Vledder, Hotel Brinkzicht te Vledder
Bestemmingsplan - gemeente Westerveld
Vastgesteld op 28-04-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Vledder, Hotel Brinkzicht te Vledder' van de gemeente Westerveld;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.VLEPHZBrink00014VL-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwvlakgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hoofdgebouw
een gebouw, dat gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.20 horeca (-bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
- het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
- het verstrekken van nachtverblijf;
- het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten;
tot horecabedrijven worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend;
1.21 peil
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.22 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.23 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.24 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.25 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.26 wellness
het bedrijfsmatig exploiteren van gebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om zowel actief als passief te werken aan de gezondheid en het welzijn van de mens. Onder bijbehorende voorzieningen wordt in ieder geval begrepen de detailhandel in wellnessgerelateerde producten;
1.27 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de grens van een bouwperceel
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak (dakhellingregels zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen).
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij de toepassing van deze bepaling telt een dakoverstek mee, indien het overstek groter is dan 0,7 m dan wel de gezamenlijke oppervlakte van de overstekken groter is dan 4 m2.
2.9 ondergeschikte bouwonderdelen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
- b. erkers die voldoen aan de bouwregels;
- c. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,75 m;
- d. balkons die minder dan 1 m buiten de gevel steken;
buiten beschouwing gelaten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bos
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor (hoog)opgaande afschermende beplanting, bos en waterlopen, alsmede in beperkte mate, namelijk indien en voor zover daar een privaatrechtelijke basis voor is, voor tuinen en erven, met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op de tot 'Bos' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- a. de hoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
- b. niet gebouwd mag worden ten dienste van tuinen en/of erven.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 onder b en worden toegestaan dat bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van tuinen en/of erven, mits:
- a. de hoogte niet meer bedraagt dan:
- 1. 1 m, indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;
- 2. 2,50 m in overige gevallen;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, beplantingen en bomen.
met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen.
4.2 Bouwregels
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 mag bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, omvang en inrichting van speelvoorzieningen ten behoeve van:
- a. de milieusituatie;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de ruimtelijke inpassing, zoals weergegeven in de bij het plan opgestelde beeldkwaliteits- en inrichtingsplan;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Horeca
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven met uitzondering van een discotheek, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'welness' uitsluitend een welness is toegestaan in de vorm van zoals baden, whirlpool en bijbehorende ruimten;
- b. een inpandige bedrijfswoning;
met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de tot 'Horeca' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de milieusituatie;
- c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- d. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op de tot Waarde - Archeologie bestemde gronden:
- a. mag niet worden gebouwd, indien daarvoor dieper dan 0,30 m, te rekenen vanaf het maaiveld, in de bodem zal worden geroerd en de oppervlakte van het nieuwe bouwwerk of de uitbreiding van het bestaande bouwwerk meer dan 50 m2 bedraagt;
- b. is onderkeldering van gebouwen niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
- d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
8.2 Toegestaan gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijke voorschrift vergunning, vrijstelling of ontheffing is vereist en deze is verleend;
- b. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
- 2. hoogspanningsleidingen;
- 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer,
tenzij specifiek in dit plan geregeld.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de planregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de planregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- f. de planregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek-)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
9.2 Toetsingskader
De in 9.1 onder a bedoelde afwijking wordt slechts verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- a. het beschermde dorpsgezicht;
- b. het straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de woonsituatie;
- d. de milieusituatie, waaronder begrepen externe veiligheid;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn inzake het behoud van de vogelstand en de Richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Vledder, Hotel Brinkzicht te Vledder'.
28 april 2015.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Hotel Brinkzicht is gesitueerd aan de brink in Vledder. Het is een jarenlang bestaand familiebedrijf. Initiatiefnemer is voornemens om op de locatie een uitbreiding van het bestaande hotel te realiseren. Het voornemen is om de accommodatie uit te breiden met het oog op een zo lang mogelijk seizoen. De uitbreiding omvat onder andere een welnessvoorziening op het terrein achter het hotel.
De gemeente Westerveld heeft reeds aangegeven positief tegenover het voorstel te staan.
De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in de kern Vledder. Het hotel ligt aan de Brink 14. Aan de oost- en zuidzijde van de locatie zijn woningen en centrumvoorzieningen, zoals winkels, gevestigd. Aan de west- en noordzijde van de locatie is sprake van restweiden. De uitbreiding vindt plaats aan de westzijde van het bestaande hotel.
Op de afbeelding 'Globale ligging plangebied' is de globale ligging in de kern Vledder weergegeven.
Afbeelding: Globale ligging plangebied (bron: Google Earth)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan voor de locatie is het bestemmingsplan 'Vledder 2009'. Het bestemmingsplan is op 29 september 2009 vastgesteld door de gemeenteraad van Westerveld. Het plangebied heeft in het bestemmingsplan 'Vledder 2009' de bestemmingen 'Horeca', 'Bos' en 'Agrarisch' toegekend gekregen (zie plankaart bestemmingsplan). Op het gebied ligt dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" ter bescherming van de eventueel voorkomende archeologische waarden. Voor de bestaande bebouwing van het hotel is een bouwvlak opgenomen in de bestemming 'Horeca'. De voorgenomen ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk, daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.4 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Vledder, Hotel Brinkzicht te Vledder' bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.1701.VLEPHZBrink00014VL-0004);
- regels.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
1.5 Leeswijzer
In de toelichting wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Het hoofdstuk start met een overzicht van de bestaande situatie, gevolgd door een beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 bevat een beknopte beschrijving van het relevante beleidskader. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante onderzoeksaspecten. De juridische vormgeving van het plan is uiteengezet in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 bevat een verantwoording van de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Plangebied
Het plangebied omvat de bestaande bebouwing van Hotel Brinkzicht en de gronden aan de westzijde van het hotel waar de uitbreiding is voorzien.
Hotel Brinkzicht is gelegen op de locatie Brink 14. Het betreft een hotel met circa 50 hotelkamers, twee restaurants en bijbehorende voorzieningen. Op het perceel van het hotel zijn meerdere gebouwen en een parkeerterrein aanwezig.
Tussen het perceel en de omliggende percelen is een groenstrook. Aan de westzijde van de groenstrook ('achter' het hotel) zijn gronden die in gebruik zijn als weide, een bosschage met bomen en struiken. Op dit terrein staan een schuur en een tuinhuisje.
De gronden ten noorden en ten westen van het hotel ondersteunen het landelijk karakter van het dorp in belangrijke mate, tezamen met de weilanden aan de westzijde van ‘t Steegien. ‘t Steegien zelf is een smal beklinkerd laantje met zware eiken die geleding aanbrengen in deze zo landelijke open ruimte midden in het dorp. In de bestaande situatie wordt afbreuk gedaan aan het karakter van de plek door de minder goed passende architectuur van de appartementen van Hotel Brinkzicht, door een grote schuur in de tuin van Dorpsstraat 26, door het schoolgebouw ten noorden van de open ruimte en kopgevels met gele trespa-beplating van het hotel.
De voorgenomen uitbreiding van Hotel Brinkzicht kan worden gezien als een kans om door middel van de ingreep met hoogwaardige architectuur de ruimtelijke kwaliteit van de plek te verbeteren.
Afbeelding: Weiland bezien vanaf 't Steegien
Afbeelding: Schuur Dorpsstraat 26 (links) en zicht op hotel vanaf 't Steegien (rechts)
Omgeving
Het plangebied ligt aan de brink van Vledder.Nabij het hotel zijn woningen, centrumvoorzieningen en Museums Vledder.
Afbeelding: De Brink met Hotel Brinkzicht
Kern Vledder
Vledder is het kleinste van vier hoofddorpen in de gemeente Westerveld. Het dorp beschikt over een vrij volledig pakket basisvoorzieningen.
Vledder ligt aan de zuidzijde van de Vledderesch. Vledder is dan ook een esdorp waarvan het karakter nog redelijk goed bewaard is gebleven. Dit karakter wordt bepaald door de situering en de verschijningsvorm van de bebouwing in relatie tot de omgeving. De oorspronkelijke kern van Vledder bevindt zich tussen de brink en de Nederlands Hervormde Kerk. Het kerngebied van Vledder bestaat uit Dorpsstraat - Brink - Hoek. De brink vormt de oostzijde en de kerk de westzijde van het gebied. In dit kerngebied ligt ook het plangebied. Doordat dit gebied slechts in beperkte mate planmatig is gebouwd, wordt het dorpsbeeld nog bepaald door een kerk, karakteristieke (woon)boerderijen, een molen en open ruimten met een grillige wegenstructuur en brink- en erfbeplanting met een vrij natuurlijke overgang naar de es aan de noordzijde en de natuurgebieden aan de westzijde.
Na een periode dat het gebied voornamelijk agrarisch werd gebruikt hebben de eerste ontwikkelingen met betrekking tot de bebouwing langs de Dorpsstraat plaatsgevonden. Het ging hierbij om de verdichting van de bebouwing met woningen, winkels en bedrijfjes.
De directe omgeving van Vledder bestaat uit een aantrekkelijke afwisseling van landbouw, natuur en bos. Recreatie en toerisme vormen vanouds belangrijke functies. Dit weerspiegelt zich onder andere in de aanwezigheid van verschillende verblijfsaccommodaties en recreatieve voorzieningen.
2.2 Toekomstige Situatie
De voorgenomen ontwikkeling betreft de uitbreiding van het bestaande hotel Brinkzicht. De uitbreiding voorziet onder andere in een wellnessvoorziening. De wellnessvoorziening wordt met een overkoepelde gang verbonden met het bestaande hotel.
Met onderstaande afbeeldingen is weergegeven hoe de toekomstige uitbreiding zich verhoud ten opzichte van de bestaande situatie. Op de luchtfoto (bron: googlemaps) is goede bestaande bebouwing zichtbaar. De handschets geeft de uitbreiding (in kleur) weer, ten westen van bestaande bebouwing.
Bestaande situatie (bron: google maps)
Toekomstige situatie
Onderstaande schets geeft weer hoe de kopgevel in de toekomstige situatie gezien wordt van 't Steegien.
Afbeelding: Kopgevel toekomstige situatie, gezien vanaf 't Steegien
Indeling toekomstige situatie
Met onderstaande afbeelding is nader ingezoomd op de toekomstige nieuwbouw. De linker schets is een weergave gezien op het dak. De rechter afbeelding geeft de indeling van de ruimtes weer.
Afbeelding: Plattegrond uitbreiding
Van boven naar beneden gezien, bevat de nieuwbouw de volgende onderdelen:
- kleed- en doucheruimten
- kinderbad
- verbindingscorridor naar bestaand hotel
- kiosk
- whirlpool
- sauna
- recreatiebad
- zwembad (rechtsonderin op de afbeelding)
- installatie- en magazijn/bergruimte (linksonderin op de afbeelding)
Alsmede bijbehorende zit-, speel-, kelder- en verkeersruimten. Bij de ontwikkeling is geen sprake van een buitenterras.Het totale bruto vloeroppervlak bedraagt circa 1.250 m2. In Bijlage 1 is de uitbreiding op schaal weergegeven.
Beeldkwaliteit en inrichting
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een beeldkwaliteits- en inrichtingsplan opgesteld. Dit plan is opgenomen in Bijlage 2.
Zoals reeds aangegeven, wordt in de bestaande situatie afbreuk gedaan aan het karakter van de plek door de minder goed passende architectuur van bepaalde bebouwing in nabij het gebied. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied duidelijk verbeterd. Ten behoeve van de realisatie van dit groen is een zogenaamde 'voorwaardelijke bepaling' opgenomen wat inhoud dat de bebouwing alleen mag worden gerealiseerd als tegelijkertijd ook het voorgestelde inrichtingsplan met beplanting wordt gerealiseerd. In paragraaf 5.2 wordt hier nader op ingegaan.
Op de volgende afbeelding is de terreininrichting met landschappelijke inpassing nogmaals weergegeven.
Afbeelding: Terreininrichting met landschappelijke inpassing
Ten behoeve van de nieuwbouw wordt een bestaande houten schuur van het hotel, die in het weiland staat, gesloopt. De grote stenen schuur achter Dorpsstraat 26 wordt door het toegevoegde bouwvolume grotendeels aan het oog onttrokken. Ook de appartementen zullen achter de kappen van de nieuwbouw schuil gaan. Tussen het welnesscentrum en de appartementen komt een besloten binnentuin.
Van het bestaande bosje achter het hotel blijven een aantal bomen gehandhaafd zodat een groene inpassing van het hotel in tact blijft. Tegen het hotel komen eikenbomen met overmaat die zorgen voor aansluiting op de weidegronden. Langs de zuidelijke erfafscheiding wordt een haag geplant (geen coniferen) met een eikenrij, op enkele plaatsen onderbroken om zicht vanuit de boerderij Dorpsstraat 23 op de weilanden te garanderen en voor lichttoetreding in het zwembad. In het weiland achter de nieuwbouw zullen een aantal bomen worden geplant.
Het onverharde pad dat nu dient om de schuur in het weiland te ontsluiten, blijft gehandhaafd voor servicediensten voor het onderhoud aan het zwembad en hooguit gefundeerd worden met ecoblokken. De intentie is om de grasmat als eenheid volledig in tact te laten. De rasters tussen en langs de verschillende percelen worden vervangen door beter in het landschap passende hagen of eenvoudige paaltjes met draad.
