KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum
Artikel 4 Groen - Beplantingsstrook
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Toetsing Beleidskader
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Voorgenomen Ontwikkeling
3.2 Onderbouwing Locatiekeuze
3.3 Kenmerken Plangebied
Hoofdstuk 4 Milieuaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Water
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Landschap En Cultuurhistorie
4.5 Archeologie
4.6 Ecologie
4.7 Verkeer
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Geur
4.10 Geluid
4.11 Externe Veiligheid
4.12 Bedrijven En Milieuzonering
4.13 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Toelichting, Verbeelding En Regels
5.3 Artikelsgewijze Toelichting
5.4 Verbeelding
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven
Bijlage 1 Inspraak- En Overlegreacties
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 5 Stikstofonderzoek
Bijlage 6 Geur Onderzoek
Bijlage 7 Bodemonderzoek

Recycling Westerveld Oeveraseweg

Bestemmingsplan - gemeente Westerveld

Vastgesteld op 23-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Recycling Westerveld Oeveraseweg' van de gemeente Westerveld.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.9 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.10 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 composteerinrichting:

inrichting waarbinnen groenafval tot hoogwaardige compost wordt verwerkt;

1.12 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 voercentrum:

inrichting waarbinnen ruwvoer wordt ingebracht, waarna het op maat weer wordt terug geleverd als compleet rantsoen;

1.14 Waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, kaden, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d., voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging en bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, gemeten conform de NEN 2580;

2.4 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en opslag van materialen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw of opslag.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een composteerinrichting;
  2. b. een voercentrum;
  3. c. op- en overslag van grond, zand, grind, split en veevoer;
  4. d. op- en overslag van bouw- en sloopmaterialen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. openbare nutsvoorzieningen;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. in- en uitritten;
  4. h. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  5. i. waterhuishoudkundige doeleinden.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden opgericht;
  2. b. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogte bedraagt;
  3. c. de goothoogte van een gebouw ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogte bedraagt;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 6 m bedraagt met dien verstande, dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub c ten behoeve van de verhoging van de goothoogte tot maximaal 7 m, met dien verstande, dat:

  1. 1. deze bevoegdheid niet van toepassing is op de naar de Oude Vaart gerichte zijde van de gebouwen;
  2. 2. deze bevoegdheid alleen kan worden toegepast indien de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  3. 3. deze bevoegdheid alleen kan worden toegepast indien de noodzaak is aangetoond.

3.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
    1. 1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 3.1;
    2. 2. Het gebruik van gronden ten behoeve van het composteren van afval ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf uitgesloten - composteren';
    3. 3. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
    4. 4. het opslaan en composteren van dierlijke meststoffen;
    5. 5. het breken van puin;
    6. 6. het shredderen van bomen en boomstobben;
    7. 7. het opslaan in de open lucht van materiaal met een hoogte van meer dan 6 m gemeten vanaf het peil;
    8. 8. het in de open lucht opslaan van bouw- en sloopmateriaal;
    9. 9. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan detailhandel rechtstreeks voortvloeiend uit de activiteiten van het bedrijf en daaraan ondergeschikt.
    10. 10. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
    11. 11. risicovolle inrichtingen.

Artikel 4 Groen - Beplantingsstrook

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Beplantingsstrook' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en landschappelijke beplanting ter inpassing en ter afscherming van terreinen, materieel, opslag en bebouwing. De gronden zijn tevens bestemd voor:

  1. a. voetpaden;
  2. b. waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 bouwregels

Het oprichten van bouwwerken is niet toegestaan op de voor 'Groen - Beplantingsstrook' bestemde gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

6.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 6.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 6.1 met maximaal 10%.

6.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

6.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

6.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanRecycling Westerveld Oeveraseweg.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de oostzijde van het bestaande bedrijventerrein aan de Oeveraseweg in Havelte is Recycling Westerveld B.V. gevestigd. Dit bedrijf maakt een groei door en heeft daarom behoefte aan extra bedrijfsruimte en een verbreding van de bedrijfsactiviteiten. Het bedrijf zal, aanvullend op haar huidige activiteiten zoals het composteren van groenafval, ook ruimte bieden aan opslag van bouw- en sloopmaterialen en veevoer en overslag van zand, grond en grind. Voor de opslag van bouw- en sloopmaterialen is door de provincie inmiddels een milieuvergunning verleend. Tegelijkertijd speelt op het bedrijventerrein nog een ontwikkeling. De gemeente Westerveld is voornemens om een nieuw afvalbrengstation te realiseren naast het bedrijf Recycling Westerveld B.V.. Een bestemmingsplan hiervoor heeft inmiddels het vooroverlegstadium doorlopen. Door deze ontwikkeling ontstaan in feite twee clusters bedrijventerrein naast elkaar. Door de gewenste ontwikkelingen van Recycling Westerveld B.V. ontstaat de mogelijkheid om beide clusters met elkaar te verbinden en te voorzien van een goede landschappelijke inpassing. Hiermee wordt tevens voorzien in het ontbreken van landschappelijke inpassing van het bestaande bedrijventerrein. Bijkomend voordeel is dat er ruimte ontstaat. Deze beide ontwikkelingen bieden kansen voor het verbeteren van de landschappelijke inpassing van het bestaande bedrijventerrein door het bedrijventerrein uit te breiden met een extra kavel en het realiseren van een brede beplantingsstrook.

De afronding van het bedrijventerrein aan de Oeveraseweg en de landschappelijke inpassing daarvan wordt planologisch geregeld in dit bestemmingsplan. Het afvalbrengstation doorloopt een separate bestemmingsplanprocedure.

1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing

Het plangebied ligt ten zuidwesten van het bestaande bedrijventerrein Oeveraseweg Havelte. De bestaande composteerinrichting Recycling Westerveld B.V. maakt deel uit van het plangebied. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0001.jpg"
Figuur 1: ligging en begrenzing plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Op de locatie waar het afvalbrengstation is gepland zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend:

  • Bestemmingsplan Buitengebied Havelte, op 19 december 1985 vastgesteld en op 7 april 1987 goedgekeurd;
  • Bestemmingsplan Buitengebied Havelte, partiële herziening composteerinrichting Oeveraseweg, op 25 april 2002 vastgesteld en op 26 november 2002 goedgekeurd;

Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan waren in het plangebied de bestemmingen 'bedrijfsdoeleinden' en 'beplantingsstrook' (Bestemmingsplan Buitengebied Havelte, partiële herziening) en 'agrarisch gebied' met aanduiding straalpad (Bestemmingsplan Buitengebied Havelte) vigerend.

Het bestemmingsplan Buitengebied Westerveld vervangt deze bestemmingsplannen en is op 5 juli 2012 vastgesteld, maar nog niet in werking getreden. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'agrarisch'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is aandacht besteed aan het voor dit bestemmingsplan relevante rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het plangebied en voorgenomen ontwikkeling gegeven. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de milieuaspecten en de daaraan verbonden onderzoeken. In hoofdstuk 5 komen de juridisch-bestuurlijke aspecten aan bod. In hoofdstuk 6 komt de economische uitvoerbaarheid aan de orde en inspraak en overleg in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op de doelen concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk zet in op vereenvoudiging van regels en procedures. Het motto van het Rijk verschuift naar 'decentraal, tenzij..'.

Door hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden acht het Rijk gemeenten en provincies in staat om opgaven integraal en doeltreffend aan te pakken. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

De voorgenomen afronding van het bedrijventerrein behoort niet tot bovenstaande rijksverantwoordelijkheden.

2.2 Provinciaal Beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Drenthe is verwoord in de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld juni 2010). Deze omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe en beschrijft de voorgestelde ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie Drenthe wordt de volgende missie verwoord: "Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten."

De kernkwaliteiten van Drenthe zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Er zijn vier 'systemen' die in de ogen van de provincie de dragers zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe:

  • sociaal-economische systeem;
  • watersysteem;
  • natuursysteem;
  • landbouwsysteem.

Voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe moeten deze vier systemen 'robuust' zijn. Een systeem is robuust als een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren ervan. Binnen de robuuste systemen staat de ontwikkeling van de betreffende hoofdfunctie (wonen, werken, water, natuur of landbouw) voorop. Dit betekent dat de ontwikkeling van andere functies geen significante negatieve invloed mag hebben op het functioneren van de hoofdfunctie. Voor alle ontwikkelingen, dus ook die van de hoofdfunctie, geldt dat de ruimtelijke kwaliteit er door moet worden versterkt. In sommige situaties komen twee robuuste systemen samen, met mogelijk conflicterende belangen. In die gevallen is het van belang maatwerk te leveren met betrekking tot de gewenste ontwikkeling.

Kernkwaliteiten binnen plangebied

De omgevingsvisie benoemt twee landschappelijke kernkwaliteiten in en rondom het plangebied. Dit zijn de steilrand van het Drents Plateau en het beekdal van de Oude Vaart. Dit is weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0002.jpg"
Figuur 2: kernkwaliteiten provinciale omgevingsvisie

Bouwen in beekdalen

Voor het bouwen in beekdalen hanteert de provincie het 'Nee, tenzijbeleid'. Het 'Nee, tenzijbeleid' betekent dat kapitaalintensieve functies zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. Nieuwe kapitaalintensieve functies zijn alleen toegestaan als aan vier voorwaarden is voldaan:

  1. 1. er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang;
  2. 2. er zijn geen alternatieven;
  3. 3. de functie vormt op de locatie geen feitelijke belemmering om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten;
  4. 4. het negatieve effect op het watersysteem wordt in het plan gecompenseerd.

