KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Laanbeplanting
Artikel 4 Groen - Landschap
Artikel 5 Groen - Park
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Tuin
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Verkeer - Onverhard
Artikel 10 Water
Artikel 11 Wonen
Artikel 12 Wonen - Karakteristiek
Artikel 13 Wonen - Koloniewoning
Artikel 14 Leiding – Water
Artikel 15 Waarde - Archeologie
Artikel 16 Waarde – Cultuurhistorie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Artikel 18 Algemene Gebruiksregels
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 21 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
Artikel 23 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Achtergrond
1.2 Aanleiding Bestemmingsplan
1.3 Plangebied
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving En Voorgenomen Ontwikkeling
2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis
2.2 Waardestelling Gebied
2.3 Functionele Opzet Gebied
2.4 Voorgenomen Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Maatschappij Van Weldadigheid
Hoofdstuk 4 Milieu En Andere Randvoorwaarden
4.1 Milieuhygiënische Gesteldheid Van De Bodem
4.2 Archeologie
4.3 Wegverkeerslawaai
4.4 Milieuhinderlijke Activiteiten In De Omgeving
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Flora En Fauna
4.8 Water
4.9 Toets Ladder Duurzame Verstedelijking
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Hart van Frederiksoord

Bestemmingsplan - gemeente Westerveld

Vastgesteld op 26-09-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. plan:

het bestemmingsplan Hart van Frederiksoord, met identificatienummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000575-0003 van de gemeente Westerveld;

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

  1. aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

  1. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

  1. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

  1. aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  1. bed and breakfast(eenheid):

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor recreatief nachtverblijf en ontbijt;

  1. bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  1. beschermd dorpsgezicht:

het door de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij besluit van 6 november 2009 als beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord aangewezen gebied;

  1. bestaande:

  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

  1. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. Commissie van Advies voor wetenschap, educatie en kwaliteit:

een door de stuurgroep in te stellen adviescommissie die advies uit kan brengen aan de stuurgroep en de siteholder op het gebied van erfgoed, cultuur, ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit en natuurwaarden;

  1. cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig, dan wel hobbymatig in gebruik zijn;

  1. detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

  1. erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

  1. horeca:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

  1. lessenaarsdak:

een dak bestaande uit één hellend dakvlak;

  1. maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociale, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

  1. nevenactiviteit:

een aan de hoofdfunctie ondergeschikte activiteit;

  1. peil:

1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  1. restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

  1. seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

  1. uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

  1. voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

  1. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

  1. zorgwoning:

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren;

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikt bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte van een bouwwerk worden overstekken groter dan 70 cm, dan wel de oppervlakte aan overstekken groter dan 4 m² meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Laanbeplanting

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Laanbeplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. laanbeplanting;

  2. langzaam verkeersontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'pad';

  3. groenvoorzieningen;

  4. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.

Artikel 4 Groen - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. cultuurgrond;

  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;

  3. ontsluitingspaden ten dienste van aangrenzende woningen;

  4. voet- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.

Artikel 5 Groen - Park

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. park;

  2. langzaam verkeersontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'pad';

  3. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein',

met daarbij behorende:

  1. groenvoorzieningen, bomen, opgaande beplantingen;

  2. waterpartijen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. wandelpaden;

  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

  1. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde zorg in combinatie met de huisvestiging van personen;

  2. zaalverhuur ten behoeve van congressen en vergaderingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur';

  3. detailhandel met een vloeroppervlak van maximaal 100 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur';

  4. horeca met een vloeroppervlak van maximaal 300 m2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding'specifieke vorm van maatschappelijk - zaalverhuur';

  5. ondergeschikte horeca en detailhandel;

  6. één dienstwoning in het voorhuis, uitsluitend op het adres Majoor van Swietenlaan 1,

met daarbij behorende:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. erven, terreinen;

  3. parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

  4. ontsluitingswegen;

  5. water;

  6. groenvoorzieningen,

en alsmede voor:

  1. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, de uitwendige hoofdvorm wordt bepaald door de goot- en bouwhoogte, de dakvorm, de dakhelling en de gevelindeling.

6.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;

  3. voor zover de gebouwen zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek' mag in afwijking van het vorenstaande de bestaande uitwendige hoofdvorm, blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakvorm, niet worden veranderd;

  4. in afwijking van het bepaalde onder 1 zijn bergingen, (fietsen)stallingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen buiten een bouwvlak toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 50 m² per bestemmingsvlak en met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;

  5. in afwijking van het bepaalde in sub 4 gelden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' de volgende regels:

- een bijgebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, met dien verstande dat maximaal 3 bijgebouwen zijn toegestaan, met een maximale gezamenljike oppervlakte van 200 m²;

- de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt 100 m²;

- de voorgeschreven maximale bebouwingsoppervlak geldt niet voor het vrijstaande bijgebouw (stookhuisje) ter plaaste van de aanduiding 'karakteristiek';

- de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen voor zover niet voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’ bedragen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m en dienen te worden uitgevoerd met een kap met een dakhelling van minimaal 45°;

  1. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan:

  1. 1 m, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;

  2. 2 m in overige gevallen.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van zorgwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' mits voldaan wordt aan de regeling Toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen van de gemeente Westerveld.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.

7.2 Bouwregels

  1. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van het parkeren en/of het repareren van motorvoertuigen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van een woning.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met een functie voor doorgaand verkeer;

  2. ontsluitingswegen;

  3. laanbeplanting,

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. voet- en fietspaden;

  3. bermen;

  4. water;

  5. bushaltes.

8.2 Bouwregels

  1. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 10 m bedraagt.

Artikel 9 Verkeer - Onverhard

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. onverharde en halfverharde wegen ter ontsluiting van de aanliggende percelen;

  2. laanbeplanting,

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

  1. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken maximaal 8 m bedraagt.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. groenvoorzieningen;

  3. openbare nutsvoorzieningen;

  4. kunstwerken, bruggen en duikers,

met daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

  1. Voor deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd.

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van de bouwwerken ten hoogste 2 m bedraagt.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de watergang te versmallen of (gedeeltelijk) te dempen.

  1. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.

  1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen,

al dan niet in combinatie met:

  1. aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan de volgende criteria:

  2. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;

  3. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;

  4. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;

  5. het deel van de voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;

  6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;

  7. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;

  8. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan;

  9. buitenopslag is niet toegestaan,

met daaraan ondergeschikt:

  1. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  2. openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  3. water,

met daarbij behorende:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 8 m en 10,5 m;

  3. de dakhelling bedraagt ten minste 30°;

  4. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd;

  5. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak.

  1. Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een bijgebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak, dan wel buiten het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;

  2. de totale oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 80 m²;

  3. de hoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw en de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;

  4. de hoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 5 m;

  5. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

  6. in afwijking van het bepaalde onder 5 geldt voor serres dat de afstand vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan ten hoogste 0,5 m bedraagt, met dien verstande dat een dergelijke uitbouw niet meer dan 1 m uit de zijgevel mag steken;

  7. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen dient ten minste 1 m te bedragen tenzij de aanbouw, uitbouw of het bijgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daar achter ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt niet meer dan:

  1. 1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden opgericht;

  2. 2 m in overige gevallen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de bebouwingskarakteristiek van de straat;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 3 voor een hogere bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw, mits:

  1. de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten minste 15% lager is dan de hoogte van het hoofdgebouw;

  2. de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw, onverminderd het bepaalde onder 1, ten minste 1 m lager blijft dan de hoogte van het hoofdgebouw;

  3. de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten hoogste 7,5 m bedraagt;

  4. de goothoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten hoogste 3 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.

Artikel 12 Wonen - Karakteristiek

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Karakteristiek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen,

al dan niet in combinatie met:

  1. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';

  2. aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan de volgende criteria:

  1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;

  2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;

  3. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;

  4. het deel voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;

  5. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;

  6. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;

  7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² per woning. Lichtreclame is niet toegestaan;

  8. buitenopslag is niet toegestaan,

met daaraan ondergeschikt:

  1. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  2. openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  3. water,

met daarbij behorende:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

met dien verstande dat:

  1. de karakteristieke bebouwing en omliggende naar de weg gekeerde open erven behouden blijven.

12.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, dan wel overeenkomstig de bestaande situatie;

  2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;

  3. de bestaande uitwendige hoofdvorm blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakvorm mag niet worden veranderd.

  1. Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen en aan- of uitbouw mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’;

  2. er is maximaal één vrijstaand bijgebouw per bouwperceel toegestaan;

  3. de totale oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 80 m²;

  4. de afstand van een bijgebouw tot de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 5 m;

  5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3,5 m;

  6. de bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen bedraagt ten minste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;

  7. de dakhelling bedraagt niet meer dan 45°.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan:

  1. 1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  2. 2 m in overige gevallen.

Artikel 13 Wonen - Koloniewoning

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Koloniewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen,

al dan niet in combinatie met:

  1. aan huis verbonden beroepen, voor zover wordt voldaan aan de volgende criteria:

  1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;

  2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw, alsmede in het aangebouwde bijgebouw worden verricht;

  3. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;

  4. het deel voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;

  5. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;

  6. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;

  7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand is slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m² per woning. Lichtreclame is niet toegestaan;

  8. buitenopslag is niet toegestaan,

met daaraan ondergeschikt:

  1. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

  2. openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;

  3. water,

met daarbij behorende:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde'

met dien verstande dat,

  1. de karakteristieke bebouwing en omliggende naar de weg gekeerde open erven behouden blijven.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 14 Leiding – Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. hoofdwaterleidingen,

met de daar bijbehorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;

  2. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

  1. Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 70 m2, waarbij de bodem dieper dan 30 cm beneden het maaiveld wordt geroerd, uitsluitend mogen worden gebouwd indien de bouw begeleid wordt door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

  1. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Het uitvoeren van bodemingrepen over een oppervlakte van meer dan 70 m2 en op een grotere diepte dan 30 cm is uitsluitend toegestaan indien de bodemingreep wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

Artikel 16 Waarde – Cultuurhistorie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 6 november 2009 tot beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden en cultuurhistorische waarden, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

- historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en karakteristieke open ruimte.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

- de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende koloniewoningen dienen te worden gehandhaafd;

- de karakteristieke beplantingsstructuur dient te worden gehandhaafd;

- de historische structuur van wegen, paden en waterlopen dient te worden gehandhaafd.

Als toetsingscriteria voor het toelaten van nieuwe ontwikkelingen geldt dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.

16.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen of rooien van bomen, houtgewas en laanbeplanting;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  4. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;

  5. het aanbrengen en verwijderen van funderingen;

  6. het aanbrengen van verhardingen op paden en wegen.

  1. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.

  1. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 16.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden;.

  1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de Monumentencommissie.

  1. De omgevingsvergunning voor het rooien van laanbeplanting kan slechts worden verleend indien de garantie bestaat dat de beplanting zal worden herplant binnen een redelijke termijn.

16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • het slopen van gebouwen of delen daarvan, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

  • het slopen van hoofdgebouwen of delen daarvan binnen de bestemmingen Wonen - Karakteristiek en Wonen - Koloniewoning, voor zover deze geen rijks- dan wel provinciaal monument betreffen.

  1. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.

  1. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld, de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven, en/of het delen van het pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken. Daarnaast dient vooraf advies worden ingewonnen van de Monumentencommissie.

16.5 Materiaalgebruik en gevelindeling

  1. De gebouwen gelegen binnen het in lid 16.1 omschreven beschermde dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord mogen niet anders dan in gebakken steen of hout worden uitgevoerd, dan wel in materiaal dat overeenkomt met de karakteristiek van de omliggende bebouwing.

  1. De daken van de onder a bedoelde gebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met gebakken pannen of riet, dan wel met materiaal dat overeenkomt met de karakteristiek van de omliggende bebouwing.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de toepassing van materialen, hun structuur en hun kleuren, teneinde de onder a bedoelde gebouwen en daken meer in overeenstemming te brengen of te houden met de historische karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord.

