Bestemmingsplan Giethoorn - basisschool Beulakerweg
Bestemmingsplan - gemeente Steenwijkerland
Vastgesteld op 18-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Giethoorn - basisschool Beulakerweg met identificatienummer NL.IMRO.1708.GHNschoolgiethBP-VA01 van de gemeente Steenwijkerland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 buitenschoolse opvang:
professionele opvang buiten schooltijd voor schoolgaande kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar tot 13 jaar;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 achtergevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de van de weg of het water afgekeerde zijde en die in ruimtelijk opzicht de achterkant van het gebouw vormt;
1.7 ander-werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.9 bebouwingspercentage:
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.13 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 dak:
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 gevellijn:
de in het plan als zodanig opgenomen aanduiding, waarop de voorgevel van het hoofdgebouw moet zijn georiënteerd;
1.24 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.25 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende, medische en overheidsfuncties, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, met ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.26 nadere eis:
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.27 onderbouw:
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.28 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.29 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.30 verspringende gevel:
een gevel van een gebouw, waarvan een deel verder naar voren of achteren is gebouwd;
1.31 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.32 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen met de daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
- b. structurele beplantingen voorzien van streekeigen beplanting zoals diverse wilgensoorten, zwarte els en berk;
- c. landschappelijke inpassing;
met daaraan ondergeschikt:
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Maatschappelijk - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. basisschool;
- b. buitenschoolse opvang;
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. speelpleinen (verhard en onverhard);
met daaraan ondergeschikt:
- f. groenvoorzieningen;
- g. wegen, straten paden en ontsluiting, met dien verstande dat maximaal één inrit en één uitrit voor gemotoriseerd verkeer is toegestaan;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- i. structurele beplantingen voorzien van streekeigen beplanting zoals diverse wilgensoorten, zwarte els en berk;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van de procedureregels, als bedoeld in artikel 15.1, nadere eisen stellen ten aanzien van:
- a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
- b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
- c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
- d. een goede woonsituatie en/of sociale veiligheid.
Artikel 5 Maatschappelijk - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Tuin
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Tuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn van het aangrenzende hoofdgebouw maximaal 1,00 meter en achter de voorgevelrooilijn van het aangrenzende hoofdgebouw maximaal 2,00 meter bedraagt.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, een en ander met uitzondering van parkeren ten behoeve van het op de bestemming gerichte gebruik;
- b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.
Artikel 7 Leiding - Riool
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waarde - Zuideinde Binnenpad
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Parkeren
- a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of uitbreiden van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor gebruikers, en indien van toepassing werknemers en bezoekers, volgens de normering zoals is opgenomen in de 'Nota parkeernormen 2015 gemeente Steenwijkerland' die als Bijlage 2 NotaParkeernormen 2015 bij de regels is opgenomen, waarbij geldt dat ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk - 2' in ieder geval 17 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Parkeergelegenheden moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw behoort. In het geval de genoemde Nota gewijzigd of vervangen wordt, houdt het bevoegd gezag rekening met deze wijziging of vervanging.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien:
- 1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
- 2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Voorwaardelijke verplichting
Het gebruik van de gebouwen voor de in lid 4.1 sub a genoemde functie van basisschool met buitenschoolse opvang is uitsluitend toegestaan indien het gebruik van de in Artikel 5 Maatschappelijk - 2 genoemde gebouwen als basisschool op grond van het overgangsrecht van dit plan (al dan niet met bijbehorende buitenschoolse opvang) is beëindigd en beëindigd wordt gehouden.
12.2 Strijdig gebruik
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen gedoogtoestemming is verleend;
- c. straatprostitutie;
- d. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, tenzij de betreffende bestemming daarin wel uitdrukkelijk voorziet.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 Overige zone - beschermd dorpsgezicht Giethoorn
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - beschermd dorpsgezicht Giethoorn' zijn de gronden mede bedoeld voor behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd dorpsgezicht, zoals dit nader tot uitdrukking komt in Artikel 9, conform het aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Giethoorn (Bijlage 3 bij de regels).
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
14.1 Meetverschillen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de aangeduide bouwgrenzen indien een meetverschil of onnauwkeurigheid ten opzichte van de feitelijke situatie daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking maximaal 3,00 meter bedraagt.
Deze afwijkingsmogelijkheid geldt niet daar waar een gevellijn dwingend is voorgeschreven.
Artikel 15 Algemene Procedureregels
15.1 Procedure nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
- a. het ontwerpbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende twee weken voor belanghebbenden ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid of op een andere geschikte wijze;
- c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
- d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
- e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Voorrangsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Giethoorn - basisschool Beulakerweg.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het dorp Giethoorn bestaat uit twee kernen: Giethoorn-Noord en Giethoorn-Zuid met elk een basisschool. Voor beide schoolgebouwen worden de komende jaren grote onderhoudsposten voorzien. De Noorderschool, gebouwd in 1955, en de Zuiderbasisschool, gebouwd in 1956, voldoen, ondanks diverse bouwkundige aanpassingen die in de loop van de jaren zijn aangebracht, niet meer aan de eisen die worden gesteld aan het geven van modern onderwijs. Het aantal leerlingen is bovendien zodanig dat samenvoeging schaalvoordelen kan opleveren. De voorgenomen fusie van beide scholen, de huidige bouwkundige staat van de gebouwen en de wens om te komen tot een centraal gevestigde onderwijsvoorziening, zijn aanleiding om grenzend aan Beulakerweg 127 te Giethoorn een nieuwe school te realiseren.
Omdat de bovengenoemde ontwikkelingen niet passen binnen de vigerende planologisch-juridische regelingen, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het Giethoorn - basisschool Beulakerweg bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (tek.no. NL.IMRO.1708.GHNschoolgiethBP-VA01);
- planregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn de bestemmingen en regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het plangebied bestaat uit drie delen. Eén deel is gelegen in het zuidelijke deel van Giethoorn en wordt begrensd door de Beulakerweg (N334). Hier is de nieuwe school gepland. Op onderstaande afbeelding is dit deel van het plangebied (in groter verband) weergegeven.
Ligging plangebied
De meest nabijgelegen woning is gelegen ten zuiden van de school. Het betreft hier de woning Beulakerweg 127. Dit is het aan het plangebied grenzende perceel. In noordelijke richting is een woning, Beulakerweg 125 op grotere afstand gelegen. Aan de overzijde van de Beulakerweg en het kanaal is een aantal vrijstaande woningen gelegen. In oostelijke richting bevinden zich voornamelijk landerijen.
De twee andere delen van het plangebied zijn de locaties waar de voormalige basisscholen gevestigd zijn.
1.4 Planologisch-juridische Regeling
1.4.1 Geldende bestemmingsplannen
Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Giethoorn, vastgesteld op 17 oktober 2017. De gronden waar de nieuwe school is gepland hebben in dat plan de bestemming 'Agrarisch' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
De gronden waar de huidige Noorderbasisschool en de Zuiderbasisschool zijn gevestigd hebben in het geldende plan de enkelbestemming 'Maatschappelijk' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Voor de gronden waar de Zuiderbasisschool is gevestigd geldt ook de dubbelbestemming 'Waarde - Zuideinde binnenpad' en de gebiedsaanduiding 'Overige zone - beschermd dorpsgezicht Giethoorn'.
1.4.2 Voorliggend bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een school, met de daarbij behorende voorzieningen mogelijk. Voor het plangebied is een bestemmingsregeling vervaardigd, waarbij ter plaatse uitsluitend een basisschool met de bijbehorende voorzieningen mogelijk is. Wat betreft de planologisch-juridische regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de regelgeving, zoals die voor recent door de gemeente Steenwijkerland vervaardigde bestemmingsplannen is gehanteerd.
Met de ingebruikname van de nieuwe school, is het onnodig en ongewenst dat in de Noorderschool en de Zuiderbasisschool opnieuw een basisschool gevestigd kan worden. Door middel van dit bestemmingsplan wordt de huidige bestemming van de beide bestaande schoollocaties zodanig aangepast dat het gebruik als basisschool niet langer mogelijk is. De bestemming Maatschappelijk blijft wel van toepassing om deze percelen beschikbaar te houden voor andere maatschappelijke functies in deze gebouwen.
1.4.3 Opbouw toelichting
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. De beschrijving van de beoogde ontwikkeling is opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens aandacht besteed aan het uitgevoerde onderzoek naar de relevante planologische aspecten. In hoofdstuk 5 is nadere aandacht besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7, sluiten deze toelichting af.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Europees Beleid
2.1.1 Archeologie en cultuurhistorie
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) is in 1992 ondertekend. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.
Voor het plangebied is onderzocht of en in hoeverre sprake is van archeologisch waardevolle elementen. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
2.2 Rijksbeleid
2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, maart 2012) haar ambities tot 2040 weergegeven. De ondertitel van het SVIR luidt: ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Om dat te bewerkstelligen, zijn – voor de middellange termijn (2028) - de volgende drie doelen aangegeven:
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Deze nationale beleidsdoelen hebben geen directe relatie met het voornemen. De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt doen dan ook geen afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het rijk.
Ladder duurzame verstedelijking
De drie doelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. Eén daarvan is “een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten”. Om dit nationaal belang concreet invulling te geven, heeft het ministerie de Ladder van duurzame verstedelijking (de Ladder) in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) laten opnemen. Daardoor zal bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moeten worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik.
De realisatie van een nieuwe school betreft een stedelijke ontwikkeling. Dit betekent dat overeenkomstig artikel 3.1.6. Bro onderzoek noodzakelijk is naar de actuele regionale behoefte, dat wil zeggen onderzoek naar economische behoefte, marktvraag en economische gevolgen ervan. Dit heeft tot doel na te gaan of vestiging van een school in overstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
De gemeente Steenwijkerland heeft een onderzoek uitgevoerd in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 4.8 is daaraan nader aandacht besteed.
2.3 Provinciaal Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel
In de Omgevingsvisie Overijssel (2017) wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel geschetst. De visie is daarbij gericht op 2030. Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening (2017) opgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen.
In de omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.
Generieke beleidskeuzes
Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor stedelijke ontwikkelingen hanteert de provincie de Ladder voor Duurzame verstedelijking. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.
Het realiseren van een nieuwe schoollocatie past binnen de genoemde generieke beleidskeuzes van de provincie. In paragraaf 4.8 wordt de voor deze ontwikkeling uitgevoerde ladder-toets beschreven en is aangegeven waarom deze locatie geschikt is.
Ontwikkelingsperspectieven
In de omgevingsvisie zijn zes ontwikkelingsperspectieven opgenomen: drie voor de Groene Omgeving en drie voor de Stedelijke Omgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven schetsen een ruimtelijk perspectief voor een combinatie van functies en geven aan welke beleids- en kwaliteitsambities leidend zijn. De ontwikkelingsperspectieven geven zo richting aan waar wat ontwikkeld zou kunnen worden.
Het plangebied ligt in De Groene Omgeving. De Groene Omgeving wordt gezien als een mozaïek van woon-, werk-, geniet- en natuurlandschappen waar diverse beleidsambities goed samengaan. 'Groene' functies hebben prioriteit in de groene omgeving. Ontwikkelingen die hier niet primair thuishoren, zoals woningbouw, worden alleen toegestaan als zij een meerwaarde opleveren voor de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorie, water- en natuuropgaven.
Voor alle nieuwe ontwikkelingen geldt dat een goede landschappelijke inpassing verplicht is.
Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap. Van de ruimtelijke kwaliteitsambities staat in dit ontwikkelingsperspectief de ambitie Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen voorop. Daarnaast gelden – net als voor alle andere ontwikkelingsperspectieven – de ruimtelijke kwaliteitsambities:
- zichtbaar en beleefbaar mooi landschap
- sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel
- continu en beleefbaar watersysteem
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem. Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap, onder de voorwaarde van zorgvuldige inpassing in het kleinschalige landschap. Ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden.
Het verbinden van de ontwikkelingsmogelijkheden van economische en maatschappelijke functies met het behoud en de versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen draagt bij aan het behoud van de specifieke kwaliteiten van het kleinschalige mixlandschap in Overijssel
Met de provincie is intensief overleg gevoerd over de inpassing van het plan en het stedenbouwkundig ontwerp. Dit heeft er toe geleid dat het plan past binnen dit ontwikkelingsperspectief. De school wordt daarnaast goed landschappelijk ingepast. Dit is op de verbeelding gewaarborgd door de bestemming 'Groen' op te nemen.
Gebiedskenmerken
De gebiedskenmerken onderscheiden we in vier lagen:
- de natuurlijke laag
- de laag van het agrarisch cultuurlandschap
- de stedelijke laag
- de laag van de beleving
Natuurlijke laag
Het plangebied is gelegen in het Laagveenlandschap.
Laag van het agrarische cultuurlandschap
Binnen deze laag wordt het plangebied aangeduid als "Laagveenontginningen". De laagveenontginningen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de ter plaatse karakteristieke maat en schaal van de ruimte, met onderscheid tussen gebieden met grote open ruimtes en gebieden met een langgerekte kavelstructuur.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de laagveenontginningen, dan dienen deze bij te dragen aan behoud en versterking van het lint als karakteristieke bebouwingsstructuur. Het slotenpatroon en, waar aanwezig, de houtsingels als accentuering van de ruimtelijke structuur respecteren en versterken bij de verdere ontwikkeling van de agrarische functie
Stedelijke laag en de laag van beleving
De locatie is aangeduid met 'donkerte'. De donkere gebieden geven een indicatie van het buitengebied van Overijssel. Het zijn relatief luwe en dunbevolkte gebieden met een lage gebruiksdruk. De ambitie is gericht op het koesteren van donkerte als kwaliteit. Het streven is gericht op het handhaven van de donkerte en, waar mogelijk, de gebieden bij ontwikkelingen nog donkerder te maken.
De richting van de sturing is gericht op het minimaal toelaten van kunstlicht. Het vereist het selectief inzetten en 'richten' van kunstlicht en het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen. De kansen hiervoor doen zich met name voor bij ontwikkelingen die een grote invloed hebben op het aspect donkerte, zoals grotere woon- en werklocaties en wegen.
De in voorliggend plan besloten ruimtelijke ontwikkeling betreft de bouw van een nieuwe school aan de Beulakerweg. De Beulakerweg is een doorgaande weg die binnen de bebouwde kom wordt belicht door lantaarnpalen. Buiten de bebouwde kom wordt het fietspad verlicht. In de nabijheid van de te bouwen school bevinden zich de nodige functies met bijbehorende lichtbronnen. Voor al deze functies wordt gebruik gemaakt van kunstlicht. De toevoeging van de school en daarmee de toevoeging van extra kunstlicht is, mede gekeken naar de omliggende functies en de openingstijden van de school (overdag) relatief beperkt. Dit neemt overigens niet weg dat het gebruik van onnodig kunstlicht zal worden vermeden. In de regels zijn hiertoe voorschriften opgenomen.
Conclusie
Vanuit de gebiedskenmerken kan aldus worden geconcludeerd dat de karakteristieke structuur (lint met haaks daarop langgerekte percelen) behouden en/of versterkt dient te worden. Bij de uitwerking van de landschappelijke inpassing van het plangebied zijn deze aspecten meegenomen.
Wat betreft het aspect 'donkerte' wordt geconcludeerd dat reeds in de huidige situatie sprake is van meerdere lichtbronnen. In de regels van dit bestemmingsplan zijn echter voorwaarden opgenomen die onnodige toename van verlichting tegengaan.
2.3.2 Omgevingsverordening
Op 12 april 2017 is de Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsvisie Overijssel schetst de provinciale visie op de fysieke leefruimte in Overijssel, hoe we – samen met onze partners - vorm en kleur willen geven aan die ruimte en hoe wij als provincie ons daar de komende jaren voor inzetten. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn daarbij de leidende principes of ‘rode draden’.
In de Omgevingsvisie zijn de onderwerpen benoemd die de provincie op dit moment tot haar belang rekent en is per thema nader uitgewerkt wat de provinciale ambities zijn.
Voor het voorliggende plan is titel 2.1 van de Omgevingsverordening, Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit, relevant. In deze artikelen worden voorschriften gegeven op het gebied van:
- concentratie van bebouwing;
- de Ladder van Duurzame Verstedelijking;
- zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik;
- landschappelijke inpassing.
Conclusie provinciaal beleid
In de paragraaf 4.8 worden bovenstaande principes nader besproken. Zoals de betreffende pararaaf laat zien, wordt met het voorliggende plan voldaan aan de genoemde principes. De Omgevingsverordening van de provincie Overijssel staat het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Toekomstvisie Steenwijkerland 2030
De gemeente Steenwijkerland heeft een Strategische Toekomstvisie ontwikkeld. Deze bevat een integrale visie op de ontwikkelingen van de gehele gemeente tot 2030. De kern van de strategie voor wonen is te beginnen met de intensivering en opwaardering van de bestaande kernen als bijdrage aan een kwaliteitsimpuls voor de toeristische aantrekkelijkheid en de leefbaarheid in de kernen (rode sterren). In deze strategie blijft beperkte lokale groei mogelijk in elke kern (rode blokjes), mits dit past binnen het vigerende beleid van de Beleidsnotitie Kernen, kracht en kwaliteit (waarin onderscheid wordt gemaakt in type kern). Ook houdt dit in dat transformatie van erven en gebouwen binnen de bebouwde kom of in linten of buurtschappen altijd mogelijk is binnen de bestaande bebouwingscontouren (niet afzonderlijk op de kaarten aangegeven).
2.4.2 Beleidsnotitie Facetbeleid
In januari 2011 stelde de gemeente de Beleidsnotitie Facetbeleid vast. Vooruitlopend op de komende bestemmingsplanactualisatie is door de gemeente een inventarisatie gemaakt van het huidige (mogelijk) ruimtelijk relevante beleid en op basis daarvan bepaald ten aanzien van welke facetten nog behoefte is aan nieuw dan wel aanvullend beleid. In genoemde Beleidsnotitie is dat aanvullende beleid afgewogen en neergelegd.
Met betrekking tot het voornemen worden in de Beleidsnotitie geen specifieke beleidsuitspraken gedaan. Wel wordt een aantal algemene uitgangspunten genoemd op het gebied van parkeren: "Extra parkeerbehoefte door nieuwe ontwikkelingen door aanvrager op eigen terrein laten creëren middels voorwaarden aan planologisch besluit of middels bestemmingsplanregeling".
Daarnaast worden in algemene zin uitspraken gedaan over diverse milieuaspecten. Die aspecten komen in hoofdstuk 4 nader aan de orde.
2.4.3 Welstandsnota
De Welstandsnota vastgesteld d.d. 22 juni 2016, gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Steenwijkerland. Het plangebied valt binnen het Laagveenlandschap en is daarbinnen ingedeeld in het 'Kraggenlandschap Giethoorn overig'. Voor de welstandsnota zijn met name de volgende criteria van belang.
Situering
- Bebouwing dient zich met de (smalle)voorgevel naar de weg te richten;
- Bijgebouwen dienen zodanig gesitueerd te zijn dat zij ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en de transparantie naar het buitengebied behouden blijft.
Vormgeving
- De bebouwingskarakteristieken dienen te worden behouden. Speciale aandachtspunten hierbij zijn de schaal en maat, oriëntatie, verhouding hoofdgebouw/bijgebouwen en kapvorm;
- Bij nieuwbouw is vernieuwing mogelijk. Mits deze in maat en schaal en hoofdvorm aansluit op de directe omgeving.
- Uitbreidingen dienen ondergeschikt zijn aan het bestaande gebouw en dienen daar qua vormgeving mee te harmoniëren.
- De plaats, afmeting en verhoudingen van de raam- en deuropeningen dienen goed op elkaar afgestemd te zijn.
Detaillering, kleuren en materialen
- Langs de Beulakerweg dienen gedekte kleuren te worden toegepast;
- Er dienen traditionele materialen te worden toegepast.
Met deze welstandscriteria zal rekening worden gehouden bij de verdere uitwerking en invulling van de (bebouwing op de) locatie.
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het plangebied in de huidige situatie en wordt de beoogde ontwikkeling nader beschreven, met aandacht voor zowel de ruimtelijke uitgangspunten van de plannen als het proces ten aanzien van de totstandkoming van het plan.
3.2 Beschrijving Plangebied In De Huidige Situatie
De openbare basisscholen Zuiderbasisschool (Giethoorn-Zuid) en de Noorderbasisschool (Giethoorn-Noord) zijn voornemens te fuseren. De voorgenomen fusie van beide scholen, de huidige bouwkundige staat van de gebouwen en de wens om te komen tot een centraal gevestigde onderwijsvoorziening, zijn aanleiding om een nieuwe school te realiseren.
Huidige locatie Noorderbasisschool
Huidige locatie Zuiderbasisschool
Het voornemen is de nieuwe school te realiseren ten noorden van het perceel Beulakerweg 127. Deze gronden zijn gelegen tussen Giethoorn-Noord en Giethoorn-Zuid. De gronden zijn momenteel agrarisch in gebruik.
Foto huidige situatie plangebied (bron: Google streetview)
3.3 Beschrijving Beoogde Ontwikkeling
Uitgangspunt is de realisatie van een nieuwe school, ten behoeve van de fusie van de Noorder- en Zuiderschool, met bijbehorende buitenschoolse opvang. De BSO zal uitsluitend voor eigen leerlingen én in de lokalen van de school zijn. In de ladder-toets opgenomen in bijlage 1 is omschreven wat de verwachte herkomst van de leerlingen is. De planlocatie is strategisch gelegen en goed bereikbaar voor de bewoners van Giethoorn-Noord en Giethoorn-Zuid. De locatie waar de school wordt gerealiseerd heeft een oppervlakte van circa 11.450 m2. De locatie is daarmee groot genoeg voor de voorgenomen ontwikkelingen en kan ruimtelijk worden ingepast naast de bestaande bebouwing. De locatie bevindt zich naast een woning. Bij de ontwikkeling van de school dient rekening te worden gehouden met de voorgeschreven afstanden ten opzichte van deze woning en de Beulakerweg.
De ruimtebehoefte van de nieuw te bouwen school is als volgt:
- 1. Schoolgebouw 1.131 m2
- 2. Bergingen 45 m2
- 3. Speelterrein (verhard) 600 m2
- 4. Fietsenstalling 250 m2
- 5. Speelterrein (onverhard) 1.200 m2
Totaal ruimtebehoefte 3.226 m2 waarbij een landschappelijke invulling als uitgangspunt geldt.
De locatie is per fiets en te voet goed bereikbaar. De fietsverbinding zowel vanuit Giethoorn-Noord en Zuid via het fietspad langs de Beulakerweg is uitstekend. Er kan een veilige fietsontsluiting vanaf de Beulakerweg worden aangelegd. Ook de bereikbaarheid per auto is goed. Parkeren voor de school kan op eigen terrein worden gerealiseerd. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de thema's verkeer en parkeren. In deze paragraaf wordt onder andere ingegaan op de ontsluiting van het schoolterrein en de verkeersveiligheid.
De uitgangspunten hebben geleid tot het inrichtingsvoorstel zoals in navolgende figuur is weergegeven. Deze inrichtingsschets wordt nog verder uitgewerkt.
Inrichting plangebied
Het gebouwencomplex wordt ontworpen als geschakelde volumes. Door de ligging van het complex in het plangebied wordt dat nog landschappelijk versterkt. Deze positie heeft tot gevolg dat het gebouw afstandsafhankelijk van de bestaande omliggende wegen is gesitueerd. Daaromheen zal een openbare ruimte worden ingericht met parkeren, voet- en fietspaden en een groen karakter.
Uitgangspunten bij de ontwikkeling van een schoolgebouw op deze locatie hebben nadrukkelijk te maken met de oriëntatie/relatie ten opzichte van de Beulakerweg. Daarnaast draagt de verkavelingsrichting van het landschap bij aan de opzet en structuur van bebouwing.
Juist omdat de locatie aan het eind/begin van het bebouwingslint ligt en daarmee een markante plek opeist, is zorgvuldige vormgeving en inpassing belangrijk. Dit betekent dat ook de landschappelijke inpassing van wezenlijk belang is. Gelet op de karakteristieken in de omgeving en de maat en schaal verhoudingen van de bebouwing is ervoor gekozen om een verspringing in het gebouw aan te brengen. Dit voorkomt dat er een enorm dakvlak ontstaat. Door de kappen ten opzichte van elkaar te laten verspringen zal ook de maat en schaal van het gebouw minder massaal over komen.
Qua landschappelijke inpassing is het beeld dat de opstrekkende verkaveling zichtbaar moet blijven en wordt versterkt door het toepassen van beplanting in de vorm van elzensingels. Onderbroken door fraaie doorzichten op het gebouw en verdicht op de hoeken (oostzijde) van de locatie.
Het inrichtingsprincipe voor de locatie is zo opgezet dat het halen/brengen aan de noordzijde van het gebouw kan plaatsvinden en direct kan worden ontsloten via de Beulakerweg. Aan de noordzijde van het gebouw wordt de parkeerplaats gerealiseerd, waar onder andere de leerkrachten kunnen parkeren. Deze opzet heeft als resultaat dat aan de oostzijde een plek ontstaat voor het schoolplein.
Om de verkeersveiligheid te bevorderen wordt de komgrens verlegd richting Giethoorn- Noord.
Duurzaamheid
In het ontwerp van de school wordt aandacht besteed aan het aspect duurzaamheid. Stichting Op Kop streeft naar een EPC waarde (energieprestatiecoëfficiënt) conform klasse B van het Programma van Eisen Frisse scholen. Deze EPC waarde ligt circa 25% lager dan de EPC norm die het Bouwbesluit minimaal voorschrijft.
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2020 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). De Beng-eisen vervangen de EPC-normen.
Tijdens het ontwerpproces van de school wordt het aspect duurzaamheid verder uitgewerkt. In de beschikking van de gemeente waarbij het uitvoeringskrediet is toegekend, is als voorwaarde opgenomen dat er sprake dient te zijn van een energieneutraal ontwerp.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt telkens verwezen naar de feitelijke onderzoeksrapporten welke in de bijlagen van dit bestemmingsplan zijn opgenomen.
Omdat op de locaties van de huidige scholen geen fysieke wijzigingen zijn gepland met dit bestemmingsplan, worden deze locaties niet in alle onderzoeksaspecten benoemd.
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Hinder van bedrijvigheid
In het geval van een school wordt (op basis van het aspect 'geluid') een richtafstand geadviseerd van 30 m (bron: VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009). Met uitzondering van de woning aan de Beulakerweg 127 wordt aan deze richtafstand voldaan. Omdat wat betreft de woning aan de Beulakerweg 127 niet aan de genoemde richtafstand wordt voldaan, is nader akoestisch onderzoek verricht om te bezien in hoeverre voldaan kan worden aan wettelijke bepalingen. In paragraaf 4.2.2 wordt nader op het aspect geluid ingegaan.
Naast de milieueffecten die uitgaan van de beoogde ontwikkeling zelf, kunnen ook omliggende inrichtingen van invloed zijn op het voornemen (omgekeerde werking). Daartoe is bezien in hoeverre in de nabijheid (100 m of minder) van het plangebied agrarische bedrijven zijn gelegen. Dit is niet het geval. Voor overige omliggende bedrijven (niet agrarisch) aan de Beulakerweg welke binnen een straal van 100 meter van het plangebied zijn gelegen, geldt dat deze volgens het bestemmingsplan in categorie 1 of 2 vallen, waarvoor een richtafstand geldt van respectievelijk 10 en 30 meter. Het plangebied is niet binnen deze afstand (van 30 meter) gelegen van deze bedrijven, zodat er geen sprake is van beperkingen voor deze bedrijven.
Uitzondering hierop is de afstand tussen het plangebied en de nutsvoorziening van KPN welke een SBI heeft van 61 A (telecommunicatiebedrijf) waarvoor een milieucategorie 1 van toepassing is met alleen voor geluid een aandachtsgebied van 10 meter (bron: "bedrijven en milieuzonering 2009, VNG). Daar het een gebied betreft binnen de invloedssfeer van een provinciale weg mag voor de richtafstand afgeweken worden naar een milieucategorie lager. In deze situatie zou dat 0 meter betekenen. De basisschool wordt op meer dan 10 meter afstand van het nutsgebouw gesitueerd waardoor er geen belemmeringen zijn voor de nutsvoorzieningen en ook omgekeerd er geen nadelige gevolgen voor de basisschool zullen zijn vanwege de aanwezigheid van een nutsvoorziening.
4.2.2 Geluid
DPA Cauberg Huygen BV heeft in verband met de beoogde realisatie van de nieuw te bouwen school een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4 voor het onderzoeksrapport).
Akoestische effecten van de school
Onderzocht zijn de akoestische aspecten voor de nieuwbouwplannen van een school aan de Beulakerweg in Giethoorn. Doel van het onderzoek is het beoordelen van de veroorzaakte geluidsniveaus naar de omliggende woningen ten gevolge van activiteiten binnen het plan. Het onderzoek concentreert zich hierbij op de activiteiten welke zich rondom het schoolgebouw zullen ontwikkelen, zoals het spelen van kinderen op het schoolplein, het halen en brengen van de kinderen door de ouders met de auto, de voertuigbewegingen van de docenten, et cetera.
Vanwege de aard van de omgeving zijn zowel het plangebied als die omgeving geclassificeerd als 'gemengd gebied', zoals bedoeld in de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering. Bij een dergelijk omgevingstype hoort de richtwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 50 dB(A) etmaalwaarde. Deze richtwaarde komt overeen met de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Voor het maximaal geluidniveau is aansluiting gezocht bij de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ten aanzien van de indirecte hinder vanwege het inrichtingsbonden verkeer is aansluiting gezocht bij de streefwaarden van de ‘Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting; beoordeling in het kader van de Wet milieubeheer d.d. 29 februari 1996’.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de woning Beulakerweg 127 de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus vanwege de fusieschool en het equivalente geluidniveau vanwege inrichtingsgebonden verkeer voldoen aan de gehanteerde richt-, streef- en grenswaarden.
Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van een de inrichting van het plangebied zoals die in het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien. Naar aanleiding van inspraakreacties en overleg hierover is ervoor gekozen de inrichting van het perceel aan te passen (zie hoofdstuk 3). Het akoestisch onderzoek concentreert zich op de activiteiten welke zich rondom het schoolgebouw zullen ontwikkelen, zoals het spelen van kinderen op het schoolplein, het halen en brengen van de kinderen door de ouders met de auto, de voertuigbewegingen van de docenten, et cetera. In de nieuwe situatie komen het schoolplein, de fietsenstalling en de parkeerplek ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning achter het schoolgebouw te liggen en daarmee ook op een grotere afstand in vergelijking met de eerdere inrichtingsschets. Geconstateerd kan worden dat de inrichting dus gunstiger wordt voor het aspect geluidshinder dan is onderzocht. De conclusie van het onderzoek blijft dan ook in stand. De daadwerkelijke geluidsbelasting zal minder bedragen omdat de afstand groter is en het schoolgebouw als een soort geluidwal fungeert.
Wegverkeerslawaai
Naast de akoestische effecten van de school, is tevens onderzocht in hoeverre het bouwplan kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van wegverkeer op de Beulakerweg.
Aangezien de inrichting van het perceel, en daarmee de afstand van de school tot de weg, is veranderd, is voor het onderdeel wegverkeerslawaai een nieuw akoestisch onderzoek uitgevoerd door Bügel Hajema adviseurs bv in augustus 2018. Dit onderzoek is als bijlage 5 bij deze toelichting opgenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat de locatie voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai.
Conclusie
Aangezien aan alle wetgeving kan worden voldaan zijn er akoestisch gezien geen belemmeringen om het plan uit te voeren.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.
NSL/nibm
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Bestemmingsplan
Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van een basisschool. Volgend uit het "Geactualiseerd verkeersonderzoek centrale onderwijsvoorziening Giethoorn" (Roelofs Groep, 3 oktober 2016), zal de basisschool per openingsdag (uitgaande van maximaal autogebruik) circa 430 ritten genereren.
Onderzoek
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met InfoMil de nibm-tool maart 2015 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat het plan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. Het project moet derhalve worden beschouwd als een nibm-project.
Besluit gevoelige bestemmingen
Vanaf medio 2009 is nieuwe regelgeving van kracht die belangrijke beperkingen met zich meebrengt voor de realisatie van "gevoelige bestemmingen" dichtbij drukke autowegen. Het besluit gevoelige bestemmingen verbiedt de ontwikkeling van voorzieningen voor kwetsbare groepen in de nabijheid van snelwegen en provinciale wegen. Een basisschool mag niet binnen een afstand van 50 meter van de provinciale weg worden gebouwd als tegelijkertijd op die locatie de normen voor fijn stof en stikstofdioxide (bijna) worden overschreden en als tegelijkertijd het aantal blootgestelden met de nieuwe bestemming zou toenemen. Deze regels gelden alleen voor nieuwe bestemmingen.
De nieuwe school komt (deels) binnen de afstand van 50 meter tot de provinciale weg te liggen.
Daarom is door BügelHajema adviseurs een onderzoek naar luchtkwaliteit gedaan (Bijlage 6). Uit het onderzoek volgt dat de normen zoals die in de Wet milieubeheer zijn weergegeven, niet worden overschreden. Vanuit een goed woon- en leefklimaat wordt geadviseerd om voor de doelgroep kinderen tot 13 jaar in het kader van gezondheid, niet de landelijke normen te hanteren maar de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie. Ook aan deze normen wordt voldaan.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Vanuit het aspect luchtkwaliteit bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan. Daarbij dient tevens bedacht te worden dat het plan voorziet in het samenvoegen van twee bestaande basisscholen. De effecten op de luchtkwaliteit zullen in de praktijk nog lager uitvallen, omdat niet zozeer sprake is van nieuw verkeer als wel een herverdeling van bestaand verkeer.
4.2.4 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Onderzoek
In opdracht van de gemeente Steenwijkerland heeft onderzoeksbureau Grondslag tweemaal een bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7 en 8). Het eerste onderzoek is in april 2016 uitgevoerd. Het tweede onderzoek in mei 2018. Beide onderzoeken tezamen beslaan de gehele locatie waar de nieuwe school is gepland.
Bodemonderzoek 2016 - perceel naast Beulakerweg 127
Geconcludeerd wordt dat de gestelde hypothese, dat geen verontreiniging verwacht boven de lokale achtergrondwaarden als opgenomen in de bodemkwaliteitskaart Regio IJsselland, is bevestigd.
Ter plaatse van de drie slootdempingen is zintuiglijk geen verdacht dempingsmateriaal aangetroffen. Alleen ter plaatse van boorraai R03 is een spoortje baksteen in de boven- en ondergrond waargenomen. De sloten zijn gedempt met zintuiglijk schoon zand.
Zintuiglijk zijn geen bodemvreemde bijmengingen waargenomen in de zand- en veengrond. In de zandige bovengrond is plaatselijk een lichte verhoging aan PAK aangetoond. In de venige ondergrond is een lichte verhoging aan minerale olie aangetoond. Deze heeft een natuurlijke herkomst (humuszuren). In het grondwater is geen verhoging aangetoond.
De onderzoeksresultaten vormen geen belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning (bouw) en de beoogde schoolbestemming.
Aanbevolen wordt om de grond die tijdens de bouw vrijkomt te hergebruiken binnen de perceelsgrenzen. Indien dit niet mogelijk is kan de grond op basis van dit rapport worden afgevoerd naar een grondbank of -depot. Als de grond wordt afgevoerd voor hergebruik elders, is (normaliter) eerst een keuring nodig conform het Besluit Bodemkwaliteit. Met name bij grotere partijen grond is dit laatste voordeliger dan afvoeren naar een grondbank of -depot. De gemeente Steenwijkerland beschikt over een bodemkwaliteitskaart, waarmee in sommige gevallen hergebruik mogelijk is zonder aanvullend onderzoek.
Bodemonderzoek 2018 - noordelijk perceel
Gehele locatie
De gestelde hypothese dat er verhogingen worden verwacht als een gevolg van verhoogde achtergrondconcentraties is bevestigd. Er zijn lichte verhogingen aan minerale olie aangetoond in de bodem. De verhoging aan minerale olie heeft vermoedelijke oorsprong door de aanwezigheid van humuszuren in de bodem. In het grondwater zijn onder andere lichte verhogingen aan nikkel en barium, aangetoond. Deze kunnen worden toegeschreven aan verhoogde achtergrondconcentraties. Tevens zijn in het grondwater lichte verhogingen aan xylenen (som) en naftaleen aangetoond. De oorzaak hiervan is onbekend. De aangetoonde lichte verhogingen in de grond en het grondwater vormen echter geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek.
Slootdempingen
De hypothese dat ter plaatse van de gedempte sloot verontreinigingen en bijmengingen kunnen worden verwacht, is niet bevestigd. In de bovengrond van R101 en R102 zijn geen bijmengingen en/of verontreiniging aangetoond. De venige ondergrond van R01 is in een mengmonster van de ondergrond (OG101) gemengd. Daarin is een lichte verhoging aan minerale olie aangetoond. Deze is van natuurlijke herkomst omdat het een venige grondsoort betreft.
Aangezien er geen sterke verhogingen zijn aangetroffen en er geen verontreinigd dempingsmateriaal is waargenomen, is er geen nader onderzoek uitgevoerd. De gevolgde onderzoeksstrategie geeft in voldoende mate de milieuhygiënische situatie weer. Er is derhalve geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend onderzoek ter plaatse van de gedempte sloot.
Asbest
Tijdens het onderzoek zijn geen waarnemingen gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van een verontreiniging met asbest. De hypothese van een asbestonverdachte locatie wordt gehandhaafd.
De onderzoeksresultaten vormen geen belemmeringen voor de beoogde bestemming. Ook vormen deze ons inziens geen belemmeringen voor de afgifte van een omgevingsvergunning. De afgifte van de omgevingsvergunning blijft echter een beleidsmatige afweging van de gemeente zelf.
Aanbevolen wordt om de grond die tijdens de werkzaamheden vrijkomt te hergebruiken binnen de perceelsgrenzen. Indien dit niet mogelijk is kan de grond op basis van dit rapport worden afgevoerd naar een grondbank of -depot. Als de grond wordt afgevoerd voor hergebruik elders, is (normaliter) eerst een keuring nodig conform het Besluit Bodemkwaliteit.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Er zijn lichte verhogingen aangetroffen, maar deze geven geen aanleiding tot nader onderzoek. Een nader onderzoek is alleen noodzakelijk indien de geconstateerde waarden als matig of ernstig worden geclassificeerd. Dit is afhankelijk van de bodemsamenstelling en de te beoordelen component. In deze situatie betreft het slechts een lichte overschrijding van de streefwaarde waardoor een nader onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit het aspect bodem bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.3 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze waterparagraaf heeft betrekking op realisatie fusieschool Giethoorn.
Relevant beleid
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Het waterbeheerplan geeft de koers aan voor deze periode. De volgende doelen, en een voorstel voor benodigde maatregelen, zijn in het waterbeheerplan beschreven:
- Overstromingen, wateroverlast of droogte te voorkomen of beperken. Inwoners kunnen hierdoor op een goede manier wonen en werken. Boeren en natuurbeheerders kunnen goed gebruik maken van de grond.
- Beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het water in de volle breedte. Een goede ecologische en chemische kwaliteit van het (oppervlakte)water is belangrijk. Het water is schoon en gezond en inwoners kunnen hiervan genieten. Ook de doelen voor waterkwaliteit die voortvloeien uit Europese wetgeving; de Kaderrichtlijn Water (KRW) maken deel uit van het plan.
- Afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties effectief en efficiënt behandelen.. Het waterschap probeert niet alleen schadelijke stoffen uit het water te halen. Ook is de ambitie om van deze stoffen nieuwe producten te maken en nieuwe toepassingen te zoeken.
Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m². Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Uit het watertakenplan Fluvius 206-2021, specificatie Steenwijkerland blijkt dat hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlakte water of wordt geïnfiltreerd in de bodem. Uitgangspunt hierbij is dat het hemelwater schoon is. Wanneer dit niet het geval is dient het ter plaatse te worden gereinigd. De gemeente biedt in zijn algemeenheid een voorziening waarop overtollig hemelwater kan worden geloosd. Dit kan een hemelwateriool zijn, maar ook een wadi, greppel, of infiltratievoorziening in de bodem. De uiteindelijke keuze voor de wijze van omgaan met afvloeiend hemelwater wordt op lokaal niveau bepaald op basis van een integrale afweging. Hierbij wordt gekeken naar de bodemgesteldheid, de waterstructuur en de stedenbouwkundige inrichting van de omgeving. Daarbij wordt uiteindelijk de meest doelmatige keuze gemaakt op basis van de lokale omstandigheden.
Het gebruik van uitlogende materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen worden materialen die uitlogen en het oppervlaktewatersysteem kunnen verontreinigen niet gebruikt.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied of een gedeelte daarvan ligt in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied van een drinkwaterwinning. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op de verontreiniging van het grondwater.
Watervergunning (of melding) op grond van de Keur
Wetgeving lozen in oppervlaktewater
In het plan vindt afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater plaats. Voor lozingen op het oppervlaktewater geldt een vergunning- of meldingsplicht in het kader van de Waterwet.
Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Als er grondwater wordt onttrokken tijdens de aanleg wat in oppervlaktewater wordt geloosd dan gelden er specifieke regels.
Voor dat het plan daadwerkelijk wordt uitgevoerd zal hierover contact worden opgenomen met het waterschap.
Persleiding waterschap
In het plangebied ligt een persleiding van het waterschap. De persleiding heeft een dubbelbestemming gekregen in dit bestemmingsplan.
Watertoetsproces
De gemeente heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Daarnaast heeft overleg met het Waterschap plaatsgevonden en is een advies uitgebracht door het waterschap. Dit heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin.
Deze conclusie is getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Op het gebied van water zijn er geen belemmeringen om het plan uit te voeren.
4.4 Verkeer En Parkeren
Door Roelofs Advies en Ontwerp is een verkeersonderzoek uitgevoerd (geactualiseerd verkeersonderzoek centrale onderwijsvoorziening Giethoorn, 3 oktober 2016) naar de verkeersgeneratie, verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte. Onder verwijzing naar het volledige onderzoek bijlage 9 zijn hieronder de voornaamste bevindingen weergegeven.
Ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan moet het geactualiseerde verkeersonderzoek als gevolg van gewijzigde uitgangspunten opnieuw worden geactualiseerd. In de oplegnotitie opgenomen in bijlage 10 zijn de gevolgen van de gewijzigde uitgangspunten voor verkeer en parkeren beschreven. In bijlage 11 is weergegeven hoe de ontsluiting van het perceel zal worden gerealiseerd.
Verkeersgeneratie
Per openingsdag zal de basisschool 430 autoritten genereren. Verkeerskundig gezien zijn 430 autoritten een relatief gering aantal. Op de Beulakerweg rijden dagelijks (werkdag) circa 4.900 motorvoertuigen. De totale verkeersintensiteit (ook na realisatie van de school) op het wegvak tussen Giethoorn-Noord en Giethoorn-Zuid is ook dan nog steeds acceptabel voor een gebiedsontsluitingsweg. Roelofs Advies en Ontwerp verwacht dan ook geen problemen in de verkeersafwikkeling op de Beulakerweg.
De vestiging van de beide basisscholen op de nieuwe locatie aan de Beulakerweg leidt dus tot een herverdeling van de schoolgerelateerde verkeersstromen in Giethoorn. Er is sprake van een verkeerstoename op de Beulakerweg, maar deze weg heeft voldoende capaciteit om dit extra verkeersaanbod op te vangen. Tegelijkertijd zal er minder (auto)verkeer rijden in de huidige schoolomgevingen van de Noorderschool en de Zuiderbasisschool. Hier verbetert de verkeerssituatie.
Ontsluiting schoolterrein
Naar aanleiding van een zienswijze is de ontsluiting van het schoolterrein, zoals weergegeven in bijlage 11, door De Baan Verkeersadvies gedetailleerd uitgewerkt. Dit rapport is als bijlage 12 opgenomen.
In het onderzoek zijn twee ontwerpen beoordeeld. De ontwerpen zijn op onderstaande afbeelding weergegeven.
Variant 2 links (met één in- en uitrit en parkeren op terrein school) en variant 1 rechts (met parkeren aan Beulakerweg en inrit en uitrit)
De twee aangedragen ontwerpen van de ontsluiting van het schoolterrein kennen voor- en nadelen ten aanzien van de verkeersveiligheid. De veiligheidsverschillen tussen beide ontwerpen liggen vooral in de ‘omvang’ en de ‘ernst’ van de potentiële conflicten. Deze worden deels door verbetering van het ontwerp weggenomen maar deze potentiële conflictpunten blijven altijd aanwezig.
Bij variant 1 zijn de conflicten uit elkaar getrokken door de ingang en uitgang van het parkeerterrein te splitsen. Dit lijkt op de Beulakerweg op twee punten verstoring te geven. Wel speelt in het huidige ontwerp dat het uitzicht op verkeer op de Beulakerweg beperkt wordt door de geparkeerde voertuigen op de parkeerstrook. Dit dient in een volgend ontwerp opgelost te worden. Het kruispunt waar verkeer vertrekt is minder complex dan bij variant 2 omdat aan minder verkeersstromen op het kruispunt voorrang verleend moet worden. Kans op accepteren van te kleine hiaten is daarmee beperkter dan bij variant 2. De afstand tot aan de slinger/nieuwe komgrens is acceptabel. Bij variant 1 kruist alleen het personeel met 14 ritten ingaand in de ochtend en 14 ritten uitgaand in de middag het fietspad. De kans op ongevallen tussen auto’s en (snelle) fietsers is daarmee in deze variant beperkt. De twee uitbuigingen in het fietspad aan de noord- en zuidzijde leiden tot een zekere verlaging van de snelheid van de (snelle) fietser. Dat is positief omdat zij daardoor langzamer langs de school zullen rijden, wat weer gunstig uitpakt voor de voetgangers tussen parkeerstrook en schoolterrein. Alle ouders en leerlingen die per auto komen kruisen het fietspad te voet. Daar is in het ontwerp geen voorziening voor opgenomen.
Bij variant 2 concentreren de conflicten zich allen op één kruispunt en vinden in een korte tijdspanne in de ochtend en middag plaats. Hierdoor ontstaan kleinere hiaten in de verkeersstroom, wat kan leiden tot het accepteren van een kleiner hiaat, waardoor het risico op ongevallen toeneemt. In deze variant kruist al het parkeerverkeer (126 ritten in de ochtend en 116 ritten in de middag) het doorgaande fietspad. De kans op ongevallen met (snelle) fietsers is daarmee reëel aanwezig te meer omdat het fietspad op de huidige positie blijft liggen en daarmee de rijsnelheden van de (snelle) fietsers niet automatisch zal dalen bij het langsrijden van de school. Voordeel van deze variant is wel dat de loopstromen van voetgangers gescheiden van het fietsverkeer worden afgewikkeld waardoor de kans op ongevallen klein is.
Zoals hiervoor al is aangegeven kunnen in de basis beide varianten veilig functioneren. De gemeente werkt ontsluitingsvariant 2 verder uit, met in achtneming van de aanbevelingen.
Parkeren
Het halen en brengen van kinderen genereert verplaatsingen van auto's en daarmee een vraag naar parkeerruimte bij basisscholen, al is het meestal maar voor een korte periode.
De gemeente Steenwijkerland hanteert voor de berekening van de parkeerbehoefte de “Nota Parkeernormen 2015 gemeente Steenwijkerland”. Het minimaal aantal benodigde parkeerplaatsen is 14. Op basis van ervaringscijfers zal de werkelijke parkeerbehoefte groter zijn. De al gememoreerde afstand tot de schoollocatie leidt waarschijnlijk tot een maximaal autogebruik (en dus een maximale parkeerbehoefte). In het stedenbouwkundig ontwerp wordt rekening gehouden met een ruimtebeslag voor de aanleg van 70 parkeerplaatsen. In overleg met Stichting Op Kop zal het daadwerkelijk aantal aan te leggen parkeerplaatsen worden vastgesteld. Door te voorzien in de maximale parkeerbehoefte wordt het parkeren in de berm van de Beulakerweg geminimaliseerd (zeker wanneer dit wordt ondersteund door een parkeerverbod of maatregelen die bermparkeren fysiek onmogelijk maken).
Het benodigde aantal stallingplaatsen voor fietsen is 85 (gebaseerd op een gemiddeld fietsgebruik).
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Ten aanzien van verkeer en parkeren zijn er geen belemmeringen ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.5 Ecologie
Wet- en regelgeving
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb)1 of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 19 juli 2016 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs bv. Daarnaast is in juni 2018 een eDNA-onderzoek naar grote modderkruiper uitgevoerd. Dit eDNA-onderzoek is als bijlage 13 opgenomen.
Het plangebied betreft een akkerperceel en de aan de noordzijde grenzende watergang ten oosten van de Beulakerweg te Giethoorn. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het erf van Beulakerweg 127. Het plangebied wordt aan de zuidzijde omgeven door watergangen. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Beulakerweg en het daarnaast gelegen kanaal.
Plangebied bezien vanaf de Beulakerweg richting het oosten (juli 2016)
Er zijn plannen voor de nieuwbouw van een brede school in het plangebied. De plannen bestaan uit het realiseren van een schoolgebouw en het aanleggen van bijbehorende parkeerplaatsen, fietspaden, waterberging en groenvoorzieningen. Hiertoe zal de aan de noordzijde van het perceel grenzende watergang worden verplaatst.
Onderzoek
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
- alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
- dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
- nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Ten aanzien van de aanwezigheid van beschermde soorten is, naast het afgelegde veldbezoek, via Quickscanhulp.nl2 (© NDFF - quickscanhulp.nl 18-07-2016 09:57:38) soortinformatie uit de Nationale Database Flora en Fauna3 opgevraagd. Uit de omgeving van het plangebied zijn waarnemingen van diverse beschermde diersoorten bekend. Op basis van de terreinomstandigheden in en direct rond het plangebied kan gesteld worden dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent.
Het grootste deel van het plangebied bestaat uit een maïsakker. Alleen aan de randen van het plangebied zijn smalle grasranden aanwezig waarin voornamelijk ruigtekruiden groeien, zoals grote brandnetel, haagwinde, kropaar, rietgras en ruw beemdgras. Het plangebied wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door ondiepe watergangen van één tot twee meter breed die plaatselijk beginnen te verlanden. In en langs de watergangen zijn grote egelskop, grof hoornblad, grote kattenstaart, klein kroos, riet, veenwortel en wolfspoot aanwezig. Deze plantensoorten duiden op voedselrijke omstandigheden. Aan de westzijde van het plangebied is een droogstaande greppel aanwezig met een grasruigte. Ten oosten van het plangebied is eveneens maïs aangeplant.
Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en gezien het intensieve landgebruik van het plangebied ook niet te verwachten.
In het plangebied zijn geen gebouwen of bomen aanwezig, zodat verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen worden uitgesloten. Mogelijk vormt het plangebied wel onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen die in de omgeving van het plangebied verblijven. Te verwachten zijn soorten die in open gebieden kunnen foerageren, zoals gewone dwergvleermuis en rosse vleermuis. Er is in het plangebied geen sprake van lineaire structuren die onderdeel kunnen vormen van een vliegroute van vleermuizen.
Beschermde grondgebonden zoogdieren worden door het ontbreken van geschikt leefgebied niet in het plangebied verwacht. Wel komen naar verwachting algemene en vrijgestelde grondgebonden zoogdieren in het plangebied voor, zoals haas en veldmuis.
In het plangebied zijn geen (sporen of nesten van) vogelsoorten met een jaarrond beschermde nestplaats aangetroffen. Deze worden gezien inrichting en gebruik ook niet verwacht in het plangebied. Uit de directe omgeving van het plangebied is het voorkomen van kerkuil en steenuil bekend. De maïsakker vormt geen hoogwaardig foerageergebied voor deze soorten en andere broedvogels met een jaarrond beschermde nestplaats. Daarom worden naar aanleiding van de plannen geen negatieve effecten op vogelsoorten met jaarrond beschermde nestplaatsen verwacht.
Mogelijk kunnen in de akker wel algemene weidevogels als kievit en scholekster tot broeden komen. In de watergangen kunnen verder algemene watervogels als meerkoet en wilde eend broeden.
Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de beschermde rugstreeppad bekend (Quickscanhulp.nl). Het plangebied is in de huidige staat ongeschikt voor deze soort, maar bij graafwerkzaamheden in het kader van de plannen kan geschikt voortplantingsbiotoop voor rugstreeppad ontstaan. Andere beschermde en niet-vrijgestelde amfibieënsoorten worden niet in het plangebied verwacht. De watergangen vormen wel geschikt voortplantingsbiotoop voor algemene voorkomende en tevens vrijgestelde amfibieënsoorten, zoals bastaardkikker, bruine kikker en gewone pad.
Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen van de beschermde grote modderkruiper bekend. De watergangen om het plangebied zijn in 2016 met een schepnet geïnventariseerd, hierbij is deze soort niet aangetroffen. Om meer zekerheid te krijgen over de aanwezigheid van deze soort is in 2018 een eDNA-onderzoek4 uitgevoerd. Ook uit dit onderzoek blijkt dat grote modderkruiper niet voorkomt in de watergang welke betrokken is bij de beoogde plannen. Ook andere beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen en worden door het ontbreken van geschikt biotoop ook niet verwacht5 .
Voor beschermde reptielen en ongewervelden ontbreekt geschikt leefgebied in het plangebied.
Ten aanzien van broedvogels dient bij de planning en uitvoering van werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedgevallen van vogels dient te worden voorkomen. Voor de in en direct rond het plangebied te verwachten vogelsoorten kan dit plaatsvinden door werkzaamheden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uit te voeren. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.
Het is verder belangrijk om te voorkomen dat er tijdens de werkzaamheden ondiepe plassen ontstaan die kunnen dienen als voortplantingshabitat van rugstreeppad. Daarnaast kan voorkomen worden dat rugstreeppadden toegang hebben tot het gebied door een amfibieënscherm om het plangebied aan te brengen. Het plangebied vormt door het ontbreken van opgaande beplanting geen hoogwaardig foerageergebied voor vleermuizen. Door de plannen verandert het plangebied als foerageergebied voor in de omgeving verblijvende vleermuizen maar gaat niet geheel verloren. Ook in de nieuwe situatie zullen vleermuizen foerageren in het plangebied. Bovendien is in de omgeving in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig. Er worden als gevolg van de plannen geen negatieve effecten op vleermuizen verwacht.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen tot slot verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën- en zoogdiersoorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Overijssel. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het nationale natuurbeleid. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Overijssel uitgewerkt in de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017. Het NNN in Overijssel kent geen externe werking.
Vanuit de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel wordt specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en belangrijke weidevogel- en ganzenfoerageergebieden, die buiten de EHS vallen.
Het plangebied is geen onderdeel van en grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied De Wieden, gelegen op een afstand van ruim 900 meter ten westen, oosten en zuiden van het plangebied. Gezien deze afstand en de aard van de ontwikkeling zijn verstorende effecten die direct het areaal of soortensamenstelling van het natura 2000-gebied aantasten uitgesloten. Ook effecten door verstoringen zoals geluid, trilling en mechanische effecten vinden bij deze afstand niet plaats. Verandering in de waterhuishouding of verontreiniging van de omgeving vindt evenmin plaats. Om effect op verzuring of vermesting te onderzoeken is een Aeriusberekening uitgevoerd naar stikstofdepositie ten gevolge van het voornemen (Bijlage 14). De depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze school alsmede van het verkeer van en naar deze school is hierin berekend. Uit deze berekening blijkt een emissie van de school van 174 kg NOx/jr, en van verkeer van 9,8 kg NOx per jaar. Dit leidt in geen enkel Natura 2000-gebied tot overschrijding van de stikstofdepositie van meer dan 0,05 mol/ha/jaar. De projectbijdrage op het meest nabij gelegen verzuringsgevoelige Natura 2000-gebied, De Wieden, bedraagt 0,00 mol/ha/jaar.
Het plangebied is ook geen onderdeel van en grenst niet aan een NNN-gebied. De meest nabij gelegen beschermde gebieden in het kader van de NNN ligt op een afstand van ruim 1 kilometer ten oosten en zuidwesten van het plangebied. Het plangebied is wel onderdeel van een bos- en natuurgebied buiten de NNN.
De meest nabij gelegen ganzenfoerageergebieden en weidevogelleefgebieden liggen op een afstand van respectievelijk circa 1,7 en 1,6 kilometer ten oosten en noordoosten van het plangebied.
Gezien de relatief lage natuurwaarde van het plangebied, de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde gebieden en de aard van het plan kunnen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Wnb en het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid op voorhand worden uitgesloten.
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Op basis van de ecologische inventarisatie is een voldoende beeld ontstaan. Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of een analyse in het kader van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is.
Vestiging van rugstreeppad tijdens de werkzaamheden dient te worden voorkomen. Verder moet bij de planning van de werkzaamheden rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. In dat geval is een ontheffing van of een vergunning op grond van de Wnb voor de beoogde activiteiten op voorhand niet nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.
- 1. De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden.
- 2. Quickscanhulp.nl is een online applicatie waarmee een afgeleide van data uit de NDFF wordt weergegeven. Het is daarmee een hulpmiddel voor ervaren ecologen om te bepalen of een be-schermde soort wel of niet in het plangebied kan voorkomen. Quickscanhulp.nl geeft aan op welke afstand waarnemingen van beschermde soorten in relatie tot het plangebied zijn aangetroffen. Voor Quickscanhulp.nl worden alleen gevalideerde waarnemingen gebruikt.
- 3. Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De NDFF is de meeste complete natuurdatabank van Nederland. De NDFF geeft informatie over waarnemingen van beschermde en zeldzame planten en dieren en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens. Informatie is te vinden op www.natuurloket.nl.
- 4. Alle dieren laten DNA-sporen achter in hun leefomgeving. Bij waterdieren komt dit DNA in het water terecht, waardoor het 'environmental DNA' (eDNA) van een bepaalde soort kan worden aangetoond door het analyseren van watermonsters. eDNA-analyse kan zeer effectief worden ingezet voor het aantonen van bepaalde beschermde (water)dieren, waaronder soorten die door hun verborgen levenswijze moeilijk met andere technieken kunnen worden aangetoond. De grote modderkruiper is hiervan een goed voorbeeld.
- 5. Bochove, K. van (2018). eDNA onderzoek naar grote modderkruiper. Rapport RA2018055, Datura, Huissen.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.6.1 Archeologie
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is per die datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de toekomstige Omgevingswet. Zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is, zijn deze artikelen opgenomen in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven. Het gaat hierbij, onder andere, om verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie.
Op grond van de Erfgoedwet dient een gemeente bij ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Onderzoek
Door onderzoeksbureau Laagland Archeologie is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd op de locatie waar de nieuwe school is gepland. Het karterend booronderzoek heeft geen archeologische indicatoren opgeleverd, zodat kan worden aangenomen dat zich geen vindplaatsen binnen de begrenzing van het plangebied bevinden. Om deze reden wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd. Deze conclusie wordt gedeeld door de gemeentelijk archeoloog.
De regio archeologe heeft het uitgevoerde onderzoek beoordeeld en geeft aan dat het plangebied op archeologische gronden is vrijgegeven. Zij geeft ook aan dat, naar aanleiding van het aanpassen van de plannen, het uitvoeren van nieuw onderzoek niet nodig is.
Indien echter tijdens de uitvoer van de geplande werkzaamheden echter onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen, dan dient onmiddellijk contact te worden gezocht met de gemeente Steenwijkerland. Het volledige onderzoeksrapport van Laagland Archeologie is als Bijlage 15 aan deze toelichting toegevoegd.
Voor de locaties van de huidige scholen geldt dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt overgenomen in dit bestemmingsplan. Eventuele archeologische waarden zijn hiermee beschermd.
4.6.2 Cultuurhistorie
De mens heeft diep ingegrepen in het landschap van Giethoorn. Tot in de middeleeuwen bestond het landschap uit hoogveen en bossen. Vanaf de 11/12e eeuw heeft op grote schaal vervening plaatsgevonden. Het resultaat was een watergebied met grote plassen (Belter-, Beulaker- en Bovenwiede). Op die manier ontstond een relatief geïsoleerd dorp, dat tot in het begin van de 20e eeuw aan geen enkele verkeersweg lag en waar het vervoer nagenoeg uitsluitend over water kon plaatsvinden. De enige doorgaande verbinding door het oude dorp over land is in de huidige situatie een fiets- annex wandelpad dat van het Noordeinde naar het Zuideinde loopt en alleen door de Kerkweg tussen Noordeinde en Middenbuurt onderbroken wordt. Via de N334 heeft het dorp en goede ontsluiting richting Meppel en Steenwijk.
Het deel van het plangebied waar de nieuwe school is gepland, is gelegen op een oude dekzandrug, welke (in combinatie met een veenpakket) samenhangt met de eerste bewoningsfase van Giethoorn. Op veel plaatsen is het veenpakket echter verdwenen, waardoor sporen van bewoning werden uitgewist. Vanwege natte omstandigheden was het plangebied in de periode bronstijd – vroege middeleeuwen niet geschikt voor bewoning. Dit sluit aan bij de resultaten van het archeologisch onderzoek.
Voor de locatie van de huidige Zuiderbasisschool geldt dat de gebiedsaanduiding 'Overige zone - beschermd dorpsgezicht Giethoorn' is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan wordt deze gebiedsaanduiding overgenomen waarmee deze waarde is beschermd.
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Archeologisch vervolgonderzoek is niet nodig. Ook hoeft in het bestemmingsplan geen beschermende regeling te worden opgenomen wat betreft archeologische of cultuurhistorische waarden.
4.7 Externe Veiligheid
Inleiding
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt (risicovolle inrichtingen) en transportassen (weg, water, spoor en buisleidingen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Onderzoek
Inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plan. Daarnaast ligt het plangebied ook niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Buisleidingen
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig. Er is wel een rioolwaterpersleiding aanwezig maar deze is voor het thema externe veiligheid niet relevant. Ten aanzien van dit punt zijn er geen belemmeringen.
Verantwoording groepsrisico
Zoals gezegd zijn in de omgeving van het plangebied geen buisleiding gelegen. Dit betekent dat deze ontwikkeling niet hoeft te worden meegenomen bij het bepalen en het verantwoorden van het groepsrisico. Dat neemt niet weg dat het bijvoorbeeld belangrijk blijft dat er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn.
Overige transportassen
In of nabij het plangebied zijn geen overige transportassen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.8 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Artikel 3.1.6 lid 2 Bro geeft aan dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.
Door Stec-groep is een memo opgesteld waarin de volgende punten aan de orde komen:
- Ruimtelijke verzorgingsgebied van de fusieschool
- Ruimtevraag fusieschool
- Ligging en locatieafweging fusieschool
- Ruimtelijke effecten
Deze memo is opgenomen in Bijlage 1. De memo is een aanvulling op het eerder uitgevoerde locatie onderzoek wat is opgenomen in Bijlage 2.
In de memo wordt geconstateerd dat er een kwantitaieve en kwalitatieve vraag bestaat naar de ontwikkeling van de fusieschool in Giethoorn. Er wordt geconcludeerd dat deze niet in bestaande harde plancapaciteit en 'bestaand stedelijk gebied' kan worden voorzien. Voor enkele locaties is hiervoor een aanvullende onderbouwing nodig.
Naar aanleiding van deze conclusie is een aanvullend verkeerskundig onderzoek uitgevoerd deze is opgenomen in Bijlage 3.
De locaties die relevant zijn in het kader van de laddertoets worden op onderstaande kaart weergegeven.
De locaties zijn onder te verdelen in de locaties die in de harde plancapaciteit vallen (A en B), de locaties binnen bestaand stedelijk gebied (1, 2, 4, 5, 6, 7) en locaties buiten bestaand stedelijk gebied (3 en 8). Op basis van de uitgevoerde onderzoeken kan de volgende afweging per locatie worden gemaakt.
Harde plancapaciteit
A. Zuiderschool
- De locatie is beschikbaar en beschikt over de juiste bestemming.
- De locatie is onvoldoende ontsloten.
- De oppervlakte van de locatie is te klein. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat de oppervlakte te klein is, daarnaast is de ontsluiting onvoldoende.
B. Noorderschool
- De locatie is beschikbaar en beschikt over de juiste bestemming.
- De locatie is redelijk ontsloten.
- De oppervlakte van de locatie is te klein. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat de oppervlakte te klein is.
Conclusie: binnen de harde plancapaciteit is geen geschikte locatie beschikbaar.
Bestaand stedelijk gebied
1. Nabij de huidige Zuiderschool
- De locatie is niet in eigendom van de gemeente en heeft niet de juiste bestemming. Het huidige gebruik van de locatie is als parkeerplaats van een recreatieondernemer. De parkeerplaats is essentieel voor de horeca in de buurt van deze locatie. Uit het beleid van de gemeente (nota parkeernormen) blijkt dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden. Daarnaast heeft de parkeerplaats in het vigerende bestemmingsplan de aanduiding “parkeerterrein”. Het huidige gebruik is daarmee positief bestemd. Het is om hiervoor genoemde redenen niet wenselijk op deze locatie een andere functie toe te staan.
- De locatie is onvoldoende ontsloten.
- De oppervlakte van deze locatie is voldoende om in de ruimtevraag te voorzien.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat deze in particulier eigendom is en conform het huidige beleid in gebruik is.
2. Parkeerplaats supermarkt
De locatie is in eigendom van de gemeente, maar heeft niet de juiste bestemming. Het huidige gebruik van de locatie is een parkeerplaats ten behoeve van recreatietoerisme. De parkeerplaats is essentieel voor de opvang van bezoekers aan Giethoorn. Dat de parkeerplaats essentieel is blijkt uit de specifieke verkeersbestemming die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Uit het onderzoekrapport Giethoorn, waarin onder andere de parkeerdruk is onderzocht, blijkt dat parkeerplaats doorgaans ook erg goed bezet is. Uit het beleid van de gemeente blijkt dat de functie parkeerterrein wenselijk is. De realisatie van een andere functie op deze locatie is daarom niet wenselijk. De locatie is daarom niet geschikt.
- De locatie is redelijk ontsloten.
- De oppervlakte van deze locatie is voldoende om in de ruimtevraag te voorzien.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat het huidige gebruik als parkeerplaats een te belangrijke functie voor het dorp Giethoorn-Zuid heeft. Het huidige gebruik past ook binnen het beleid van de gemeente en is wenselijk Daarnaast is de bereikbaarheid van de locatie ook niet optimaal.
4. Bij het Kulturhus
- De locatie is in eigendom van de gemeente, maar heeft niet de juiste bestemming.
- De locatie is goed bereikbaar.
- De oppervlakte van de locatie is te klein. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat de oppervlakte te klein is.
5. Herontwikkeling Zonnewiede
- De locatie is niet in eigendom van de gemeente en heeft niet de juiste bestemming. De locatie is in gebruik als zorginstelling, er staan nu aanleunwoningen die worden bewoond. Dit gebruik past binnen het bestemmingsplan en is wenselijk. Het slopen van woningen die in gebruik zijn conform het beleid van de gemeente ten behoeve van een nieuwe ontwikkeling is niet wenselijk. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
- De locatie is slecht bereikbaar. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
- De oppervlakte van deze locatie is voldoende om in de ruimtevraag te voorzien.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat deze in particulier eigendom is, het huidige gebruik wenselijk is en de bereikbaarheid matig is.
6. Nabij Buzepolle
- De locatie is in eigendom van de gemeente en heeft niet de juiste bestemming. De locatie is in gebruik door de lokale sportverenigingen en heeft de bestemming 'Sport'. Het gebruik is conform het geldende beleid van de gemeente (bestemmingsplan). Dit gebruik is op deze locatie wenselijk en wordt voortgezet. Het verplaatsen van de sportvelden ten behoeve van de bouw van een nieuwe school is niet wenselijk. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
- De toegangsweg naar deze locatie loopt door een woonwijk en is niet ingericht op de verkeersintensiteit. Bij ontwikkeling van deze locatie voor de school zou dit aspect nader onderzocht moeten worden.
- De oppervlakte van deze locatie is voldoende om in de ruimtevraag te voorzien.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat deze een ander wenselijk gebruik kent wat wordt voortgezet. Ook is de bereikbaarheid van de locatie mogelijk niet voldoende.
7. Nabij toegang uitbreidingswijk
- De locatie is in eigendom van de gemeente en heeft niet de juiste bestemming.
- De locatie is redelijk bereikbaar.
- De oppervlakte van deze locatie is te klein om in de ruimtevraag te voorzien. Dat maakt deze locatie ongeschikt.
Conclusie: de locatie is niet geschikt, omdat deze te klein is.
Conclusie: binnen bestaand stedelijk gebied is geen geschikte locatie beschikbaar.
Buiten bestaand stedelijk gebied
3. Kop van de Bartus Warnersweg
Deze locatie is in de eerdere toetsen steeds als locatie binnen bestaand stedelijk gebied aangemerkt.
Bij nader inzien ligt deze locatie niet binnen bestaand stedelijk gebied. De locatie valt niet te scharen onder de definitie die in artikel 1.1.1, lid 1 van het Bro. De gronden zijn als agrarisch bestemd, zijn ook zodanig in gebruik. De locatie grenst wel aan stedelijk gebied, maar dat maakt het nog geen stedelijk gebied.
De locatie is niet in eigendom van de gemeente. De eigenaar van het perceel heeft aangegeven de gronden niet aan de gemeente te willen verkopen. De gemeente heeft in een eerdere procedure ook toegezegd de openheid op deze locatie te willen behouden
Conclusie: de locatie is niet geschikt.
8. Beulakerweg
- De locatie is nog niet in eigendom van de gemeente, maar is wel verkrijgbaar. De locatie heeft niet de juiste bestemming.
- De locatie is goed bereikbaar.
- De oppervlakte van deze locatie is voldoende om in de ruimtevraag te voorzien.
Conclusie: de locatie is geschikt. Er zal een procedure moeten worden doorlopen om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken.
Conclusie: buiten bestaand stedelijk gebied is de locatie aan de Beulakerweg geschikt.
Conclusie
De realisatie van de basisschool naast Beulakerweg 127 past binnen de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er bestaat een kwantitatieve en kwalitatieve vraag naar de ontwikkeling van de fusieschool. Deze kan niet in de bestaande harde plancapaciteit en bestaand stedelijk gebied worden voorzien.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk relevante beleid van het Rijk.
Tot slot betekent de bouw van de school op de locatie aan de Beulakerweg dat er twee locaties achterblijven waarvoor een passende invulling zal moeten worden gevonden. Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt aan beide locaties de mogelijkheid om een basisschool te vestigen ontnomen. De locaties blijven geschikt voor maatschappelijke functies omdat de bestemming maatschappelijke doeleinden blijft gehandhaaft.
4.9 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
In lijst D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer de actviteiten onder de in kolom 2 van de lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Als gevolg van de meest recente wijziging van het Besluit m.e.r. op 21 april 2017 (in werking getreden op 7 juli 2017) geldt de verplichting om een aanmeldnotitie voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling op te stellen en in te dienen bij het bevoegd gezag, waarin informatie wordt gegeven over de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. Het bevoegd gezag moet op grond van deze aanmeldnotitie vervolgens beoordelen of voor de activiteit een m.e.r.-beoordeling of milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Dit wordt gemotiveerd in de overwegingen van het bestemmingsplan.
Toetsing
In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn de drempelwaarden voor 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen' opgenomen. De drempelwaarde is 100 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling uit voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.
De gemeente heeft een aanmeldnotitie vormvije m.e.r.-beoordeling opgesteld, waarin de gevolgen van de voorgenomen activiteit worden beschreven. Aan de hand van deze informatie zal het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een milieueffectrapport moet worden opgesteld. De aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling is opgenomen als bijlage 16 bij deze toelichting.
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Het bouwplan is in vergelijking met de drempelwaarde van een stedelijk ontwikkelingsproject van een relatief geringe omvang. Wanneer er geen ‘belangrijke nadelige gevolgen’ zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het bestemmingsplan en worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en zo nodig uit afwijkingsbevoegdheden en nadere eisen. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Hoofdstuk 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke hoofdstukken onder te brengen.
5.2 Nadere Toelichting Op De Planregels
Hierna worden de regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
Begrippen
De begrippen zijn opgenomen om uitsluitsel te geven bij interpretatieproblemen. Zij kunnen bepalend zijn bij de uitleg van de overige regels.
Wijze van meten
De wijze van meten is opgenomen om duidelijkheid te geven over wijze waarop moet worden gemeten.
Groen
In aansluiting op het provinciale beleid, hecht ook de gemeente sterk aan een goede landschappelijke inpassing van het plangebied. Er is voor gekozen om op de verbeelding ter plaatse van de nieuwbouwlocatie langs de noordelijke en oostelijke bestemmingsgrens een zone aan te geven met de bestemming 'Groen' ten behoeve van de landschappelijke inpassing. Dit biedt de gewenste vrijheid met betrekking tot de concrete inpassing, waarbij vanuit de gebiedskenmerken een gesloten groenstrook niet voor de hand ligt.
Maatschappelijk - 1
In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat hier een maatschappelijke voorziening is toegestaan in de vorm van een basisschool met bijbehorende buitenschoolse opvang. Meer concreet moet het daarbij gaan om buitenschoolse opvang of basisschool.
Maatschappelijk - 2
Deze bestemming geldt voor de bestaande Zuiderschool en Noorderschool. Als gevolg van de realisatie van de basisschool aan de Beulakerweg vervalt de huidige basisschoolfunctie op de beide andere locaties. Om dit planologisch te regelen, zijn beide locaties opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. De geldende planologische regeling is onverkort opgenomen, met dien verstande dat het gebruik als basisschool met bijbehorende buitenschoolse opvang en een bedrijfswoning worden uitgesloten.
Tuin
De bestemming 'Tuin' is opgenomen om de minimale afstand tussen de woning aan de Beulakerweg 127 en de basisschool te garanderen. De gronden die deze bestemming hebben mogen uitsluitend ingericht worden als 'Tuin'.
Leiding - Riool
Onder de gronden met de bestemming 'Groen' en 'Maatschappelijk 1' ligt een rioolperswaterleiding. Hier gelden beperkingen voor bouwwerken, werken en werkzaamheden.
Waarde - Archeologie 2
Om de archeologische waarden in het plangebied te beschermen is de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Deze bestemming bevat een vergunningstelsel die bepaalt dat het nodig is om archeologisch onderzoek te verrichten wanneer een bouwplan betrekking heeft op een oppervlakte groter dan 250 m2 wanneer deze zich bevindt binnen de bebouwde kom of een oppervlakte groter dan 2.500 m2 wanneer deze zich bevindt buiten de bebouwde kom. Deze dubbelbestemming is ontleend aan het bestemmingsplan 'Giethoorn'.
Waarde - Zuideinde Binnenpad
De voor 'Waarde - Zuideinde Binnenpad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en versterking van de met de historische ontwikkeling samenhangende structuren en ruimtelijke kwaliteiten van het beschermd dorpsgezicht. Ook voor deze dubbelbestemming geldt dat deze is ontleend aan het bestemmingsplan 'Giethoorn'.
Algemene regels
In de algemene gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te borgen dat bij de ingebruikname van de school de beide andere scholen met de bestemming 'Maatschappelijk - 2' niet meer als basisschool (al dan niet met buitenschoolse opvang) kunnen worden gebruikt.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Geen exploitatieplan
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.
De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.
Volgens de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen onder meer als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Bij overdracht van de gronden worden nadere afspraken gemaakt en vastgelegd met betrekking tot het kostenverhaal. Daarmee is het kostenverhaal verzekerd en is er ook geen noodzaak tot het stellen van locatie-eisen. De gemeenteraad zal geen exploitatieplan vaststellen.
Financiële dekking
De gemeente zal de locatie bouwrijp maken en het openbaar gebied inrichten. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. Exploitatie en beheer van de school worden na realisatie ondergebracht bij de Stichting Op Kop. Het plan wordt daarom economisch uitvoerbaar geacht.
Ten behoeve van de realisatie van het schoolgebouw heeft de gemeenteraad een voorbereidingskrediet beschikbaar gesteld aan de bouwheer, de Stichting Op Kop. Voor de realisatie van het schoolgebouw zal door de gemeenteraad een uitvoeringskrediet ter beschikking worden gesteld.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid En Overleg
7.1 Overleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
In december 2016 is het voorontwerp bestemmingsplan voor overleg aangeboden aan de provincie Overijssel. Mede naar aanleiding van de inspraakreacties is er intensief overleg gevoerd met de provincie over de uitbreiding van het plangebied en een wijziging van de stedenbouwkundige uitgangspunten. Dit heeft geresulteerd in een aangepast plan. Het ontwerpbestemmingsplan is wederom ter beoordeling aan de provincie toegezonden. De aangepaste plannen zijn ook besproken met een vertegenwoordiger van Waterschap Drents Overijsselse Delta. In de nadere uitwerking van de plannen is nader overleg gevoerd met het Waterschap ten aanzien van de gevolgen voor de waterhuishouding.
7.2 Inspraak
Voorontwerp
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 14 december 2016 tot en met 24 januari 2017 ter inzage gelegen. In de Notitie inspraak Voorontwerp bestemmingsplan Giethoorn - basisschool Beulakerweg zijn de reacties samengevat en van een reactie van de gemeente voorzien. De notitie is als bijlage 17 bij de toelichting gevoegd.
Naar aanleiding van de inspraakreacties is het plan aangepast. Door een vergroting van het plangebied is het bouwvlak verplaatst richting Beulakerweg. Het parkeerterrein is gesitueerd aan de noordzijde van het plangebied en de ruimte voor het aantal parkeerplaatsen is vergroot. In verband met de vergroting van het plangebied is de ontsluiting van de school verschoven in noordelijke richting. Bijkomend voordeel is dat hierdoor de opstelruimte tussen de Beulakerweg en het fietspad is vergroot. Naar aanleiding van de uitbreiding van het plangebied zijn een aantal extra onderzoeken uitgevoerd en zijn andere onderzoeken geactualiseerd.
Bijeenkomsten
In het kader van de bestemmingsplan procedure is een aantal malen met omwonenden / aanwonenden gesproken:
- Informatiebijeenkomst op 4 juli 2016;
- Informatiebrief op 1 december 2016;
- Voortgangsbijeenkomst op 19 juli 2017;
- Informatiemail op 13 december 2017;
- Informatiebijeenkomst op 4 oktober 2018.
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen, zie volgende paragraaf, is met de indieners persoonlijk gesproken.
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 3 oktober 2018 tot en met 13 november 2018 ter inzage gelegen. Ook is het plan naar de wettelijke vooroverleg partners gestuurd voor vooroverleg. Tegen het ontwerp bestemmingsplan zijn vier zienswijzen ingediend. In de Reactienota zienswijzen zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie van de gemeente voorzien. De notitie is als bijlage 18 bij de toelichting gevoegd.
Naast wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen zijn ook ambtshalve een aantal verbeteringen doorgevoerd. In de Nota van wijziging zijn alle wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan opgenomen. De Nota is als bijlage 19 bij de toelichting gevoegd.
Bijlage 1 Overzicht Gebiedseigen Beplanting
Bijlage 1 Overzicht Gebiedseigen beplanting
Bijlage 2 Nota Parkeernormen 2015
Bijlage 2 Nota Parkeernormen 2015
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit Beschermd Dorpsgezicht Giethoorn
Bijlage 3 Aanwijzingsbesluit beschermd dorpsgezicht Giethoorn
Bijlage 1 Memo Ladder Duurzame Verstedelijking
Bijlage 1 Memo ladder duurzame verstedelijking
Bijlage 2 Locatie-onderzoek
Bijlage 3 Laddertoets - Verkeerskundigonderzoek
Bijlage 3 Laddertoets - verkeerskundigonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlage 6 Notitie Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Notitie onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 7 Bodemonderzoek 2016
Bijlage 8 Bodemonderzoek 2018
Bijlage 9 Verkeersonderzoek
Bijlage 10 Oplegnotitie Verkeersonderzoek
Bijlage 10 Oplegnotitie verkeersonderzoek
Bijlage 11 Weergave Ontsluiting Perceel
Bijlage 11 Weergave ontsluiting perceel
Bijlage 12 Second Opinion Ontsluiting Schoolterrein
Bijlage 12 Second Opinion ontsluiting schoolterrein
Bijlage 13 Edna Onderzoek
Bijlage 14 Aeriusberekening
Bijlage 15 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 15 Archeologisch onderzoek
Bijlage 16 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 16 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 17 Notitie Inspraak Voorontwerp Bestemmingsplan Giethoorn - Basisschool Beulakerweg
Bijlage 17 Notitie inspraak Voorontwerp bestemmingsplan Giethoorn - basisschool Beulakerweg
Bijlage 18 Reactienota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 18 Reactienota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan