voormalig woningbouwlocatie Blankenham
Bestemmingsplan - Steenwijkerland
Vastgesteld op 08-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Voormalige woningbouwlocatie Blankenham' met identificatienummer NL.IMRO.1708.BLHvmlwoningbouw-VA01 van de gemeente Steenwijkerland.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch:
het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.6 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tevens wordt verstaan een productiegerichte paardenhouderij, niet zijnde een agrarische nevenactiviteit.
1.7 agrarisch bedrijfsmatig gebruik:
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf. Hieronder wordt mede verstaan een rietteeltbedrijf.
1.8 agrarisch hobbymatig gebruik:
het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet gericht op het voortbrengen van producten ten behoeve van een agrarisch bedrijf.
1.9 agrarisch grondgebruik:
een agrarische activiteit waarvan de productie afhankelijk is van het voortbrengend vermogen
van onbebouwde grond.
1.10 archeologische deskundige:
de provinciaal, gemeentelijk of regionaal archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.
1.11 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.12 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten.
1.13 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 begane grond:
het gedeelte van een gebouw dat gelijk is aan het natuurlijk oppervlak van het terrein, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging. Is er sprake van hoogteverschillen in het terrein, dan geldt: de hoogte van het hoogst gelegen aansluitende maaiveld of de gemiddelde hoogte.
1.16 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven niet daaronder begrepen.
1.17 bedrijfsmatig:
via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon deelnemen aan het economisch verkeer al dan niet met winstoogmerk, en activiteiten die hiermee naar aard, omvang en regelmaat zijn gelijk te stellen.
1.18 bestaand:
de op legale wijze gerealiseerde of realiseerbare bebouwing of het op legale wijze gerealiseerde of realiseerbare gebruik ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 coffeeshop:
een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.29 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat in de loop van de geschiedenis is ontstaan door het gebruik dat de mens van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop, te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren, van goederen aan diegenen die, die goederen kopen respectievelijk huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 draadomheining en draaderfafscheiding:
een omheining of erfafscheiding bestaande uit één of meerdere evenwijdig aan elkaar lopende of haaks op elkaar staande draden.
1.32 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, mits deze inrichting in overeenstemming is met het bestemmingsplan.
1.33 erfafscheiding:
afscheiding welke op een grens tussen twee erven is geplaatst.
1.34 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden.
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
1.37 kampeermiddel:
een middel ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder wordt begrepen een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren.
1.38 maaiveld:
bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft, zonder enige kunstmatige verhoging c.q. verlaging.
1.39 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige, biologische en ornithologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, alsmede door de aanwezigheid van soorten vallende onder de soortenbescherming op basis van de Flora- en faunawet, de aanwezigheid van gebieden vallende onder de gebiedsbescherming op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 en de aanwezigheid van gebieden behorende tot de ecologische hoofdstructuur (EHS).
1.40 normale onderhoudswerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden en bouwwerken. Daaronder worden mede verstaan werken of werkzaamheden die deel uitmaken van de aciviteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet.
1.41 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.42 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief verblijf.
1.43 openbare nutsvoorziening:
een gebouw of bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje of een verdeelstation.
1.44 opslag:
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.45 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil.
1.46 recreatie:
activiteiten en mogelijkheden voor ontspanning c.q. vrijetijdsbesteding.
1.47 recreatief medegebruik:
het medegebruik van gronden voor recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport, varen met kano en gemotoriseerde (fluister)boot, surfen, zeilen en sportvisserijen, alsmede route-ondersteunende voorzieningen, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.48 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar in bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.49 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, parkeermeters, stadsplattegronden, oplaadpunten voor elektrische auto's zitbanken, bloem- en plantenbakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstobjecten, draagconstructies voor reclame alsmede telefooncellen, abri's, openbaar urinoir en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken.
1.50 teeltondersteunende voorzieningen
In, op of boven de grond aangebrachte voorzieningen ter ondersteuning van agrarische, plantaardige teelt met als doel verbetering van de productie (onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraat), verbeteren van de arbeidsomstandigheden (onder meer door gewassen verhoogd te telen) en het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen onkruidbestrijdingsmiddelen, effectief omgaan met water).
1.51 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.52 weg:
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en daarbij behorende parkeerplaatsen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of) het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 de ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,00 meter.
2.9 de verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogtoestemming is verleend;
- c. straatprostitutie;
- d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Meetverschillen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.
9.2 Kleine bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval- en glascontainers en dergelijke, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte maximaal 15 m2 mag bedragen;
- b. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;
- c. de bouwhoogte maximaal 6,00 meter mag bedragen.
