KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 2
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Wonen - Voormalige Boerderijpanden
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Landschappelijke Inpassing
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Wegverkeerslawaai
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Bodem
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Ecologie
4.6 Archeologie
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Water
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Mer (Milieu Effect Rapportage) Verantwoording
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem
5.2 Opzet Regels
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld
Bijlage 3 Erfinrichtingsplan
Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 4 Ecologische Quickscan
Bijlage 5 Uitgangspunten Watertoets

Wittelte - De Broeken 3

Bestemmingsplan - Gemeente Westerveld

Vastgesteld op 18-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Wittelte - De Broeken 3' met identificatienummer NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003 van de gemeente Westerveld;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergschiktheid is niet vereist.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 archeologische waarden:

waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidskaart RAAP-rapport 2021 toetsingskader zijn (Bijlage 2);

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.10 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.12 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld:

Plan dat eisen en aanbevelingen bevat:

  1. a. met betrekking tot inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van een gebied; en
  2. b. met betrekking tot stedenbouwkundige en architectonische vorm, massa en (wegen-)structuur van voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen;

met het oogmerk de kwaliteit van ruimtelijke ontwikkelingen te waarborgen alsmede de wijze waarop deze in hun omgeving worden ingepast, en dat juridisch onderdeel uitmaakt van het ruimtelijk plan waarop het betrekking heeft;

1.13 bestaand:

ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige of vergunde bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  1. a. bestaand of vergund ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
  2. b. met uitzondering van bebouwing die gebouwd is zonder of in strijd met een omgevingsvergunning en in strijd is met het op dat tijdstip geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke direct of indirect met de grond verbonden is en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.25 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 Erfinrichtingsplan

Het erfinrichtingsplan zoals toegevoegd als Bijlage 3 bij deze regels

1.28 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.29 (extensief) dagrecreatief medegebruik

een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.32 geomorfologische waarden:

de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.33 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf;

1.34 hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.35 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.36 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.37 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.38 kampeerterrein:

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.39 kap:

een dak met een zekere helling;

1.40 karakteristiek bijgebouw

een bijgebouw dat in samenhang met het hoofdgebouw een belangrijke, cultuurhistorisch ensemble vormt;

1.41 kleinschalig houden van vee:

het houden van ten hoogste 25 groothoevige dieren (zoals paarden/runderen) of 50 kleinhoevige dieren (zoals schapen/geiten) dan wel een combinatie daarvan waarbij nooit meer dan 50 hoevige dieren aanwezig zijn;

1.42 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in Bijlage 1 bij deze regels;

1.43 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.44 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld (Bijlage 4) steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.45 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Wet natuurbescherming steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.46 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemmings regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemmings behoren;

1.47 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.48 paardrijbak

Een niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras omheind door een constructie van enige omvang;

1.49 peil:

indien op het land wordt gebouwd:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    1. 1. de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    1. 1. de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.50 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;

1.51 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.52 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.53 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.54 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.55 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een

1.56 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.57 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande

1.58 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.59 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, z.w. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.60 windturbine:

door wind aangedreven molen die wordt gebruikt voor de productie van elektriciteit;

1.61 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.62 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens

tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;

2.8 de onderlinge afstand

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;

2.9 bouwen op de erf- of perceelgrens

bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch grondgebruik;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  3. c. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  4. d. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  5. e. het behoud, het herstel en het realiseren van natuur- en landschapselementen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. cultuurgrond;
  2. g. nutsvoorzieningen;
  3. h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  4. i. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  5. j. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  6. k. terreinen voor evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame energiewinning, als bedoeld in lid 1.43, worden gebouwd, mits:
    1. 1. de kleinschalige duurzame energiewinning in hoofdzaak ten behoeve van een woonfunctie en/of bedrijfsfunctie plaatsvindt;
    2. 2. de kleinschalige duurzame energiewinning plaatsvindt binnen een aaneengesloten grondoppervlakte van ten hoogste 50 m2, met dien verstande dat dit het totale ruimtebeslag betreft (met inbegrip van landschappelijke inpassingselementen en de ruimte tussen zonnepanelen);
    3. 3. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de kleinschalige duurzame energiewinning niet meer bedraagt dan 2 m;
    4. 4. de kortste afstand tot de bestemmingsgrens van de aangesloten woon- of bedrijfsbebouwing ten hoogste 50 m bedraagt;
    5. 5. een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd, binnen het maximale ruimtebeslag van 50 m2 als bedoeld onder 2;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid, dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  3. c. het gebruik van de gronden voor kleinschalige duurzame energiewinning, anders dan in hoofdzaak ten behoeve van een woonfunctie en/of bedrijfsfunctie;
  4. d. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar);
  5. e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten;
  6. f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt;
  7. g. het plaatsen van tunnelkassen, blaastunnels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen objecten;
  8. h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik of de bereikbaarheid van bebouwde agrarische percelen;
  9. i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van intensieve veehouderij;
  10. j. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  11. k. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  12. l. het gebruik van een tijdelijk kampeerterrein ten behoeve van het plaatsen van kampeermiddelen in de periode 1 november tot en met 14 maart;
  13. m. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  14. n. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  15. o. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  16. p. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
  17. q. het gebruik van gronden voor het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant, met een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 1,00 ha;

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. het bepaalde in lid 3.4 onder o in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
    2. 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
    3. 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    4. 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    5. 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    6. 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    7. 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    8. 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    9. 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    10. 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    11. 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld (1.12);
    12. 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    13. 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    14. 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    15. 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep en/of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of kinderopvang, zoals genoemd in Bijlage 1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. water;

met de daarbijbehorende:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b in die zin dat de oppervlakte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping groter wordt dan 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits het bebouwingsbeeld daarmee niet wordt verstoord en de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw alsmede de aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gezamenlijk, niet groter wordt dan 300 m2;
  2. b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, mits:
    1. 1. bij vervanging boven 100 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    2. 2. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 350 m² zal bedragen;
    3. 3. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder d in die zin dat de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping minder dan 1,00 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt, mits:
    1. 1. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit de cultuurhistorische waarden van de bebouwing wenselijk is;
    2. 2. de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. het bepaalde in lid 4.4.2 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 4.4.2 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 4.4.2 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. parkeren op eigen erf plaats vindt;
    6. 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    7. 7. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 100 m² bedraagt;
    8. 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. d. het bepaalde in lid 4.4.2 onder i in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld (Bijlage 4);
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

