KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Niet-agrarisch
Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Landschapsplan
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Huidige Locatie - De Branden 13 Soerendonk
2.2 Nieuwe Locatie - Rijksweg 3 Budel
Hoofdstuk 3 Bedrijfs- En Gebiedsprofiel
3.1 Bedrijfsprofiel
3.2 Noodzaak Tot Verplaatsing
3.3 Locatiekeuze
3.4 Gebiedsprofiel
3.5 Locatiekenmerken
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Het Voornemen
4.2 Stedenbouwkundig Plan & Randvoorwaarden
4.3 Landschapsplan
4.4 Verkeer & Parkeren
4.5 Effecten Van De Verplaatsing
Hoofdstuk 5 Beleid & Regelgeving
5.1 Nationaal Beleid
5.2 Provinciaal Beleid
5.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 6 Milieu- & Omgevingsaspecten
6.1 Milieu
6.2 Waterhuishouding
6.3 Flora & Fauna
6.4 Cultureel Erfgoed
6.5 Leidingen
6.6 Vrijwaringszone Langs Snelwegen
6.7 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 7 Juridisch Plan
7.1 Algemeen
7.2 Systematiek
7.3 Bestemmingen & Regelingen
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
8.1 Algemeen
Hoofdstuk 9 Overleg & Inspraak
9.1 Overleg
9.2 Inspraak
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Vrijwaringszone Langs Snelwegen
Bijlage 2 Notitie Beoordeling Stikstof
Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

Rijksweg 3 te Budel

Bestemmingsplan - Gemeente Cranendonck

Vastgesteld op 04-02-2025 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Rijksweg 3 te Budel' met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1 van de gemeente Cranendonck;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw welk gebouw (door de vorm) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsactiviteiten:

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

1.8 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.9 bedrijfswoning/ dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zich daarvan door zijn constructie en architectonisch opzicht onderscheid;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop het verkopen en of leveren aan personen die die goederen kopen voor gebruik verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps of bedrijfsactiviteit;

1.20 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 halfrond dak:

een dak bestaande uit een gebogen dakvlak;

1.22 hoofdgebouw:

een (deel van een) gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken;

1.23 industrieel verhuisbedrijf

een bedrijf dat zich bezig houd met het verhuizen van industriële machines of installaties, complete productielijnen of volledige ondernemingen tussen twee of meer locaties.

1.24 internethandel

een vorm van dienstverlening, waarbij de handel voornamelijk plaatsvindt via een elektronische transactie en/of via internet, en geen sprake is van uitstalling ten verkoop (showroom)

1.25 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.26 overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.27 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.28 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.29 vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.30 voorgevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

  • gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel;
  • gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand;

1.31 waterhuishoudkundige doeleinden:

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang, voorzieningen voor de waterhuishouding e.d.;

1.32 water/watergang:

een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang;

1.33 Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, Stb. 2006, 566, zoals gewijzigd bij de Wet van 24 mei 2007, Stb. 2007, 271 (grondexploitatie), inclusief de door de Tweede Kamer op 1 januari 2008 aanvaarde wijzigingen in het kader van de Invoeringswet (TK 2007-2008, 30 938, A);

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse/ voorste/ achterste bouwperceelgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse/ voorste/ achterste bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil:

  1. 1. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Niet-agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Niet-agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een industrieel verhuisbedrijf;
  2. b. ondersteunende activiteiten ten dienste van het verhuisbedrijf:
    1. 1. opslag;
    2. 2. internethandel;
  3. c. met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen zoals: waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van water, waterberging en infiltratie en verhardingen, parkeerplaatsen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Groen - Landschappelijke Inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het aanbrengen en instandhouden van groen/landschapselement overeenkomstig Bijlage 1Landschapsplan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten" het beleid is gericht op behoud van de biotoop van amfibieën (door bescherming van poelen, verspreide bomen, struwelen), kleine zoogdieren (door bescherming van ruigten, struwelen, houtsingels, ruige slootkanten), planten (goede waterkwaliteit, geen verstoorde bodem), dagvlinders (door bescherming van kleinschalig landschap, kruiden- en bloemrijke perceelsranden en bermen, ruigten en soortenrijke overgangssituaties van grasland naar struweel of bos), (struweel)vogels (door bescherming van bosjes, houtwallen, hagen, kruidenrijke bermen en perceelsranden);
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. en met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding

5.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een 150 kV hoogspanningsleiding, masten en (veiligheidsvoorzieningen.
  2. b. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels;

  1. a. op of in de in dit artikel bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen van maximaal 2 meter hoog.
  2. b. Op of in de in dit artikel bedoelde gronden zijn geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen en bouwwerken;
  3. c. indien bestaande gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a. genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  3. c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a. indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Wijziging landschapsplan

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels bij de diverse enkelbestemmingen door af te wijken van de vereiste landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bepaald in een Bijlage 1 Landschapsplan of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap heeft minimaal de omvang en kwaliteit zoals het landschapsplan dat onderdeel uitmaakt van deze regels.

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Afwijkende maatvoering

Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan.

9.2 Hydrologisch neutraal ontwikkelen

Uitbreidingen van verhard oppervlak vinden plaats volgens het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen.

Artikel 10 Algemene Procedureregels

Bij het stellen van nadere eisen ingevolge een in dit plan opgenomen bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen, nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:

  1. a. het ontwerpbesluit strekkende tot nadere eisen ligt gedurende 4 weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt tevoren bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de in de gemeente gebruikelijke wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen tegen het ontwerpbesluit kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders; het kenbaar maken van zienswijzen kan via elektronische weg geschieden;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het in gebruik nemen van het perceel conform de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving is uitsluitend toegestaan als:

  1. a. er op het bouwperceel is voorzien in regenwaterberging, welke regenwater vertraagd infiltreert en werkend aanwezig is.
  2. b. de waterberging als bedoeld in sub a heeft een bergingsopgave van ten minste 0,06 m³ per vierkante meter dakoppervlak en terreinverharding.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Rijksweg 3.

Bijlagen

Bijlage 1 Landschapsplan

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Van Meijl Techniek B.V. is een bedrijf dat zich bezig houdt met het verhuizen van de inboedel van fabrieken en andere bedrijven. Tevens houdt het bedrijf zich bezig met het opslaan en op kleine schaal verkopen van machines via internet. Het bedrijf is op dit moment gevestigd op twee locaties; de hoofdlocatie aan De Branten 13 in Soerendonk en een tweede locatie in Hamont – Achel te België. De vestiging van Van Meijl Techniek B.V. op de locatie De Branten 13 in Soerendonk is niet meer toereikend voor de bedrijfsactiviteiten en is niet passend in haar omgeving; de gemeente Cranendonck heeft aangegeven dat de locatie niet geschikt is en geeft voorkeur aan verplaatsing van het bedrijf naar een nieuwe bedrijfslocatie.

De initiatiefnemer heeft het voornemen om zijn bedrijf te verplaatsen naar de aangekochte voormalige agrarische locatie aan de Rijksweg 3 te Budel.

Hiertoe is een principeverzoek opgesteld dat is besproken in de raadsvergadering van 5 oktober 2021. De gemeenteraad heeft ingestemd met het formele verzoek, waarbij een aantal voorwaarden zijn gesteld aan de ontwikkeling.

Binnen de vigerende bestemmingsplanregels ter plaatse van het plangebied is de ontwikkeling niet rechtstreeks mogelijk. Derhalve is dit bestemmingsplan opgeteld. Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, de regels met bijlagen en een verbeelding. Er wordt aangesloten bij de regels van de bestemmingsplannen ‘Buitengebied’ en ‘Herziening buitengebied’ waarbij deze zijn toegespitst op de beoogde ontwikkeling. Deze toelichting dient als motivering bij de te volgen procedure.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Cranendonck, direct grenzend aan de op- en afrit van de A2. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Budel, sectie K, nummers 572 en 250. De twee percelen hebben samen een omvang van 26.700 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0001.jpg"
Luchtfoto met plangebied rood omcirkeld (bron: google maps)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

De planologische situatie voor het gehele buitengebied is vastgelegd in het geldend bestemmingsplan “Buitengebied”, zoals vastgesteld op 8 december 2009 door de raad van de gemeente Cranendonck. Tevens is op 13 september 2011 een correctieve herziening van het bestemmingsplan buitengebied vastgesteld.

Huidige locatie - De Branten 13 Soerendonk

Op de huidige locatie aan De Branten 13 heeft het perceel een omvang van 10.275 m2. Op een deel van het plangebied ligt een bestemming 'Wonen' van circa 6.000 m2. De overige gronden van circa 4.000 m2 hebben een enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - 1'. De gronden met de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - 1' worden in strijd met het bestemmingsplan gebruikt voor het stallen van trucks en opleggers van het bedrijf. De gronden beschikken niet over een bouwvlak. Het oprichten van bebouwing, plaatsen van verharding of stalling van voertuigen ten behoeve van niet niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0002.png"
Uitsnede verbeelding “Buitengebied” De Branten 13, zoals vastgesteld op 8 december 2012

Nieuwe locatie - Rijksweg 3 Budel

De in het plangebied opgenomen gronden hebben hierin de enkelbestemming “Agrarisch met waarden - 1” met functieaanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwetsbare soorten” en de gebiedsaanduidingen 'gebiedsaanduiding reconstructiewetzone – verwevingsgebied'. Aangrenzend aan het bouwvlak hebben een deel van de gronden de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanningsverbinding'.

Volgens het bestemmingsplan Buitengebied is aan de percelen een agrarisch bouwvlak toegekend. Het agrarisch bouwvlak heeft een omvang van ca 5.550 m2. Ter plaatse is uitsluitend een agrarisch bedrijf toegestaan met één bedrijfswoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0003.jpg"
Uitsnede verbeelding “Buitengebied” Rijksweg 3 te Budel, zoals vastgesteld op 8 december 2012

De vestiging van een niet-agrarisch bedrijf past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt medewerking te verlenen aan het verzoek. Derhalve dient een partiële herziening van het bestemmingsplan te worden opgesteld.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het bedrijfs- en gebiedsprofiel; het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 4 wordt het voorgenomen plan beschreven;
  • in hoofdstuk 5 het ruimtelijke beleidskader dat van toepassing is op het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod;
  • in hoofdstuk 7 volgt de beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • in hoofdstuk 8 komt de economische uitvoerbaarheid aan bod;
  • in hoofdstuk 9 tenslotte worden de resultaten uit overleg en inspraak besproken en behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Huidige Locatie - De Branden 13 Soerendonk

Het bedrijf is nu gevestigd aan De Branden 13 te Soerendonk. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Budel, sectie B, nummer 2724 m2. Het perceel heeft een omvang van 10.275 m2. Op een deel van het plangebied ligt een bestemming 'Wonen' van circa 6.000 m2. De overige gronden van circa 4.000 m2 hebben een enkelbestemming 'Agrarisch met waarden - 1'. Op dit moment wordt circa 4.000 m2 van de gronden enkelbestemming 'Agrarische met waarden -1' gebruikt voor het buitenpandig stallen van vrachtwagens (trucks met opleggers'), in afwijking van het bestemmingsplan. Deze grond worden al sinds 2005 gebruikt door het bedrijf Van Meijl techniek op deze wijze en in deze omvang. In navolgende figuur is een luchtfoto opgenomen uit 2007 van het gebruik van de gronden. De strijdige functie wordt sinds die tijd passief gedoogd door de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0004.jpg"
Luchtfoto uit 2007 (bron: topotijdreis.nl)

De locatie is niet toereikend voor de bedrijfsactiviteiten, is niet passend in haar omgeving en wordt gebruikt in afwijking van het vigerend bestemmingsplan. De gemeente Cranendonck heeft aangegeven dat de locatie niet geschikt is voor een dergelijk bedrijf en geeft voorkeur aan verplaatsing van het bedrijf naar een nieuwe bedrijfslocatie.

Met sanering van het bedrijf worden alle voorzieningen zoals de verharding verwijderd zodat de gronden weer qua gebruik past in de agrarische bestemming.

De huidige locatie aan De Branden 13 te Soerendonk maakt geen onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan omdat er geen wijziging van de bestemming nodig is. In navolgende hoofdstukken richten zich uitsluitend op de beoogde nieuwe locatie aan de Rijksweg 3 te Budel.

2.2 Nieuwe Locatie - Rijksweg 3 Budel

Het plangebied aan de Rijksweg 3 te Budel is gelegen in het buitengebied van de gemeente Cranendonck, direct grenzend aan de op- en afrit van de A2. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Budel, sectie K, nummers 572 en 250. De twee percelen hebben samen een omvang van 26.700 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0005.png"
Luchtfoto huidige situatie plangebied en kadastrale situatie (bron: kadviewer.map5.nl)

Het perceel beschikt over een agrarisch bouwvlak van circa 5.550 m2. Het agrarisch bouwvlak heeft een vreemde vorm. Deze vorm is te verklaren omdat het bouwvlak destijds is afgestemd op de bebouwing die er stond. Op dit moment is op het perceel geen bebouwing aanwezig. In het verleden heeft er een bedrijfswoning met bedrijfsbebouwing gestaan die is afgebrand. De vervallen bebouwing is daarna verwijderd in afwachting van een nieuwe invulling. Tot op heden is deze nieuwe invulling uitgebleven en ligt het terrein braak. Door het jarenlang ongebruikt laten neemt de beplanting langzamerhand het perceel over.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0006.png"
Luchtfoto van het plangebied in 2009 (bron: topotijdreis.nl)

De landschappelijke waarden van deze locatie zijn gering. Wel is de erfaanplant voor een groot deel behouden gebleven, waardoor met name aan de wegzijde een gemengd beplantingsbeeld behouden is, van inmiddels fors uitgegroeide bomen en struiken. De beplanting zorgt, met name in de zomermaanden, voor een gesloten karakter van het perceel.

Hoofdstuk 3 Bedrijfs- En Gebiedsprofiel

3.1 Bedrijfsprofiel

Van Meijl Techniek is specialist in fysieke distributie van exceptionele goederen en machines ten behoeve van complete bedrijfsverhuizingen. Het bedrijf is uitgegroeid tot een internationaal opererend bedrijf. Het bedrijf heeft drie personen in vaste dienst en één persoon op oproepbasis. Het bedrijf bestaat uit onderstaande bedrijfsonderdelen:

Hoofdtak - industriele verhuizingen op maat

Het bedrijf houdt zich bezig met verhuizingen op maat van:

  • complete fabrieksverhuizingen;
  • productielijnen (complexe formatie van diverse industriële machines, werkruimten en montageplaatsen die zijn opgesteld in een bepaalde volgorde);
  • machines;
  • vaartuigen.

Op de te verlaten locatie worden machines en productielijnen compleet vervoerd naar de nieuwe locatie of eerst gedemonteerd en op de nieuwe bestemming van de klant weer gemonteerd en werkend opgeleverd.

Het bedrijf is dus verantwoordelijk voor het demonteren, verhuizen en monteren van industriële machines of installaties. In veel gevallen zal het gaan om grote machines of installaties, die door middel van uitzonderlijk transport verhuisd worden. Dit houdt in dat er ook sprake kan zijn van een chauffeur exceptioneel transport, hijsbegeleider en transportbegeleiders.

Aanvullende diensten

Van Meijl Techniek heeft voor de klanten waarvoor Van Meijl Techniek de verhuizing van complete fabrieken en productielijnen verzorgt onderstaande aanvullende dienst :

- Opslag ten dienste van het industrieel verhuisbedrijf

Het komt voor dat een deel van machines die verhuist worden door Van Meijl Techniek nog niet terecht kunnen op de nieuwe vestigingslocatie van de klant. Van Meijl Techniek zorgt er voor dat machines tijdelijk opgeslagen worden. Hiervoor dient het bedrijf te beschikken over een loods, waar machines tijdelijk in depot wordt geplaatst, indien dit ter overbrugging nodig is (tussen het weghalen op de ene locatie en kunnen plaatsen op de nieuwe andere locatie). De opslag kent een tijdelijk karakter. Het betreft het tijdelijk stallen van uiteenlopende verhuiswaar (zoals gedemonteerde productielijnen en andere fabrieksonderdelen). Er vindt geen opslag van machines plaats voor andere doelgroepen dan de klanten waarvoor Van Meijl Techniek de verhuizing verzorgt. Evenmin is sprake van maakindustrie. Het arbeidsproces op de opslaglocatie is dan ook als arbeidsextensief te kenschetsen. Het arbeidsintensieve deel van de werkzaamheden vindt plaats op de locatie van de klant.

- verkoop via internet ten dienste van het industrieel verhuisbedrijf

Ook heeft het bedrijf regelmatig machines in opslag en te koop die niet mee verhuisd worden naar een nieuwe locatie van de klant. Dit betreft de verkoop van machines via internet (webwinkel). Ongeveer 95% van de machines wordt online verkocht.

Wagenpark

Het wagenpark dat ingezet wordt voor de verhuizing bestaat uit:

  • 3 trucks (het zelfrijdende deel van een vrachtwagen-opleggercombinatie);
  • 9 opleggers (aanhangwagens/diepladers/trailers die zijn bestemd om aan een van de 3 trucks te worden gekoppeld),

Per dag zijn er 3 combinaties, bestaande uit trekker en een opleggers, op pad om de verhuizing van bedrijven te verzorgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0007.jpg"
Foto's wagenpark

Verder beschikt het bedrijf over diverse heftrucks etc. voor het laden en lossen van de machines.