  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b voor een ander materiaalgebruik en gevelindeling.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene Gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

  1. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ten hoeve van een seksinrichting.

  1. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor kan worden volstaan met een melding, dan wel als gevolg van een wettelijk voorschrift, vergunning, vrijstelling of ontheffing is vereist en deze is verleend.

  1. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, vrijstelling of ontheffing is verleend.

18.2 Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek nieuwbouwlocatie

  1. Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in elk geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' voor het ingebruiknemen van een nieuwe koloniewoning, voordat middels een bodemonderzoek is aangetoond dat de (milieuhygiënische) bodemkwaliteit ter plaatse geschik is voor woningbouw.

Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de bebouwingskarakteristiek van de straat;

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het plan:

  1. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de in het bestemmingsplan aangegeven afstand tussen enige bouwgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;

  2. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel in het bestemmingsplan aangegeven maten;

  3. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;

  3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

  1. ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;

  2. en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:

  1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;

  2. de afstand tot het hart van de weg ten minste 40 m bedraagt;

  3. een minimale afstand van 50 m wordt aangehouden tot woningen van derden en overigens ook geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;

  4. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;

  5. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijbak en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, respectievelijk ten hoogste 5 en 3 m bedraagt;

  1. en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de bed and breakfast dient plaats te vinden binnen de bestaande hoofd- en bijgebouwen;

  2. het aantal volwaardige bed and breakfasteenheden bedraagt ten hoogste zes;

  3. er mogen geen keukenblokken in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;

  4. parkeervoorzieningen dienen op het bijbehorende erf te worden gerealiseerd;

  5. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging

  1. en toestaan dat kunstwerken worden gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

  2. de verkeersveiligheid.

Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 1’ de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen en/of de bestemming Maatschappelijk al dan niet met aanduiding 'zorgwoning' en/of een recreatieve functie in de vorm van 'groen en food' met dien verstande dat:

  1. bij het intekenen van een bouwvlak rekening wordt gehouden met de bestaande bebouwingsstructuur en padenstructuur, met dien verstande dat elk bouwvlak maximaal 350 m2 mag bedragen;

  2. aan de hand van tuinhistorisch onderzoek wordt onderbouwd dat en op welke wijze rekening is gehouden met de bestaande waarden zoals omschreven in het als bijlage bij de toelichting opgenomen rapport Hart van Frederiksoord, waardenstelling, kaders en ontwerpprincipes;

  3. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nadere regels worden gesteld omtrent de situering, omvang en de uitwendige hoofdvorm van de gebouwen;

  4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;

  5. de aanvraag past binnen de geldende woonvisie en woningbouwprogramma van de gemeente Westerveld. Ook kan er ter goedkeuring een ander deskundig onderzoek naar de lokale woonbehoefte worden overlegd;

  6. zorgwoningen uitsluitend kunnen worden toegestaan mits voldaan wordt aan de regeling Toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen van de gemeente Westerveld;

  7. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de CROW-normen;

  8. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Wonen en/of Maatschappelijk de regels van artikel 6 en/of 11 van overeenkomstige toepassing zijn;

  9. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 2’ de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - Koloniewoning met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie' met dien verstande dat:

  1. bij het intekenen van een bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' rekening wordt gehouden met de bestaande bebouwingsstructuur;

  2. de wijzigingsbevoegdheid alleen wordt toegepast bij een positief advies van de commissie van Advies voor wetenschap, educatie en kwaliteit omtrent de vormgeving en de locatie van de koloniewoning;

  3. de voorwaarde onder 2 komt te vervallen indien de voordracht tot Werelderfgoed niet wordt overgenomen door de UNESCO;

  4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;

  5. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de CROW-normen;

  6. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 13 van overeenkomstige toepassing zijn;

  7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied 3’ de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - Karakteristiek en Tuin met dien verstande dat:

  1. aan de hand van tuinhistorisch onderzoek wordt onderbouwd dat en op welke wijze rekening is gehouden met de bestaande waarden zoals omschreven in het als bijlage bij de toelichting opgenomen rapport Hart van Frederiksoord, waardenstelling, kaders en ontwerpprincipes;

  2. de aanduiding 'karakteristiek' ter plaatse van het hoofdgebouw dient te worden verwijderd;

  3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;

  4. de aanvraag past binnen de geldende woonvisie en woningbouwprogramma van de gemeente Westerveld. Ook kan er ter goedkeuring een ander deskundig onderzoek naar de lokale woonbehoefte worden overlegd;

  5. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de CROW-normen;

  6. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 van overeenkomstige toepassing zijn;

  7. in afwijking van het bepaalde in artikel 12 geldt ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' op het adres Majoor van Swietenlaan 1 de volgende regels:

- een bijgebouw wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, met dien verstande dat maximaal 3 bijgebouwen zijn toegestaan, met een maximale gezamenljike oppervlakte van 200 m²;

- de maximale oppervlakte per bijgebouw bedraagt 100 m²;

- de voorgeschreven maximale bebouwingsoppervlak geldt niet voor het vrijstaande bijgebouw (stookhuisje) ter plaaste van de aanduiding 'karakteristiek';

- de goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen voor zover niet voorzien van de aanduiding ‘karakteristiek’ bedragen niet meer dan respectievelijk 2,5 m en 5 m en dienen te worden uitgevoerd met een kap met een dakhelling van minimaal 45°;

  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Overige Regels

21.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

A Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

B Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, als bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hart van Frederiksoord.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Achtergrond

Het plangebied, dat onder andere het Inforium en de oude tuinbouwschool met haar omliggende tuinen omvat, vormt het hart van Frederiksoord. Het gebied dat letterlijk in het hart van het dorp ligt, is jarenlang een van de trekpleisters geweest van het dorp. De tuinen van de tuinbouwschool hebben vele toeristen naar Frederiksoord gebracht.

Met het (destijds) aanstaande vertrek van de tuinbouwschool in het achterhoofd is in 2000 voor het eerst gewerkt aan een nieuwe invulling van het gebied als conferentiepark. Het daarvoor opgestelde bestemmingsplan 'Conferentiepark Frederiksoord' is op dit moment het vigerende bestemmingsplan voor het voorliggende plangebied. Door gewijzigde marktomstandigheden is het echter niet gelukt om daadwerkelijk de plannen voor het conferentiepark te realiseren.

Daarom is in 2005 gestart met de planvorming voor een zorghotel en 7 appartementencomplexen met daarin 85 zorgwoningen en 6 nieuwe koloniewoningen. Het tuinencomplex zou worden hersteld en een openbaar toegankelijk park worden. Ook deze plannen zijn uiteindelijk gestrand op het gebrek aan marktvertrouwen vanwege de economische crisis. Het daarvoor ontwikkelde bestemmingsplan 'Residence Frederiksoord' is nooit vastgesteld.

In de loop van de jaren ontstaat bovendien steeds meer het besef van de unieke waarden van Frederiksoord als onderdeel van de Koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid. Dat heeft eerst in 2009 geleid tot de aanwijzing van het gebied als beschermd dorpsgezicht en daarna zijn in 2015 de koloniën van Weldadigheid voorgedragen voor nominatie als UNESCO Werelderfgoed.

Vanwege de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht heeft de gemeente Westerveld in 2011 voor een groot deel van het beschermd dorpsgezicht een nieuw bestemmingsplan vastgesteld dat zich richt op het behoud van de aanwezige waarden, maar daarbinnen ruimte laat voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de bouw van nieuwe koloniewoningen. Het voorliggende plangebied is vooreerst buiten dit bestemmingsplan gehouden vanwege de mogelijke herontwikkeling van het gebied dat om (planologisch) maatwerk vraagt.

De ontwikkelingen rond het plangebied in het hart van Frederiksoord komen steeds meer in het licht van de bijzondere cultuurhistorische waarden van het gebied te staan. Het adagium ‘behoud door ontwikkeling’ staat onmiskenbaar voorop. Vragen die daaruit voortvloeien zijn dan ook: op welke plekken en op welke manier kunnen nieuwe ontwikkelingen een bijdrage leveren aan de cultuurhistorische waarden en afleesbaarheid van het gebied? Onder andere de bouw van nieuwe koloniewoningen op oude locaties komt voort uit dat gedachtegoed.

In de afgelopen jaren is dan ook gewerkt aan een nieuw toekomstperspectief voor de hele kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord - Wilhelminaoord. Dit toekomstperspectief is verwoord in het Kolonieplan. Het Kolonieplan is opgesteld en vastgesteld door de gemeente Westerveld, de provincie Drenthe en de Maatschappij van Weldadigheid in juli 2016.

Het hart van Frederiksoord speelt in dit Kolonieplan een centrale rol. De drie samenwerkende partijen hebben de ambitie om de kolonie en in het bijzonder voorliggend plangebied levensbestendig te maken voor de toekomst. ‘Behoud door ontwikkeling’ is daarbij de koers: zoeken naar economische dragers voor het gebied met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. In het Kolonieplan zijn denkrichtingen geschetst die handvatten geven voor mogelijke economische dragers passend bij de aard en uitstraling van het gebied. Belangrijk element is het omvormen van het Inforium tot Koloniecentrum: een bezoekerscentrum van formaat voor alle Koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid.

1.2 Aanleiding Bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan voor het gebied past niet bij de huidige ambities voor herontwikkeling van het Hart van Frederiksoord. De status als beschermd dorpsgezicht en de nominatie tot Werelderfgoed maken bovendien dat in het bestemmingsplan expliciet rekening gehouden moet worden met de cultuurhistorische waarde van het gebied in het algemeen en de unieke, universele waarden (OUV; outstanding universal values) die een UNESCO-nominatie rechtvaardigen. Voor dit bestemmingsplan is daarom (separaat) uitvoerig onderzoek gedaan naar de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied. De resultaten van dit onderzoek hebben een vertaling gekregen in voorliggend bestemmingsplan en zijn als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

1.3 Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de oude tuinbouwschool met bijbehorende tuinen en het Inforium met naastgelegen gronden. Globaal genomen wordt het plangebied begrensd door de Majoor van Swietenlaan aan de noordzijde, de Molenlaan aan de zuidzijde en de Burgemeester Wijnoldyweg aan de westkant. Het zuidoosten van het plangebied wordt begrensd door de Graaf van Limburg Stirumlaan. De kolonieboerderij aan de Vledderweg (N855) vormt de noordoostelijke rand van het plangebied.

Het hele plangebied maakt onderdeel uit van het beschermd dorpsgezicht Frederiksoord – Wilhelminaoord. Het aanwijsbesluit is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

[image]

Ligging plangebied 'Hart van Frederiksoord'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting op het bestemmingsplan wordt een kenschets van het plangebied gegeven en wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het gebied. Ook de cultuurhistorische waardestelling van het gebied komt aan de orde, evenals de beoogde ontwikkelingsrichting van het gebied.

Hoofdstuk 3 biedt inzicht in het vigerende beleid van het Rijk, van provincie en gemeente. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de randvoorwaarden vanuit milieu en omgeving. Hoofdstuk 5 omvat de juridische vormgeving. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 stilgestaan bij de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving En Voorgenomen Ontwikkeling

2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

Vrije Kolonie Frederiksoord

In de periode van 1818 tot 1825 sticht de Maatschappij van Weldadigheid in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in vijf aaneengesloten gebieden de Koloniën van Weldadigheid. Het doel achter deze koloniën is een integrale oplossing te bieden voor het armoedevraagstuk in de stedelijke gebieden, door landontginning en tewerkstelling van de armen te combineren. In zeven jaar tijd worden door stedelijke armen woeste gronden ontgonnen en omgezet in landbouwkoloniën. Op deze manier ontstaan herkenbare landschappelijke eenheden: een ruimtelijke structuur die geheel is toegesneden op de organisatorische opzet; een sterk orthogonaal en hiërarchisch landschap van orde en tucht dat een scherp contrast vormt met het omliggende landschap (bron: Koers op kolonielandschap).

Frederiksoord is de eerste proefkolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. In de proefkolonie Frederiksoord e.o. wordt geëxperimenteerd met het vertalen van de doelstellingen van de Maatschappij naar een landschapsmodel. Frederiksoord is een vrije kolonie. Maar dat is maar betrekkelijk, want alles is collectief geregisseerd en er heerst een sterke discipline. Doordat het de eerste (proef)kolonie is en een vrije kolonie met individuele kavels, is de opzet relatief kleinschalig. Het sterke ritme waarin de koloniewoningen in het gebied voorkomen en de ‘uniforme’ basisvorm, die tegelijkertijd in veel variaties en diversiteit voorkomt, zijn iconisch. Het contrast tussen de ‘oorden’ en ‘parten’ onderling is groot. De rijke uitstraling van Frederiksoord steekt af bij het functionele en rurale karakter van Willemsoord en de Oost- en Westvierdeparten. Boschoord kent nagenoeg geen bebouwing en bestaat geheel uit bos. De continuïteit en daarmee het verbindende karakter, zit in de doorgaande ontginningsassen met de lanen, zoals de Oost- en Westvierdeparten en de Koningin Wilhelminalaan (bron: Koers op kolonielandschap).

[image]

Plangebied als onderdeel van de vrije kolonie Frederiksoord


Grote hoeves

In het midden van de 19e eeuw krijgt de Maatschappij met tegenslagen te maken. In de veertig jaar dat de kolonie bestaat, is gebleken dat de oorspronkelijke koloniewoningen met hun omliggende grond weinig efficiënt functioneren. Een oorzaak hiervan wordt gezocht in de beperkte

omvang van de kavels. Vanaf 1859 voert de Maatschappij een schaalvergroting en reorganisatie in het landbouwsysteem door. In 1864-’65 bouwt men zes grote boerenhoeven met een bedrijfsomvang van 50 ha die onder toezicht van bedrijfsleiders van de Maatschappij staan. De kolonisten werken als landarbeiders op de boerderijen.

De schaalvergroting in de landbouw zet echter verder door en de bestaande landbouwbedrijven ontwikkelen zich tot ‘normale’ pachtbedrijven zoals er nu nog steeds een aantal van zijn. In het plangebied liggen meerdere van deze boerderijen: aan de Majoor Van Swietenlaan 13 (circa 1909 – voormalige tuinbaaswoning), Majoor Van Swietenlaan 1 (1929 - provinciaal monument) en Molenlaan 3 (1912).

Tuinbouwschool

De in 1884 opgerichte G.A. van Swieten Tuinbouwschool geeft een nieuwe dimensie aan de ontwikkeling van Frederiksoord. Het is de eerste tuinbouwschool van Nederland en ontwikkelt (inter)nationale faam door de tuinen en opleidingen in fruit-, groente-, bloemen- en boomteelt.

De oorspronkelijke school, tevens woonhuis van de directeur, is eenvoudig van opzet en heeft slechts één lokaal voor 12 leerlingen. Verreweg de meeste leerlingen komen van ver en zijn merendeels in de kost bij inwoners van Frederiksoord en omstreken. In de loop van de jaren is de school verder uitgebreid en zijn verschillende tuinen aangelegd en uitgebreid rond de school. Zo is rond 1890 de kenmerkende perenleiding aangeplant, in 1893 de Franse tuin aangelegd en heeft in 1934 een uitbreiding van het kassencomplex plaatsgevonden. Door de sterke leerlingengroei is in 1969 een nieuw schoolgebouw gerealiseerd. Het oude schoolgebouw wordt verlaten en is later ingericht als klokkenmuseum.

Naast de tuinbouwschool is er ook een bosbouwschool op de hoek Vledderweg/Koningin Wilhelminalaan (in gebruik van 1888 tot 1902) en een landbouwschool (in gebruik van 1890 tot 1901) in Willemsoord opgericht. Beide scholen zijn gefinancierd door Majoor Van Swieten en beide zijn uiteindelijk opgeheven vanwege het gebrek aan leerlingen. Het gebouw van de bosbouwschool staat nog op de hoek van de weg naar Noordwolde en heeft nadien lange tijd dienst gedaan als kantoor van de Maatschappij van Weldadigheid.

[image]

Ontwikkeling van het terrein van de tuinbouwschool

Land van Weldadigheid

In 2005 vertrekt de opleiding naar Meppel en komt de school leeg te staan. In de voorliggende tijd maken de school, de Maatschappij van Weldadigheid en de gemeente een masterplan onder de noemer ‘Land van Weldadigheid’, gericht op de plattelandsontwikkeling in Zuidwest-Drenthe. Onderdeel van dit masterplan is de bouw van het Inforium als modern informatiecentrum in het hart van het complex van tuinen. Naast het vergroten van de samenhang van het gebied, geeft het plan ook ruimte aan nieuwe functies zoals het houden van groenmarkten en tuinbeurzen. Ook vindt hier jaarlijks het bloemencorso plaats. Het Floraliacorso is in 1960 begonnen in de tuinbouwschool in Frederiksoord.

2.2 Waardestelling Gebied

De bijzonderheid van het plangebied is evident. In 1998 is het gebied al aangewezen als één van de Belvedèregebieden in Nederland, gevolgd door de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht in 2009. Inmiddels is het nominatiedossier voorbereid en ingediend voor de voordracht van de Kolonie, samen met de andere koloniën van Weldadigheid in Nederland en België, op de lijst van UNESCO Werelderfgoed (in 2017).

In voorbereiding op dit bestemmingsplan en in navolging van de erkenning van de cultuurhistorische waarde van het gebied is in 2016 door Land-ID in opdracht van de provincie Drenthe een studie gedaan naar de cultuurhistorische waarden binnen het Hart van Frederiksoord met het oog op een goede borging van deze waarden voor en in de verdere ontwikkeling van het gebied.

Uit deze studie blijkt dat de ontwikkeling van het plangebied in 4 ruimtelijk dominante tijdlagen is te vatten met elk hun eigen ruimtelijke kenmerken. Voor elk van deze tijdlagen is aangegeven wat de kenmerkende (structuur)dragers zijn die nu nog steeds herkenbaar zijn in het plangebied en die van belangrijke waarde zijn voor de afleesbaarheid van de cultuurhistorische ontwikkelingsgeschiedenis.

[image]

Overzicht tijdslagen

  1. Laag van de Vrije Kolonie (1818-1825)

De laag van de Vrije Kolonie is bepalend voor de hoofdopzet van het gebied, de structuurdragers zijn de ontginningsassen, de wegen met laanbeplanting en het maatsysteem. Deze structuur is tot op de dag van vandaag grotendeels herkenbaar en vormt een duidelijk raamwerk van het plangebied. De koloniewoningen zijn op de weg georiënteerd en daardoor vanaf de omliggende wegen goed herkenbaar. De laag van de Vrije Kolonie vormt een belangrijke basis van dit gebied en de kenmerken zijn waardevol voor het verhaal van de Koloniën van Weldadigheid.

Kenmerken:

  • orthogonale en hiërarchische wegenstructuur die wordt ondersteund door laanbeplanting en boomgroepen op kruisingen en bebouwing op strategische plekken, zoals de gaarkeuken halverwege van de Graaf van Limburg Stirumlaan;

  • slotenpatroon als onderdeel opzet kolonie: Westerbeeksloot en Leemsloot als belangrijkste dragers;

  • herkenbaar maatsysteem van 30 meter en vaste maat van de percelen.

  • regelmatige opzet van de bebouwing langs de wegen met koloniewoningen als iconische bebouwing, recht tegenover elkaar en op vaste onderlinge afstand.

  1. Laag van de tuinbouwschool (1884-2005)

Specifiek voor Frederiksoord is de ontwikkeling van de tuinbouwschool. De laag van de tuinbouwschool is cultuurhistorisch van waarde, omdat de ontwikkeling sterk aansluit bij het gedachtegoed van de Koloniën van Weldadigheid. Dit is herkenbaar doordat bij het ontwerp en de inrichting van het terrein gebruik is gemaakt van de oude assen en maatvoering van de Vrije Kolonie. De ontwikkeling van de tuin tot aan het hoogtepunt laat zien wat de betekenis van de school voor dit gebied is geweest.

[image]

Een van de tuinen van de tuinbouwschool (Franse tuin) in volle glorie

Kenmerken:

  • naar binnen gekeerd karakter van de tuinbouwschool met een eigen oriëntatie en opzet, die is gebaseerd op en gebruik maakt van de opzet van de Vrije Kolonie, en bestaat uit een centrale as als entree, de Leemsloot en een groene mantel rondom de tuinen;

  • in een orthogonaal patchwork ligt een diversiteit aan tuinen en tuinstijlen, lange tijd een belangrijke trekpleister van het gebied;

  • intern georiënteerde tuinbouwschool als representant van de bloeitijd van het gebied;

  • oude directeurswoning en tuinbaaswoning naar buiten gekeerd, opgenomen in de laag van de Kolonie.

  1. Laag van de grote hoeves (1860 - 1900)

De laag van de schaalvergroting laat de doorontwikkeling van de Kolonie van Weldadigheid zien. De oudste hoeves waren te klein om zelfvoorzienend te zijn. Met dat inzicht zijn door de Maatschappij nieuwe, grotere hoeves gerealiseerd, uiteraard gebaseerd op het maatsysteem van de Vrije Kolonie. De grote hoeves met een open kavel rondom in en naast het plangebied maken deze ontwikkeling zichtbaar en zijn waardevol voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied.

[image]

Grote hoeve aan de Majoor van Swietenlaan in het plangebied

Kenmerken:

  • naar binnen gekeerd karakter van de tuinbouwschool met een eigen oriëntatie en opzet, die is gebaseerd op en gebruik maakt van de opzet van de Vrije Kolonie, en bestaat uit een centrale as als entree, de Leemsloot en een groene mantel rondom de tuinen;

  • in een orthogonaal patchwork ligt een diversiteit aan tuinen en tuinstijlen, lange tijd een belangrijke trekpleister van het gebied;

  • intern georiënteerde tuinbouwschool als hoogtepunt van de bloeitijd van het gebied;

  • oude directeurswoning en ambtenarenwoningen naar buiten gekeerd, opgenomen in de laag van de Kolonie.

  1. Laag van het Land van Weldadigheid

De meest recente tijdlaag van het Inforium en omgeving is aangelegd in relatie met de tuinbouwschool. Letterlijk door de functionele verbinding via de perenleiding, maar ook door de nieuw aangelegde tuinen die vergelijkbaar met de laag van de tuinbouwschool elementen bevatten met een orthogonale structuur. De laag heeft weinig relatie met de kenmerken van de laag van de Vrije Kolonie. Omdat de laag van de Vrije Kolonie uniek is en onderdeel gaat vormen van het toekomstige Werelderfgoed is de laag van het Land van Weldadigheid cultuurhistorisch gezien ondergeschikt.

Kenmerken:

  • een systeem van paden en ontsluiting gebaseerd op de opzet van de tuinen van de Tuinbouwschool, maar minder dominant en soms zelfs diffuus;

  • merendeels eigen maten en een eigen structuur.

2.3 Functionele Opzet Gebied

Het Hart van Frederiksoord wordt tegenwoordig in grote mate gedomineerd door de tuinbouwschool en haar tuinen, later nog uitgebreid met de tuinen en het evenemententerrein rond het Inforium. De tuinen van de voormalige middelbare tuinbouwschool hebben een educatieve praktijkfunctie gehad en zijn daarnaast een recreatieve trekpleister geweest. Er zijn ook producten van tuinbouw en bloementeelt verkocht. Hoewel deze functies met het vertrek van de school zijn vervallen, blijven de tuinen van cultuurhistorische en ook van ecologische waarde.

In het begin van de ontwikkeling van het gebied is de tuinbouwschool slechts een ondergeschikt onderdeel. De rest van de grond is onderdeel van de kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid. Langs de Majoor van Swietenlaan en de Molenlaan staan diverse koloniewoningen. Later zijn de gebouwen van de tuinbouwschool en bijbehorende dienstwoningen hier tussen ingepast. Het schoolterrein is als geheel steeds blijven passen binnen de (rechthoekige) hoofdstructuur van de kolonienederzetting, gevormd door het patroon van wegen, lanen en beplanting.

Aan de oostzijde van het plangebied, tegenover de rotonde Majoor van Swietenlaan/Koningin Wilhelminalaan/Vledderweg staat het forse gebouw van het Inforium, het voormalige natuurhistorische informatiecentrum van het Land van Weldadigheid. Dit gebouw heeft een eigen aansluiting op de rotonde. Het is uitgevoerd in een bij die tijd passende moderne architectuur.

Naast het Inforium staat één van de kolonieboerderijen van de Maatschappij van Weldadigheid. De boerderij wordt op dit moment bewoond. Ook is er een kantoor gehuisvest.

[image]

Locatie voormalige tuinbouwschool in vogelvlucht

Behalve de reeds genoemde bebouwing staan aan de randen van het plangebied nog enkele panden, die als woonhuis worden gebruikt. De meeste ervan zijn voormalige kolonieboerderijen.

Monumenten

Voorzover de gebouwen in het plangebied zijn aangemerkt als rijksmonument, biedt de Erfgoedwet bescherming. Het oude schoolgebouw, waarin later het klokkenmuseum is gevestigd, is als monument aangewezen, evenals drie voormalige koloniewoningen rond de T-kruising van de Van Limburg Stirumlaan met de Majoor van Swietenlaan. De kolonieboerderij aan de Van Swietenlaan is daarnaast een provinciaal monument, het ketelhuis en de schuren bij de tuinbouwschool zijn gemeentelijke monumenten.

[image]

[image]

2.4 Voorgenomen Ontwikkelingen

De Maatschappij van Weldadigheid is merendeels eigenaar van de gronden in het Hart van Frederiksoord. De tuinbouwschool en het Inforium worden op dit moment geen of slechts een beperkt gebruikt. Voor een duurzame ontwikkeling van het gebied op de langere termijn en om het gebied ook economisch draagkrachtig te houden, is de Maatschappij voornemens het gebied te ontwikkelen. Daarbij zoekt de Maatschappij samen met de provincie Drenthe en de gemeente Westerveld naar nieuwe economische dragers voor het gebied, binnen de bestaande cultuurhistorisch zeer waardevolle context.

[image]

Schets van de ontwikkelingsrichting voor Hart van Frederiksoord

De eerste inzet van de Maatschappij is gericht op de herbestemming van de tuinbouwschool en de doorontwikkeling van het Inforium tot Koloniecentrum. De tuinbouwschool zal worden teruggebracht tot de oorspronkelijke hoofdvorm. De noodgebouwen en de latere aanbouw met patio zullen worden verwijderd, waardoor het gebouw zijn oude (zicht)relatie met de tuinen en de as van de perenleiding terug krijgt. Voor de invulling van het gebouw wordt gedacht aan een maatschappelijke functie: wonen met zorg, wonen met werken en mogelijk educatieve en/of onderwijsfuncties.

Het Inforium moet het bezoekerscentrum worden voor de vrije Koloniën van Weldadigheid. Het Koloniecentrum zal de geschiedenis van de Koloniën van Weldadigheid als geheel en van Frederiksoord/Wilhelminaoord in het bijzonder vertellen en biedt daarnaast onder andere ruimte aan horeca en kleinschalige detailhandel en zalenverhuur voor (educatieve) bijeenkomsten. Het parkeerterrein bij het Koloniecentrum zal worden verplaatst van het voorterrein naar de zijkant van het Koloniecentrum. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om het voorterrein een passende (groene) invulling te geven die aansluit bij de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en het bebouwingslint langs de Majoor van Swietenlaan. Bovendien ontstaat zo de kans om het bestaande gebouw een betere oriëntatie op het lint te geven.

Op de langere termijn wil de Maatschappij van Weldadigheid de mogelijkheid onderzoeken om bebouwing in de oude tuinen van de tuinbouwschool te realiseren. Daarbij zal nadrukkelijk worden bekeken wat de historische waarde van de verschillende tuinen is, hoe de bebouwing zich verhoudt tot de omgeving en een meerwaarde kan zijn voor de cultuurhistorische context. In dit bestemmingsplan is hiervoor een wijzigingsmogelijkheid opgenomen.

Koloniewoningen

In 2008 zijn na een advies van een destijds speciaal ingestelde werkgroep (bestaande uit vertegenwoordigers van de provincie Drenthe, de gemeente Westerveld, het Drents Plateau, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Waterschap Reest en Wieden, de Maatschappij van Weldadigheid en de projectleider Belvedèreproject) bestuurlijke afspraken gemaakt over het terugbouwen van in totaal 62 koloniewoningen binnen de Kolonie Frederiksoord/Wilhelminaoord.

In eerste instantie zijn zes van deze koloniewoningen gedacht binnen het plangebied van het Hart van Frederiksoord. Maar gelet op de cultuurhistorische waarden van het gebied, die ook blijken uit het onderzoek van Land-ID (zie de bijlage) is gekozen voor het bouwen van drie koloniewoningen in het plangebied. Dit zijn plekken waar ten tijde van de bloei van de Kolonie ook koloniewoningen hebben gestaan. Aan de vormgeving van de koloniewoningen zijn duidelijke (welstands)eisen verbonden.

Een koloniewoning is gedacht aan de Majoor van Swietenlaan. Deze koloniewoning moet passen binnen het historisch ensemble van koloniewoningen aan de Majoor van Swietenlaan. De, middels een wijzigingsbevoegdheid, te bouwen koloniewoning krijgt een historiserend karakter en bestaat alleen uit de 'basiswoning' zonder uitbreidingsmogelijkheden zoals die wel mogelijk zijn bij de nieuwe koloniewoningen van de toekomst aan de Molenlaan.

Aan de Molenlaan zullen twee koloniewoningen worden terug gebouwd. Deze woningen sluiten aan bij het karakter van de nieuwe moderne koloniewoningen zoals die ook verderop aan de Molenlaan zijn gebouwd.

Voor de terugbouw van de koloniewoningen gelden de volgende uitgangspunten:

  • structuurherstel en versterking;

  • handhaven rechtlijnige, orthogonale structuur;

  • waarborgen van de doorzichten naar het achterliggende gebied;

  • terugbouw op historische plaatsen (niet op de oorspronkelijke kavels);

  • geen bebouwing op de dwarslinten;

  • bebouwing conform welstandsnota;

  • samenhang met andere functies;

  • vaste kaders voor terreininrichting.

Het ontwerp van de nieuwe koloniewoningen is gebaseerd op een groeimodel. De basis is een koloniewoning, het instapmodel, met een oppervlak van 76 m2. Deze woning kan aan de Molenlaan desgewenst worden uitgebreid met een aanbouw en een uitbreiding van het hoofdgebouw. De eventueel nieuw te bouwen koloniewoning aan de Majoor van Swietenlaan heeft deze mogelijkheid niet.

Bij recht is de plaatsing van een vrijstaand bijgebouw mogelijk (minimaal 30 m2 en maximaal 50 m2). De navolgende bouwtekeningen geven de uitstraling en bouwmogelijkheden van de koloniewoningen weer.

[image]

Plattegrond nieuwe koloniewoningen

[image]

Straataanzicht (nieuwe) koloniewoningen inclusief bouwmogelijkheden

[image][image]

Model vrijstaand bijgebouw

In de regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn de oppervlakte en maten die voor de nieuwe koloniewoningen worden gehanteerd, vastgelegd. Tevens zijn regels gesteld aan de afmetingen van de aanbouw (10 m lang en 1 m breed) en het aangebouwd bijgebouw (maximaal 60,5 m2; 10m lang en 6,05 m breed). Voor het vrijstaande bijgebouw is eveneens een regeling opgenomen. Dit gebouw, dienend als garage en carport, heeft een maximum oppervlak van 50 m2. Door het opnemen van regels ten aanzien van onder meer de afmeting en vorm van de nieuwe koloniewoningen worden de uitstraling en de eenheid in het gebied gewaarborgd.

De woningen zijn daarnaast energiezuinig. Zo wordt gebruikgemaakt van verregaande isolerende maatregelen, is een warmtepomp aanwezig en wordt de mogelijkheid geboden zonnepanelen op het erf te plaatsen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke opgaven en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in vijf rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische

  • structuur van Nederland;

  • verbeteren van de bereikbaarheid;

  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en

  • cultuurhistorische waarden.

Met deze rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de structuurvisie van het Rijk geen directe raakvlakken met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.1.1 Belvedère

De koloniën van Weldadigheid in Frederiksoord/Wilhelminaoord zijn door de overheid aangewezen als Belvedèregebied. Belvedèregebieden zijn in 1998 door het rijk aangewezen vanwege hun bijzondere cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Het motto voor deze gebieden is: ‘behoud door ontwikkeling’. In veel gevallen is cultuurhistorisch erfgoed gebaat bij ruimtelijke ontwikkelingen die een economische impuls aan het behoud ervan kunnen geven.

In dit verband wordt nauw samengewerkt tussen de Maatschappij van Weldadigheid, provincie Drenthe en de gemeente. Om de koloniën Frederiksoord en Wilhelminaoord duidelijker te profileren als een uniek gebied met een geheel eigen identiteit wordt onder andere ingezet op het herstellen van oorspronkelijke landschapselementen. Het meest opvallende initiatief binnen dit kader is het herbouwen van verloren gegane koloniewoningen. Dit bijzondere project onder de noemer: ‘Koloniewoning van de Toekomst’ geldt als een landelijk voorbeeldproject op het gebied van energieneutraal bouwen.

Ook in het plangebied zullen enkele koloniewoningen worden herbouwd.

3.1.2 Nominatiedossier Werelderfgoed

Werelderfgoed is cultureel en natuurlijk erfgoed dat wordt beschouwd als onvervangbaar, uniek en eigendom van de hele wereld. Daarnaast wordt dit erfgoed van groot belang geacht om te behouden. Deze titel is echter alleen weggelegd voor erfgoed dat is ingeschreven op de Werelderfgoedlijst van UNESCO, een gespecialiseerd onderdeel van de Verenigde Naties.

Het gehele plangebied is in 2011 op de Voorlopige Lijst Werelderfgoed geplaatst. Het gebied maakt onderdeel uit van het Culturele Landschap van de Koloniën van Weldadigheid in Nederland en Vlaanderen, dat alle ooit opgerichte Koloniën van Weldadigheid bevat.

[image]

[image]

De hoop is om in 2018 de definitieve status van UNESCO werelderfgoed te krijgen.

De Koloniën van Weldadigheid worden genomineerd omdat:

  1. ze een van eerste en meest grootschalige initiatieven wereldwijd zijn om met landbouw armoede te bestrijden op nationale schaal;

  2. dit initiatief bijzondere landbouwnederzettingen opleverde, voortkomend uit landwinning (uit woeste grond) en landontginning.

In december 2017 is de daadwerkelijke voordracht tot werelderfgoed ingediend bij UNESCO. In het bijbehorende managementplan, dat in de herfst van 2016 is vastgesteld door onder andere de gemeenteraad van Westerveld, is vastgelegd hoe de gemeente samen met de andere partners en stakeholders in de nominatie de OUV (uitzonderlijke en universele waarden) in het gebied wil gaan uitdragen en beschermen. Dit gebeurt met het bestaande instrumentarium.

