Rijksweg 27 Uffelte
Bestemmingsplan - Gemeente Westerveld
Vastgesteld op 24-04-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Rijksweg 27 Uffelte met identificatienummer NL.IMRO.1701.UFFPHZRijksweg27-0003 van de gemeente Westerveld;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Westerveld:
het bestemmingsplan "Buitengebied" met identificatienummer NL.IMRO.1701.0000BP000000000509-0005 van de gemeente Westerveld;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.8 archeologische waarden:
waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden. Bij toetsing aan de archeologische waarden zal telkens de Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente WesterveldRAAP-rapport 2021 toetsingskader zijn;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen;
1.11 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;
1.12 bestaande
bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bijgebouw
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.25 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.26 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;
1.27 kap:
een dak met een zekere helling;
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in XXXXbij deze regels;
1.29 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.30 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.31 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.32 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;
1.33 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.34 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.35 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.36 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.37 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.38 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grenzen van een agrarische bedrijfskavel en een bepaald punt van het op dat agrarische bedrijfskavel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.7 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
2.8 de onderlinge afstand
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;
2.9 bouwen op de erf- of perceelgrens
bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.
2.10 ondergeschikte bouwonderdelen:
ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
- b. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 1 meter;
- c. bloemkozijnen met een diepte van minder dan 1 meter;
worden buiten beschouwing gelaten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart voor "detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel
- b. wonen, ter plaatse van de functieaanduiding "wonen";
met daarbijbehorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot "detailhandel" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd
bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het storten van puin en afvalstoffen;
- d. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen
- e. Ter plaatse van de aanduiding "gebiedsaanduiding zone - weg" is in afwijking van het bepaalde in artikel 1 onder 15 functionele ondergeschiktheid van de bijgebouwen vereist.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
7.1 10%-afwijking
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Verkeer
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming wordt gewijzigd in een verkeersbestemming, mits deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, en dergelijke van wegen en paden.
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%.
- c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanRijksweg 27 Uffelte.
april 2018
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Rijksweg 27 te Uffelte staat een woon-winkelpand. Bij de vaststelling van het Bestemmingsplan Uffelte is de bestemming niet goed overgenomen. Hierbij heeft het perceel alleen een detailhandelsbestemming gekregen, waarin de bestaande woningen nergens formeel zijn bestemd.
De vorige eigenaren hebben in 1995 een vergunning gekregen om achter de voormalige supermarkt een woning te realiseren. De huidige bewoner / eigenaar heeft het gebouw gekocht als woon-winkelpand. Op het perceel rust echter een detailhandelsbestemming, waarbij de beide woningen niet zijn opgenomen. De eigenaar van het perceel woont zelf in de bedrijfswoning.
Boven de voormalige supermarkt is een tweede woonruimte ingericht waar de eigenaar van de voormalige supermarkt woonde. Deze wil de eigenaar gaan verhuren. Omdat deze woning abusievelijk ook niet in het bestemmingsplan is opgenomen, kan de woning formeel niet als woning verhuurd en gebruikt worden.
In dit herstelplan zal 'Wonen' door de opname van twee woningen toegestaan worden binnen de huidige detailhandelsbestemming. De detailhandelsbestemming blijft gehandhaafd op het perceel. In het voorliggende bestemmingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied ligt aan de oostzijde van de kern Uffelte, direct aan de provinciale weg N371 en de Drentsche Hoofdvaart. De met wit afgebakende bebouwing is het desbetreffende pand aan de Rijksweg.
Afbeelding: Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsregeling
De Rijksweg 27 valt binnen het bestemmingsplan Uffelte. Dit vigerende plan is vastgesteld op 26 mei 2009 door de gemeenteraad van de gemeente Westerveld. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Uffelte opgenomen. De met wit afgebakende bestemming is het desbetreffende perceel aan de Rijksweg.
Afbeelding 2: Bestemmingsplankaart 'Uffelte'
Op grond van dit bestemmingsplan heeft het perceel aan de Rijksweg 27 de bestemming 'Detailhandel' gekregen. Hierbij is op het bouwvlak van het perceel geen onderscheid gemaakt tussen de woonfunctie en de detailhandelsfunctie van het bijbehorende pand. Daarnaast heeft het overgrote deel van het betreffende perceel de gebiedsaanduiding zone - weg.
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Rijksweg 27 Uffelte' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek. nr. NL.IMRO.1701.UFFPHZRijksweg27-0003);
- voorschriften
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.
Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden van het plangebied en de daarbij behorende opstallen. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. Hierin wordt aangegeven wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook wordt hierin onderzoek weergegeven dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.5 Leeswijzer
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een overzicht van het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten belicht. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg van het juridische plandeel. Hoofdstuk 6 tenslotte, beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit plan
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Huidige Situatie
Al in 1930 bestond de bakkerij met winkel van de familie P. Boverhof aan de Rijksweg 27 te Uffelte.