3.2 Noodzaak Tot Verplaatsing

De initiatiefnemer is eigenaar van het bedrijf Van Meijl Techniek bv. Het bedrijf is op dit moment gevestigd op twee locatie, te weten aan De Branten 13 in Soerendonk en in Hamont – Achel te België. Vanuit bedrijfsmatig oogpunt is dit niet praktisch. Op De Branten 13 heeft het perceel geen passende (bedrijfs)bestemming. De gemeente acht de locatie aan De Branten 13 niet geschikt voor dit bedrijf. Het bedrijf maakt gebruik van grote vrachtwagens en in de omgeving zit een soortgelijk bedrijf waar ook gebruik wordt gemaakt van (grote) vrachtwagens. Dit leidt tot de nodige problemen omtrent de verkeersafwikkeling en onveilige verkeerssituaties. Om bij de snelweg te komen moet het vrachtverkeer via de bebouwde kom van Soerendonk. Tevens is de Soerendonk een landweg waar het lastig is voor grote vrachtwagens om elkaar te passeren, daar waar voertuigen elkaar tegemoet komen. Het behoud en uitbreiden van het bedrijf is op deze locatie dan ook niet wenselijk. De gemeente heeft kenbaar gemaakt het bedrijf graag verplaatst te zien naar een meer passende locatie.

3.3 Locatiekeuze

De locatiekeuze is weloverwogen tot stand gekomen. Hierbij hebben navolgende overwegingen aan ten grondslag gelegen.

Voor het verhuisbedrijf is het op korte afstand liggen van het perceel van op- en afritten naar de snelweg de belangrijkse locatiecriteria. Het betreft hier een bedrijf met 'wortels' in het bedrijfsleven van de gemeente Cranendonck. Zowel de eigenaar als de gemeente wil graag hervestiging van het bedrijf binnen de gemeente Cranendonck.

Het bedrijf zou betreft bedrijfsuitstraling op zich passen op een bedrijventerrein, echter sluit het bedrijf qua arbeidsintensiteit niet aan bij de bedrijvigheid die zich normaliter op een bedrijventerrein bevindt. Dat komt met name omdat het geen maakindustrie betreft en de arbeidsintensieve taken op locatie plaatsvinden. Het gros van de activiteiten op de beoogde thuislocatie betreft opslag en stalling. De gemeente Cranendonck en omliggende gemeenten sturen aan op invulling van beschikbare percelen op een bedrijventerrein naar hoogwaardig gebruik, met een goede intensiteit aan arbeidsplaatsen per vierkante meter, een intensief ruimtegebruik en een hoge bebouwingsdichtheid. Dat gebruik sluit beter aan bij bedrijven met een productiematig karakter.

Hiervan is geen sprake bij dit bedrijf. Het aantal arbeidsplaatsen is beperkt aangezien er slechts 3 werknemers zijn. Verder is sprake van een extensief gebruik van de ruimte. De loods wordt gebruikt voor opslag van machines die tijdelijk opgeslagen worden voor het bedrijf, waarvoor Van Meijl techniek die verhuizing verzorgt of machines die verkocht worden via internet, waarvan de opslag relatief statisch is. Verder is er sprake van een lage bebouwingsdichtheid (14%) naar ratio van de omvang van het perceel. Het bedrijf dient te beschikken over een perceel met veel verharding ten behoeve van het parkeren van trucks en opleggers op het buitenterrein en het manoeuvreren met verschillende laadcombinaties en opleggers in de loods of naar de parkeerplaatsen. Van de 8.202 m2 aan bedrijfsoppervlak is slechts 3.750 m2 bebouwd. Dit is een bebouwingspercentage van maar net iets meer dan 40%.

Naar aard van de bedrijvigheid is het bedrijf vergelijkbaar met een categorie-2 bedrijf. Het betreft hier geen bedrijf dat door optredende milieubelasting thuistoort op een bedrijventerrein.

Doordat het bedrijf behoefte heeft aan een bedrijfslocatie met een relatief groot onbebouwd terrein is grond op een bedrijventerrein kostbaar. Voor een hoogwaardig bedrijventerrein is het onbenut laten van bebouwingsmogelijkheden eveneens een ongewenste ontwikkeling.

Uit een verkenning van het aanbod aan bedrijfslocaties gedurende de afgelopen 1,5 jaar (o.a. via 'mijn bedrijfslocaties') blijkt dat er in de omgeving geen adequate locaties beschikbaar zijn voor het vestigen van een bedrijf met een lage arbeidsintensiteit en een behoefte aan een relatief groot volume voor stalling op het buitenterrein. Er worden in de omgeving geen geschikte nieuwe bedrijfspercelen uitgegeven. Zo zijn nagenoeg alle percelen op Airpark in optie uitgegeven of verkocht. Bestaande bedrijfslocaties zijn niet geschikt in verband met de hoge bebouwingsdichtheid van bestaande bedrijfspercelen. Er is onvoldoende onbebouwde ruimte om vrachtwagens te laten manoeuvreren en gedurende de nacht te stallen. Vanwege de lage intensiteit aan arbeidsplaatsen per vierkante meter, het extensief ruimtegebruik en lage bebouwingsdichtheid willen de onderzochte gemeenten een bedrijf als Van Meijl techniek liever niet vestigen op de bedrijventerreinen in hun gemeente.

Verder kan worden gesteld dat door sprake is van een behoefte die niet aansluit bij de bestaande bedrijventerreinen er geen sprake is van concurrentie met bedrijventerreinen in de omgeving.

Geconcludeerd kan worden dat vestiging op een bedrijventerrein is niet mogelijk doordat het bedrijf niet voldoet aan de vestigingsvoorwaarden voor vestiging op een bedrijventerrein van omliggende gemeente die betrekking hebben op een goede intensiteit aan arbeidsplaatsen per vierkante meter, een intensief ruimtegebruik en een hoge bebouwingsdichtheid. Hiermee is er geen sprake van oneerlijke concurrentie met bedrijventerreinen in de omgeving.

3.4 Gebiedsprofiel

3.4.1 Functionele structuur omgeving

Het buitengebied waarin de planlocatie aan de Rijksweg 3 te Budel is gelegen kenmerkt zich door de aanwezigheid van een menging van functies, waaronder agrarische bedrijven, burgerwoningen en niet-agrarische bedrijven. In de nabije omgeving is tevens een militair terrein gelegen. Ten oosten van het plangebied is een rundveebedrijf (Rijksweg 5), ten zuiden een melkveebedrijf (Rijksweg 2) en ten westen een perceel met een woonbestemming (Rijksweg 1). Bovenal wordt de omgeving gedomineerd door de Rijksweg A2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0008.jpg"
Omliggende functies

Betekenis voor het voornemen

Een niet-agrarisch bedrijf past in de functionele kenmerken van het gebied. Het gebied is niet aangewezen als ontwikkelingsgebied voor de landbouw, natuurontwikkeling of recreatie. Een niet-agrarisch bedrijf zonder bedrijfswoning vormt geen belemmering voor de omliggende functies. Een andere functie, zoals 'wonen' of een herstart van de veehouderij is niet wenselijk vanwege de ligging tot enerzijds de A2 en anderzijds een Natura-2000 gebied.

3.4.2 Kenmerken omgeving

Het betreft hier geen standaard rustig buitengebied vsnwege de ligging tegen de snelweg aan. De rand van het perceel ligt op circa 14 meter van de snelweg (vluchtstrook) en op slechts 10 meter van de berm van de snelweg. Tussen de snelweg en de rand van het perceel ligt nog een lokale parellelweg, te weten de Rijksweg. De snelweg en haar op- en afritten hebben een directe invloed op de omgeving op navolgende wijze:

  • een visuele impact: de snelweg is een landschapsontsierend element, dat van grote invloed is op de ruimtelijke kwaliteit en specifiek de belevingswaarde van het gebied;
  • de snelweg versnippert het landschap en staat de ontwikkeling van veel (potentiele) omgevingskwaliteiten in de weg;
  • gebruikswaarde van het gebied: nabij de snelweg is sprake van aanzienlijke geluidshinder. De gebruiksmogelijkheden van de omgeving en specifiek het perceel zijn hierdoor beperkt.

Betekenis voor het voornemen

Er is geen sprake van een rustig gelegen buitengebied ver van alle stedelijk functies zoals een bebouwde kom of grote infrastructuur maar een gebied waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de ligging tegen de snelweg en haar op- en afritten. Een niet-agrarisch en arbeidsextensief bedrijf is passend in het gebied en leidt niet tot een afbreuk in het gebied. Het terrein wordt niet ingericht als zichtlocatie, maar het terrein en de bebouwing wordt volledig groen omkaderd. Vanaf de snelweg en het achterliggende gebied is de loods nauwelijks waarneembaar. In de regels van dit bestemmingsplan worden voorwaardelijke verplichtingen opgenomen waarmee zeker wordt gesteld dat de bebouwing en de landschappelijke inpassing hieraan voldoet. Daarnaast krijgt het perceel door de nieuwe functie weer een passende invulling zodat verrommeling en andere ongewenste activiteiten worden voorkomen.

3.4.3 Landschap

Landschappelijk is er in Cranendonck grofweg een vierdeling te maken. De oostzijde is een aaneengesloten bosgebied gelegen. Rond de kernen Budel, Soerendonk, Gastel en Maarheeze ligt het landschap van de oude bouwlanden, onderling gescheiden door beekdalen. Het overige deel van het buitengebied bestaat uit heideontginningen.

Het plangebied is onderdeel van een jong ontginningsgebied. Voor deze ontginning bestond het gebied uit uitgestrekte heidevelden, maar door ruilverkavelingen zijn de eigenschappen (en bijbehorende omgevingskwaliteiten) van het landschap grotendeels verdwenen. Rechte wegen en een open vlakte, met grootschalige en strakke percelen, vormen nu het landschapsbeeld. Enkele bosschages, bomenrijen, struweelstroken en waterlopen zorgen voor enige afwisseling in het landschap in de omgeving van het plangebied.

Betekenis voor het voornemen

In de omgeving is relatief weinig bebouwing en de bebouwing ligt verspreid in het landschap, maar erven zijn wel grootschalig en rationeel opgebouwd. De korrelgrootte van de nieuwe ontwikkeling past in dit grootschalige landschap. In jonge heideontginning is soms sprake van enkele waardevolle open gebieden waar ook geen/weinig bebouwing aanwezig is. Daar is in de omgeving van het plangebied geen sprake van door de aanwezigheid van een agrarisch bedrijf, gelegen aan de doodlopende zijweg die aansluit op de Rijksweg en de plannen voor de komst van zonneveld Aardbrandsven van 76,5 hectare, waarvan 49 ha. ingericht is met zonnepanelen. Door de beoogde groene omlijsting van het bouwplan en het gebogen dak van het bedrijfspand kent het geheel een beperkte visuele impact. Deze bouwwijze en de benodigde kwaliteitsverbetering is geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

3.5 Locatiekenmerken

Het betreft hier een voormalige agrarische bedrijfslocatie waar alle bebouwing is gesloopt na de brand. Vanuit financieel oogpunt is het ondenkbaar dat de gronden met een agrarisch bouwvlak en bijbehorende bouwmogelijkheden teruggegeven wordt aan de landbouw of het landschap. Ondanks de bebouwing reeds gesloopt is dient het agrarisch bouwvlak gezien te worden als een agrarische bedrijfslocatie waarvoor gezocht is naar hergebruikmogelijkheden.

Enkele specifieke locatiekenmerken zorgen er voor dat de voormalige agrarisch bedrijfslocatie ongeschikt is voor veel andere functies. Het betreft onderstaande kenmerken:

a. Ligging nabij Natura 2000-gebied

Het agrarisch bouwvlak is voor nagenoeg alle agrarische bedrijfsvormen ongeschikt als hervestigingslocatie als gevolg van de ligging nabij een Natura 2000-gebied en de aanduiding van het gebied als 'Beperkingen veehouderij' in het provinciaal beleid. Tevens worden omliggende gronden beschouwd als kwalitatief slechte landbouwgrond.

b. Geluidszone snelweg

Het perceel beschikt over een agrarisch bouwvlak met bijbehorende bouwmogelijkheden maar het terrein ligt al lange tijd braak. Herbestemming van het perceel voor een woonbestemming is niet mogelijk omdat opnieuw oprichten van de gesloopte (bedrijfs-)woning vanwege de ligging nabij de snelweg niet mogelijk is. De locatie valt voor vele ondernemers af als (her)vestigingslocatie omdat er oprichten van een woning niet mogelijk is. Dit terwijl nagenoeg alle ondernemers van een niet-agrarisch bedrijf, agrarisch verwant- of technisch bedrijf, maatschappelijk- of recreatief bedrijf behoefte hebben aan een woning.

c. Ontbreken van bebouwing

Alle voormalige bedrijfsbebouwing is gesloopt na de brand. Dit betekent dat er geen bedrijfsbebouwing meer aanwezig is die eenvoudig en zonder hoge kosten hergebruikt kan worden voor een andere functie.

d. Belemmeringen hoogspanningsmast

Over het perceel loopt de kabels van de hoogspanningsmast. Rondom de leidingen is een strook van 50 meter waarbinnen geen bebouwing opgericht mag worden. De aanwezigheid van deze dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' leidt er toe dat voor bedrijven met veel bebouwing deze locatie niet geschikt is.

Betekenis voor het voornemen

De ligging nabij Natura 2000-gebied, het ontbreken van de mogelijkheid om een bedrijfswoning op te richten, het ontbreken zorgen er voor dat de voormalige agrarisch bedrijfslocatie ongeschikt is voor veel andere functies maar wel geschikt is voor het verhuisbedrijf Van Meijl Techniek. Het perceel sluit aan bij de eisen van de initiatiefnemer omdat het nabij de (oprit van) de snelweg ligt en een grote omvang kent. Het bedrijf heeft geen behoefte aan andere faciliteiten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Het Voornemen

Initiatiefnemer heeft de vrijkomende agrarische bedrijfslocatie aan de Rijksweg 3 gekocht om er zijn bedrijf naar toe te verplaatsen. Op de huidige locatie aan De Branten 13 wordt het bedrijf beeindigd.

Voor vestiging van het bedrijf dient de bestaande agrarische bedrijfsbestemming aan de Rijksweg 3 gewijzigd te worden naar een bestemming 'Bedrijf - niet agrarisch'. Het betreft een verhuisvervoerbedrijf met hieraan ondergeschikt de tijdelijke opslag van machines en verkoop van machines via internet. Navolgend wordt dit verder toegelicht.

Industrieel verhuisbedrijf als hoofdtak

Functie

Het verzorgen van industriële verhuizingen op maat vormt de hoofdtak van het bedrijf. Op het terrein vinden voor deze hoofdtak geen activiteiten plaats. Overdag zijn de trucks met een deel van de opleggers op locatie. In de avond en nacht worden de trucks met opleggers over het algemeen terug gereden naar het bedrijf aan de Rijksweg en daar op het buitenterrein gestald.

Erfinrichting

Het wagenpark bestaat uit:

  • 3 trucks (het zelfrijdende deel van een vrachtwagen-opleggercombinatie);
  • 9 opleggers (aanhangwagens/diepladers/trailers die zijn bestemd om aan een van de 3 trucks te worden gekoppeld),

Per dag zijn er 3 combinaties, bestaande uit trekker en een opleggers, op pad om de verhuizing van bedrijven te verzorgen. De overige opleggers/diepladers/trailers blijven bij het bedrijf, waar ze geparkeerd worden op het verharde buitenterrein, dat ingericht wordt als parkeerplaats voor de trucks en opleggers. Dit betekent dat het bedrijf dient te beschikken over een ruim bestemmingsvlak waar voldoende ruimte is voor het parkeren van de trucks en opleggers op het verharde buitenterrein. De verkeersbewegingen zijn relatief beperkt en vinden voornamelijk voor- en na de spits plaats.

Bebouwing

Ten behoeve van het verhuisbedrijf dient er te worden beschikt over een klein kantoor met kantine, vergaderruimte en magazijn.

Aanvullende diensten

Het industrieel verhuisbedrijf heeft een tweetal ondersteunende activiteiten, te weten het tijdelijk in depot plaatsen van verhuiswaar en internethandel. Deze twee functies hebben een beperkte bedrijfsmatige omvang en zijn ondergeschikt aan de hoodtak, te weten het industrieel verhuisbedrijf.

a. Opslag ten dienste van het industrieel verhuisbedrijf

Functie
Van Meijl techniek biedt aan de klanten, waarvoor Meijl Techniek B.V. de verhuizing verzorgd, de mogelijkheid verhuiswaar tijdelijk op te laten slaan aan de Rijsweg 3. Het betreft het tijdelijk in depot plaatsen van uiteenlopende verhuiswaar (zoals gedemonteerde productielijnen en andere fabrieksonderdelen), indien dit ter overbrugging nodig is (tussen het weghalen op de ene locatie en kunnen plaatsen op de nieuwe andere locatie). Er vindt geen opslag van machines plaats van derden. Gemiddeld staan er zo'n 140 machines opgeslagen.

Deze vorm van tijdelijke opslag is relatief statisch en leidt nauwelijks tot extra verkeersbewegingen. De machines komen aan het eind van de dag mee met een van de trucks met opleggers mee die de betreffende dag is ingezet voor de verhuizing van de fabriek/bedrijf.

b. Internethandel ten dienste van het verhuisbedrijf
Functie
Ook heeft Van Meijl Techniek regelmatig machines in opslag en te koop die niet mee verhuisd worden naar een nieuwe locatie van de klant. Dit betreft de verkoop van machines uitsluitend via internet (webwinkel). Producten worden digitaal (virtueel) gepresenteerd. Klantcontacten vinden vrijwel uitsluitend per e-mailbericht of telefonisch plaats. Er is geen showroom, waarin de machines geëtaleerd en verkocht worden. Er is geen afhaalpunt. Van Meijl Techniek verzorgt de bezorging van de aankoop per vrachtwagen aan de koper.