9.3 Functiewijzigingen onbebouwde gronden
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de gebruiksregels voor een wijziging van het gebruik van onbebouwde gronden, zonder dat daarbij wordt gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte maximaal 1.000 m2 mag bedragen;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. het woon- en leefklimaat;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Omgevingsvergunning evenementen
Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van het toestaan van evenementen die met een zekere regelmaat plaatsvinden en een planologische relevantie hebben vanwege de duur van de activiteit, waaronder het opbouwen en afbreken en/of vanwege de omvang van de activiteit, waaronder het aantal deelnemers/toeschouwers, mits:
- a. de evenementen zijn toegestaan overeenkomstig de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV);
- b. het evenement maximaal 15 dagen aaneengesloten duurt, inclusief het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement;
- c. een locatie niet meer dan 3 maal per jaar voor een evenement wordt gebruikt;
- d. er geen horeca ter plaatse plaatsvindt, anders dan inherent aan het toegestane evenement;
- e. er geen detailhandel ter plaatse plaatsvindt, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
- f. er geen recreatief nachtverblijf ter plaatse plaatsvindt;
- g. in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien;
- h. aan de van toepassing zijnde milieuwet- en regelgeving wordt voldaan;
- i. het evenement niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
- j. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. de verkeersveiligheid;
- 2. de milieusituatie;
- 3. het woon- en leefklimaat;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
9.5 Verleende omgevingsvergunningen of andere toestemmingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een bouw- en/of gebruiksactiviteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is vereist, wordt gelijkgesteld met een dergelijke omgevingsvergunning.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid of op een andere geschikte wijze;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Voormalige woningbouwlocatie Blankenham'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het woningbouwplan in de kern Blankenham kent een lange geschiedenis. Al in de Woonvisie 2003 (vastgesteld op 10 maart 2004), werd gesproken over woningbouw in Blankenham, te realiseren vanaf 2007. Na een lang proces en uiteindelijk een procedure bij de Raad van State, is het bestemmingsplan sinds april 2013 onherroepelijk. In de periode 2008-2012 is de woningbouwcrisis uitgebroken en tussen april 2013 en nu is er geen belangstelling meer getoond in het nieuwbouwplan. Tijdens de kaveluitgifte procedure zijn geen inschrijvingen gedaan en ook nadat de beschikbare kavels in de WoonkavelApp waren opgenomen, heeft zich geen belangstellende gemeld.
Op 20 januari 2015 heeft de gemeente Steenwijkerland ingestemd met een drietal adviezen om planschade in het kader van de woningbouwlocatie in Blankenham. Dit besluit heeft de gemeente genoodzaakt na te denken over de toekomst van de woningbouwlocatie in Blankenham. Wanneer de bestemming van het perceel van 'Wonen' weer gewijzigd wordt in 'Agrarisch', is de planschade 'anderszins verzekerd' en hoeft de planschade niet uitbetaald te worden. Voorwaarde hiervoor is dat de raad voor de zomer van 2015 een besluit neemt over het aanpassen van de bestemming.
Inmiddels is de afweging gemaakt om of door te gaan en de planschade uit te betalen of te stoppen en het verlies te nemen. Gelet op het feit dat er de afgelopen jaren zich geen belangstellenden meer hebben gemeld, het fors aantal te koop staande woningen in Blankenham evenals de toekomstige demografische ontwikkelingen, is besloten te stoppen met deze woningbouwlocatie. Naar aanleiding van dat besluit zal tevens de bestemming van dit perceel worden gewijzigd van 'Wonen' naar 'Agrarisch'. Een herziening van het vigerende bestemmingsplan is daarom nodig op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de benodigde ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de herziening, in de vorm van een toelichting. Aan bod komen onder andere:
- project- en gebiedsbeschrijving;
- toetsing aan het geldende beleid;
- toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot bestaande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het plangebied (bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder, waterparagraaf, aanwezige leidingen, archeologische waarden en natuurlijke en landschappelijke aspecten);
- haalbaarheid;
- procedure.
Naast deze toelichting omvat dit bestemmingsplan 'Voormalige woningbouwlocatie Blankenham' regels en een verbeelding.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is gelegen in het noordwesten van de kern Blankenham, aan de westzijde van de voormalige Zuiderzeedijk. Aan de zuidoostzijde grenst het gebied aan de bestaande bebouwing van de kern Blankenham. In het noordwesten en zuiswesten grenst het plangebied aan agrarische gronden.
Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 9.000 m². De betreffende percelen staan kadastraal bekend als gemeente Blankenham, sectie E, nummer 859.
Luchtfoto met afgekaderd plangebied
1.3 Vigerende En Nieuwe Bestemmingsplan
1.3.1 Vigerend bestemmingsplan
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Blankenham - Woningbouw 2012
Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Blankenham - Woningbouw 2012', dat d.d. 4 december 2012 door de gemeenteraad van Steenwijkerland. In dit bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Wonen' de mogelijkheid geboden voor het oprichten van 9-11 woningen. Voor de voor- en zijtuinen van de nieuwe woningen is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Rondom de woonpercelen is de bestemming 'Groen' opgenomen. De nog aan te leggen weg ter ontsluiting van de buurt heeft de bestemming 'Verkeer'.
Het feitelijk bestaand gebruik van het perceel is agrarisch. Binnen geen enkel van de vigerende bestemmingen is "agrarisch gebruik" opgenomen.
Mede doordat het zeer onwaarschijnlijk is dat de woningen de komende 10 jaar worden gebouwd en om het het huidige agrarisch gebruik van het plangebied voort te kunnen zetten is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.
1.3.2 Nieuw bestemmingsplan
In deze toelichting wordt de herziening van het vigerende bestemmingsplan onderbouwd en worden de mogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan gaat bieden, afgewogen. In dit geval gaat het om het regelen van het bestaand agrarisch gebruik. Een deel van de bestemming 'Verkeer' voor de nog niet aangelegde buurtontsluitingsweg krijgt de bestemming 'Groen' overeenkomstig de aangrenzende gronden achter het dorpshuis. In de regels wordt een gedetailleerde regeling van de nieuwe bestemmingen gegeven en wordt duidelijk wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied zijn. De verbeelding betreft een visuele weergave hiervan.
Het bestemmingsplan 'Voormalige woningbouwlocatie Blankenham' is opgezet conform de eisen die de Wro en de gemeente Steenwijkerland daaraan stellen. De regels zijn opgesteld conform de standaardregels SVBP2012, de verbeelding voldoet aan de meest actuele digitaliseringseisen conform IMRO2012. Bij de opzet en systematiek van het nieuwe bestemmingsplan wordt aangesloten bij de regeling zoals gebruikt bij de beheersverordening 'Buitengebied Steenwijkerland 2014' van de gemeente Steenwijkerland.
Hoofdstuk 2 Projectprofiel
2.1 Inleiding
Het planvoornemen betreft het wegbestemmen van een woonbestemming waarbinnen maximaal 11 woningen gerealiseerd kunnen worden. Met voorliggend bestemmingsplan worden de gronden weer als landbouwgrond bestemd.
2.2 Gebiedsbeschrijving
De kern Blankenham is gelegen in het westen van de gemeente Steenwijkerland op de grens van de Noordoostpolder en aan de rand van Nationaal Park De Weerribben. De kern is verder ontwikkeld na de drooglegging van de Noordoostpolder en ligt langs de voormalige Zuiderzeedijk.
Blankenham is gelegen in het zeekleilandschap, aan de slingerende dijk van de voormalige Zuiderzee. Hier liggen voornamelijk zeekleigronden, zandgronden en overslaggronden bij oude dijkdoorbraken. Als kralen aan een snoer liggen de kernen Kuinre, Blankenham, Blokzijl en Vollenhove aan de voormalige Zuiderzeedijk. De ligging van Blankenham langs deze dijk zorgt voor een groot hoogteverschil binnen de kern. De dijk is de scheiding tussen het “oude” hoger gelegen land en het “nieuwe” lager gelegen land (de Noordoostpolder). Het “oude” land is zeer aantrekkelijk door de vele oude dijkdoorbraken, waardoor wielen (kolken) zijn ontstaan. De open ruimten tussen de bebouwing garanderen een visueel contact met het omliggende landschap.
Het plangebied ligt ten noordwesten van de kern, ten westen van de voormalige Zuiderzeedijk. Ook binnen het plangebied is het grote hoogteverschil tussen de dijk en het lager gelegen land duidelijk zichtbaar.
De daadwerkelijke realisatie van de voorgenomen woningbouwplannen in het plangebied is niet uitgevoerd. Het plangebied is dan ook nog steeds in gebruik als weiland.
2.3 Voorgeschiedenis
Het oorspronkelijke plan ging uit van de bouw van 17 woningen. Hiervoor werd in maart 2011 de bestemmingsplanprocedure gestart. Medio 2011 bleek echter dat het ontwikkelde plan een te groot financieel tekort met zich meebracht. De locatie is toen gehalveerd. Ook is toen besloten de feitelijke start van de bouw mogelijk te maken nadat er minimaal 2 kavels verkocht zouden zijn.
Het gehalveerde plan (9-11 woningen) is in maart 2012 in procedure gebracht. Tegelijkertijd is via advertenties in diverse regionale nieuwsbladen, de dorpskrant en met behulp van makelaars de aandacht gevestigd op de locatie met het verzoek aan belangstellenden zich te melden. Dit alles leverde 3 belangstellenden op, allen afkomstig uit of werkzaam in Blankenham.
Uiteindelijk bleef er concreet nog één belangstellende over, waarna het bestemmingsplan voor het gehalveerde plan in december 2012 werd vastgesteld door de gemeenteraad met als voorwaarde dat het bouwrijpmaken niet eerder zou starten dan nadat voor 50% van de te halen verkoopopbrengst zou zijn gehaald.
Na een beroepsprocedure bij de Raad van State is het bestemmingsplan in april 2013 onherroepelijk geworden. Tijdens de kaveluitgifteprocedure zijn er echter geen inschrijvingen geweest. Ook nadat de kavels zijn opgenomen in de WoonkavelApp, hebben zich geen belangstellenden meer gemeld.
2.4 Afwegingen
Al meer dan 1,5 jaar is er een mogelijkheid om een kavel voor woningbouw te kopen in Blankenham. De afgelopen jaren heeft zich geen belangstellende meer gemeld en op dit moment zijn er ook geen belangstellenden voor de woningbouwlocatie.
Het feit dat er pas wordt gestart met bouwrijpmaken nadat minstens de helft van de in de grondexploitatie geraamde verkoopopbrengsten zou zijn gehaald zou hierbij een (kleine) rol kunnen spelen.
Op basis van de Woonvisie 2007-2010 werd er nog vanuit gegaan dat er voor Blankenham een woningbehoefte van gemiddeld 1,5 woning per jaar was. Momenteel staan er 16 (bestaande) woningen te koop op een totaal van 155 woningen (bron: Funda o.b.v. CBS 2012). Dit betekent dat circa 10% van de woningen te koop staat. Globaal ter vergelijking: in Blokzijl staat circa 6% van de bestaande woningen te koop, in Vollenhove circa 4,5% en in Kuinre circa 7%. Ook deze gegevens zijn gebaseerd op de gegevens van Funda.
Gelet op deze situatie is het niet de verwachting dat de kavels in Blankenham binnen nu en een aantal jaren worden verkocht. Dit gegeven en het feit dat er een viertal planschadeclaims zijn ingediend hebben de gemeente genoodzaakt om over de toekomst van de woningbouwlocatie na te gaan denken. Doordat woningbouw op deze locatie om meerdere redenen niet van de grond komt, heeft de gemeenteraad van Steenwijkerland het besluit genomen te stoppen met de ontwikkeling van deze woningbouwlocatie. In het verlengde daarvan is besloten de locatie te herbestemmen ten behoeve van het bestaande agrarisch gebruik. De bestemming ter plaatse wordt gewijzigd in de voorheen geldende bestemming 'Agrarisch'. Hierdoor is ook de planschade anderszins verzekerd en hoeft de planschade niet te worden uitbetaald.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Dit bestemmingsplan richt zich echter primair op het vastleggen van de feitelijk bestaande situatie. Het nationale ruimtelijke beleid, zoals met name verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), is overwegend van toepassing op nieuwe ontwikkelingen en daardoor slechts zeer beperkt dan wel niet relevant in de onderhavige situatie. Het ruimtelijke beleid van de provincie Overijssel is vervat in de Omgevingsvisie Overijssel (2009) en Omgevingsverordening Overijssel (2009). Uit dit beleid blijkt dat ook de provinciale bemoeienis met het stedelijke gebied gering is. Op het Rijks- en provinciale beleid wordt derhalve in het kader van dit bestemmingsplan niet nader ingegaan.
In paragraaf 2.4 is reeds aangegeven wat de gemeentelijke afwegingen zijn geweest om in onderhavig bestemmingsplan de woonbestemming weg te bestemmen en de agrarische bestemming weer op het perceel op te nemen.
Hoofdstuk 4 Actuele Waarden
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de invloed van het planvoornemen op de actuele waarden die aanwezig zijn in het gebied. Het gaat hierbij om de flora en fauna, ecologische structuur, habitat, cultuurhistorie en archeologie.
4.2 Flora En Fauna
De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met soortbescherming en dan met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met gebiedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgenomen als Natura 2000-gebieden.
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn 'Weerribben' (op ongeveer 1 kilometer afstand), 'Wieden' (op 6 kilometer) en 'Rottige Meenthe en Brandemeer' (op 5 kilometer). De 'Weerribben' liggen het dichtstbij het plangebied. Gezien de afstand tot het plangebied en het feit dat er niks wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie, heeft onderhavig bestemmingsplan geen invloed op de natuurwaarden in deze gebieden.
Ten behoeve van de voorheen voorgenomen woningbouw is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Flora- en faunawet niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten. Uit dit onderzoek is gebleken dat in het plangebied geen beschermde planten of dieren voorkomen. In de omgeving komt de Rugstreeppad voor. Van alle landschapselementen worden akkers en graslanden door deze pad sterk gemeden. Aangezien er geen bouwactiviteiten plaatsvinden en er niks wijzigt ten opzichte van de feitelijk bestaande situatie heeft onderhavig bestemmingsplan geen invloed op de aanwezige flora en fauna.
4.3 Cultuurhistorie
De Cultuurhistorische atlas Overijssel biedt informatie over historische landschapsstructuren, bouwkundige monumenten en archeologische vindplaatsen in kaart, foto en toelichting. De gegevens op de kaart zijn afkomstig van de rijksdienst voor monumentenzorg (RDMZ), rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek (ROB), stichting Het Oversticht en de provincie Overijssel.
Het plangebied ligt in het cultuurhistorisch deelgebied Zuiderzeekust. Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de voorheen vigerende en nog steeds feitelijk bestaande situatie. Er wordt aangesloten bij de bestemming van omliggende agrarische percelen. Onderhavig bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor het aanwezige cultuurhistorisch waardevolle landschap.
4.4 Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken op te nemen.
De gemeente Steenwijkerland beschikt over een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Op deze kaart is de archeologische verwachtingswaarde van de gronden binnen de gemeente weergegeven. Ook zijn de archeologische monumenten aangeduid. Voor delen van de bebouwde kom kan geen verwachtingswaarde worden gegeven.
Op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied deels een lage en deels een hoge verwachtingswaarde. Bij een hoge verwachting geldt een onderzoeksplicht.
Ten behoeve van de voormalig voorgenomen woningbouw is destijds een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat het plangebied geen hoge archeologische verwachtingswaarde kent.
Het onderzoeksgebied bevindt zich aan de buitendijkse kant van de voormalige Zuiderzeedijk en is vermoedelijk niet aantrekkelijk geweest als vestigingsplaats. Hier zijn ook geen aanwijzingen voor gevonden. Vervolgonderzoek wordt niet geadviseerd, aangezien de middelhoge verwachtingswaarde van het plangebied niet in stand gehouden kan worden. Aangezien er geen aanwijzingen zijn gevonden die de hoge archeologische verwachtingswaarde voor het onderzoeksgebied onderschrijven, heeft het plangebied geen dubbelbestemming gekregen. De overige gronden in het plangebied, die niet onderzocht zijn maar waar wel een hoge verwachtingswaarde voor geldt, hebben wel een dubbelbestemming gekregen. Bij bepaalde ingrepen dient eerst een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Watertoets
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Het onderhavige plangebied is gelegen in het beheergebied van Waterschap Zuiderzeeland en grenst aan een waterkering van Waterschap Reest en Wieden.
Het planvoornemen is in het kader van de Watertoets voorgelegd aan het watertoetsloket van beide waterschappen. De waterschappen hebben aangegeven geen belangen te hebben bij dit bestemmingsplan.
5.2 Waterhuishoudkundige Situatie
5.2.1 Veiligheid
Het plangebied bevindt zich binnen dijkring 7 en kent een overschrijdingskans van 1/4000 jaar. Volgens de risicokaart kent deze locatie bij een eventuele dijkdoorbraak geen overstromingsdiepte. Mocht het vanuit veiligheidsoverwegingen toch noodzakelijk zijn burgers te evacueren, dan kan dat via de aangrenzende primaire waterkering (onderdeel van dijkring 9) richting Kuinre of Blokzijl.
Betreffende waterkering tussen de Noordoostpolder en Overijssel kent drie verbodszones namelijk de kernzone, de beschermingszone en de buitenbeschermingszone. Deze verbodszones betreffen de waterkering zelf en een zone van 100 meter aan weerszijden van de waterkering. Het plangebied ligt dus in de verbodszone.
De keur van Waterschap Reest en Wieden regelt dat het verboden is om in deze zone werkzaamheden uit te voeren. Om bepaalde activiteiten in deze verbodszones wel te mogen uitvoeren, dient op basis van de Waterwet een watervergunning aangevraagd te worden. Deze watervergunning bevat voorschriften waarmee rekening moet worden gehouden bij de werkzaamheden.
5.2.2 (Grond)wateroverlast
Het plangebied ligt aan een hoofdaanvoersloot waarvoor een streefpeil van -1,20 m NAP is vastgesteld. Momenteel kent het gebied een geringe drooglegging.
5.3 Invloed Van Het Planvoornemen
Momenteel is het plangebied in gebruik als weiland en volledig onverhard. Met dit bestemmingsplan wordt uitsluitend de feitelijk bestaande situatie geregeld. Er wordt geen oppervlakte verhard of bebouwd.
Onderhavig bestemmingsplan heeft dan ook geen gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied.
Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf
6.1 Inleiding
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
6.2 Geluidhinder
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.
Het plangebied is gelegen aan de Kerkbuurt, die overgaat in de Hammerdijk. De weg ligt op de voormalige Zuiderzeedijk.
Dit bestemmingsplan richt zich op het vastleggen van de voorheen vigerende en nog steeds feitelijk bestaande situatie. Er wordt aangesloten bij de bestemming van omliggende agrarische percelen. Binnen het plangebied zijn geen geluidgevoelige functies voorzien, maar verdwijnt de mogelijkheid tot het realiseren van een geluidgevoelige functie. Ook worden met dit bestemmingsplan geen functies mogelijk gemaakt die geluidoverlast veroorzaken voor de omgeving. Er zijn wat geluid betreft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
6.3 Bodem
Het beleid ten aanzien van de bodem is gebaseerd op de wet Bodembescherming. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen.
Voor het plangebied is ten behoeve van de voormalig voorgenomen woningbouw in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor het plangebied. Wel is een lichte verhoging van onder meer cadmium en zink aangetroffen in de grond en het grondwater.
Aangezien het agrarisch gebied is en blijft en met dit bestemmingsplan geen gevoelige bestemming mogelijk wordt gemaakt, vormt het aspect bodem geen belemmering.
6.4 Luchtkwaliteit En Het Besluit Nibm
Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
In het geval een planvoornemen strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging, dient onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd te worden.
Middels onderhavig bestemmingsplan wordt uitsluitend de feitelijk bestaande situatie geregeld. Het aantal mogelijke verkeersbewegingen zal zelfs, ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan, fors afnemen aangezien de mogelijkheid voor woningbouw in het plangebied wordt verwijderd. Middels onderhavig bestemmingsplan worden geen bronnen mogelijk gemaakt die een bijdrage zouden kunnen leveren aan de toename van de luchtverontreiniging. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen negatief effect op de luchtkwaliteit in Steenwijkerland.
6.5 Bedrijven En Milieuzonering
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven (meer) gevestigd, die een zonering conform de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' kennen. Voor het agrarisch gebruik dat binnen het plangebied wordt geregeld geldt ook geen zonering op basis van deze publicatie. Daarnaast geldt dat onderhavig bestemmingsplan geen beperkingen oplegt aan bedrijven in de omgeving.
6.6 Geurhinder
In de Wet geurhinder en veehouderij zijn afstandsnormen opgenomen die moeten worden gehanteerd bij de verlening van een milieuvergunning aan een agrarisch bedrijf waarin vee wordt gehouden. Echter ook in de omgekeerde situatie, waarbij in de omgeving van agrarische bedrijven een nieuw geurgevoelig object wordt gesitueerd of uitgebreid, dient aan de wet te worden getoetst (de zogenoemde 'omgekeerde werking').
Met het wijzigen van de woonbestemming in een agrarische bestemming wordt geen geurgevoelige dan wel geuroverlast-veroorzakende functie mogelijk gemaakt.
6.7 Externe Veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt (risicovolle inrichtingen) en transportassen (weg, water, spoor en buisleidingen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In de directe omgeving voor het wijzigen van de woonbestemming in agrarische bestemming te Blankenham zijn geen voor externe veiligheid relevante bedrijven, transportassen en/of hogedruk aardgasleidingen aanwezig. Externe veiligheid speelt hier geen rol.
6.8 Kabels En Leidingen
Binnen of nabij het plangebied zijn geen boven of ondergrondse hoofdtransportleidingen gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven om hun functioneren veilig te stellen.
6.9 Milieueffecten Algemeen
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is verplicht voor besluiten van de overheid over initiatieven van particulieren of marktpartijen, zoals bij de bouw van woonwijken de aanleg van auto(snel)wegen, spoorwegen, vliegvelden, pijpleidingen voor gas of olie en (stuw)dammen.
Een m.e.r. kan ook verplicht zijn voor plannen van de overheid, zoals een bestemmingsplan of beheersverordening. Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of de beheersverordening voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt een woonbestemming ten behoeve van nieuwbouw gewijzigd in de voorheen geldende en nog steeds bestaande situatie, zijnde agrarisch gebruik. Gelet op het beheersmatige karakter van dit bestemmingsplan, waarin nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen niet mogelijk zijn, kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken.
Hoofdstuk 7 Financiële Paragraaf
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
Voor de woningbouw in het plangebied was een gemeentelijke grondexploitatieopzet opgesteld en vastgesteld. Het woningbouwplan is niet tot uitvoering gekomen wegens gebrek aan belangstelling. Door de bestemming te wijzigen naar 'Agrarisch' ontstaat er een ander financieel beeld. De toekomstige kosten en opbrengsten in de grondexploitatie zijn geschrapt. De gronden die in eigendom zijn van de gemeente zijn afgewaardeerd naar agrarische waarde en zijn overgebracht naar de Materiële Vaste Activa. Hierdoor ontstaat een verlies binnen de grondexploitatie. Dit verlies is gedekt door de Algemene Reserve Grondexploitatie. Hierdoor is er sprake van een sluitende grondexploitatie, welke vervolgens wordt afgesloten. Hiermee is het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar.
7.2 Maatschappellijke Haalbaarheid
7.2.1 Communicatie
Zowel met de verkoper van de grond als met Dorpsbelang Blankenham is op bestuurlijk niveau gesproken op 23 april 2014. Zij zijn op de hoogte gebracht van het (toen nog) voornemen om te stoppen met de woningbouwlocatie.
Dorpsbelang Blankenham is de afgelopen jaren nauw betrokken geweest bij de planvorming en de ontwikkeling van het plan. Uiteraard waren zij teleurgesteld om te horen dat het voorstel is om niet door te aan met deze woningbouwlocatie. Aan de andere kant werd er wel begrip getoond. Wat betreft het aantal te koop staande woningen gaven zij aan dat dit vooral woningen zijn die buiten de 'kern' van Blankenham liggen, grotere vrijstaande woningen. Toch zijn 8 van de 16 te koop staande woningen in Blankenham gelegen in de kern van Blankenham (waarvan 6 onder € 200.000,-). Volgens Dorpsbelang is er behoefte aan een rijtje (sociale) huurwoningen.
7.2.2 Procedure
Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen (zie ook Hoofdstuk 9).
7.3 Conclusie
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Hoofdstuk 8 Juridische Opzet
8.1 Algemeen
Het wettelijk kader voor de inhoud en de vaststellingsprocedure van een bestemmingsplan wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en is verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro). De Wro, het Bro en de Rsro bevatten regels ten aanzien van de (digitale) vormgeving, inhoud en raadpleegbaarheid van bestemmingsplannen, met als doel bestemmingsplannen uniform vergelijkbaar en uitwisselbaar te maken.
8.2 Planonderdelen
Een bestemmingsplan bestaat in elk geval uit een verbeelding (kaart) en planregels, die samen het juridisch deel van het bestemmingsplan vormen. Daarnaast gaat het bestemmingsplan vergezeld van een toelichting, die voorziet in de motivatie en onderbouwing van en de toelichting op de keuzes die zijn gemaakt om te komen tot de verbeelding en regels. Een bestemmingsplan kan ook bijlagen bevatten. Indien de bijlagen een relatie hebben met de regels worden ze opgenomen als bijlage bij de regels. Indien de bijlagen bijdragen aan de onderbouwing c.q. motivatie van het plan worden ze opgenomen als bijlage bij de toelichting.
8.3 Inhoud Algemeen
Bij het opstellen van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan is voldaan aan het bepaalde in de Wro, Bro en de Rsro. Voor het overige is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke standaarden en plansystematiek. De structuur van het plan is zodanig dat de kaart de primaire informatie geeft over de van toepassing zijnde bestemming. In de regels kan vervolgens worden teruggelezen welke gebruiks- en bouwmogelijkheden voor de betreffende bestemming gelden. Behalve bestemmingen kan de verbeelding onder meer aanduidingen en maatvoeringsvlakken bevatten om binnen een bestemming te kunnen voorzien in maatwerk voor een bepaalde locatie. In dat geval zijn steeds ook regels verbonden aan deze aanduidingen en maatvoeringsvlakken.
8.4 Regels
De regels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), welke als bijlage onderdeel uitmaakt van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) opgebouwd en bevatten allereerst begripsomschrijvingen en meetvoorschriften om respectievelijk interpretatie- en meetverschillen uit te sluiten (hoofdstuk 1). Vervolgens zijn in hoofdstuk 2 de regels voor de afzonderlijke bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen, waarbij voor elke bestemming is voorzien in een apart artikel. Voor zover behoefte bestaat aan het opnemen van regels die niet zijn gebonden aan een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele dan wel een gedeelte van het plangebied, dan zijn de betreffende regels opgenomen in hoofdstuk 3 van de regels. Indien de betreffende regels betrekking hebben op slechts een gedeelte van het plangebied, dan wordt dat op de verbeelding aangegeven door middel van een zogenoemde gebiedsaanduiding.
De bestemmingsregels zijn in beginsel steeds op dezelfde manier opgebouwd:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Hoe gronden met een bepaalde bestemming mogen worden gebruikt is primair beschreven in de bestemmingsomschrijving. Eventuele aanvullingen of uitzonderingen zijn opgenomen in de specifieke gebruiksregels. De bouwregels bevatten de regels ten aanzien van de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde op te richten. Zowel ten aanzien van gebruik als bouwen geldt dat binnen een bepaalde marge kan worden voorzien in mogelijkheden om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels. Deze mogelijkheden zijn opgenomen onder respectievelijk 'Afwijken van de bouwregels' en 'Afwijken van de gebruiksregels'.
Voor zover gewenst kan in de regels voor een bestemming worden voorzien in een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden. Deze vergunningstelsels dienen dan veelal ter bescherming van binnen de bestemming voorkomende waarden of ter bescherming van bijvoorbeeld ondergrondse leidingen. Indien gewenst kan ook worden voorzien in een bevoegdheid om een bestemming geheel dan wel gedeeltelijk te wijzigingen in een andere bestemming. Dergelijke bevoegdheden worden opgenomen onder het kopje 'Wijzigingsbevoegdheid'.
Naast voornoemde veel voorkomende onderdelen van bestemmingsregels kan worden voorzien in een vergunningstelsel voor het slopen van bebouwing en specifieke procedureregels.
8.5 De Bestemmingen
8.5.1 Agrarisch
Het betreft hier een overgangsperceel naar het buitengebied. Het beleid voor deze percelen is primair gericht op:
- 1. Het behoud van cultuurgronden als basis voor de agrarische bedrijfsvoering. Ook hobbymatig gebruik van cultuurgronden is toegestaan in deze gebieden.
- 2. Met het oog op het agrarisch gebruik mogen, omheiningen en/of erfafscheidingen, voederruiven, drinkbakken en/of picknickplaatsen worden gebouwd.
- 3. Voor het overige mag er binnen de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden niet worden gebouwd.
8.5.2 Groen
Het betreft hier de groene dorpsrand bij het dorpshuis. Groen is voor de gemeente een identiteitsbepalend bestemmingsplanelement. De omgevingskwaliteit is van zo'n essentieel belang, dat doorwerking in het bestemmingsplan vereist is, wil de voorsprong in woonomgevingkwaliteit gegarandeerd blijven:
- 1. Binnen de bestemming 'Groen' zijn groenvoorzieningen, zoals trapvelden, speelplaatsen, plantsoenen toegestaan, maar ook waterpartijen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen, structurele beplantingen, recreatief medegebruik, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.
- 2. Op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de regels zijn nadere bepalingen opgenomen.
8.5.3 Waarde - Archeologie 2
Ten behoeve van de bescherming van archeologische waarden wordt het volgende gesteld:
- 1. Gestreefd wordt naar instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen van terreinen met een archeologische waarde.
- 2. De bestemming 'Waarde – Archeologie 2' is gericht op bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Zones waar, op historische en archeologische gronden archeologische resten vermoed worden zonder dat de exacte begrenzing daarvan kan worden aangewezen, zijn eveneens als 'met hoge verwachting' aangemerkt.
- 3. Ter bescherming van de waarden kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen nadere voorwaarden worden gekoppeld, zoals de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden, of de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.5.4 Waterstaat - Waterkering
De voormalige Zuiderzeedijk heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
- 1. Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist.
- 2. Gebouwen zijn binnen deze dubbelbestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot 6,00 meter.
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1 De Te Volgen Procedure
Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:
a. Ontwerp:
Publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro
Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad
b. Vaststelling:
Vaststelling door de Raad
Mogelijkheid reactieve aanwijzing
Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn
c. Inwerkingtreding:
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan)
d. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.