Aangezien het gaat om een serieel werelderfgoed is afstemming met de partners in het werelderfgoed nodig wanneer ontwikkelingen mogelijk de OUV raken. In dat geval kan ook de gezamenlijke Adviescommissie voor Onderzoek, Educatie en Kwaliteit, die ten dienste staat van alle 7 Koloniën van Weldadigheid, worden ingeschakeld door de gemeente en/of de siteholder (provincie Drenthe).

Nieuwbouw van 62 nieuwe koloniewoningen in het totale gebied van de vrije koloniën is voorzien in het managementplan. Nieuwbouw in het Hart van Frederiksoord, het relatief gave cultuurhistorische hart van de allereerste Kolonie van Weldadigheid, is een ontwikkeling die zoveel zorgvuldigheid vraagt, en mogelijk effect op de andere zes Koloniën kan hebben dat het inschakelen van genoemde Adviescommissie voorafgaand aan het onherroepelijk worden van de bouw een procesvereiste is.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Drenthe

De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna. De visie formuleert de belangen, de ambities, de rollen, de verantwoordelijkheden en de sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door de Provinciale Staten van de provincie vastgesteld en in 2014 is de Omgevingsvisie op onderdelen geactualiseerd.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is”.

Deze kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;

  • oorspronkelijkheid;

  • naoberschap;

  • menselijke maat;

  • veiligheid;

  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Om de missie te bereiken, wil de provincie vier robuuste systemen ontwikkelen. Deze vier systemen zijn: het sociaal-economisch systeem, het watersysteem, het landbouwsysteem en het natuursysteem. Binnen deze systemen staat de ontwikkeling van de hoofdfunctie (respectievelijk wonen en werken, water, natuur en landbouw) voorop. Een robuust systeem wil zeggen, dat een verstoring als gevolg van een ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor het functioneren van het systeem.

Daarnaast is voor het bereiken van de missie de ruimtelijke kwaliteit van belang. De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Een belangrijk aspect bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het ‘zorgvuldig ruimtegebruik’. Bij het inpassen van ruimtevragende functies dient de SER-ladder te worden gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaarvervoer voorzieningen. Ook bij het ontwikkelen van recreatie & toerisme en landbouw dient dit model te worden toegepast.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn door de provincie opgenomen op de kernkwaliteitenkaart. Het plangebied valt onder de kernkwaliteit landschap. De ambitie van de provincie ten aanzien van het landschap is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid.

De kernkwaliteitenkaart is onderverdeeld in een aantal aparte kaarten. Het plangebied heeft op de Landschap van de koloniën van Weldadigheid. In de Omgevingsvisie is voor de koloniën opgenomen dat de provincie wil investeren in de culturele en ruimtelijk-economische ontwikkeling ervan, waarbij het verleden inspiratiebron voor de toekomst is.

De kernkwaliteit oorspronkelijkheid is door de provincie vertaald in cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Voor het plangebied Frederiksoord-Wilhelminaoord is het aspect cultuurhistorie van belang. Het plangebied maakt deel uit van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Drenthe. Het onderhavige plangebied staat hierin aangemerkt als een gebied van de Maatschappij van Weldadigheid.

De provinciale ambitie op het gebied van cultuurhistorie luidt: ‘Ruimtelijke identiteit versterken door vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten met respect en durf ruimtelijke ontwikkelingen te sturen’. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.

  1. Respecteren: de provincie richt zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. De initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten. De provincie beoordeelt de plannen en initiatieven daarop.

  2. Voorwaarden stellen: de cultuurhistorische samenhang wordt als randvoorwaarde bij ontwikkelingen gesteld. De initiatiefnemers hebben daarmee de verantwoordelijkheid om vroegtijdig in het planproces inzichtelijk te maken op welke wijze ze de cultuurhistorische samenhang als een van de (ruimtelijke) onderleggers voor nieuwe plannen benutten. De provincie is beschikbaar voor (het regelen van) begeleiding van het planvormingsproces, waarbij de kansen vanuit de cultuurhistorische samenhang uitgangspunt zijn.

  3. Eisen stellen: de provincie stuurt de ontwikkelingen in de (vanuit de cultuurhistorie bezien) gewenste richting. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen wordt gebruikt. Ontwikkelingen bouwen op deze samenhang voort. Vanaf het begin bedingt de provincie een plek in het planvormingsproces.

Het plangebied valt in de categorie ‘eisen stellen’. Voor het gebied stelt de provincie dat cultuurhistorie de leidraad en de inspiratiebron is om deze gebieden van de Maatschappijen van Weldadigheid duurzaam te ontwikkelen. Hierbij ligt het accent op het vasthouden aan en doorzetten van de hiërarchische en orthogonale opbouw van het gebied. Dit uit zich in vaarten, wegen, beplanting en bebouwing, variërend van directeurswoning tot dienstwoning. De ambities (zoals verwoord in paragraaf 6.6.3) richten zich op:

  • Het handhaven en verder versterken van de hiërarchische en orthogonale opbouw van de gebieden, zoals die te zien is in vaarten, wegen, beplanting en bebouwing variërend van dienstwoningen tot directeurswoning;

  • Het behouden van de afwisseling tussen open gebieden en boscomplexen.

De belangrijkste opgave voor de Maatschappijen van Weldadigheid ligt in het leefbaar houden van de gebieden en het zoeken en inpassen van nieuwe economische impulsen. De invulling hiervan kan zich voltrekken volgens een duidelijke ontwikkelingsfilosofie, waarbij de cultuurhistorische samenhang leidend is. De herkenbaarheid en karakteristiek van de gebieden kan hierdoor worden versterkt.

Voorliggende plannen voor de invulling van Hart van Frederiksoord bouwen zorgvuldig voort op en worden ontwikkeld binnen de aanwezige cultuurhistorische kaders en structuren. De daaraan ten grondslag liggende cultuurhistorische analyse en waardestelling van het gebied is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Westerveld

De Structuurvisie Westerveld (vastgesteld 26 november 2013) bevat de visie en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het hele grondgebied van de gemeente. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke invloed van allerlei verschillende beleidsterreinen bekeken zoals milieu, infrastructuur, wonen, cultuurhistorie, landschap, economie en welzijn. In de structuurvisie maakt de gemeenteraad duidelijk wat zij de komende tien jaren wil versterken, ontwikkelen, herstructureren of juist wil behouden of beschermen. Daarmee bepaalt de structuurvisie ook de richting van de bestemmingsplannen die in de toekomst worden opgesteld.

Relevant voor het voorliggende plangebied is de duiding van de gemeente van Frederiksoord als gebied dat primair van belang is voor de uitstraling, beleving en positie van de gemeente Westerveld als recreatie- en woongemeente.

Frederiksoord wordt gezien als woondorp. In een woondorp zijn de voorzieningen beperkt en staat het wonen als hoofdfunctie centraal. Wel wordt aangegeven dat er kansen zijn voor het vergroten van het aanbod van voorzieningen, zeker rond de tuinen van Weldadigheid. Daarnaast is er ruimte voor (beperkte) woningbouw, waarbij maatwerk en waar mogelijk versterking van de

ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde van groot belang zijn. Sleutelwoorden zijn karakteristiek, lokaal, kleinschalig, organisch, duurzaam en gevarieerd.

3.3.2 Beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord

De waarde van het plangebied wordt al geruime tijd onderkent. De kernen Frederiksoord en Wilhelminaoord en een gebied rondom zijn in 2009 aangewezen als ‘beschermd dorpsgezicht’ in het kader van de Monumentenwet 1988. In 2011 is de bescherming van deze kenmerken door de gemeente Westerveld voor het grootste deel verankerd in het Bestemmingsplan Beschermd Dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord. Voorliggend plangebied is buiten dit bestemmingsplan gehouden.

Het beschermd dorpsgezicht van Frederiksoord-Wilhelminaoord is van buitengewoon belang vanwege de culturele en sociaal-economische ontwikkelingen van het gebied als gevolg van de economische ontwikkelingen van de Maatschappij van Weldadigheid. De achterliggende gedachte van de Maatschappij om werkgelegenheid te combineren met scholing en huisvesting in een kolonie, maakt het gebied uniek. Delegaties uit verschillende landen bezoeken de Maatschappij vanwege de methode van armoedebestrijding, die in 19e eeuws Europees verband wordt gezien als een van de meest toonaangevende. In de zuidelijke Nederlanden, nu België, wordt zelfs een zustermaatschappij opgericht. Daarnaast loopt de Maatschappij in die tijd ook voorop op het gebied van ziekenfonds en de leerplicht.

De inrichting van het gebied is een nog grotendeels onverstoorbare ruimtelijke weerslag van de werkwijze van de Maatschappij van Weldadigheid die op systematische wijze de woeste gronden heeft ontgonnen. Deze werkwijze heeft geresulteerd in een voor dit gebied karakteristieke ruimtelijke structuur die in beginsel gekenmerkt wordt door een rechtlijnig wegenpatroon en gelijkvormige woningen, die op een regelmatige afstand van elkaar staan.

In de tweede helft van de 19e eeuw treedt er schaalvergroting op, waarbij een aantal grote landbouwbedrijven over de oude structuur van koloniehoeven heen wordt gelegd. Hoewel de infrastructuur als de bebouwingsstructuur in de loop van de tijd zijn aangepast, geeft de huidige ruimtelijke structuur een karakteristiek en herkenbaar beeld van de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied.

De toelichting van het besluit tot aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord is als bijlage opgenomen in dit bestemmingsplan.

[image]

Begrenzing beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord

3.3.3 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Westerveld

De gemeente Westerveld beschikt sinds 2012 over een cultuurhistorische waardenkaart. Deze waardenkaart brengt de ontwikkelingsgeschiedenis van de gemeente in beeld en geeft weer waar de vele waardevolle sporen van deze geschiedenis nog terug te vinden zijn.

In het bij de waardenkaart horende rapport is veel aandacht besteed aan de geschiedenis van de kolonie van Maatschappij van Weldadigheid, die in verschillende fasen is uitgesplitst. De waarden van de kolonie zijn op een aparte kaart uitgelicht. Daarbij gaat het onder andere om historische ontginningsstructuren, plekken van koloniewoningen en andere functies van de Kolonie.

[image]

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart deelgebied Frederiksoord - Wilhelminaoord

3.3.4 Woonvisie gemeente Westerveld

Op 8 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Woonvisie vastgesteld. De Woonvisie vormt samen met de Sociale Structuurvisie de basis voor de Ruimtelijke Structuurvisie. De ambitie van Westerveld is en blijft 'ervoor zorgen dat iedereen prettig kan (blijven) wonen en leven in Westerveld'. Westerveld kiest voor een netto toename van de woningvoorraad van 400 tot het jaar 2020 te faciliteren. De raad is van mening dat er vrijheid moet blijven bestaan voor verschillende initiatieven en maakt daarom op voorhand geen keuze uit de beschikbare capaciteit. De nieuwe bevolkingsprognose van de provincie heeft aanleiding gegeven de aantallen bij te stellen.

In de Woonvisie is daarbij aangegeven dat de gemeente vooral stuurt op het kwalitatieve aspect van de woningbouw en bouwen voor kleine huishoudens, jonng en oud. Vanuit de kwantiteit reserveert de gemeente circa 100 (koop)woningen voor starters. Daarnaast wil het college 100 woningen reserveren voor levensloopbestendige woningen in het goedkope en middeldure segment. Deze woningen zijn bedoeld voor onder andere senioren met en zonder zorgvraag. Er worden 50 woningen gereserveerd voor levensloop bestendig wonen in het dure/ zeer dure segment, om tegemoet te komen aan de groep senioren die op zoek zijn naar meer exclusieve woonmilieus. Verder worden er circa 100 woningen gereserveerd voor de huursector. Hiervan wil het college 50 reserveren voor de sociale huursector en 50 voor de vrije huursector. Tot slot worden er circa 50 woningen gereserveerd voor particuliere initiatieven, waaronder bijvoorbeeld collectief particulier opdrachtgeverschap.