Circa 95% van de verkoop wordt online verkocht waarbij er geen sprake is van fysiek contact op de locatie. Daar waar er noodzaak toe is wordt de mogelijkheid geboden om op afspraak het bedrijf te bezoeken om heel gericht de machine waar interesse naar is te bekijken en de mogelijkheden te bespreken. Er komt gemiddeld slecht 1 klant per dag op het terrein (=overige 5%). De loods waar de machines staan opgeslagen heeft niet de uitstraling van een winkelopstelling waar producten staan uitgestald maar van een opslagloods. Er is geen kassa of andere winkelvoorzieningen.

Gemiddeld bezit het bedrijf circa 125 machines voor de verkoop. Doorgaans staan de machines lang in de loods voor ze via internet gekocht wordt omdat het machines zijn voor een specifieke doelgroep. Dit betreffen vooral metaalbewerkingsmachines zoals draaibanken, ponsmachines, freesmachines en zaagmachines.

Het betreft dus opslag voor internetverkoop, met een beperkte mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken op afspraak. Door het ontbreken van een showroom, kassa, afhaalpunt etc. betreft het een niet-publieksgerichte voorziening. Het bedrijf kan alleen op afspraak bezocht worden. Dit is gemiddeld slechts één klant per dag. De internethandel heeft dus een zeer beperkte aantrekkende werking van bezoekers van het terrein en vergt weinig parkeerruimte op het terrein. De ruimtelijke representatie en effecten zijn van een andere aard dan reguliere detailhandel. De internethandel heeft geen effecten op de detailhandelsstructuur en consumentenverzorging. Er is geen behoefte om deze tak verder te ontwikkelen.

Bebouwing t.b.v. de aanvullende diensten

Voor het tijdelijk in depot plaatsen van verhuiswaar en de opslag van producten die via internet verkocht worden wordt een loods opgericht van 3.375 m2. Circa 2.300 m2 van de loods wordt benut voor het tijdelijk opslag van machines. Het oppervlakte dat gebruikt wordt voor de opslag van machines voor de verkoop via internet fluctueerd maar zal gemiddeld circa 1.500 m2 bedragen. Een deel van de loods wordt ingericht als kantoor met kantine, vergaderruimte en magazijn.

Erfinrichting t.b.v. de aanvullende diensten

De verhuiswaar, zoals machines, wordt opgeslagen in de loods ten behoeve van de internethandel of het tijdelijke in depot plaatsen van verhuiswaar als overbrugging van de verhuizing van een fabriek/bedrijf. Om te kunnen laden en lossen in een van de drie deuren aan de achterzijde van de loods met vrachtwagens is veel manoeuvreerruimte nodig. Dit betekent dat het bedrijf dient te beschikken over een ruim bestemmingsvlak dat kan worden verhard voor parkeer- en manoeuvreerruimte.

4.2 Stedenbouwkundig Plan & Randvoorwaarden

Rekening houdend met de programmatische behoeften van het bedrijf, is voor de locatie een terreinzonering uitgewerkt, waarbinnen de bedrijfsonderdelen ten opzichte van elkaar logisch gepositioneerd zijn en waarbij een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd. Het plan voor de ruimtelijke opzet, landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap is hierna toegelicht. Daarbij wordt ingegaan op de verschillende aspecten die worden genoemd door de Regiekamer.

Het schetsontwerp is weergegeven in de onderstaande afbeelding

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0009.png"
Schetsontwerp

Het terrein wordt ingericht met onderstaande onderdelen:

a. Bedrijfsgebouw

Het bedrijf dient in het plangebied te beschikken over een loods. De loods wordt gebruikt voor het tijdelijk in depot plaatsen van machines van klanten die nog niet verhuisd kunnen worden naar de nieuwe vestigingslocatie van de klant. Tevens wordt het bedrijfsgebouw benut voor de verkoop via internet van machines van klanten die niet mee verhuizen naar de nieuwe vestigingslocatie. Een deel van de loods wordt ingericht als kantoor. Het kantoor komt aan de straatzijde zodat er zicht is vanuit het kantoor op wie het terrein op komt. He kantoor zal naar verwachting circa 20 m2 groot zijn. Tevens wordt een deel van de loods aan de zijde van de Rijksweg ingericht als kantine, vergaderruimte en magazijn.

De bedrijfsbebouwing bestaat uit een hal van ca. 75 x 50 meter, verdeeld in 3 maal 25 x 50 meter, en is in totaal 3.750 m2 groot. Omdat met hoge, grote vrachtwagens de loods ingereden moet worden en met hefkranen de lading er afgehaald moet worden is het noodzakelijk dat een deel van de loods op zijn hoogste punt 10 hoog moet zijn. Ook al betreft het hier een locatie tegen de snelweg aan, toch is het niet wenselijk er een zichtlocatie van te maken met een industriele uitstraling. Om een blokkendoos met een industriele uitstraling te voorkomen wordt gekozen voor een rond dakvlak. Tevens is gekozen voor een kruidenrijk grasdak, waardoor het gebouw opgaat in het landschap.

Het gebouw wordt voorzien van een rond aflopend dak, zodat onder het dak veel opslaghoogte gerealiseerd kan worden. Dit is nodig om met kraanbanen de zware materialen in en uit de opslag te kunnen plaatsen. Aan de zijkanten van het gebouw worden ca 3 meter brede overstekken voorzien, zodat laden en lossen overdekt kan plaatsvinden. Rond het gebouw wordt een 8 meter brede obstakelvrije verkeersruimte voorzien, om ook aan de zijkanten van het gebouw te kunnen laden en lossen.

De logistieke hal staat circa 60 meter vanaf de weg. Het bedrijf is dan ook vanuit de zijde A2 beperkt zichtbaar. Per saldo wordt slechts 14% van het perceel bebouwd.

b. Entree

De toegang vanaf de straatzijde is gekozen onder het tracé van de hoogspanning, daar waar geen hoger opgaande beplanting wordt toegestaan en daar waar vanuit beheer en onderhoud het praktisch is om vanuit de ruimte tevens zo veel als mogelijk obstakelvrij bij deze leidingen te kunnen komen. Hier wordt om meerdere redenen een ruime entree gerealiseerd, waardoor het bedrijf voor de incidentele bezoeker wel bereikbaar en vindbaar wordt, maar dan ook alleen ter hoogte van die entree. Omdat het bedrijf de verhuizingen doet met uiteenlopende opleggercombinaties en incidenteel vrachtwagens tijdelijk in depot geplaatste verhuismaterialen (zoals gedemonteerde productielijnen en andere fabrieksonderdelen) komen laden of lossen, wordt er bij de entree, buiten het hekwerk, een vrij toegankelijke opstelruimte gecreëerd voor 3 vrachtwagens.Deze kunnen dan naast de vrije doorgang naar de dieper op het terrein gelegen poort tijdelijk parkeren, zodat ze van de openbare weg af zijn. Deze ruimte maakt het mogelijk om ruim en met voldoende vrij zicht het terrein op en af te kunnen rijden. Tevens is er voldoende vrij zicht om veilig het terrein op en af te kunnen rijden, ook wanneer deze rustige verkeersroute in de toekomst wordt opgewaardeerd tot fietsroute. Overigens is het dagelijks verkeer van en naar de locatie beperkt tot vrachtverkeer dat in de vroege ochtend de locatie verlaat en aan het einde van de werkdag terug komt. Bezoek door derden is incidenteel. Het aantal verkeersbewegingen is daarmee ook zeer beperkt (de verhuiswagens zijn gedurende de dag onderweg en niet op locatie). Omdat het terrein tegen diefstal en andere criminaliteit beveiligd dient te zijn, is er aan het einde van deze vrij toegankelijke entree een poort voorzien, die gecontroleerd toegang geeft naar het terrein. Dat bedrijfserf wordt ontsloten aan de wegzijde, onder de hoogspanningslijn.

c. Verkeersruimte en parkeerterrein

Achter de poort is aan een centrale verkeersruimte (onder de hoogspanningslijn) van voldoende maat benodigd om met vrachtwagencombinaties te kunnen draaien en keren, trailers en opleggers te stallen en te kunnen laden en lossen bij de bedrijfshal (bedrijfsruimte en inpandige opslag van over te huizen materialen).

Aan de linker zijde van de entree is een strook vrachtwagenparkeren voorzien voor de specialistische en uiteenlopende trailers en opleggers die het bedrijf in wisselende samenstelling gebruikt. Vandaar dat altijd een deel van de trailers niet in gebruik is en een deel wel. Voor alle trailers dient op eigen terrein een parkeervoorziening te zijn. Het parkeerterrein biedt ruimte voor het parkeren de drie trucks met 9 opleggers en het parkeren van personenauto's van het het personeel en klanten.

Op verzoek van de gemeente is bij de inrit voor de poort plek voor het opstellen van 3 vrachtwagens die het terrein op willen na de poort op slot gaat. Omdat het bedrijf de verhuizingen doet met uiteenlopende opleggercombinaties en incidenteel vrachtwagens tijdelijk in depot geplaatste verhuismaterialen (zoals gedemonteerde productielijnen en andere fabrieksonderdelen) komen laden of lossen, wordt er bij de entree, buiten het hekwerk, een vrij toegankelijke opstelruimte gecreëerd voor maximaal 3 vrachtwagens.

d. Landschap- en waterelementen

Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, waterretentie en aanvullende natuur- en landschapsmaatregelen. Het onderdeel 'landschap' is nader toegelicht in paragraaf 4.3.

Bouwvlak en bestemmingsvlak

De terreinzonering, waarbinnen de bedrijfsonderdelen ten opzichte van elkaar logisch gepositioneerd zijn en waarbij een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd, resulteert in:

  • een bouwvlak van 3.750 m2 ten behoeve van het bouwen van de loods. Er wordt geen andere bebouwing opgericht. De loods wordt voorzien van een bouwblok op maat, dat strak rondom de loods wordt gelegd.
  • een bestemmingsvlak 'Bedrijf - Niet Agrarisch' van 8.402 m2, waarbinnen alle verharding wordt gesitueerd ten behoeve van de entree, het parkeren van de trucks met opleggers en de benodigde manoeuvreerruimte om in- en uit de loods en de parkeervakken te rijden.
  • een bestemmingsvlak 'Groen - Landschappelijke inpassing' van 18.293 m2 ten behoeve van de landschappelijke inpassing, kwaliteitsverbetering van het landschap en waterretentie.
afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0010.png"
Beoogde planologische situatie

4.3 Landschapsplan

Er wordt voorzien in een landschappelijke inpassing, waterretentie en aanvullende natuur- en landschapsmaatregelen in het kader van de kwaliteitsverbetering van het landschap (artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant). Door de omvang van het nieuwe bestemmingsvlak wordt zwaarder verevend. Op basis van de vereiste tegenprestatie is een landschapsplan opgesteld. Het landschapsplan is opgenomen in bijlage 1 van de regels en in deze paragraaf nader toegelicht. In paragraaf 5.2.2 (Interim omgevingsverordening Noord-Brabant) is de berekening opgenomen van de benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap en investeringsomvang ten behoeve van de realisatie van het groen zoals opgenomen in het landschapsplan op basis van de STIKA-systematiek.

In paragraaf 4.2 is het schetsontwerp weergegeven. In de navolgende figuur is een zijaanzicht en een doorsneden weergegeven. In het zijaanzicht is inzichtelijk gemaakt hoe de locatie er uit komt te zien vanaf de Rijksweg A2. De eerste doorsnede is een noordwest-zuidoost doorsnede. De tweede doorsnede is een zuid-noord doorsnede.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0011.png"
Landschapsplan
afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0012.png"
Aanzicht
afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0013.png"
Doorsnede

De aanwezige beplanting vormt de basis voor een ruimtelijk casco dat verder gecompleteerd wordt tot een alzijdige groene en dichte erfrand. Daarbinnen kan het bedrijf worden gevestigd, op een wijze dat dit vanuit de omgeving nauwelijks zichtbaar zal zijn. Door de randen van het erf te verdichten met opgaande beplanting, behoudt het erf zijn blokvormige karakter dat passend is op deze locatie en in dit landschap. Robuuste randen van opgaand groen, maken een op zichzelf staande ruimtelijke indeling binnen het perceel, in de vorm van het bedrijfserf, mogelijk.

De randen van het plangebied zijn omsloten met groen. Om dit beeld te bereiken, wordt de bestaande opgaande beplanting vrijwel geheel behouden, waardoor aan de straatzijde en de zijdelingse perceelsgrenzen reeds een volwassen beplantingsstructuur aanwezig is. Deze wordt aangevuld, daar waar er ruimte is, met een 8 meter brede robuuste en gemengde groene haag, bestaande uit meerdere plantrijen. Deze zullen aan de zijdelingse erfranden en aan de achterzijde leiden tot een aaneengesloten dichte aanplant. Hierdoor is het bedrijf alleen zichtbaar waar dat functioneel is (aan de entreezijde) en nauwelijks vanuit het landschap. Deze alzijdige dichte omplanting maakt het mogelijk om de bedrijfsbeveiliging (ontoegankelijk zijn van buitenaf) met landschappelijk passende middelen en daarachter een hekwerk te realiseren. Het erf vormt een gesloten groen kavel, waarin de bedrijvigheid een introverte, ruimtelijk niet relevante inpassing krijgt.

Op het terrein is aan de voorzijde een bestaande vijver gelegen, die vergroot zal worden. Al het hemelwater zal naar deze vijver worden gevoerd, zodat dit volledig op eigen terrein kan worden geborgen en kan infiltreren. Door de vijver groter te maken dan benodigd is voor de waterretentie-opgave, zal de peilfluctuatie beperkt blijven en zal de vijver ook van ecologische betekenis kunnen zijn; iets wat ook nu reeds spontaan is ontstaan.

De aanplant van struweel aan de randen van het terrein, zal bestaan uit een inheemse menging van soorten, meer-rijig, zodat een landschappelijk diverse en ecologisch waardevolle brede groene rand rond het terrein ontstaat. Omdat de bedrijfsactiviteiten op het terrein zeer extensief en bepekt zijn, zal er op het terrein in de bestaande groenstructuren en in de nieuw te realiseren robuuste groene randen ene spontane ecologische ontwikkeling kunnen ontstaan. De dichte en diverse groenstructuur vormt een waardevolle aanvulling in dit open cultuurlandschap.

De landschappelijke waarden van deze locatie zijn gering. De dominante nabijheid van de A2 en over de locatie kruisende hoogspanningslijn, maken dat de infrastructuur bepalend is voor het ruimtelijke beeld. De locatie maakt deel uit van een relatief open en weids landschap waarin erven vaak verder uit elkaar gelegen zijn en tussenliggend aaneengesloten grotere agrarische percelen liggen. De planlocatie vormt zo'n erf, waarbij na een brand de bebouwing geheel verdwenen is. Wel is de erfaanplant voor een groot deel behouden gebleven, waardoor met name aan de wegzijde een gemengd beplantingsbeeld behouden is, van inmiddels fors uitgegroeide bomen en struiken.

a. Entree

De entree wordt aan de belendende zijden door opgaand groen ingepast, waardoor er ter hoogte van de poort een doorzicht is naar het terrein, maar het overige deel van het erf niet zichtbaar zal zijn.

b. Bedrijfsgebouw

Het bedrijfsgebouw wordt aan de rechter zijde van de entree voorzien, tussen de bestaande hoog uitgegroeide boomgroepen en struwelen. Daardoor blijft aan de straatzijde een brede groene zone behouden, die het zicht naar de bedrijfshal wegneemt.

Het dak wordt uitgevoerd in groen sedumdak met daklichten, zodat het gebouw, voor zover zichtbaar (in de wintermaanden), toch een groen aanzien heeft in deze landelijke omgeving. De naar de A2 te richten gevel wordt visueel afgeschermd door de bestaande beplanting op het voorterrein. De lage goten aan de oost- en westgevel met daarboven het oplopende groen dak, zorgen voor een groen aanzicht vanuit de aanrijdrichtingen over de A2, waarbij incidenteel tussen beplanting door een zicht naar de locatie zou kunnen zijn. De gevels zullen nauwelijks of niet zichtbaar zijn door de relatief lage gootlijnen van het gebouw en de omringende brede groene terreinranden, die ruim kunnen uitgroeien. De laad- en losvoorzieningen zijn vooral in de oostelijke en zuidelijke gevels van het gebouw voorzien, die vanuit de omgeving het minst zichtbaar zijn. Om daar laden en lossen goed mogelijk te maken, worden daar voldoende ruime verhardingen voorzien, waarop vrachtwagens ook kunnen keren en insteken.

De landschappelijke inpassing, kwaliteitsverbetering van het landschap en waterretentie wordt in het bestemmingsplan voorzien van een bestemming 'Groen'. Het gebied met de bestemming 'Groen' heeft een omvang van 18.293 m2. Om dit te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het is niet praktisch dat de aanleg van de inpassing en kwaliteitsverbetering al moet zijn gebeurd voor de bouw van het bedrijfsgebouw. Daarom wordt hieraan een termijn van 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gekoppeld.

4.4 Verkeer & Parkeren

Het bedrijf is nu gevestigd aan de Branten 13 in Soerendonk; deze vestiging leidt tot ongewenste vrachtbewegingen door de kern en een woonwijk (en verkeersbewegingen door Budel naar de tweede locatie in Hamont). Verplaatsing van het bedrijf vanuit de huidige locaties heeft een positief effect op de verkeerssituatie in Soerendonk en Budel. Wel zal de ontwikkeling leiden tot een verandering van de verkeersbewegingen op de Rijksweg ten opzichte van de huidige, feitelijke situatie. De Rijksweg is momenteel niet meer ingericht als doorgaande weg en meegenomen in een studie naar een nieuwe snelfietsroute. Dit vraagt om een nadere onderbouwing.

Lokale verkeersstructuur

De locatie is door de initiatiefnemer bewust uitgezocht vanwege de gunstige ligging ten opzichte van omliggende infrastructuur (nabijheid van de op- en afrit van de A2) en de wens om het bedrijf te vestigen op een locatie waar de vervoersbewegingen van het bedrijf niet leiden tot overlast voor omwonenden. De afstand tot de doorgaande Randweg-Oost is slechts 650 m; het verkeer rijdt daarbij parallel aan de snelweg langs één andere bedrijfslocatie. De korte ontsluiting richting de snelweg zorgt ervoor, dat de vervoersbewegingen geen effect hebben op de verkeersafwikkeling op omliggende stroomwegen (doorgaande wegen).

De Rijksweg is ter plekke geen doorgaande verbindingsweg, maar een erfontsluitingsweg met een snelheidslimiet van 60 km/uur. Aan de kant van De Hoge Weg sluit de weg aan op de Kerkstraat. Doorgaand landbouw- en vrachtverkeer is daar, onder andere vanwege het onoverzichtelijk kruispunt bij het snelwegviaduct, niet gewenst. Het bedrijfsverkeer van en naar de agrarische locaties rijden daarom via het zuiden naar de A2. De Rijksweg wordt ter plekke gebruikt voor de ontsluiting van de agrarische bedrijven Rijksweg 2, Rijksweg 3 en Rijksweg 5. Daarnaast wordt de weg gebruikt voor de ontsluiting van de woning Rijksweg 1 en alle verkeer van en naar het buurtschap Het Laar in zuidelijke richting.

Bedrijfsspecifieke verkeersgeneratie

Het voornemen zal leiden tot een lichte toename van verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige planologische situatie is ter plekke sprake van een agrarisch bedrijf (met bijbehorende verkeersbewegingen). Wanneer het voormalig agrarisch bedrijf op de locatie Rijksweg 3 weer zou worden doorgestart, zou dit leiden tot aan- en afvoer van bijvoorbeeld uitgangsmaterialen, mest en landbouwproducten. Daarnaast zou sprake zijn van landbouwverkeer van en naar omliggende agrarische percelen. In plaats van de doorstart van het landbouwbedrijf wordt de locatie met het voorliggend voornemen omgezet tot een niet-agrarische bedrijfslocatie. Het bedrijf van de initiatiefnemer richt zich op het verhuizen, opslaan en verkopen van machines. Aangezien sprake is van een specifieke bedrijfstak, vraagt dit om een specifieke toelichting.

Het bedrijf heeft zich gespecialiseerd in het vervoeren van grote machines en productielijnen. Vanuit het bieden van vervoer van en naar externe locaties is ook de vraag ontstaan van klanten om grote machines tijdelijk op te slaan. Tijdens een grote verhuizing kan het voorkomen dat op de locatie van klanten tijdelijk geen plaats is voor grote machines. Initiatiefnemer biedt zijn klanten de ruimte om deze grote machines voor bepaalde tijd bij hem op locatie op te slaan. Dankzij het bieden van deze service kan Van Meijl Techniek B.V. een volledige bedrijfsverhuizing verzorgen.

De opslag bestaat onder andere uit machines, productielijnen of fabrieksinstallaties. De machines staan lang opgeslagen voor ze verkocht worden of worden verhuisd naar de nieuwe locatie van de klant. Het gaat doorgaans om grote volumes. Machines kunnen tijdens een grote bedrijfsverhuizing een aantal maanden op locatie van Van Meijl Techniek B.V. staan. De tijdelijke opslag van machines voor klanten en opslag van machines voor de verkoop is daarom relatief statisch. De bedrijfsvoering brengt in verhouding tot het bedrijfsoppervlak relatief weinig verkeersbewegingen met zich mee.

Het dagelijks verkeer van en naar de locatie beperkt zich tot vrachtverkeer dat in de vroege ochtend de locatie verlaat en aan het einde van de werkdag terug komt. Bezoek door derden is incidenteel. Het bedrijf heeft zelf drie vrachtwagens in eigendom en verricht daarmee transportbewegingen tussen externe locaties. Gedurende de dag is geen sprake van een constante vervoersstroom van en naar het terrein. In de verhuisbranche start de werkdag vroeg. 's Ochtends zullen de vervoersbewegingen daarom met name plaats vinden tussen 05:00 uur en 06:00 uur. Gemiddeld over de gehele dag zullen circa 8 vrachtwagens het terrein aandoen (waarvan 3 eigen wagens). In totaal is daarom sprake van circa 16 verkeersbewegingen per dag met vrachtwagens. Er werken slechts een beperkt aantal werknemers op locatie; de bedrijfslocatie bestaat voornamelijk uit opslag.

Op de nieuwe bedrijfslocatie wordt wel een groter parkeerterrein ingericht voor opleggers en laadcombinaties. Omdat elke verhuisbeweging anders is, is voor elke verhuisbeweging specifiek materieel noodzakelijk. De drie eigen vrachtwagens maken gebruik van verschillende opleggers, die in de avond- en nachtperiode allemaal aanwezig zijn op de bedrijfslocatie.

Verkeersafwikkeling

Er wordt gebruik gemaakt van grote voertuigen (vrachtwagens). Echter is de aanwezige infrastructuur en de verkeersafwikkeling richting doorgaande wegen hiervoor geschikt. De verkeersafwikkeling vindt plaats via de Rijksweg naar het zuidoosten richting afrit op- en afrit 37 Budel. De ligging van de planlocatie aan de parallelweg van de A2, op korte afstand van de op- en afrit, maakt het een zeer geschikte locatie voor bedrijvigheid waarbij gebruik gemaakt wordt van vrachtwagens.

Op de navolgende afbeelding is te zien dat een route van circa 650 m moet worden afgelegd, voordat het vrachtverkeer op de randweg van Budel komt, direct nabij de aansluiting met de A2. De Rijksweg betreft in de huidige situatie al een ontsluitingsweg. De Rijksweg heeft een breedte van 4,25 meter. Gelet op de bestaande verkeersintensiteit (beperkte aanwezigheid omliggende bedrijven en woningen) is het aantal tegenliggers beperkt. initiatiefnemer laat voor zijn rekening een wegdeel verbreden zodat zwaar verkeer elkaar in goede orde kan passeren.

De vrachtwagens ondervinden geen problemen bij het maken van de draai ter plekke van de aansluiting van de Rijksweg op de Randweg-Oost.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0014.jpg"
Ontsluitingsroute bedrijfslocatie Rijksweg 3 naar de Randweg-Oost (Google Maps)

De opzet van de entree wordt zo vormgegeven dat sprake is van een verkeersveilige situatie. De entree wordt voldoende breed om met goed zicht op de Rijksweg veilig het terrein op en af te kunnen rijden, ook wanneer deze rustige verkeersroute in de toekomst wordt opgewaardeerd tot fietsroute.

Snelfietsroute

Er is een onderzoek gaande naar het aanleggen van snelfietsroutes in de gemeente Cranendonck. Een van de optionele tracés in dit onderzoek is de Rijksweg. Wanneer de Rijksweg in de toekomst zal worden opgewaardeerd tot fietsroute leidt dit 's ochtends slechts beperkt tot 'dubbelgebruik' van de weg door fietsers en vrachtverkeer. De verkeersbewegingen zullen hoofdzakelijk aan- en afrijden in de vroege ochtend (tussen 05:00 uur en 06:00 uur). Wanneer de Rijksweg in gebruik zal worden genomen als doorgaande fietsroute tussen Weert en Eindhoven, moet – ook wanneer sprake is van een autonome ontwikkeling van het plangebied en directe omgeving – rekening gehouden worden met de functie van de Rijksweg als ontsluiting voor de bedrijven Rijksweg 2, Rijksweg 3 en Rijksweg 5. De Rijksweg wordt niet gebruik als fietsroute voor schoolgaande kinderen en is vanwege de ligging naast de snelweg A2 geen aantrekkelijke recreatieve route. Het is eventueel mogelijk om bij de inrichting van de nieuwe bedrijfslocatie rekening te houden met de aanleg van een vrijliggend fietspad voor een snelfietsroute. Daarmee kan worden gesteld dat het gebruik van de Rijksweg door de vrachtwagens die het bedrijf in gebruik heeft, niet leidt tot negatieve effecten op de verkeersveiligheid.

Indien in de toekomst blijkt dat een herinrichting van de Rijksweg noodzakelijk is ten behoeve van de doorfietsverbinding ten gevolge van de vestiging van zijn bedrijf op de planlocatie moet de initiatiefnemer in de anterieure overeenkomst zich conformeren aan het betalen van extra kosten voor de inrichting van de doorfietsverbinding. De initiatiefnemer zal, indien noodzakelijk, hiertoe nadere afspraken maken met de gemeente.

Parkeren

Er wordt een parkeerplaats ingericht op eigen terrein met 12 grote parkeervakken. Hier worden de 3 trucks met 9 opleggers gestald. Er is ruimte gereserveerd voor 12 parkeerplaatsen voor trucks en opleggers met een omvang van 4 x 16 meter.

Op het parkeerterrein is ook ruimte voor het parkeren van 4 personenauto's van het personeel en de sporadische bezoekers.

Tevens voorziet het plan in het realiseren van drie parkeerplaats op eigen terrein voor de poort naar het terrein, die 's avonds sluit. Op deze manier kunnen vrachtwagens die aankomen om te laden of lossen voor het openen van de poort daar tijdelijk parkeren. Dit voorkomt overlast in de buurt door het parkeren voor woningen van derden etc. Voor de toegangspoort van het terrein wordt ruimte vrijgehouden voor tenminste drie vrachtwagens.

4.5 Effecten Van De Verplaatsing

De verplaatsing van het bedrijf aan De Branten 13 te Soerendonk naar de Rijksweg 3 te Budel heeft een positief effect op navolgende onderdelen:

Planologisch

Op de huidige locatie van het bedrijf aan De Branten 13 wordt een terrein van 4.000 m2 gesaneerd dat werd gebruikt in strijd met het bestemmingsplan. Na sanering wordt het terrein weer gebruikt zoals passend is in het bestemmingsplan (agrarisch grond).

Ruimtelijk

Op de huidige locatie van het bedrijf aan De Branten 13 is een terrein van 4.000 m2 in gebruik als stalling voor de trucks en opleggers en buitenopslag. Het terrein is verhard en heeft een eigen inrit met poort. Het perceel heeft hierdoor een industriele uitstraling, die niet passend is door de ligging van het perceel in de entree van het dorp en tussen woonbestemmingen. De gemeente Cranendonck heeft dan ook aangegeven dat de locatie niet geschikt is en geeft voorkeur aan verplaatsing van het bedrijf naar een nieuwe bedrijfslocatie. Sanering van het terrein van 4.000 m2 leidt tot een aanzienlijke kwaliteitsverbetering ter plaatse.

Op de te vestigen locatie aan de Rijksweg 3 is de ruimtelijke impact beperkt doordat:

  • er geen sprake is van een rustig gelegen buitengebied ver van alle stedelijk functies zoals een bebouwde kom of grote infrastructuur maar een gebied waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de ligging tegen de snelweg en haar op- en afritten. Een niet-agrarisch bedrijf met een loods van 3.750 m2 en een buitenterrein waar vrachtwagens en opleggers worden gestald leiden niet tot een afbreuk in het gebied.
  • de korrelgrootte van de nieuwe ontwikkeling past in dit grootschalige landschap en er geen sprake is van een waardevolle open jonge ontginningsgebied;
  • er geen sprake is van een ruimtelijke uitstraling van de bedrijfsactiviteit omdat deze inpandig gebeurt. Verder is er geen uitstraling buiten de loods voor wat betreft geur, geluid, fijnstof en gevaar;
  • de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in het verleden reeds is gesloopt. Met sloop van deze bebouwing heeft er thans al een kwaliteitsverbetering plaatsgevonden.
  • het perceel wordt voorzien van een landschappelijke inpassing. Hierdoor wordt de bebouwing vanuit het buitengebied aan het zicht onttrokken en de ruimtelijke kwaliteit versterkt.
  • op het perceel diverse andere maatregelen worden genomen om de kwaliteitsverbetering van het landschap te versterken. De kwaliteitsverbetering zoals opgenomen in het landschapsplan is aanzienlijk groter dan gevraagd wordt aan tegenprestatie om de zogenaamde bestemmingsplanwinst te compenseren;
  • De ontwikkeling heeft een positief effect op het woon- en leefklimaat ter plaatse door sanering van het agrarisch bouwvlak met mogelijkheden voor het vestigen van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • Het verhuisbedrijf is momenteel gevestigd aan De Branten 13. De locatie is niet meer toereikend voor de bedrijfsactiviteiten, is niet passend in haar omgeving en wordt gebruikt in afwijking van het vigerend bestemmingsplan. Met sanering van een terrein van 4.000 m2 aan De Branten 13 is sprake van een aanzienlijke kwaliteisverbetering ter plaatse.
  • Door het perceel een nieuwe passende invulling te geven wordt verrommeling en andere ongewenste activiteiten voorkomen.

Bovengenoemde punten resumerend kan worden gesteld dat de functie naar aard, verschijningsvorm en omvang passend is in het buitengebied en de omgeving.

Verkeer

Het bedrijf is nu gevestigd aan De Branten 13 in Soerendonk. Deze vestiging leidt tot ongewenste vrachtbewegingen door de kern en een woonwijk (en verkeersbewegingen door Budel naar de tweede locatie in Hamont). De verplaatsing van het bedrijf vanuit de huidige locaties heeft een positief effect op de verkeerssituatie in Soerendonk en Budel. Op de Rijksweg 3 leidt de ontwikkeling niet tot verkeersproblemen. Indien in de toekomst het bedrijf leidt tot knelpunten rondom het gebruik van een eventueel aan te leggen snelfietsroute heeft de initiatiefnemer in de anterieure overeenkomst zich geconformeerd aan het betalen van extra kosten voor de inrichting van de doorfietsverbinding.

Hoofdstuk 5 Beleid & Regelgeving

5.1 Nationaal Beleid

5.1.1 Nationale Omgevingsvisie

Het Rijk heeft de Nationale Omgevingsvisie opgesteld voor de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is een gedeelde verantwoordelijkheid van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale politiek-bestuurlijke aandacht. De nationale belangen zijn in veel gevallen sectoraal. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten. Deze vier integrale prioriteiten betreffen:

  1. a. Klimaat & Energie; ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. b. Duurzame economie; duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. c. Stad & Regio; sterke en gezonde steden en regio’s;
  4. d. Landelijk gebied; toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

In deze vier prioriteiten komen complexe, omvangrijke en dringende opgaven samen, die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Politieke en maatschappelijke keuzes zijn vooral daar nodig, om op deze prioriteiten voortgang te boeken op een manier die draagvlak heeft en bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Centraal in te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Het belangrijkste spanningsveld in die afwegingen is dat tussen beschermen en ontwikkelen. Om aan dit afwegingsproces richting te geven worden drie afwegingsprincipes gehanteerd. Deze zijn:

  1. 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  2. 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  3. 3. Afwentelen wordt voorkomen.

Betekenis voor het voornemen

Dit bestemmingsplan heeft door omvang en aard van de ontwikkeling geen betrekking op de geformuleerde nationale belangen. De beoogde herbestemming heeft geen betrekking op de geformuleerde nationale belangen. Herbestemming van het plangebied vloeit voort een gewenste herbestemming van een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Dit draagt op gemeentelijk niveau bij aan het realiseren van een toekomstbestendig landelijk gebied.

5.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.


Betekenis voor het voornemen

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

5.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012.

Betekenis voor het voornemen
In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

5.1.4 Ladder duurzame verstedelijking

Daarnaast is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Hiervoor moeten dan 3 stappen worden doorlopen:

  1. 1. er wordt beschreven dat een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte (trede 1);
  2. 2. er wordt beschreven in hoeverre de behoefte zoals beschreven in trede 1 binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2);
  3. 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen wordt aanvullend beschreven in hoeverre locaties buiten bestaand stedelijk gebied passend ontsloten zijn of zodanig worden ontwikkeld, gebruik makend van verschillende middelen van vervoer.

De eerste vraag is echter: is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling? Het begrip stedelijke ontwikkeling is als volgt gedefinieerd: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”. In de totstandkoming van deze bepaling1 is opgenomen dat de ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen, zodat overheden nieuw te realiseren stedelijke ontwikkelingen standaard dienen te motiveren.

Uit jurisprudentie blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2, dient deze ontwikkeling in beginsel als een stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die onderbouwd moet worden met een ladderonderzoek wordt bepaald door de exacte omvang van de nieuwe bebouwing en het bouwvlak in relatie tot de planologisch toegestane bebouwing binnen het huidige agrarische bouwvlak in het huidige bestemmingsplan.

Betekenis voor het voornemen .

Het voornemen betreft het saneren van een terrein van 4.000 m2 aan verharding waar op dit moment trucks en opleggers worden gestald. Op de te vestigen locatie wordt een voormalige agrarische bedrijfslocatie herbestemd naar een bedrijfsbestemming. Het agrarisch bouwvlak heeft een omvang van circa 5.550 m2. Het vigerend bestemmingsplan staat bedrijfsbebouwing toe binnen het agrarisch bouwvlak zonder restrictie omtrent de totale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing. Planologisch is het dus toegestaan het bouwvlak volledig vol te bouwen, waarbij alleen rekening gehouden moet worden met minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens. Deze planologische situatie vormt het vertrekpunt.