Steilrand

Het plangebied ligt in een zone die deel uitmaakt van de steilrand van het Drents-Fries keileemplateau. In de omgevingsvisie is de steilrand beleidsmatig aangeduid. Voor de steilrand geldt dat de provincie de doelstelling heeft deze te behouden en te versterken. In deze zone ligt de steilrand die overgaat in een veenvlakte. Het veen, dat vanaf het Holoceen in het beekdal van de huidige Oude Vaart is ontstaan, wigt uit tegen het hoger liggende plateau. Om dit verschijnsel zichtbaar te houden vergt dit zorg op zowel de steilrand als de aanliggende veenvlakte, die samen als een zone op de kaart staan. Het plangebied wordt op de Geomorfologische Kaart van Drenthe als veenvlakte aangeduid. Ook de omliggende terreinen maken deel uit van deze vlakte. Het reliëf is, zoals de naam veenvlakte al aangeeft, gering. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) van het plangebied is nauwelijks hoogteverschil waar te nemen.

Waterbergingsgebied

Het gebied Darperweiden (zie figuur 2) is door de provincie Drenthe aangewezen als zoekgebied voor waterberging. De bescherming van de waterbergingsgebieden is gericht op het behouden van de bergingscapaciteit zodat deze gebieden voor deze functie bruikbaar blijven in de toekomst. In de aangewezen bergingsgebieden zijn kapitaalintensieve functies, zoals bebouwing of recreatie, in principe ongewenst, tenzij de bergingscapaciteit gehandhaafd blijft, geen schade optreedt aan deze functies bij inundatie van het gebied en geen beperkingen ontstaan voor de inzetbaarheid van het bergingsgebied voor waterberging. In hoofdstuk 4 is hier bij het omgevingsaspect water nader op ingegaan.

Strategische grondwaterwinning

Darperweiden is aangeduid als 'strategische grondwaterwinning' (zie figuur 3). Dit gebied is gelegen ten zuiden van het plangebied. In gebieden met aanduiding strategische grondwaterwinning kan een vergunning worden aangevraagd voor een strategische reservering voor een drinkwatervoorziening. Bij het beoordelen van een aanvraag hiervoor, kijkt de provincie naar de volgende aspecten:

  • De reservering is bedoeld als strategische reserve voor het geval er zich een calamiteit voordoet bij één van de bestaande grondwaterwinningen;
  • De gevolgen voor andere belangen zijn goed in beeld gebracht. De mogelijkheden om deze gevolgen technisch of financieel te compenseren, zijn maximaal benut.
  • Het waterleidingbedrijf moet de noodzaak voor de grondwaterwinning aantonen.
afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0003.jpg"
Figuur 3: ligging waterbergingsgebied en strategische grondwaterwinning Darperweiden

2.3 Gemeentelijk Beleid

Kadernota Buitengebied Westerveld

De doelstelling van de kadernota is als volgt geformuleerd:

"De kadernota biedt op een zodanige wijze sturing aan nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied dat de bestaande omgevingskwaliteit behouden blijft en de economie wordt versterkt, zonder dat de betreffende ontwikkeling ten koste gaat van ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande functies in de omgeving."

Om deze doelstelling te bereiken zijn voor de verschillende landschapstypen binnen de gemeente Westerveld de kernkwaliteiten benoemd en een analyse opgenomen van de gaafheid van de landschappen. Het plangebied is gelegen in een beekdal dat onderdeel uitmaakt van het esdorpenlandschap. De kernkwaliteiten van het beekdallandschap hebben betrekking op:

  • openheid;
  • verdichting door houtwallen evenwijdig aan en dwars op de beekdalranden;
  • voornamelijk in gebruik als grasland;
  • opstrekkende verkaveling;
  • reliëf;
  • nauwelijks bebouwing.

De waardering van de gaafheid van het landschap is weergegeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0004.png"
Figuur 4: waardering gaafheid beekdalen (Bron: Kadernota Buitengebied Westerveld, 2006)

Uit het kaartbeeld blijkt dat het plangebied een lage gaafheid heeft. In de met een gele kleur aangeduide gebieden (lage gaafheid), zijn de kernkwaliteiten vandaag de dag niet meer herkenbaar. Dit is bijvoorbeeld het geval in gebieden waar grootschalige ruilverkavelingen hebben plaatsgevonden. In deze gebieden wordt niet gestreefd naar het terugbrengen van de thans afwezige kernkwaliteiten.

Planologisch beleid omgeving plangebied

Het plangebied maakt onderdeel uit van twee verschillende bestemmingsplannen. Deels heeft het plangebied een agrarische bestemming welke onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan 'Buitengebied Havelte'. Dit bestemmingsplan is op 17 juni 1986 vastgesteld en op 20 januari 1987 goedgekeurd. De composteerinrichting in het plangebied is in 2002 planologisch mogelijk gemaakt door het bestemmingsplan 'Buitengebied Havelte' partieel te herzien. Op dit deel van het plangebied is het bestemmingsplan 'Buitengebied Havelte, partiële herziening composteerinrichting Oeveraseweg '02' van toepassing.

In een overeenkomst tussen gemeente Westerveld en de Recycling Westerveld B.V. is vastgelegd dat Recycling Westerveld B.V. afziet van het recht om een bedrijfswoning te realiseren binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Havelte, partiële herziening composteerinrichting Oeveraseweg '02'.

2.4 Toetsing Beleidskader

Rijksbeleid

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Het Rijk hanteert drie criteria welke leidend zijn bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. De uitbreiding van het bedrijventerrein is in overeenstemming met het rijksbeleid. De uitbreiding valt niet binnen de criteria van rijksdoelen en bijbehorend nationaal belang en is zodoende een gemeentelijke verantwoordelijkheid.

Provinciaal beleid

Nieuwe kapitaalintensieve functies in beekdalen zijn alleen toegestaan als aan vier voorwaarden is voldaan:

  1. 1. er is sprake van een zwaarwegend maatschappelijk belang;
  2. 2. er zijn geen alternatieven;
  3. 3. de functie vormt op de locatie geen feitelijke belemmering om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten;
  4. 4. het negatieve effect op het watersysteem wordt in het plan gecompenseerd.

ad 1. zwaarwegend maatschappelijk belang

De afronding van het bedrijventerrein Oeveraseweg bevordert economische ontwikkeling binnen de gemeente Westerveld. Voor een veevoerbedrijf in Zuid Drenthe is dit in feite de enige, en qua ligging meest geschikte, locatie. Voor Recycling Westerveld B.V. ontstaat ruimte voor de uitbreiding en verbreding. De overige uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg biedt vestigingsruimte voor nieuwe bedrijven. De locatie kent voordelen, die onderkent worden door de gemeente Westerveld. Zo is de locatie goed bereikbaar.

Uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg maakt de landschappelijke inpassing van bedrijventerrein aan de zuidzijde van de Oeveraseweg bovendien mogelijk. Met de afronding ontstaan verbetering van het landschap door de verbinding van twee clusters bedrijventerrein en beplanting voor het bestaande deel. Hierdoor manifisteert het geheel zich als een bos in het landschap; ook elders in het stroomdal van de Oude Vaart komt dit voor. Passend binnen de doelstelling van de Kadernota Buitengebied Westerveld blijft de omgevingskwaliteit behouden, wordt de economie versterkt en biedt uitbreiding van het bedrijventerrein ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst.

ad 2. er zijn geen alternatieven

Om optimaal te profiteren van het bestaande bedrijventerrein en functies aan de Oeveraseweg, is het wenselijk geacht de uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg direct aan de ABS-locatie en de huidige composteerinrichting te laten plaatsvinden. Economisch voordeel wordt behaald door clustering, ontsluitingswegen worden efficiënt gebruikt en Recycling Westerveld B.V. hoeft haar bedrijfsvoering niet op te splitsen over verschillende en uiteengelegen locaties. Bovendien maakt alleen clustering van functies de landschappelijke inpassing en afronding mogelijk. Een en ander betekent dat er geen reële alternatieven voorhanden zijn.

ad 3. geen belemmering voor vergroting afvoer- en bergingscapaciteit regionale watersysteem

Ten behoeve van het plan is een watertoets uitgevoerd. Hieruit volgt dat het plan geen belemmering vormt voor een toekomstig waterbergingsgebied. Het plan voorziet in de aanleg van eventuele maatregelen tegen wateroverlast bij ingebruikname van het gebied Darperweiden als waterbergingsgebied.

ad 4. negatieve effecten op het watersysteem worden in het plan gecompenseerd

Ten behoeve van het plan is een watertoets uitgevoerd. Hierin zijn waterhuishoudkundige randvoorwaarden opgenomen. Deze worden betrokken bij de inrichting van het plangebied. De toename van verhard oppervlak wordt binnen het plangebied gecompenseerd.

Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat aan de vier voorwaarden wordt voldaan waaronder de bouw van nieuwe kapitaalintensieve functies in beekdalen is toegestaan.

Naast het geformuleerd beleid voor bouwen in beekdalen, heeft de provincie het gebied aangeduid als waterbergingsgebied, stategische grondwaterwinning en steilrand.

De afronding van het bedrijventerrein Oeveraseweg vormt geen belemmering voor een toekomstig waterbergingsgebied (zie paragraaf 4.2). In de provinciale omgevingsvisie zijn geen restricties opgenomen in relatie tot inrichting van gebieden nabij strategische grondwaterwinningen. De door de provincie aangeduide steilrand is in de omgeving van het plangebied nauwelijks waarneembaar.

De afronding van het bedrijventerrein Oeveraseweg is op grond van bovenstaande passend binnen het provinciaal beleid.

Gemeentelijk beleid

Het plangebied is gelegen in een beekdal met een lage gaafheid. De kernkwaliteiten van het beekdal zijn vandaag de dag niet meer herkenbaar. Op grond van de kadernota hoeft er geen landschappelijke prestatie geleverd te worden voor de afronding van het bedrijventerrein Oeveraseweg.

De uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg sluit functioneel en ruimtelijk aan bij de bestemmingen van het reeds aanwezige bedrijventerrein en composteerinrichting.

De uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg past binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Voorgenomen Ontwikkeling

Aanleiding

De gemeente heeft een bestemmingsplan in voorbereiding voor een afvalbrengstation genaamd Bestemmingsplan “ABS Oeveraseweg Havelte”. In het kader van de verdere ontwikkeling van het afvalbrengstation te Havelte wordt er een overeenkomst met Recycling Westerveld B.V. afgesloten waarbij voor laatstgenoemde ruimte voor de ontwikkeling van een nieuwe bedrijfstak ontstaat. Recycling Westerveld B.V. heeft aangegeven belangstelling te hebben om een gedeelte van het perceel van de gemeente te kopen, teneinde de bedrijfsvoering op het composteerterrein uit te breiden en gedeeltelijk te wijzigingen. Recycling Westerveld B.V. wenst een veevoerbedrijf te starten en wil op een deel van het perceel opslag van veevoer realiseren. De ontwikkeling voorziet in bediening van het werkgebied in Zuidwest Drenthe. Voor zowel gemeente als Recycling Westerveld B.V. ontstaat zo een win-win-situatie. De gemeente heeft aangegeven in beginsel bereid te zijn tot wijziging van het Voorontwerp Bestemmingsplan ABS, waarbij het afvalbrengstation een kwartslag wordt gedraaid en wordt geprojecteerd langs de Oeveraseweg. Het Bestemmingsplan Composteerinrichting voorziet in de mogelijkheid van een bedrijfswoning. Deze bouwmogelijkheid beperkt de gebruiksmogelijkheden van een afvalbrengstation op het perceel in verband met de milieunormen waarmee rekening gehouden dient te worden. Recycling Westerveld B.V. heeft aangegeven niet voornemens te zijn ter plaatse een bedrijfswoning te realiseren en is bereid afstand te doen van deze planologische mogelijkheid. Na overleg met alle betrokken partijen ligt er nu een overeenkomst voor met Recycling Westerveld B.V. tot verkoop van een perceel grond (kadastraal bekend Gemeente Havelte, sectie Q, nummer 328 groot 10.624 m2. )

Uitbreiding Recycling Westerveld B.V.

Recycling Westerveld B.V. is sinds 2002 gevestigd op het bedrijventerrein Oeveraseweg. Sindsdien heeft het bedrijf een ontwikkeling doorgemaakt, waardoor het bedrijf behoefte heeft aan uitbreiding van haar bedrijfsactiviteiten. Het bedrijf begon als een composteerinrichting. In 2008 verleende de provincie Drenthe een milieuvergunning voor het vergroten van de capaciteit van de compostering naar 22.500 ton per jaar. Op- en overslag van grond, zand, grind en split zijn tevens vergund. In december 2011 heeft de provincie een revisievergunning afgegeven voor de volgende daarop aanvullende bedrijfsactiviteiten: het inzamelen, op- en overslaan van huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen.

Naast genoemde activiteiten wil het bedrijf tevens de op- en overslag van veevoer faciliteren. Bij het voercentrum wordt gedurende een periode gras (mei tot oktober) en maïs (najaar) aangevoerd en vervolgens opgeslagen (ingekuild). Gespreid over het jaar wordt het voer vervolgens weer uitgekuild en afgevoerd. Per jaar wordt circa 40.000 ton materiaal aangevoerd en 40.000 ton afgevoerd. De noodzaak van aansluiting op het bestaande terrein wordt hier duidelijk: er kan gebruik gemaakt worden van de bestaande weegbrug en het terrein voorziet in de enige locatie in Zuid Drenthe om deze activititeiten te ontploooien. Om deze activiteiten te kunnen ontplooien is extra bedrijfsruimte nodig. Dit bestemmingsplan biedt deze extra ruimte op de kavel (zie figuur 5) ten westen van het huidige bedrijf, ten zuiden van het geplande afvalbrengstation aan de Oeveraseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0005.jpg"
Figuur 5: kavel waarop uitbreiding zal plaatsvinden (foto 30 mei 2012)

Afronding Bedrijventerrein Oeveraseweg

Door de uitbreiding van Recycling Westerveld B.V. en de vestiging van het afvalbrengstation aan de Oeveraseweg, ontstaat er de mogelijkheid de overige bestaande bedrijven aan de Oeveraseweg extra uitbreidingsruimte te bieden. De percelen ten zuiden van de bestaande bedrijven aan de zuidkant van de Oeveraseweg zullen als bedrijventerrein worden ingericht. Hierdoor ontstaat er tevens ruimte voor de nieuwvestiging van een bedrijf en wordt circa 1,5 hectare netto uitgeefbaar terrein gecreëerd. De beschreven uitbreidingen worden zorgvuldig landschappelijk ingepast met een brede beplantingsstrook van minimaal 7 m tot maximaal 15 m. Hierdoor ontstaat een landschappelijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Het oude composteerterrein wordt versterkt met hulst aan de binnenkant.

3.2 Onderbouwing Locatiekeuze

SER-ladder

De provincie Drenthe stelt de toepassing van de SER-ladder verplicht bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De SER-ladder is een methodiek voor een zorgvuldige afweging van de uitbreidingsvraag van bedrijventerreinen. De SER-ladder kent de volgende 3 stappen:

  1. 1. nut en noodzaak bepalen;
  2. 2. in behoefte voorzien door herstructurering en intensivering;
  3. 3. in behoefte voorzien door nieuwe uitleg.

De provincie Drenthe past deze systematiek toe bij de beoordeling van plannen waarbij sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De drie stappen van de SER-ladder zijn hieronder beschreven in relatie tot de afronding van het bedrijventerrein Oeveraseweg.

ad 1. Nut en noodzaak bepalen

Recycling Westerveld B.V. signaleert een behoefte binnen de gemeente Westerveld aan een overslagpunt voor zand, grond, grind en een opslaglocatie voor bouw- en sloopmateriaal en veevoer. Deze activiteiten zijn reeds vergund op de huidige bedrijfslocatie, maar er is onvoldoende ruimte op het bedrijventerrein om de activiteiten te ontplooien. Daarnaast speelt dat het bedrijventerrein onvoldoende landschappelijk is ingepast in de huidige situatie. Toevoeging van een beperkte uitbreiding (circa 1,5 hectare netto uitgeefbaar terrein) aan het bestaande bedrijventerrein biedt de mogelijkheid het bedrijventerrein beter in het landschap in te bedden door middel van het aanbrengen van een brede beplantingsstrook. Het extra uitgeefbaar terrein is bedoeld voor de vestiging van één nieuw te vestigen bedrijf. Voor het overige wordt het terrein betrokken bij de bestaande bedrijven ten zuiden van de Oeveraseweg.

ad 2. In behoefte voorzien door herstructurering en intensivering

Binnen de gemeente Westerveld zijn geen kavels meer beschikbaar die groot genoeg zijn voor een bedrijfsverplaatsing van Recycling Westerveld B.V. Bovendien staan de bedrijventerreinen binnen de gemeente niet de juiste milieucategorie toe om Recycling Westerveld B.V. toe te kunnen staan. Intensivering of herstructurering van een bestaand bedrijventerrein is daardoor niet mogelijk. Tevens is er voor een veevoerbedrijf geen andere plek om Zuidwest Drenthe te bedienen.

ad 3. In behoefte voorzien door nieuwe uitleg

Er is gebleken dat er op bestaande bedrijventerreinen geen kavels beschikbaar zijn. Herstructurering en intensivering ten behoeve van een composteerinrichting is geen reële optie voor de gemeente Westerveld. Door de bouw van een afvalbrengstation ten westen van de composteerinrichting, ontstaat een logische uitbreidingsmogelijkheid voor de Recycling Westerveld B.V. richting het westen.

De landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein wordt verbeterd door een betere afronding van het bedrijventerrein ten zuiden van de Oeveraseweg.

3.3 Kenmerken Plangebied

Landschap

Het plangebied is gelegen in een esdorpenlandschap. Dit landschapstype bestaat uit een aantal elementen:

  • essen;
  • beekdalen;
  • veldgronden, al dan niet in cultuur gebracht.

Het plangebied is gelegen in het beekdal van de Oude Vaart. Op onderstaande kaartbeelden is de ontwikkeling van het landschap zichtbaar. Het plangebied is met een rood kader gemarkeerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0007.jpg"
Militair topografische kaart 1819-1829 Topografische kaart 1851-1855
afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0009.jpg"
Topografische kaart 1924 Topografische kaart 2009

Het beekdal aan de noordoostkant van de beek, waarin het plangebied is gelegen, bestaat uit de Darperweiden en Oosterweiden. Zoals gebruikelijk werd het beekdal gebruikt als hooi- en weilanden. In de huidige situatie is een groot deel van het gebied nog steeds in gebruik als grasland. Daarnaast wordt een deel gebruikt voor akkerbouw. De Darperweiden en Oosterweiden kenmerken zich door grootschalige openheid, dit in tegenstelling tot het landschap aan de zuidoostzijde van De Oude Vaart waar nog vele houtsingels aanwezig zijn.

Verkaveling

Op de Militair topografische kaart 1819-1829 is de karakteristieke opstrekkende verkaveling van het beekdal zichtbaar. De kavels worden begrensd door sloten loodrecht op de ontginningsas. De Oeveraseweg is nog niet aanwezig op de topografische kaarten uit die tijd.

De kenmerkende verkaveling is voor een deel nog in tact. De verkaveling aan de Oeveraseweg, waaraan het plangebied is gelegen, is echter gedraaid en ligt grotendeels parallel aan De Oude Vaart en haaks op de Oeveraseweg. Deze wijzigingen dateren uit de periode van ruilverkaveling. Op de topografische kaart van 1982 is de oorspronkelijke verkavelingsrichting nog in tact.

Geomorfologie

Het plangebied ligt in een zone die deel uitmaakt van de steilrand van het Drents-Fries keileemplateau. In deze zone wigt het veen, dat vanaf het Holoceen in het beekdal van de huidige Oude Vaart is ontstaan, uit tegen het hoger liggende plateau. Het plangebied wordt op de Geomorfologische Kaart van Drenthe als veenvlakte aangeduid. Ook de omliggende terreinen maken deel uit van deze vlakte. Het reliëf is, zoals de naam veenvlakte al aangeeft, gering. Ondanks dat de in de omgevingsvisie de steilrand beleidsmatig is aangeduid (zie paragraaf 2.2), is op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) van het plangebied nauwelijks hoogteverschil waar te nemen.

Bebouwing

Van oorsprong is er in een beekdal geen bebouwing aanwezig. Ook in de huidige situatie is er nog nauwelijks bebouwing. Het bedrijventerrein aan de Oeveraseweg is daarop een uitzondering. Hier is een cluster van nieuwe bebouwing in de vorm van bedrijvigheid ontstaan. Daarnaast is er een composteerbedrijf aan de Oeveraseweg gesitueerd en is de gemeente Westerveld voornemens een afvalbrengstation te realiseren.Het huidige bedrijventerrein is deels voorzien van beplanting en deels zonder beplanting afgerond.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten beschreven die aan de orde zijn bij de afronding van het bedrijventerrein voor zover deze geregeld worden in dit bestemmingsplan.

4.2 Water

Om te waarborgen dat bij de totstandkoming van het plan, en later bij de uitvoering, voldoende rekening wordt gehouden met alle relevante waterhuishoudkundige belangen is een watertoets uitgevoerd. De watertoets is vertaald in deze waterparagraaf, waarin is aangegeven welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt of nog moeten worden gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van het thema water transparant.

De beoogde locatie is met behulp van de Digitale Watertoets getoetst aan alle relevante waterbelangen in het plangebied. Hieruit is gebleken dat het plan invloed heeft of kan hebben op de waterhuishouding. Op basis van de uitgangspuntennotitie, als automatisch product van de Digitale Watertoets, en aanvullend op basis van het Watertoetsdocument is deze waterparagraaf tot stand gekomen.

4.2.1 Hydrologische situatie plangebied

Bestaande waterhuishouding

Het plangebied ligt in het stroomgebied van De Oude Vaart. Het peilgebied heeft een maximumpeil van 0,6 m + NAP (opgemerkt wordt dat dit peil de instelhoogte van het kunstwerk is en zodoende voor het laagste deel van het peilvak de drooglegging garandeert. Lokaal kunnen dus (grote) verschillen optreden). De hoogte van het maaiveld varieert tussen de percelen. Er komen binnen het plangebied lokaal hoogtes voor van ca. 1,0 en 2,0 m + NAP. De bodem (deklaag) van het zuidoostelijke perceel bestaat uit zand. De maximale grondwaterstand ligt tussen 40 en 80 cm onder het maaiveld (grondwatertrap IVu). Figuur 6 geeft de waterhuishoudkundige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0010.png"
Figuur 6: slotenpatroon

4.2.2 Uitgangspunten en randvoorwaarden

In deze paragraaf zijn de hydrologische uitgangspunten en randvoorwaarden voor de afronding van het bedrijventerrein beschreven. Bij de totstandkoming van de uitgangspunten en randvoorwaarden is gebruik gemaakt van informatie van de gemeente Westerveld het waterschap Reest en Wieden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de handreiking watertoets 3.

(Grond)wateroverlast

Doelstelling: Vergroten veerkracht van watersysteem door niet afwentelen van problemen met water. Ontwerpen op basis van vasthouden, bergen en dan pas afvoeren.

Door de toename van het verharde oppervlak wordt het regenwater versneld afgevoerd. Er mag echter niet meer dan 1,2 l/s/ha uit het stedelijke gebied worden afgevoerd. Afvoer richting het watersysteem dient daarom te worden vertraagd door het vasthouden (infiltreren) of bergen van water binnen het plangebied.

Voor de uitbreidingslocatie wordt voorzien in ca. 80% verhard oppervlak (aanname industrieterrein). Toename van verhard oppervlak dient binnen het peilgebied en bij voorkeur binnen het plangebied, gecompenseerd te worden met ca. 10% nieuw te realiseren openwater of voldoende ruimte om de neerslag vanaf het verhard oppervlak, indien schoon genoeg, (tijdelijk) te kunnen vast houden, alvorens het kan worden afgevoerd naar het watersysteem.

Daarnaast dient open water dat gedempt wordt één op één te worden gecompenseerd. Daarbij dient het profiel tenminste te voldoen aan het profiel van de gedempte watergang. In onderstaand figuur is de toekomstige waterhuishoudkundige inrichting geschetst. De toekomstige inrichting is ontworpen in samenwerking met de gemeente Westerveld en waterschap Reest en Wieden (zie figuur 7).

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0011.png"
Figuur 7: waterhuishoudkundige inrichting

In de schets van de toekomstige waterhuishoudkundige inrichting is nog geen rekening gehouden met de benodigde bergingscompensatie van het nieuw te realiseren verhard oppervlak. Bij de uitwerking van het plangebied dient hiermee rekening te worden gehouden. Hierbij gaat het naar verwachting om circa 2500 m2 wateroppervlak.

De toekomstige waterhuishoudkundige inrichting, inclusief benodigde begringscompenatie, dient gerealiseerd te worden vóórdat kan worden overgegaan tot de inrichting van het gebied.

Waterkwaliteit

Doelstelling: In oppervlaktewater wordt gestreefd naar een situatie met helder water en een rijke vegetatiestructuur met zowel in het oevercompartiment als het watercompartiment een aanzienlijke bedekking met ondergedoken waterplanten.

Er worden geen materialen gebruikt die een verontreiniging van het oppervlaktewater met zich meebrengen. Metalen, zoals lood, koper of zink worden niet gebruikt. Gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt tegengegaan. Daar waar wel een risico bestaat worden vloeistofdichte vloeren aangebracht en vindt afvoer plaats middels een vuilwaterriool. Schoon water wordt afgekoppeld middels een regenwaterriool en via een zuiverende bodempassage geloosd op (nieuw te realiseren) oppervlaktewater.

Waterveiligheid

Het terrein bevindt zich in een zone van hydrologische beïnvloeding van een waterbergingsgebied en in zoekgebied voor mogelijke waterberging (figuur 8, gearceerd vlak en rode vlak). Ten noordwesten van de locatie is een waterbeschermingsgebied gelegen (omlijst met de paarse stippellijn). Door de ligging in een mogelijk bergingsgebied bestaat de kans op wateroverlast. Indien er mogelijkheden voor maatregelen bestaan binnen het plangebied is het wenselijk om een kade aan te leggen (ca. 1,2 m hoog) inclusief kwelsloot tussen de kade en het industrieterrein. Rondom het terrein is daarvoor voldoende ruimte aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0012.png"
Figuur 8: zoekgebied mogelijke waterberging (gearceerd vlak en rood vlak)

Beheer en onderhoud

Doelstelling: Functiegericht beheren tegen de laagst mogelijke kosten.

Ten behoeve van het onderhoud van de omliggende watergangen vanaf de kant dient rekening te worden gehouden met voldoende vrije ruimte voor beheer en onderhoud.

4.2.3 Betrokkenheid waterschap

De uitgangspunten en randvoorwaarden in deze waterparagraaf zijn tot stand gekomen op basis van beleidsregels en afstemming met het waterschap. Ruimtelijke plannen hebben soms een lange doorlooptijd. Tegelijkertijd ontstaan er soms veranderende inzichten in het beleid ten aanzien van de waterketen en het watersysteem. Verder is het watersysteem aan verandering onderhevig. Daarnaast kunnen er ook veranderingen plaatsvinden in het beoogde plan of beoogde inrichting daarvan. Om deze reden is het van belang om het waterschap te blijven betrekken en rekening te blijven houden met bovenstaande voorwaarden. Het waterschap wil geïnformeerd worden over de wijze waarop het plan verder zal worden voorbereid en wat de uiteindelijke inrichting van het plangebied zal zijn.

4.3 Bodemkwaliteit

Inleiding

Voordat gestart kan worden met de afronding van het bedrijventerrein Oeveraseweg is inzicht nodig in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater. Grontmij Nederland B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN 5740 van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI; oktober 1999).

Het veldonderzoek is verricht op 28 januari 2008 en 4 februari 2008. Voor een beschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar het rapport 'Verkennend bodemonderzoek, Locatie nabij Oeveraseweg te Havelte, Grontmij, 20 februari 2008'.

Resultaten

Uit analyse van de individuele deelmonsters is gebleken dat geen van de metalen in verhoogde mate aanwezig is. Er is derhalve geen sprake van een verontreiniging.

In de bovengrond is plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan EOX (Extraheerbaar Organisch Chloor) aangetoond (0,9 mg/kgds). Uit een vervolganalyse is gebleken dat geen van de individuele parameters, die een verhoogde EOX kunnen veroorzaken aantoonbaar in het monster aanwezig zijn. Het aangetoonde gehalte EOX betreft natuurlijke verbindingen (humuszuren) en houdt verband met het hoge gehalte aan organische stof in het monster en betreft géén verontreiniging.

In één van de mengmonsters is eveneens een licht verhoogd gehalte EOX aangetoond. Naar alle waarschijnlijkheid betreft ook dit natuurlijke verbindingen, die verband houden met het hoge gehalte organisch stof in het monster.

Voor het overige zijn op de onderzoekslocatie geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen aangetroffen.

In het grondwater zijn enkele licht verhoogde gehalten aan chroom en zink aangetroffen. Deze stoffen worden vaker aangetroffen op niet-verdachte locaties zonder dat daarvoor een oorzaak voorhanden is. De aangetroffen stoffen worden niet beschouwd als verontreiniging maar als achtergrondgehalte.

Conclusies

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie” niet geheel juist is. Er zijn immers op de onderzoekslocatie enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. De aangetroffen verhoogde gehalten overschrijden de toetsingswaarde voor nader onderzoek echter niet; nader onderzoek wordt niet nodig geacht. Ook aanpassing van de onderzoekshypothese en uitvoering van de daarbij behorende onderzoeksstrategie is op basis van het onderzoek, gezien de mate van overschrijding van de streefwaarde, niet nodig. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg.

4.4 Landschap En Cultuurhistorie

In deze paragraaf is ingegaan op de invloed van de voorgenomen ontwikkeling op het landschap.

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Westerveld. Op dit moment is het plangebied, met uitzondering van de aanwezige composteerinrichting, niet bebouwd. Op geraadpleegde historische kaarten zijn geen gebouwen aangetroffen in het plangebied of de directe omgeving ervan. De bebouwing aan de Oeveraseweg is van recente datum.

De planlocatie ligt in een gebied dat op de kaarten 'weiden' genoemd wordt. Het was een beekdal met grasvelden waar vee uit Havelte, Eursinge en Darp geweid werd. Op dit moment is een groot gedeelte van het plangebied en de directe omgeving ervan nog steeds voornamelijk als grasland in gebruik. In het plangebied of de directe omgeving ervan zijn geen belangrijke cultuurhistorische elementen bekend. Kernmerkende landschappelijke en cultuurhistorische elementen van het beekdal zoals strokenverkaveling en houtsingels zijn reeds verdwenen (zie paragraaf 2.3 en 3.3). De keuze om te bouwen in de openheid van het beekdal is reeds gemaakt door de aanleg van het bedrijventerrein, de aanwezige composteerinrichting aan de Oeveraseweg en de voorgenomen ontwikkeling van het afvalbrengstation.

De specifieke beleving van het plangebied vanuit de omgeving is navolgend in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0013.jpg"
Gezien vanaf de Rijksweg noordzijde
afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0014.jpg"
Gezien vanaf de Meenteweg
afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0015.jpg"
Gezien vanaf de Arendsweg
afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0016.jpg"
Gezien vanaf de Oeveraseweg

Net als het composteerbedrijf, het huidige bedrijventerrein en het voorgenomen afvalbrengstation, zal de afronding van het bedrijventerrein begrensd worden door een beplantingsstrook bestaande uit opgaande inheemse beplanting met ondergroei. Hierdoor zal de open ruimte tussen het aanwezige bedrijventerrein en de composteerinrichting landschappelijk overbrugd worden. De overgang tussen de composteerinrichting en het bedrijventerrein verbetert hierdoor. Waar het bedrijventerrein in de noordelijke zone landschappelijk is ingepast, is de zuidelijke kant nu nog onafgerond en open. In de toekomstige situatie is het totale bedrijventerrein, inclusief composteerbedrijf en afvalbrengstation, als één totaalgebied omringd door groen en vormt zo een afgerond geheel. Door het aanbrengen van een afschermende beplantingsstrook wordt de overgang tussen de bebouwing en het open landschap verzacht. Hierdoor zal de afronding van het bedrijventerrein er toe leiden dat er landschappelijk gezien sprak is van één boscomplex in het stroomgebied van de Oude Vaart. Door de voorgenomen ontwikkeling zal er sprake zijn van verbetering van de landschappelijke kwaliteit.

4.5 Archeologie

Door de wijziging van de Monumentenwet 1988 is de gemeente sinds 1 september 2007 bevoegd gezag met betrekking tot archeologie. Uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

De gemeente Westerveld heeft een archeologische beleids- en advieskaart vastgesteld (zie figuur 8). Een gedeelte van het plangebied staat daarop aangegeven als reeds onderzocht en vrijgegeven voor archeologie. Echter, dat onderzoek is gedaan in het kader van de bouw van een composteerinrichting in het plangebied. De composteerinrichting, van het bedrijf Recycling Westerveld B.V., is gebouwd op het aangrenzende perceel. Vanwege deze discrepantie is het archeologische rapport van het onderzoek opgevraagd. Uit het rapport blijkt dat het archeologisch onderzoek is uitgevoerd op het perceel met de huidige composteerinrichting, en dus niet op het perceel waar het afvalbrengstation gepland is. De onderzoeksmelding in ARCHIS II is op het verkeerde perceel terechtgekomen.

Dit houdt in dat in het plangebied zelf nog geen archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Westerveld ligt het plangebied in een beekdal met middelhoge verwachting. In beekdalen met een middelhoge verwachting worden geen organische afzettingen (meer) verwacht en is de kans op goed geconserveerd vondsten en structuren minder groot dan in de beekdalen met een hoge verwachting. In het gebied is een veldinspectie na uitvoering van de bodemingrepen vereist. Deze begeleiding is dan vooral gericht op mogelijk nog wel aanwezige diepere delen (bijv. begraven geultjes) waarin nog wel archeologische resten bewaard gebleven kunnen zijn Het is dus niet noodzakelijk voorafgaand aan de uitvoering een archeologisch onderzoek uit te voeren. Het uitvoeren van een veldinspectie, of extensieve archeologische begeleiding, dient te gebeuren op basis van een Programma van Eisen (PvE) waarin de archeologische verwachting en de archeologische werkzaamheden zijn beschreven. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf en het PvE moet worden goedgekeurd door het bevoegd gezag.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0017.jpg"
Figuur 9: archeologische basiskaart gemeente Westerveld

4.6 Ecologie

Sinds 2002 moeten alle ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan bepalingen uit het natuurbeschermingsrecht: de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming). De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende beschermde soorten planten en dieren en hun leefomgeving.

Uit deze wet- en regelgeving vloeit voort dat bij de planontwikkeling dient te worden na gegaan of ruimtelijke ingrepen een negatieve invloed hebben op beschermde planten- en diersoorten. Is dat aan de orde, dan is een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of een Natuurbeschermingswetvergunning vereist. In hoeverre die afgegeven kunnen worden hangt af van de beschermingsstatus van de betreffende soort, de aard van de effecten, de mogelijkheden voor compensatie en mitigatie, en het belang van de ruimtelijke ontwikkeling.Op basis van een natuurtoets zijn de werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijventerrein Oeveraseweg getoetst aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. In de volgende paragrafen wordt per soortcategorie aangegeven of er schadelijke effecten worden verwacht als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, die ten uitvoering van de bovengenoemde Europese richtlijnen zijn of worden aangewezen. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde gebieden, met als doel de waardevolle en gevarieerde Europese natuur te behouden. Nederland telt nu 166 Natura 2000-gebieden (waaronder vier gebieden in de Noordzee), die momenteel formeel worden aangewezen. Daarnaast regelt de Natuurbeschermingswet de bescherming van de Beschermde Natuurmonumenten, die in het verleden zijn aangewezen in het kader van Nederlandse regelgeving. De status van Beschermde Natuurmonumenten die binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden liggen, zal komen te vervallen bij de formele aanwijzing als Natura 2000-gebied. In de wijde omgeving van Havelte liggen geen Beschermde Natuurmonumenten.

Het plangebied ligt op ruim twee kilometer van Natura 2000-gebied Havelte-Oost.

Stikstofdepositie

Effecten als gevolg van stikstofdepositie kunnen op relatief grote afstand optreden. Daarom zijn stikstofberekeningen uitgevoerd om de effecten op Natura 2000 in beeld te brengen (Notitie stikstofdepositie bedrijventerrein Oeveraseweg, Grontmij, Oktober 2012).

Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Oeveraseweg leidt als gevolg van stikstofdepositie niet tot een significante verslechtering van de kwaliteit en/of oppervlakte van de habitattypen waarvoor de Natura 2000-gebieden De Wieden, Dwingelderveld en Havelte-Oost zijn aangewezen. Op de dichtstbijzijnde rand van de Natura 2000-gebieden De Wieden en Dwingelderveld zijn zeer beperkte toenames van respectievelijk maximaal 0,04 en 0,03 mol N/ha/jr berekend. Dergelijk kleine toenames (omgerekend respectievelijk 0,5 en 0,4 gram stikstof per hectare per jaar) vallen binnen de onzekerheidsmarge van het rekenmodel en zijn bovendien in ecologische zin niet van merkbare invloed op de kwaliteit van een natuurlijk habitat. Boven ligt het meetpunt op de dichtst bijzijnde rand van het Natura 2000-gebied, terwijl de kwalificerende habitats op grotere afstand zijn gelegen. Effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden De Wieden en Dwingelderveld kunnen derhalve met zekerheid worden uitgesloten.

Op het Natura 2000-gebied Havelte-Oost zijn iets grotere toenames berekend, tot maximaal 2,9 mol N/ha/jr op het habitattype Droge heiden. Dit habitattype is ook al in de berm van de N353 aanwezig. Voor de habitattypen Vochtige heiden, Droge heiden en Heischrale graslanden waarop een beperkte toename van stikstofdepositie is berekend, is gekeken naar de oppervlakte van het habitattype waarop een toename plaatsvindt ten opzichte van de oppervlakte waarop sprake is van een afname.

Geconcludeerd kan worden dat voor alle drie de habitattypen geldt dat op veruit het grootste gedeelte van de oppervlakte van het habitattype (> 97%) sprake is van een afname van stikstofdepositie. Voor geen van de habitattypen geldt dat per saldo sprake is van een significante verslechtering van de kwaliteit van het betreffende habitattype. Bovendien vindt in het Natura 2000-gebied heidebeheer gericht op het voorkomen van vergrassing plaats door middel van periodiek plaggen van heide. Door middel van dit reguliere beheer wordt jaarlijks stikstof uit het systeem verwijderd in orde van grootte van enkele kg. De zeer beperkte toenames van stikstofdepositie op droge en natte heiden als gevolg van het plan worden derhalve ondervangen door het reguliere heidebeheer in het Natura 2000-gebied dat wordt uitgevoerd om vergrassing tegen te gaan.

Aangezien significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten, staat de Natuurbeschermingswet niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg.

Soortbescherming

Op 7 juni 2012 is een ecologische verkenning in het plangebied uitgevoerd door Buro Bakker (Natuurtoets voor de realisatie van een bedrijventerrein aan de Oeveraseweg te Havelte, 2012). Daarbij is gelet op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daarnaast zijn inschattingen gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten op basis van terreinkenmerken.

Gericht veldonderzoek heeft uitgewezen dat de strikt beschermde Poelkikker niet voorkomt in het gebied. Alle in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd (zie onderstaande tabel). Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht is dan wel van kracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0018.png"
Overzicht van licht beschermde soorten die (waarschijnlijk) in het plangebied voorkomen.

Wanneer de grond in 2013 of later bouwrijp zal worden gemaakt, dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Werkzaamheden kunnen plaatsvinden in het broedseizoen, wanneer deze voor het broedseizoen zijn opgestart en continu doorlopen en er redelijkerwijs van kan worden uitgegaan dat zich geen broedvogels zullen vestigen. Indien dit niet mogelijk is, zal een vogeldeskundige voorafgaand aan de werkzaamheden het terrein moeten inspecteren op broedgevallen. De aanwezigheid van overige licht beschermde soorten leidt niet tot verdere consequenties ten aanzien van de Flora- en faunawet.

4.7 Verkeer

De afronding van het bedrijventerrein en de verbreding van de activiteiten van Recycling Westerveld B.V. heeft een verkeersaantrekkende werking. Op basis van "CROW publicatie 256 Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden (vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer)" en ervaringscijfers van Recycling Westerveld B.V. is de verkeersaantrekkende werking berekend. Uitgangspunt voor het nieuw uit te geven bedrijventerrein is dat er circa 1,5 ha netto uitgeefbaar bedrijventerrein bijkomt en dat het gaat om een gemengd bedrijventerrein. In onderstaande tabel is de verwachte toename van het aantal voertuigbewegingen van en naar het bedrijventerrein weergegeven op een gemiddelde werk- en weekdag.

Licht verkeer middelzwaar verkeer zwaar verkeer
werkdaggemiddelde 255 27 99
weekdag gemiddelde 191 20 74

De Oeveraseweg heeft voldoende capaciteit om deze extra verkeersbewegingen aan te kunnen. De verwachting is dat dit verkeer evenredig van en naar het zuidwesten (N371 richting Meppel), Noordoosten (N371 richting Assen) en het noordwesten (N353 richting Havelte). Deze omliggende wegen hebben voldoende capaciteit om de toename van het verkeer aan te kunnen. De huidige etmaalintensiteit op deze wegen bedraagt respectievelijk 7023, 4325 en 4400 voertuigbewegingen per etmaal. De toename van het aantal voertuigbewegingen per etmaal op deze wegen als gevolg van het plan bedraagt circa 2 %. Ook de nabijgelegen brugverbinding over de Drentse Hoofdvaart (Boschkampbrug) heeft voldoende capaciteit om deze extra verkeersbewegingen aan te kunnen.

4.8 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is er nieuwe regelgeving voor luchtkwaliteit van kracht. In de Wet Milieubeheer is een nieuw hoofdstuk opgenomen over luchtkwaliteit ('Wet luchtkwaliteit'). Deze vervangt het Besluit Luchtkwaliteit uit 2005. In dit besluit zijn Europese richtlijnen voor de luchtkwaliteit geïmplementeerd. Daarin is onder meer bepaald dat gemeenten de lokale luchtkwaliteit in kaart moeten brengen.

De luchtkwaliteit wordt beïnvloed door de verkeersintensiteit en door de aanwezigheid van industrie. Het gaat om luchtverontreiniging door zwaveldioxide, lood, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (fijn stof/PM10), koolmonoxide en benzeen. De concentraties hiervan worden getoetst aan grenswaarden. Het Besluit verplicht gemeentes bij het vaststellen en herzien van bestemmingsplannen de gevolgen voor de luchtkwaliteit mee te wegen, met name op plaatsen waar mensen langdurig verblijven en aan luchtverontreiniging worden blootgesteld. In elk geval moet bekeken worden of aan de grenswaarden wordt voldaan. Met name de waarden van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) vormen daarbij een aandachtspunt.

Uit het uitgevoerde nader onderzoek (bedrijventerrein Oeveraseweg, onderzoek luchtkwaliteit, Grontmij, augustus 2012) is gebleken dat er zowel in 2012 als in 2022 geen overschrijdingen plaatsvinden van de NO2, PM10 en PM2,5 grenswaarden.

4.9 Geur

Recycling Westerveld B.V. is voornemens de bestaande inrichting voor de compostering van groenafval aan de Oeveraseweg 27 te Havelte uit te breiden met een voercentrum. Bij het voercentrum wordt gedurende een korte periode gras en maïs aangevoerd en vervolgens opgeslagen (ingekuild). Gespreid over het jaar wordt het voer vervolgens weer uitgekuild en afgevoerd. Per jaar wordt circa 40.000 ton materiaal aangevoerd en 40.000 ton afgevoerd.

In 2005 is de Wet milieubeheer aangepast en is het begrip BBT (Beste Beschikbare Technieken) geïntroduceerd. Dat betekent dat bij het bestrijden van geurhinder voortaan de beste beschikbare technieken moeten worden toegepast om een hoog beschermingsniveau te bereiken. Het begrip hoog beschermingsniveau uit de Wet milieubeheer (of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is in de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (NeR) voor geurhinder gelijk gesteld aan het acceptabel hinderniveau. Voor het bepalen van het acceptabele hinderniveau geeft de NeR de hindersystematiek.

Met behulp hiervan kan een situatie van geuroverlast worden beoordeeld. Toepassen van de hindersystematiek leidt tot een specifieke afweging voor een individuele situatie of tot het toepassen van een bijzondere regeling.

In hoofdstuk 3 van de 'Nederlandse emissie Richtlijn lucht' (NeR) is voor een aantal specifieke processen bijzondere regelingen aangegeven. Voor groencompostering is de bijzondere regeling G2, 'Compostering van groenafval' van toepassing. Voor het voercentrum geldt geen bijzondere regeling, zodat de algemene emissie-eisen van de NeR van toepassing zijn. In de vigerende vergunning is in voorschrift 7.1.1 aangegeven dat teneinde eventuele geurhinder ten gevolge van het composteringsproces te voorkomen moet worden voldaan aan de 'Maatregelen met betrekking tot procesvoering' en de eisen ten aanzien van agrarisch afval zoals die staan omschreven in de Bijzondere regeling G2 Compostering van groenafval van de Nederlandse emissierichtlijn (NeR).

Met behulp van rekenprogramma Geomilieu, module Stacks-G, versie 1.91 is een indicatieve berekening uitgevoerd van de te verwachten geurimmissieconcentratie vanwege het voercentrum in de omgeving (WNP raadgevende ingenieurs, 23 mei 2012). In het rekenprogramma is het Nieuw Nationaal Model geïmplementeerd. In de berekening is ervan uitgegaan dat de geuremissie plaatsvindt tijdens het uitkuilen van het voer. De geurimmissieconcentratie is berekend ter plaatse van woningen van derden en op een berekeningsgrid met een onderlinge afstand tussen de rasterpunten van 20 meter zowel in horizontale (oost –west) als in verticale (noord – zuid) richting.

Door bij de compostering te voldoen aan de 'maatregelen met betrekking tot procesvoering' en de eisen ten aanzien van agrarisch afval zoals die staan omschreven in de Bijzondere regeling G2 Compostering van groenafval van de Nederlandse emissierichtlijn (NeR) en door de kuilbult(en) luchtdicht af te dekken (ook om de kwaliteit van de bult te waarborgen) wordt de geuremissie vanwege de inrichting van Recycling Westerveld B.V. naar de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Gezien de ligging van de inrichting ten opzichte van bestaande woningen van derden (ten minste 120 meter ten noordwesten van de inrichting) zal de geurbelasting ter plaatse van deze woningen, bij een zorgvuldige bedrijfsvoering, niet tot een onacceptabele hinder leiden. De geurbelasting zal met name worden bepaald door (het omzetten bij) de compostering. De situatie bij de compostering blijft ongewijzigd.

4.10 Geluid

De (gewenste) bedrijfsactiviteiten binnen de inrichting van Recycling Westerveld B.V. aan de Oeveraseweg te Havelte zijn in combinatie met activiteiten op een extra perceel in de representatieve bedrijfssituatie inpasbaar binnen de ter plaatse van de omliggende woningen te hanteren richt- en grenswaarden.

De werkelijke geluidsbelasting is uiteraard sterk afhankelijk van de uiteindelijk op het extra perceel te realiseren bedrijfsactiviteiten en de indeling van het bedrijfsterrein.

De voorkeursgrenswaarde voor indirecte hinder vanwege voertuigen op weg naar en afkomstig van de inrichtingen wordt ter plaatse van de bestaande bedrijfswoningen op het bedrijventerrein (Oeveraseweg 3 en 5) overschreden. De geluidsbelasting is in de representatieve situatie echter niet hoger dan 55 dB(A) (ook inclusief de bijdrage van het te realiseren afvalbrengstation), zodat uitgaande van een minimale gevelgeluidwering van 20 dB(A) wordt voldaan aan het vereiste binnenniveau van 35 dB(A) in de woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0019.png"
Figuur 10: ligging toetslocaties (geluidgevoelige bestemmingen) akoestisch onderzoek

4.11 Externe Veiligheid

Het huidige beleid met bijbehorende normstellingen op het gebied van externe veiligheid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het BEVI is van toepassing op inrichtingen vallend onder de Wet milieubeheer die overlijdensrisico´s voor personen buiten de inrichtingen veroorzaken als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. De afronding van het bedrijventerrein en bijbehorende activiteiten is geen inrichting die onder het BEVI valt.

Er is nagegaan of zich in de directe omgeving van het plangebied inrichtingen bevinden die onder het BEVI vallen. Dit is niet het geval. Er vindt geen opslag van gevaarlijke stoffen plaats en er worden in de directe omgeving geen gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg, het water of het spoor. Evenmin zijn er aardgas-of aardolie leidingen in de directe omgeving.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.12 Bedrijven En Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening en bescherming van de woon- en leefkwaliteit is het van belang om inzicht te krijgen in relevante milieuhinderaspecten. Milieuzonering is hiervoor een geschikt instrument. Het instrument bestaat uit het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende (bijvoorbeeld een bedrijf) en milieugevoelige functies (bijvoorbeeld woningen). Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld scholen).

In het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' worden milieuaspecten als geluid, geur, stof en gevaar uitgedrukt in richtlijnafstanden die wenselijk worden geacht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De richtlijnafstand is gebaseerd op een minimale afstand tot aaneengesloten woonbebouwing. Het betreffen indicatieve afstanden die bij voorkeur worden aangehouden. Er kan gemotiveerd van worden afgeweken als de situatie ter plekke dat toelaat.

Het handboek maakt onderscheid tussen de omgevingstypen gemengd gebied en rustige woonwijk (c.q. rustig buitengebied).

  1. 1. Gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct naast hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied;
  2. 2. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor (zoals bedrijven of kantoren). Langs de randen is weinig verstoring door verkeer.

De indicatieve afstand voor een composteerinrichting, opslag voor veevoer, grond en bouw- en sloopmateriaal bedraagt 100 meter in gemengd gebied (9002.2, C4, Composteerbedrijven: belucht v.c. > 20.000 ton/jr, 4.1). De dichtstbijzinde woningen liggen op het bedrijventerrein Oeveraseweg. Het betreft de bedrijfswoningen Oeveraseweg 5 en 3. De woningen liggen op een afstand van ruim 300 meter van de composteerinrichting. De milieuzone van de composteerinrichting is weergegeven in figuur 11.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0020.jpg"
Figuur 11: milieuzonering Composteerinrichting (VNG, 2009)

Het plangebied betreft een gemengd gebied. Het huidige bestemmingsplan 'Bedrijfsterrein - Oeveraseweg '86', maakt de bouw van bedrijfswoningen mogelijk met een vrijstelling. Bij de zonering van het bestemmingsplan is rekening gehouden met een afstand van 30 meter ten opzichte van bedrijven met een milieucategorie tot en met 3.1. Vanwege de liggin in gemengd gebied is dit een acceptabele afstand. Dit is weergeven in figuur 12.

Deze zone overlapt deels de bedrijfspercelen van aan de Oeveraseweg. Dit betekent dat bij de afweging voor het verlenen van een vrijstelling voor een bedrijfswoning aan de Oeveraseweg op grond va het bestemmingsplan 'Bedrijfsterrein - Oeveraseweg '86', rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van deze zone. Dit kan door voor de situering van nieuwe bedrijfswoningen een minimale afstand van 30 meter aan te houden te opzichte van de bestemmingsgrens 'bedrijventerrein'. Deze beperking wordt acceptabel geacht, omdat eventuele bedrijfswoningen bij voorkeur langs de Oeveraseweg worden gesitueerd. Hierdoor is er voldoende ruimte ten opzichte van de nieuwe bedrijven. Bovendien zal de strook grond aan de achterzijde van de bestaande bedrijven aan de Oeveraseweg worden aangeboden aan de reeds aanwezige bedrijven, waardoor er geen knelpunten ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0021.jpg"
Figuur 12: milieuzonering bedrijfscategorie 3.1

Nabij het bedrijventerrein, aan de Meenteweg, liggen een wellnesscentrum met bijbehorende bedrijfswoning (Meenteweg 2) en een meubelhandel met bedrijfswoningen (Meenteweg 2 en 3). In westelijke richting ligt verder nog een aantal woningen aan de Meenteweg. Het betreft daarbij voor het merendeel (voormalige) boerderijen, waarbij het woonhuis en de schuur in elkaars verlengde zijn gebouwd. Deze woningen (Meenteweg 4 t/m 7) liggen in een landelijke omgeving, maar ondervinden wel een geluidsbelasting vanwege de provinciale weg N371. Deze woningen liggen op ruim voldoende afstand van het bedrijventerrein.

4.13 M.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit m.e.r. in werking getreden. De consequentie van de nieuwe regeling is dat zich vijf situaties kunnen voordoen bij toetsing aan het Besluit m.e.r.:

  • Er is sprake van een m.e.r.-plichtig besluit;
  • Er is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit;
  • Er is sprake van een m.e.r.-plichtig plan;
  • De activiteit staat wel genoemd in onderdeel D van het besluit, maar bevindt zich beneden de genoemde drempelwaarde;
  • Het Besluit m.e.r. leidt niet tot een m.e.r.- (beoordelings)plicht.


In het vierde geval is er sprake van een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Een en ander is weergeven in het volgende schema.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004_0022.png"

Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk. Dit kan worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals is opgenomen in categorie 11.2 van bijlage D van het Besluit m.e.r. Dit betekent dat er een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden. Deze is opgenomen in de volgende tabel.

Projectnaam afronding bedrijventerrein Oeveraseweg
Kenmerken van het project
Omvang van het project (relatie met drempel D lijst) D 11.2 (Drempelwaarde ontwikkeling betreft 100 hectare of meer.)
Initiatief: uitbreiding bedrijventerrein
Cumulatie met andere projecten Ja (aanleg afvalbrengstation)
Gebruik natuurlijke hulpbronnen Nee
Productie afvalstoffen Nee
Verontreiniging en hinder Indirecte hinder door verkeersaantrekkende werking
Risico voor ongevallen Nee
Plaats van het project
Bestaande grondgebruik Agrarisch, Composteerinrichting
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied Geen natuurlijke hulpbronnen in het gebied
Opnamevermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang. Natura2000 gebied Havelte-Oost is gelegen nabij het plangebied. lokale toename stikstofdepositie in het gebied, maar geen significante effecten
Kenmerken van het potentiële effect
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking) Betreft een effect op nabijgelegen N2000 gebied Havelte-Oost
Grensoverschrijdend karakter Geen
Orde van grootte en complexiteit effect Beperkte toename stikstofdepositie
Waarschijnlijkheid effect Groot
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect Effect zal uitdoven door schoner wordend autoverkeer.
CONCLUSIE De functiewijziging in het bestemmingsplan afronding bedrijventerrein Oeveraseweg leidt niet tot relevante milieueffecten. Nadere analyse in een PlanMER is niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridisch-bestuurlijke Aspecten

5.1 Inleiding

De verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, is vastgelegd in regels en een verbeelding. Dit hoofdstuk beschrijft de juridische vormgeving van voorliggend bestemmingsplan.

5.2 Toelichting, Verbeelding En Regels

Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid en wetgeving

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Westerveld (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de plankaart aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing.

5.3 Artikelsgewijze Toelichting

5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt in artikel 2 aangegeven op welke wijze bepaalde grootheden dienen te worden gemeten.

Artikel 1: Begripsbepaling

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover een begrip niet is gedefinieerd, wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2: Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven. De bestemmingsregels zijn opgenomen in de artikelen 3 t/m 7. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning. De afwijkingsmogelijkheden van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden met een omgevingsvergunning af te wijken van een specifieke regel.

Artikel 3: Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum

Deze bestemming is toegekend aan het deel van het plangebied waarop de composteerinrichting en het voercentrum zijn gelegen. Binnen deze bestemming is de bouw van een bedrijfsgebouw mogelijk waar o.a. opslag van bouw- en sloopmateriaal inpandig is toegestaan. Voor de bouwhoogte van de bebouwing wordt aangesloten bij de bestaande bouw aan de Oeveraseweg. De goothoogte van de toegestande bebouwing wordt beperkt tot 5 meter, vanwege de liggin ten opzichte van de Oude Vaart. Met een ontheffing kan de goothoogte worden verhoogt tot 7 meter voor de zijden, die niet op de Oude Vaart zijn gericht. Deze goothoogte sluit aan bij de huidige planologische mogelijkheden voor de bebouwing aan de Oeveraseweg.

Op het terrein mag opslag van groenafval, veevoer, compost, grond, zand en split plaatsvinden. In de bestemmingsregels is de hoogte tot waar materiaal mag worden opgeslagen in de buitenlucht beperkt tot 6 meter. De gebruiksmogelijkheden van het terrein zijn wat verruimd ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Het composteren is echter niet toegestaan op het perceel ten westen van de bestaande composteerinrichting, vanwege de milieuhinder die to op kan leveren voor aanwezige bedrijswoningen aan de Oeveraseweg.

Ten behoeve van de hiervoor genoemde doeleinden zijn andere bouwwerken, bijgebouwen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, verkeer- en verblijfsvoorzieningen (wegen, paden en parkeervoorzieningen) en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Artikel 4: Groen - Beplantingsstrook

Langs de randen van het plangebied zal beplanting aan de west- en zuidwestzijde van het plangebied worden aangebracht. Doel van de bestemde beplantingsstroken is om het terrein af te schermen en de overgang tussen open landschap en het bedrijventerrein te verzachten.

Vanwege de aard van de bestemming zijn er geen bouwmogelijkheden binnen deze bestemming. Binnen de beplantingsstrook is de aanleg van een voetpad toegestaan. Waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van afwatering van het perceel of ter voorkoming van wateroverlast (in het geval Darperweiden in gebruik wordt genomen als waterbergingsgebied), mogen ook binnen de bestemming groen-beplantingsstrook aangelegd worden.

5.3.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels is een standaardbepalingen opgenomen te weten, de anti-dubbeltelbepaling.

Artikel 5: Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

5.3.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 6: Overgangsrecht

In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht.

Artikel 7: Slotregel

Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.

5.4 Verbeelding

Tot dit bestemmingsplan behoort de verbeelding met nummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000555-0004

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Voor het vaststellen van het bestemmingsplan moet duidelijk zijn dat het plan inderdaad uitgevoerd kan worden.

Het perceel waarop het bestemmingsplan betrekking heeft is geheel eigendom van de gemeente. Het gaat om een perceel grasland van 40861 m2. Dit staat tegen agrarische waarde in de boeken. Hiervan wordt ruim 1 hectare benut voor het afvalbrengstation; de grondprijs die hiervoor gehanteerd wordt is € 30/m2.

De grond voor het veevoerbedrijf wordt aangekocht door Recycling Westerveld B.V. tegen een marktconforme prijs.

Opgemerkt kan worden dat een groenstrook wordt aangelegd van in totaal 465 m lengte; bij een breedte van 15 meter betekent dat in totaal bijna 7000 m2 aan groen wordt gerealiseerd.

Het totaal aan opbrengst van de gronden voor het ABS en voor het veevoerbedrijf is meer dan het bedrag dat nodig is voor het omleggen van een sloot en het aanbrengen van een groenstrook aan de zuid/west zijde.

Na realisatie van het afvalbrengstation, het veevoerbedrijf en de groenstrook is er voor de gemeente sprake van een meer dan sluitende exploitatie; in een exploitatieopzet wordt dit verder uitgewerkt.

Na de realisatie van de genoemde elementen is er nog ruim 1 hectare grond beschikbaar voor de vestiging van een nieuw bedrijf dan wel uitbreiding van bestaande bedrijven die aan dit bestemmingsplan grenzen. De eventuele opbrengst van deze grond is noodzakelijk voor het sluitend maken van de exploitatie.

Met deze informatie kan gesteld worden dat er sprake is van een economisch uitvoerbaar plan; in een exploitatieopzet die wordt opgesteld voor vaststelling van het plan in de gemeenteraad, wordt dit nader uitgewerkt.

Tenslotte wordt opgemerkt dat een deel van de Oeveraseweg eveneens onderdeel is van dit bestemmingsplan. Dit deel is opgenomen omdat dit niet was opgenomen in een recent bestemmingsplan binnen de gemeente Westerveld. Eenvoudig gezegd, hiermee wordt een 'gat' tussen verschillende bestemmingsplannen gedicht. De weg is reeds aanwezig en kosten voor aanleg zijn derhalve niet aan de orde.

De plankosten als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening zijn verzekerd. Het is daarom niet verplicht een exploitatieplan op te stellen.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Vooroverleg

Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro) opgestuurd naar diverse instanties, zoals het waterschap Reest en Wieden, de brandweer en de provincie Drenthe.

Parallel hieraan heeft het bestemmingsplan zes weken ter inzage gelegen op basis van de gemeentelijke inspraakverordening.

De provincie, Natuur en milieufederatie Drenthe en de Brandweer Drenthe hebben een reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan. Men kan zich in het plan vinden mits het hele terrein landschappelijk goed ingepast zal worden. De ingediende inspraakreacties gaan met name over het nieuwe gemeentelijke stukje bedrijventerrein en de ontsluiting hiervan. Nu besloten is dit gedeelte in het bestemmingsplan weg te laten en later hiermee verder te gaan zal hieraan aandacht worden besteed bij het vervolg van het bestemmingsplan voor deze uitbreiding.Overigens heeft er verkeersonderzoek plaatsgevonden waaruit blijkt dat de verkeerssituatie berekend is op de toename van verkeersbewegingen van en naar Recycling Westerveld en het ernaast te bouwen afvalbrengstation.

Er zijn 3 inspraakreacties ingediend. Wat betreft het gedeelte van Recycling Westerveld worden er opmerkingen gemaakt over het daadwerkelijk aanplanten van de groensingel, het voorkomen van geur-, geluid- en ongedierte-overlast van het bedrijf van Meilof.

De landschappelijke inpassing is vastgelegd in een overeenkomst, en uit onderzoeken (opgenomen in het bestemmingsplan en de toelichting) blijkt dat er milieutechnisch geen belemmeringen zijn voor de uitbreiding van Recycling Westerveld. Door de provincie is inmiddels ook een milieuvergunning verleend.

Gevraagd wordt schriftelijk vast te leggen dat max. categorie 3.1 bedrijven worden toegelaten; dit is al vastgelegd in het bestemmingsplan.

Tenslotte wordt gevraagd duidelijk op de legenda aan te geven dat op op het gedeelte voercentrum (achter het afvalbrengstation) geen compostering mag plaatsvinden. Dit is echter al duidelijk door een aanduiding op de verbeelding/legenda aangegeven.

Het ontwerp bestemmingsplan is, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, vervolgens zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn kon een ieder zijn zienswijze ten aanzien van het bestemmingsplan indienen.

De ingediende reacties zijn opgenomen in de Reactienota zienswijzen. In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende reacties opgenomen. De nota maakt deel uit van de toelichting van het bestemmingsplan.

Waar dit standpunt leidde tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. Voor meer achtergrondinformatie over de resultaten van de overlegreacties wordt naar voornoemde nota's verwezen.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijven

Bijlage 1 lijst van bedrijven

Bijlage 1 Inspraak- En Overlegreacties

Bijlage 1 Inspraak- en overlegreacties

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 4 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 6 Geur Onderzoek

Bijlage 6 Geur onderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek

Bijlage 7 Bodemonderzoek