KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijventerrein
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Water - 1
Artikel 12 Water - 2
Artikel 13 Wonen
Artikel 14 Leiding - Water
Artikel 15 Waarde - Archeologie 4
Artikel 16 Waarde - Archeologie 5
Artikel 17 Waarde - Archeologie 7
Artikel 18 Waarde - Archeologie 8
Artikel 19 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene Bouwregels
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor De Beheersverordening
1.2 Besluitgebied: Ligging En Omgeving
1.3 Geldende Beheersverordening
Hoofdstuk 2 Motivering Voor Toepassing Van Het Instrument 'Beheersverordening'
2.1 Geen Ruimtelijke Ontwikkeling
2.2 Bestaand Gebruik
Hoofdstuk 3 Reparatie Locatie Koekoeksedijk
3.1 Afwijking Huidige Beheersverordening Ten Opzichte Van Voorgaand Bestemmingsplan
3.2 Reparatie Milieucategorie En Bouwhoogte
Hoofdstuk 4 Gebiedsvisie En Uitgangspunten
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
Hoofdstuk 6 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Juridische Opzet
7.1 Algemeen
7.2 Bestemmingen
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nota Parkeernormen
Bijlage 1 Toelichting Beheersverordening Bedrijventerrein De Koekoek (2018)

Bedrijventerrein De Koekoek

Beheersverordening - Gemeente Moerdijk

Vastgesteld op 09-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

de beheersverordening 'Bedrijventerrein de Koekoek' van de gemeente Moerdijk.

1.2 beheersverordening

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40 met de bijbehorende regels en bijlage(n).

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoner(s) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 archeologische waarden

alle vóór tenminste zestig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarde van een locatie, verricht en gerapporteerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) (of diens rechtsopvolger), uitgevoerd door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel/bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen van, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhoud- en oppervlakte maten

afstands-, hoogte-, inhoud- en oppervlakte maten, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.28 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.29 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.30 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door het college van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, makelaarskantoren en bankfilialen

1.33 erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voorzover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 grote lawaaimakers

in het Besluit omgevingsrecht aangewezen inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.36 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 huishouden

een persoon, of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.

1.38 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen discipline, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

1.40 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit c.q. de Wabo geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.41 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.42 ondergeschikte detailhandel

detailhandel die rechtstreeks samenhangt met de geleverde diensten en daaraan ondergeschikt is.

1.43 ondergeschikte horeca

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).

1.44 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.45 peil

voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.46 risicovolle inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 3 en 4 van het Registratiebesluit externe veiligheid.

1.47 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een voertuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.48 staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die als Bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze regels.

1.49 verbeelding

analoge verbeelding: de verbeelding van de beheersverordening 'Bedrijventerrein de Koekoek', bestaande uit één kaartblad met het nummer NL.IMRO.1709.BTDeKoekoek-0001.

digitale verbeelding: de verbeelding van de beheersverordening 'Bedrijventerrein de Koekoek', met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.1709.BTDeKoekoek-0001.

1.50 voldoende parkeergelegenheid

het aanwezig zijn van voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Nota parkeernormen" van de gemeente Moerdijk, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.

1.51 volumineuze detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  2. b. tuincentra;
  3. c. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  4. d. bouwmarkten.

1.52 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.53 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.54 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een huis/woning.

1.55 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. kleinschalige natuurontwikkeling;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - slibdepot', een slibdepot.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder dak en van ondergeschikte aard ten dienste van de bestemming;
  2. b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de beheersverordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van die bijlagen;
  2. b. buitenopslag van goederen, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. detailhandel.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'volumineuze detailhandel’, tevens volumineuze detailhandel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie', een waterzuiveringsinstallatie;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en ontsluitingswegen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  5. e. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  6. f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' gelden de volgende regels:
    1. 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' mag bebouwing ten behoeve van de waterzuiveringsinstallatie worden opgericht, met dien verstande dat het bebouwingspercentage maximaal 40 % bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedraagt;
    2. 2. de oppervlakte aan bezinkvijvers bedraagt ten hoogste 35.000 m2 met een bouwhoogte van 15 m, waarbij ten hoogste 30.000 m2 mag worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven in artikel 4.1, ten behoeve van:

  1. a. een bedrijfsactiviteit die niet voorkomt op de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, als die bedrijfsactiviteit naar haar aard, omvang en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de wel opgenomen en toegestane bedrijfsactiviteiten.
  2. b. de uitoefening van een bedrijfsactiviteit in een hogere milieucategorie dan is toegestaan op het desbetreffende perceel, mits het uitsluitend betreft bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 2 en 3 in de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten waarvan de bedrijfsactiviteit naar haar aard, omvang en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de toegelaten categorie van bedrijfsactiviteiten.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor voorzieningen van openbaar nut.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  4. d. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedagen dan 5,5 m, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’: bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’: bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.”
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens een kantoor en / of dienstverlening;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van kunststofproducten', tevens een bedrijf in de vervaardiging van kunststofproducten;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens een sportcentrum;
  10. j. opslag en uitstalling;
  11. k. voet- en fietspaden;
  12. l. groenvoorzieningen;
  13. m. waterhuishoudkundige doeleinden;
  14. n. parkeervoorzieningen;
  15. o. laad- en losvoorzieningen;
  16. p. nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van deze bijlage;
  2. b. uitstalling en opslag van goederen is uitsluitend toegestaan op de gronden gelegen binnen het bouwvlak;
  3. c. buitenopslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  4. d. de hoogte van buitenopslag mag voor het overige niet meer bedragen dan 6,5 m;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - representatieve zone' is opslag voor de voorgevelrooilijn niet toegestaan.
  6. f. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  7. g. grote lawaaimakers en risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  8. h. kantoren en detailhandel zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van en ondergeschikt aan een ter plaatse gevestigd bedrijf;
  9. i. per bedrijf is kantoorvloeroppervlak die meer bedraagt dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak niet toegestaan; kantoorvloeroppervlak van meer dan 400 m2 per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  10. j. bedrijfswoningen, detailhandel en detailhandel in volumineuze goederen zijn niet toegestaan, tenzij aangeduid.
  11. k. de grootte van een bedrijfsperceel dient tenminste 1.000 m2 te bedragen, met dien verstande dat voor de op het moment van inwerkingtreding van deze beheersverordening aanwezige kleinere bedrijfspercelen de huidige perceelsomvang als minimum geldt;
  12. l. de maximale kavelgrootte voor bedrijven bedraagt 5.000 m2.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen of te laten slopen.
  2. 2. Het verbod onder 1 geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    1. a. waarvoor ten tijde van inwerkingtreding van de beheersverordening een omgevingsvergunning is verleend;
    2. b. die ten tijde van inwerkingtreding van de beheersverordening in uitvoering waren;
    3. c. die het normale onderhoud betreffen.
  3. 3. De onder 1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging en een deskundigenrapport blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de karakteristieke waarden van het pand.
  4. 4. Sloop van bebouwing kan worden toegestaan in de volgende gevallen:
    1. a. de karakteristieke hoofdvorm is niet langer aanwezig en kan niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand worden hersteld;
    2. b. de karakteristieke hoofdvorm is niet te handhaven;
    3. c. het betreft delen van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. openbare groenvoorzieningen of plantsoenen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterbergingen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. lichtmasten en bruggen.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  2. b. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. kantoren;

b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens een politiebureau;

c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en verkeers- en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  2. b. de gebouwen worden uitsluitend gebouwd in het bouwvlak;
  3. c. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  4. d. in afwijking van het gestelde onder b zijn gebouwen van ondergeschikte aard buiten het bouwvlak toegestaan tot een gezamenlijk oppervlakte van 50 m2 met dien verstande dat de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 3 en 5 m bedraagt;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder b en d is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan, waarbij geldt dat:
  1. 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
  2. 2. het oppervlak ten hoogste 6 m2 bedraagt;
  3. 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming Verkeer of Verkeer-Verblijfsgebied ten minste 1 m bedraagt;

f. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte;

g. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de op de verbeelding aangegeven goothoogte;

h. de bouwhoogte van erfafscheidingen op minder dan 1 m afstand van openbaar gebied bedraagt ten hoogste 1 m;

i. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

j. de hoogte van antennes en lichtmasten bedraagte respectievelijk ten hoogste 10 m en 6 m;

k. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. bij deze bestemming behorende parkeervoorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak', een paardenrijbak.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  2. b. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  3. c. op deze gronden mogen geen overkappingen worden gebouwd;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder b is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat:
    1. 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    2. 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    3. 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' ten minste 1 m bedraagt;
  5. e. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  6. f. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevel bedraagt ten hoogste 2 m;
  7. g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten en percelen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige doeleinden;
  8. h. straatmeubilair;
  9. i. reclame-uitingen;
  10. j. geluidwerende voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken en voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  2. b. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van abri’s bedraagt maximaal 3 m, met een oppervlakte van maximaal 10 m2;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 4 m.

Artikel 11 Water - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer te water ten behoeve van de beroepsvaart, alsmede recreatief vaarverkeer;
  2. b. havens;
  3. c. waterberging, aan- en afvoer;
  4. d. water ten behoeve van de waterhuishouding.

met de daarbij behorende:

  1. e. voorzieningen voor het verkeer te water;
  2. f. kaden en oevers;
  3. g. bruggen en aanlegsteigers;
  4. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder laad- en losplaatsen, beschoeiingen, kades en steigers.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de bestemming 'Water - 1' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding worden gebouwd, alsmede bruggen, steigers, duikers en keerwanden met een maximum bouwhoogte van 3 m.

11.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden:

  1. a. als permanente ligplaats voor woonschepen;
  2. b. voor het aanbrengen van reclame-uitingen.

Artikel 12 Water - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de wateraanvoer en -afvoer;
  2. b. de waterberging.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de bestemming 'Water - 2' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 3 m.

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte niet is toegestaan.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie 4

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

15.2 Bouwregels

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 16 Waarde - Archeologie 5

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

16.2 Bouwregels

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 17 Waarde - Archeologie 7

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

17.2 Bouwregels

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 18 Waarde - Archeologie 8

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 meter;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet worden uitgebreid en gebruik gemaakt worden van de bestaande fundering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Bouwregels

21.1 Algemene bouwregel

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

21.2 Parkeren

Bij het bouwen op grond van de in Hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  1. a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, uitsluitend mag worden verleend indien op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  2. b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waarbij gebruik wordt gemaakt van de Nota Parkeerbeleid van de gemeente Moerdijk als vastgesteld d.d. 8 oktober 2015, of de rechtsopvolger daarvan;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 22 Algemene Gebruiksregels

22.1 Algemene gebruiksregel

Het is verboden de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de gegeven bestemming.

22.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  1. a. als standplaats van onderkomens en kampeermiddelen;
  2. b. van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor bewoning, tenzij het betreft mantelzorg, overeenkomstig een daartoe verleende vergunning of anderszins legaal;
  3. c. als seksinrichting;
  4. d. binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer', 'Water - 1', 'Water - 2', en 'Wonen':
    1. 1. als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten;
    2. 2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn;
    3. 3. als opslag van hout en/of aannemersmaterialen.

Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels

23.1 overige zone - natuurnetwerk brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - natuurnetwerk brabant' zijn de gronden mede bestemd voor een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen.

23.2 vrijwaringszone - straalpad

Voor zover gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de regels, zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad', mag de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 19 meter +NAP (Nieuw Amsterdams Peil).

Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels

24.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels voor:

  1. a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening 'Bedrijventerrein de Koekoek, 1e Herziening'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor De Beheersverordening

Op 1 maart 2018 is vanwege de sterk verouderde en versnipperde planologische regeling een beheersverordening vastgesteld voor bedrijventerrein 'De Koekoek'. In deze beheersverordening zijn de verschillende plannen die op het bedrijventerrein golden omgezet naar één planologisch-juridisch regeling met één uniforme systematiek. Tevens zijn in deze beheersverordening de voorheen geldende bestemmingsplannen naar de huidige (feitelijke en/of planologische) situatie, alsmede de huidige regelgeving en inzichten geactualiseerd.

In het kader van een concrete aanvraag is gebleken dat bij het vaststellen van de beheersverordening ter plaatse van de locatie Koekoeksedijk de maximale bouwhoogte onbedoeld is teruggebracht van 10 naar 5 meter. Daarnaast is voor deze locatie ook niet de juiste milieucategorie overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. Omdat deze wijziging een onwenselijke verandering in de planologische mogelijkheden als gevolg heeft en niet overeenkomt met de feitelijke situatie, is besloten om voor deze locatie de voorheen geldende planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden te herstellen. Deze beheersverordening voorziet in dat kader in de reparatie van beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek', uitsluitend voor wat betreft het subbesluitvlak 'maximum bouwhoogte 5m' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' ter plaatse van de Koekoeksedijk. Voor het overige vinden door middel van de vaststelling van deze beheersverordening geen wijzigingen plaats ten opzichte van de nu geldende beheersverordening. De concrete wijziging die met deze beheersverordening wordt aangebracht wordt in Hoofdstuk 3 van deze toelichting nader beschreven.

1.2 Besluitgebied: Ligging En Omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0001.png"

Luchtfoto besluitgebied

De gemeente Moerdijk ligt in het noordwesten van de provincie Noord-Brabant, ten zuiden van het Hollandsch Diep. Hier ligt, ten zuiden van de A17 en ten noorden van de kern Zevenbergen, het bedrijventerrein 'De Koekoek'. Aan de west-, noord- en oostkant van het besluitgebied zijn agrarische gronden gelegen. De Roode Vaart loopt in noordelijke richting door het besluitgebied heen. Het besluitgebied van deze beheersverordening komt overeen met het besluitgebied van de beheersverordening Bedrijventerrein de Koekoek.

1.3 Geldende Beheersverordening

Voor het besluitgebied is momenteel de beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek' (vastgesteld 1 maart 2018) van toepassing.

Hoofdstuk 2 Motivering Voor Toepassing Van Het Instrument 'Beheersverordening'

2.1 Geen Ruimtelijke Ontwikkeling

Gemeenten hebben sinds de introductie van de Wro in beginsel de keuze tussen het vaststellen van een bestemmingsplan of een beheersverordening. De keuze voor een beheersverordening is afhankelijk van het karakter van het gebied. De beheersverordening is namelijk geïntroduceerd voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien (art. 3.38 Wro). Het moet gaan om laagdynamische gebieden waar weinig staat te gebeuren en waarvoor enkel een beheersregeling gewenst is.

Een van de voorwaarden voor het kunnen vaststellen van een beheersverordening is dat in het gebied geen ruimtelijke ontwikkeling mag zijn voorzien. De Wro geeft niet concreet aan wat moet worden verstaan onder een 'ruimtelijke ontwikkeling'. In de wetsgeschiedenis is hierover onder meer te vinden 'dat van een ruimtelijke ontwikkeling sprake is als het gaat om ruimtelijk relevante veranderingen in het planologisch toegestane gebruik van gronden en opstallen alsmede om bouwkundige wijzigingen van bouwwerken, waarvoor een bouwvergunning nodig is'. Bij de beheersverordening zal het meestal gaan om gebieden die 'af' of 'uitontwikkeld' zijn. De beheersverordening is bedoeld om een gebied waar niet veel zal gebeuren ('lage dynamiek') te voorzien van een beheersregeling voor het bestaande gebruik (paragraaf 2.2).

Voor de beoogde werkingsduur van de beheersverordening, namelijk totdat deze herzien wordt door een bestemmingsplan of omgevingsplan (dat eventueel een ontwikkeling van het gebied mogelijk zal maken), wordt geen ontwikkeling voorzien in het plangebied.

2.2 Bestaand Gebruik

In de beheersverordening wordt het beheer overeenkomstig het bestaande gebruik geregeld. Onder 'bestaand gebruik' wordt zowel feitelijk bestaand gebruik (enge uitleg) begrepen als planologisch bestaand gebruik (ruime uitleg). In beide gevallen gaat het om gebruik in ruime zin, dus zowel gebruik van onbebouwde gronden en van bebouwing als gebruik in de zin van het bouwen van bouwwerken. Met de enge uitleg wordt bedoeld het feitelijk aanwezige gebruik, met de ruime uitleg het gebruik dat op grond van het voorgaande bestemmingsplan reeds was toegestaan (TK 2006-2007, 30 938, nr. 7, p. 10 e.v.). Dit laatste houdt in dat gebruik dat reeds toegelaten wordt in het aan de beheersverordening voorafgaande bestemmingsplan, ook als 'bestaand gebruik' kan worden aangemerkt.

In de beheersverordening 'Bedrijventerrein de Koekoek, 1e Herziening wordt het bestaande gebruik geregeld overeenkomstig de voorgaande beheersverordening en het geldend provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Reparatie Locatie Koekoeksedijk

3.1 Afwijking Huidige Beheersverordening Ten Opzichte Van Voorgaand Bestemmingsplan

3.1.1 Bestemmingsplan '1e herziening De Koekoek'

Ter plaatse van de locatie Koekoeksedijk gold voorafgaand aan de vaststelling van beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek' uit 2018 het bestemmingsplan '1e herziening De Koekoek' uit 1989. De betreffende locatie is in dit bestemmingsplan bestemd voor 'Bedrijfsdoeleinden II' (zie navolgende uitsnede uit de verbeelding van het bestemmingsplan '1e herziening De Koekoek').

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0003.png"

In artikel 5 van de voorschriften behorende bij de 1e herziening zijn de regels opgenomen die ter plaatse van de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden II' gelden. In lid 1 is bepaald, dat gronden, aangewezen voor 'bedrijfsdoeleinden II' zijn bestemd voor 'handels en bedrijfsdoelstellingen, alsmede ambachtelijke bedrijven, met uitzondering van detailhandel, behoudens indien het detailhandel in goederen betreft die zich beperkt tot detailhandel als zijnde een niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf'.

Onder de tweede gedachtestreep wordt deze bestemmingsomschrijving nader gespecificeerd, en is bepaald dat 'bovengenoemde bedrijven op de gronden uitsluitend toelaatbaar zijn, mits zij:

  • niet hinderwetplichtig zijn ingevolge artikel 1 van het Hinderbesluit, zoals dat gold op het moment van ter visielegging van het ontwerp van het plan;
  • wel hinderwetplichtig zijn en vermeld staan in bijlage 1 onder categorieën 1, 2 en 3;
  • niet vermeld staan in bijlage 1, de Staat van inrichtingen, maar naar het oordeel van burgemeester en wethouders naar hun aard gelijk te stellen zijn met de in bijlage 1 genoemde categorieën 1, 2 en 3;
  • niet vallen onder de in bijlage 2 genoemde inrichtingen

Op grond van deze regels zijn in het verleden meerdere bedrijven toegestaan, waaraan onder de huidige systematiek van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering een milieucategorie van 3.2 is toegekend, zoals een autosloperij, een fabrikant en verhuurder van metalen bruggen, een fabrikant van rijstwafels en meerdere pallethandels.

Regels ten aanzien van de bebouwing zijn ten slotte opgenomen in lid 2. Hierin is onder c is bepaald dat de goothoogte van gebouwen ten hoogste 10 meter mag bedragen.

3.1.2 Beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek'

Bij het vaststellen van de beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek' is beoogd om de destijds geldende planologische mogelijkheden over te nemen. Ter plaatse van de Koekoeksedijk zijn de planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden echter onbedoeld ten opzichte van het voorheen geldend planologisch-juridisch kader verkleind, met als gevolg dat deze niet meer in overeenstemming zijn met het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing.

  • Ter plaatse is een besluitsubvlak 'bedrijf tot en met categorie 2' opgenomen, waarmee een lagere milieucategorie is vastgelegd dan voorheen planologisch mogelijk was, en momenteel feitelijk aanwezig is (zie paragraaf 3.1.1). Om de bestaande planologische en feitelijke gebruik over te nemen had de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' moeten worden opgenomen;
  • Ter plaatse is tevens een besluitsubvlak 'maximum bouwhoogte 5 m' opgenomen. De maximale bouwhoogte is daarmee onbedoeld van 10 naar 5 meter teruggebracht, hetgeen bovendien niet in overeenstemming is met de feitelijke situatie waar gebouwen aanwezig zijn met een hoogte van meer dan 5 meter. Om de bestaande planologische en feitelijke gebruik over te nemen had de aanduiding 'maximum bouwhoogte 10 m' moeten worden opgenomen

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0004.png"

Uitsnede verbeelding Beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek' met het betreffende besluitsubvlak (blauwe lijn) ter plaatse van de Koekoeksedijk

3.2 Reparatie Milieucategorie En Bouwhoogte

Onderhavige beheersverordening voorziet in de reparatie van de onbedoelde wijziging van de maximale milieucategorie en bouwhoogte ter plaatse van de Koekoeksedijk. De concrete wijziging die in dat kader met onderhavige beheersverordening wordt aangebracht betreft uitsluitend het wijzigen van de waardes in de subbesluitvlakken 'maximale milieucategorie 2' en 'maximum bouwhoogte 5 m'. Door ter plaatse van deze subbesluitvlakken de maximale milieucategorie en bouwhoogte weer terug te brengen naar 3.2 respectievelijk 10 meter, wordt de planologische situatie in overeenstemming gebracht met het voorheen geldende planologische kader en de feitelijke situatie. Hiermee wordt de oorspronkelijke bedoeling van de beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek' alsnog gerealiseerd. Voor het overige vinden door middel van de vaststelling van deze beheersverordening geen wijzigingen plaats ten opzichte van het huidige planologische kader. Ten behoeve van de inzichtelijkheid van het plan is besloten deze beheersverordening integraal vast te stellen, zodat binnen het plangebied slechts één ruimtelijk plan geldt.

Hoofdstuk 4 Gebiedsvisie En Uitgangspunten

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig' (SVIR) vastgesteld. Daarmee wordt het voornemen van het rijk bestendigd om meer ruimtelijke taken af te staan aan provincies en gemeenten. Het rijk bemoeit zich in principe alleen nog met projecten van bovenregionaal, nationaal en internationaal belang. De SVIR vervangt verschillende bestaande nota’s zoals de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de structuurvisie voor de Snelwegomgeving, de agenda Landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

Daarnaast gaat de nationale overheid gericht investeren in ‘projecten die bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de gebieden met de grootste economische verdiencapaciteit voor Nederland’. De SVIR vormt het nieuwe kader voor ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

In het SVIR worden dertien nationale belangen genoemd waarvoor het rijk verantwoordelijk is. In een realisatieparagraaf worden per nationaal belang aangegeven welke instrumenten daarvoor worden ingezet. De nationale ruimtelijke belangen zijn geborgd in het Barro.

In dit geval betreft het een beheersverordening die conserverend van aard is. Hiermee valt het niet onder een van de dertien nationale belangen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro)

De SVIR (4.1.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Met het Barro geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen. Doel van die Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.

De algemene regels in het Barro hebben vooral een beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt. Deze beheersverordening betreft een conserverend plan waarin geen stedelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Voor zover van toepassing is het Barro vertaald in deze beheersverordening.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2014

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.

De structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.

Voor wat betreft de markt is het van belang dat de gunstige ligging wordt benut. De ligging ten opzichte van andere economische clusters in Europa is uitstekend. Met de (internationale) bereikbaarheid is het echter slechter gesteld. Dit vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt in het provinciale beleid. Belangrijk is om netwerken te vormen, tussen de kennisindustrie, regionale economische clusters en Europese clusters. Daarnaast is veiligheid een belangrijk aspect. Goederenvervoer per spoor zal in de toekomst om stedelijke gebieden heen geleid moeten worden.

Het landschap van Noord-Brabant is vrij karakteristiek. Er zijn veel beeldbepalende elementen en natuurlijke waarden in het landschap te vinden. Deze dienen beschermd en ontwikkeld te worden. Met name het watersysteem is erg belangrijk. Het landschap heeft ook een functie als werkterrein, voornamelijk voor de agrarische sector. Schaalvergroting van deze landbouw wordt geconcentreerd in speciaal aangewezen gebieden. De landbouw komt daarnaast steeds vaker in een verbrede vorm voor. Dit wordt gestimuleerd, met name ook het landschapsbeheer.

Duurzaamheid is nog steeds een belangrijk onderwerp binnen de ruimtelijke ordening. Er moet op zoek gegaan worden naar alternatieve mogelijkheden om energie op te wekken. Zo kan gewerkt worden aan een gezondere leefomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0006.png"

Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Noord-Brabant

De ruimtelijke belangen en keuzes van de provincie zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Samen vormen deze structuren de provinciale ruimtelijke structuur. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies, maar ook waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor maatwerk. De vier structuren zijn:

De groenblauwe structuur:

De provincie kiest hier voor functieontwikkeling gecombineerd met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit, bestaande uit bestaande natuur, watersystemen en nieuwe natuur in hiervoor kansrijke gebieden. Deze structuur is nodig voor een goed waterbeheer en biedt mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering.

Het besluitgebied is niet aangeduid als groenblauwe structuur.

Landelijk gebied:

De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste het behouden van agrarische productieruimte in die delen van het buitengebied waar de landbouw leidend is voor nieuwe ontwikkelingen. En ten tweede voor gebieden met een breed georiënteerde, gemengde plattelandseconomie.

Het grootste gedeelte van het besluitgebied is weergegeven als landelijk gebied en ook dusdanig in gebruik.

De stedelijke structuur:

De provincie kiest hier voor twee perspectieven. Ten eerste stedelijk concentratiegebied, waar de groei van de verstedelijking opgevangen wordt. De provincie wil de verstedelijking op goed ontsloten plekken concentreren en de groene ruimte tussen steden open houden. Ten tweede het 'overig stedelijk gebied', dat zo veel als mogelijk wordt ontzien van verdere verstedelijking, doordat daar alleen de opvang van de eigen verstedelijkingsbehoefte wordt opgevangen.

Op de structurenkaart zijn de gronden van het industrieterrein aangewezen als 'stedelijke structuur, stedelijk concentratiegebied'. Tevens is het gebied aangeduid als stedelijk knooppunt. De industriële gronden ten noordoosten van de Roode Vaart zijn aangewezen als kern in het landelijk gebied.

De infrastructuur:

De provincie kiest hier voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters van Noord-Brabant. Voor het personenvervoer zijn het hoofdwegennet en het OV-netwerk BrabantStad de dragers. Het goederenvervoer wordt zoveel mogelijk via de goederenruit (spoor en waterwegen) geleid om zo ruimte te maken voor het versterken van de (inter-) nationale ontsluiting (spoor, lucht en weg) van de Brabantse steden. Het Hollandsch Diep is aangewezen als vaarweg. Deze beheersverordening voorziet in de actualisering van een bestaand bedrijventerrein, dat goed wordt ontsloten vanaf de rijksweg en het Hollandsch Diep. Deze beheersverordening past daarmee binnen het provinciale beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie.

Conclusie

De beheersverordening is conserverend van aard, hetgeen betekent dat hierin geen ontwikkelingen worden meegenomen. De verordening voldoet dan ook aan het bovenstaande provinciale beleid.

4.2.2 Omgevingsvisie 'De Kwaliteit van Brabant'

Op 14 december 2018 hebben de Provinciale Staten de Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' vastgesteld. Deze omgevingsvisie vervangt na het inwerking treden van de Omgevingswet de provinciale structuurvisie. Met de omgevingsvisie formuleert de provincie haar ambitie over hoe zij de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit wil laten zien. Daarbij stelt zij tussendoelen voor 2030, maar legt nu nog niet vast hoe zij die doelen wil bereiken. De provincie wil daarmee ruimte bieden voor inbreng vanuit partijen en disciplines. Om hiermee aan de slag te gaan is volgens de provincie een verdere uitwerking van de ambities nodig in de vorm van programma's.

Met de visie geeft de provincie aan wat zij belangrijk vindt voor de verbetering en duurzame ontwikkeling van Brabant. Daarbij ligt de focus op vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn:

  • werken aan energietransitie;
  • een klimaatproof Brabant;
  • de slimme netwerkstad, en
  • een concurrerende duurzame economie.

Deze vier hoofdopgave staan ten dienste van de basis opgaven: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit.

Om te komen tot de slimme netwerkstad richt de provincie zich op duurzame verstedelijking. Zij wil daarin richting geven door middel van het bevorderen van regionale afspraken, het sturen op zorgvuldig ruimtegebruik en het periodiek opstellen van prognoses. Verder wil zij een actieve rol spelen om beweging te stimuleren (o.a. door samen te werken bij gebiedsopgaven en bij het opstellen van uitvoeringsprogramma's) en gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.

De beheersverordening is conserverend van aard, hetgeen betekent dat hierin geen ontwikkelingen worden meegenomen. De verordening voldoet dan ook aan het bovenstaande provinciale beleid.

4.2.3 Interim Omgevingsverordening

De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Omgevingsvisie, zoals beschreven in voorgaande paragraaf, vormen het beleidskader voor het provinciaal ruimtelijk beleid. Het juridische kader voor dit beleid is vastgelegd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV). De verordening vormt derhalve een belangrijk uitvoeringsinstrument voor de provincie om haar doelen te realiseren.

Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. In deze Interim Omgevingsverordening zijn de bestaande verordeningen samengevoegd en vervangt de Provinciale milieuverordening, Verordening Natuurbescherming, Verordening Ontgrondingen, Verordening Ruimte, Verordening Water en Verordening Wegen. De Interim Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In principe zijn de huidige regels gehandhaafd met het huidige beschermingsniveau.

De Interim Omgevingsverordening is de juridische vertaling van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Omgevingsvisie en bevat derhalve onderwerpen die in de visies naar voren komen. De verordening bevat algemene regels waaraan gemeenten zich dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij afgeweken wordt van bestemmingsplannen. Ook wordt geregeld op welke wijze het Regionaal Ruimtelijk Overleg, waarin afspraken worden gemaakt over verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen), wordt georganiseerd. Naast deze bindende regels voor gemeenten kent de verordening ook een aantal direct bindende regels voor burgers. Deze regels hebben betrekking op de ontwikkeling van intensieve veehouderijen in de zogenaamde extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden. Door middel van deze regels wordt voorkomen dat ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden op het moment dat een bestemmingsplan van de gemeente nog niet is aangepast aan de Interim Omgevingsverordening.

De beheersverordening is conserverend van aard, hetgeen betekent dat hierin geen ontwikkelingen worden meegenomen. De verordening voldoet dan ook aan het bovenstaande provinciale beleid.

4.2.4 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) vastgesteld. Naast het beleidskader is het waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water.

Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. De bijbehorende doelen zijn:

  • voldoende water voor mens, plant en dier;
  • schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
  • bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico’s;
  • verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.

Door het besluitgebied loopt de Roode Vaart, welke is aangeduid als ecologische verbindingszone.

Aangezien de beheersverordening conserverend is omvat deze ook geen ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de ecologische toestand van de rivier. Het provinciale waterplan heeft geen consequenties voor de regeling in de beheersverordening.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Regionale afspraken bedrijventerreinen West-Brabant 2019-2023

Eind 2018 heeft de provincie nieuwe prognoses voor bedrijventerreinen vastgesteld. Hierin is de verwachte uitbreidingsvraag naar bedrijventerreinen bepaald voor de periode t/m 2030. De provincie heeft

de prognose per brief 5 aan de regio’s aangeboden en gevraagd om deze te gebruiken bij het actualiseren van de regionale bedrijventerreinafspraken in 2019. Gevraagd wordt om (zo nodig en mogelijk):

  • de huidige afspraken over programmering (kwalitatief en kwantitatief) en huisvesting bij te stellen;
  • de regionale samenwerking en samenwerking tussen regio en provincie bij bedrijventerreinen te actualiseren en versterken;
  • verbindingen te leggen tussen bedrijventerreinen en de maatschappelijke opgaven en regionale ambities, zoals energietransitie (RES), klimaatadaptatie, terugdringen van stikstofdepositie in natuurgebieden, mobiliteit en bereikbaarheid.

Met de nieuwe afspraken willen de gemeenten van de regio West-Brabant de volgende stap zetten en komen tot een echte kwaliteitsslag op de West-Brabantse bedrijventerreinen en bedrijventerreinenbeleid. Hierbij wordt de nadruk gelegd op kwalitatieve thema’s, zoals de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen, herstructurering, duurzaamheid en de manier waarop de gemeenten met elkaar samenwerken en ambities willen realiseren (het proces).

Aangezien de beheersverordening conserverend is omvat deze ook geen ontwikkelingen die van invloed zullen zijn op de regionale afspraken met betrekking tot bedrijventerreinen in de region West-Brabant. De regionale afspraken hebben geen consequenties voor de regeling in de beheersverordening.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Strategische Visie voor Moerdijk 2030

De gemeente Moerdijk wordt met een aantal ingrijpende ontwikkelingen geconfronteerd, zoals vergrijzing, ontgroening, de globalisering van de toeristisch-recreatieve en agrarische sector, schaalvergroting in de omgeving waarin de gemeente opereert en niet in de laatste plaats de voortgaande decentralisatie van rijksoverheidstaken. Deze en andere ontwikkelingen stellen de gemeente op korte en (middel)lange termijn voor grote opgaven.

De uitvoering van de visie en het beleid rondom die opgaven wordt voor de periode van 2009-2030 op robuuste wijze ingezet. Dit doet de gemeente door in een visie op de (middel) lange termijn -op strategisch niveau- richting te geven aan de ontwikkelingen in de samenleving en aan de eigen positie in de regio.

De strategische visie voor de gemeente Moerdijk heeft tot doel te komen tot een:

  1. 1. ontwikkelingsrichting voor de lange termijn;
  2. 2. kapstok en referentiekader voor integraal afgestemd gemeentelijk beleid;
  3. 3. duidelijke missie die kan worden uitgedragen naar buurgemeenten, provincie en rijk.

De strategische visie maakt het mogelijk om op langere termijn een consistent beleid te voeren, en nieuwe ontwikkelingen snel te combineren met al ingeslagen richtingen, waarmee de gemeente Moerdijk een integraal beleid kan voeren en beter kan anticiperen op veranderingen in de maatschappij, wet of wensen.

Missie:

"Moerdijk is in 2030 een gemeente die, gelegen op de as Rotterdam-Antwerpen én als hoogwaardig logistiek centrum van West-Brabant, voor al haar inwoners een leefbare woonomgeving biedt met werkgelegenheid in de nabijheid. Een gemeente met rust, ruimte, recreatie en toeristische mogelijkheden in het westelijke deel en dynamiek, bedrijvigheid en bovenlokale voorzieningen, geconcentreerd in de kern Zevenbergen en het haven- en industrieterrein Moerdijk in het oostelijke deel van de gemeente.

Een gemeente waarin de kernen hun eigenheid bewaard hebben, maar ook duidelijk één gemeente vormen. Een gemeente met een sociaal gezicht, waar zorg en basisvoorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat geldt. Een gemeente die op een bewonersgerichte, innovatieve, efficiënte en effectieve wijze wordt bestuurd."

De missie geeft de strategische visie drie dimensies als uitgangspunt voor de discussie rond de verschillende thema's: samenleving, leefmilieu en economie. Dit wordt ook wel het 'Triple P' mechanisme genoemd (people, planet, profit) of de Telos-Driehoek. Het idee achter de 'Triple P' gedachte is dat het optimaliseren van de economische kracht, de (lokale) leefomgeving en de sociaalmaatschappelijke kant op termijn leidt tot een duurzame gemeente.

4.4.2 Paraplunota's

Vanuit de hierboven genoemde gedachte is het gemeentelijke beleid gebundeld en zijn er drie paraplunota's opgesteld.

De paraplunota's zijn bedoeld als kapstok voor alle gemeentelijke beleidsnotities. Ze zorgen ervoor dat er meer samenhang tussen beleid is en er minder beleidsplannen in algemene zin gemaakt worden. De gemeentelijke ambities en doelen staan centraal in de paraplunota's. Hieraan kan alle beleid en uitvoering verbonden worden. De uitvoeringsstrategie benoemt de hoofdrichting die wordt ingezet om de doelstellingen te realiseren.

Met de paraplunota's zet Moerdijk nadrukkelijk in op een toekomst in het teken van duurzaamheid. De gemeente wil de mens centraal plaatsen als onderdeel van de samenleving. De samenleving is een samenspel van aspecten die de mens zelf betreffen, de leefomgeving en bedrijvigheid. Moerdijk kiest daarom voor de 'definitie' die betrekking heeft op de 'duurzame samenleving' die uiteen valt in drie pijlers Maatschappij (people), Leefomgeving (planet) en Economisch-Klimaat (profit).

  • Paraplunota 'Maatschappij' richt zich op mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven. De manier waarop mensen met elkaar samenleven wordt beïnvloedt door de omgeving en andersom.
  • Paraplunota 'Leefomgeving' richt zich op de fysieke leefomgeving en onderscheidt daarin de elementen bodem, water, lucht, grondstoffen, natuur en de samenhang daartussen.
  • Paraplunota 'Economisch Klimaat' richt zich op economie en bedrijvigheid. Economisch Klimaat is het 'klimaat' waarbinnen economische ontwikkeling plaatsvindt.

Paraplunota 'Maatschappij'

In de Paraplunota Maatschappij 2014-2030 zijn de ambities uitgewerkt om te bouwen aan een duurzame samenleving. Deze Paraplunota is de laatste in de rij, eerder zijn de Paraplunota’s Leefomgeving en Economisch Klimaat vastgesteld. De gezamenlijke ambitie van de drie Paraplunota’s is een duurzame woon-, werk en leefomgeving. De Paraplunota Maatschappij gaat over mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven.

De Paraplunota Maatschappij kent vijf thema’s, te weten wonen, gezondheid, woonomgeving, sociale structuur en ondersteuning. Elke thema heeft een eigen ambitie, die is uitgewerkt in doelen en een uitvoeringsstrategie.

Bij wonen wordt gestreefd naar een passende woningvoorraad en ingezet op levensloop-bestendigheid, duurzaamheid en veiligheid van met name de bestaande woningvoorraad. Er wordt nagestreefd dat meer inwoners kiezen voor een gezonde leefstijl. De gemeente zet in op een goede en veilige woonomgeving gebaseerd op behoefte en draagvlak. Daarnaast is een goede sociale structuur een basis voor levendig kernen en ondersteuning dichtbij. Van belang is dan dat ondersteuning op elkaar is afgestemd en dat de ondersteuning zo dichtbij mogelijk wordt aangeboden, bij voorkeur in iemands directe leefomgeving.

Paraplunota 'Leefomgeving'

In de Paraplunota Leefomgeving worden de hoofdthema's en –doelen met betrekking tot de fysieke leefomgeving uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030. Ook in 2030 is het prettig leven in Moerdijk. Een onderdeel van dit plan is onderdeel water. Een schone bodem, helder water, gezonde lucht, zuinig omgaan met grondstoffen en een stevige plaats voor onze natuur.

Gemeente Moerdijk heeft een Waterloket en wil dat graag uitbreiden tot een regionaal loket, zodat steeds meer mensen informatie kunnen krijgen over het belang van water in onze leefomgeving. Daarnaast wordt er pro-actief over water gecommuniceerd, bijvoorbeeld in de vorm van schoolprojecten. De gemeente werkt nauw samen met het Waterschap aan een plan om wateroverlast door zwaardere regenbuien (als gevolg van klimaatverandering) te voorkomen. Water en natuur zijn in Moerdijk nauw met elkaar verbonden. Voor het verbeteren van de ecologische kwaliteit van het water en de vergroting van het oppervlak aan natuurgebied worden ecologische verbindingszones gerealiseerd.

Speerpunten:

  • aandacht voor water vergroten;
  • in 2015 voldoet het watersysteem aan de normen conform de kwaliteitsopgave waterbeleid in de 21e eeuw (WB21) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • kwalitatief goed water in 2015 conform de Europese Kaderrichtlijn Water;
  • bij alle (her)inrichtings- en reconstructieplannen is water mede ordenend;
  • geen overlast van grondwater;
  • waterbeheer en -onderhoud afgestemd op de verschillende functies.

Paraplunota 'Economisch Klimaat'

In de Paraplunota Economisch Klimaat zijn de ambities voor economie en bedrijvigheid uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030. De paraplu nota kent vier hoofdthema’s en doelen die gemeente Moerdijk heeft gesteld voor het economisch klimaat. Het betreft dan voornamelijk doelen om de economische basis op orde te krijgen met de ruimte om te ondernemen en een gezonde arbeidsmarkt. Daarnaast zijn levendige kernen en Moerdijk als toeristische bestemming van belang en tot slot Moerdijk als hoogwaardig knooppunt van industrie en transport.

Conclusie

De beheersverordening is conserverend van aard, hetgeen betekent dat hierin geen ontwikkelingen worden meegenomen. De verordening voldoet aan de hiervoor beschreven paraplunota's.

4.4.3 Structuurvisie Moerdijk 2030

De structuurvisie “Moerdijk 2030”, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2011, is een integrale visie die inspeelt op de ontwikkeling van de beide werelden van Moerdijk: het grootschalige (inter-)nationale Moerdijk enerzijds en het ruime, rustige, agrarische Moerdijk met een veel kleinschaliger karakter anderzijds. De visie beoogt ook deze twee werelden samen te brengen zodat ze elkaar kunnen aanvullen en versterken.

Hieronder is een uitsnede weergegeven van de structuurvisiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.1HBVODeKoekoek-BV40_0007.png"

Uitsnede structuurvisie Moerdijk 2030

De structuurvisie is geen blauwdruk, maar een handleiding voor de toekomstige ruimtelijke koers van de gemeente met heldere uitgangspunten (spelregels) voor de verschillende partijen. De structuurvisie bestaat uit een visiegedeelte en uitvoeringsparagraaf. De structuurvisie heeft een planhorizon tot 2030 en omvat een integrale ruimtelijke ontwikkelingsvisie met een richtinggevend en programmatisch karakter.

De gemeente Moerdijk beschikt momenteel in totaal over een voorraad bedrijventerreinen ter grootte van ongeveer 2.878 hectare bruto (1.416 hectare netto). Op de bestaande lokale bedrijventerreinen is nagenoeg geen ruimte meer uitgeefbaar.

Aangrenzend aan het huidige bedrijventerrein De Koekoek, aan de noordoostzijde, in Zevenbergen ligt een zoekgebied voor toekomstige uitbreiding van het terrein. Voor de leefbaarheid in de kernen is de aanwezigheid van levensvatbare lokale bedrijvigheid van groot belang. Om in voldoende mate te kunnen voorzien in de vraag naar lokale bedrijventerreinen, ligt er op de korte termijn (tot 2013) een opgave van ongeveer 19 hectare (netto). Voor de langere termijn (2013-2020) komt daar naar verwachting nog ongeveer 47 hectare bij. Met de vaststelling van de nota ‘Lokaal vestigingsbeleid’ (2010) heeft de gemeente bovendien de keuze gemaakt om bedrijventerrein Dintelmond binnen de huidige contour te houden. Daarom heeft de gemeente twee nieuwe vestigingslocaties benoemd voor (boven)lokale bedrijven, te weten bij De Koekoek en nabij het Sint Josephplein bij Zevenbergen.

Voor het bedrijventerrein De Koekoek wordt voor de toekomst ingezet op uitbreiding. Deze uitbreiding maakt geen onderdeel uit van deze beheersverordening maar wordt te zijner tijd mogelijk gemaakt met een aparte procedure.

4.4.4 Zonebeheer Industrietereinen Schandijk en De Koekoek

Het rapport 'Actualisatie zonebeheer 2016' van Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (gepubliceerd op 16 januari 2017) is een document behorende bij de actualisatie van het zonemodel van industrieterrein Schansijk-De Koekoek. In deze rapportage zijn de verschillende stappen behandeld die zijn gezet om tot het geactualiseerde zonebewakingsmodel van industrieterrein Schansdijk-De Koekoek te komen en zijn de consequenties op de zone en de woningen binnen de zone beschreven.

Ten opzichte van het zonebewakingsmodel van december 2015 zijn in het geactualiseerde zonebewakingsmodel drie bedrijven aan het model toegevoegd of gewijzigd. Daarnaast is geconstateerd dat de vergunde geluiruimte van het spooremplacement niet juist in het zonebewakingsmodel was opgenomen. Dit is nu gerepareerd. Als gevolg van deze wijzigingen in het model neemt de geluidbelasting op verschillende punten toe en op andere punten af. Uit de rekenresultaten blijkt dat de vastgestelde geluidcontour van industrieterrein Schansdijk-De Koekoek op dit moment niet wordt overschreden.

Wel is gebleken dat ter plaatse van een drietal woningen binnen de geluidzone de geluidruimte beperkt danwel maximaal benut is.

Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten

In deze beheersverordening wordt het bestaande gebruik geregeld overeenkomstig de huidige beheersverordening 'Bedrijventerrein De Koekoek'. De juridische regeling van de voorgaande beheersverordening is volledig overgenomen. Onderhavige beheersverordening maakt dientengevolge geen nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen mogelijk, maar bestendigt slechts hetgeen planologisch reeds mogelijk was.

Omdat met deze beheersverordening geen concrete nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan is nader onderzoek naar de milieuhygiënische aanvaardbaarheid of uitvoerbaarheid daarvan niet nodig. Ook de feitelijk reeds bestaande situatie komt niet in strijd met (gewijzigde) sectorale regelgeving. Deze afweging geldt tevens voor de milieuaspecten (zoals geluid, bodem, lucht, externe veiligheid).

Hoofdstuk 6 Waterparagraaf

Omdat de bebouwingsregeling van de voorgaande beheersverordening wordt overgenomen, is geen sprake van een toename van het verhard oppervlak. Aangezien de beheersverordening niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, is geen sprake van mogelijke negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie binnen het gebied. Een nadere watertoets is dan ook niet noodzakelijk. De beheersverordening maakt immers niet meer mogelijk dan nu al mogelijk is.

Binnen het besluitgebied zijn wel delen van een watersysteem gelegen; te weten de vaarweg de Roode Vaart Noord en de daarlangs gelegen waterkeringen.

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen.

Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, dat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.

Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de Legger.

De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken plus bijbehorende beschermingszones liggen, aan welke afmetingen en vorm die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is.

Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen vallen de werkzaamheden onder een Algemene regel. Dan kan er onder voorwaarden sprake zijn van vrijstelling van de vergunningsplicht. De Keur en de Algemene regels zijn te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren.

De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'.

Ten slotte wordt binnen het besluitgebied gestreefd naar het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals lood, koper, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

Hoofdstuk 7 Juridische Opzet

7.1 Algemeen

Voor de beheersverordening gelden geen vormvoorschriften. Deze kan dus, uiteraard binnen de wettelijke kaders, vrij worden vormgegeven. Voor deze beheersverordening is de systematiek van de voorgaande beheersverordening overgenomen.

De structuur van de beheersverordening is zodanig dat de kaart (verbeelding) de primaire informatie geeft over de gebruiksmogelijkheden. Vervolgens kan men in de regels teruglezen welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan. De ordening van de regels is daartoe zodanig opgezet dat bij iedere bestemming een nagenoeg compleet beeld van de bepalingen voor die bestemming is gegeven. Desondanks blijven aanvullend inleidende regels en algemene regels nodig. Tot slot wordt dit aangevuld met het overgangsrecht en de slotregel. Het op grond van artikel 5.1.1 Bro verplichte overgangsrecht is vormgegeven zoals het voor het bestemmingsplan voorgeschreven overgangsrecht.

De bestemming en het beheer van de gronden gelegen binnen de grens van het besluitgebied is geregeld in de beheersverordening. Het besluitgebied is dan ook niets anders dan het plangebied bij een bestemmingsplan. Het besluitvlak is de in een beheersverordening gebezigde term voor een bestemmingsvlak.

In de regels zijn eerst de Inleidende regels opgenomen: een omschrijving van de in de regels gebruikte begrippen die om een nadere omschrijving vragen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. Vervolgens zijn de regels voor de verschillende bestemmingen (Bestemmingsregels) opgenomen, met de regels voor de afzonderlijke aanduidingen. Na de bestemmingsregels volgen de Algemene regels. Dit zijn onder andere de anti-dubbeltelbepaling en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in de Overgangs-en slotregels de overgangsbepalingen en de slotbepaling opgenomen.

7.2 Bestemmingen

Agrarisch

De noordelijk gelegen gronden en gronden in het midden van het plangebied die agrarisch in gebruik zijn, zijn als 'Agrarisch' bestemd. Hier is onder andere ruimte voor het uitoefenen van grondgebonden agrarische bedrijven, kleinschalige natuurontwikkeling en waterhuishoudkundige doeleinden. Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, zonder dak en ten dienste van de bestemming 'Agrarisch' toegestaan. De bouwhoogte hiervan mag niet meer dan 4 meter bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen. Tevens is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - slibdepot' een slibdepot toegestaan.

Bedrijf

De gronden bestemd voor 'Bedrijf' bieden, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', ruimte aan bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De maximale bouwhoogte van gebouwen is opgenomen op de verbeelding en de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen respectievelijk 3 en 4 meter. Verder geldt een minimale afstand van gebouwen tot de perceelsgrens van 5 meter. De aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie' is aanwezig ter plaatse van een toegestane waterzuiveringsinstallatie en daarnaast zijn voorzieningen als groen, water, parkeervoorzieningen en ontsluitingswegen ook toegestaan binnen de bestemming.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' is bedoeld voor de gronden met voorzieningen van openbaar nut. Hierbinnen mogen gebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen het aanwezige bouwvlak en moet de maximale bouwhoogte voldoen aan de hoogte als aangegeven op de verbeelding. De goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn in de regels nadere hoogte bepalingen opgenomen.

Bedrijventerrein

De grote gebieden die worden ingevuld door verschillende bedrijven worden bestemd als 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn er verschillende aanduidingen toegekend, waarmee bedrijven uit ten hoogste categorie 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan. Ook worden bedrijfswoningen aangeduid met de term 'bedrijfswoning' en is een kantoor toegestaan ter plaatse van de gelijknamige aanduiding. De aanduiding 'detailhandel' geeft ruimte aan een vorm van ondergeschikte detailhandel, de aanduiding 'sport' is gericht op een sportcentrum en tot slot bestaan de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - vervaardiging van kunststofproducten', waar een bedrijf in de vervaardiging van kunststofproducten is toegestaan. De overige gronden zijn bestemd voor onder andere opslag en uitstalling, voet- en fietspaden en groenvoorzieningen.

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij een uitzondering gemaakt wordt voor de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen. Het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer dan 75% bedragen (tenzij een andere bebouwingspercentage op de verbeelding is aangegeven) en de minimale afstand van bebouwing tot zijdelingse en achterste perceelsgrens moet minimaal 3 meter bedragen. Verder zijn er in de regels nog specifieke bepalingen opgenomen voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Groen

Onder andere de zone rond De Roode Vaart heeft de bestemming 'Groen' toegewezen, hier zijn openbare groenvoorzieningen of plantsoenen toegestaan, evenals bermen en beplanting, speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden. Ook bruggen en lichtmasten mogen op deze gronden worden opgericht, waar voor lichtmasten een maximale bouwhoogte van 7,5 meter bedraagt. Voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt deze ten hoogste 4 meter. Het oprichten van gebouwen is niet mogelijk op gronden die als 'Groen' bestemd zijn.

Tuin

De bestemming 'Tuin' heeft betrekking op tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, de daarbij behorende parkeervoorzieningen en ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' een paardenrijbak. Deze bestemming is opgenomen waar naast een woning nog een relatief grote tuin aanwezig is, een en ander conform het voorgaande bestemmingsplan. In de bouwregels is geregeld dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd (wat overigens vergunningvrij bouwen onverlet laat). Ook zijn er bouwhoogten opgenomen voor erfafscheidingen (zowel voor als achter de voorgevel van het hoofdgebouw) en voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde. Deze bedragen respectievelijk 1, 2 en 3 meter.

Verkeer

Gronden die zijn aangeduid met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor onder andere straten, voet- en fietspaden, parkeer-, nuts-, speel- en groenvoorzieningen. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en deze bouwwerken en voorzieningen dienen ten dienste van de bestemming te zijn. Abri's mogen met een maximale hoogte van 3 meter worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 10 m2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt niet meer dan 4 meter.

Water - 1

De Roode Vaart heeft de bestemming 'Water - 1' toegewezen gekregen, waarmee verkeer te water ten behoeve van de beroepsvaart, alsmede recreatief vaarverkeer wordt gefaciliteerd. Het is tevens bedoeld voor havens, waterberging, aan- en afvoer en water ten behoeve van de waterhuishouding. De daarbij behorende voorzieningen als bruggen en aanlegsteigers en laad- en losplaatsen zijn ook toegestaan binnen deze bestemming. Onder strijdig gebruik wordt verstaand het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor woonschepen of het gebruik van de gronden voor het aanbrengen van reclame-uitingen.

Water - 2

De bestemming 'Water - 2' is gericht op de wateraanvoer en -afvoer, alsmede waterberging. Ter plaatse van deze bestemming mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de waterhuishouding worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Wonen

Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn voornamelijk bestemd voor wonen, tuinen en erven, met ook onder andere ruimte voor voet- en fietspaden, waterhuishoudkundige doeleinden, parkeervoorzieningen en aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Hoofdgebouwen dienen uitsluitend te worden gebouwd in een bouwvlak en alleen eengezinswoningen zijn toegestaan. De bouwhoogte van de hoofdgebouwen staan op de verbeelding aangegeven. In de regels zijn nadere eisen gesteld aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.

Leiding - Water

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming mogen gebouwd worden met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

Waarde - Archeologie 4

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op dorpskernen, waarvoor de archeologische waarde al is vastgesteld. Ruimtelijke ontwikkeling binnen deze zones worden afgeraden. Is behoud in situ echter niet mogelijk, dan dient er altijd een zo zorgvuldig mogelijke omgang met de archeologische waarden in acht te worden genomen. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 90 m2 en een diepte van 30 cm. een archeologisch onderzoek vereist.

Waarde - Archeologie 5

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op gebieden met een hoge archeologische verwachting. Hiervoor geldt dat op basis van geologische en bodemkundige opbouw, historische informatie, en archeologische gegevens, een hoge kans is op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 100 m2 en een diepte van 50 cm een archeologisch onderzoek vereist.

Waarde - Archeologie 7

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (dekzand). Voor deze gebieden geldt dat op basis van zanddiepte, een middelhoge kans is op het aantreffen van archeologische vondsten of sporen tussen 2 en 4 m onder maaiveld. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is vanaf een bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 250 m2 en een diepte van 200 cm een archeologisch onderzoek vereist.

Waarde - Archeologie 8

Deze dubbelbestemming heeft betrekking op gebieden met een lage archeologische verwachting. Het gaat hierbij om gebieden waar op archeologische en landschappelijke gronden de kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische vondsten of sporen klein wordt geacht. Om het archeologisch bodemarchief van deze gebieden gedegen te beheren is archeologisch onderzoek alleen verplicht bij bodemverstoringen waarvoor een verplichting geldt tot uitvoering van een milieueffectrapportage (m.e.r.) op grond van het Besluit milieueffectrapportage.

Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de waterkering. Hier mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 4 meter.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

In Hoofdstuk 5 is al ingegaan op de aanvaardbaarheid c.q. uitvoerbaarheid van de verordening in verband met sectorale wetgeving en sectorale aspecten. Voor wat betreft de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt erop gewezen dat er in de planologische regeling nauwelijks iets verandert. De situatie blijft zoals deze planologisch is.

Voor wat betreft de financieel-economische uitvoerbaarheid is van belang dat de verordening niet ziet op de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. Voor de gemeente zijn aan uitvoering van de verordening (voor zover daarvan al gesproken kan worden) geen bijzondere kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid is dan ook niet in het geding.

Hoofdstuk 9 Procedure

In de Wro is geen bijzondere voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening voorgeschreven. Hoewel er geen sprake is van een wettelijke verplichting tot vooroverleg, is in het kader van de zorgvuldigheid voorafgaand aan de vaststelling overleg gepleegd met de volgende overheden:

  • Provincie Noord-Brabant;
  • Rijkswaterstaat;
  • Waterschap Brabantse Delta;
  • Delta Infra;
  • Defensie;
  • Gasunie;
  • Brandweer;
  • LS Ned;

Deze hebben aangegeven geen opmerkingen op de verordening te hebben.

Daarnaast is de beheersverordening op grond van de inspraakverordening van 24 februari 2022 tot en met 6 april 2022 ter inzage gelegd, waarmee eenieder de gelegenheid is geboden om daarop een zienswijze in te dienen. Er zijn geen reacties op het ontwerpplan ingediend.

De beheersverordening is door de gemeenteraad op 9 juni vastgesteld. Tegen de beheersverordening staat geen beroep open.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Nota Parkeernormen

Bijlage 2 Nota Parkeernormen

Bijlage 1 Toelichting Beheersverordening Bedrijventerrein De Koekoek (2018)

Bijlage 1 Toelichting Beheersverordening Bedrijventerrein De Koekoek (2018)