Artikel 5 Wonen - Voormalige Boerderijpanden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    1. 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    2. 2. kinderopvang;
    3. 3. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  2. b. het behoud en het herstel van de karakteristieke voormalige boerderijpanden;
  3. c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.2.1 onder c in die zin dat een woonhuis gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. 1. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend plaatsvindt door middel van een geringe uitbreiding van het woonhuis tot een oppervlakte van het woonhuis van ten hoogste 100 m²;
    2. 2. de uitbreiding op ten minste 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
    3. 3. de breedte van de uitbreiding ten hoogste 3,00 m bedraagt;
    4. 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 5.2.1 onder e in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    2. 2. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
    3. 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 5.2.1 onder e in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:
    1. 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 5.4.2 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt ten behoeve van een zorgfunctie, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de zorgfunctie plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. b. het bepaalde in lid 5.4.2 onder d en f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
    1. 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    2. 2. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    5. 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. c. het bepaalde in lid 5.4.2 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    1. 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    2. 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    3. 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    4. 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    5. 5. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    6. 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  1. d. het bepaalde in lid 5.4.2 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    1. 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    2. 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m² en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    3. 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    4. 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    5. 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    6. 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m² bedraagt;
    7. 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  1. e. het bepaalde in lid 5.4.2 onder j in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    1. 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    2. 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    3. 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    4. 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    5. 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    6. 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    7. 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    8. 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    9. 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld (Bijlage 4);
    10. 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    11. 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    12. 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    13. 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt;
  1. f. het bepaalde in lid 5.4.2 onder k in die zin dat bouwwerken worden gebruikt voor het kleinschalig houden van vee tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 50 m², mits:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 100 m² bedraagt;
    2. 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijking van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  4. d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergeschikte afwijking bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. b. gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. e. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. f. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. g. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, met uitzondering van bestaande digitale informatieborden.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.

11.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie , de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria en waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld (Bijlage 4) toetsingskader zal zijn.

11.3 Parkeer-, laad- en losruimte

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Wittelte - De Broeken 3' van de gemeente Westerveld.

Behorend bij het besluit van 18 april 2023.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan De Broeken 3/3a/3b te Wittelte staat een voormalige boerderij, gesplitst in twee woningen, op de nummers 3a en 3b. Op het terrein is tevens een groepsaccommodatie gevestigd. Deze heeft huisnummer 3. Er is een principeverzoek opgesteld met daarin de wensen voor het wijzigen van de bestemmingen van de terreinen en het toevoegen van een vrijstaande woning in ruil voor de sloop van agrarische bebouwing. De realisatie van een woning is mogelijk op basis van het provinciale 'Ruimte voor Ruimte' beleid. Op basis van het principeverzoek heeft het college van B&W van de gemeente Westerveld op 2 maart 2021 besloten onder voorwaarden planologische medewerking te verlenen aan het plan. Enkele voorwaarden waren het opstellen van een stedenbouwkundige verkenning en een erfinrichtingsplan. Hieraan is invulling gegeven. Het erfinrichtingsplan is onderdeel van onderhavig bestemmingsplan.

Het bouwplan is in strijd met de geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied' uit 2012 en 'Buitengebied Diever - agrarische gronden' uit 1997. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten zuidwesten van de kern van Wittelte, aan de Broeken. De Broeken verwijst naar zogenaamde 'broekgronden', wat natte laaggelegen gronden zijn. De locatie bevindt zich in het buitengebied en ligt aan de rand van het bosgebied het Oosterzand, wat weer onderdeel is van Natura 2000-gebied het Holtingerveld. Het plangebied is in vergelijking tot de omgeving voor een groot deel bebouwd. De locatie wordt momenteel gebruikt voor verblijfsrecreatie en kent een woonfunctie. De percelen in de omgeving kennen een agrarisch en kleinschalig karakter met graslanden, akkers, bosstroken en houtwallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0001.jpg"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.3 Planologische Regeling

Op 21 juli 2021 is het in 2019 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied Westerveld 2018' geheel vernietigd door de Raad van State. Ter plaatse zijn nu twee afzonderlijke bestemmingsplannen vigerend, te weten het bestemmingsplan 'Buitengebied' (05-07-2012) en het bestemmingsplan 'Buitengebied Diever - agrarische gronden' uit 1997.

De verbeelding van het eerste bestemmingsplan laat zien dat het erf van De Broeken 3/3a/3b een maatschappelijke bestemming heeft ('Maatschappelijk – Zorgboerderij'), met daar ten westen van de bestemmingen 'Natuur' en 'Bos – 1'. De voormalige boerderijen in het noorden en oosten hebben inmiddels een woonbestemming gekregen ('Wonen – Voormalige boerderijpanden'). De doorgaande weg De Broeken heeft de specifieke bestemming 'Verkeer', maar de doodlopende toegangsweg naar de woning is, gezien het ondergeschikte gebruik, ondergebracht in de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast is een gedeelte van het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0002.png"

Figuur 1.2 uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied'

Het noordelijk deel van het plangebied, waarvoor de vigerende regeling het bestemmingsplan 'Buitengebied Diever - agrarische gronden' is, is bestemd als 'Beekdalen C'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor, onder meer, het behoud en herstel van de landschappelijke waarden, het behoud van de natuurlijke waarden, de uitoefening van het agrarisch bedrijf, wonen en verkeer. Daarnaast zijn de gronden voorzien van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' en 'uitbreidingsrichting'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0003.png"

Figuur 1.3 uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Diever - Agrarische gronden

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting is aandacht besteed aan de functionele en ruimtelijke structuur in de huidige en voorgenomen situatie. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het voor dit bestemmingsplan relevante beleid van Rijk, provincie, regio en gemeente opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 komen de juridische aspecten aan bod en in hoofdstuk 6 wordt ten slotte ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Op de locatie De Broeken 3/3a/3b te Wittelte heeft zich in het verleden een zorginstelling bevonden. De bestaande bebouwing en de voormalige boerderij met daarin twee woningen heeft door de - reeds beëindigde - zorginstelling in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Maatschappelijk- zorgboerderij' gekregen. De voormalige mestsilo (E) en gebouw (F), weergegeven in figuur 2.1, hebben een (verblijfs)recreatieve functie.

De silo (E), met een doorsnede van 15 meter wordt gebruikt als vergaderruimte en cursuscentrum. Het vormt een bijzonder uniek object op het terrein en is recent gerenoveerd. Het atrium en het groene dak van de silo geven het terrein een unieke uitstraling midden in het landelijke gebied. De groepsaccommodatie, gebouw (F) wordt gebruikt voor de overnachting van groepen met een omvang van maximaal 36 personen. Deze accommodatie is 12 x 20 meter en bestaat uit 8 tweepersoonskamers, 2 vijfpersoonskamers en een slaapzaal voor 10 personen.

Deze ruimtes (E en F) zijn geschikt voor onder andere familiegelegenheden, groepsvakanties, evenementen en bruiloften. De ruimtes worden ook verhuurd voor vergaderingen, coaching, zanggroepjes, of om zelf cursussen of trainingen en dergelijke te geven.

Op het terrein bevindt zich ook een voormalige stal (D in figuur 2.1) die is voorzien van een paardenbak. Dit gebouw wordt op dit moment gebruikt als opslagruimte voor de groepsaccommodatie (F). De bedrijfswoningen (A en B) en de schuur (C) op het perceel zijn in particulier gebruik door de eigenaresse van de groepsaccommodatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0004.png"

Figuur 2.1 Overzicht situatie De Broeken 3/3a/3b

In figuur 2.2 is een impressie gegeven van de Broeken 3/3a/3b vanuit vogelperspectief. De stal, silo en groepsaccommodatie (F) zijn goed zichtbaar op dit figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0005.png"

Figuur 2.2 Vogelperspectief De Broeken 3/3a/3b

2.2 Toekomstige Situatie

De wens is om de maatschappelijke bestemming aan de Broeken 3/3a/3b te beëindigen en te voorzien van een passende woonbestemming met verblijfsrecreatieve mogelijkheden. Door het opgeven van de maatschappelijk bestemming vervalt circa 1.000 m2 aan bebouwingsmogelijkheden op het terrein. Ook vindt er met dit plan een herstructurering plaats op het terrein van de Broeken 3/3a/3b en het noordelijk gelegen perceel.

Herinrichting plangebied

Het voornemen is om gebruik te maken van de ruimte-voor-ruimte regeling die tegen de sloop van 750 m2 agrarische bebouwing de bouw van een compensatiewoning mogelijk maakt. Om de compensatiewoning mogelijk te maken wordt de stal (D) op het terrein gesloopt. Ook wordt aan de Lokweg agrarische bebouwing gesloopt. Op de locatie van de bestaande stal zal een bijgebouw bij de voorste woning in de boerderij worden ontwikkeld. Dit bijgebouw wordt conform de regels van het bestemmingsplan opgericht en heeft een oppervlakte van 100 m2. Alhoewel het bijgebouw voor de silo (E) wordt gerealiseerd, heeft het bijgebouw een geringe bouwhoogte. De silo komt daardoor nog steeds meer naar voren als in de bestaande situatie, wat de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied ten goede komt. Aan de voorzijde van de Broeken 3 wordt een talud gerealiseerd met een daaromheen een grondwal met inheemse beplanting. Ten zuiden van de groepsaccommodatie (F) wordt een speelveldje gerealiseerd.

De compensatiewoning wordt op perceel 1461 gerealiseerd, direct ten noorden van de voormalige boerderij en de schuur aan de Broeken 3a. Voor wat betreft de rooilijn van de compensatiewoning wordt er aangesloten bij de rooilijn van de naastgelegen bedrijfswoningen. Op deze wijze ontstaat er een cluster en een bebouwingslint aan de Broeken. De compensatiewoning krijgt een oppervlakte van maximaal 150 m2 en bestaat uit één bouwlaag met kap. De bouw- en goothoogte bedraagt maximaal 9 en 3,5 meter. De woning zal binnen het bouwblok worden gebouwd. In figuur 2.3 is de situatietekening ten opzichte van de verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0006.jpg"

Figuur 2.3 Situatietekening in verbeelding

Verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via De Broeken. Dit gedeelte van de Broeken is doodlopend en wordt hoofdzakelijk gebruikt ten behoeve van de activiteiten in het plangebied. De woningen hebben een eigen inrit en de verblijfsrecreatieve gebouwen hebben ook een aparte inrit. Dit bestemmingsplan betreft voor het aspect verblijfsrecreatie hoofdzakelijk een planologische wijziging, wat niet leidt tot een toename in verkeersbewegingen. De toevoeging van een extra woning aan de noordkant van het plangebied leidt tot een gemiddelde verkeerstoename van 8,6 mvt/etmaal van en naar het plangebied. Deze zeer beperkte verkeerstoename kan zich goed afwikkelen op de Broeken. Deze woning heeft een aparte ontsluiting op De Broeken.

Het parkeren vindt plaats in het plangebied. Ten behoeve van de verblijfsrecreatieve activiteiten wordt bij de inrit een verharde parkeerstrook voor circa 15 auto's aangelegd. Het parkeren ten behoeve van het wonen zal plaatsvinden op het eigen woonperceel.

2.3 Landschappelijke Inpassing

Ten behoeve van de inpassing van de compensatiewoning en de scheiding van de woonfunctie met de (verblijfs)recreatieve functie op de Broeken 3/3a/3b is een erfinrichtingsplan opgesteld, zie bijlage 1. Zoals reeds benoemd wordt de woning direct ten noorden van de Broeken 3a gerealiseerd. In het erfinrichtingsplan worden uitgangspunten genoemd waar met de stedenbouwkundig ontwerp rekening mee dient te worden gehouden. De belangrijke uitgangspunten zijn hieronder opgesomd.

  • Projectlocatie heeft een landelijk karakter;
  • De ligging op de natte, lage gronden van de veldontginningen benadrukken;
  • In directe omgeving zijn halfopen landschap met houtsingels, bosstroken en bosjes;
  • Ten westen van De Broeken is de verkavelingsstructuur oost-west gericht;
  • Ten oosten van De Broeken is de verkavelingsstructuur noord-zuid gericht;
  • Ten zuiden van de projectlocatie veel kavelgrensbeplanting op slagen;
  • Verspreide bebouwing rondom (noord- en oostzijde), geen lintbebouwing;
  • Bebouwing uit verschillende tijden;
  • De bebouwing aan De Broeken heeft steeds een eigen, afwijkende rooilijn;
  • Het doodlopende deel van De Broeken heeft een agrarische bestemming. Het heeft een fraai, landelijk karakter met smalle klinkerbestrating. Door het gras in het midden oogt het als een karrespoor;
  • Bestaande zichtlijnen behouden.


Overige punten om rekening mee te houden:

  • De nieuwe woning dient op voldoende afstand van de groepsaccommodatie worden gesitueerd (met name vanwege geluid);
  • Privacy ten opzichte van de bestaande woningen.

De erfinrichting is weergegeven in figuur 2.4. De compensatiewoning wordt gerealiseerd op een kavel van circa 2.500 m2 die een langgerekte vorm heeft en daarmee de landschappelijke structuren volgt. De compensatiewoning wordt van de woningen en de boerderij gescheiden door een beplantingsstrook met bosplantsoen. Daarnaast wordt er tussen de compensatiewoning en de boerderij ook een grondwal met inheemse beplanting aangelegd. Dit zorgt voor verhoging van de biodiversiteit. Ook wordt een grondwal aangelegd tussen de groepsaccommodatie en de twee woningen in de boerderij ter afscherming van het geluid van de groepsaccommodatie. Deze grondwal is ook beplant met inheemse beplanting die past bij het beekdal. Tot slot wordt aan de zuid- en noordzijde een struweel aangeplant ter inkadering van het bebouwingscluster en worden enkele bomen aangeplant. Op deze wijze wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing. Het Oversticht heeft het erfinrichtingsplan beoordeeld. Het erfinrichtingsplan zoals in bijlage 1 is weergegeven is aangepast naar aanleiding van deze beoordeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0007.jpg"

Figuur 2.4 Erfinrichtingsplan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  2. 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  3. 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  4. 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.

In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.

  1. 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI. Wel draagt het project bij aan de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dat betekent dat overheden nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten motiveren met oog voor de behoefte en de beschikbare ruimte binnen stedelijk gebied.

Uit jurisprudentie blijkt dat de ontwikkelingen die dit project voorstelt géén stedelijke ontwikkeling is. Er is pas sprake van een stedelijke ontwikkeling bij een toevoeging van minimaal 11 woningen. In dit geval gaat het om een toevoeging van slechts één compensatiewoning op basis van de ruimte-voor-ruimte regeling.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

Op 2 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, die op 3 oktober 2018 in werking is getreden.

De provincie ziet vijf belangrijke ontwikkelingen:

  • de demografische ontwikkeling;
  • de klimaatverandering;
  • de afname van de biodiversiteit;
  • de transitie naar een kennis- en netwerkeconomie;
  • de transitie naar een duurzame energievoorziening.

De belangrijkste opdracht tot 2030 is het vinden van een antwoord op de vraag hoe met deze ontwikkelingen moet worden omgegaan. Daarnaast heeft de provincie diverse ambities en daarmee ook belangen. Het doel van de Omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten. De ontwikkelingen moeten passen bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is.

De provincie Drenthe wil ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit. De visie biedt ruimte voor het toevoegen van een incidentele woning buiten bestaand stedelijk gebied mits:

  • de bebouwing is gelegen in een bebouwingslint of een cluster van bebouwing;
  • er sprake is van een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • er sprake is van een landschappelijke inpassing, passend bij de gebiedskenmerken die zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassingsplan;
  • het plan past binnen de gemeentelijke woonvisie en leidt niet tot leegstand elders.

Op de visiekaart is het plangebied aangeduid als 'natuur'. In de gebieden aangewezen als natuur wil de provincie Drenthe de synergy tussen de landbouw, natuur, waterbeheer, en recreatie versterken en ook andere sectoren verleiden om meer gebruik te maken van de kracht van het Drents Natuurnetwerk.

Verder streeft de provincie Drenthe naar een aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorziet in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisies of woonplannen. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus. De provincie geeft prioriteit aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Hiermee wordt verpaupering en leegstand van monumentale en karakteristieke panden voorkomen.

De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (natuurnetwerk, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.

De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.

Beoordeling

De kernkwaliteiten zijn inhoudelijk uitgewerkt in de visie, waarbij per kernkwaliteit algemeen en specifiek beleid is opgenomen. Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van toepassing:

  • Esdorpenlandschap:

Het plangebied is onderdeel van het esdorpenlandschap, waar het Drents plateau voornamelijk uit bestaat. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). Het provinciaal beleid is gericht op: (1) behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting, (2) behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

Voor de ontwikkelingen die dit plan voorziet is een erfinrichtingsplan opgesteld. Het plangebied kent een landschappelijk karakter die met dit plan behouden dient te worden. Het plangebied vormt in vergelijking met het beekdal in de omgeving een bebouwd cluster. Het erfinrichtingsplan voorziet met grondwallen met inheemse beplanting en randbeplanting in de vorm van bosstroken in de versterking van de karakteristieke beekdal(rand)beplanting. Daarnaast heeft de kavel van de compensatiewoning een langgerekte vorm en sluit daarmee aan op de landschappelijke structuren. Het plan houdt daarmee rekening met het beekdallandschap en het daar bijbehorende provinciale beleid.

3.2.2 Omgevingsverordening

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. Deze Omgevingsverordening wordt elk jaar geactualiseerd. De laatste actualisatie is van juni 2019. De verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen aan dienen te voldoen. De volgende voorschriften hebben betrekking op de ontwikkelingen in het plangebied:

Artikel 2.16 Ruimte-voor-ruimte regeling

  1. 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied, kan voorzien in een ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is.
  2. 2. De ruimte-voor-ruimte regeling wordt vormgegeven met inachtneming van het volgende:
    1. a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor agrarische bedrijfsbebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was;
    2. b. de randvoorwaarde dat de sloopnorm voor 1 compensatiewoning tenminste 750 m2 en tenminste 2.000 m2 voor maximaal 2 compensatiewoningen aan agrarisch bedrijfsbebouwing bedraagt;
    3. c. een beperkte afwijking van de onder b genoemde randvoorwaarde is mogelijk mits sprake is van een extra kwaliteitsslag;
    4. d. in het ruimtelijk plan mag de mogelijkheid worden geboden tot het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen (saldering) om te kunnen komen tot de sloopnorm van 750 m2 of tot 2.000 m2;
    5. e. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud en uiterlijk van de compensatiewoning worden vastgelegd;
    6. f. de randvoorwaarde dat bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op kaart D3 (Natuurnetwerk Nederland) en/of kaart D11 (Beekdal en bergingsgebied) zijn aangeduid, tenzij de oorspronkelijke agrarische bedrijfsbebouwing wordt verwijderd in de betreffende gebieden.

Artikel 2.17 Woningbouw

  1. 1. Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:
    1. a. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
    2. b. benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur.
    3. c. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
    4. d. geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
    5. e. geeft een lange termijn beeld.
  2. 2. Een ruimtelijk plan kan voorzien in incidentele bouwmogelijkheden buiten het bestaand stedelijk gebied in de gevallen:
    1. a. bedrijfswoningen, een tweede woning bij een agrarisch bedrijf, het splitsen van boerderijen in twee of meer woningen, en nieuwbouw die past binnen de kaders van de ruimte-voor-ruimte-regeling;
    2. b. incidentele nieuwbouw van een enkele woning buiten bestaand stedelijk gebied is mogelijk, mits:
      • de bebouwing is gelegen in een bebouwingslint of een cluster van bebouwing;
      • er sprake is van een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
      • er sprake is van een landschappelijke inpassing passend bij de gebiedskenmerken die zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassingsplan, en;
      • het plan past binnen de gemeentelijke woonvisie.
  3. 3. In uitzonderlijke gevallen kan een ruimtelijk plan buiten het bestaand stedelijk gebied voorzien in de realisatie van bijzondere woonmilieus, mits
    1. a. deze kleinschalig zijn;
    2. b. deze gericht zijn op woonwensen en leefstijlen van kleine specifieke doelgroepen;
    3. c. het uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze woonmilieus een landschappelijk kader is dat aansluit bij de kernkwaliteiten van het gebied, en;
    4. d. het woonmilieu alleen kan worden ontwikkeld samen met het verbeteren van andere functies, zoals het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van het cultuurhistorische karakter, het verbeteren van voorzieningen, het realiseren van de water- en natuuropgave en het versterken van de recreatie.

Toetsing Omgevingsverordening

artikel 2.16 Ruimte-voor-ruimte regeling

De ruimte-voor-ruimte regeling ziet op de Broeken 3/3a/3b en perceel 1461. Er wordt in totaal voor meer dan 750 m² aan bedrijfsbebouwing gesloopt. Ook wordt voldaan aan de andere eisen zoals opgenomen in artikel 2.16. De ontwikkeling voldoet dan ook aan de ruimte-voor-ruimte regeling.

artikel 2.17 Woningbouw

Met dit bestemmingsplan wordt met de ontwikkeling van een compensatiewoning een incidentele nieuwe woning toegevoegd buiten het stedelijk gebied. Deze woning wordt direct ten noorden van een bestaand cluster van bebouwing gerealiseerd. Met deze ontwikkeling wordt aftandse agrarische bebouwing gesloopt. Daarvoor in de plaats komt een nieuwe woning, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert.

De overige artikelen uit de verordening zijn voor het plangebied niet relevant. Het plan sluit aan bij de provinciale ruimtelijke beleidskaders.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie gemeente Westerveld

In deze structuurvisie (vastgesteld 26-11 2013) wordt de wenselijke ontwikkelingsrichting voor de gemeente geschetst, waaronder de mogelijkheden voor wonen, werken/ondernemen en recreëren. De structuurvisie blikt vooruit op al deze ontwikkelingen. Welke ontwikkelingen zullen naar verwachting plaatsvinden? En hoe willen we daarop als gemeente inspelen? De ambitie hierbij is, dat het voor iedereen goed wonen, leven, werken, verblijven en ontspannen is, in een aantrekkelijk gebied, waar eenieder handelt met respect voor de identiteit en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Gemeente Westerveld kent een groot aantal unieke dorpen en buurtschappen. Het is er goed wonen en dat moet zo blijven. Ieder dorp is uniek en heeft zijn eigen identiteit. Deze is gebaseerd op zowel ruimtelijke als sociale aspecten. Deze uniciteit vraagt om maatwerk. Diever is aangemerkt als 'woondorp'.

Accenten in regie op woningbouw en voorzieningen

De gemeente Westerveld wil zoveel mogelijk faciliteren op het gebied van initiatieven t.a.v. wonen, voorzieningen, werken en recreatie. Hierbij houden we rekening met het oorspronkelijk regionaal toebedeelde contingent van 400 woningen, echter dient de sturing op een radicaal andere wijze plaats te vinden, door met name rekening te houden met de vraagkant. (Woningbouw)Initiatieven (vooral van particulieren) zijn immers is niet inwisselbaar tussen gemeenten / locaties: iemand wil in een bepaalde gemeente, op een bepaalde locatie het betreffende initiatief ontplooien. Waar mogelijk wil de gemeente nog sturen op locaties binnen de gemeente, maar steeds minder in vorm van harde (plan)capaciteit.

In de verschillende typen dorpen is naar verwachting sprake van verschillende typen woonvraag. In de voorzieningendorpen en dynamische dorpen zal bijvoorbeeld de vraag naar woningbouw voor kwetsbare groepen (zoals hulpbehoevende ouderen), die baat hebben bij de nabijheid van vele voorzieningen, groter zijn dan in de woondorpen. In de woondorpen is te verwachten dat de meer mobiele en zelfredzame groepen zich meer thuis voelen. In alle type dorpen is ruimte voor (beperkte) woningbouw, waarbij maatwerk en waar mogelijk versterking van de ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde van groot belang zijn. Het voorliggende project voorziet van de bouw van een vrijstaande woning (compensatiewoning) aansluitend op woningen in het buitengebied. Met dit project is er sprake van maatwerk waarbij in samenspraak met de gemeente een gewenste locatie voor de compensatiewoning is gekozen. Ook is een stedenbouwkundige verkenning en een erfinrichtingsplan opgesteld (zie bijlage 1).

3.3.2 Een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Westerveld

Het landschap van Westerveld is van grote landschappelijke waarde en is divers. De gemeente Westerveld heeft de diversiteit in beeld gebracht in woord en beeld in het rapport Tussen Havelterberg en Lheebroek - Een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Westerveld. Het plangebied ligt het veldontginningenlandschap. Dit landschapstype is overwegend open, plaatselijk verdicht met bosjes, houtwallen en singels. Het is in gebruik als bouw- en grasland en heeft een percelering afhankelijk van ontginning en ruilverkaveling. Het plangebied ligt op de overgang tussen de lage, natte broekgronden en de hogere en drogere zandgronden van het bosgebied Oosterzand. Het landschap rondom de Broeken 3/3a/3b is kleinschalig, met graslanden, akkers afgewisseld door bosjes, bosstroken en houtwallen.

3.3.3 Woonvisie 2019 - 2025

Op 17 december 2019 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Westerveld vastgesteld. De Woonvisie is een actualisering van het woonbeleid zoals is opgenomen in de Structuurvisie en de Visie op Wonen.

Woonvisie

Met deze Woonvisie wordt vooruit gekeken naar 2025. Hoe is en blijft het prettig wonen in Westerveld anno 2020? Westerveld heeft een aantrekkelijk woonklimaat en is wat betreft natuur, groen en landelijk wonen onderscheidend ten opzichte van de omgeving. Dat mensen wonen in een mooi, groen en landelijk gebied wordt gewaardeerd. Dat blijkt ook uit de respons van de campagne 'Westerveld Natuurlijk' die in 2019 voor de komst van de Omgevingswet is gestart. Voorzieningen in de grotere dorpen maar ook saamhorigheid worden gewaardeerd en maken deel uit van een aantrekkelijk woonmilieu. Westerveld is aantrekkelijk vanwege gunstige huizenprijzen, goede bereikbaarheid en doet vaak dienst als goede uitvalsbasis waar wonen en werken goed gecombineerd kunnen worden.

De Woonvisie biedt handvatten om dit te behouden en eventueel waar mogelijk te versterken. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar nieuwbouw maar ook naar mogelijke inbreiding en waar mogelijk het aanjagen van verbetering van de huidige woningvoorraad. Dat laatste heeft uiteraard ook te maken met het verduurzamen van de woningvoorraad. Eventuele nieuwbouw wordt geconcentreerd in de vier kerndorpen Dwingeloo, Vledder, Havelte en Diever. Ook is er op kleine schaal mogelijkheid tot nieuwbouw in andere dorpen

3.3.4 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld

Het beeldkwaliteitsplan (september 2010) van de gemeente Westerveld bevat de spelregels waaraan de nieuwe of vernieuwde bebouwing van particulieren en ondernemers zal moeten voldoen. Het dient in de eerste plaats als toetsingskader, maar tevens als inspiratiebron. Dit beeldkwaliteitsplan is geen keurslijf, maar een hulpmiddel om met elkaar te streven om een gemeenschappelijk doel te verwezenlijken, namelijk het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente Westerveld. Het is altijd mogelijk om af te wijken van de beschreven kenmerken, mits goed onderbouwd en passend in de omgeving.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als 'veldontginningslandschap'. De kernkwaliteiten van het beekdallandschap (volgens de kadernota buitengebied Westerveld 2006) zijn:

  • overwegend open, plaatselijk verdicht met bosjes, houtwallen en singels;
  • in gebruik als bouw- en grasland;
  • percelering afhankelijk van ontginning en ruilverkaveling;
  • bebouwing voornamelijk langs ontginningsassen.

In het beeldkwaliteitsplan komen de kenmerken van het veldontginningslandschap uitgebreid aan de orde. Ook worden handvatten aangereikt voor nieuwe ontwikkelingen.

Het ontwerp van de nieuwe woning is nog niet definitief. Daarom wordt bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de realisatie van de compensatiewoning het ontwerp voorgelegd aan de welstandscommissie. Het beeldkwaliteitsplan dient als welstandskader bij de uiteindelijke vormgeving van de beoogde ontwikkeling. Bij het opstellen van het erfinrichtingsplan is rekening gehouden met de positioneringseisen uit het beeldkwaliteitsplan van de gemeente Westerveld.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en op andere sectorale regelgeving.

4.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Deze hogere waarde is te verlenen tot 63 dB in de bebouwde kom. Wegen waarvoor de zoneplicht niet geldt, zijn woonerven en wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Toetsing

Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidgevoelige functie aangemerkt. Indien nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidzone van een weg. Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km/u wegen).

Het projectgebied is gelegen aan de bestemmings- en erftoegangsweg de Broeken waarop een maximumsnelheid van 60 km/uur geldt. Over deze bestemmingsweg stroomt alleen het verkeer van enkele woonpercelen en agrarische gronden aan de Broeken. Het wegverkeer over de Broeken is daardoor erg beperkt. Het gedeelte van de Broeken waar de woningen op worden ontsloten betreft een doodlopend gedeelte. Dit gedeelte van de Broeken wordt alleen gebruikt door bestemmingsverkeer van de Broeken 3/3a/3b. Daarnaast is er in de bestaande situatie al sprake van woningbouw aan de Broeken. Direct naast de voorgenomen locatie van de compensatiewoning bevinden zich twee bedrijfswoningen in de voormalige boerderij aan de Broeken 3a/3b. Ook is de daadwerkelijke verkeerssnelheid op de Broeken vele malen lager dan 50 km/uur. De Broeken betreft namelijk een smalle bochtige weg waar hoge snelheden boven de 30 km/uur vrijwel niet behaald kunnen worden. Daarnaast wordt de nieuwe woning op redelijke afstand van de weg gepositioneerd. Wegverkeerslawaai zal dan ook geen belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat voor de woningen in het plangebied. Er kan daarom worden gesteld dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening met een aanvaardbaar geluidsniveau voor de ontwikkeling aan de Broeken.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Waardering omgeving

Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Het komt erop neer dat als beoordelingskader voor een goede ruimtelijke ordening voor woningen in een gemengd gebied de normen uit het Activiteitenbesluit toereikend zijn. Voor woningen in een rustige woonomgeving geldt een strengere norm.

Binnen het plangebied is er sprake van meerdere functies. In het plangebied bevinden zich namelijk een groepsaccommodatie en twee bedrijfswoningen. In de nabijheid van het projectgebied bevinden zich voormalige agrarische bedrijfspercelen die nu een woonbestemming kennen. Doordat zich in de omgeving voornamelijk woningen bevinden, kan de omgeving worden bestempeld als woongebied.

Toetsing

Bij het ontwikkelen van een woning gaat het om een bedrijfshindergevoelige object. Aan de westkant van het plangebied, aan de Broeken. Volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' valt de groepsaccommodatie onder categorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter in woongebied. De compensatiewoning die direct ten noorden van de Broeken 3a/3b wordt gerealiseerd, ligt op ruim voldoende afstand. Daarnaast bevinden zich in de bestaande situatie op kortere afstand van de groepsaccommodatie reeds twee bedrijfswoningen, aan de Broeken 3a/3b. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Voor de situatie aan de Broeken 3/3a/3b geldt dat er slechts sprake is van een planologische wijziging. Daarnaast wordt de stal op het terrein gesloopt. Op het naastgelegen perceel wordt een compensatiewoning ontwikkeld. De gronden op dit perceel kennen op dit moment nog een agrarische functie. Om aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor een woonfunctie is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 2. Uit dit onderzoek blijkt dat in de mengmonsters van de grond geen verhoogde gehalten zijn gementen. In het grondwater zijn voor barium en zink licht verhoogde concentraties gemeten. Deze concentraties hebben vermoedelijk een natuurlijke oorzaak en zijn dusdanig dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is.

Her aspect bodem staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Toetsing

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Het plan zorgt voor de realisatie van één vrijstaande compensatiewoning op het naastgelegen perceel. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het projectgebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Wel grenst het plangebied direct aan Natura 2000-gebied het Holtingerveld. Voor de ontwikkeling moet worden beoordeeld of de ontwikkeling significante effecten op Natura 2000-gebieden. Directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering etc. dienen te worden uitgesloten. Het plan voorziet in de mogelijkheid om een extra woning te realiseren in ruil voor de sloop van agrarische bebouwing. Er is netto gezien sprake van een afname van bebouwing in het plangebied. Daarnaast zullen de bestaande activiteiten in het plangebied niet toenemen. Ook bevinden zich in het plangebied al twee woningen in de voormalige boerderij die op dezelfde afstand tot het Holtingerveld liggen als de nieuwe woning. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen zijn ook niet aan de orde, omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken. Dit gezamenlijk leidt tot de conclusie dat directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering en dergelijke zijn uit te sluiten.

Daarnaast dient te worden aangetoond dat het project niet leidt tot significante effecten in verband met stikstofdepositie. Er is een berekening uitgevoerd voor de exploitatiefase van het plan, waarvan de resultaten van zijn opgenomen in bijlage 3. Uit de resultaten van het stikstofonderzoek blijkt dat de depositie 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring kunnen dan ook worden uitgesloten. Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor het plan.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Directe effecten in de vorm van versnippering en het verlies van oppervlakte van NNN kunnen daarom worden uitgesloten. Wel grenst het plangebied aan NNN-gebied. Dit betreft wederom Natura 2000-gebied het Holtingerveld. Hierboven is reeds onderbouwd dat met dit plan geen sprake is van significante aantasting van het Holtingerveld.

Soortenbescherming

Voor de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden voor het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

In het plangebied kunnen mogelijk beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Om deze reden is een ecologisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn opgenomen bijlage 4. Gezien het beoogde planvoornemen dat onder andere de sloop van de stal betreft, blijkt uit het onderzoek dat negatieve effecten op nestplaatsen van huismus binnen het plangebied niet op voorhand uitgesloten kunnen worden. De stal binnen het plangebied is namelijk geschikt bevonden als nestgelegenheid voor de huismus. Bovendien is het plangebied mogelijk geschikt als leefgebied voor de huismus. Huismusverblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd en gaan door de sloopwerkzaamheden mogelijk verloren. Nader onderzoek wordt geadviseerd om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied vast te stellen dan wel uit te sluiten. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd. Wanneer jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er ontheffing te worden aangevraagd voor deze soort. Uit het onderzoek blijkt verder dat er in het plangebied naar alle waarschijnlijkheid niet beschermde of vrijgestelde soorten voorkomen, zoals verschillende soorten zoogdieren en amfibieën. Voor schade aan deze soorten geldt een vrijstelling. Verder geldt de zorgplicht, wat inhoudt dat men verplicht is alles wat redelijkerwijs mogelijk is te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zoveel mogelijk te voorkomen. Voor algemeen voorkomende broedvogels geldt dat buiten de broedtijd moet worden gewerkt.

In geval van aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van de huismus zal ontheffing worden aangevraagd. Deze ontheffing wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Voor het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen in de geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Buitengebied agrarische gronden'. De dubbelbestemming bevindt zich ter plaatse van de achtergelegen gronden van de Broeken 3/3a. Op deze gronden vinden geen bodemingrepen plaats. Archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Volgens de gemeentelijke erfgoedvisie en -nota wordt uitgegaan van de Cultuur Historische waardenkaart van Westerveld. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

Toetsing

In het projectgebied is volgens het CHK geen sprake van cultuurhistorisch landschap. Het plangebied behoort tot het beekdal met blokvormige verkaveling. Er is nader ingegaan op dit landschapstype in paragraaf 3.3.2.

4.8 Water

Toetsingskader

Elk ruimtelijk project moet een waterparagraaf bevatten, waarin de watertoets wordt beschreven. Deze paragraaf onderbouwt dat de voorgenomen ruimtelijke ingreep geen negatieve invloed heeft op waterhuishoudkundige belangen. In die zin is de waterparagraaf een weergave van het watertoetsproces en de daarin gemaakte keuzes en afspraken. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige projectgebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. Het beleid van het waterschap is beschreven in het waterbeheerplan 2016 - 2021 en Beleidsnotitie stedelijk waterbeheer Water Raakt! (2015). In het waterbeheerplan is de koers beschreven hoe het waterschap de komende periode gaat zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, een goed functionerend regionaal watersysteem en het zuiveren van afvalwater. Het waterschap heeft het plan vormgegeven in dialoog en samenwerking met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstromen, die naast Drents Overijsselse Delta deel uitmaken van het stroomgebied Rijn-Oost. Ook provincies en gemeenten zijn hierbij betrokken geweest.

De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende water, schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid). De taken worden uitgevoerd voor én samen met de maatschappij. Dit gebeurt vanuit een brede kijk en tegen aanvaardbare kosten. Hierbij wordt rekening gehouden met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen.

Het werk van het waterschap draagt ertoe bij dat iedereen op een veilige, gezonde, prettige en duurzame manier met water kan leven. Het waterschap wil daarbij professioneel, betrouwbaar en deskundig werken en zo de positie als lokale en regionale waterautoriteit waarmaken. Met de aanwezige middelen en mogelijkheden werkt het waterschap aan een duurzame ontwikkeling van het stedelijk en landelijk gebied.

Toetsing

De ontwikkeling betreft de herinrichting van het plangebied waarbij de sloop van een voormalige stal, de bouw van een bijgebouw en de bouw van een woning plaatsvindt. Ten behoeve van deze ontwikkeling is de watertoets doorlopen. Via de digitale watertoets geeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta aan dat de normale procedure van toepassing is. Het waterschap heeft een uitgangspuntennotitie opgesteld waarin meer informatie wordt gegeven over de bestaande waterhuishouding en concrete uitgangspunten voor het plan. Deze notitie is opgenomen bijlage 5.

Watersysteem

Voor het watersysteem is het van belang dat de aan- en afvoer van water voldoende is, dat de waterkwaliteit voldoende is en dat er ruimte is voor water.

Het plan ligt in het stroomgebied De Oude Vaart. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP +4,5m en + 4m. Het maaiveld ligt gemiddeld op 5,69 +NAP. De maximale grondwaterstand ligt op 20-40 cm onder het maaiveld. In figuur 4.1 is de bestaande waterhuishouding rond het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHZDeBroeken3WE-0003_0008.png"

Figuur 4.1 Huidige situatie waterhuishouding plangebied met secundaire watergang (blauw gestreept) en beschermingszone persleiding (paars)

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een secundaire watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De werkzaamheden in het plangebied vinden buiten de beschermingszone plaats, waardoor

Wateroverlast

Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag hemelwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft water voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. De ontwikkelaar houdt rekening met de randvoorwaarden die zowel het waterschap als de gemeente stelt aan het voorkomen van wateroverlast. Er wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die gemeenten stellen aan:

  • het benutten, lokaal verwerken of vertraagd afvoer van hemelwater op percelen en in de openbare ruimte;
  • het gescheiden houden van hemelwater;
  • de capaciteitseisen voor de afvoer van hemelwater;
  • de eisen die aan woningen, andere kwetsbare functies en openbare ruimte worden gesteld ter voorkoming van wateroverlast.

Voor stedelijk gebied hanteert het waterschap een stappenplan. Dit geldt niet voor het landelijk gebied. Het waterschap geeft aan dat bij extreme neerslag geen wateroverlast in of nabij het plangebied wordt verwacht.

Waterkwaliteit

Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren. Het hemelwater wordt direct afgevoerd naar oppervlaktewater. Dit vindt deels plaats door infiltratie in de bodem en deels door berging in het oppervlaktewater. De lozing van het afvalwater vindt niet plaats op het oppervlaktewater. Bij uitbreiding van het rioolstelsel wordt rekening gehouden met de capaciteit van het bestaande stelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

naast het plangebied ligt een aanvoerleiding van het rioolgemaal (persleiding). Het plan heeft geen effect op deze leiding, omdat er geen werkzaamheden worden verricht binnen de beschermingszone.

Beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. Het waterschap geeft aan dat de inrichting van het gebied zodanig dient te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is. Dit plan betreft geen wijzigingen in het watersysteem, waardoor het beheer en onderhoud niet hoeft te worden aangepast.

Uit het bovenstaande blijkt dat het aspect water de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.

4.9 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de nationale risicokaart. Hieruit blijkt dat in en in de directe omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Deze worden in het plangebied ook niet mogelijk gemaakt. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan daarom geen belemmeringen en uitgangspunten voor het plan.

4.10 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het projectgebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het projectgebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

In de huidige situatie liggen nog wel kabels en leidingen welke mogelijk verlegd moeten worden. Hiervoor wordt te zijner tijd een Klic-melding gedaan. Binnen het plangebied zijn verder geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moeten worden. Daarom zijn geen verdere maatregelen noodzakelijk en vormt het aspect kabels en leidingen geen belemmering voor dit project.

4.11 Mer (Milieu Effect Rapportage) Verantwoording

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit project maakt één nieuwe woning mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Daarnaast wordt de ontwikkeling, gelet op de aard en de omvang, ook niet aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het uiterlijk van het perceel door de realisatie van woningen, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Met dit project is sprake van een klein ruimtebeslag. Verder vinden geen wijzigingen aan de wijze van ontsluiting plaats en wordt de parkeerbehoefte binnen het plangebied opgelost. Daarnaast leidt de ontwikkeling niet tot een hoge verkeersaantrekkende werking. Op basis van voorgaande wordt de beoogde ontwikkeling niet gekwalificeerd als stedelijk ontwikkelingsproject. Er behoeft dan ook geen besluit te worden genomen of een MER nodig, dan wel niet nodig is.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Toelichting Op Het Juridisch Systeem

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Het juridisch systeem en de gelegde bestemmingen en aanduidingen worden in dit hoofdstuk beschreven en toegelicht.

5.2 Opzet Regels

5.2.1 Inleidende regels

De inleidende regels bestaan uit de begrippen en wijze van meten. Hiervoor geldt dat zoveel mogelijk is aangesloten op de reeds geldende bestemmingsplannen in de gemeente Westerveld.

5.2.2 Bestemmingsregels

Dit bestemmingsplan kent drie bestemmingen en één dubbelbestemming.

Agrarisch -2

De voor agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik. In het plangebied is deze bestemming ten westen van de woonbestemming gelegen. De grond is bedoeld voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer en extensief dagrecreatief medegebruik zijn hier ook mogelijk.

Wonen

Per bestemmingsvlak mag één vrijstaand woonhuis worden gebouwd. Er wordt in principe uitgegaan van woonhuizen met een maximale oppervlakte van 150 m². Voor de oppervlakte van het hoofdgebouw inclusief aan- uit en bijgebouwen geldt een maximale oppervlakte van 300 m². Aan- uit en bijgebouwen moeten ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. De inrichting van het perceel moet voldoen aan de als bijlage 3 bij de regels gevoegde erfinrichtingsplan. Dit heeft een vertaling gevonden in een bouwvlak.

Wonen - Voormalige boerderijpanden

Voormalige agrarische bedrijven met een woonbestemming zijn onder de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' gebracht. In veel gevallen is de oppervlakte van deze woonhuizen groter dan binnen de bestemming 'Wonen'. Voor het in dit specifieke bestemmingsplan opgenomen voormalig boerderijpand geldt dat een aanduiding is opgenomen ten behoeve van de splitsing in twee woningen. Daarnaast is binnen het bestemmingsvlak een aanduiding opgenomen ten behoeve van een groepsaccommodatie.

Waarde - Archeologie 2

De terreinen met aanwezige zeer hoge waarden met uitzondering van de beschermde rijksmonumenten, hoge waarden en waarden zijn bestemd als 'Waarde - archeologie 2'. Dit geldt voor een deel van het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding. De werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is staan genoemd in de regels. In het kader hiervan moet archeologisch onderzoek plaatsvinden.

5.2.3 Algemene regels

In de algemene regels is onder meer de parkeerbehoefte geregeld. Ook zijn algemene bouw- en gebruiksregels opgenomen.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

De wettelijke overgangsregels zijn opgenomen. In de slotregel wordt de aanhaaltitel van dit bestemmingsplan genoemd.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Het ontwerp wordt in het kader van het vooroverleg aan de overlegpartners voorgelegd.

Zienswijze

Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan voor zes weken ter inzage gelegd (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Beroep

Het bestemmingsplan is vervolgens vastgesteld door de raad van de gemeente Westerveld. Tegen dit besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de uitvoering van dit plan worden volledig gedragen door initiatiefnemer. De initiatiefnemer beschikt over voldoende financiële middelen om het plan te bekostigen. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Wanneer sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Voor vaststelling van het planologisch besluit moet duidelijk zijn op welke wijze potentiële kosten zullen worden verhaald. Voor dit project is op grond van de grondexploitatieregeling sprake van een bouwplan. Met de gemeente worden afspraken vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Lijst met toelaatbare vormen van bedrijvigheid bij een woning.

(op basis van indeling hoofdgroepen basiszoneringslijst VNG)

(maximaal milieucategorie 2)

Bedrijvigheid voor kleding c.a.

- ambachtelijke kledingfabricage of -reparatie

Grafische bedrijvigheid

- binderij

- grafisch ontwerp/adviesbureau

Overige bedrijvigheid

- ambachtelijke speelgoedmakerij

- ambachtelijke productie van souvenirs

Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen

- ambachtelijke schoenen- en klompenfabricage of -reparatie

Reparatiebedrijven

- reparateurs uurwerken, goud- en zilversmeden, elektrische gebruiksgoederen, muziekinstrumenten

Wegvervoer

- taxibedrijf

Zakelijke dienstverlening,

- niet zijnde de vrije c.q. aan-huis-verbonden beroepen

- kantoren (vloeroppervlakte: < 100 m²)

Sociaal-culturele activiteiten

- ateliers, galerieën en/of musea voor kunst en nijverheid of het geven van workshops

Overige dienstverlenende bedrijven

- schoorsteenveger

- glazenwasser

- schoonmaker

- stoppage / oppersinr.

- kappers- en schoonheidsspecialistes

Museale activiteiten:

- Galerie/atelier

Bijlage 2 Archeologische Beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld

Bijlage 2 Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Westerveld

Bijlage 3 Erfinrichtingsplan

Bijlage 3 Erfinrichtingsplan

Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld

Bijlage 4 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 3 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 4 Ecologische Quickscan

Bijlage 4 Ecologische quickscan

Bijlage 5 Uitgangspunten Watertoets

Bijlage 5 Uitgangspunten watertoets