Afbeelding: bakkerij Rijksweg 27, 1930
Op de foto van het huidige pand uit 1983 is te zien dat de voorzijde van het pand als winkel van de bakkerij wordt gebruikt. Hierbij wordt er op de bovenverdieping gewoond.
Afbeelding: bakkerij Rijksweg 27, 1983
De voormalig bakkerij heeft daarop plaats gemaakt voor de supermarkt, waarbij een nieuwe ingang aan de zijkant van het pand is toegevoegd. Hierbij is de voorgevel door de functieverandering aangepast. Ook hier wordt de bovenverdieping gebruikt als woning. Na vertrek van de supermarkt heeft de huidige eigenaar het pand gekocht en een bedrijf gevestigd in onder meer groothandel, vervaardiging en opslag van farmaceutische geneesmiddelen. Het pand is ten behoeve van dit bedrijf verbouwd tot de huidige situatie.
Afbeelding: Bestaande situatie
In 1995 is een vergunning verleend voor de bouw van een bedrijfswoning achter de toenmalige supermarkt. Hier wordt sinds die tijd gewoond. Ook de ruimte bovenin het pand is reeds een woonruimte. Deze - al geruime tijd bestaande - situatie is niet vastgelegd in het bestemmingsplan, doordat de kavel geen aanduiding bevat voor de twee woonruimten (bedrijfswoning en bovenwoning).
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu het vaststellingsbesluit van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) ondertekend. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland door een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit te bereiken, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…') en komt de gebruiker centraal te staan.
Nationale belangen
Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Voor het plangebied zijn de volgende nationale belangen van toepassing:
- Nationaal 4 'Efficiënt gebruik van de ondergrond': In Hoofdstuk 4 is aangegeven hoe met dit belang rekening is gehouden.
- Nationaal 8 'Verbeteren van de milieukwaliteit': In Hoofdstuk 4 is ook aandacht geschonken aan de verschillende milieuaspecten.
- Nationaal belang 13 'Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen': Bij het voorliggende bestemmingsplan zijn alle belangen zorgvuldig afgewogen. Burgers, belangenorganisaties en andere overheden hebben de mogelijkheid om in het kader van de bestemmingsplanprocedure te reageren op deze afweging.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):
- 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
- 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
- 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Conclusie
De structuurvisie levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie alleen planologisch verankerd wordt. Ook aan de ladder voor duurzame verstedelijking hoeft daarom niet getoetst te worden.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
Voor de provincie geldt de Omgevingsvisie Drenthe 2014. De Omgevingsvisie is het strategisch kader voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.
Het doel van de omgevingsvisie is het koesteren van kwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij die kwaliteiten. Het is een streven naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en behoud van bestaande kwaliteiten. De missie is "het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is". Gestreefd wordt naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien.
De belangrijkste doelstelling van het nieuwe omgevingsbeleid, is het behouden en creëren van ruimtelijke kwaliteit, die de provincie definieert als de optelsom van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van omgevingen. De provincie onderscheidt een aantal kernkwaliteiten die samen voor een hoge ruimtelijke kwaliteit in Drenthe zorgen. Behoud en ontwikkeling van deze kernkwaliteiten staan centraal in het provinciale beleid. Voor een omgeving als die van het plangebied zijn met name de volgende kernkwaliteiten relevant:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
- naoberschap/leefbaarheid;
- menselijke maat en kleinschaligheid (passend bij Drenthe).
Naast ruimtelijke kwaliteit staan in de Omgevingsvisie zorgvuldig ruimtegebruik en het beschermen van de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. In de Omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De Omgevingsvisie is gefundeerd op drie onderdelen, namelijk de kernkwaliteiten, zorgvuldig ruimtegebruik (SER-ladder) en de milieu- en leefomgevingskwaliteit. Daarnaast staat de kernwaarde bedrijvigheid centraal. Deze is gelijkwaardig aan de kernkwaliteiten. Bij een beoordeling vindt een integrale afweging plaats.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Ruimtelijke Structuurvisie Westerveld 2009-2030
De gemeenteraad heeft op 26 november 2013 de Ruimtelijke Structuurvisie van Westerveld vastgesteld. De structuurvisie is het instrument waarin de visie en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het hele grondgebied zijn vastgelegd. Hierbij is de ruimtelijke invloed van allerlei verschillende beleidsterreinen bekeken zoals milieu, infrastructuur, wonen, cultuurhistorie, landschap, economie en welzijn. Met de structuurvisie heeft de gemeenteraad duidelijk gemaakt wat zij de komende tien jaren wil versterken, ontwikkelen, herstructureren of juist wil behouden of beschermen. Daarmee bepaalt de structuurvisie ook de richting van de bestemmingsplannen die in de toekomst worden opgesteld.
Een belangrijke koerswijziging die de gemeente met de ruimtelijke structuurvisie (en de daaraan ten grondslag liggende Visie op het Wonen 2012 - 2020) inzet, betreft de omslag van aanbodgericht werken naar vraaggericht werken. De overheid is faciliterend en regisserend. Met de beschikbare instrumenten en middelen stuurt de gemeente er op dat het bereiken van de ambities en doelen dichterbij gebracht wordt. Hiervoor heeft de gemeente andere partijen in de samenleving hard nodig. In tegenstelling tot het verleden zijn daarom in de structuurvisie geen specifieke locaties vastgelegd waarbinnen alleen woningbouwinitiatieven ontplooid mogen worden. Er zijn veel mogelijkheden voor kleinschalige / incidentele particuliere initiatieven, mits deze plaatsvinden binnen de kwalitatieve kaders die onder andere gevormd worden door de ruimtelijke karakteristiek.
Conclusie
In het bestemmingsplan van de Rijksweg 27 blijft de bestaande situatie zoals die is. Omdat enkel de bestaande twee woningen worden opgenomen in de bestemming 'Detailhandel' vindt er geen nieuwe ontwikkeling plaats. De gemeentelijke structuurvisie vormt hierop geen belemmering.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de relevante aspecten.
4.1 Geluid
Volgens artikel 77 van de Wet geluidhinder is het nodig akoestisch onderzoek te verrichten naar (nieuwe) woningen die in een geluidszone vallen. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van:
- woonerven;
- wegen met een maximum snelheid van 30 km per uur
Voor de Rijksweg geldt, ter hoogte van het perceel een maximumsnelheid van 60 km/uur. Het desbetreffende pand ligt tevens buiten het stedelijke gebied. De weg bestaat uit twee rijstroken en de desbetreffende woningen vallen binnen de geluidszone van deze weg. Op basis daarvan is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Echter is de bestaande situatie zo dat er al meer dan 20 jaar gewoond wordt op de locatie van de voormalige bedrijfswoning. De bovenverdieping wordt al langer gebruikt als woningruimte. Voor deze (vergunde) woonsituatie wordt geluidsonderzoek niet noodzakelijk geacht, omdat de huidige bestaande situatie enkel planologisch wordt vastgelegd en niet wordt gewijzigd.
Conclusie
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect geluid.
4.2 Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. De bestaande situatie beslaat een bestaande bedrijfswoning en een woonruimte boven een bestaand pand waarvan enkel de huidige functie van wordt aangeduid. Voor deze panden is geen bodemonderzoek vereist.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen in relatie tot de bestemming van het terrein.
4.3 Water
De locatie ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Dit waterschap is in dit gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding: het waterkwaliteits- en -kwantiteitsbeheer en de zorg voor de waterkeringen.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets verplicht bij ruimtelijke plannen. Het watertoetsproces is digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl. Waterschap Drents Overijsselse Delta is via deze website op de hoogte gebracht van het plan.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.
De (her)bestemming van het plan heeft geen invloed op de huidige waterhuishouding van het gebied.
Conclusie
Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft aangegeven dat de procedure in het kader van de watertoets goed is doorlopen conform de digitale Watertoets. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies. De watertoets is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.
4.4 Luchtkwaliteit
De Eerste Kamer is 9 oktober 2007 akkoord gegaan met de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet is op 15 november in werking getreden, samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor fijn stof en NO2. Deze waarde komt overeen met een equivalent van 1.500 woningen.
Het aantal woningen neemt niet toe en blijft bestaan uit twee wooneenheden. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat uit het oogpunt van het 'Wet luchtkwaliteit' er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit leidt niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.
4.5 Externe Veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:
- Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
- Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Inrichting
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (hierna: Bevi) regels gesteld. In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen (bron: risicokaart Drenthe). Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Buisleiding
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (bron: risicokaart Drenthe). Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats (bron: risicokaart Drenthe). Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidsaspecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.6 Flora En Fauna
Het plangebied aan de Rijksweg in Uffelte ligt buiten de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Gelet de aard van het plan (bestaande situatie planologisch vastleggen) zijn er geen belemmeringen vanwege het aspect ecologie.