De bouw van de koloniewoningen in Frederiksoord wordt niet meegerekend in de totale plancapaciteit vanwege het bijzondere karakter. Daar zijn aparte bestuurlijke afspraken voor gemaakt.

3.3.5 Nota toetsingskader en zorg

Op 17 augustus 2010 is het plan van aanpak voor de ontwikkeling van een toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen vastgesteld. Dit toetsingskader is een praktisch instrument dat de gemeente kan hanteren om de kwantiteit, kwaliteit en spreiding van zorg- en opvang waar nodig te reguleren. In de nota toetsingskader zorg- en opvangvoorzieningen worden de belangrijkste voorzieningen en toekomstige ontwikkelingen in beeld gebracht. Daar is aandacht besteed aan kwaliteit in zorg en opvang en het toezicht daarvan. Als laatste wordt ingezoomd op het ruimtelijk aspect en met name de mogelijkheden die er bestemmingsplantechnisch zijn voor zorg- en opvanginstellingen.

De gemeente ziet een aantal grote veranderingen in de bevolkingssamenstelling (vergrijzing en ontgroening). Het reasliseren van combinaties van wonen en zorg zijn belangrijk om inwoners volddoende voorzieningen te bieden om in de gemeente te blijven of te komen wonen. Combinaties van wonen en zorg vormen een vliegwiel voor de lokale economie. Door de vergrijzing neemt de zorgvraag toe. Ondanks de vergrijzing neemt het aantal personen in intramurale huisvesting af. Extramuralisering is de trend. Ouderen blijven steeds langer zelfstandig wonen, mede mogelijk gemaakt door mobiele zorgdiensten. Ook gaan steeds meer ouderen (na)bij hun kinderen (in)wonen. Extramurale zorg, dagopvang, mantelzorg en aangepaste (senrioren) woningen dragen bij aan het zolang mogelijk zelfstandig wonen.

Op 10 september 2013 is een aanvulling op het toetsingskader vastgesteld. Hierin is besloten tot een tijdelijke stop op de medewerking aan het ruimtelijk toelaten van zorg- en opvangvoorzieningen met meer dan vijf plaatsen. Met tijdelijk wordt bedoeld tot een jaar na het vaststellen van de keuzen en de kaders van de gemeente in de drie transities (Jeugdzorg, AWBZ zorg en participatiewet). Op deze wijze wordt voorkomen dat er een te grote groei ontstaat van zorg- en opvangvoorzieningen waarvoor in de gemeente geen ruimtelijk draagvlak of economische draagkracht aanwezig is.

Op 29 maart 2016 is besloten tot de evaluatie in 2017 vast te houden aan het toetsingskader. Medewerking wordt in beginsel beperkt tot (voormalige) agrarische bedrijven die als nevenfunctie een zorgboerderij willen beginnen tot en met vijf plaatsen.

In onderhavig bestemmingsplan is sprake van een zeer bijzondere en exclusief woonmilieu met (levensloopbestendige) woningen in het (middel)dure segment. De woningen zijn geschikt voor senioren (met/zonder zorgvraag)., maar ook voor starters. Deze woningen hoeven derhalve niet aan de (aangepaste) Nota Toetsingskader zorg en opvang te worden getoetst.

3.4 Maatschappij Van Weldadigheid

De Maatschappij van Weldadigheid heeft samen met de gemeente Westerveld en de provincie Drenthe het initiatief genomen om een visie voor het behoud en de ontwikkeling van haar bezit te ontwikkelen.

De in juni 2005 gepresenteerde gebiedsvisie 'Een monument in beweging' geeft hiertoe een aantal mogelijkheden, zij het in nog abstracte/niet uitgewerkte vorm. In essentie spreekt de visie over herstel van het casco door herstel van het landschap, het wegen- en lanenpatroon, evenals de bebouwing; voorts het beter benutten en verbeteren van bestaande functies en de ontwikkeling van nieuwe functies.

Uitvoeringsplan (2006)

De gebiedsvisie is in 2006 nader uitgewerkt in een uitvoeringsplan. De stuurgroep van het Belvedèreproject (bestaande uit bestuurders van de Maatschappij van Weldadigheid, gemeente Westerveld en provincie Drenthe) heeft op 16-11-2007 besloten in te stemmen met de inhoud van het uitvoeringsplan Belvedèregebied dat als uitwerking dient van het rapport 'Een monument in beweging'. Het uitvoeringsplan bestaat uit vijf productlijnen en twee integrale thema's.

In het uitvoeringsplan worden vijf productlijnen en twee integrale thema's genoemd.

De productlijnen zijn:

  • versterking recreatief-toeristische infrastructuur;

  • opwaardering centraal bezoekerscentrum Koloniehof;

  • zorg- en activiteitenprogramma;

  • ambachtsexpertise;

  • verbrede landbouw, natuur en landschap.

De twee integrale thema's bestaan uit enerzijds ruimtelijke kwaliteit en ontwikkeling van het gebied en anderzijds uit de rol en regie van de Maatschappij van Weldadigheid.

In 2011 is het uitvoeringsplan geactualiseerd. Het herstel en de versterking van de oorspronkelijke lintstructuren is opgenomen als een van de belangrijkste structurerende elementen in het gebied. UItvloeisel daarvan is de herbouw van 62 koloniewoningen.

De mogelijke aanwijzing van de koloniën als Werelderfgoed , de gewenste terugkoop van het complex van de voormalige tuinbouwschool en het 200-jarig bestaan van de Maatschappij van Weldadigheid in 2018 hebben in 2015 geleid tot een nieuw document (MvW200), dat een jaar later is opgevolgd door het Kolonieplan.

Kolonieplan (2016)

Het doel van het Kolonieplan is de versterking van de economische, maatschappelijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied door een nieuwe toekomstgerichte invulling te geven aan het materiële en immateriële gedachtegoed van Johannes van den Bosch (stichter van de Maatschappij van Weldadigheid) en de regio vitaler te maken. Om dat doel te bereiken zijn zes kernprojecten gedefinieerd:

1. Gebiedsontwikkeling Hart van Frederiksoord;

2. Ontwikkeling en inrichting Koloniecentrum;

3. Zichtbaarheid cultuurlandschap;

4. Ondernemen in groen en food;

5. Vrijetijdseconomie/toerisme;

6. Sociaal maatschappelijke innovaties.

Het voorliggende bestemmingsplan is de juridisch-planologische basis om de gebiedsontwikkeling in Hart van Frederiksoord mogelijk te maken.

Hoofdstuk 4 Milieu En Andere Randvoorwaarden

In dit hoofdstuk komt een aantal randvoorwaarden aan de orde, die een belemmering kunnen vormen voor de invulling van het plangebied. Overwegend betreft het milieuaspecten. Soms leiden deze overigens tot kansen, waarop kan worden ingespeeld. Ook een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is in dit hoofdstuk opgenomen.

4.1 Milieuhygiënische Gesteldheid Van De Bodem

In het plangebied is op die plekken waar nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt onderzoek verricht naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem. Daarbij zijn de drie locaties voor de nieuwe koloniewoningen onderzocht, evenals de bodem rond het uit te breiden koloniecentrum.

Uit het bodemonderzoek (rapport: 16J109.RAP001.RK.RS, CSOLievense, 26 april 2017) komen de volgende conclusies naar voren:

  • Ter plaatse van de Molenlaan West is plaatselijk in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan PCB gemeten. Overige mengmonsters zijn niet verontreinigd. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten aan barium en naftaleen gemeten.

  • Op de deellocatie Molenlaan Oost is een betonplaat aanwezig waarop opslag van groenafval, puin en zand plaatsvindt. In de boven- en de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan koper, lood en/of kobalt gemeten. Het grondwater is sterk met koper en nikkel, en licht verontreinigd met barium, cadmium, kobalt, zink, benzeen en naftaleen verontreinigd. De verontreiniging in het grondwater hangt mogelijk samen met het gebruik van de locatie.

  • Ter plaatse van de deellocatie Majoor van Swietenlaan is in de bovengrond een lichte verontreiniging aan PAK gemeten. In de ondergrond en het grondwater zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.

  • Op de deellocatie ‘Koloniecentrum’ werd gravel/geel puin als verharding aangetroffen. De dikte van de aangebrachte verharding is 10 tot 30 cm. De bodemlaag is licht verontreinigd met zware metalen. Er is geen asbest aangetoond in het mengmonster van deze laag. In de bovengrond op het overige terrein zijn licht verhoogde gehalten aan molybdeen en zink gemeten. In de ondergrond komt plaatselijk een licht verhoogd gehalte aan koper voor. In het grondwater is analytisch een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten. Ter plaatse van de oliewaterscheider is zowel zintuiglijk als analytisch geen minerale olie in grond en grondwater gemeten.

Op basis van de analyseresultaten zijn de locaties aan de Majoor van Swietenlaan, bij het koloniecentrum en de westelijke locatie aan de Molenlaan geschikt om te bebouwen. De lichte verontreinigingen in grond en grondwater zijn geen belemmering voor het gebruik van de grond als woning en tuin.

Dat geldt niet voor de beoogde locatie voor de oostelijke koloniewoning aan de Molenlaan. Daar is een sterke verontreiniging met zware metalen in het grondwater aanwezig die mogelijk samenhangt met het huidige gebruik van de locatie als opslagplaats voor puin, groenafval en zand. Aanbevolen wordt om deze locatie nader te onderzoeken.

In het bestemmingsplan is voor deze locatie een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Voordat een omgevingsvergunning voor de bouw van een koloniewoning wordt verleend, moet uit nader onderzoek duidelijk zijn dat de grond geschikt is om te gebruiken voor een woning met tuin.

Het bodemonderzoek is als bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.

4.2 Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK), hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Ook is er een zogenaamde Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) opgesteld, op basis waarvan inzicht kan worden verkregen in de mate waarin archeologische resten in een gebied kunnen worden aangetroffen.

In 2010 heeft de gemeente haar archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld.

Voorliggend plangebied is op de archeologische verwachtings- en beleidsavieskaart aangeduid als gebied met een lage verwachtingswaarde waarvoor geen archeologisch onderzoek is vereist.

In de afgelopen jaren is er echter een toenemende belangstelling voor de jonge archeologie. Gelet op de geschiedenis van het plangebied als onderdeel van de Kolonie van de Maatschappij van Weldadigheid is het voor de hand liggend dat oude archeologische sporen (van voor 1800) zijn vergraven in de tijd dat de Kolonie is gesticht en de gronden zijn ontgonnen. Wel ligt het in de lijn der verwachting dat er nu sporen te vinden zijn van de bewoningsgeschiedenis uit de tijd van de Kolonie.

Het voorliggende plan is daarom voor advies voorgelegd aan de provinciaal en gemeentelijk archeoloog. In overleg is voorgesteld om voor ontwikkelingen in het plan een archelogische begeleiding bij de uitvoering van graafwerkzaamheden op te nemen in geval van een oppervlakte groter dan 70m2 en een diepte van meer dan 30cm.

4.3 Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het bouwen van 3 nieuwe koloniewoningen, waarvan een koloniewoning via een wijziging en mogelijk zorgwoningen in de voormalige tuinbouwschool. Voor de Wet geluidhinder zijn dit geluidsgevoelige objecten. Voorliggend plan is daarom getoetst aan de eisen uit de Wet geluidhinder. In de bijlage bij dit bestemmingsplan zijn de resultaten van het akoestisch onderzoek opgenomen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat alle (te realiseren) geluidsgevoelige bebouwing aan de wettelijke eisen voor wat betreft geluidhinder vanwege het wegverkeerslawaai voldoet.

4.4 Milieuhinderlijke Activiteiten In De Omgeving

In de directe omgeving van het plangebied worden geen (bedrijfs)activiteiten uitgeoefend, waarvan de milieuhinderzone ontwikkelingen van het plangebied belemmert.

4.5 Externe Veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij de toetsing moet gekeken worden naar twee soorten risico’s: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met de pr 10-6 risicocontour. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen, in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt. Hoe meer mensen nabij de bron, hoe groter het groepsrisico. Voor het groepsrisico wordt doorgaans de gr 10-5 risicocontour aangegeven.

Inrichtingen

In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig.

Buisleidingen

Er liggen geen buisleidingen binnen het plangebied.

Transport

Er liggen in of in de nabijheid van het plangebied geen wegen die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

[image]

Uitsnede risicokaart.nl

4.6 Luchtkwaliteit

Regelgeving

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben’.

NSL/NIBM

Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.

De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Bestemmingsplan

Het plan biedt de mogelijkheid tot de herontwikkeling van de voormalige tuinbouwschool, de realisatie van drie koloniewoningen en de invulling van een koloniecentrum.

In de navolgende tabel zijn de functies en het bijbehorende aantal ritten per etmaal opgenomen op grond van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012).

Functie

Ritten per etmaal

Totaal aantal ritten/etmaal

Herontwikkeling voormalige tuinbouwschool

*

-

-

3 koloniewoningen

Koop, vrijstaand

8,6

25,8

Invulling koloniecentrum

Evenementenhal/beursgebouw/ congresgebouw

11,0 per 100 m2

297

Totaal

322,8

* Aangezien dit een voormalig schoolgebouw betreft, zal de verkeersgeneratie eerder afnemen.

De toename van de totale verkeersgeneratie bedraagt derhalve afgerond 323 ritten.

Omdat op de locatie reeds activiteiten aanwezig zijn, zal de toename in werkelijkheid minder bedragen.

Nibm-tool

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de nibm-tool juli 2016 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.

[image]

Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

4.7 Flora En Fauna

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig project te toetsen, is een ecologische inventarisatie van de natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb, inwerkingtreding 1 januari 2017 en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden.) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 19 december 2016 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

4.7.1 Plangebied

Het plangebied ligt ten zuiden van de Majoor van Swietenlaan en ten oosten van de Burgemeester Wijnoldyweg. Het omvat de gronden van de voormalige tuinbouwschool, alsmede de gronden rond het Inforiu,. Tussen de gronden van de tuinbouwschool en het Inforium ligt de Graaf van Limburg Stirumlaan. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Molenlaan. De tot het plangebied behorende bebouwing omvat het hoofdgebouw van de school, het noodgebouw, kassen, enkele schuren, een theehuisje en het Inforium. Op verschillende locaties liggen kleine en grotere waterpartijen. Nabij het theehuisje staan verspreid enkele vervallen toestellen voor outdooractiviteiten. Ten noorden van het Inforium ligt een grote parkeerplaats, ten oosten hiervan ligt een schapenweide.

4.7.2 Plannen

Op enkele locaties in het plangebied zijn ontwikkelingen voorzien. Een deel van het hoofdgebouw van de tuinbouwschool wordt gesloopt. Rondom de school komt nieuwe parkeergelegenheid. Hiervoor wordt onder andere een vijver gedempt.

[image][image]

Te slopen deel van de school met vijver (rechts)

Aan de zuidwestzijde van het plangebied zijn langs de Molenlaan twee woningen voorzien. Nu is op deze locatie geen bebouwing aanwezig, deels wordt het gebruikt als opslag terrein. Ten behoeve van de nieuwbouw wordt opgaand groen verwijderd en grond vergraven.

[image][image]

Locaties nieuwe woningen zuidoostzijde plangebied

In het noordoosten van het plangebied wordt het Inforium uitgebouwd. Op de plaats van het naastgelegen bosje wordt parkeergelegenheid gerealiseerd. Ten behoeve van de ontwikkelingen wordt opgaand groen verwijderd en worden waterpartijen gedempt.

[image][image]

Inforium en aangrenzend bosje met theehuisje en vijver

4.7.3 Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);

  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);

  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde ‘lijst met vrijstellingen’ opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Inventarisatie

Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF)1 via Quickscanhulp.nl2 (© NDFF - quickscanhulp.nl 14-12-2016 10:31:27) blijkt dat in de omgeving van het plangebied de laatste vijf jaar diverse beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat om meerdere vogelsoorten, vleermuissoorten, amfibieën, reptielen en plantensoorten. Ook uit het ecologisch onderzoek uit 2008 dat door BügelHajema adviseurs is uitgevoerd, blijkt dat diverse beschermde niet-vrijgestelde soorten in het plangebied voor (kunnen) komen. Nader onderzoek van Buro Bakker uit 2009 heeft uitgewezen dat in het plangebied grootoorvleermuis, ringslang en gewone dwergvleermuis voorkomen. Dit zijn allen strikt beschermde soorten.

1 Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De NDFF is de meeste complete natuurdatabank van Nederland. De NDFF geeft informatie over waarnemingen van beschermde en zeldzame planten en dieren en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens: de Gegevensautoriteit Natuur heeft vastgesteld dat ze kloppen. Informatie is te vinden op www.natuurloket.nl.

2 Quickscanhulp.nl is een online applicatie waarmee een afgeleide van data uit de NDFF wordt weergegeven. Het is daarmee een hulpmiddel voor ervaren ecologen om te bepalen of een beschermde soort wel of niet in het plangebied kan voorkomen. Quickscanhulp.nl geeft aan op welke afstand waarnemingen van beschermde soorten in relatie tot het plangebied zijn aangetroffen. Voor Quickscanhulp.nl worden alleen gevalideerde waarnemingen gebruikt, de Gegevensautoriteit Natuur staat hiervoor in.

Ten tijde van het onderzoek in 2008 waren nog veel planten wel beschermd die dat onder de Wnb niet langer zijn. Onder de huidige wetgeving zijn enkel nog rode lijst (en dus zeldzamere) soorten beschermd. De datum van het veldbezoek is voor planten niet het meest geschikte onderzoeksmoment. Gezien de terreingesteldheid en de biotoopeisen van beschermde planten worden deze echter niet in het plangebied verwacht.

Het Inforium is ongeschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, er zijn geen geschikte openingen waardoor vleermuizen naar binnen kunnen.

De school, zowel het hoofdgebouw als de aanbouw, is in potentie geschikt voor vleermuizen. Open stootvoegen en ruimtes achter boeiborden bieden toegang tot achterliggende restruimtes. Het theehuisje is mogelijk in gebruik door grootoorvleermuis als eetplek of zomerverblijfplaats, een soort die op dergelijke locaties wel wordt waargenomen. Sporen zijn tijdens het veldbezoek echter niet aangetroffen.

In het zuidwesten van het plangebied, net ten noorden van de westelijke nieuwbouwlocatie is een boom met holtes aangetroffen. Ook op de grens tussen de oostelijke nieuwbouwlocatie en het aangrenzende woonerf is een populier met spechtenholtes aangetroffen. Mogelijk verblijven vleermuizen in deze holtes. Overige potentiële vleermuisverblijfplaatsen zijn niet aangetroffen op of nabij de locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien.

De lanen in en langs het plangebied kunnen door vleermuizen in gebruik zijn als vliegroute. Het plangebied zal daarnaast onderdeel vormen van het foerageergebied van in de omgeving verblijvende vleermuizen.

De genoemde broedvogels in Quickscanhulp, betreffen allen broedvogels met een jaarrond beschermde nestplaats (zoals gierzwaluw, buizerd, havik, roek en huismus). Voor de meeste van deze vogels beschikt het plangebied en directe omgeving niet over geschikte nestellocaties. De beheerderswoning en naastgelegen schuren zijn in potentie wel geschikt voor nestelende huismussen.

Onder een overkapping van het conferentiecentrum is een oud nest van boerenzwaluw aangetroffen. Tijdens het veldbezoek is onder andere buizerd overvliegend waargenomen en grote bonte specht in een boom. In het plangebied kunnen in opgaand groen algemene vogels als houtduif, vink, merel en grote bonte specht tot broeden komen.

Langs de Graaf van Limburg Stirumlaan is hoog in een boom een nest van eekhoorn (beschermde niet-vrijgestelde soort) aangetroffen. Eekhoorn is tijdens het veldbezoek ook in het plangebied waargenomen. Het plangebied zal onderdeel vormen van het foerageer- en leefgebied van eekhoorn. Tijdens het veldbezoek zijn geen sporen van de beschermde niet-vrijgestelde soort steenmarter aangetroffen. Het is echter niet uitgesloten dat steenmarter in de bebouwing of onder opgeslagen goederen of in bosjes een verblijfplaats heeft.

Uit de directe omgeving zijn waarnemingen bekend van diverse beschermde niet-vrijgestelde amfibieën en reptielen bekend. Het gaat om de soorten Heikikker, kamsalamander, alpenwatersalamander, boomkikker, geelbuikvuurpad, knoflookpad, poelkikker, vinpootsalamander, rugstreeppad, ringslang, hazelworm en levendbarende hagedis. Gezien de aanwezigheid van diverse waterpartijen, opgeslagen goederen en grote variatie aan habitattypen is de kans aanwezig dat deze soorten ook in het plangebied verblijven, waaronder ook op de locaties waar ontwikkelingen zijn voorzien.

In het plangebied en de directe omgeving zijn verder enkele vrijgestelde3 beschermde diersoorten zoals veldmuis, huisspitsmuis, bosmuis, gewone pad, ree en bruine kikker te verwachten. In het plangebied zijn sporen (ligplaats en vraatsporen) van ree waargenomen.

Geschikt leefgebied voor beschermde niet-vrijgestelde soorten uit de soortgroepen vissen en ongewervelden is niet aanwezig in het plangebied. Deze worden dan ook niet in het plangebied verwacht.

Toetsing

De beukenlaan waarin een nest van eekhoorn is aangetroffen blijft behouden. Ook behoudt het plangebied zijn functie als onderdeel van het leefgebied van eekhoorn.

Met de sloop van de bebouwing (deel hoofdgebouw en theehuisje), het vergraven en bebouwen van het terrein kan het leefgebied en exemplaren van heikikker, kamsalamander, alpenwatersalamander, boomkikker, geelbuikvuurpad, knoflookpad, poelkikker, vinpootsalamander, rugstreeppad, ringslang, hazelworm en levendbarende hagedis, steenmarter en diverse vleermuisssoorten verloren gaan of worden verstoord; dit is bij wet verboden (Wnb art. 3.1 en 3.5). Voor verstoring of doden van deze soorten is een ontheffing van de Wnb nodig.

Nader onderzoek is nodig om vast te stellen welke beschermde soorten voorkomen in het plangebied.

Nestplaatsen van jaarrond beschermde vogels zijn enkel te verwachten in de beheerderswoning en naastgelegen schuren. Het betreft nestplaatsen van huismus. De ontwikkelingen hebben echter geen betrekking op deze bebouwing. Ook zal het leefgebied voor eventueel aanwezige exemplaren als gevolg van de ontwikkelingen niet dermate veranderen dat dit een negatief effect heeft op de soort.

3 Zie: “Beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe””

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in de directe omgeving worden verstoord. Dit is bij wet verboden (Wnb art. 3.1 en 3.5). Voor de te verwachten soorten kan verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

4.7.4 Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

Wet Natuurbescherming

In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden, geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig EHS) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het provinciale NNN is voor provincie Drenthe uitgewerkt in de Omgevingsvisie Drenthe en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).

Inventarisatie

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het meest nabijgelegen gebied beschermd middels de Wnb betreft het Natura 2000-gebieden Drents-Friese Wold en het Leggelderveld, dat is gelegen op een afstand van ongeveer 2 kilometer ten noordoosten van het plangebied. Het plangebied ligt eveneens niet in maar grenst wel aan gronden die in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid zijn aangewezen als NNN. Het betreft het Sterrebosch ten noorden van de van de Majoor van Swietenlaan. Het beheertype van dit bos is in het natuurbeheerplan Drenthe weergegeven als ‘droog bos met productie’.

Toetsing

Als gevolg van woningbouw kan de recreatiedruk in het als NNN aangewezen Sterrebosch enigszins toenemen. Een eventuele toename van recreatie zal de natuurdoelen van het gebied echter niet in de weg staan; wezenlijke kenmerken en waarden worden niet aangetast.

Gezien de afstand tot beschermde gebieden, tussenliggende infrastructuur en bebouwing en de aard van de ontwikkeling, worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op beschermde natuurwaarden in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid verwacht.

4.7.5 Conclusies

Gebiedsbescherming

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek in het kader van Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden is op voorhand niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een nog onvoldoende beeld van de aanwezige natuurwaarden ontstaan.

Nader onderzoek naar de soortgroepen reptielen, amfibieën en vleermuizen is nodig om vast te stellen of beschermde soorten voorkomen in het plangebied. Dit nader onderzoek zal uitwijzen of een ontheffing van de Wnb voor soorten voor de beoogde activiteiten nodig is.

Op basis van de ecologische inventarisatie is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in beginsel gewaarborgd. Het nader onderzoek naar de soortgroepen reptielen, amfibieën en vleermuizen kan in het kader van de te verlenen omgevingsvergunning worden uitgevoerd.

4.8 Water

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient te worden uiteengezet of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.'

Het plangebied is onderdeel van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta is neergelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021 en in de beleidsnotitie stedelijk waterbeheer 'Water Raakt!' . In dit document is vastgelegd hoe het waterschap invulling geeft aan het integrale waterbeheer nu en in de toekomst.

In het navolgende wordt ingegaan op de wijze waarop waterhuishoudkundige aspecten in het plan zijn verwerkt.

4.8.1 Huidig watersysteem

Het voorliggend bestemmingsplan gaat niet uit van een wijziging van het bestaande watersysteem. De bestaande grote watergangen zijn als zodanig bestemd om dempen te voorkomen. Wel zal nieuwe verharding worden toegevoegd, maar ook bestaande verharding worden verwijderd. Het plan is daarom voor advies voorgelegd aan het waterschap.

4.8.2 Advies waterschap

Het waterschap hanteert verschillende uitgangspunten die bij de inrichting van het plangebied moeten worden verwerkt, onder andere ten aanzien van waterkwaliteit, watervoorziening, riolering, beheer en onderhoud en wateroverlast.

De doelstelling van het waterschap is een veerkrachtig watersysteem in de trits vasthouden-bergen-afvoeren om wateroverlast zo veel mogelijk te voorkomen. Een toename van het verharde oppervlak leidt tot een versnelde afvoer van het regenwater. Voor middelgrote plannen geldt als regel dat 10% van het extra verharde oppervlak wordt ingezet als waterberging. In het plangebied wordt naar schatting maximaal 8540m2 verharding toegevoegd, maar ook circa 3450m2 verharding verwijderd. Per saldo levert dat een toename aan verhard oppervlak van 5090m2. Dat betekent dat ca 509m2 aan waterbergend oppervlak moet worden gerealiseerd. De toename aan verhard oppervlak komt vooral tot uiting in de vergroting en verplaatsing van het parkeerterrein.

Voorstel

Omdat het een plan is waarvan de precieze aard en omvang nog onduidelijk is (in m2 en te gebruiken verharding), wordt voorgesteld om niet op voorhand waterbergend oppervlak aan te wijzen. De bestaande watergangen in het plangebied kunnen indien nodig worden benut en verbreed om in voldoende compenserend waterbergend vermogen te voorzien.

In eerdere overleggen met het waterschap (destijds nog Reest en Wieden) is aangegeven dat het terugbouwen van koloniewoningen niet veel invloed heeft op de waterhuishouding, omdat het veelal op zichzelf staande bebouwing betreft en geen grote gebieden met bebouwing worden toegevoegd. Bij de bouw van de nieuwe koloniewoningen wordt gebruikgemaakt van een gescheiden riolering. Daarnaast adviseert het waterschap om bebouwing op voldoende hoogte aan te leggen om (grond)wateroverlast te voorkomen.

4.9 Toets Ladder Duurzame Verstedelijking

4.9.1 Inleiding

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden voldaan aan de volgende drie voorwaarden zoals opgenomen in de Ladder voor duurzame verstedelijking:

  1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;

  2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

  3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Indien aan de vorengenoemde voorwaarden kan worden voldaan, is er sprake van een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van de voorgenomen nieuwe ontwikkelingen.

4.9.2 Stedelijke ontwikkeling

Allereerst is het in het kader van de toetsing aan de ladder van belang te definieren wanneer er sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: "Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

In de Handreiking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is aangegeven dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de nieuwbouw van woningen als stedelijke ontwikkeling dient te worden beschouwd.

4.9.3 Regio

Van belang bij toepassing van de ladder is het bepalen van de regio. Het bepalen van de regio is afhankelijk van de stedelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. In de Handreiking is aangegeven dat het vaak praktisch is aan te sluiten bij bestaande regio’s. Voor bijvoorbeeld wonen en bedrijventerreinen zijn er vaak al regionale afspraken en daarmee regio’s bekend. Het plangebied valt onder de regio Zuidwest Drenthe (Meppel, Hoogeveen, De Wolden, Westerveld). Deze gemeenten hebben gezamenlijk woningbouwafspraken gemaakt, welke hieronder in het kader van de gemeentelijke woonvisie nader aan de orde komen.

Bepalen regionale behoefte (stap 1)

De regionale behoefte wordt aangetoond door de provinciale bevolkingsprognose te staven aan de gemeentelijke woonvisie en structuurvisie. Uit de provinciale gegevens blijkt dat de totale bevolking van de gemeente de komende decennia zal dalen, maar het aantal huishoudens tot in ieder geval 2020 toeneemt. Dit heeft te maken met de huishoudensverdunning in combinatie met een vergrijzende bevolking. Zie voor de cijfermatige onderbouwing de bijlage.

De gemeente zet in de woonvisie (2012) in op het bouwen van verschillende typen woningen voor de verschillende soorten huishoudens. Waar deze woningen worden gebouwd is afhankelijk van de kansrijkheid voor woningbouw voor de doelgroepen en de analyseresultaten uit de structuurvisie.

Er is een regionaal toegekend woningbouwcontingent van 400 woningen. Circa 100 (koop)woningen worden voor starters gereserveerd, circa 100 woningen zijn bedoeld voor levensloopbestendige woningen in het goedkope en middeldure segment (onder meer senioren met/zonder zorgvraag). Daarnaast zijn 50 woningen gereserveerd voor levensloopbestendig wonen in het (zeer) dure segment en 100 woningen voor de huursector. Tot slot zijn er 50 woningen bedoeld voor particuliere initiatieven.

In de gemeentelijke structuurvisie wordt de kern Frederiksoord beschouwd als een woondorp. In woondorpen is het rustig, groen en landelijk wonen met een belangrijke rol voor gemeenschapszin en zelfredzaamheid. Voorzieningen zijn elders bereikbaar of zeer kleinschalig aanwezig. Er is volop ruimte voor eigen initiatief, bijvoorbeeld om het eigen huis aan veranderende woonwensen of familiesamenstelling aan te passen. Ook experimenteel en exclusief wonen is mogelijk. Wanneer gekeken wordt naar de kwalitatieve woningdifferentiatie binnen de gemeente, dan zijn voor dit dorpstype met name woningen voor mobiele en zelfredzame groepen gewenst: woningen in de vrije sector, woningen voor vitale gepensioneerden, mensen die aan huis werken en in ieder geval ook levensloopbestendige woningen. In de structuurvisie is opgenomen dat er ruimte is voor de realisatie van 72 koloniewoningen buiten de reguliere plancapaciteit in Frederiksoord en Wilhelminaoord. Hiervan worden er in Frederiksoord drie gebouwd.

Op basis van de gegevens van de provinciale bevolkingsprognose, het regionale beleid en het gemeentelijk woon- en structuurvisiebeleid blijkt dat er een regionale behoefte aan woningbouw is. Vanwege de vergrijzing en het zeer bijzondere woonmilieu wordt ingezet op levensloopbestendige woningen in het (middel)dure segment die geschikt zijn voor zowel senioren (met/zonder zorgvraag). als starters, met name in de koloniewoningen.

Hierbij zij volledigheidshalve opgemerkt dat in dit plan een heel bijzonder woonmilieu wordt geboden, waardoor er minder sprake is van de reguliere woningvraag. Daarnaast kan worden opgemerkt dat het aantal geplande woningen in Frederiksoord fors naar beneden is bijgesteld. Voor deze locatie zijn omvangrijke woningbouwplannen in voorbereiding geweest die uiteindelijk zijn afgeblazen.

Bestaand stedelijk gebied (stap 2)

De definitie voor bestaand stedelijk gebied (artikel 1.1.1, lid 1, Bro) luidt als volgt: "Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".

De provincie Drenthe heeft in haar verordening aangegeven wat zij verstaat onder ‘bestaand stedelijk gebied’. Dit is hierna middels een uitsnede van de kaart behorend bij de verordening verbeeld. Duidelijk wordt dat de nieuwbouwlocatie binnen het bestaand stedelijk gebied past. Hierbij dient eveneens in het kader van het zorgvuldig ruimtegebruik in acht te worden genomen dat de nieuwe wooneenheden worden gerealiseerd in de bestaande, cultuurhistorisch waardevol en her te ontwikkelen tuinbouwschool.

[image]

Bron: Omgevingsverordening Drenthe (rood: bestaand stedelijk gebied, blauwe pijl wijst naar het plangebied)

Ontsluiting van de locatie (stap 3)

Indien uit het voorgaande zou blijken dat niet (geheel) kan worden voldaan aan de stappen 1 en 2, wordt bezien of de locatie passend ontsloten is of kan worden middels uiteenlopende vormen van vervoer. Omdat de locatie aan doorgaande (uitvals)wegen, fietspaden en bushalte is gesitueerd, wordt aangenomen dat eveneens aan stap 3 kan worden voldaan.

4.9.4 Conclusie

Uit het voorgaande blijkt dat wordt voldaan aan de stappen van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Algemeen

Het plan is vervat in:

  1. een verbeelding, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen;

  2. een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel is of de toe te kennen doeleinden zijn aangegeven (toelichting);

  3. regels omtrent het gebruikt van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevinden opstallen.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de regels gewenst is. Daarom zijn er in het plan afwijkingsmogelijkheden (met omgevingsvergunning) opgenomen. De uitvoering berust bij het bevoegd gezag, doorgaans burgemeester en wethouders. Deze afwijkingen maken kleine afwijkingen mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Inleidende regels.

  • Bestemmingsregels.

  • Algemene regels.

  • Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkings- en wijzigingsregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. De bestemmingen sluiten zoveel mogelijk aan bij de bestemmingen van het bestemmingsplan Beschermd dorpsgezicht Frederiksoord - Wilhelminaoord. Daar waar nieuwe ontwikkelingen worden voorzien is dit in de regels mogelijk gemaakt.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierdoor is het opstellen van een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig.

De Maatschappij van Weldadigheid is eigenaar van de gronden en de bijbehorende gebouwen en andere opstallen. Zij draagt de verantwoordelijkheid voor de exploitatie en doorontwikkeling van het gebied, zoals dat ook in het Kolonieplan is beoogd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De resultaten van inspraak en overleg over het voorontwerpbestemmingsplan zijn gebundeld in een inspraaknota. Deze inspraaknota is als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Hart van Frederiksoord' heeft met ingang van 22 juni 2017 voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend;