Bestemmingsplan Steenwijk; Brede School/MFC
Bestemmingsplan - Gemeente Steenwijkerland
Vastgesteld op 06-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplanSteenwijk; Brede School/MFC van de gemeente Steenwijkerland;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1708.STWbrschmfcgasBP01-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.7 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 dak
iedere bovenbeeïndiging van een gebouw;
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.20 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende, medische en overheidsfuncties, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, met ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.21 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.22 onderbouw
een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil;
1.23 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.24 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.25 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.26 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden, alsmede verhardingen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. dierenweide;
- e. water;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'water' tevens voor waterretentie;
met daarbijbehorende:
- h. gebouwen;
- i. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen (bedrijfswoningen daar niet onder begrepen), ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. wegen, straten en paden;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Verkeer - Parkeerterrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeren van (motor)voertuigen;
met daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
- c. voetpaden;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Leiding - Gas
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de leiding, alsmede:
- a. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van aardgas;
met daarbijbehorende:
- b. leidingzone;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
8.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- a. hoogspanningsleidingen;
- b. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van :
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- f. de bestemmingsregels en kan worden toegestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
- 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;
mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
- g. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen op de plankaart zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de milieusituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de externe veiligheid.
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
12.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- e. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplanSteenwijk; Brede School/MFC.
Behorend bij het besluit van 6 maart 2012.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
De gemeente Steenwijkerland en Woonconcept werken ruim 10 jaar samen aan de wijkontwikkeling Steenwijk-West. In het kader van het project Wijkplannen is enkele jaren geleden gestart met het deelproject Brede school - MFC Steenwijk West. De doelstelling van dit project was om de reeds bestaande samenwerking tussen onder andere de twee basisscholen en de peuterspeelzaal in Steenwijk West in het kader van de bredeschool-ontwikkeling verder te stimuleren door de mogelijkheid van een gezamenlijke huisvesting te onderzoeken op de locatie Admiraal de Ruijterstraat.
Na verder onderzoek heeft de gemeente echter besloten deze ontwikkeling te stoppen en in plaats daarvan in te zetten op de ontwikkeling van een brede school met MFC op de locatie hoek Gasthuislaan - Jan van Riebeeckstraat. Achtergrond daarbij is onder andere de onderwijskundige kwaliteit van beide scholen op dat moment. Door de ligging van de nieuwe brede school tussen Steenwijk West, Zuidveen en de nieuw geplande woonwijk de Schans is de school aantrekkelijker voor kinderen van buiten Steenwijk West. Datzelfde geldt ook voor de Peuterspeelzaal en voor de Kinderopvang op deze locatie. De wijkvereniging Steenwijk West heeft haar voorkeur uitgesproken om de nieuwe locatie van de brede school te blijven combineren met het nieuwe wijkcentrum.
Na veel voorbereidend onderzoek en overleg met het wijkplatform en omwonenden is de gemeente Steenwijkerland voornemens op deze locatie aan de Gasthuislaan een complex te realiseren met daarin diverse elementen zoals 2 scholen, een multifunctioneel centrum, een peuterspeelzaal, een kinderdagverblijf met naschoolse opvang en een gymzaal. De verschillende elementen moeten samen een belangrijke voorziening gaan vormen voor het westelijk deel van Steenwijk.
Tevens is het de bedoeling dat bijbehorende parkeervoorzieningen worden aangelegd, evenals fietspaden, waterberging en groenvoorzieningen.
Omdat de bovengenoemde ontwikkelingen niet passen binnen de vigerende planologisch-juridische regelingen, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Steenwijk; Brede School/MFC" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, schaal 1:1.000 (tek.no. NL.IMRO.1708.STWbrschmfcgasBP01-VA01);
- planregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn de bestemmingen en regels opgenomen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de planbeschrijving zijn opgenomen.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen in het zuidwestelijke deel van de kern Steenwijk en wordt begrensd door de Gasthuislaan in het oosten, de Zuidveenseweg in het zuiden, de Jan van Riebeeckstraat in het noorden en in het westen globaal door de Goorsteeg. Zie Bijlage 1 Situering plangebied voor een kaart met daarop aangegeven de situering van het plangebied.
1.4 Planologisch-juridische Regeling
1.4.1 Geldende bestemmingsplannen
Het geldende bestemmingsplan is "Steenwijk - West", vastgesteld op 18 september 2001 en goedgekeurd op 23 april 2002. De in het plangebied gelegen gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch gebied".
1.4.2 Voorliggende bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van het MFC met de brede school mogelijk, met de daarbijbehorende voorzieningen. Voor het plangebied is een gedetailleerde bestemmingsregeling vervaardigd. Wat betreft de planologisch-juridische regeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regelgeving, zoals die voor recent voor de gemeente Steenwijkerland vervaardigde bestemmingsplannen is gehanteerd.
1.4.3 Opbouw toelichting
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante ruimtelijk beleid. De beschrijving van de beoogde ontwikkeling is opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de elementen, die van invloed kunnen zijn op het realiseren van de nieuwe ontwikkelingen. In hoofdstuk 5 zal nadere aandacht worden besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. Een beschouwing over de uitvoerbaarheid alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, neergelegd in respectievelijk hoofdstuk 6 en 7, sluiten deze toelichting af.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen
Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende streekplannen. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Steenwijkerland is dit het geval.
Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een (kleinschalig) bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op het relevante beleid ten aanzien van het plangebied.
2.2 Europees Beleid
2.2.1 Cultuurhistorie en archeologie
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) is in 1998 aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.
Vijftien jaar na ondertekening van het Verdrag van Malta is het wetgevingsproces van de archeologische Monumentenzorg beëindigd. Op 1 september 2007 trad de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking. De nieuwe wet bestaat uit een herziening en aanvulling van de Monumentenwet 1988. De Wet op de archeologische monumentenzorg is een wijzigingswet en de Monumentenwet uit 1988 is, voor zover het de ongewijzigde delen betreft, nog steeds van kracht. De essentie van de Wet op de archeologische monumentenzorg is dat waardevolle archeologische resten in de bodem behouden blijven. Voor werkzaamheden die gepaard gaan met verstoring van de bodem is een archeologisch vooronderzoek verplicht. Dat moet uitwijzen of er mogelijk behoudenswaardige archeologische sporen in het geding zijn. De gemeenten zijn nu aan zet om aan deze wet uitvoering te geven.
Voor het onderhavige plangebied dient te worden onderzocht of en in hoeverre in het plangebied sprake is van archeologisch waardevolle elementen. Wanneer bescherming en inpassing van waardevolle monumenten niet mogelijk blijkt te zijn, dan zal de historische informatie door middel van verantwoord archeologisch onderzoek veilig moeten worden gesteld. In paragraaf 4.6 wordt hier nader op ingegaan.
2.3 Rijksbeleid
In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd. Hierbij gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen. De afzonderlijke nota's op de desbetreffende onderdelen van ruimtelijk beleid zijn samengevoegd tot één nota Ruimte.
"Ruimte voor ontwikkeling" is niet alleen de titel van de Nota Ruimte, maar is ook het uitgangspunt van het nieuwe ruimtelijk beleid: het rijk geeft meer ruimte aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties, marktpartijen en burgers. "Decentraal wat kan, centraal wat moet" is het motto; het rijk focust zich meer dan voorheen op gebieden en netwerken die van nationaal belang zijn.
De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie (oplossen van ruimtelijke knelpunten), krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land), waarborging van waardevolle groengebieden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden) en veiligheid (voorkoming van rampen).
Buiten de nationale RHS stelt het rijk zich terughoudend en selectief op. Voor deze gebieden wordt een basiskwaliteit nagestreefd. Tot de basiskwaliteit rekent het rijk onder meer de aandacht voor "ruimtelijke kwaliteit", de "watertoets" en wettelijke vereisten op het vlak van geluid, veiligheid, natuur, milieu, en dergelijke.
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt doet op geen enkele wijze afbreuk aan het ruimtelijke beleid van het rijk.
2.4 Provinciaal Beleid
2.4.1 Omgevingsvisie Overijssel
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.
In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.
De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bieden dorpen en kernen weer andere leefmilieus dan het stedelijk gebied. De eigenheid kan gevonden worden door de eigen karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken.
De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerken catalogus. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:
- De natuurlijke laag: in deze laag heerst de logica van de ondergrond en het watersysteem en hoe abiotische en biotische processen daarop inwerken.
- De laag van het agrarisch cultuurlandschap: in deze laag gaat het om het ten nutte maken van het landschap ten behoeve van agrarische productie.
- De stedelijke laag: in deze laag draait het om sociale en fysieke dynamiek en diversiteit van de steden, dorpen en landstadjes en het verbindende netwerk er tussen van wegen, paden, spoorwegen en kanalen.
- Lust en leisurelaag: in deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar. Dit is de laag die gaat over beleving (o.a. recreatie) en identiteit (cultuurhistorie).
De Provincie stuurt via de Omgevingsvisie op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Door ontwikkeling conform de gebiedskenmerkencatalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen en steden versterkt. Dat geldt in bijzonder voor de stads- en dorpsrandgebieden.
Ontwikkelingsperspectieven binnen het plangebied
Voor het oostelijke gedeelte van het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied met het accent op productie (schoonheid van de moderne landbouw)". Het MFC wordt in dit deel van het plangebied beoogd. De Omgevingsvisie geeft aan dat het gaat om open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw alle ruimte krijgt en anderszijds de LandbouwOntwikkelingsGebieden. In de praktijk komt dit ontwikkelingsperspectief niet overeen met dit deel van het plangebied. Het betreft namelijk een kleinschalig gebied dat reeds aan drie zijden omringd is door woningbouw.
Voor het westelijke gedeelte geldt "Mixlandschap, met landbouw, natuur water en wonen als goede buren". Binnen dit ontwikkelingsperspectief is er ruimte voor een combinatie van landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het gehele plangebied wordt ontwikkeld tot een terrein met een overwegend groene uitstraling, met ruimte voor waterberging (mede voor de wijk Steenwijk West), een gebouw dat ingezet wordt voor verschillende doeleinden en door verschillende organisaties, voet- en fietspaden om het gebied te ontsluiten en het mogelijk te maken om het gebied goed te doorkuisen van en naar de stad Steenwijk. De combinatie van functies en de groene ruimte daaromheen maken dat de beoogde ontwikkeling goed past binnen het ontwikkelingsperspectief "Mixlandschap, met landbouw, natuur water en wonen als goede buren".
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
Het plangebied ligt aan de voet van twee stuwwallen (Steenwijk West en De Schans).
Laag van het agrarische cultuurlandschap
Binnen deze laag wordt het plangebied aangeduid als "essenlandschap". Ook ter bescherming van dit landschap is de norm dat essen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.
Stedelijke laag en de lust- en leisurelaag
Binnen deze lagen wordt het plangebied niet aangeduid.
Vanuit de gebiedskenmerken kan dus worden geconcludeerd dat voorkomen moet worden dat bestaande hoogteverschillen als gevolg van de beoogde ontwikkeling teniet worden gedaan. Tevens zal de bestaande karakteristieke identiteit herkenbaar moeten blijven.
Bij het ontwerp van het gebied is hier in voldoende mate rekening mee gehouden. Hier wordt in hoofdstuk 3 (onder andere) nader op ingegaan.
2.4.2 Omgevingsverordening
Op 1 juli 2009 is de Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie Overijssel op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat er regels worden gegeven op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, water en bodem. In bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met deze regels.
Voor dit plangebied speelt het aspect externe veiligheid een rol, omdat een regionale gasleiding deels door het zuidelijke gedeelte van het plangebied loopt. De verordening geeft aan dat voorliggend bestemmingsplan daarom moet voorzien in een specifieke bestemming/aanduiding voor deze buisleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van deze buisleiding. Daarbij moet een vergunningstelsel worden opgenomen voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de buisleiding.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze eisen.
Ook geeft de verordening aan dat slechts kwetsbare objecten zoals woningen mogelijk gemaakt mogen worden wanneer is aangetoond dat de grenswaarde van 10-6 met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in acht wordt genomen. Hieraan wordt voldaan. Op dit aspect wordt ook nader ingegaan in paragraaf 4.7.
De Omgevingsverordening van de provincie Overijssel staat het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet in de weg.
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.5.1 Westelijke rand Steenwijk; visie op ontwikkelingen tussen Tuk en Zuidveen
Dit document is op 26 juni 2007 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland.
Deze visie geeft aan dat het gebied tussen Steenwijk West en Zuidveen fungeert als een buffer tussen beide gebieden en dat nieuwe ontwikkelingen kunnen worden opgehangen aan een ruimtelijke structuur waarin de groenstructuur als drager fungeert. Ruimtelijk gezien is het logisch wanneer dit gebied wordt benut voor de afronding van de zuidrand van Steenwijk.
In de visie wordt voor het plangebied aangegeven dat het voor nadere studie wordt gekoppeld aan de wijkontwikkelingsplannen van Steenwijk West (brede school).
Nu voorliggend bestemmingsplan beoogt om in dit gebied (onder andere) een brede school juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het geheel in lijn met de visie van de gemeente Steenwijkerland.
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Inleiding
Beoogd wordt een MFC/brede school te ontwikkelen op de gronden die gelegen zijn tussen de Gasthuislaan en de Jan van Riebeeckstraat. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het plangebied in de huidige situatie en wordt de beoogde ontwikkeling nader beschreven, met aandacht voor zowel de ruimtelijke uitgangspunten van de plannen als het proces ten aanzien van de totstandkoming van het plan.
3.2 Beschrijving Plangebied In De Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen in het zuiden van Steenwijk en vormt als het ware een buffer tussen de wijk Steenwijk West en Zuidveen. De gronden zijn momenteel agrarisch in gebruik (grasland). Zie figuur 1.
Figuur 1: Foto huidige situatie plangebied vanaf de Gasthuislaan in westelijke richting
3.3 Beschrijving Beoogde Ontwikkeling
3.3.1 Proces tot nu tot in vogelvlucht
Uitgangspunt is de realisatie van een nieuw MFC/Bredeschoolcomplex, ten behoeve van de volgende voorzieningen: OBS De Kleine Kamp, GBS De Wegwijzer, Peuterspeelzaal De Bezige Bijtjes, Wijkcentrum De Korf, het gymnastieklokaal en een kinderdagverblijf met buitenschoolse opvang.
De planlocatie is strategisch gelegen en goed bereikbaar voor zowel de bewoners van Steenwijk West als voor mensen uit andere delen van de stad.
Omwonenden hebben in een eerder stadium aangegeven dat zij bezwaren hebben tegen het bebouwen van deze locatie. De belangrijkste redenen hiervoor zijn:
- verlies aan uitzicht;
- verlies aan ruimtelijke kwaliteit van de open groene ruimte;
- de vrees dat het een opmaat is voor verdere bouwactiviteiten in de open ruimte tussen Steenwijk West en Zuidveen.
Mede hierom is een studie uitgevoerd naar de herinrichting van het gehele gebied tussen Zuidveen en Steenwijk West, met de volgende uitgangspunten:
- Het gebied moet een groen karakter krijgen, waardoor het eigen karakter van een zelfstandig ruimtelijk gelegen buurtschap met een eigen identiteit gehandhaafd blijft.
- Zoveel mogelijk handhaven en versterken van bestaande zichtlijnen.
- Verbinden van de groene zones rondom de stad Steenwijk.
- Bij de inrichting van het gebied aandacht schenken aan mogelijkheden van gebruik van de groene ruimte voor recreatieve doeleinden (wandelen, fietsen, spelen) en voor de scholen.
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de stuurgroep Brede school Steenwijk West en begeleid door een projectgroep. Om de belangen van de direct omwonenden en de bewoners van Steenwijk West en Zuidveen in te kunnen brengen is een klankbordgroep in het leven geroepen. Deze klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de wijkvereniging Steenwijk West, de buurtvereniging Zuidveen en direct omwonenden. De klankbordgroep heeft zich uitgesproken voor het plan zoals het nu is uitgewerkt in het bestemmingsplan.
3.3.2 Beoogde ruimtelijke ontwikkeling
Het gaat om een gebied van ongeveer 4,7 hectare, wat deel uitmaakt van een veel grotere groene buffer. Ongeveer 7.000 m2 van dit gebied is direct noodzakelijk voor de bouw van de brede school en het MFC en de daarbijbehorende parkeervoorzieningen en speelterreinen.
De rest van het gebied (ongeveer 4 hectare) krijgt een invulling als openbaar gebied en groene ruimte. Het groene karakter van de groene buffer blijft gehandhaafd.
De uitgangspunten hebben geleid tot het inrichtingsvoorstel zoals in figuur 2 is weegegeven.
Figuur 2: Inrichting plangebied MFC
Bron: Grontmij
Het gebouwencomplex is ontworpen als geschakelde volumes met golvende daken die vanuit het landschap opstijgen. Door de ligging van het complex in het midden van het plangebied wordt dat nog landschappelijk versterkt. Deze positie heeft tot gevolg dat het gebouw zover mogelijk van de bestaande omliggende wegen is gesitueerd. Daaromheen zal een openbare ruimte worden ingericht met voet- en fietspaden en een groen karakter.
In het noordelijk deel van het plangebied zal - in een groene zone - ruimte voor het bergen van water worden gecreëerd. Hier kan overtollig water vanuit zowel het plangebied als de wijk Steenwijk West tijdelijk worden opgevangen. De huidige watergang blijft hier intact, maar van het aanliggende terrein zal de bovengrond in reliëf worden afgegraven zodat hier natuurlijke laagtes ontstaan waarin bij veel neerslag het water gebufferd kan worden.
TPA Architecten heeft het gebouw voor het MFC/brede school ontworpen. Zie figuur 3 voor een impressie.
Figuur 3: Tekening in vogevlucht in zuidwestelijke richting
Bron: TPA Architecten
Binnen dit gebouw krijgen de verschillende functies/organisaties elk hun ruimte in een vleugel van het gebouw. Zie figuur 4.
Figuur 4: Plattegrond gebouw MFC/Brede school
Bron: TPA Architecten
Behorende bij het MFC zal een parkeerterrein worden aangelegd. Het aantal benodigde parkeerplaatsen voor de ontwikkeling is berekend. Paragraaf 4.4 gaat hier nader op in.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken.
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Hinder van bedrijvigheid
Binnen het plangebied wordt de bouw van een multifunctioneel centrum (MFC) mogelijk gemaakt. Hierin zullen twee basisscholen, kinderopvang, buitenschoolse opvang en een peuterspeelzaal een plek krijgen.
De afstand tussen het beoogde MFC en gevoelige bestemmingen in de omgeving (zoals de nieuw te bouwen woning en andere, reeds bestaande woningen rond het plangebied) zal minimaal 30 meter bedragen, gerekend van bestemmingsgrens tot bestemmingsgrens.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Aangezien in het geval van het MFC een richtafstand wordt aangehouden van 30 meter (op basis van de handreiking Bedrijven en milieuzonering 2009 van de VNG) bestaan er vanuit het oogpunt van hinder voor de nieuw te bouwen woning binnen het plangebied en de reeds bestaande woningen buiten het plangebied geen belemmeringen ten aanzien van het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.2.2 Geluid
Binnen het plangebied worden geluidgevoelige functies gerealiseerd. Om die reden zijn akoestische onderzoeken ingesteld.
Royal Haskoning heeft in verband met de beoogde realisatie van de nieuw te bouwen Brede School/MFC een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek, zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Bredeschool, zijn de volgende onderdelen behandeld:
- a. de geluidsbelastingen ten gevolge van de inrichting zijn getoetst conform het Activiteitenbesluit;
- b. het aantrekkende verkeer is getoetst aan de circulaire “Indirecte hinder” om te voorzien in een goede ruimtelijke ordening;
- c. voor een goede ruimtelijke ordening is inzichtelijk gemaakt wat de invloed is van de geluidsbelastingen op de gevels van de woningen in de omgeving ten gevolge van de schoolpleinen en de kinderspeelplaats behorende bij het kinderdagverblijf;
- d. daarnaast zijn er contouren berekend van de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer van de wegen Zuidveenseweg en de Gasthuislaan.
Geconcludeerd is dat:
- a. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten gevolge van de inrichting bedraagt ten hoogste 40 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de toetswaarde van 50 dB(A) uit het Activiteitenbesluit.
- b. Het maximale geluidsniveau bedraagt ten hoogste 56 dB(A) in de dag- en avondperiode.Hiermee wordt voldaan aan de toetswaarde van respectievelijk 70 dB(A) en 65 dB(A) in de dag- en avondperiode van het Activiteitenbesluit.
- c. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking bedraagt bij de maatgevende woning 48 dB(A) etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de eis van 50 dB(A) etmaalwaarde afkomstig van de circulaire “Indirecte hinder”.
- d. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten gevolge van de spelende kinderen op het schoolpleinen en de kinderspeelplaats bedraagt ten hoogste 37 dB(A) etmaalwaarde ter plaatse van de woningen en is als ‘goed’ te beschouwen.
- e. Het maximale geluidsniveau bedraagt 66 dB(A) bij de Zuidveenseweg 24. Dit is als ‘acceptabel’ te beschouwen.
- f. De geluidsbelasting Lden van de 50 km/uur wegen Zuidveenseweg en de Schansweg op de gevels van de Bredeschool is lager dan 48 dB. Er wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB (Wgh). Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.
- g. De geluidsbelasting Lden op de gevels ten gevolge van de 30km/uur weg Gasthuislaan is minder dan 48 dB. Dit is als ‘goed’ te beschouwen.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Aangezien aan alle wetgeving kan worden voldaan en zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten gevolge van de spelende kinderen als de geluidbelasting tengevolge van de 30 km/uur weg als ‘goed’ kan worden beschouwd, zijn er akoestisch gezien geen belemmeringen om het plan uit te voeren.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- 1. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of
- 2. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
- 3. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
- 4. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit “in betekenende mate” als bedoeld onder 3 is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Aangezien het in het plangebied gaat om ontwikkelingen die hier boven niet worden genoemd, is een luchtkwaliteitsberekening uitgevoerd.
Gebruik is gemaakt van de zogenaamde NIBM-Tool. Dit is een rekentool die het voormalige ministerie van VROM samen met InfoMil heeft ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging. De invoergegevens en de rekenresultaten zijn te vinden in Bijlage 3 Berekeningen luchtkwaliteit.
Geconcludeerd wordt dat het plan NIBM is, omdat de maximale bijdrage van het extra verkeer als gevolg van het plan ruim beneden de grens van 1,2 microgram per m3 blijft.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Vanuit het aspect luchtkwaliteit bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.2.4 Bodem
Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).
Onderzoek
In opdracht van de gemeente Steenwijkerland heeft Verhoeve Milieu BV een bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4 Bodemonderzoek MFC Gasthuislaan).
Geconcludeerd wordt dat in zowel de boven- als in de ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetoond. Het grondwater bevat wel licht verhoogde metalenconcentraties, maar dit komt vermoedelijk door natuurlijke processen in de bodem. De milieuhygienische kwaliteit van de bodem hoeft geen belemmering te vormen voor het beoogde intensieve gebruik van de locaties en voor de geplande nieuwbouw van het MFC.
Wel dient rekening gehouden te worden met het feit dat bij eventuele toekomstige grondwerkzaamheden mogelijk aanvullende analyses nodig zijn en dat de grond mogelijk niet zonder restricties buiten de locatie kan worden toegepast. Het Besluit Bodemkwaliteit zal dan van kracht kunnen worden.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Vanuit het aspect bodem bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.3 Waterparagraaf
Het onderhavige plan is gelegen in het beheergebied van Waterschap Reest en Wieden. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater.
In het kader van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening ("Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.") heeft de gemeente Steenwijkerland op 11 januari 2011 de digitale watertoets doorlopen. In reactie op deze watertoets heeft Waterschap Reest & Wieden 19 januari het watertoetsdocument opgesteld.
In het watertoetsdocument zijn uitgangspunten geformuleerd met betrekking op de onderdelen (grond)wateroverlast, waterkwaliteit en ecologie, riolering en beheer en onderhoud. Hieronder wordt ingegaan op deze uitgangspunten. Daarnaast wordt onder veiligheid ingegaan op het overstromingsrisico, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening van Provincie Overijssel.
Veiligheid
Het plangebied bevindt zich in dijkkring 9 (zoals weergegeven in bijlage I van de Waterwet) en kent een gemiddelde overschrijdingskans van 1/1250 jaar. Conform de Risicokaart zal bij een dijkdoorbraak in deze dijkkring het water op deze locatie, vanwege zijn hoge ligging, niet zorgen voor een overstromingsdiepte.
(Grond)wateroverlast
Een van de doelstellingen van het waterschap is om de veerkracht van het watersysteem te vergroten door problemen niet af te wentelen. Hierbij is het uitgangspunt om te ontwerpen op basis van de trits vasthouden, bergen en afvoeren.
De ontwikkeling ligt aan een watergang die rechtstreeks op de boezem loost.
Voor het watersysteem is onder meer het verhard oppervlak van belang. Voor het onderhavige bestemmingsplan geldt dat er een toename is van ca. 4.000 m2verhard oppervlak. Ter compensatie van het versneld afstromen van hemelwater verlangt het waterschap een waterberging van 400 m2. In het plangebied is aan de noordzijde langs de Jan van Riebeeckstraat een berging van circa 5.000 m2gevonden. De huidige watergang blijft hier intact, maar van het aanliggende terrein zal de bovengrond in reliëf worden afgegraven zodat hier natuurlijke laagtes ontstaan waarin bij veel neerslag het water gebufferd kan worden. Het hemelwater van de nieuwbouw, het schoolplein en de toeleidende wegen wordt rechtstreeks geloosd in deze waterberging.
Het plangebied kent momenteel een drooglegging van circa 0,80 tot 1,40 meter. Het voornemen is om het plan zoveel mogelijk met een gesloten grondbalans te ontwikkelen, hierdoor zal het maaiveld verhoogd worden. De drooglegging zal hierdoor toenemen, waardoor het schoolgebouw probleemloos voorzien kan worden van een kruipruimte.
Waterkwaliteit en ecologie
Het waterschap geeft aan dat in (stads)wateren wordt gestreefd naar een situatie met helder water en een rijke vegetatiestructuur. De bestaande watergang wordt gehandhaafd en valt onder huidige omstandigheden regelmatig droog. De aan te leggen waterberging zal iets hoger liggen dan de huidige watergang en derhalve nog droger zijn. Met het beplantingsplan van de berging zal hiermee rekening gehouden worden. Omdat het hemelwater rechtstreeks op de berging geloosd wordt, zal in het plan geen gebruik gemaakt worden van uitlogende bouwmaterialen.
Riolering
Hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd. Het hemelwater wordt, zoals eerder aangegeven, rechtstreeks geloosd op de berging. Het afvalwater wordt geloosd op het bestaande gemengde riool in de Jan van Riebeeckstraat.
Beheer en onderhoud
De doorstroming en berging mogen door begroeiing niet belemmerd worden en de gemeente zal daarvoor zorgdragen. Het onderhoud zal plaatsvinden vanaf een obstakelvrije ruimte van 3 m in de waterberging. De glooiing in de berging zal derhalve 1:3 of flauwer zijn.
Positief wateradvies
Het waterschap Reest en Wieden heeft in het kader van het overleg inzake het voorontwerpbestemmingsplan een positief wateradvies gegeven.
Conclusie voor het bestemmingsplan
Vanuit het aspect water bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
4.4 Parkeren
De benodigde parkeerbehoefte die gepaard zal gaan met de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied is berekend op grond van de CROW-publicatie, zie Bijlage 7 Onderbouwing parkeerbehoefte.
Binnen het plangebied bestaat zowel overdag als in de avonduren een parkeerbehoefte. Dubbelgebruik van parkeerplaatsen is mogelijk, omdat een deel van de benodigde parkeerplaatsen die in de avonduren nodig zijn, overdag kunnen worden gebruikt door mensen die overdag een parkeerplaats nodig hebben.
In de tabel (zie Bijlage 7 Onderbouwing parkeerbehoefte) is te zien dat er overdag 23 tot 28 parkeerplaatsen nodig zijn en in de avonduren 24 tot 38.
Conclusie voor het bestemmingsplan
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied minimaal 23 parkeerplaatsen en maximaal 38 parkeerplaatsen aangelegd dienen te worden om te kunnen voorzien in voldoende parkeermogelijkheden. Bij de inrichting en het ontwerp van de parkeerlocatie wordt hier rekening mee gehouden.
4.5 Flora En Fauna
In verband met de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet (FFW) en de thans geldende Natuurbeschermingswet 1998, is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats.
Ten behoeve van de inventarisatie en de beoordeling van aanwezige natuurwaarden binnen het plangebied heeft Ecogroen Advies een Quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie Bijlage 8 Ecologisch onderzoek MFC Gasthuislaan). Hieronder volgen de conclusies.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebied "De Wieden" ligt op circa 1,2 kilometer ten zuiden van het plangebied. Voor "De Wieden" zijn instandhoudingsdoelen opgesteld voor negen habitattypen, 11 habitatsoorten, 12 broedvogelsoorten en 12 soorten niet-broedvogels (Ministerie van LNV 2009). Gezien de afstand van het plangebied tot genoemde Natura 2000-gebied en de aard van de beoogde ingrepen, kan gesteld worden dat als gevolg van de plannen geen effecten op de instandhoudingdoelen van het Natura 2000-gebied te verwachten zijn.
Het dichtstbijzijnde Beschermd Natuurmonument "Antjeskolk" ligt op meer dan 10 kilometer afstand ten westen van het plangebied. Door de grote afstand tot het plangebied en de aard van de ingreep worden geen effecten verwacht op wezenlijk kenmerken en waarden van dit Beschermd Natuurmonument.
Soortenbescherming
- In het onderzoeksgebied zijn geen beschermde of bedreigde plantensoorten aangetroffen of te verwachten.
- Er is op de oostgrens van het plangebied een vliegroute aanwezig van Rosse vleermuis. De bouw van het MFC en een woonhuis veroorzaken naar verwachting echter geen schade aan deze vliegroute.
- Vaste verblijfplaatsen van juridisch zwaarder beschermde zoogdieren, waaronder Steenmarter en vleermuizen zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
- Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van diverse algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten aangetroffen en te verwachten.
- De aanwezige bomen en struiken vormen broedgebied voor enkele algemeen voorkomende broedvogels. Verder zijn lage aantallen weidevogels als Kievit en Scholekster te verwachten. Broedvogels met jaarrond beschermde nestplaatsen zijn niet aangetroffen en worden niet verwacht.
- Zeer beperkt is voortplanting en overwintering van enkele laag beschermde amfibieënsoorten te verwachten aan de randen van het plangebied. Er zijn geen reptielen of beschermde ongewervelden en vissen aangetroffen en/of te verwachten. Geschikte biotopen hiervoor ontbreken.
- In het sleedoornstruweel ten westen van het plangebied is voortplanting van de niet beschermde Sleedoornpage (Rode Lijst categorie ‘bedreigd’) vastgesteld.
Vrijstelling en mitigerende maatregelen
- Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten FFW tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen van de Flora- en faunawet.
- Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd, maar is het van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten in de periode voor half maart en na half juli.
- Om schade aan kleine zoogdieren en amfibieën te minimaliseren is het wenselijk – indien de planning van de activiteiten dit toelaat – werkzaamheden in het plangebied zoveel mogelijk uit te voeren in de periode september- december (mits vorstvrij).
- Ten aanzien van de bedreigde Sleedoornpage is het wenselijk het sleedoornstruweel ten westen van het plangebied in te passen in eventuele toekomstige plannen en langs de randen van het plangebied en in groenvoorziening bij het MFC Sleedoorn aan te planten en gefaseerd te snoeien/ af te zetten.
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Vanuit het oogpunt van ecologie bestaan er geen bezwaren ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan. Bij de inrichting van het plangebied zal bekeken moeten worden of het mogelijk is om Sleedoorn aan te planten.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
In 2006 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente bij ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.
Onderzoek
Adviesbureau de Steekproef heeft hiertoe een archeologisch onderzoek uitgevoerd binnen het plangebied (zie Bijlage 5 Archeologisch onderzoek MFCGasthuislaan). In het vervolg van deze paragraaf wordt hier nader op ingegaan.
In het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel is uitgegaan van de mogelijke aanwezigheid van resten uit het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd.
Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat de bodem in het plangebied gekenmerkt wordt door slecht water-doorlatend keizand en keileem onder een ongeveer veertig centimeter dikke bouwvoor. De zeer slechte natuurlijke drainage van de bodem in deze delen van het plangebied zal ertoe hebben geleid dat mensen in de prehistorie voor hun nederzettingen gekozen zullen hebben voor de beter ontwaterde zuidrand van het plangebied. Alleen langs deze zuidrand van het plangebied is een onverstoord pakket dekzand aanwezig. De hier in een verdicht netwerk gezette megaboringen hebben echter geen archeologische indicatoren opgeleverd. Ook zijn hier geen resten van podzolvorming aangetroffen.
In het plangebied zal hooguit kans zijn op losse vondsten zoals de al eerder in het plangebied aangetroffen bronzen schrijfstift. Dergelijke archeologische resten zijn echter vrijwel niet door middel van booronderzoek op te sporen. Mochten archeologische waarden tijdens de voorgenomen werkzaamheden aangetroffen worden dan dienen deze conform de Monumentenwet 1988 artikel 53 & 54 direct te worden gemeld bij zowel de gemeente Steenwijkerland als bij de regioarcheoloog. Beperkende of beschermende maatregelen zijn in het plangebied niet wetenschappelijk te verdedigen. Archeologisch vervolgonderzoek is niet nodig.
Beoordeling door het bevoegd gezag
Het bevoegd gezag heeft het uitgevoerde archeologische onderzoek beoordeeld. Het advies van De Steekproef is door het bevoegd gezag overgenomen. Het plangebied Steenwijk, Zuidveen wordt, op archeologische gronden, vrijgegeven. Het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Bij het onverwachts aantreffen van archeologische waarden geldt een meldingsplicht volgens de Monumentenwet 1988, art. 53 en 54 bij het bevoegd gezag. In dit geval bij de gemeente Steenwijkerland.
Zie Bijlage 6 Beoordeling archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag voor deze beoordeling.
Conclusie in het kader van het bestemmingsplan
Archeologisch vervolgonderzoek is niet nodig. Ook hoeft in het bestemmingsplan geen beschermende regeling te worden opgenomen.
4.7 Externe Veiligheid
Inleiding
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt (risicovolle inrichtingen) en transportassen (weg, water, spoor en buisleidingen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Onderzoek
Inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plan. Daarnaast ligt het plangebied ook niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Buisleidingen
In het zuiden van het plangebied is een buisleiding gelegen. Deze heeft de volgende kenmerken:
Dit betreffen drie verschillende delen van dezelfde buisleiding. De gemeente Steenwijkerland heeft onderzoek uitgevoerd om te kunnen bepalen wat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is in de huidige situatie en na realisatie van de beoogde plannen1).
Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een onbeschermd persoon die onafgebroken op dezelfde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een ongeval met een potentieel gevaarlijke bron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van contouren met een gelijke risicowaarde op een kaart.
Het groepsrisico voor buisleidingen is gedefinieerd als de frequentie per jaar per kilometer leiding dat een groep van tenminste tien personen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met die buisleiding, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt weergegeven in een FN-curve, een dubbel logaritmische grafiek waarbij op de horizontale as het aantal doden (N) wordt gegeven en op de verticale as de cumulatieve frequentie (F) van tenminste N doden.
Om te bepalen of de berekende risico’s acceptabel zijn wordt getoetst aan de normen zoals die worden vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen.
Uit de berekening blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour op de leiding ligt en het groepsrisico beneden de oriënterende waarde ligt. Het Multifunctionele Centrum (MFC) bevindt zich op ruime afstand - gemeten tot aan het schoolplein - van het hart van de buisleiding. Dit betekent dat het MFC zich buiten het invloedsgebied van de buisleiding bevindt en dat deze ontwikkeling niet hoeft te worden meegenomen in de berekeningen.
Verantwoording groepsrisico
Het MFC wordt op ruime afstand van de buisleiding gesitueerd, hetgeen betekent dat deze ontwikkeling niet hoeft te worden meegenomen bij het bepalen en het verantwoorden van het groepsrisico. Dat neemt niet weg dat het bijvoorbeeld belangrijk blijft dat er voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig zijn.
Overige transportassen
In of nabij het plangebied zijn geen overige transportassen gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Conclusies voor het bestemmingsplan
Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen ten aanzien van het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan.
- 1. Kwantitatieve risicoanalyse woningbouw Zuidveen, peold (2011)
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het bestemmingsplan en worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de kaart aangegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en zo nodig uit afwijkingsbevoegdheden en nadere eisen. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Hoofdstuk 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke hoofdstukken onder te brengen.
5.2 Nadere Toelichting Op De Planregels
Hierna worden de regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.
Begrippen
De begrippen zijn opgenomen om uitsluitsel te geven bij interpretatieproblemen. Zij kunnen bepalend zijn bij de uitleg van de overige regels.
Groen
De groene, parkachtige ruimte is bestemd als "Groen". Het noordelijk deel van het gebied is aangeduid met "water" om aan te geven dat vooral dit gedeelte van belang is voor de waterhuishouding van het gebied.
Maatschappelijk
In de bestemmingsomschrijving is aangegeven dat hier maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Daaronder worden ingevolge de begripsbepaling begrepen educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende en medische functies, alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Daarbijbehorende en ondergeschikte detailhandel en horeca zijn ook toegestaan.
Verkeer - Parkeerterrein
Deze bestemming heeft betrekking op de entree en de parkeervoorzieningen voor het stallen van (motor)voertuigen.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Geen exploitatieplan
Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een gemengd stelsel met een publiekrechtelijk en een privaatrechtelijk spoor, dat voorziet in kostenverhaal, binnenplanse verevening en de mogelijkheid tot het stellen van locatie-eisen. Dit stelsel is opgenomen als afdeling 6.4 in de Wro en ook wel bekend als de zogenaamde Grondexploitatiewet.
De Grondexploitatiewet geeft gemeenten de mogelijkheid en verplichting om de kosten van grondexploitaties te verhalen op en te verdelen tussen de grondeigenaren in het plangebied. Daarnaast biedt het stelsel gemeenten de mogelijkheid om eisen te stellen aan de kwaliteit van de inrichting van het gebied en de fasering van de ontwikkeling. Uitgangspunt daarbij is, dat een grondeigenaar in beginsel de mogelijkheid heeft om zijn eigen perceel te ontwikkelen.
Volgens de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). De gemeenteraad kan, bij de vaststelling van het bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen ondermeer als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Aangezien bijna alle gronden binnen het plangebied in eigendom zijn van de gemeente en de gemeente afspraken heeft gemaakt met de verkoper van de gronden, is het kostenverhaal verzekerd en is er ook geen noodzaak tot het stellen van locatie-eisen. De gemeenteraad zal geen exploitatieplan vaststellen.
Financiële dekking
Het totale complex (afgezien van de woning) wordt door de gemeente Steenwijkerland als "bouwheer" ontwikkeld en komt in eigendom van de gemeente. Exploitatie en beheer van het MFC en het beheer van de brede school worden ondergebracht bij een door de gemeente in het leven te roepen stichting.
De gemeenteraad van Steenwijkerland heeft in de raadsvergadering van 11 mei 2010 besloten om een krediet van in totaal € 6.507.666,00 beschikbaar te stellen voor de gehele ontwikkeling. In Bijlage 9 Financiële onderbouwing behorende bij deze toelichting is het raadsvoorstel opgenomen met daarin aangegeven waaruit de kosten bestaan en op welke wijze deze kosten zullen worden gedekt.
Het plan wordt daarom economisch uitvoerbaar geacht.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Betrokkenheid En Overleg
7.1 Overleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerpbestemmingsplan is aan verschillende instanties toegezonden. Voor de reacties van deze instanties en de reactie van de gemeente daarop wordt verwezen naar bijlage 10 behorende bij deze toelichting. In deze bijlage wordt ook aangegeven of en zo ja op welke wijze het voorontwerpbestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van de overlegreacties.
7.2 Inspraak
Het onderzoek naar de Brede school/MFC is uitgevoerd in opdracht van de stuurgroep Brede school Steenwijk West en begeleid door een projectgroep.
Om de belangen van de direct omwonenden en de bewoners van Steenwijk West en Zuidveen in te kunnen brengen is een klankbordgroep in het leven geroepen. Deze klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de wijkvereniging Steenwijk West, de buurtvereniging Zuidveen en direct omwonenden. De klankbordgroep heeft zich uitgesproken voor de locatie van het gebouw zoals het nu is uitgewerkt in het bestemmingsplan.
In Steenwijk West is op 6 april 2011 een presentatie gehouden over de geveltekeningen en plattegrond van het gebouw en de inrichting van het gebied ("park Zuidveen"). Ook is informatie gegeven over het bestemmingsplan en de te volgen procedure. Op 8 juni is eenzelfde presentatie gegeven in Zuidveen. Mede gelet op het gevolgde voortraject zal er geen inspraakavond worden gehouden over het voorontwerp van dit bestemmingsplan.
Wel heeft het voorontwerp voor inspraak ter inzage gelegen vanaf 25 mei 2011 tot en met 5 juli 2011. Gedurende deze periode zijn twee inspraakreacties ontvangen. Voor deze inspraakreacties en de reactie van de gemeente daarop wordt verwezen naar bijlage 10 behorende bij deze toelichting. In deze bijlage wordt ook aangegeven of en zo ja op welke wijze het voorontwerpbestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van de inspraakreacties.
7.3 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 26 oktober tot en met december 2011. Er zijn twee zienswijzen tegen het bestemmingsplan ingekomen, waarvan één uiteindelijk is ingetrokken. De overgebleven zienswijze heeft niet geleid tot inhoudelijke aanpassingen van het bestemmingsplan.
Met degenen die hun zienswijze hebben ingetrokken is ambtelijk overleg geweest. De voorwaarde dat zij hun zienswijzen zouden intrekken, is dat de bouwkavel voor een woning aan de Zuidveenseweg uit het bestemmingsplan zou worden geschrapt. Dit is gebeurd, het bestemmingsplan is op dit onderdeel op 6 maart 2012 gewijzigd vastgesteld in die zin dat de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' zijn komen te vervallen en vervangen door de bestemming 'Groen'.
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 1 Situering plangebied
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Bredeschool
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Bredeschool
Bijlage 3 Berekeningen Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Berekeningen luchtkwaliteit
Bijlage 4 Bodemonderzoek Mfc Gasthuislaan
Bijlage 4 Bodemonderzoek MFC Gasthuislaan
Bijlage 5 Archeologisch Onderzoek Mfc Gasthuislaan
Bijlage 5 Archeologisch onderzoek MFC Gasthuislaan
Bijlage 6 Beoordeling Archeologisch Onderzoek Door Het Bevoegd Gezag
Bijlage 6 Beoordeling archeologisch onderzoek door het bevoegd gezag
Bijlage 7 Onderbouwing Parkeerbehoefte
Bijlage 7 Onderbouwing parkeerbehoefte
Bijlage 8 Ecologisch Onderzoek Mfc Gasthuislaan
Bijlage 8 Ecologisch onderzoek MFC Gasthuislaan
Bijlage 9 Financiële Onderbouwing
Bijlage 9 Financiële onderbouwing