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
Op 1 januari 2012 zijn de Wet en het Besluit tot modernisering van de monumentenzorg in werking getreden. Voor de ruimtelijke ordening betekent dit een omschakeling van een objectgerichte naar omgevingsgerichte benadering. Door deze modernisering moet bij het opstellen van een bestemmingsplan meer rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dit betekent dat naast archeologie, ook een beschrijving moet worden gegeven van de historische (steden)bouwkunde en historische geografie. Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
Archeologie
De Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Westerveld is het plangebied aangeduid als een zone met een onbekende archeologische verwachting (bebouwing). Het vastgestelde beleid van de gemeente Westerveld voor dergelijke gebieden is dat bij verstoringen groter dan 1.000 m2 geëxtrapoleerd moet worden vanuit de omringende verwachtingswaarden. Afhankelijk daarvan wordt het onderzoek gevormd.
Afbeelding 10: Uitsnede gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart
Conclusie
Omdat het hier enkel om een legalisatie van de huidige ruimtelijke situatie betreft en er geen ingrepen worden gedaan is dit niet van toepassing. Vanuit het aspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet bij nieuwe ontwikkelingen worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de 'omgekeerde werking').
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
In de publicatie zijn richtafstanden gegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
De afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Van omgeving naar plangebied
Een woning is een milieugevoelige functie. In de omgeving van het plangebied zijn milieubelastende activiteiten aanwezig waarmee rekening moet worden gehouden bij de voorgenomen ontwikkeling.
Van plangebied naar omgeving
Binnen het plangebied worden geen milieubelastende activiteiten mogelijk gemaakt. Vanuit het plangebied naar de omgeving zijn daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Het betreffen bedrijfswoningen binnen een detailhandelsbestemming, die momenteel reeds aanwezig en in gebruik zijn.
4.9 Geur
Het plangebied aan de Rijksweg in Uffelte ligt buiten de invloedssfeer van agrarische bedrijven. Gelet de aard van het plan (bestaande situatie planologisch vastleggen), alsmede het ontbreken van agrarische bedrijven in de directe omgeving, zijn er geen belemmeringen voor de woningen op basis van het aspect geur.
Conclusie
Bij de voorgenomen ontwikkeling zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect geur.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor wat betreft de terminologie en de opbouw van het plan is aangesloten op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is er voor gekozen de planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk aan te sluiten (met inachtneming van de Wro) bij het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Westerveld. Het onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de meest recente versie van het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012). Deze standaard wijkt echter op een aantal punten af van de SVBP-2008, waarop het vigerende bestemmingsplan is gebaseerd.
5.2 Verbeelding
Het digitale bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. De analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat één kaartblad.
De verbeelding geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard. De verbeelding bevat tezamen met de regels het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de aanwezige en/of op te richten bebouwing.
5.3 Regels
Inleidende regels
In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (Artikel 1). Daarnaast worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (Artikel 2).
Bestemmingsregels
Het plangebied heeft de bestemming "Detailhandel". Daarnaast is de aanduiding "Geluidszone" van toepassing voor de Rijksweg.
Algemene regels
In Artikel 4 is een anti-dubbeltelregel opgenomen. De anti-dubbeltelregel strekt ertoe dat gronden die al eens in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van omgevingsvergunningen, niet nogmaals meegeteld kunnen worden.
In de algemene bouwregels is in Artikel 5 bepaald dat de bouwgrenzen alleen mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen. De algemene gebruiksregels in Artikel 6 omvatten een verbod om gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen, voor het stallen van ongebruikte voertuigen, opslag van puin en dergelijke te gebruiken.
De algemene afwijkingsregels (Artikel 7) afwijkingen niet van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10%.
Overgangs- en slotregels
De verplichte overgangsregels voor bouwwerken en gebruik zijn conform het bepaalde in artikel 3.2.2 van het Bro opgenomen (Artikel 9). Tenslotte bevat het plan een slotregel (Artikel 10).
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Conform artikel 6.12. lid 1 Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan gerealiseerd wordt. Volgens artikel 6.2.1. van het Bro wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Voor het plan zal derhalve in principe een exploitatieplan vastgesteld dienen te worden. Conform artikel 6.12. lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden anderszins verzekerd is.
De economische uitvoerbaarheid komt volledig voor de rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Westerveld en de initiatiefnemer zullen een overeenkomst afsluiten, waarin ook planschadeverhaal is opgenomen, waardoor de gemeente planschadeclaims bij de initiatiefnemer kan verhalen. Voor de gemeente Westerveld zijn er dientengevolge geen financieel-economische gevolgen van de legalisatie van de bestaande woning.
De provincie heeft middels brief van 28 september 2017 een reactie gegeven op het ontwerpbestemmingsplan. De provincie geeft hierin aan dat zij geen aanleiding zien tot op- of aanmerkingen omtrent het initiatief. De reactie is opgenomen onder Bijlage 2.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
Het ontwerpbestemmingsplan 'Rijksweg 27 Uffelte' heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) van 26 oktober 2017 tot en met 6 december 2017 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
april 2018