KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer- Parkeergarage
Artikel 6 Water
Artikel 7 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Inleiding
1.2 Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Huidige Situatie En Beoogde Ontwikkeling
2.1 Inleiding
2.2 Historische Kwaliteit Van Het Gebied
2.3 Beoogde Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Cultuurhistorie En Archeologie
4.3 Ecologie
4.4 Geluid
4.5 Bodem
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels
5.1 Algemeen
5.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
Bijlage 1 Rapportage Archeologie Locatie Parkeerdek
Bijlage 2 Rapportage Archeologie Overige Deel Van Het Plangebied Gasthuispoort
Bijlage 3 Quickscan Natuurtoets En Bomeninventarisatie
Bijlage 4 Rapportage Akoestiek Gasthuispoort
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Locatie Parkeerdek
Bijlage 6 Geohydrologisch Onderzoek Gasthuispoort
Bijlage 7 Bodemonderzoek Overig Deel Plangebied Gasthuispoort
Bijlage 8 Berekeningen Luchtkwaliteit

Bestemmingsplan Steenwijk - Herinrichting Gasthuispoort

Bestemmingsplan - Gemeente Steenwijkerland

Vastgesteld op 24-05-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanSteenwijk - Herinrichting plangebied Gasthuispoort van de gemeente Steenwijkerland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.12 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 parkeerlaag:

een doorlopend gedeelte van een voor parkeren bedoeld bouwwerk dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.15 peil:

de hoogte van de weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil';

1.16 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een privéhuis of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.3 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. c. paden en verhardingen;
  2. d. speelvoorzieningen;
  3. e. water;
  4. f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder dammen en duikers;
  5. g. parkeervoorzieningen.
  6. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, voet- en fietspaden en pleinen;
  2. b. parkeervoorzieningen, niet zijnde een parkeergarage;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. d. water;
  2. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. f. dammen;
  4. g. duikers;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie, waaronder mede begrepen de geluidssituatie.

Artikel 5 Verkeer- Parkeergarage

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer- Parkeergarage'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een parkeergarage;
  2. b. in- en uitritten, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' de ontsluiting van de parkeergarage is toegestaan;
  3. c. wegen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. e. water;
  2. f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie, waaronder mede begrepen de geluidssituatie.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer uitgesloten - parkeren' voor het parkeren van motorvoertuigen;
  2. b. het gebruik van gronden voor de ontsluiting van de parkeergarage, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' waar de ontsluiting van de parkeergarage is toegestaan;
  3. c. het gebruik van gronden en gebouwen voor meer dan 220 parkeerplaatsen;
  4. d. het gebruik van gronden en gebouwen zodanig dat minder dan 5 gehandicaptenparkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water
  2. b. waterberging;
  3. c. waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde -Archeologie' geheel of gedeeltelijk verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.

10.2 Afwegingskader

Een in 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de ondera genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 12.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 12.1 sub a met maximaal 10%.
  3. c. Lid 12.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 12.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Steenwijk - Herinrichting plangebied Gasthuispoort.

Behorend bij het besluit van 24 mei 2011.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

De gemeente Steenwijkerland is voornemens om de zuidelijke entree tot het centrum van de kern Steenwijk vanuit de Vendelweg aan te passen. In het verleden zijn reeds meerdere projecten uitgevoerd met als doel het terugbrengen van de ruimtelijk-structurele eenheid van de historische verdedigingsgordel rond de stadskern.

Gebleken is dat vooral aan de noord- en oostzijde van de stad de wallen en gracht beleefbaar en herkenbaar zijn, maar dat vanaf de Vendelweg, dus aan de zuidkant van de stad, de wallen en gracht nauwelijks zichtbaar zijn. Het project, dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, beoogt de zichtbaarheid van de gracht en de stadswal te verbeteren en de zuidelijke entree tot het centrum via de Vendelweg te verduidelijken. Daarnaast wordt binnen het project de bestaande, aangrenzende parkeerlocatie "Gasthuispoort" geherstructureerd. Er zal ongeveer een verdubbeling van het aantal beschikbare parkeerplaatsen gerealiseerd worden, omdat is aangetoond dat het huidige aantal beschikbare parkeerplaatsen voor de toekomst te weinig zal zijn. Door de uitbreiding te zoeken in het verdiept aanleggen van de nieuwe parkeerlaag, wordt bijgedragen aan het verbeteren van het zicht op de achter de parkeerlocatie gelegen stadsgracht en stadswal.

Om de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied planologisch-juridisch mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied dat is gelegen tussen de stadswal, de Vendelweg en de Hogewal, ten zuidwesten van de historische kern van Steenwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1 Ligging plangebied

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Steenwijk - Herinrichting plangebied Gasthuispoort" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01);
  • regels.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In de toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan bod:

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidskaders. Daarbij wordt ingegaan op het provinciaal en gemeentelijke beleid. Naast een beschrijving hiervan wordt ook de relevantie voor het plan verduidelijkt.

Hoofdstuk 4 behandelt de milieu- en omgevingsaspecten. Hierin wordt ingegaan op de invloed van het plan op de verschillende aspecten en vice versa.

Een toelichting op het juridische systeem van het bestemmingsplan is terug te vinden in hoofdstuk 5.

In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid toegelicht.

Uiteindelijk worden de inspraak- en overlegreacties besproken in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Huidige Situatie En Beoogde Ontwikkeling

2.1 Inleiding

Eind jaren '90 is in opdracht van het gemeentebestuur het Steenwijkstadsplan 2000 opgesteld dat moet worden beschouwd als een integraal ontwikkelingsplan voor de binnenstad. In het Steenwijk stadsplan 2000 wordt geconcludeerd dat de historische wallen en grachten rondom de oude stadskern van Steenwijk bijna overal in de loop van de tijd ernstig zijn aangetast. Hoewel delen nog duidelijk herkenbaar waren, vormden deze geen structurele eenheid meer. Doel van het stadsplan was om de ruimtelijk structurele eenheid van de historische verdedigingsgordel rond de stadskern te herstellen. Dat was niet alleen van belang voor de vestingstad Steenwijk zelf maar ook voor de regio dan wel Noord Nederland.

