentrische ligging weinig effectief. In 2009 is met de realisatie van

“'t Hart van Vroomshoop” een groot parkeerterrein, Amaliaplein, tot stand gekomen. Een verrijking zowel voor het nieuwe als voor het bestaande winkelarsenaal.

In het plangebied tussen de Julianastraat, Linderflier en Stobbelaan zijn parkeermogelijkheden ingeruimd. Gelet op de benodigde aantal parkeerplaatsen op basis van de eerste globale opzet van het gebied, rekeninghoudend met de parkeerbalans en een verbeterde gestructureerde inrichting van het Oranjeplein is het mogelijk de parkeerbehoefte “sluitend” te krijgen.

Als sluitstuk voor de afronding van “'t Hart van Vroomshoop”, waar de herinrichting van de Hammerstraat en een gedeelte van de Hoofdstraat is ondergebracht, wordt gezien de herinrichting van het Julianaplein voor een kwaliteitsimpuls. Ten behoeve van de uitstraling in dat gebied en een betere benutting van de ruimte t.b.v. parkeren wordt een herinrichting wenselijk geacht.

4.10.2 Toekomstige situatie

Door BVA is onderzoek gedaan naar de verkeersaspecten in het gebied in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen (realisatie activiteitencentrum, gezondheidscentrum en woongebied). Onderstaand een korte samenvatting van de resultaten van dit onderzoek. Het totale onderzoek is opgenomen als Bijlage 12 Verkeersaspecten bestemmingsplanCentrum Vroomshoop.

Autoverkeer

Verkeerskundig is er geen bezwaar om de Stobbelaan te gebruiken als route naar het actitviteitencentrum en de brede school. Ook vanaf de Julianastraat, via een nieuw aan te leggen verbindingsweg- met de rijrichting noord-zuid- gesitueerd achter het activiteitencentrum/ brede school paralllel aan het spoor, zijn genoemd centrum en school bereikbaar. Echter er zal een nieuwe ontsluiting in het te ontwikkelen woongebied moeten worden gemaakt om het woongebied en het gezondheidscentrum te ontsluiten. Deze nieuwe verbinding zal in de eerste fase van realisatie moeten worden aangelegd zodat deze dan gelijk onderdeel kan gaan uitmaken van de bouwverkeerroute voor het activiteitencentrum, de brede school en het gezondheidscentrum.

Parkeren

Er is een parkeerbalans gemaakt voor het gebied. Geconcludeerd kan worden dat er voldoende parkeergelegenheid in het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De parkeerlocaties zijn verdeeld over het gehele plangebied zodat vraag en aanbod ook geografisch op elkaar zijn afgestemd. Ter plaatse van het toekomstig activiteitencentrum en de brede school worden parkeerplaatsen aan zowel de noord- als de zuidzijde gerealiseerd. Om verplaatsing van het ene naar het andere parkeerterrein (als een van beide terreinen 'vol' is) eenvoudig mogelijk te maken wordt een kortsluiting geadviseerd langs het spoor. Deze route kan eventueel ook door vrachtwagens worden gebruikt als 'Serviceroute'/ bevoorradingsroute naar de ter plaatse aanwezige voorzieningen. De mogelijkheid van een kortsluiting langs het spoor is in het bestemmingsplan opgenomen.

Langzaam verkeer

Voor de fietser is zowel de huidige als de toekomstige situatie goed en verkeersveilig. Bij realisering van de kortsluiting naast het spoor dient rekenschap te worden gehouden met de reeds aanwezige fietsverbinding en het spoortunneltje.
Aandachtpunt is het stallen van de fietsen bij de diverse locaties in het plangebied.

Voor het zuidelijke deel van het plangebied waar de nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden wordt aandacht gevraagd voor de plek van de voetganger in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  1. a. een bestemmingsomschrijving en
  2. b. bouwregels

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  1. c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  2. d. gebruikregels.
  • Ad a. Bestemmingsomschrijving
    De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.
  • Ad b. Bouwregels
    De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
    Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
  • Ad c. Afwijkingsmogelijkheid
    De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.
  • Ad d. Gebruiksregel
    In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

5.2 Nadere Toelichting Op De Regels

Voor zover nodig worden de afzonderlijke bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle bestemmingen worden daarom toegelicht.

Centrum

Deze bestemming is toegekend aan globaal het gebied gelegen tussen de Hoofdstraat, de Hammerstraat, het spoor en weerszijde van de Julianastraat. Binnen de bestemming vallen de gebruikelijk in een centrum van een kern aanwezige functies, zoals onder andere winkels, horeca, kantoren en dergelijke. Ook bedrijven in de lage milieucategorie ( 1 en 2) zijn in het centrum toegestaan. Boven het grootste deel van de centrumfuncties wordt gewoond. Deze woningen zijn als zodanig meebestemd overeenkomstig de bestaande situatie.

Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor religieuze, medische, sociale, culturele instellingen, onderwijsinstellingen, overheidsinstellingen en een sporthal. Daar waar aangeduid met 'gestapeld' mogen vanaf de eerste verdieping appartementen worden gebouwd danwel aanwezig zijn tot een maximum zoals aangegeven.

Een clubgebouw ten dienste van de postduivenvereniging is specifiek aangeduid.

Maatschappelijk-Zorginstelling

De als zodanig aangewezen gronden zijn bestemd voor een zorginstelling, al dan niet zelfstandige huisvesting en/of verzorging en verpleging, een gezondheidscentrum en zorgwoningen.

Wonen 1- uit te werken/ Wonen 2- uit te werken

Deze bestemming betreft een uit te werken bestemming als bedoeld in artikel 3.6 van de Wro. Burgemeester en wethouders moeten deze bestemming binnen de planperiode uitwerken. Dat moet gebeuren binnen de kaders die daarvoor in de planregels zijn opgenomen.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden. Binnen het plangebied is voor vier aangegeven locaties een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de vigerende bestemming.

De wijzigingsbevoegdheden zijn deels aan elkaar verbonden.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren.

Overgangsregels

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening.

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Indien het strijdig gebruik,na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Hoofdstuk 6 Economische Haalbaarheid

In de grondexploitatie zijn alle kosten opgenomen welke gemaakt moeten worden om bouwrijpe grond aan te kunnen bieden en naderhand het gebied woonrijp te maken. Dit is inclusief de aanleg en verplaatsing van kabels en leidingen en inrichting openbare ruimte. De grondexploitatie laat een economisch haalbare exploitatie zien, waarbij naast een ontvangen subsidie de kosten goed gemaakt kunnen worden door grondverkopen en een bij anterieure overeenkomst overeengekomen exploitatiebijdrage. In de exploitatie zijn geen kosten meegenomen voor bouw en exploitatie van gebouwen. Deze vallen buiten een grondexploitatie en komen ten laste van de bouwer/ eigenaar/ exploitant van het toekomstige gebouw. Mocht dit de gemeente zijn zal hiervoor een afzonderlijke exploitatie worden opgesteld en meegenomen worden binnen de gemeentelijke begroting.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

7.1 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Bro is het voorontwerp bestemmingsplan 'Centrum Vroomshoop' besproken en aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden.

De gemeente en het waterschap hebben ambtelijk op 25 september 2009 met elkaar gesproken over de centrumvisie (de onderlegger van dit plan). In dit overleg is onder andere de inbreng van water in het plan besproken. Daarnaast is het watertoetsproces met het waterschap doorlopen (zie paragraaf 4.6). Met de provincie is vooroverleg gepleegd en in het overleg "ruimtelijke agenda" van 2 februari 2011 akkoord bevonden.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Centrum Vroomshoop" heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) vanaf 14 januari 2011 voor een periode van vier weken ter inzage gelegen. Op maandag 17 januari 2011 is er een inloopmiddag/avond geweest. Er is één inspraakreactie ontvangen (Bijlage 11 Brief inspraakractie). Deze is onderstaand samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Naar aanleiding van het gemeentelijk commentaar is het bestemmingsplan aangepast.

Inspreker 1: brief dd. 10-2-2011

Inspreker reageert op de in paragraaf 3.3 beschreven 'Toekomstige situatie' van het bestemmingsplan. Hier wordt melding gemaakt van het voornemen de bereikbaarheid van de sporthal via de huidige parkeerplaats winkelcentrum Linderflier te laten lopen en nadrukkelijk niet via de Stobbelaan. Inspreker maakt bezwaar tegen deze routering vanwege de verkeersonveilige situatie die dan ontstaat. Tevens worden problemen verwacht bij de toekomstige bevoorrading met vrachtwagens.

Reactie gemeente

Naar aanleiding van de reactie van inspreker heeft de gemeente een onderzoek laten uitvoeren naar de Verkeersaspecten bestemmingsplan Centrum Vroomshoop. Naar aanleiding van dit onderzoek is besloten de ontsluiting van het activiteitencentrum niet via de parkeerplaats winkelcentrum Linderflier te laten verlopen maar hier in de eerste fase van het project al de nieuwe verbinding door het nieuwe woongebied voor aan te leggen.

Daarnaast wordt bovendien een kortsluiting gemaakt langs het spoor tussen de twee parkeerplaatsen aan de noord- en zuidzijde van het activiteitencentrum. Deze kortsluiting kan mogelijk ook worden ingezet in de bevoorradingsroute van de nieuwe voorzieningen.

Het bestemmingsplan is naar aanleiding van bovenstaand onderzoek aangepast. Het onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

oktober 2012.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 2 Visiekaart

Bijlage 3 Centrumvisie Vroomshoop

Bijlage 4 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie

Bijlage 5 Quickscan Natuurtoets

Bijlage 6 Akoestisch En Luchtkwaliteitonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Verkennend Asbestonderzoek

Bijlage 9 Watertoets

Bijlage 10 Lijst Met Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 11 Brief Inspraakractie

Bijlage 12 Verkeersaspecten Bestemmingsplan Centrum Vroomshoop