De voorgenomen uitbreiding past binnen de stedenbouwkundige structuur. Gezien van af ‘t Steegien is de nieuwbouw te zien met een aantal kappen met gelijke helling en van wisselende hoogte. Het gebouw is daardoor sterk geleed en voegt zich goed in de schaal die karakteristiek is voor de dorpsbebouwing in Vledder. Wat betreft de materialisering wordt gekozen voor natuurlijke materialen in gedekte tinten.
Verkeer en parkeren
Bij de voorgenomen ontwikkeling is rekening gehouden met eventuele gevolgen voor verkeerskundige aspecten in of nabij het plangebied, zoals verkeersbewegingen en parkeren.
Verkeer
Om het extra verkeer te berekenen is gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW. In publicatie 317 zijn tabellen opgenomen die per functie het aantal te verwachten ritten weergeven.
Voor de kencijfers is - gezien het karakter en de schaal van de wellnessactiviteiten - gekozen voor de functie 'Sauna, hammam'. Vledder kan getypeerd worden als 'weinig stedelijk'. De plek van het plangebied is 'centrum'. Hierbij geldt een verkeersgeneratie van minimaal 3,6 en maximaal 5,3 per 100 m2 bruto vloeroppervlak, dus een gemiddelde verkeersgeneratie van 4,5 m2 per bruto vloeroppervlak.
De voorgenomen ontwikkeling heeft een bruto vloeroppervlak van 1.250 m2. De gemiddelde verkeersgeneratie is dus (1.250 m2 : 100 * 4,5 is) 56,25.
Het plangebied ligt in een gebied met diverse centrumfuncties. Vledder is een toeristisch dorp met veel toeristisch verkeer. De ritbewegingen in het dorp zijn vele malen meer dan het aantal dat met de voorgenomen ontwikkeling wordt veroorzaakt. De toename van het verwachte aantal verkeersbewegingen is niet zodanig substantieel dat als gevolg daarvan (extra) verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn. Het profiel en de inrichting van de wegen kunnen deze toename verwerken.
Het plangebied heeft een eigen in-/uitrit op de Brink. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Parkeren
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' oktober 2012 van toepassing. In de genoemde publicatie worden parkeerkengetallen van diverse voorzieningen aangegeven, gebaseerd op veldwerkresultaten en literatuuronderzoek. De parkeerbehoefte komt voort uit de parkeerbehoefte bij het hotel alsmede de nieuwe wellnessvoorziening, welke gezien het karakter en schaal van de activiteiten vergelijkbaar is met de functie sauna/hammam.
Hotel Brinkzicht beschikt momenteel over 31 parkeerplaatsen op eigen terrein. De huidige parkeerdruk op basis van visuele waarneming is bijzonder laag. Gemiddeld zijn op een dag maximaal 10 parkeerplaatsen in gebruik. Incidenteel vinden activiteiten plaats waarbij de parkeervraag hoger ligt zoals bijvoorbeeld een bridgeavond. Deze incidenten kunnen echter niet als maatgevend worden beschouwd bij het berekenen van de gemiddelden voor het hoofdgebruik.
Voor het 3 sterren hotel gelden op basis van de CROW de volgende kengetallen.
- Parkeerkencijfers (per 10 kamers) min. 1,7 - max. 2,7
- 50 kamers x 2,2 (gemiddeld) betekent 11 parkeerplaatsen
Dit stemt overeen met de visuele waarnemingen bij het hotel. Ter aanvulling wordt opgemerkt dat Brinkzicht gespecialiseerd in pakketvakanties dat wil zeggen incl. vervoer, verblijf en vermaak. De gasten worden met touringcars opgehaald/thuisgebracht uit heel Nederland.
Met de komst van de sauna/wellness wordt een nieuwe parkeervraag opgeroepen. De parkeerkencijfers zijn hiervan als volgt:
- Parkeerkencijfers (per 100 m2 bvo) min. 2,0 - max. 3,0
- 1.250 m2 bvo x 2,5 (gemiddeld) betekent 31,25 parkeerplaatsen
Hoewel dit afzonderlijke voorzieningen zijn, is er natuurlijk wel degelijk een relatie tussen deze beide voorzieningen. Bezoekers van het hotel zijn in geval van Brinkzicht ook gebruikers van de sauna/wellness. Het te verwachten dubbelgebruik bedraagt circa 50%. Dit betekent dat van het gebruik van de sauna/wellness circa 50% voortkomt uit het gebruik door de hotelgasten. Dit percentages kan daarom in mindering worden gebracht op de parkeerbehoefte voor de sauna/wellness. Bovendien is het de bedoeling dat het overige gebruik vooral gericht is op bewoners uit de directe omgeving. De verwachting is dat een groot deel van deze bezoekers niet met de auto komen, maar met de fiets of wandelend. Dit zal dus ook geen sterke parkeervraag oproepen voor autoparkeerplaatsen.
Onderstaand is de variatie weergegeven welke in mindering kan worden gebracht ten opzichte van de berekende parkeerbehoefte van 31,25 parkeerplaatsen voor de sauna/wellness.
- 40% dubbelgebruik 18,8 parkeerplaatsen benodigd tbv sauna/wellness
- 50% " 15,6 "
- 60% " 12,5 "
Resumerend betekent dit dat de berekende parkeervraag, uitgaande van 50% dubbelgebruik, afgerond 27 parkeerplaatsen bedraagt (11 voor het hotel en 15,6 voor de sauna/wellness). Bij het hotel zijn reeds 31 parkeerplaatsen beschikbaar. Dit aantal is dus ruim voldoende om de parkeerbehoefte in te kunnen vullen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op nationaal niveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het bestemmingsplan.
3.1 Nationaal Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is deels 30 december 2011 en deels op 1 oktober 2012 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied raakt geen van de ruimtelijke nationale belangen.
3.1.3 Conclusie
Vanuit het nationaal beleid zijn er geen beperkingen voor de voorgenomen ontwikkeling.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe
In de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld door de Provinciale Staten op 2 juni 2010) zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020 met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna.
De provinciale missie is geformuleerd als 'het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'.
In de Omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal.
In de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (geconsolideerde versie, geldend vanaf 6-7-2013) zijn voor de gemeente bindende voorwaarden opgenomen. Bestemmingsplannen van de gemeente moeten aan deze eisen voldoen.
De Omgevingsvisie is gefundeerd op drie onderdelen, namelijk de kernkwaliteiten, zorgvuldig ruimtegebruik (SER-ladder) en de milieu- en leefomgevingskwaliteit.
Begin 2014 is er gestart met de actualisatie van de Omgevingsvisie.
Ad 1: Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op de afbeelding 'Uitsnede Kernkwaliteitenkaart' zijn de kernkwaliteiten voor het plangebied en omgeving weergegeven.
Afbeelding: Uitsnede Kernkwaliteitenkaart (bron: www.provincie.drenthe.nl)
Voor het plangebied geldt de kernkwaliteit 'cultuurhistorie'. Op de volgende afbeelding is een uitsnede opgenomen van kaart Kernkwaliteit cultuurhistorische waarden.
Kernkwaliteit cultuurhistorische waarden (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Cultuurhistorische waarden betreffen het samenspel van historische landschappen, historische geografische elementen, monumentale gebouwen en archeologische vindplaatsen die iets vertellen over het verleden. Drenthe kent een voor Nederland uniek cultuurhistorisch landschap en telt veel archeologische en aardkundige waarden. De historische en prehistorische waarden van onze provincie zijn zeer bepalend voor de identiteit en de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. De provincie beschouwt ze daarom ook van grote betekenis als ‘drager’ voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Door objecten en structuren boven- en ondergronds in samenhang te bekijken, winnen ze aan betekenis voor onze woon-, werk en leefomgeving. In hoofdstuk 4 is hier nader op ingegaan.
Cultuurhistorie
Het provinciaal beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste de cultuurhistorie herkenbaar houden. Wat tot de cultuurhistorie wordt gerekend is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (onderdeel van de Kernkwaliteitenkaart). Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken. Dat wordt gedaan door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen.
Het veilig stellen van cultuurhistorische waarden en het tegelijkertijd bieden van ruimte voor ontwikkelingen vraagt om een heldere wijze van sturing. De provincie maakt onderscheid tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. De sturingsniveaus zijn gebiedsgericht toegepast en weergegeven in de beleidskaart in het Cultuurhistorisch Kompas. Voor deze locatie is het sturingsniveau respecteren van toepassing. Dit is het zogenaamde generieke beleid. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen. De provincie zal plannen en initiatieven daar op beoordelen. Voor Vledder is het vooral van belang dat het esdorpenlandschap zijn karakteristiek behoudt.
Ruimtelijke inpassing van het toekomstige plan
Het complex van weilanden achter het hotel ondersteunt het landelijk karakter van het dorp in belangrijke mate, tezamen met de weilanden aan de westzijde van ‘t Steegien. ‘t Steegien zelf is een smal beklinkerd laantje met zware eiken die geleding aanbrengen in deze zo landelijke open ruimte midden in het dorp. Aan het welhaast arcadische karakter van de plek wordt afbreuk gedaan door de minder goed passende architectuur van de appartementen van hotel Brinkzicht, door een grote schuur in de tuin van Dorpsstraat 26, door het schoolgebouw ten noorden van de open ruimte en kopgevels met gele trespa-beplating van het hotel.
Het is een uitdagende opgave om op deze plek achter het hotel nieuwbouw te situeren en vorm te geven. Het is een kans om door middel van de ingreep met hoogwaardige architectuur de ruimtelijke kwaliteit van de plek te verbeteren.In paragraaf 2.2 en bBijlage 1 is nader ingegaan op de ruimtelijke inpassing van de plannen. Deze plannen zijn reeds in een vroeg stadium besproken met een cultuurhistoricus van het Drents Plateau/Libau. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling in positieve zin een bijdrage levert aan de open ruimte achter het hotel. Gezien van af ‘t Steegien zal de nieuwbouw zich manifesteren met een aantal kappen met gelijke helling en van wisselende hoogte. Het gebouw zal daardoor sterk geleed zijn en zich goed voegen in de schaal die karakteristiek is voor de dorpsbebouwing in Vledder.Wat betreft de materialisering wordt gekozen voor passende natuurlijke materialen in gedekte tinten.
Ad 2: SER-ladder
Evenals in het nationaal beleid, wordt in het provinciaal beleid voor het inpassen van ruimtevragende functies de SER (Sociaal-Economische Raad)-ladder gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. Met bundeling en intensivering van verstedelijking ontstaat voldoende massa voor hoogwaardige voorzieningen. De verzorgingsfunctie van stedelijke centra wordt daardoor versterkt. In de omgevingsvisie is de SER-ladder als volgt geformuleerd:
- 1. Gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
- 2. Maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
- 3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Daarbij dienen de verschillende relevante waarden en belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van ‘rode’ functies en door investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.
De voorgenomen ontwikkeling betreft een stedelijke voorziening, waarbij bestaande voorzieningen worden geclusterd op één locatie. Het doel van de SER-ladder is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering) of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. In het voorliggende situatie is dat het geval.
Op de Visiekaart 2020 is de visie voor de provincie voor het jaar 2020 weergegeven. Op de volgende afbeelding is een uitsnede van de visiekaart voor het plangebied weergegeven. Op de Visiekaart ligt het plangebied voornamelijk in een gebied met 'overige functies'.
Afbeelding: Uitsnede Visiekaart 2020 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Een uitsnede van de kaart die bij de Provinciale omgevingsverordening Drenthe behoort, is opgenomen op de volgende afbeelding.
Afbeelding: Kaart Provinciale omgevingsverordening Drenthe (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Bij de SER-ladder wordt er op ingezet om stedelijke voorzieningen binnen bestaand bebouwd gebied of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied te realiseren. Op de kaart van de omgevingsverordening is een deel van het plangebied aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Binnen het bestaand stedelijk gebied ligt de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten bij de gemeente. Het resterende deel is gesitueerd aansluitend aan het bestaand stedelijk gebied. Ook in de gemeentelijke structuurvisie (zie paragraaf 3.3) is Vledder aangewezen als voorzieningendorp. Voor nieuwe ontwikkelingen wordt vooral aangegeven dat er ruimte wordt geboden voor marktontwikkelingen.
Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor stedelijke functies. De uitbreiding wordt binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Tevens wordt door het meervoudig ruimtegebruik (hotel met welness) van de verschillende functies op deze locatie de ruimteproductiviteit verhoogd. Bovendien wordt de welness ook opengesteld voor bewoners van Vledder. De voorgenomen ontwikkeling van de brede school past binnen de SER-ladder.
Ad 3: Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De milieubelasting in Drenthe is relatief gering en neemt, met uitzondering van ammoniak, steeds verder af. De gewenste kwaliteit wordt echter nog niet overal bereikt. Het doel is dat in Drenthe minimaal aan de wettelijke milieunormen wordt voldaan en er wordt gestreefd naar behoud en waar mogelijk verbetering van de huidige milieu- en leefomgevingskwaliteit.
De uitvoering van het milieubeleid in Drenthe wordt in sterke mate gestuurd door Europese en landelijke wet- en regelgeving. Het provinciaal milieubeleid richt zich in hoofdlijnen op het vroegtijdig aanhaken bij processen in de ruimtelijke ordening, het opnemen van eisen in omgevingsvergunningen milieu (milieuvergunningen), het saneren van situaties die niet aan de milieunorm voldoen, het concentreren en zoneren van milieuhinderlijke bedrijven en het verlenen van subsidies.
Met het voorliggende plan vindt een koppeling plaats tussen het milieubeleid en het proces van de ruimtelijke ordening. In Hoofdstuk 4 is nader ingegaan op de milieutechnische randvoorwaarden bij de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan betreft de uitbreiding van een bestaande voorziening. De ontwikkelingen kan op een verantwoorde wijze worden ingepast binnen de uitgangspunten van de kernkwaliteiten van het plangebied. De wijze waarop de voorgenomen ontwikkeling qua locatie, architectuur, inrichting en beplanting wordt ingepast versterken de aanwezige kwaliteiten.
Bij de ontwikkeling is sprake van meervoudig ruimtegebruik. Hiermee wordt aangesloten bij het provinciaal beleid, waarin is aangegeven dat economische activiteiten en stedelijke voorzieningen dienen te worden geconcentreerd binnen, of aansluitend aan, het bestaand stedelijk gebied. Met het voorliggende plan wordt aangesloten op het provinciaal beleid voor milieu en leefomgeving.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Westerveld
Voor de gemeente Westerveld is een gemeentebrede (ruimtelijke) structuurvisie opgesteld (vastgesteld 26 november 2013). De structuurvisie geeft richting aan de ruimtelijke ontwikkelingen.
De basis voor het kader vormen de kernkwaliteiten van de gemeente (sociaal, landschappelijk en cultuurhistorisch). In deze structuurvisie worden uitspraken op hoofdlijnen gedaan over thema’s als de ruimtelijke structuur, woonaanbod en -omgeving, welzijn en voorzieningen, economie en werkgelegenheid en mobiliteit.
De gemeente Westerveld is bewust van haar verantwoordelijkheden, maar zeker ook van haar beperkingen als plattelandsgemeente gelegen te midden van Steenwijk, Meppel, Hoogeveen en Beilen. Algemene trends die nu ook al in Westerveld spelen zoals ontgroening, schaalvergroting en vergrijzing kunnen nu eenmaal niet door de gemeente gekeerd worden. Wel kan de gemeente anticiperen en meebewegen op te verwachten ontwikkelingen en reageren wanneer er zich daadwerkelijk veranderingen voordoen die binnen de invloedssfeer vallen. Daarnaast kan de gemeente initiatieven van derden faciliteren die de kernkwaliteiten van de gemeente in acht nemen of zelfs versterken, waardoor de effecten van de verschillende trends enigszins worden verzacht.
Detailkaart Vledder (bron: Structuurvisie)
Gemeente Westerveld kent een groot aantal unieke dorpen en buurtschappen. Het is er goed wonen en dat moet zo blijven. Ieder dorp is uniek en heeft zijn eigen identiteit. Deze is gebaseerd op zowel ruimtelijke als sociale aspecten. Deze uniciteit vraagt om maatwerk. Daarnaast wil de gemeente niet alles gedetailleerd vastzetten en mogelijkheden bieden. Dit wordt gedaan door het benoemen van hoofdkeuzen voor kwalitatieve mogelijkheden, voor de verschillende typen te onderscheiden kernen. Onderscheid wordt gemaakt in drie verschillende dorpstypen, afhankelijk van de omvang en vooral van de aanwezigheid van voorzieningen en het perspectief voor de toekomst daarvan. Voor elk van deze dorpstypes worden generieke uitspraken gedaan, op basis waarvan ruimtelijke initiatie-ven gewogen kunnen worden. Deze dorpenindeling naar omvang en voorzieningenniveau wijkt af van de indeling op basis van ontstaansgeschiedenis en landschapstype (met dorpstypen als esdorpen, lintdorpen en ontginningskolonies). Deze laatste indeling is opgesteld, met als doel het behoud en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en waarden. De indeling zoals in deze structuurvisie geïntroduceerd wordt, is gericht op het waar mogelijk sturen op behoud en versterking van het voorzieningenniveau.
Er zijn dorpen waar vrijwel geen voorzieningen zijn maar het wonen centraal staat. Dit zijn de zogenaamde woondorpen. Daarnaast zijn er dorpen die juist een veelheid aan publieke en commerciële voorzieningen hebben (Dwingeloo, Diever, Vledder en Havelte). Dat zijn de voorzieningendorpen.
In de voorzieningendorpen is een grotere rol weggelegd voor de markt, omdat hier ook (meer) draagvlak aanwezig is op basis van de grotere bewonersaantallen en de daar aanwezige commerciële voorzieningen. Voor Vledder wordt gekozen voor een kwalitatieve ontwikkeling van recreatieve voorzieningen, zo valt ook te lezen in de dorpsvisie.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling geeft een invulling aan de opgave een kwalitatieve marktontwikkeling in Vledder op het vlak van recreatie.
3.3.2 Sociale structuurvisie
De Sociale Structuurvisie geeft de visie weer over hoe de gemeente een kwalitatief goed en passend voorzieningenniveau wil realiseren en behouden. De visie heeft als doel de vitaliteit van de dorpen voor de inwoners te waarborgen. Het college ziet een positieve ontwikkeling ontstaan, waarbij inwoners en verenigingen volop ideeën inbrengen en uitwisselen met elkaar over voorzieningen en over hoe door dorpskracht voorzieningen in stand kunnen worden gehouden.
Er zijn voor een aantal kernen/dorpen dorpsvisies beschikbaar. Voor Vledder is ook een dorpsvisie opgesteld. De voorgenomen ontwikkeling is in dit kader ook relevant, want de welness/zwembad zal ook worden opengesteld voor bewoners van Vledder. Op deze wijze vormt de voorgenomen ontwikkeling een positieve bijdrage aan de sociaal maatschappelijke ontwikkeling van Vledder.
3.3.3 Dorpsvisie Vledder
De gemeente Westerveld zal in de naaste toekomst andere accenten in haar beleid aan brengen om de effecten van een toenemende decentralisatie van taken in combinatie met lagere rijksbijdragen op te kunnen vangen. Die realiteit wordt onderkend en voorzien wordt dat de exploitatie van de bestaande voorzieningen onder druk komt te staan. Daarom is de Dorpsvisie Vledder door Dorpsbelang Vledder opgesteld.
Van een oorspronkelijk op landbouw gericht dorp heeft Vledder zich vanaf de jaren '60 in de vorige eeuw ontwikkeld tot een dorp, waarin de economische pijler is verschoven naar recreatie en toerisme. Deze ontwikkeling wil het dorp voort zetten, ook bij een terugtredende overheid en de te verwachten maatschappelijke economische ontwikkelingen. Het doel is het behoud van de sociale samenhang in de dorpsgemeenschap en daarmee op de kwaliteit van de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van het dorp, onder andere met het behoud en het versterken van de voorzieningen.
Wat betreft recreatie en toerisme biedt Vledder verschillende overnachtingsmogelijkheden, onder andere het hotel dat zich in het bijzonder richt op meerdaags verblijf van (jonge) senioren. Voor hen staat kwaliteit hoog in het vaandel. Voor Vledder zijn er nog diverse mogelijkheden om recreatie en toerisme te verbeteren. Gelet op de gewaardeerde rust, ruimte en mooie natuur, die het dorp omringt en kenmerkt, is er geen behoefte aan grootschalige recreatievoorzieningen. Vledder kiest nadrukkelijk voor een kwalitatieve ontwikkeling.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ingespeeld op de mogelijkheden voor recreatie en toerisme in Vledder. Het recreatieve aanbod wordt verbreed. Dit past binnen de uitgangspunten van de dorpsvisie.
3.3.4 Welstandsnota
In 2008 heeft de gemeente Westerveld de herziening van de welstandsnota vastgesteld. Deze welstandsnota wil duidelijk maken welk welstandsniveau in de verschillende gebieden in de gemeente wordt gevoerd en welke criteria er gelden bij het beoordelen van de bouwplannen door de welstandscommissie. De Woningwet noemt een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde om bouwplannen op redelijke eisen van welstand te laten toetsen. De nota biedt het inhoudelijke kader voor het overleg met de betrokkenen en de uiteindelijke advisering. De bepalingen in de nota moeten zorgen voor efficiënte en transparante procedures.
In de welstandsnota van de gemeente Westerveld behoort het plangebied tot de gebiedsindeling 'Kern Vledder'. Het beleid voor de kern Vledder is gericht op handhaving van de karakteristieke bebouwing en een zorgvuldige inpassing van uitbreiding of vernieuwing van bestaande gebouwen. Het gebied bezit, cultuurhistorisch gezien, een aantal waardevolle ruimtelijke elementen. Er geldt voor de bebouwing dan ook een bijzonder welstandsbeleid. De welstandscriteria voor Vledder zijn opgenomen in de welstandsnota.
Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met de karakteristieken van het dorp, zie hiervoor het beeldkwaliteits- en inrichtingsplan in Bijlage 2. De nieuwbouw zal zich met de dakhellingen en hoogten voegen in de schaal die karakteristiek is voor de dorpsbebouwing in Vledder. Bij de voorgenomen ontwikkeling is sprake van een zorgvuldige inpassing van de uitbreiding van de bebouwing. De ontwikkeling past hiermee binnen het welstandsbeleid voor Vledder.
Hoofdstuk 4 Onderzoeksaspecten
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht).
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de relevante aspecten voor de situatie in het plangebied.
4.1 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (EcoReest, Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van Brink 14 te Vledder, van 21 augustus 2013). Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3.
Het doel van het onderzoek is een indruk te verkrijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van verontreinigingen in de grond en in het grondwater van het onderzoeksterrein teneinde te bepalen of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen bestaan voor het toekomstige gebruik van de locatie (verblijfsbestemming).
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat alleen in het grondwater overschrijdingen van de streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. De toetsingswaarden voor nader onderzoek zijn niet overschreden.
Mede gelet op de natuurlijke herkomst van de verhoogde gehalten aan zware metalen in het grondwater wordt de onderzoekshypothese, zijnde een onverdachte locatie, hiermee derhalve bevestigd.
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de verblijfsbestemming van het terrein, is geconcludeerd dat verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn.
De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de verblijfsbestemming van het terrein.
Conclusie
Het aspect bodem leidt niet tot beperkingen van de voorgenomen ontwikkeling.
4.2 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in 2007 van kracht is geworden. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
- archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard;
- archeologie moet tijdig worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming;
- de veroorzaker betaalt de kosten van archeologisch onderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voor zover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder.
De gemeente Westerveld heeft een gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart. Een uitsnede van de verwachtingswaarden voor Vledder is weergegeven op de afbeelding 'Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart'.
Afbeelding: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart
Het plangebied en omgeving zijn aangewezen als 'terrein van hoge archeologische waarde. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling en ontwikkelingen op de naastgelegen percelen Brink 18 en 19 te Vledder, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd (De Steekproef, Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek, Steekproefrapport 2010-02/09, van maart 2010). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.
Uit het onderzoek blijkt dat Vledder op een rug in het landschap ligt. De bodem ter plaatse is in het verleden langdurig droog geweest. Daardoor lijkt het geschikt te zijn geweest als vestigingsplaats tijdens de prehistorie. Op een afstand van circa 200 tot 300 meter van het onderzoeksgebied zijn bij eerder onderzoek resten gevonden van bewoning uit de periode late Romeinse tijd tot en met vroege Middeleeuwen. Binnen een kilometer omtrek zijn verder vondsten gedaan van bewerkt vuursteen uit de Steentijd.
De kwaliteit van de bodem is matig tot slecht in het grootste deel van het onderzoekgebied. Eventueel aanwezige archeologische grondsporen zullen sterk zijn aangetast. Aanwijzingen voor dergelijke sporen zijn niet gevonden, aangezien geen archeologische indicatoren zoals bewerkt vuursteen of scherven aardewerk zijn gevonden. Het archeologisch verwachtingsmodel dat in het onderzoeksgebied bewoning kan zijn geweest tijdens alle archeologische periodes, wordt door het veldonderzoek niet bevestigd.
Op basis van de resultaten wordt een nader archeologisch onderzoek niet nodig geacht. Het advies wordt overgenomen door de gemeente. De locatie wordt, op archeologische gronden, vrijgegeven. Het uitvoeren van vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Wel wordt door de gemeente geadviseerd amateurarcheologen de kans te geven om op verzoek onderzoek uit te voeren.
Cultuurhistorie
Met de invoering van de Wamz is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Deze wet is gericht op het behoud van bouwkundige monumenten, zoals gebouwen en bouwwerken, het behoud van archeologische monumenten en landschappelijke monumenten en de bescherming van beschermde stads- en dorpsgezichten.
In het algemeen zijn er rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten te onderscheiden. Overeenkomstig de Monumentenwet wordt hierin onderscheid gemaakt tussen:
- bouwkundige monumenten;
- archeologische monumenten;
- landschappelijke elementen en structuren.
Op de afbeelding 'Archeologische bronnenkaart' zijn de geïnventariseerde vindplaatsen en cultuurhistorische objecten van de kern Vledder weergegeven.
Afbeelding: Archeologische bronnenkaart
Cultuurhistorie is in de gemeente Westerveld een belangrijk beleidsveld. Er wordt bij planvorming terecht veel aandacht aan besteed. Zo ook bij het nu aan de orde zijnde bestemmingsplan. Vledder behoort immers tot de cultuurhistorisch waardevolle nederzettingen in Drenthe.
Het dorp Vledder is een oud esdorp met brinken, es en madelanden langs de Vledder Aa. De oude dorpstructuur is nog goed herkenbaar met de Dorpsstraat-Brink-De Hoek als kerngebied. Het dorpsbeeld wordt in hoofdzaak bepaald door de kerk, karakteristieke (woon)boerderijen, de molen en open ruimten.
Hoe gaat de gemeente met cultuurhistorie om? In september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan Vledder 2009 vastgesteld. Dit plan is een integrale herziening van alle in het dorp geldende bestemmingsplannen. Dit waren er 11.
Op de verbeeldingen van genoemd bestemmingsplan zijn die elementen, bebouwd of onbebouwd, die als cultuurhistorisch waardevol worden beschouwd door middel van een aanduiding aangegeven. Vervolgens is bij bebouwing in de regels vastgelegd dat de hoofdvorm gehandhaafd dient te worden.
De initiatiefnemer heeft het voorstel besproken met de gemeente en ook hierover contact opgenomen met het Drents Plateau/Libau. Samen met laatstgenoemde partij zijn de plannen besproken in de schetsfase. Dit heeft geleid tot onder meer aanpassingen in ruimtelijke inrichting. Uiteindelijk zal het definitieve schetsontwerp de beoordeeld worden door genoemde instanties. Hierbij wordt getoetst aan: ligging, massa en vorm, gevelopbouw, detaillering, materiaal- en kleurengebruik. Gezien het doorlopen voortraject kan worden uitgegaan dat het plan voldoet aan de welstandseisen.
Het voorliggende plan gaat uit van een een zorgvuldige inpassing, met respect voor de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. Het ontwerp streeft naar een zodanig architectonische kwaliteit, dat hiermee een positieve impuls uitgaat naar de omgeving.
Bouwkundige monumenten
Binnen het plangebied en op de naastgelegen percelen van het plangebied bevinden zich geen bouwkundige monumenten.
Archeologische monumenten
Het plangebied en omgeving liggen binnen de begrenzing van een geregistreerd AMK(Archeologische Monumentenkaart)-terrein (rode omlijning). Onder het kopje 'Archeologie' is nader ingegaan op het aspect archeologie. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten wordt een nader archeologisch onderzoek niet nodig geacht. De locatie wordt, op archeologische gronden, vrijgegeven. Het aspect archeologie leidt daarom niet tot beperkingen van de voorgenomen ontwikkeling.
Landschappelijke elementen en structuren
Het plangebied ligt aan een bewoningslint (groene lijn). De bestaande bebouwing is gesitueerd naar dit lint. De uitbreiding vindt plaats op het achtererf van het terrein. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt geen afbreuk gedaan aan dit bewoningslint.Ten behoeve van de ontwikkeling is een beeldkwaliteits- en inrichtingsplan opgesteld waarin nader wordt ingegaan op de aanwezige waarden en de toekomstige inrichting.
Zoals reeds aangegeven, wordt in de bestaande situatie afbreuk gedaan aan het karakter van het achterterrein door de minder goed passende architectuur van bepaalde bebouwing in nabij het gebied. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied duidelijk verbeterd.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie leveren geen beperkingen op voor de voorgenomen ontwikkeling. De toekomstige ontwikkeling is op een zorgvuldige wijze ingepast. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.
4.3 Water
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Waterparagraaf
De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor het voorliggende bestemmingsplan is de watertoets ingevuld op www.dewatertoets.nl. De samenvatting en resultaten hiervan zijn weergegeven in Bijlage 5.
Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2. Het plan voorziet in de infiltratie van hemelwater op het erf.
Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel, is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. In het plan wordt hemelwater geïnfiltreerd op het erf.
Aanleghoogte van de bebouwing
Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen, wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.
De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies.
4.4 Ecologie
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in gebieds- en soortbescherming.
In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een quickscan natuurtoets uitgevoerd (Ecogroen advies, Quickscan natuurtoets uitbreiding Hotel Brinkzicht, Vledder, van 26 augustus 2013). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. De resultaten hiervan zijn hierna weergegeven.
Gebiedsbescherming
Op basis van de aard van de ruimtelijke ingrepen, de ligging binnen de bebouwde kom en de afstand tot beschermde natuurgebieden wordt ingeschat dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatieve effecten heeft op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het 'Drents-Fries Wold & Leggerveld' gelegen op een afstand van circa 1,5 kilometer. De dichtstbijzijnde EHS ligt op 340 meter afstand van het plangebied en betreft de houtwallen ten oosten van Vledder.
Soortenbescherming
Aangetroffen en te verwachten soorten
- Beschermde en bedreigde plantensoorten zijn niet aangetroffen in het plangebied en deze worden ook niet verwacht.
- In het plangebied zijn in de bebouwing geen vaste verblijfplaatsen aanwezig van gebouwbewonende vleermuizen. In de bosschage zijn geen holten aangetroffen die potentiële vaste verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen nadelige gevolgen op mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en op belangrijk foerageergebied van vleermuizen.
- Verspreid in het plangebied zijn (in beperkte mate) vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde, zoogdiersoorten zoals Rosse woelmuis, Veldmuis, Huisspitsmuis, Egel en Bosmuis te verwachten. Strikt beschermde grondgebonden zoogdiersoorten (zoals Eekhoorn en Steenmarter) worden niet verwacht omdat geen geschikt leefgebied of sporen zijn aangetroffen in het plangebied.
- In het plangebied zijn geen locaties aanwezig die geschikt zijn als broedlocatie voor broedvogels met jaarrond beschermde nesten. Broedvogels met jaarrond beschermde nestlocaties worden niet verwacht binnen de invloedsfeer van de plannen. In de bosschage en bebouwing zijn algemene broedvogels als Spreeuw, Merel, Roodborst, Heggenmus, Houtduif, Groenling en Vink broedend aanwezig of te verwachten.
- Permanent oppervlaktewater ontbreekt in het plangebied waardoor vissen en voortplanting van amfibieën kunnen worden uitgesloten. Overwintering van laag beschermde, algemene amfibieën zoals Gewone pad en Bruine kikker wordt alleen in de ruigten, onder steen- en houtstapels en in de strooisellaag onder struiken verwacht in het plangebied.
- Verblijfplaatsen van zwaar beschermde amfibieën, reptielen, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.
Effectbeoordeling en mitigerende maatregelen
- De geplande werkzaamheden hebben geen negatieve effecten op juridisch zwaar beschermde soorten. Het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is niet aan de orde.
- Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor begin maart en na eind juli of de invloedsfeer van de plannen kort voorafgaand aan het werk te controleren op broedende vogels en in gebruik zijnde nesten. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd (Houtduif kan bijvoorbeeld nog tot half november broedend aanwezig zijn), maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
- Bij de voorgenomen ontwikkeling kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor deze soorten geldt echter in deze situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet en zijn zodoende geen verplichte vervolgacties nodig. Uitvoering in de maanden september/oktober levert over het algemeen de minste schade op aan deze soorten, dat is namelijk buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande leidt het aspect ecologie niet tot belemmeringen van de voorgenomen ontwikkeling.
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Daarom kan met toepassing van de VNG-publicatie worden gekozen voor functiemengingsgebieden.
Het plangebied betreft een gebied met functiemenging. Nabij het plangebied zijn onder andere centrumvoorzieningen van de kern, winkels, musea, een basisschool met kinderopvang en bijbehorende voorzieningen aanwezig.
In de lijst voor functiemenging is gekozen voor een andere categorie-aanduiding dan in de afstandenlijst. De activiteiten in functiemengingsgebieden bestaan uit de categorieën A, B of C met de volgende betekenis voor de toelaatbaarheid:
Categorie A: Activiteiten die zo weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in gebieden met functiemenging aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B: Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Categorie C: De activiteiten uit categorie B waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Van de omgeving naar het plangebied
De in de omgeving toegestane centrumvoorzieningen en bedrijven hebben op basis van het geldende bestemmingsplan mogelijkheden voor de categorieën A en B. Voor de aanwezige musea, detailhandel, basisschool en kinderopvang geldt op basis van de publicatie een categorie A en/of B. De activiteiten zijn bouwkundig afgescheiden van het plangebied. Daarmee vormen deze activiteiten geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Van het plangebied naar de omgeving
In de publicatie is een wellnessvoorziening niet specifiek benoemd, maar wel badhuizen en sauna-baden - die overeenkomstig met de wellnessvoorziening zijn - en deze hebben categorie B. Ook zijn in de publicatie hotels genoemd met categorie A. Daarmee wordt voldaan aan de toelaatbaarheid binnen het gebied met functiemenging. Tevens worden alle wellnessactiviteiten binnen de bebouwing gerealiseerd en is er dus geen extra geluidsuitstraling naar de omgeving. De voorgenomen ontwikkeling vormt geen belemmering voor de omgeving.
Conclusie
Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan het aspect bedrijven en milieuzonering.
4.6 Geluid
De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer of industrie het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidgevoelige functies de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. In het geval van industrielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien nieuwe geluidgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor)wegen op een bepaalde afstand van geluidgevoelige functies.
De aspecten spoorweglawaai en industrielawaai (van een gezoneerd industrieterrein) zijn in deze situatie niet relevant, aangezien in de nabijheid van het plangebied geen spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen liggen.
Omtrent wegverkeerslawaai dient nader te worden ingegaan op de nabijgelegen wegen. De maximumsnelheid op de nabijgelegen wegen is 30 km/uur. De uitbreiding van het hotel, waaronder de wellnessvoorziening, betreft geen geluidgevoelige objecten. Gezien het feit dat er geen nieuwe geluidgevoelige functie wordt toegevoegd, is onderzoek naar geluid vanwege wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is.
In het kader van de milieuzones is in paragraaf 4.5 nader ingegaan op de geluidsbelasting vanaf het terrein naar de omgeving.
Conclusie
Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt voldaan aan het aspect geluid.
4.7 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde, of
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof danwel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is per 1 augustus 2009 in werking getreden.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
De voorgenomen ontwikkeling maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan de ontwikkelingen die hiervoor zijn aangegeven en het is ook geen project dat beschreven staat in het NSL. Daarom kan worden geconcludeerd dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering van de voorgenomen ontwikkeling.
4.8 Externe Veiligheid
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ('Indeling Leidraad maatramp') zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Inrichting
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.
Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient te worden onderzocht:
- Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico.
- Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.
Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook wel/geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Buisleiding
In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn in dit kader dan ook wel/geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen
In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Het Plan
In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. De planopzet is in overeenstemming met de RO-standaarden.
De regels
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Het aantal regels is beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de regels gewenst is. Daarom zijn er in het plan afwijkingsmogelijkheden (met omgevingsvergunning) opgenomen. De uitvoering berust bij het bevoegd gezag, doorgaans burgemeester en wethouders. Deze afwijkingen maken kleine afwijkingen mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.
De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.
De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.
5.2 Toelichting Op De Plansystematiek
Voor het plangebied is sprake van het bestemmingsplan 'Vledder 2009'. Het voorliggende bestemmingsplan is zoveel mogelijk opgesteld op basis van het geldende bestemmingsplan en is toegespitst op de voorgenomen ontwikkeling.
In het voorliggende bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende bestemmingen:
- Groen
- Horeca
- Bos
- Waarde - Archeologie
Het hotel en de voorgenomen uitbreiding hebben de bestemming 'Horeca' gekregen. De wellnessvoorziening is geregeld binnen deze bestemming met een aanduiding. Voor de maximale goot- en bouwhoogten is een aanduiding opgenomen op de verbeelding.
De groenstroken met opgaande beplanting zijn bestemd als 'Bos'. Enkele groene ruimtes die grenzen aan de toekomstige bebouwing zijn bestemd als 'Groen'. Op de bestemming 'Groen' en 'Bos' ligt tevens de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' ter bescherming van de mogelijke aanwezige waarden.
In de regels is als voorwaarde gesteld dat nieuwe toekomstige bebouwing uitsluitend gerealiseerd mag worden indien ook de beplanting wordt aangebracht als bedoeld in het beeldkwaliteits- en inrichtingsplan. Dit is een zogenaamde voorwaardelijke bepaling.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient een onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. In deze situatie is sprake van een particulier initiatief. De kosten die verbonden zijn aan de planherziening en de uitvoering van het bestemmingsplan zijn voor rekening van de particulier. Wat betreft eventuele planschade wordt een overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer opgesteld. Eventuele planschadekosten kunnen daarmee worden doorberekend aan de initiatiefnemer. Een beschrijving van de economische uitvoerbaarheid wordt derhalve achterwege gelaten.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Inspraak
Overeenkomstig artikel 1.3.1 van het besluit ruimtelijke ordening en artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het bestemmingsplan "Vledder, Hotel Brinkzicht te Vledder" met ingang van 5 juni tot en met 16 juli 2014 ter inzage gelegen. Gedurende de terinzagetermijn kon een ieder een inspraakreactie indienen bij het college van Burgemeester en Wethouders. De resultaten van deze inspraakprocedure zijn in Bijlage 7 Inspraak en overleg opgenomen. Hierbij is tevens vermeld of de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven om het bestemmingsplan aan te passen.
Overleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De resultaten van het overleg zijn in Bijlage 7 Inspraak en overleg opgenomen. Hierbij is tevens vermeld of de reacties aanleiding hebben gegeven om het bestemmingsplan aan te passen.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan 'Vledder, Hotel Brinkzicht te Vledder' heeft conform de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 4 december 2014 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. De resultaten van de voorbereidingsprocedure zijn in het vaststellingsbesluit verwerkt.
april 2015.