De vestingstad Steenwijk, met in potentie nog voor een groot deel intact zijnde vestingwerken, is vanuit cultuurhistorisch, monumentaal en stedenbouwkundig oogpunt van grote betekenis en dient te worden hersteld. Inmiddels is een groot aantal projecten dat in het stadsplan was opgenomen gerealiseerd, te weten:

  • Herstel oeverlijn zuidelijk deel stadsgracht.
  • Herstel van Bastion Looyersgracht en restauratie van de gracht.
  • Herinrichting van het Oosterpoortgebied.
  • Herinrichting van de Paardenmarkt met daarin herstel van het teruggevonden sluisje.
  • Reconstructie van de kop van de stadsgracht/wal nabij de Gasthuisstraat.
  • Herinrichting van de openbare ruimte binnen de oude stadskern.
  • Herinrichten van de Goeman Borgesiusstraat waardoor een verkeersluw gebied ontstaat.

Belangrijke beleidskeuze in het stadsplan is de visie dat in een periode van 5 tot 10 jaar de verdedigingsgordel weer in de "oude" staat zou zijn teruggebracht. Hierdoor zal de oude vestingstad in samenhang met de herinrichting van de openbare ruimte, zijn oorspronkelijke cultuurhistorische kwaliteit terugkrijgen. Door realisatie van de hiervoor vermelde onderdelen mag worden gesteld dat dit volledig is gelukt.

Het stadsplan is opgesteld, zoals reeds vermeld, eind van de jaren '90. Realisering van de eerder genoemde projecten heeft vanzelfsprekend als gevolg gehad dat steeds meer het oorspronkelijke beeld tevoorschijn kwam, maar heeft ook tot de conclusie geleid dat er op onderdelen aanvulling dan wel uitbreiding van de oorspronkelijke visie nodig is.

2.2 Historische Kwaliteit Van Het Gebied

Uit een evaluatie en analyse van de stadskern blijkt dat vooral aan de noord- en oostzijde van de stad de wallen en gracht beleefbaar en herkenbaar zijn maar dat vanaf de Vendelweg, dus aan de zuidkant van de stad, de wallen en gracht nauwelijks zichtbaar zijn. Dit wordt veroorzaakt door de wijze waarop het plangebied is ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelegen tussen de stadswal, de Vendelweg en de Hogewal. Vanuit de historie gezien is de Gasthuislaan in aansluiting op de Gasthuisstraat de enige invalsweg vanuit het zuidwesten. Oude kaarten laten dat goed zien. In de periode daarna is er veel in het gebied gebeurd. Zo is in 1899 het nu monumentale pand Rams Woerthe met het bijbehorende stadspark gerealiseerd en zijn er ingrepen in de vestingwerken gedaan. Helaas zijn ook elementen verdwenen zoals de stadswallen waar nu de Kornputsingel is gelegen. Ook is de acacia die naast de bestaande rode beuk op de hoek van de Kornputsingel/Gasthuislaan heeft gestaan in de loop van de tijd verdwenen.

In de huidige situatie zijn de historische zichtlijnen terug te vinden. Bij de bouw van Rams Woerthe is rekening gehouden met zichtlijnen op de stadswal. Dat geldt ook voor het veel later gerealiseerde Hil-do Krop complex aan de Vendelweg. Helaas zijn deze zichtlijnen voor de gebruiker van de openbare ruimte niet te herkennen. Het zicht op de stadswal wordt volledig ontnomen door de aanwezigheid van groen in de vorm van bomen en struiken.

2.3 Beoogde Ontwikkelingen

Het verbeteren van de herkenbaarheid en het "voelen" van de oude stadsstructuur zijn twee wezenlijke doelen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden.

Een meer open ruimte geeft vrij zicht op de stadswal. In samenhang daarmee wordt het ook wenselijk geacht om de stadsgracht aan de oostzijde van de Vendelweg meer beleefbaar te maken. Het gebied verkrijgt een hogere ruimtelijke en groene kwaliteit door het verstevigen van de gracht- en walstructuur aan deze kant van de vestingstad.

In het plangebied is een parkeerterrein gelegen wat een belangrijke functie vervult. De huidige inrichting ontneemt het zicht op de stadswal en daarom is besloten tot herinrichting. Tegelijkertijd zal de parkeercapaciteit worden vergroot door onder het maaiveld een tweede parkeerniveau aan te leggen.

Door het herinrichten van de Vendelweg ontstaat ruimte voor het versterken van de groene structuur en kan de weg worden ingericht overeenkomstig het 30-km inrichtingsprincipe. Ook wordt de Gasthuislaan als structuur verbeterd. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid ook de afwikkeling van het fietsverkeer en voetgangersverkeer te verbeteren.

De herinrichting van het totale plangebied geeft een belangrijke meerwaarde zowel uit stedenbouwkundig als uit cultuurhistorische overwegingen en maakt in principe de beleidsvisie van het stadsplan 2000 af.

Op basis van de beoogde ontwikkelingen is een landschapsvisie opgesteld. Het onderstaande plaatje geeft een beeld van het beoogde resultaat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01_0003.png"

Afbeelding 3 Beoogd resultaat (ontwerp: bureau Greet Bierema)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een vertaling van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Steenwijkerland is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Hierbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één Nota Ruimte.

"Ruimte voor ontwikkeling" is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. "Decentraal wat kan, centraal wat moet" is het motto; het rijk focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.

De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).

Buiten de nationale RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu en dergelijke.

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijk beleid van het rijk.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Inleiding

De provincie Overijssel heeft haar ruimtelijke beleid vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel. Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid zijn daarin de rode draden. Bij de Omgevingsvisie behoort de Omgevingsverordening Overijssel, waarin nader wordt ingegaan op instrumenten waarmee de provincie de door haar beoogde ruimtelijke ontwikkelingen enigszins kan sturen. Het bevat regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij onder ander het opstellen van bestemmingsplannen.

3.3.2 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid wordt gebruik gemaakt van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01_0004.png"

Afbeelding 4 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Bron: www.overijssel.nl

Generieke beleidskeuzes

Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones.

Ontwikkelingsperspectieven

Het gehele grondgebied van Overijssel heeft in de Omgevingsvisie een bepaald ontwikkelingsperspectief gekregen. Ze geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Ze zijn richtinggevend om flexibiliteit voor de toekomst te hebben.

Het ontwikkelingsperspectief voor het plangebied luidt als volgt: "Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus". Een belangrijk deel van het plangebied is daarbinnen aangeduid als historische kern/binnenstad. Daar is ruimte voor een multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen en versterking van de identiteit gebaseerd op het historische karakter, erfgoed en monumenten.

Dit perspectief past erg goed bij het project waar voorliggend bestemmingsplan betrekking op heeft, omdat juist de belangrijke historische kenmerken van de kern Steenwijk die aanwezig waren binnen het plangebied en daar om heen weer in ere worden hersteld als gevolg van de uitvoering van het project.

Gebiedskenmerken

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarische cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ze zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

Natuurlijke laag

Het plangebied valt binnen het zandgebied "Dekzandvlakte". Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. De beoogde ontwikkeling voorziet hierin door de gracht beter beleefbaar te maken, evenals de stadswal. De gracht wordt meer doorgetrokken en de stadswal wordt beter beleefbaar door op strategische plaatsen groenvoorzieningen te verwijderen die het zicht op de stadswal belemmeren.

Laag van het agrarische cultuurlandschap

Het plangebied aan de Koedijk ligt binnen het landschapstype "Essenlandschap". Het is de ambitie om de essen te behouden als ruimtelijke eenheid. Aangezien het plangebied reeds lang deels bebouwd is en is gelegen binnen de kern Steenwijk, zijn de kenmerken van een essenlandschap binnen het plangebied niet herkenbaar.

Stedelijke laag

Het grootste deel van het plangebied is binnen de stedelijke laag aangeduid als "Historisch centrum". Aangezien het juist de bedoeling van het project is om het historische deel (de stadswal en de gracht) meer beleefbaar te maken, past het project prima binnen de ambities binnen deze stedelijke laag.

Lust- en leisurelaag

Binnen deze laag is een zeer klein deel van het plangebied aangeduid als recreatieve route. Het gaat hier om het Overijssels Havezatenpad (wandelpad). Vaststelling van dit bestemmingsplan zorgt ervoor dat mensen die deze route volgen meer te zien krijgen van de stadsgracht en de stadswal. Het project past dus uitstekend binnen de ambities binnen deze laag.

3.3.3 Omgevingsverordening

Het project waarvoor voorliggend bestemmingsplan de juridisch-planologische basis biedt, is op geen enkel punt in strijd met regels die de provincie Overijssel stelt in haar Omgevingsverordening.

Wat in het kader van dit bestemmingsplan van belang is, is dat in de verordening staat genoemd dat in toelichtingen van bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen wordt aangegeven op welke wijze bij de planontwikkeling rekening is gehouden met bestaande fiets- en wandelroutestructuren. Zoals genoemd in paragraaf 3.3.2, loopt het Overijssels Havezatenpad deels door het plangebied. De beoogde ontwikkeling leidt er toe dat het wandelpad nog meer waarde krijgt omdat de cultuurhistorie van de kern Steenwijk nog meer zichtbaar wordt gemaakt door de gracht te verlengen en het zicht op de stadswal te vergroten.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Stadsvisie Steenwijk

Deze stadvisie beschrijft de gewenste ontwikkeling van Steenwijk. Hoe wordt er in Steenwijk geleefd en gewoond, hoe ontwikkelt de werkgelegenheid zich en welke voorzieningen zijn gewenst? Hieruit is een kwalitatief profiel gedestilleerd, wat vertaald is naar ingrepen en ontwikkelingen in de ruimtelijk-fysieke structuur voor de komende jaren.

Het project waar voorliggend bestemmingsplan de juridisch-planologische basis voor biedt wordt niet met name genoemd in de visie, maar de doelen die met het project worden beoogd passen wel binnen de stadsvisie.

Zo wordt in de visie ingestoken op onder andere het versterken van het centrum en het beter verbinden van het centrum met de omgeving. Het plangebied ligt juist op de scheidingslijn tussen het oude stadscentrum en haar omgeving. In de visie wordt genoemd dat onder andere de Vendelweg uitloper van het centrum moet worden die het centrum met het landschap verbindt. De Vendelweg krijgt een belangrijke positie in het toekomstige Steenwijk. Vanuit het zuiden wordt de weg een belangrijke entree van Steenwijk. Door de Vendelweg ter hoogte van de stadswal enigszins te verleggen, de gracht meer uit te graven en het zicht op de stadswal te vergroten en te verfraaien, gaat de Vendelweg nog meer een goed, herkenbare entree worden richting het centrum.

3.4.2 Visie recreatie en toerisme 2009

Een van de speerpunten uit deze visie is cultuurhistorie. De gemeente Steenwijkerland wil er samen met betrokken partijen voor zorgdragen dat de aanwezige cultuurhistorische waarden verder worden ontwikkeld en versterkt.

Het meer zichtbaar en beleefbaar maken van de gracht en de stadswal in het gebied dat vanuit het zuiden de belangrijkste toegang is tot het centrum past daar erg goed bij.

3.4.3 Parkeerbeleidsplan centrum Steenwijk

Het parkeerbeleidsplan voor het centrum van Steenwijk is in samenwerking met de Handelsvereniging, het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en de Kamer van Koophandel opgesteld. De Handelsvereniging en gemeente Steenwijkerland hebben op 9 december 2009 het convenant uitvoering parkeerbeleid Steenwijk ondertekend. Hiermee hebben beide partijen de intentie uitgesproken om de actiepunten die in het parkeerbeleidsplan staan, uit te voeren. Dit houdt onder meer in de realisering van een parkeerdek op de Gasthuispoort, waar voorliggend bestemmingsplan de planologisch-juridische basis voor biedt.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Allereerst wordt inzicht gegeven in de bestaande situatie van het plangebied.

Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.

4.2 Cultuurhistorie En Archeologie

In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht. Naast bouwkundige monumenten zijn er ook aardkundige monumenten, natuurmonumenten en landschapsmonumenten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.STWParkeerGasthprt-VA01_0005.jpg"

Afbeelding 5 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart

Het plangebied Gasthuispoort te Steenwijk heeft volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart van Steenwijkerland (www.Steenwijkerland.nl) een hoge archeologische waarde en is gelegen binnen het archeologisch monument ”historische kern Steenwijk”. Het beleid van Steenwijkerland voor dergelijke gebieden is:

Gebieden met een aanduiding Archeologische Waarde:

Voor grond- en bouwwerkzaamheden boven de 100 m² is een archeologisch onderzoek vereist.

Door de voorgenomen nieuwe ontwikkelingen en de bodemverstorende activiteiten die hiermee gepaard gaan, kunnen eventuele archeologische waarden in de bodem verloren gaan. Daarom zijn onderzoeken uitgevoerd om te kunnen bekijken in hoeverre dat het geval is en hoe daar dan mee om moet worden gegaan.

Archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef heeft voor de locatie van het verdiept aan te leggen parkeerdek een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek blijkt dat op het terrein in het verleden bebouwing heeft gestaan die later volledig is gesloopt. Uit het veldonderzoek is duidelijk geworden dat in het gebied hoogstwaarschijnlijk geen intacte bodemlagen meer aanwezig zijn. Ook zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Voor dit deel van het totale plangebied wordt geadviseerd om geen nader archeologisch onderzoek te verrichten.

Zie Bijlage 1 Rapportage archeologie locatie parkeerdek voor de rapportage.

De Steekproef heeft ook voor het overige deel van het plangebied een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek blijkt dat ter plaatse van de kruising met de singelgracht tot in de 19e eeuw een brug heeft gelegen. Aan de stadskant daarvan lag de Gasthuispoort. Beide lijken te zijn gesloopt in de 19e eeuw. Op de plek van de brug is de gracht gedempt met ter hoogte van de waterspiegel een gemetselde duiker. Uit het veldonderzoek blijkt dat bij de bouw van de duiker waarschijnlijk restanten van de brug verloren zijn gegaan. Wel zijn van de Gasthuispoort mogelijk nog diepere delen zoals funderingen aanwezig. Deze zijn met behulp van een booronderzoek niet op te sporen. Evenmin is op de locatie een proefsleuvenonderzoek mogelijk in verband met de aanwezigheid van een weg, leidingen en riolering. Daarom luidt het advies om aan de centrumzijde van de gracht bodemingrepen dieper dan 1 meter archeologisch te laten begeleiden. Dit dient te worden gedaan door een daartoe gecertificeerd bureau volgens een vooraf door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen. In de rest van het plangebied wordt nader onderzoek niet nodig geacht.

Zie Bijlage 2 Rapportage archeologie overige deel van het plangebied Gasthuispoortvoor de aanvullende rapportage.

4.3 Ecologie

4.3.1 Quickscan natuurtoets

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

Ecogroen advies bv heeft een quickscan natuurtoets en bomen uitgevoerd. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek op 29 juni 2010 en een inventarisatie van de bekende verspreidingsgegevens.

Gebiedsgerichte natuurbescherming

Op basis van de afstand, de aard van de ruimtelijke ingrepen en de tussenliggende afstand wordt ingeschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, Beschermde natuurmonumenten, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.

Aangetroffen en te verwachten soorten

  • Tijdens het veldonderzoek is in het plangebied één laagbeschermde plantensoort aangetroffen, te weten Kleine maagdenpalm. Zwaarder beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht;
  • In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. De beoogde plannen hebben geen nadelige gevolgen op mogelijk aanwezige vlieg- en/of jachtroutes en op belangrijk foerageergebied van vleermuizen;
  • In het plangebied zijn diverse laag beschermde soorten te verwachten zoals Bosmuis, Rosse woelmuis, Bosspitsmuis (spec.), Huispitsmuis en Mol. Zwaarder beschermde zoogdieren zijn niet aangetroffen en te verwachten;
  • Diverse algemene broedvogels zoals Vink, Groenling, Zanglijster, Houtduif, Tjiftjaf, Merel, Zwartkop, Spreeuw en Wilde eend zijn broedend aangetroffen en/of te verwachten;
  • In de gracht is alleen de niet beschermde vissoort Baars aangetroffen. Zwaarder beschermde soorten zijn niet aangetroffen en te verwachten;
  • Voortplanting en overwintering van de laag beschermde amfibie Gewone pad is te verwachten in het plangebied. Zwaarder beschermde amfibieënsoorten zijn niet aangetroffen en te verwachten;
  • Reptielen, beschermde libellen, dagvlinders en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen en worden op basis van biotoopkenmerken en bekende verspreidingsgegevens ook niet in het plangebied verwacht.

Ontheffing en mitigerende maatregelen Flora- en faunawet

  • Het aanvragen van een ontheffing annex artikel 75 van de Flora- en faunawet is hier niet aan de orde;
  • Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Als in de periode half juli - half november gestart wordt met de werkzaamheden dan is het van belang om na te gaan of bewoonde nesten van Houtduif aanwezig zijn binnen de invloedsfeer van de plannen;
  • Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren, amfibieën en flora verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet;
  • Voor de in het plangebied mogelijk voorkomende laag beschermde zoogdieren en amfibieën wordt als belangrijkste mitigerende maatregel fasering in tijd genoemd. Schade is – indien de planning van activiteiten dit toelaat - te minimaliseren door grondwerkzaamheden en het eventueel verwijderen van beplanting, zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september - oktober. Dit is buiten de voortplantings- en overwinteringsperiode van veel dieren, dus buiten de periode waarin dieren extra kwetsbaar zijn.

4.3.2 Bomeninventarisatie

De bomeninventarisatie is uitgevoerd volgens de VTA-methode (Visual tree assessment). Met deze methode worden visueel de biologische en mechanische conditie beschreven van de kroon, stam en wortels. Aanvullend is ook gekeken naar de groeiplaats en de beschikbare ruimte van de bomen in het plangebied. De vervangbaarheid wordt uitgedrukt in ouderdom (jaren) en is ingeschat aan de hand van ondermeer aanwezige vegetatiestructuren.

Resultaten en conclusies bomeninventarisatie

Bomen met de meeste waarde binnen en langs de grens van het plangebied zijn de Rode beuk ten westen van de overgang over de gracht en de eiken langs de gracht.

De Rode beuk is gezien zijn goede conditie en locatie als waardevol aan te merken. Wel zal om een duurzaam behoud te garanderen voldoende ruimte zowel onder- als bovengronds (minimaal de huidige kroonprojectie) gegarandeerd moeten blijven. Tevens zal er onderhoud aan de kroon moeten plaatsvinden aangezien er een kans bestaat dat de kroon te zwaar is.

De eiken langs de gracht zijn tevens waardevol vanwege hun locatie langs de gracht en de goede conditie waarin ze verkeren. De jongere eiken in het plangebied, met een gemiddelde leeftijd van 25 jaar, hebben gezien hun leeftijd en grootte nog geen grote waarde en zijn makkelijk vervangbaar.

4.3.3 Gevolgen voor het project

De Rode beuk zal worden behouden, vanwege de goede conditie en de locatie. Naast de Rode beuk komt een Acacia terug.

De eiken direct langs de gracht zullen verwijderd worden, ondanks het feit dat ze als waardevol worden gezien. Er wordt voor gekozen om ze toch te verwijderen, omdat een belangrijk onderdeel van het project beoogt het zicht op de gracht en met name de daarachter gelegen stadswal te vergroten, om op deze manier de cultuurhistorie van het gebied beter tot uitdrukking te kunnen laten komen. Overigens zullen in het plangebied ook vervangende bomen worden geplant langs de Vendelweg.

De bomen en struiken op de huidige parkeerlocatie zullen eveneens verwijderd worden om het zicht op de stadwal te verbeteren. Aan deze bomen wordt ook geen hoge waarde toegekend.

Zie Bijlage 3 Quickscan natuurtoets en bomeninventarisatie voor de totale rapportage.

4.4 Geluid

4.4.1 Inleiding

Daar er op een aantal plaatsen sprake is van het verleggen (fysieke reconstructie) van de wegas dient volgens de Wet geluidhinder nagegaan te worden of er sprake is van een reconstructie als beschreven in deze wet. Kort gezegd betekent dat er onderzocht moet worden wat de geluidbelasting (één jaar) voor aanvang van de reconstructie en 10 jaar na opening is. Als het verschil hier tussen meer dan 2 dB (1,5 dB onafgerond) bedraagt èn de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, dan is er volgens de Wet sprake van een reconstructie en dienen geluidreducerende maatregelen overwogen beschouwd te worden.

Aangezien er sprake is en zal zijn van een weg met een maximumsnelheid van 30 km/uur is er vanuit Wet geluidhinder feitelijk geen aanleiding om deze weg te beschouwen, daar dergelijke wegen volgens de Wet geluidhinder niet bestaan (artikel 74 lid 2).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het in dit geval toch nodig om onderzoek te doen, met name omdat de Vendelweg hoge verkeersintensiteiten kent.

Het toevoegen van een groot aantal extra parkeerplaatsen leidt tot een verkeersaantrekkende werking. De akoestische gevolgen (directe en indirecte hinder) op de omgeving van deze inrichting dienen ook inzichtelijk gemaakt te worden, in het kader van het de Wet milieubeheer.

4.4.2 Akoestisch onderzoek

De herstructurering in het gebied Gasthuispoort heeft een fysieke reconstructie van de doorgaande Vendelweg tot gevolg. De wettelijk toegestane snelheid bedraagt 30 kilometer per uur en de weg heeft daarom geen geluidszone. Er zijn dan ook geen grenswaarden conform de Wet geluidhinder gesteld.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de toename van het geluidsniveau wel inzichtelijk gemaakt. Uit de resultaten blijkt dat de toename ten hoogste 1,4 Ldenbedraagt. Voor de beoordeling is aansluiting gezocht bij het wettelijk toetsingskader voor een reconstructie. Hieruit blijkt dat wordt voldaan aan een toegestane toename van 2 dB.

Bij de herstructurering wordt de bestaande parkeervoorziening uitgebreid tot 220 parkeerplaatsen. Het ontwerp van de parkeerlocatie staat op dit moment nog niet vast. Wel staat vast dat de parkeerplaats onder de grond wordt uitgebreid. Het aantal parkeerplaatsen op maaiveldniveau blijft (nagenoeg) gelijk.

Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat op alle geluidgevoelige objecten in zowel de dag-, avond-, als nachtperiode, met uitzondering van de woningen in de " Grachtveste" (het complex dat ten oosten van de parkeerlocatie is gelegen), wordt voldaan aan de ambitiewaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. De woningen in de "Grachtveste" hebben in de avondperiode een 4 dB hoger niveau die daarmee wel voldoet aan de grenswaarde. Het naastgelegen pand "Praktijk Hogewal" wordt niet als geluidgevoelig aangemerkt en is niet verder beschouwd.

Voor de maximale geluidniveaus dient een afstand van 32 meter tussen geluidgevoelige objecten en te parkeren auto's, in de maatgevende nachtperiode, te worden aangehouden. Voor de woningen in de "Grachtveste" kan op basis van de bestaande situatie hiervan worden afgeweken met een minimale afstand van 20 meter. Omdat in de nachtperiode een parkeervoorziening hoofdzakelijk zal worden gebruikt door vergunninghouders is het wenselijk de hiervoor te bestemmen parkeerplaatsen te realiseren op het onderdek dan wel op de grootst mogelijke afstand van geluidgevoelige objecten. Op deze wijze worden de maximale geluidniveaus voor de woningen in de "Grachtveste" beperkt.

Zie Bijlage 4 Rapportage akoestiek Gasthuispoort voor de volledige rapportage.

4.4.3 Relatie met het bestemmingsplan

Op de verbeelding zal een afstand van minimaal 20 meter worden aangehouden tussen de gevels van de woningen in de "Grachtveste" en de parkeerplaatsen.

4.5 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Om de milieuhygiënische bodemkwaliteit te kunnen vastleggen, heeft Verhoeve Milieu bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de locatie van het beoogde parkeerdek. Zie Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek locatie parkeerdek voor de gehele rapportage.

De bovengrond op de zuidoostelijke helft van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk een bijmenging van kolengruis en puinfragmenten en is lichtverontreinigd met zware metalen en PAK. In de noordoostelijke helft van de locatie zijn in de bodem geen verontreinigingen aangetoond.

Conclusie is dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmering hoeft te vormen voor de herinrichting van de locatie. Ook geven de resultaten uit het onderzoek geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of een nader bodemonderzoek.

Voor hetzelfde gebied heeft Verhoeve Milieu bv eveneens een geohydrologisch onderzoek verricht (zie Bijlage 6 Geohydrologisch onderzoek Gasthuispoort), om te kunnen bepalen wat de geohydrologische eigenschappen zijn van de bodem en om op basis daarvan de mogelijkheden tot afkoppeling van de afvoer van hemelwater van de riolering in te schatten.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat goede mogelijkheden voor het infiltreren van hemelwater niet aanwezig zijn. Gezien de nabijheid van de stadsgracht kan lozing op dat oppervlaktewater worden overwogen.

Bodemonderzoek voor het overige deel van het plangebied

Verhoeve Milieu bv heeft in juli 2010 voor het overige deel van het plangebied ook een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, zoals deze uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is gebleken, geen belemmering hoeven te vormen voor de geplande terreinveranderingen. Ook geven de resultaten geen aanleiding tot het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek.

De volledige rapportage is te vinden in Bijlage 7 Bodemonderzoek overig deelplangebied Gasthuispoort behorende bij deze toelichting.

4.6 Water

4.6.1 Algemeen

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

4.6.2 Waterrelevant Beleid

De belangrijkste beleidsdocumenten waarin de waterhuishoudkundige doelstellingen zijn beschreven zijn 4e Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), Beleidslijn Grote Rivieren en de Nota Ruimte.

4.6.3 Watertoetsproces

Het plan is opgestuurd aan waterschap Reest & Wieden voor de watertoets. Daarnaast is het plan in het kader van het Overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan waterschap Reest & Wieden.

Het waterschap Reest & Wieden komt tot het volgende wateradvies:

"De procedure in het kader van de watertoets is gevoerd conform de Handreiking Watertoetsproces III. Waterschap Reest & Wieden geeft een positief wateradvies".

4.7 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Omdat beoogd wordt het aantal parkeerplaatsen fors uit te breiden, zal de verkeersaantrekkende werking van het gebied groter worden dan nu het geval is.

Daarom is berekend wat dit voor gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit ter plekke.

Luchtkwaliteitsberekening

De concentraties van NO2 en PM10 voor het huidige jaar 2010 en de toekomstige situatie (2015 en 2020) zijn berekend voor de Vendelweg ter hoogte van de parkeergarage. Als gevolg van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van de reconstructie van de Vendelweg en de ontwikkeling van de parkeervoorziening zijn intensiteiten bekend voor de Vendelweg. Daar zit het meeste verkeer op en daar zal ook de toename direct merkbaar zijn als gevolg van de ontwikkelingen aan de parkeervoorziening

De tellingsgegevens dateren uit 2009 en in de berekeningen is enerzijds rekening gehouden met een toename van het verkeer (inclusief vrachtverkeer) met 25% in de periode tot 2020 en daarnaast met een extra toename als gevolg van de planontwikkelingen aan de parkeervoorziening. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het CAR II-model versie 9.0.

Voor de overige invoer voor de CAR II-berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 8Berekeningen luchtkwaliteit.

In onderstaande tabel zijn de resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen weergegeven.

Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m3 Jaargemiddelde concentratie PM10 in µg/m3 Aantal overschrijdingen van 24-uursgemiddelde norm PM10 van 50 µg/m3
Grenswaarde 40 40 35
Vendelweg
2010 17,1 21,9 4
2015 (inclusief uitvoering plan) 15,1 21,1 3
2020 (inclusief uitvoering plan) 11,8 20,0 2

Waarden voor PM10 zijn zonder aftrek voor zeezout.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige als de toekomstige situatie na realisatie van de plannen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

4.8 Externe Veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.

Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (hierna: Bevi) regels gesteld.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • Of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • Of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor kwetsbare objecten geldt een plaatsgebonden risico PR 10-6 en voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico PR 10-6.

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

In de directe nabijheid van het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden. Ook is het plangebied niet gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting.

Buisleidingen

In de directe nabijheid van het plangebied liggengeen buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen, zoals bijvoorbeeld aardgas, worden vervoerd. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

In de directe nabijheid van het plangebied vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor plaats. Er zijn in dit kader dan ook geen externe veiligheidseffecten waarmee rekening moet worden gehouden.

Het aspect externe veiligheid staat niet in de weg aan vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Regels

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 schrijft voor hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden. Het plan voldoet ook aan de eisen van digitale uitwisselbaarheid. Deze eisen zijn per 1 januari 2010 in werking getreden. Voor dit plan is de digitale versie bepalend.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is een geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Met een omgevingsvergunning kan ook worden afgeweken van het bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan staan de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen

In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan aanwezige bestemmingen.

Groen

Deze bestemming betreft structurele openbare groenelementen welke in beginsel vrij van bebouwing moeten blijven.

Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de wegen met een zuiver verkeerskarakter en staat dus los van de parkeergarage.

Verkeer- Parkeergarage

De parkeergarage is geregeld in deze afzonderlijke bestemming. De regeling ziet op de gehele parkeergarage, dus inclusief onderdelen als in- en uitritten, voetgangersentrees, liften, schachten, hekwerken en dergelijke. Vandaar dat op de verbeelding een onderscheid is gemaakt in een gebied waar de parkeerfunctie zelf is toegestaan ('specifieke vorm van verkeer - parkeren'), en een gebied waar dit niet is toegestaan ('specifieke vorm van verkeer - parkeren uitgesloten'). In het laatste geval kan dus wel sprake zijn van de aanwezigheid van de parkeergarage, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een keermuur of andere onderdelen, maar niet van het daadwerkelijke parkeerdek.

De ontsluiting moet worden gerealiseerd aan de Hogewal, hetgeen op de verbeelding is aangegeven. Ter plaatse mag ook niet worden geparkeerd.

Ten aanzien van het meten van hoogtes geldt, dat wordt uitgegaan van de hoogte van het parkeerterrein zoals dat in de aan dit plan voorafgaande situatie aanwezig was. Dit in afwijking van het peil zoals dat in de wijze van meten is omschreven (en dus geldt bij de andere bestemmingen). Deze 'peil op maat-constructie' is toegepast om te voorkomen dat de parkeergarage gaat uitsteken boven de omgeving.

Water

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn verspreid door het plangebied mogelijk. De aanwezige gracht aan de noordkant van het plan is echter specifiek bestemd in verband met het structurele karakter daarvan.

Waarde - Archeologie

Voor gebieden met archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. Deze bestemming regelt dat wanneer er bodemroerende ingrepen worden gepleegd die archeologische waarden kunnen schaden, er voorwaarden aan de omgevingsvergunning kunnen worden verbonden of een archeologisch onderzoek geeist kan worden. Hoewel ongebruikelijk, is dit mogelijk op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988. Ook is er voor diverse werken en werkzaamheden de vereiste voor een omgevingsvergunning opgenomen (voorheen een aanlegvergunningenstelsel genoemd).

In deze bestemming is rekening gehouden met de Wet Archeologische monumentenzorg (opgenomen in de Monumentenwet 1988). Zo is voor ingrepen kleiner dan 100 m² of minder diep dan 50 cm geen omgevingsvergunning nodig.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen in afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.

De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.

In dit geval is de gemeente Steenwijkerland de initiatiefnemer en is in het bezit van de gronden binnen het plangebied. De gemeente heeft voor de voorbereiding en de realisatie van het project gelden gereserveerd in de begroting.

Samen met een subsidie van de provincie Overijssel zijn er voldoende financiële middelen voorhanden en is het project financieel en economisch haalbaar.

Aangezien de gemeente Steenwijkerland eigenaar is van de gronden en er geen sprake is van een bouwplan conform artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het op- en vaststellen van een exploitatieplan niet nodig.

Hoofdstuk 7 Inspraak En Overleg

7.1 Overleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan "Steenwijk - Herinrichting plangebied Gasthuispoort" is aan de volgende instanties toegezonden:

  1. 1. VROM-inspectie;
  2. 2. Provincie Overijssel;
  3. 3. Veiligheidsregio IJsselland;
  4. 4. Het Oversticht;
  5. 5. Waterschap Reest & Wieden.

Wanneer de overlegreacties aanleiding geven tot aanpassing van het bestemmingsplan, dan wordt dat aangegeven onder de betreffende reactie.

Ad. 1. VROM-inspectie

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.

Vanuit Ramswoerthe is de ruimtelijke relatie c.q. het zicht op de gracht en de wal van belang; deze is in het overleg genoemd maar niet aangegeven op de afbeelding 2 in paragraaf 2.3 van de toelichting. De hier getekende positie van de voetgangerstoegangen tot de parkeergarage houdt overigens wel rekening met deze belangrijke zichtlijn.

Reactie:

Het zicht op de gracht is inderdaad genoemd in paragraaf 2.3. Ons inziens komt deze in afbeelding 3 voldoende tot uiting door het grijze vlak dat de parkeergarage markeert en die volledig ondergronds is. Het expliciet aangeven van de zichtlijn op de afbeelding is naar onze mening dan ook niet noodzakelijk.

In bestemmingsregel 5.2.1 is sprake van een 'specifieke peilaanduiding' welke echter niet op de verbeelding is te vinden.

Reactie:

Het gaat om de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peil'. Dit wordt aangepast.

De in 5.2.1 genoemde hoogten van drie meter voor hekwerken en zes meter voor de liften/trappenhuizen lijken de VROM-inspectie aan de royale kant. De noodzaak van deze maten zal nog moeten blijken uit het ontwerp voor de parkeergarage.

Reactie:

De bouwhoogten in artikel 5.2.1 worden niet aangepast om op deze punten ruimte te bieden aan het ontwerp van de parkeergarage.

Ad. 2 Provincie Overijssel

De provincie Overijssel constateert dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid en bijdraagt aan de provinciale doelen zoals verwoord in haar ruimtelijk beleid. Gedeputeerde Staten ziet geen reden om vanuit provinciaal belang in de verdere procedure in te grijpen.

Reactie:

Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.

Ad 3. Veiligheidsregio IJsselland

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft Veiligheidsregio IJsselland geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, omdat er geen nadere relevante externe veiligheidsaspecten worden geconstateerd.

Reactie:

Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.

Ad 4. Het Oversticht

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft Het Oversticht geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie:

Deze opmerking wordt ter kennisgeving aangenomen.

Ad 5. Waterschap Reest & Wieden

Waterschap Reest en Wieden heeft een wateradvies uitgebracht bij dit bestemmingsplan.

Reactie:

Het wateradvies is verwerkt in paragraaf 4.6.3.

7.2 Inspraak

In het kader van de inspraak heeft het voorontwerpbestemmingsplan "Steenwijk - Herinrichting plangebied Gasthuispoort" met ingang van 20 oktober 2010 gedurende vier weken ter inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid bestond voor een ieder om schriftelijk en/of mondeling op het plan te reageren. Van deze mogelijkheid is door 1 inspreker gebruik gemaakt.

Bewonerscommissie Hildo Krop

De bewonerscommisie wil graag dat ook het gedeelte van de Vendelweg, dat langs het complex Hildo Krop is gelegen en buiten het plangebied van het bestemmingsplan ligt, ingericht wordt als 30-km-zone.

Reactie:

De inrichting van de Vendelweg als 30-km-zone kan niet met dit bestemmingsplan worden geregeld, maar met een verkeersbesluit.

De Vendelweg en de in-en uitrit van de parkeergarage mogen niet dichter op het complex Hildo Krop komen te liggen.

Reactie:

De Vendelweg zal niet dichter op het wooncomplex Hildo Krop komen te liggen. De in- en uitrit van en naar de parkeergarage, die is aangeduid met de aanduiding 'ontsluiting', zal worden gerealiseerd in de bestemming Verkeer - Parkeergarage. De in- en uitrit wordt afgescheiden van het wooncomplex door een strook met de bestemming Groen. Door het opnemen van de aanduiding 'ontsluiting' is het uitgesloten dat de in- en uitrit dichter op het wooncomplex wordt gesitueerd.

Omdat toename van verkeer schadelijk is voor de gezondheid, wil de bewonerscommissie dat het benedendek van de parkeergarage wordt afgesloten door middel van glas in plaats van rooster en ontlucht wordt door middel van een (geïntegreerde) afvoerpijp die de lucht op zodanige manier afvoert dat de vervuilde lucht niet zal neerslaan op het wooncomplex.

Reactie:

In paragraaf 4.7 is weergegeven dat berekend is wat dit voor gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit ter plekke. Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige als de toekomstige situatie na realisatie van de plannen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
Het bestemmingsplan is niet het middel om een verplichte uitvoering danwel bouwwijze op te leggen. De regels van het bestemmingsplan staan in ieder geval niet in de weg aan de gewenste uitvoering.
Ten overvloede wordt hier nog opgemerkt dat het parkeerdek aan de randen en in het midden in verbinding staat met de buitenlucht waardoor concentratie van uitlaatgassen wordt voorkomen.

De bewonerscommissie wil door middel van airco- en goed luchtzuiverende voorziening in het wooncomplex gecompenseerd worden voor de toename van vervuilde lucht.

Reactie:

Om planologische medewerking aan dit bestemmingsplan te kunnen verlenen is een goede ruimtelijke onderbouwing van belang. Daarvoor zijn alle relevante milieuaspecten en betrokken belangen afgewogen. In paragraaf 4.7 is weergegeven dat berekend is wat dit voor gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit ter plekke. Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige als de toekomstige situatie na realisatie van de plannen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Er zal dan ook geen compensatie plaatsvinden.

De Vendelweg moet, zoals eerder is beloofd, een eenrichtingsweg worden.

Reactie:

Dit kan niet door middel van een bestemmingsplan geregeld worden en valt daarmee buiten het bereik van dit bestemmingsplan.


Er moeten gratis ontheffingen voor bewoners en beheerder komen voor het parkeren op de gewone parkeerplaatsen bij het wooncomplex.

Reactie:

Dit kan niet door middel van een bestemmingsplan geregeld worden en valt daarmee buiten het bereik van dit bestemmingsplan.

De bewonerscommissie pleit ervoor om de parkeergarage uit te voeren met liften zodat de parkeergarage ook gebruikt kan worden met kinder-, boodschappen- en invalidenwagens.

Reactie:

Zoals al eerder aangegeven is het bestemmingsplan niet het middel om een verplichte uitvoering danwel bouwwijze op te leggen. De regels van het bestemmingsplan staan in ieder geval niet in de weg aan de gewenste uitvoering.

De bewonerscommissie pleit daarnaast voor meer dan 5 invalidenplaatsen en dat deze parkeerplaatsen kostenvrij worden gemaakt, omdat de betaalautomaten niet toegankelijk en bedienbaar zijn voor personen in een invalidewagen.

Reactie:

Ook is het bestemmingsplan niet het instrument om voor vormen van parkeren vast te leggen. Feit blijft wel dat er maximaal 220 parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd, waarvan 5 zullen worden ingericht als gehandicaptenparkeerplaats. Dit betekent dat 1 op de 44 parkeerplaatsen wordt ingericht als gehandicaptenparkeerplaats. Die norm lijkt ons zeer acceptabel.

Het wooncomplex Hildo Krop moet goed bereikbaar blijven voor noodhulpverleners.

Reactie:

De bereikbaarheid van het wooncomplex komt door de parkeergarage niet in het geding.

De bewonerscommissie zou graag zien dat de ingang van de parkeergarage wordt verplaatst naar de bocht schuin tegenover Rams Woerthe. Dit uit vrees dat de ingang een hangplek zal worden, die overlast zal veroorzaken voor de bewoners.

Reactie:

Op basis van globale inrichtingsschetsen is gebleken dat ingang ter hoogte van de Grachtveste de meest wenselijke oplossing uit het oogpunt van verkeersveiligheid.

Bijlage 1 Rapportage Archeologie Locatie Parkeerdek

Bijlage 1 Rapportage archeologie locatie parkeerdek

Bijlage 2 Rapportage Archeologie Overige Deel Van Het Plangebied Gasthuispoort

Bijlage 2 Rapportage archeologie overige deel van het plangebied Gasthuispoort

Bijlage 3 Quickscan Natuurtoets En Bomeninventarisatie

Bijlage 3 Quickscan natuurtoets en bomeninventarisatie

Bijlage 4 Rapportage Akoestiek Gasthuispoort

Bijlage 4 Rapportage akoestiek Gasthuispoort

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Locatie Parkeerdek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek locatie parkeerdek

Bijlage 6 Geohydrologisch Onderzoek Gasthuispoort

Bijlage 6 Geohydrologisch onderzoek Gasthuispoort

Bijlage 7 Bodemonderzoek Overig Deel Plangebied Gasthuispoort

Bijlage 7 Bodemonderzoek overig deel plangebied Gasthuispoort

Bijlage 8 Berekeningen Luchtkwaliteit

Bijlage 8 Berekeningen luchtkwaliteit