Huidige situatie Nieuwe situatie
Ruimtebeslag
Saneringslocatie 4.000 m2 t.b.v. bedrijfsfunctie Sanering t.b.v. bedrijfsfunctie en in gebruik nemen van gronden als landbouwgrond - 4.000 m2
Vestigingslocatie Bestemmingsvlak
5.550 m2
Bestemmingsvlak 8.402 m2 + 2.852 m2 bestemmingsvlak
Verkleining van 1.148 m2
Bebouwing
Saneringslocatie n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Vestigingslocatie Bouwmogelijkheden conform bestemmingsplan:
*bedrijfsbebouwing zonder maximale maatvoering in het bouwvlak van 5.550 m2.
*bedrijfswoning van 750 m3 + bijgebouwen van 90 m2
Bouwmogelijkheden conform bestemmingsplan:
*3.750 m2 bedrijfsbebouwing
*Geen bedrijfswoning met bijgebouwen
- 1.800 m2 bouwmogelijkheden
Afname bouwmogelijkheden van 1.800 m2

Er is sprake van een verkleining van het ruimtebeslag van 1.148 m2 en afname van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan voor de Rijksweg 3 gaat bieden ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 1.800 m2. De ontwikkeling wordt niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling en het uitvoeren van een ladderonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

  1. 1. Nota van Toelichting; Stb. 2012, 388

5.2 Provinciaal Beleid

5.2.1 Brabantse Omgevingsvisie

Op 14 december 2018 is de Brabantse Omgevingsvisie in werking getreden. De basisopgave van de Brabantse Omgevingsvisie is: ‘Werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit’. Voor 2030 is het doel om voor alle aspecten te voldoen aan de wettelijke normen. Brabant heeft dan een aanvaardbare leefomgevingskwaliteit. Voor 2050 is het doel om een goed leefomgevingskwaliteit te hebben door op alle aspecten beter te presteren dan wettelijk als minimumniveau is bepaald. De visie noemt een vijftal hoofdopgaven:

  1. 1. De basis op orde: veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit zijn van essentieel belang om goed te kunnen wonen, werken en leven in Brabant.
  2. 2. Brabantse energietransitie: om Brabant op termijn energieneutraal te maken moeten we minder energie gebruiken en meer duurzame energie op gaan wekken.
  3. 3. Slimme netwerkstad: de manier waarop we ons verplaatsen verandert en we stellen andere eisen aan steden. Dit heeft gevolgen voor het netwerk van steden en dorpen.
  4. 4. Klimaatproof Brabant: als gevolg van klimaatverandering krijgen we meer extremen in temperatuur en neerslag. Hoe gaan we deze gevolgen aanpakken?
  5. 5. Concurrerende, duurzame economie: Brabant wil top kennis- en innovatieregio blijven, waarbij de omslag naar een circulaire economie nodig is en digitalisering steeds belangrijker wordt.

Elk van de vijf hoofdopgaven van de Brabantse Omgevingsvisie is uitgewerkt in specifieke aandachtspunten. Voor de beoogde ontwikkeling speelt het volgende aandachtspunt 'meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik' een rol. De provincie gaat uit van meervoudig en zorgvuldig ruimtegebruik. Het herbestemming van een voormalige agrarische bedrijfslocatie draagt bij aan zuinig ruimtegebruik en wordt de claim op de schaarse ruimte zo beperkt mogelijk gehouden.

Betekenis voor het voornemen

Met het voornemen vindt functiewijziging plaats van een veehouderij naar een niet-agrarisch bedrijf gelijk te stellen aan milieucategorie 2. Met deze wijziging wordt een nieuwe economische drager gefaciliteerd. De nieuwe functie wordt zorgvuldig landschappelijk ingepast in de omgeving De nieuwe bedrijfsvoering past in de omgeving en er wordt een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd (zie hoofdstuk 6). Daarmee past het voornemen binnen de gemengde plattelandseconomie en sluit het daarmee aan bij de Provinciale Structuurvisie Noord-Brabant.

5.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Interim omgevingsverordening vastgesteld. Inmiddels betreft de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (geconsolideerd augustus 2023) de laatste aanpassing. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant geeft bindende regels die bij ruimtelijke ontwikkelingen in acht genomen moeten worden. De provincie Noord-Brabant wil met haar regels aansluiten op de werkwijze van de Omgevingsvisie en de Omgevingswet. Daarom is ervoor gekozen om de verschillende provinciale verordeningen voor de fysieke leefomgeving samen te voegen tot een Interim omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er alleen inhoudelijke wijzigingen zijn doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals bijvoorbeeld het diep, rond en breed kijken van de omgevingsvisie. De regels voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn ontleend aan de Verordening ruimte Noord-Brabant.

Betekenis voor het voornemen

Het plangebied is binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant aangeduid als gelegen binnen de structuur ‘Landelijk gebied’. Hierbinnen is het plangebied aangeduid als gelegen binnen het ‘Gemengd landelijk gebied’ Daarnaast is het plangebied in de Interim Omgevingsvergunning tevens aangeduid met de aanduidingen ‘Beperkingen veehouderij’, 'verbod uitbreiding veehouderij' en ‘Stalderingsgebied’. Deze aanduidingen geven bindende regels voor ontwikkelingen van de veehouderij.

Navolgende figuur geeft een uitsnede uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant waarop de ligging van het plangebied is aangeduid op de basiskaart Landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0016.jpg"
Uitsnede verbeelding IOV (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Door de ligging van het plangebied in een gebied met de aanduiding 'Beperking veehouderij' en 'verbod uitbreiding veehouderij' en het ontbreken van bebouwing op het perceel is het agrarisch bouwvlak niet geschikt voor hergebruik voor een veehouderij.

Binnen het plangebied wordt een voormalige agrarische bedrijfslocatie herbestemd naar een niet agrarisch bedrijf. Voor herbestemming van de voormalig agrarische bedrijfswoning zijn specifiek de regels onder artikel 3.72 uit de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant van toepassing. Tevens dient voldaan te worden aan de regels voor kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 3.73 Vestiging niet-agrarische functie in Landelijk gebied

Niet-agrarische functies in Landelijk gebied kunnen zich vestigen op een bestaand bouwperceel. Belangrijke randvoorwaarde voor het toelaten van dergelijke functies is dat de ontwikkeling past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waar de locatie ligt. Middels onderhavige ontwikkeling is sprake is van een kleinschalige ontwikkeling die past in een gemengde omgeving. Navolgend wordt de ontwikkeling getoetst aan de kaders van artikel 3.73.

In dit artikel zijn navolgende regels opgenomen:

Lid 1

Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied kan voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. a. de vestiging past binnen de ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
    1. 1. een gebiedsgerichte benadering welke activiteiten en functies passen in de omgeving;
    2. 2. welke effecten de mogelijke ontwikkeling heeft op andere aspecten, waaronder mobiliteit, agrarische ontwikkeling, leefbaarheid en leegstand elders;
    3. 3. hoe de vestiging bijdraagt aan het versterken van de omgevingskwaliteit, waaronder een bijdrage aan de sloop van overtollig en leegstaand vastgoed in het Landelijk gebied.
  2. b. er vindt geen splitsing van het bouwperceel plaats;
  3. c. overtollige bebouwing wordt gesloopt;
  4. d. de vestiging heeft geen betrekking op:
    1. 1. een kantoor met baliefunctie;
    2. 2. lawaaisport;
    3. 3. mestbewerking.

Het betreft hier het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf in het landelijk gebied op een bestaand bouwperceel. Op het moment van schrijven is er geen gebiedsvisie opgesteld voor de omging van het plangebied. Indien in de toekomst noodzaak wordt geacht voor het opstellen van een gebiedsvisie zal de gemeente Cranendonck hier nader afstemmingsoverleg over voeren met provincie Noord-Brabant.

Desalniettemin wordt onderhavige ontwikkeling passend geacht. Het buitengebied waarin de planlocatie aan de Rijksweg 3 te Budel is gelegen kenmerkt zich door de aanwezigheid van een menging van functies, waarbinnen een bedrijfsbestemming passend is. Het betreft hier geen standaard rustig buitengebied door de ligging tegen de snelweg aan. De snelweg en haar op- en afritten hebben een directe invloed op de omgeving op navolgende wijze:

  • een visuele impact: de snelweg is een landschapsontsierend element, dat van grote invloed is op de ruimtelijke kwaliteit en specifiek de belevingswaarde van het gebied;
  • de snelweg versnippert het landschap en staat de ontwikkeling van veel (potentiele) omgevingskwaliteiten in de weg;
  • gebruikswaarde van het gebied: nabij de snelweg is sprake van aanzienlijke geluidshinder. De gebruiksmogelijkheden van de omgeving en specifiek het perceel zijn hierdoor beperkt;
  • Voor het beoogde te vestigen bedrijf heeft de A2 juist een positief effect, te weten de nabijheid van een passende ontsluiting en infrastructuur.

Een niet-agrarisch bedrijf is passend in het gebied en leidt niet tot een afbreuk in het gebied. Het terrein wordt niet ingericht als zichtlocatie maar het terrein en de bebouwing wordt volledig groen omkaderd. Vanaf de snelweg en het achterliggende gebied is de loods nauwelijks waarneembaar. In de omgeving is relatief weinig bebouwing en de bebouwing ligt verspreid in het landschap, maar erven zijn wel grootschalig en rationeel opgebouwd. De korrelgrootte van de nieuwe ontwikkeling past in dit grootschalige landschap.

Op de huidige locatie van het bedrijf aan De Branten 13 wordt een terrein van 4.000 m2 gesaneerd dat werd gebruikt in strijd met het bestemmingsplan. Na sanering wordt het terrein weer gebruikt zoals passend is in het bestemmingsplan (agrarisch grond). Door sanering van het terrein aan De Branten 13 wordt ter plaatse een verkeerskundig knelpunt opgelost. Op de te vestigen locatie aan de Rijksweg 3 is de ruimtelijke impact beperkt doordat:

  • er geen sprake is van een rustig gelegen buitengebied ver van een stedelijk woonmilieu zoals een bebouwde kom of kern, maar een gebied waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de ligging tegen de snelweg en haar op- en afritten. Een niet-agrarisch bedrijf met een loods van 3.750 m2 en een buitenterrein waar vrachtwagens en opleggers worden gestald leiden niet tot een afbreuk in het gebied.
  • de korrelgrootte van de nieuwe ontwikkeling past in dit grootschalige landschap en er geen sprake is van een waardevolle open jonge ontginningsgebied;
  • er geen sprake is van een ruimtelijke uitstraling van de bedrijfsactiviteit omdat deze inpandig gebeurt. Verder is er geen uitstraling buiten de loods voor wat betreft geur, geluid, fijnstof en gevaar;
  • de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing in het verleden reeds is gesloopt. Met sloop van deze bebouwing heeft er thans al een kwaliteitsverbetering plaatsgevonden.
  • het perceel wordt voorzien van een landschappelijke inpassing. Hierdoor wordt de bebouwing vanuit het buitengebied aan het zicht onttrokken en de ruimtelijke kwaliteit versterkt.
  • op het perceel diverse andere maatregelen worden genomen om de kwaliteitsverbetering van het landschap te versterken. De kwaliteitsverbetering zoals opgenomen in het landschapsplan is aanzienlijk groter dan gevraagd wordt aan tegenprestatie om de zogenaamde bestemmingsplanwinst te compenseren.

Er gebruikt gemaakt van een voormalige agrarische bedrijfslocatie, die ongeschikt is voor veel andere bedrijven vanwege de ligging in de geluidzone van de snelweg en nabij een Natura 2000-gebied, het ontbreken van bebouwing en de aanwezigheid van een hoogspanningsmast met een zone waarbinnen geen bebouwing opgericht mag worden. Na herontwikkeling is slechts sprake van één bedrijf. De bedrijfsvoering vindt plaats in de loods. De ontwikkeling voorziet niet in een baliefunctie, lawaaisport of mestverwerking. Zoals beschreven in paragraaf 3.3. ligt vestiging van het bedrijf op een bedrijventerrein niet in de rede omdat het bedrijf niet aansluit bij de vestigingsvoorwaarden die omliggende gemeente stellen omtrent de intensiteit van arbeidsplaatsen per vierkante meter, een intensief ruimtegebruik en de bebouwingsdichtheid. Het bedrijf maakt geen deel uit van de maakindustrie. Daarnaast heeft het bedrijf geen noodzaak voor allerlei voorzieningen dat een industrieterrein biedt. Waar een industrieterrein zich kenmerkt door een hoge bebouwingsgraad, wordt binnen het plangebied maar 14% van het perceel bebouwd. Er is geen sprake van een hoge verkeersaantrekkende werking en er is geen behoefte aan een zichtlocatie. Door het vestigen van het bedrijf op deze locatie blijft er binnen het bedrijventerrein ruimte voor bedrijven van een zwaardere, en, beter daar passende milieucategorie. Daarnaast wordt middels deze ontwikkeling vermeden dat het plangebied verrommeld.

Met de maatregelen zoals opgenomen in het Landschapsplan wordt ruimschoots voldaan aan de verplichting tegenprestatie op basis van bestemmingswinst. Zonder het groendak wordt gekomen tot een kwaliteitsverbetering van € 84.250,-. Tevens wordt een kruidenrijk grasdak van € 121.875,- aangelegd wat een kwaliteitsverbetering op de volgende onderdelen met zich meebrengt:

  • Het biedt een schuil- foerageer- en nestplaats voor vogels
  • Het biedt een schuil- en foerageer gebied voor insecten
  • Het vertraagd de hemelwaterafvoer en houdt water lang vast.
  • Het bindt stikstof uit de lucht en vangt veel fijnstof op.
  • Ballast van het dak d.m.v. grindkoffers waarbij de grindkoffers een broedplaats bieden voor vogels, o.a. de scholekster

Lid 2

Het bestemmingsplan dat de vestiging mogelijk maakt, borgt dat de functie, ook op langere termijn, past binnen de ontwikkelingsrichting en stelt daartoe regels:

  1. a. over een bij de omgeving passende omvang en publieksaantrekkende werking;
  2. b. welke specifieke gebruiksactiviteit is toegestaan;
  3. c. dat opslag en stalling plaatsvindt in gebouwen;
  4. d. dat de ontwikkeling verplaatst naar een passende locatie als deze niet langer past binnen de maximaal toegestane omvang.

De agrarische bedrijfsbestemming wordt herbestemd naar een reguliere bedrijfsbestemming. Het bestemmingsplan bevat regels omtrent de maximale omvang van het bouwvlak en het bestemmingsplan. Tevens bevat het bestemmingsplan regels voor het gebruik van het buitenterrein, die buitenopslag uitsluitend.
De ontwikkeling past ook op de langere termijn binnen het plangebied. Een verdere intensivering van bedrijfsactiviteiten wordt niet beoogd. De regels van het bestemmingsplan voorzien dan ook niet voor het verruimen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Evenmin staan de regels toe dat er binnenplans mogelijkheden zijn een andersoortig type bedrijf te vestigen.

De werkzaamheden vinden volledig inpandig plaats en deze activiteiten passen ook op de lange termijn binnen deze omvang. Er is geen sprake van uitbreiding van het bedrijf in de toekomst. De herontwikkeling leidt niet tot een publiek aantrekkende werking.

In de regels behorende tot dit bestemmingsplan zijn regels op genomen met betrekking tot het gebruik. Buitenopslag is niet toegestaan. Op het terrein worden uitsluitend de 3 trucks met opleggers geparkeerd gedurende de avond en nacht.

Lid 3

Als een binnen de omgeving passende omvang geldt voor:

  1. a. bedrijvigheid, dat deze kleinschalig is en past binnen een gemengde omgeving waardoor het niet doelmatig is om deze te vestigen op een bedrijventerrein;
  2. b. een detailhandelsvoorziening, een omvang van het verkoopvloeroppervlak van ten hoogste 200 m²;
  3. c. een voorziening ten dienste van vrije-tijd en zorg, een omvang van de bebouwing van ten hoogste 1 hectare.

Vestiging op een bedrijventerrein is niet aan de orde (zie paragraaf 3.3) doordat het bedrijf niet voldoet aan de vestigingsvoorwaarden voor vestiging op een bedrijventerrein van de gemeente Cranendonck of omliggende gemeentes. Dat is om de navolgende redenen:

  • Er is sprake van een beperkt aantal arbeidsplaatsen;
  • Het ruimtegebruik is niet intensief;
  • Er wordt slechts een beperkt gedeelte van het perceel bebouwd (14%);
  • Er wordt naar ratio erg veel groen aangelegd en bestemd (68%), dat is niet haalbaar op een bedrijventerrein;
  • Het bedrijf kent een beperkte milieucategorie (vergelijkbaar met cat. 2)
  • Er is geen sprake van maakindustrie of (volumineuze) detailhandel als hoofdfunctie.
  • Het bedrijf heeft geen behoefte aan de extra faciliteiten die een industrieterrein biedt, dat maakt vestiging op een industrieterrein niet kostenefficiënt, zie ook bullet 3.

Op de locatie worden machines verkocht via internet. Het betreft hier geen detailhandel omdat ter plaatse niet aan klanten de gelegenheid wordt geboden deze locatie te bezoeken en de goederen te bekijken in een showroom waar producten zijn uitgestald. Verkoop vindt uitsluitend plaats via internet. De locatie is niet (op gezette tijden) toegankelijk voor publiek. Een koper kan op afspraak het gekochte product bekijken en ophalen maar niet uitproberen etc.. De verkoop via internet heeft geen aantrekkende werking voor consumenten. De verkoop via internet heeft geen ruimtelijke uitstraling en leidt slechts op zeer kleine schaal tot verkeersbewegingen.

De beoogde ontwikkeling voldoet aan de regels zoals gesteld in artikel 3.73 'Vestiging niet-agrarische functie in landelijk gebied'.

Artikel 3 Bevordering van de ruimtelijke kwaliteit

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie Noord-Brabant wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn regels opgenomen voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Sommige regels zijn gericht op bescherming, zoals natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden. Daarnaast wil de provincie ook ruimtelijke kwaliteit ontwikkelen, bijvoorbeeld door ontwikkelruimte te bieden in het buitengebied, op voorwaarde dat dit bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De provincie vraagt gemeenten om het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toe te passen. Het doel hierbij is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren. Indien uitbreiding van het stedelijk gebied ten koste gaat van het buitengebied, stelt de provincie als voorwaarde dat de uitbreiding gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied: de 'rood-met-groen-koppeling'.

Betekenis voor het voornemen

De beoogde ontwikkeling vindt plaats op een bestaand bouwperceel. Er is geen sprake van nieuwvestiging. Er wordt een passende invulling gegeven aan een ongebruikt bouwperceel. Bebouwing wordt geconcentreerd op het perceel en er wordt slechts 14% van het perceel bebouwd.

Kwaliteitverbetering van het landschap

Artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bepaalt dat een ruimtelijke ontwikkeling dient te leiden tot een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Deze kwaliteitsverbetering dient te passen binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied. Dit artikel bepaalt verder dat een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk is, mits dit gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatiemogelijkheden van het gebied of de omgeving. Deze verbetering dient financieel, juridisch en feitelijk te zijn geborgd. De verbetering kan onder andere de landschappelijke inpassing van bebouwing, het wegnemen van verhardingen of het slopen van overtollige bebouwing alsmede activiteiten gericht op behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden inhouden. Indien een kwaliteitsverbetering niet in een bestemmingsplan is verzekerd, kan een bestemmingsplan slechts worden vastgesteld indien een passende financiële bijdrage is gedaan in een landschapsfonds.

Betekenis voor het voornemen

Navolgend is een berekening van de door initiatiefnemer te leveren tegenprestatie in de vorm van een kwaliteitsverbetering van het landschap op basis van de ‘Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap’ weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0017.png"

Er is een landschapsplan opgesteld om invulling te geven aan de verplichte kwaliteitsbijdrage. Dit landschapsplan is toegevoegd als bijlage 1 van de regels. In het landschapsplan bestaat uit een viertal inrichtingsmaatregelen, te weten het aanbrengen van een:

  1. 1. kruidenrijk grasland;
  2. 2. bloemrijk grasland;
  3. 3. voedselrijke struweelrand;
  4. 4. bomen.

De landschappelijke maatregelen zijn kwalitatief hoogwaardig en past in de omgeving.

Navolgend is een berekening van de investeringsomvang ten behoeve van de realisatie van het groen op basis van de STIKA-systematiek weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0018.png"

Zonder het groendak wordt gekomen tot een kwaliteitsverbetering van € 84.250,-. Tevens wordt een groendak aangelegd van € 121.875,-. Het kruidenrijk grasdak draagt bij aan de kwaliteitsverbetering op de volgende onderdelen:

  • Het biedt een schuil- foerageer- en nestplaats voor vogels
  • Het biedt een schuil- en foerageer gebied voor insecten
  • Het vertraagd de hemelwaterafvoer en houdt water lang vast.
  • Het bindt stikstof uit de lucht en vangt veel fijnstof op.
  • Ballast van het dak d.m.v. grindkoffers waarbij de grindkoffers een broedplaats bieden voor vogels, o.a. de scholekster

Met een investering van € 121,875,- wordt ruimschoots voldaan aan de vereisten kwaliteitsverbetering van het landschap. De bestemming 'Groen', waarbinnen de aanleg en behoud van de elementen zoals opgenomen in het Landschapsplan wordt gewaarborgd, heeft een omvang van 18.293 m2. De bestemming 'Groen' is dus bijna 2x zo groot als de bestemming 'Bedrijf'. Door het uitgebreide pakket aan maatregelen zoals opgenomen in het Landschapsplan is de ruimtelijke- en landschappelijke impact van de bouwen van de loods en aanleggen van verharding gering.

Conclusie

Het initiatief past in het provinciaal beleid.

5.3 Gemeentelijk Beleid

5.3.1 Landelijke Klasse! Structuurvisie 2024 Gemeente Cranendonck

De gemeenteraad heeft op 7 juli 2015 de structuurvisie ‘Landelijke Klasse! Structuurvisie 2024 Gemeente Cranendonck’ vastgesteld. In de structuurvisie wordt het ruimtelijk wensbeeld voor Cranendonck tot en met het jaar 2024 beschreven. Aan de hand van de vijf thema’s van de Strategische Visie (Wonen en Leven, Werk en Economie, Recreatie en Toerisme, Zorg en Onderwijs) en het zesde nieuwe thema Ruimtelijke kwaliteiten zijn de ruimtelijke keuzes in themakaarten verwerkt.

Voor het thema Werk en economie is in de structuurvisie opgenomen:

‘Cranendonck legt haar financiële basis enerzijds neer bij de recreatieve mogelijkheden en anderzijds bij het duurzaam doorontwikkelen van de huidige economie. Het Duurzaam Industriepark Cranendonck heeft hierin een belangrijke rol. De gemeente wil de economische structuur versterken en bestaande potenties (vliegveld, Airpark, DIC spoor- en waterweg) beter benutten. Hiermee wil de gemeente zichzelf meer op de kaart zetten. Belangrijk in deze economische structuur is de samenhang tussen economie, duurzaamheid, milieu en efficiency. De gemeente Cranendonck is geen doorsnee plattelandsgemeente maar heeft veel meer te bieden.’

Binnen de gemeente Cranendonck wordt onder meer ingezet op navolgende punten:

  • Het versterken en uitbreiden van de economische mogelijkheden in het buitengebied. Daarbij is aandacht nodig voor innovativiteit en originaliteit.
  • De gemeente moet aantrekkelijk zijn voor haar eigen ondernemers en voor nieuwe ondernemers.
  • Het behouden en versterken van de positie van het MKB, door hen beter te faciliteren (o.a. revitalisering verouderde bedrijventerreinen, meer / passende bedrijfsruimte, breedband etc.).

Betekenis voor het voornemen

Onderhavige ontwikkeling draagt bij aan het behouden en versterken van de positie van het MKB. Tevens wordt een agrarische locatie herontwikkeld. Derhalve past de beoogde herontwikkeling in het kader van de ‘Landelijke Klasse! Structuurvisie 2024 Gemeente Cranendonck’

5.3.2 Economisch Cranendonck

De gemeente Cranendonck heeft in 2017 de economische visie ‘Economisch Cranendonck’ vastgesteld. Het opstellen van deze visie is de eerste stap op weg naar een sterker economisch klimaat. In het visiedocument zijn naast focuspunten, ook een aantal concrete actiepunten geformuleerd. Het realiseren van de actie punten zorgt voor een sterker economisch klimaat.

Doel binnen de gemeente is een gezond woon- en leefklimaat in het buitengebied als basis voor de economische ontwikkeling van dit gebied.

Betekenis voor het voornemen

Voor wat betreft werk en economie richt de gemeente zich op o.a. op ondersteuning van het MKB door een betere te faciliteren (bijvoorbeeld meer of passende bedrijfsruimte). Met hervestiging van het bedrijf aan de Rijksweg is het mogelijk het lokale bedrijf te behouden in de gemeente en wordt een nieuwe economische drager gefaciliteerd in het buitengebied, wat de plattelandseconomie te goeden komt. De beoogde herbestemming past binnen de beleid en draagt bij aan realisatie van een toekomstbestendig buitengebied.

5.3.3 Ontwikkelperspectief buitengebied Cranendonck

De gemeente Cranendonck heeft met vaststelling van het ‘Ontwikkelperspectief Buitengebied Cranendonck’ een fundament gelegd om in overleg te gaan over nieuwe initiatieven en ontwikkelingen.

Het beleid geeft ruimte voor maatwerk en ruimte om te experimenteren. Het ontwikkelperspectief biedt een nieuwe koers voor het Cranendoncks buitengebied. Nieuwe initiatieven worden niet meer zozeer getoetst, maar er wordt afgewogen of de initiatieven bijdragen aan de omgevingskwaliteit (gebiedswaarden, milieuaspecten) en de ambitie om een mooi, gezond, bereikbaar, veilig en duurzaam buitengebied te realiseren. De gemeente heeft ambities geformuleerd voor het buitengebied en een beoordelingskader opgesteld om te kunnen bepalen op welke wijze het plan aansluit bij het ontwikkelperspectief. De ambities zijn een Mooi, Gezond, Bereikbaar, Veilig en Duurzaam buitengebied. Ten behoeve van het beoordelingskader dienen de volgende stappen te worden doorlopen:

Betekenis voor het voornemen

Het initiatief draagt op onderstaande wijze bij aan de ambities voor het buitengebied:

- Veilig buitengebied – Verkeersveiligheid

Met de verplaatsing van het bedrijf van De Branten in Soerdonk naar de nieuwe locatie aan de Rijksweg 3 wordt een verkeerskundig ongewenste situatie aan De Branten opgelost. Het gebruik van grote vrachtwagens door de bebouwde kom van Soerendonk op de huidige locatie zorgt voor een verkeersonveilige situatie.

- Veilig buitengebied – Water

De initiatiefnemer wil een retentievijver realiseren op het perceel om het water op te vangen en te bufferen.

- Duurzaam buitengebied

De initiatiefnemer wil graag een duurzaam bedrijfsgebouw realiseren. Zo is het de bedoeling een groendak te realiseren. Een groendak heeft als voordeel dat:

  • Het biedt een schuil- foerageer- en nestplaats voor vogels
  • Het biedt een schuil- foerageer- en nestplaats voor vogels
  • Het biedt een schuil- en foerageer gebied voor insecten
  • Het vertraagd de hemelwaterafvoer en houdt water lang vast.
  • Het bindt stikstof uit de lucht en vangt veel fijnstof op.
  • Ballast van het dak d.m.v. grindkoffers waarbij de grindkoffers een broedplaats bieden voor vogels, o.a. de scholekster

- Duurzaam buitengebied – Economie

Door de verplaatsing van het bedrijf wordt de toekomst van het bedrijf van de initiatiefnemer veilig gesteld. Tevens heeft het een positief effect op de economische vitaliteit van het buitengebied. Met hervestiging van het bedrijf aan de Rijksweg is het mogelijk het lokale bedrijf te behouden in de gemeente en wordt een nieuwe economische drager gefaciliteerd in het buitengebied, wat de plattelandseconomie te goeden komt.

- Duurzaam buitengebied - Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Voor de initiatiefnemer vormt maatschappelijk verantwoord ondernemen een pijler van zijn bedrijf. Dit uit zich onder andere in het verkennen van de mogelijkheden voor de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

- Mooi Buitengebied

De initiatiefnemer wil een bedrijfsgebouw realiseren met een hoge beeldkwaliteit, die past in het buitengebied. Hij geeft de voorkeur aan een gebogen dak zoals gerealiseerd op de gemeentewerf in Veghel. Het perceel biedt tevens volop ruimte om het bedrijf landschappelijk goed in te passen en zicht op het buitenterrein tot het minimum te beperken. De natuur- en landschapswaarden worden versterkt door een uitbreiding van de landschappelijke omkader ten behoeve van de inpassing en het aanvullend daarop geinvesteerd in een sterke kwaliteitsverbetering van het landschap die groter is dan de verplichte tegenprestatie op basis van de bestemmingswinst.

Het initiatief heeft onderstaande effecten op de omgeving:

- Natuurwaarden, landschapswaarden, hydrologische waarden

De natuur- en landschapswaarden worden versterkt door een uitbreiding van de landschappelijke omkader ten behoeve van de inpassing en het aanvullend daarom aanbrengen van landschapselementen.. Deze landschappelijke inpassing wordt als ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ bestemd waarmee ook een duurzame instandhouding wordt geregeld. In paragraaf 3.5. is het landschapsplan verder toegelicht.

- Cultuurhistorische waarden, aardkundige en archeologische waarden.

De aanwezige bebouwing is niet cultuurhistorisch waardevol. Het plangebied is niet gelegen in een aardkundig waardevol gebied. Verder vindt er archeologisch onderzoek plaats om het verlies van archeologische waarden te voorkomen.

- Geluid, geur, luchtkwaliteit, verkeer:

In de huidige situatie vinden er een groot aantal landbouwactiviteiten plaats op het agrarische bouwvlak waaronder laad- en losactiviteiten, vervoersbewegingen met trekkers e.d.. Deze activiteiten vinden vaak plaats in de vroege ochtenduren (aspergeteelt). Na herbestemming vinden er alleen nog maar inpandig werkzaamheden plaats. Van geur of fijnstof is geen sprake. Het aantal verkeersbewegingen met zware voertuigen (trekkers) neemt af ten opzichte van het gebruik als agrarische bedrijfsbestemming. Het aantal verkeersbewegingen voor personenwagens en een bedrijfswagen blijft gelijk. De werkzaamheden worden uitgevoerd door eigenaar van de locatie.

- Omgevingsdialoog:

Ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure voert de initiatiefnemer een omgevingsdialoog. Initiatiefnemers hebben de direct omwonenden voor aanvang van deze procedure al geinformeerd en de plannen toegelicht. De belangrijkste wens van omwonenden is dat de loods aan het zicht onttrokken wordt. Aan deze wens is tegemoet gekomen door in te zetten op een stevige landschappelijke inpassing van het pand met een alzijdige robuuste groene en dichte erfrand bestaande uit opgaande heesters en hoge bomen.

Per saldo is de som van alle afwegingsaspecten dan ook positief en is er sprake van een positief kwaliteitssaldo. Het plan past daarmee in het nieuwe ontwikkelperspectief.

5.3.4 Landschapsbeleidsplan

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten in de gemeente Cranendonck onder andere voldoen aan het Landschapsbeleidsplan Cranendonck. Dit document geeft een visie op de gewenste ontwikkeling van het landschap en de daartoe vereiste handelingen. Het plan gaat in op de landschappelijke en ecologische kwaliteiten binnen de gemeente.

Het Landschapsbeleidsplan is een richtlijn. De concrete invulling wordt in de Structuurvisie en het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ gegeven. In het Landschapbeleidsplan zijn enkele doelstellingen geformuleerd. Deze zijn per gebiedstype uitgewerkt in een landschapsvisie.

Betekenis voor het voornemen

Het plangebied is gelegen in een jonge heideontginning. Het landschap van de heideontginningen wordt gekenmerkt door zijn grootschaligheid, openheid en strakke verkaveling. In Cranendonck bestaan nog een schaars aantal van deze grootschalige, typische heideontginningsgebieden. De zones langs wegen in dergelijke gebieden mogen bestaan uit strakke, eenzijdige en transparante laanbeplanting, waamee de rechtlijnige verkavelingsvorm geaccentueerd wordt. Het landschapstype met bijbehorende kenmerken van de omgeving en het landschap zijn het vertrekpunt geweest voor het landschapsplan.

Hoofdstuk 6 Milieu- & Omgevingsaspecten

6.1 Milieu

6.1.1 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet. Bij overige ruimtelijke besluiten is ook een inzicht in de bodemkwaliteit nodig op basis van artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht.

Betekenis voor het voornemen

Het perceel heeft op dit moment een bestemming 'Agrarisch met waarden -1' met bouwvlak waarbinnen een bedrijfswoning is toegestaan. De toekomstige bestemming betreft een bestemming 'bedrijf' zonder bedrijfswoning. Er is sprake van een functiewijziging naar een minder gevoelige functie. Desalniettemin is er voor de locatie een verkennend bodemnderzoek uitgevoerd. De navolgende volgt uit dit onderzoek.

"Gezien de analyseresultaten en de interpretatie hiervan kan de hypothese onverdachte, niet lijnvormige locatie" worden aanvaard, gezien het feit dat geen afwijkende verhogingen zijn aangetroffen in de grond en grondwater. De verontreinigingen met zware metalen in het grondwater zijn te relateren aan de regionale problematiek met betrekking tot zware metalen in de bodem. De verhoging met naftaleen kan niet worden verklaard. Gezien de gehalten is geen nader onderzoek noodzakelijk. De hergebruiksmogelijkheden voor de grond, die eventueel vrijkomt bij toekomstige bouwactiviteiten, kunnen, indicatief gezien, als toepasbaar voor landbouw / natuur worden beschouwd. Hergebruik dient te geschieden conform het Besluit kwaliteit leefomgeving en het beleid van de gemeente Cranendonck.Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn aangetroffen op het perceel in verband met de nieuwbouw van de loods."

De bodemkwaliteit vormt geen bezwaar.

6.1.2 Geluid

6.1.3 Lucht

In het kader van een planologische procedure moet worden aangetoond dat voldaan wordt aan wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij moet het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld worden gebracht.

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wmb is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Bijdrage van de ontwikkeling aan de luchtkwaliteit

Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm. In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Betekenis voor het voornemen

In de huidige situatie is sprake van een agrarisch bouwvlak waar grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan, waaronder grondgebonden veehouderijen. Tevens staat het bestemmingsplan een bedrijfswoning toe. Het plan voorziet in hergebruik van de vrijkomende agrarisch bedrijfslocatie voor een verhuisbedrijf. Met het voornemen worden geen woningen toegevoegd. De mogelijkheid voor het oprichten van een bedrijfswoning wordt geschrapt.

De verkeersbewegingen die zijn toe te rekenen aan het verhuisbedrijf zijn beoordeeld door middel van de NIMB-tool 2020 van het Ministerie van I&W. De berekening is uitgevoerd als worst-case berekening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0020.png"
Ingevulde NIBM tool

Op basis van de NIBM tool kan worden geconcludeerd dat sprake is van een project dat niet in betekende mate bijdraagt aan concentratie van fijnstof in de lucht.

De luchtkwaliteit ter plekke van de voorgenomen ontwikkeling

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan, waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en benzo(a)pyreen. Hiervan zijn NO2 en PM10 het meest relevant, omdat in Nederland alleen voor deze twee stoffen regelmatig en/of op ruime schaal normoverschrijdingen voorkomen.

Betekenis voor het voornemen

Er wordt geen nieuw object toegevoegd dat dient te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. De mogelijkheid voor het oprichten van een bedrijfswoning wordt geschrapt.

Besluit gevoelige bestemmingen

Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Deze AMvB beperkt de vestiging van gevoelige bestemmingen in de nabijheid van provinciale- en Rijkswegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijnstof en stikstofdioxide. Dit zijn voornamelijk kinderen, ouderen en zieken. Scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen en bijbehorende terreinen betreffen hierbij gevoelige bestemmingen.

Betekenis voor het voornemen

Met de beoogde herbestemming wordt geen gevoelig object gevestigd en vormt derhalve geen bezwaar in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

6.1.4 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op beperking en beheersing van risico's door opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet bij ruimtelijke ontwikkelingen de kans op grote calamiteiten met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied of een toetsingszone van een risicobron.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/ voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Daarnaast is voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen respectievelijk de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Dit Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb sluit aan bij het toetsingskader dat in het Bevi is opgenomen.

Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in:

1. Plaatsgebonden Risico (PR):

Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk wordt getroffen door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jr) die niet mag worden overschreden ten aanzien van kwetsbare objecten, alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jr) ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten;


2. Groepsrisico (GR):

Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. De gestelde norm is een oriënterende waarde waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken.

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is er een analyse gemaakt van de externe veiligheidssituatie rondom het plangebied, met behulp van de provinciale risicokaart. Bijgaand is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

Betekenis voor het voornemen

In navolgende figuur is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Noord-Brabant weergegeven waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0021.png"
Uitsnede risicokaart plangebied (blauwe ster) (bron: www.risicokaart.nl)

- Risicovolle inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die zijn aangeduid in het kader van het aspect externe veiligheid. Het plangebied is op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant niet aangewezen als gelegen in een risicogebied voor gevaar vanuit inrichtingen.

- Transport van gevaarlijke stoffen

Het plangebied is gelegen binnen het 4 kilometer brede invloedgebied van de snelweg A2. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen. In 2013 is in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat de 'Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen' uitge-bracht. Deze risicoatlas biedt de mogelijkheid na te gaan of er aandachtspunten zijn met betrekking tot externe veiligheid. Het plaatsgebonden risico (10-6 contour) ter plaatse ligt niet buiten de rand van de weg.

Het plasbrandaandachtsgebied voor de transportroutes bedraagt 30 meter. Binnen deze zone zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegelaten. De nieuwe bedrijfsgebouw wordt opgericht op een afstand van meer dan 60 meter.

Het wijzigen van een agrarisch bouwvlak naar een bestemming 'Bedrijf' voor een niet agrarisch bedrijf heeft geen belemmerende invloed op het bestaande vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook heeft deze herbestemming geen invloed op het groepsrisico. Ter plaatse wordt een bedrijfswoning wegbestemd. Het bedrijf betreft hoofdzakelijk een opslagfunctie. Derhalve neemt het groepsrisico niet toe.

- Transport van gevaarlijke stoffen over het spoor

Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 620 meter tot het spoor. Het betreft de spoorlijn Weert-Eindhoven. Hoewel het plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied is de locatie wel gelegen buiten het plaatsgebonden risicocontouren gebied. Normaliter zal er geen interactie plaatsvinden. Bodendien neemt het groepsrisico niet toe.

- Transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen

In de omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. De dichtstbijzijnde buisleiding betreft een aardgasleiding gelegen parallel aan de spoorlijn die aansluitend aan de kern Maarheeze gelegen is. De afstand tot het plangebied bedraagt meer dan twee kilometer. Het plangebied is hiermee buiten de aan te houden risicocontouren gelegen.

- Hoogspanningsleidingen

Over het perceel loopt een 150 kV hoogspanningsleiding (zie navolgende uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied). Het bestemmingsplan bevat een dubbelbestemming ten behoeve van deze hoogspanningsleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0022.png"
Uitsnede verbeelding met dubbelbestemming 'Leiding-Hoogspanningsverbinding'

Op de gronden onder en direct rondom de leiding zijn geen bouwwerken toegestaan, uitgezonderd bouwwerken ten dienste van de leiding. Verder geldt er een vergunningplicht voor het diverse werkzaamheden (zie navolgende figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0023.jpg"
Uitsnede aanlegvergunningstelsel

Er is rekening mee gehouden met de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding bij de uitwerking van het plan onder andere door situering van de loods buiten dit gebied en de plaatsing van hoge beplanting uitsluitend buiten deze zone.

Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.

6.1.5 Milieuzonering

In de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn indicatieve richtafstanden voor woningbouw nabij verschillende typen bedrijven opgenomen. De richtafstanden gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningsvrij bouwen mogelijk is. Binnen deze richtafstanden is hinder ten gevolge van het betreffende bedrijf niet uit te sluiten. Woningbouw binnen deze richtafstand is inpasbaar, indien aangetoond wordt dat (eventueel na het treffen van maatregelen) voor het betreffende bedrijf een kleinere richtafstand van toepassing is.

Bedrijvigheid binnen het plangebied

Betekenis voor het voornemen

De nieuwe functie betreft een verhuisbedrijf met op kleine schaal opslaan en verkoop van machines en andere ladingen. Een verhuisbedrijf komt niet voor in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zoals toegevoegd als bijlage bij de regels van het geldend bestemmingsplan.

De SBI 2008 kent een bedrijfssoort '4942 Verhuisvervoer'. Deze klasse omvat:

  • verhuizen van inboedels;
  • plaatsen en ophalen van verhuiscontainers;
  • vervoer van piano's.

De SBI 1993 bevat de bedrijfssoort '60241 Verhuisvervoer'.

De VNG-brochure heeft geen milieucategorie toegekend aan dit specifieke deelnummer van de SBI code uit 1993 of 2008.

Het bedrijf kan getypeerd worden als een verhuisvervoerbedrijf. Overdag vinden de werkzaamheden plaats op de verhuislocaties van klanten. Op de locatie aan de Rijksweg 3 vinden geen activiteiten plaats. Het terrein wordt alleen gebuikt voor het stallen van de drie trucks en opleggers op het buitenterrein. Het bedrijf is niet te vergelijken met bijvoorbeeld een transportbedrijf (SBI-code: 494). Er is geen sprake van veelvuldig tussentijds laden en lossen c.q. overslag. Alleen bij de machines die tijdelijke opgeslagen en/of verkocht worden is sprake van eenmalig laden en lossen. Een transportbedrijf richt zich op het vervoer van goederen binnen een keten. Te weten alle activiteiten om de keten van grondstof in huis halen tot producten afleveren bij de klanten te beheersen. In dit geval betreft het een bedrijf dat zich rich op het verplaatsen (en demonteren) van materieel in verband met de verhuizing van een bedrijf.

De benodigde bedrijfsgebouwen worden gebruikt voor het (tijdelijk) opslaan van machines en niet zo zeer voor het verhuisbedrijf. De opslag is relatief statisch. In de praktijk wordt een verhuisbedrijf doorgaans ondergebracht onder de SBI-code '52109 B Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)'. Dit betreft een bedrijf uit milieucategorie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0024.jpg"
Tabel: richtafstanden VNG Handreiking

Verder wordt opgemerkt dat slechts drie vrachtwagens in eigendom zijn. Het bedrijf is dermate kleinschalig dat gesproken kan worden over een milieucategorie 2 bedrijf. Ook vindt er ter plaatse geen bewerkingen plaats, die in het algemeen als milieuhinderlijker kunnen worden gekwalificeerd.

Bij het bepalen van het van toepassing zijnde omgevingstype moet niet gekeken worden naar de locatie zelf maar naar het (soort) gebied waarin de locatie ligt. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Onderhavig plangebied ligt gelegen langs de A2. Er is dus sprake van een omgevingstype 'gemengd gebied'. Onderhavige ontwikkeling past in dit gebied

De nieuwe ontwikkeling betreft een nieuwe milieubelastende activiteiten met slechts een beperkte hinder. De milieuhinder heeft met name betrekking op geluid. Deze zal niet verder rijken dan de richtafstand van 30 meter uit de VNG-brochure voor opslaggebouwen. De dichtstbijzijnde woning ligt om ruim 100 meter en zal geen hinder ondervinden als gevolg van activiteit op het terrein.

Bedrijven in de omgeving van het plangebied

Betekenis voor het voornemen

Binnen het plangebied wordt geen nieuw gevoelig object opgericht. Er worden geen nieuwe gevoelige objecten toegevoegd zoals een bedrijfswoning. Op het perceel worden alleen bedrijfsbebouwing gerealiseerd. De bedrijfswoning die is toegestaan in het huidige bestemmingsplan komt te vervallen. Omliggende (agrarische) bedrijven worden dan ook niet beperkt in hun ontwikkelingsmogelijkheden als gevolg van de Wet geurhinder en veehouderijen, de Wet geluidhinder etc.

Het aspect Bedrijven en milieuzonering brengt geen belemmeringen met zich mee voor de beoogde herbestemming van de bedrijfswoning.

6.1.6 Geur

Op basis van de Wet geurhinder en veehouderij dient het aspect geurhinder, afkomstig van omliggende veehouderijen, te worden afgewogen ter toetsing van planontwikkelingen. Geur kan hinder veroorzaken in de leefomgeving. Wanneer deze hinder inderdaad ondervonden wordt, kan dit zelfs invloed hebben op de gezondheid. Het is derhalve zaak geurhinder zoveel mogelijk te beperken, door regels te stellen aan de uitstoot van geuremissies en afstanden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Gezien het vigerende beleid is het belangrijk onderscheid te maken tussen geurhinder uit de agrarische sector en industriële geurhinder (geurhinder van bedrijven die niet behoren tot de agrarische sector).

Het geurbeleid voor bedrijven in de agrarische sector is bepaald in de Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij. In deze wet worden normen gesteld voor de geurbelasting die een veehouderij (het dierenverblijf, niet de opslag van bijproducten e.d.) mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Deze belasting wordt berekend en getoetst aan de hand van een verspreidingsmodel (V-stacks model). Dit geldt echter alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Regeling geurhinder en veehouderij. Voor dieren zonder emissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden.

Betekenis voor het voornemen

Er wordt geen geurgevoelig object opgericht. Op het perceel worden alleen bedrijfsbebouwing gerealiseerd em de bedrijfswoning die is toegestaan in het huidige bestemmingsplan komt te vervallen. Het aspect Geur brengt geen belemmeringen met zich mee voor de beoogde herbestemming van de bedrijfswoning.

6.2 Waterhuishouding

6.2.1 Inleiding

Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt de mogelijke negatieve invloeden van het initiatief op het plangebied inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden. Het waterschap heeft een aantal principes gedestilleerd, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Het plangebied valt onder het beheer van waterschap De Dommel.

6.2.2 Beleidskader

6.2.3 Waterparagraaf

Op basis van beleidsregel 15 van de Algemene regels Waterschap De Dommel kan worden bepaald of een watervergunning noodzakelijk is voor een toename van verharding. De bestemming 'Bedrijf – Niet agrarisch' heeft een oppervlakte van 8.202 m2. In de beleidsregel is bepaald dat een toename van verhard oppervlak tussen 500 m2 en 10.000 m2 gecompenseerd dient te worden. Op basis van criterium c wordt een groen dak vrijgesteld van watercompensatie.

Het nieuwe bedrijfsgebouw van 3.750 m2 wordt volledig uitgevoerd in de vorm van een groen dak. De toename van verhard oppervlak, waarvoor een compensatieplicht geldt, bedraagt daarmee 8.202 m2 – 3.750 m2 = 4.452 m2.

Omdat met de uitvoering van het voorgenomen plan aan de Rijksweg 3 sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 500 m² tot en met 10.000 m², worden compenserende maatregelen getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan. De voorziening omvat de minimale compensatie conform de rekenregel:

benodigde compensatie (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) * gevoeligheidsfactor * 0,06 (in m)

Op basis van de onderstaande kaart die als bijlage onderdeel is van de Keur, kan worden aangenomen dat de gevoeligheidsfactor binnen het plangebied tussen ½ en 1 ligt. De agrarische gronden rondom het plangebied hebben de gevoeligheidsfactor ½. Voor de berekening van de benodigde compensatie is de (worst-case) gevoeligheidsfactor 1 gehanteerd.

benodigde compensatie (in m3) = 4.452 m2 * 1 * 0,06 m = 534 m3

Voor het aanleggen van de verhardingen en met bijbehorende watercompensatie is een watervergunning noodzakelijk. In het landschapsplan is de benodigde compensatie opgenomen. Er is voldoende ruimte voor het aanleggen van watercompensatie. Daarmee is aangetoond dat het plan uitvoerbaar is en past binnen de Keur en beleidsregels van het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0025.jpg"
Uitsnede kaart Keur 2015 (bron: https://dommel.webgispublisher.nl/

6.3 Flora & Fauna

6.3.1 Inleiding

Natura 2000 is het Europese netwerk van beschermde natuurgebieden in de Europese Unie. Dit netwerk verbindt bestaande natuurgebieden die vallen onder de Europese Vogelrichtlijn- of de Habitatrichtlijngebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving middels de
Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden.

6.3.2 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, te weten de Natura 2000-gebieden, bedoeld in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Ten aanzien van de gebiedsbescherming is het de bedoeling dat plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Navolgende figuur geeft een kaart met de ligging van het plangebied ten opzichte van Natura-2000 gebieden.

Betekenis voor het voornemen

Voor het planvoornemen is het nabijgelegen Natura 2000 gebied 'Weerter en Budelerbergen & Ringelsven' relevant. Dit gebied is ten noorden, oosten en zuiden van het plangebied gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0026.png"
Plangebied in relatie tot ligging Natura 2000 gebieden, plangebied in rood kader (Aerius)

Op 20 december 2021 heeft er een 'Voortoets potentiële effecten Natura 2000 gebieden' uitgevoerd. Deze voortoets is als bijlage toegevoegd. Op basis van deze analyse kan worden geconcludeerd dat voor zowel directe als indirecte effecten van het planvoornemen aan de Rijksweg 3 te Budel, significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringelsven. Gezien de ligging van het plangebied in de directe nabijheid van de A2 (welke gelegen is tussen het plangebied en het N2000 gebied), de spoorlijn en diverse infrastructuur gelegen aan of in het Natura 2000 gebied (bedrijventerrein, Philipsweg) kan worden gesteld dat de effecten van het planvoornemen niet onderscheidend zijn van de dagelijkse verkeersgeneratie in de nabijheid.

Potentiële effecten van het planvoornemen kunnen derhalve op voorhand worden uitgesloten. Een Aeriusberekening wordt op een nader te bepalen moment aangeleverd. Hierover vindt afstemming plaats met de gemeente Cranendonck.

6.3.3 Soortenbescherming

Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Bij de totstandkoming van een plan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met beschermde dier- en plantensoorten ontstaan en dient dus vooraf een beoordeling plaats te vinden.

Betekenis voor het voornemen

Advies en aanbevelingen

Overtreding van de Wet natuurbescherming dient te worden voorkomen door het nemen van de volgende vervolgstappen en maatregelen:

1. nader onderzoek naar de aanwezigheid van roofvogels in het zwarte kraaiennest;

2. nader onderzoek naar verblijfplaatsen van marterachtigen uitvoeren in de periode maart t/m augustus;

3. nader onderzoek/ inspectie naar vleermuizen voorafgaand aan werkzaamheden aan het dak van het elektriciteitshuisje.

4. om het verwonden van dieren te voorkomen dient bij het verwijderen van de vegetatie één kant op worden gewerkt, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten.

5. in verband met de winterslaap van egel is het aan te bevelen dichte vegetaties en takkenhopen buiten de overwinteringsperiode (november tot en met half mei) te verwijderen.

6. het verwijderen van vegetatie en het kappen van bomen vindt plaats buiten het broedseizoen (grofweg half maart t/m juli) en als geen broedgevallen aanwezig zijn.

7. Konijnenholen mogen in het voortplantingsseizoen (januari tot half juli) niet worden vernietigd, zonder verdere mitigerende maatregelen.

8. het verwijderen van vegetatie, struweel en takken (indien nodig) waar amfibieën voorkomen, plaats te vinden in de periode buiten de overwinteringsperiode van deze soorten. De overwinteringsperiode duurt van oktober tot en met februari.

9. Werkzaamheden aan het voortplantingswater van amfibieën vinden plaats buiten de voortplantingsperiode. De voortplantingsperiode duurt van 1 maart – 15 september.

10. Werkzaamheden in kruidachtige begroeiing en ruigtes worden gefaseerd uitgevoerd. In de kruidachtige begroeiing en ruigte in het terreindeel rondom de vijver kan niet gelijktijdig worden gewerkt met het overige terrein.

a. In het terreindeel rondom de vijver vinden werkzaamheden in kruidachtige begroeiing en ruigte plaats buiten de voortplantingsperiode en buiten de overwinteringsperiode van Alpenwatersalamander.

b. In het overige terrein vinden werkzaamheden in kruidachtige begroeiing en ruigte plaats buiten de overwinteringsperiode van Alpenwatersalamander. In het overige terrein is het mogelijk om buiten de overwinteringsperiode van Alpenwatersalamander de kruidachtige begroeiing en ruigte te verwijderen waardoor het terrein ongeschikt raakt voor Alpenwatersalamander. In het ongeschikt gemaakte terrein kunnen werkzaamheden binnen de overwinteringsperiode worden uitgevoerd.

Gevolgen voor (het tijdpad van) de voorgenomen plannen

Nader onderzoek voorafgaand aan de start van de werkzaamheden

+ nader onderzoek naar de aanwezigheid van roofvogels in het zwarte kraaiennest in de periode maart - juli;

+ nader onderzoek naar marterachtigen uitvoeren in de periode maart t/m augustus;

+ Het onderzoek naar vleermuizen dient te worden uitgevoerd tussen 15 mei en 30 september. Methode afhankelijk van aard van de eventuele werkzaamheden en impact op mogelijke verblijfplaatsen ter beoordeling van een vleermuisdeskundige.

Eventuele ontheffing Wet natuurbescherming


+ Indien verblijfplaatsen van marterachtigen aanwezig zijn dient voorafgaand aan de werkzaamheden een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant.

+ Indien verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in het elektriciteitshuisje en deze negatieve effecten ondervinden van werkzaamheden aan het huisje, dient voorafgaand aan de werkzaamheden een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd bij provincie Noord-Brabant.

+ Indien een roofvogelnest aanwezig is in het plangebied dient voorafgaand aan de werkzaamheden een ontheffing van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd bij provincie Noord-Brabant.

+ De aanvraag kan pas worden ingediend als het nader onderzoek helemaal is afgerond. De gemeente of provincie heeft 26 weken nodig om uw vergunning in orde te maken, gerekend vanaf het moment dat u uw aanvraag heeft ingestuurd. Als u niet alle gevraagde informatie bij uw aanvraag meestuurt of het bevoegd gezag nadere vragen heeft, duurt de afhandeling langer.

+ Voor het aanvragen van een ontheffing dient een mitigatieplan/activiteitenplan te worden opgesteld ten behoeve van de verblijfplaatsen van de beschermde soort(en).

+ Daarnaast dienen tijdig mitigerende maatregelen genomen te worden om een ontheffing te kunnen verkrijgen.

6.4 Cultureel Erfgoed

6.4.1 Cultuurhistorie

Het perceel en haar direct omgeving bevat geen cultuurhistorische en aardkundige waarden. Wel betreft het een dekzandwelving, hoofdzakelijk ontstaan door ecologische processen, al dan niet met oud-bouwlanddek. Oude bouwlanden bestaan doorgaans uit een dikke humushoudende laag ontstaan door het eeuwenlang bemesten en omploegen van de gronden. Door de intensieve bewerkingen liggen de akkers meestal hoger en boller dan de omgeving. Oud bouwland is te herkennen aan de vrij kleine onregelmatige blokvormige verkaveling en bochtige wegenstructuur. De akkercomplexen komen voor in kleine open eenheden, onderling gescheiden door singels en lanen met (vaak) zware laanbeplantingen van eiken, beuken of esdoorns.

Betekenis voor het voornemen

Het plangebied betreft geen waardevolle bolle akker of andere kwaliteiten die openheid van het perceel wenselijk maken. Op dit moment is het perceel reeds voorzien van veel landschapselementen. Bij het opstellen van een inpassingsplan wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de oude bouwlanden in de omgeving. De kavels rondom het plangebied hebben een grote ruimtemaat. De omvang van het nieuwe perceel en de toekomstige bedrijfsbebouwing past binnen de schaal van het landschap. Tevens past de activiteit op het erf in het betreffende landschap.

6.4.2 Archeologie

Met de inwerkingtreding van de 'Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)' per 1 september 2007 is de implementatie van het 'Verdrag van Malta' (1992) een feit. Deze wet regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Om het bodemarchief beter te beschermen is het sindsdien verplicht om de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden te beoordelen.

Betekenis voor het voornemen

In het bestemmingsplan uit 2009 is een lage verwachting toegekend aan het plangebied. Dit betreft nog de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden opgenomen. Deze kaart is voor heel Nederland gemaakt en dus erg grofschalig en inmiddels sterk verouderd.

In 2012 heeft de gemeente een eigen gemeentelijk archeologiebeleid geformuleerd in het ‘Beleidsplan Archeologisch monumentenzorg’ vastgesteld. Het uitgangspunt is het behoud van representatief beeld van het gemeentelijk erfgoed. De gemeente Cranendonck heeft in samenwerking met het SRE, de gemeente Bergeijk, Oirschot, Reusel-De Mierden, Bladel, Eersel, Heeze-Leende, Waalre en Valkenswaard in 2012 het archeologisch erfgoedbeleid vastgesteld. De gemeente heeft in 2011 tevens het cultuurhistorisch beleid vastgesteld.

De archeologische beleidskaart uit 2012 is hierna in 2015 nog een keer is geactualiseerd en vastgesteld. De archeologische beleidskaart is leidend bij nieuwe bestemmingsplannen en bestemmingsplanwijzigingen; de beleidskaart is echter nog niet door vertaald in het bestemmingsplan buitengebied (wel in een aantal komplannen).

Navolgende figuur betreft een uitsnede van de erfgoedkaart voor het plangebied en de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0027.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3094-VAS1_0028.png"
Uitsnede erfgoedkaart 2015

Uit de erfgoedkaart uit 2015 is een hoge verwachtingswaarde toegekend aan het plangebied.

Door E-consultancy is een verkennen archeologisch onderzoek uitgevoerd. Navolgend worden de conclusie en het advies weergegeven.

Conclusie

Gezien de verstoorde bodemopbouw in het voornamelijk het westelijk deel van het plangebied worden hier geen behoudenswaardige archeologische vindplaatsen meer verwacht. In het oostelijk deel van het plangebied is de bodem nog dermate intact dat hier nog archeologische waarden te verwachten zijn

Advies

De aangetroffen bodemopbouw is in het westelijk deel van het plangebied en een deel van het oostelijk deel dermate verstoord dat hier geen behoudenswaardige archeologische resten worden verwacht. In het oostelijk deel ligt waarschijnlijk een ven en op deze locatie en er direct omheen kunnen nog wel behoudenswaardige archeologische resten verwacht kunnen worden bestaande uit resten van jagers en verzamelaars uit het Paleolithicum en Mesolithicum en rituele deposities uit het Neoli-thicum tot en met Vroege-Middeleeuwen.

In het deel van het plangebied waar nog archeologische waarden worden verwacht, adviseert Econsultancy een dubbelbestemming archeologie waarbij de mogelijke archeologische waarden in situ worden bewaard. Hiertoe dienen beschermende regels in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Behoud van eventueel aanwezige archeologische waarden is mogelijk als er archeologievriendelijk gewerkt wordt en er niet ontgraven wordt dan 20 centimeter onder het huidige maaiveld. Als het niet mogelijk is om archeologie vriendelijk te werken is, gezien de geringe dieptelig-ging en de kwetsbaarheid van de archeologische resten, vervolgonderzoek noodzakelijk. Het ver-volgonderzoek kan het beste worden uitgevoerd in de vorm van een oppervlakte kartering eventueel aangevuld met een proefsleuvenonderzoek ter plaatse van het ven (waar wel de kanttekening moet worden aangebracht dat vanaf ongeveer een meter onder het maaiveld grondwater dan wel hangwa-ter in de bodem aanwezig is).

Gezien de grote omvang van de mogelijke vindplaats, de verwachting dat archeologische waarden vanaf het maaiveld tot vlak onder de bouwvoor voorkomen is in dit stadium de meest geschikte on-derzoeksmethode een oppervlakte kartering. Nadat het terrein is geploegd en geëgaliseerd en er een aantal regenbuien overheen zijn gegaan dient het plangebied systematisch afgelopen te worden in raaien met een tussenafstand van 5 meter. Hierbij worden aan het maaiveld voorkomende archeolo-gische indicatoren ingemeten en verzameld. Door middel van de oppervlaktekartering dient te worden vastgesteld of er binnen het plangebied archeologische resten in situ te verwachten zijn.

Aangezien archeologische resten in het ven diep onder het maaiveld liggen wordt geadviseerd om hier een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek uit te voeren indien behoud in situ niet mogelijk is. Bij een proefsleuvenonderzoek dienen sleuven gegraven te worden met als doel om eventuele archeologische waarden te karteren en waarderen. Voor dit onderzoek dient een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen te zijn opgesteld waarin is vastgelegd waar-aan het onderzoek moet voldoen.

Binnen het deel van het plangebied, waar het bodemprofiel is verstoord en waar dus geen archeolo-gische waarden worden verwacht, wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren.

Bovenstaand betreft een advies, opgesteld door Econsultancy. Het advies dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de bevoegde overheid (gemeente Cranendonck). Na beoordeling wordt door de bevoegde overheid een besluit genomen.

6.5 Leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen met een planologisch relevante beschermingszone gelegen, noch overlapt een beschermingszone van een planologisch relevante leiding met het plangebied.

6.6 Vrijwaringszone Langs Snelwegen

Rijkswaterstaat hanteert de beleidslijn “Rooilijnen langs rijkswegen”, d.d. oktober 1988. Hierin is per provincie vastgelegd of en welke afstanden tot wegen er voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden. Deze afstanden gelden als vrijwaringszone ter vermijding van voor het verkeer afleidende werking van bebouwing en industrie en om toekomstige ontwikkeling van de snelwegen, zoals verbreding, en landschappelijke ontwikkeling niet onmogelijk te maken.

Voor de provincie Noord-Brabant is opgenomen dat er geen richtlijnen of verordeningen gelden, maar dat in het algemeen langs autosnelwegen een bebouwingsgrens van 100 m uit de as van de weg wordt geaccepteerd.

Gezien deze formulering zit er enige beleidsvrijheid in voor de gemeente om hierin een keuze te maken. Derhalve zal in de regels behorend bij de aanduiding 'vrijwaringszone – weg' worden opgenomen dat de opgenomen agrarische bouwvlakken en de detailbestemmingsvlakken van dit bouwverbod zijn uitgezonderd. Bij het uitbreiden van bouwvlakken of detailbestemmingsvlakken zal er wel voor gezorgd moeten worden dat dit niet gebeurd binnen deze vrijwaringszone.

Tot 50 meter afstand van de kant verharding zijn geen bouwwerken toegestaan die een toekomstige uitbreiding van de Rijksweg kunnen belemmeren. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt hier dat deze slechts kunnen plaatsvinden na een verklaring van geen bezwaar van de wegbeheerder.

Tot 75 meter afstand vanuit de kant verharding dient bij nieuwe ontwikkelingen eerst overleg te worden gevoerd met Rijkswaterstaat om ook toekomstige ontwikkelingen op gebied van ruimte en mobiliteit goed op elkaar te blijven afstemmen.

Betekenis voor het voornemen

Bij het bepalen van de ligging van de bedrijfsloods is rekening gehouden met deze afstanden. De loods is gevestigd op circa 63 meter van de as van de weg. Hiermee wordt dan ook voldaan aan de afstanden uit de beleidslijn "Rooilijnen langs rijkswegen", d.d. oktober 1988. In het kader van het vooroverleg wordt overleg gevoerd met Rijkswaterstaat om ook toekomstige ontwikkelingen op gebied van ruimte en mobiliteit goed op elkaar te blijven afstemmen.

6.7 Milieueffectrapportage

6.7.1 Algemeen

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Als een activiteit op grond van onderdeel D m.e.r.-beoordelingsplichtig is, geldt voor een kaderstellend (bestemmings)plan dat die activiteit mogelijk maakt, een plan-m.e.r-plicht.

Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit voorkomt in kolom 1 van de C- of D-lijst en de drempelwaarden uit kolom 2 worden overschreden, is een m.e.r. (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) verplicht. Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo'n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). De motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor de toets gelden echter geen vormvereisten, daarom wordt de term 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' gehanteerd.

Op 7 juli 2017 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. De wetswijziging heeft voor vormvrije m.e.r-beoordelingen geen inhoudelijke gevolgen, maar heeft wel een procedurele verandering tot gevolg. Het bevoegd gezag dient op grond van de wetswijziging namelijk voorafgaand aan de terinzagelegging van een ontwerpbesluit of ontwerpbestemmingsplan – net als bij 'formele' m.e.r.-beoordelingen - te besluiten of al dan niet een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Indien sprake is van een particuliere initiatiefnemer, dient deze een aanmeldnotitie in te dienen op basis waarvan het bevoegd gezag kan besluiten of een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Indien het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is -waarvan in dit geval sprake is- geldt geen verplichting tot het opstellen van een aanmeldnotitie.

6.7.2 Activiteit en drempelwaarden

In artikel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is een categorie 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D11.2) opgenomen. De aanleg van nieuwe woningbouwlocaties van enige omvang valt onder dit begrip. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage dient voor de 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.


De milieueffectrapportage is een procedure met als hoofddoel om het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten. Dit bestemmingsplan ziet toe op herbestemming van één agrarische bedrijfslocatie naar een bedrijfsbestemming. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft (ABRS 12 juni 2019, no. 201807060/1/R1) overwogen:

“dat het antwoord op de vraag of sprake is van een wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit milieueffectrapportage, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen.”

Daarbij heeft de Afdeling afgewogen dat “hetgeen in het plan is voorzien, gelet op de aard en de omvang, niet [kan] worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door een herbestemming naar een niet-agrarisch bedrijf, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een beperkte bebouwing op het perceel.”

De Afdeling heeft uiteindelijk geoordeeld “dat nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, geen reguliere of vormvrije m.e.r.-beoordeling behoefde te worden uitgevoerd.”

6.7.3 Toetsing initiatief

Uit paragraaf 5.1.4 blijkt dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Omdat de beoogde ontwikkeling geen stedelijke ontwikkeling is, als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage, is het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk.

Volledigheidshalve is hieronder nader ingegaan op de milieugevolgen van het plan.

Het (bouw)plan is beoordeeld aan de hand van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering en daaruit blijkt dat de ontwikkeling past binnen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast zijn onderzoeken uitgevoerd, om de (wettelijke) haalbaarheid ten aanzien van de diverse milieuthema's aan te tonen. Deze onderzoeken zijn in te zien als bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan. Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, is een voortoets uitgevoerd. Uit deze voortoets blijkt dat voor zowel directe als indirecte effecten van het planvoornemen aan de Rijksweg 3 te Budel, significant negatieve effecten kunnen worden uitgesloten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000 gebied Weerter- en Budelerbergen & Ringelsven. Gezien de ligging van het plangebied in de directe nabijheid van de A2 (welke gelegen is tussen het plangebied en het N2000 gebied), de spoorlijn en diverse infrastructuur gelegen aan of in het Natura 2000 gebied (bedrijventerrein, Philipsweg) kan worden gesteld dat de effecten van het planvoornemen niet onderscheidend zijn van de dagelijkse verkeersgeneratie in de nabijheid. Potentiële effecten van het planvoornemen kunnen derhalve op voorhand worden uitgesloten.

Conclusie

In het kader van het bestemmingsplan is in voldoende mate inzicht gekregen in de milieugevolgen van de ontwikkelingen. Gelet op de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de effecten van het project, moet worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot milieueffecten van dusdanige omvang dat sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige milieugevolgen'. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.- beoordelingsprocedure of m.e.r.-procedure.

Hoofdstuk 7 Juridisch Plan

7.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien. De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid. Bovendien draagt de toelichting bij aan de planinterpretatie.

7.2 Systematiek

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:

  • Betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen);
  • Gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingen);
  • Algemene regels (Hoofdstuk 3 Aanvullende regels);
  • Overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Nadere detaillering van de bestemming
  • Bouwregels;
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het aanleggen.

De specifieke afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en de toegankelijkheid van het bestemmingsplan bevorderd.

7.3 Bestemmingen & Regelingen

Bedrijf – Niet agrarisch

De voor ‘Bedrijf – Niet agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een niet-agrarisch bedrijf in de vorm van een verhuisbedrijf. Ter plaatse is 3.375 m² aan bedrijfsgebouwen toegestaan. De bestemming staat géén bedrijfswoning toe en detailhandel/groothandel met een showroom als een publieksaantrekkende activiteit wordt als strijdig gebruik opgenomen.

Groen – Landschappelijke inpassing

Het plangebied dient in samenhang met deze herbestemming te voorzien in een kwaliteitsverbetering van het landschap. Ter borging van de aanleg en instandhouding van de maatregelen uit het landschapsplan is binnen de bestemming ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Het perceel dient landschappelijke ingepast te worden en er dient sprake te zijn van een aanvullende kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze investering is noodzakelijk voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de herbestemming. De gronden rondom het bestemmingsvlak 'Bedrijf' zijn voorzien van een bestemming 'Groen – Landschappelijke inpassing'. Om de aanleg en instandhouding te borgen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het is niet praktisch dat de aanleg van de inpassing en kwaliteitsverbetering al moet zijn gebeurd voor de bouw van het bedrijfsgebouw. Daarom wordt hieraan een termijn van 2 jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gekoppeld.

Dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'

Het bestemmingsplan bevat een dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' ten behoeve van mede bestemmen van de aanleg en instandhouding van een 150 kV hoogspanningsleiding.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

8.1 Algemeen

In artikel 6.12, lid 1 Wro is opgenomen dat het verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen op gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Artikel 6.2.1. onder a Bro geeft aan dat (o.a.) een bouwplan voor de bouw van één of meer woningen als bouwplan wordt aangewezen. Artikel 6.12, lid 2 Wro bepaalt dat in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, naar aanleiding van de omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, 3°, Wabo, van het bestemmingsplan wordt afgeweken, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is. Deze verzekering vindt plaats door middel van het sluiten van een realisatieovereenkomst.

De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Hiertoe is voorafgaand aan de planologische procedure met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst afgesloten. Voor de realisatie van het plan hoeft door de gemeente geen investering gedaan te worden. De kosten die door de gemeente gemaakt worden voor het voeren van de planologische procedure zijn verrekend in de leges. Eventuele extra gemeentelijke kosten worden gedekt door de overeenkomst. In de exploitatievereenkomst is tevens opgenomen dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt.

Hoofdstuk 9 Overleg & Inspraak

9.1 Overleg

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het plan besproken met volgende partijen:

  • Provincie;
  • Waterschap;
  • Rijkswaterstaat.

Te zijner tijd zullen eventuele opmerkingen uit het vooroverleg hier van een gemeentelijke reactie worden voorzien.

9.2 Inspraak

Het ontwerp-bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegd.

Te zijner tijd zullen eventueel ingediende zienswijzen bij de besluitvorming worden betrokken.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Vrijwaringszone Langs Snelwegen

Bijlage 2 Notitie Beoordeling Stikstof

Bijlage 3 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Nota Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen