KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Tuin
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Wonen
Artikel 8 Woongebied
Artikel 9 Waarde - Archeologie 4
Artikel 10 Waarde - Archeologie 7a
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie
3.1 Bestaande Situatie
3.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Verkeer
4.2 Bodem
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Geluid
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.6 Archeologie
4.7 Ecologie
4.8 Water
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Leidingen En Laagvliegroutes
4.11 Mer-regelgeving
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
5.2 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca - Activiteiten
Bijlage 3 Landschapsplan
Bijlage 1 Landschapsplan
Bijlage 2 Advies Regioarcheoloog
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Geuronderzoek Waterfront Moerdijk 2009
Bijlage 6 Aanvullend Geuronderzoek 2016
Bijlage 7 Aanvullend Geuronderzoek 2022
Bijlage 8 Bodemonderzoek
Bijlage 9 Aerius Memo
Bijlage 10 Stikstofberekening Gebruiksfase
Bijlage 11 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 12 Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019
Bijlage 13 Memo Vleermuisvriendelijke Verlichting
Bijlage 14 Toetsing Rijksvaarweg En Aanvaarveiligheid
Bijlage 15 Nota Zienswijzen

Den Bels 2021

Bestemmingsplan - Gemeente Moerdijk

Vastgesteld op 02-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Den Bels 2021 met identificatienummer NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40 van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.8 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, opslaan of inzamelen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen/mogen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.14 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.15 bestaande detailhandel

een detailhandelsfunctie die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende

bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde

gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op

hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.28 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.29 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.30 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen;

1.34 erf

het gedeelte van het bouwperceel voor zover gelegen achter de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 1 m achter de bebouwingsgrens dan wel binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de maximaal toegestane oppervlakte van het hoofdgebouw niet tot het erf wordt gerekend.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.37 grens zone industrielawaai

grgrens van de zone, zoals bedoeld in artikel 40 en artikel 41, leden 1 en 2, van de Wet geluidhinder;

1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan. Van een onderlinge verbondenheid is sprake indien de personen binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.40 kamergewijze verhuur

het bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimtes voor bewoning;

1.41 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen discipline, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.44 mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt (artikel 1 Wmo).

1.45 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.46 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.47 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft of die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.48 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.50 parkeerbeleid

de beleidsregels met betrekking tot het parkeren van voertuigen zoals die zijn neergelegd in de "Nota parkeernormen" van de gemeente Moerdijk, en zoals deze gelden op het moment van de ontvankelijke aanvraag van een omgevingsvergunning;

1.51 peil

  1. a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.52 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.53 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een voertuig, verrichten van seksuele handelingen;

1.54 Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"

de Staat van Bedrijfsactiviteiten “bedrijventerrein” die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.55 verbeelding

een verbeelding van het bestemmingsplan "Den Bels 2021", met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40

1.56 voldoende parkeergelegenheid

het aanwezig zijn van voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Nota parkeernormen" van de gemeente Moerdijk.

1.57 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.58 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning.

1.59 woning

een complex van ruimten, niet zijnde onzelfstandige woonruimte, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.60 grens zone industrielawaai

grens van de zone ex artikel 53 juncto 61 van de Wet geluidhinder.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor de bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven;
aanduiding bedrijfsactiviteit SBI-code uit ten hoogste milieucategorie
specifieke vorm van bedrijf - 1 visverwerkingsbedrijf 102 4.2
  1. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
  2. d. bestaande detailhandel

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  2. b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. detailhandel is uitsluitend toegestaan voor zover het detailhandel betreft in goederen die ter plaatse zijn vervaardigd, die in het kader van de normale bedrijfsuitoefening worden verkocht of geleverd en die geen wezenlijk bestanddeel uitmaken van de totale bedrijfsuitoefening;
  5. e. ten aanzien van bedrijfsgebonden kantoren geldt dat per bedrijf een kantoorvloeroppervlak van niet meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak is toegestaan, met een maximum van 400 m²;
  6. f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit een categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. c. Wgh-inrichtingen en Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. d. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. e. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, bruggen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. nutsvoorzieningen.
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. ter plaatste van de aanduiding 'parkeerterrein': tevens een parkeerterrein.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8 m;
  3. c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  4. d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
  5. e. de bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 6 m;
  6. f. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 20 m² en een bouwhoogte van niet meer 3 m;

4.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' zijn evenementen toegestaan met dien verstande dat:
    1. 1. het evenement niet meer dan 1x per twee jaar plaatsvindt;
    2. 2. het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 10.000 bezoekers per dag;
  2. b. de uitstraling van licht naar de omgeving dient tot een minimum te worden beperkt. Er mogen alleen lichtarmaturen worden gebruikt waarvan de kleurtemperatuur van het licht ten hoogste 2.700 Kelvin bedraagt.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de aangrenzende woonfunctie, uitsluitend bij twee-aaneengebouwde, vrijstaande- en hoekwoningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van het hoofdgebouw toegestaan, waarbij geldt dat:
    1. 1. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
    2. 2. het oppervlak ten hoogste 6 m² bedraagt;
    3. 3. de afstand tot de begrenzing met de bestemming 'Verkeer' ten minste 1 m bedraagt;
  3. c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  4. d. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. de uitstraling van licht naar de omgeving dient tot een minimum te worden beperkt. Er mogen alleen lichtarmaturen worden gebruikt waarvan de kleurtemperatuur van het licht ten hoogste 2.700 Kelvin bedraagt.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garages en bergingen': uitsluitend garages en bergingen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt het volgende voorschrift:

  1. a. gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens horeca categorie 1 uit de Staat van horeca -activiteiten met een vloeroppervlak van maximaal 200 m².
  3. c. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 60 m²
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 8.1 onder c tot voor horeca met een vloeroppervlakte van maximaal 250 m², indien voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd conform het dan geldende parkeerbeleid van gemeente Moerdijk.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden die, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden die, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    1. 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    2. 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 7a

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 7a' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

10.2 Bouwregels

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 7a' aangewezen gronden die, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 7a' aangewezen gronden die, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    1. 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    2. 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - medebestemd voor de waterhuishoudelijke voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 11.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds, -en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

13.2 Parkeren

Bij het bouwen op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  1. a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, uitsluitend kan worden gebouwd indien op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  2. b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt op basis van het parkeerbeleid bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;


bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van schepen en andere vaartuigen voor bewoning;
  6. f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor verblijfsfuncties;
  7. g. de kamergewijze verhuur van kamers in woningen en/of bijbehorende bouwwerken.

14.2 Geen strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gerekend.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 Geluidzone - industrie

15.2 Vrijwaringszone - vaarweg

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

17.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Den Bels 2021'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2020 heeft de gemeente Moerdijk het ontwerpbestemmingsplan Den Bels Moerdijk in procedure gebracht. Dit bestemmingsplan is niet vastgesteld, omdat kort voor het moment van vaststelling overeenstemming werd bereikt met de eigenaar van het noordelijk deel van de gronden in het plangebied. Inmiddels is de gemeente Moerdijk eigenaar van het volledige plangebied. Dit geeft de kans om een nieuw bestemmingsplan op te stellen, dat beter aansluit bij de gemeentelijke visie voor dit gebied.

Gemeente Moerdijk heeft het voornemen om het gebied 'Den Bels' te ontwikkelen tot een levendig gebied met een kleine woningbouwontwikkeling, horeca en een (dag)recreatief gebied als onderdeel van het project Moerdijk Meer Mogelijk en Havenfront Moerdijk. Het beoogde initiatief past niet binnen de mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen bieden. Om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het voorliggende plangebied omvat het plan "Den Bels". Het plangebied is gelegen ten noordwesten van Moerdijk, tussen het Hollands Diep in het westen, het gebied de Appelzak in het zuidwesten, de kern van Moerdijk in het oosten en de haven Moerdijk in het noordoosten.

De ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1.1. Voor de exacte begrenzingen wordt naar de verbeelding van het plan verwezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: open streetmap, bewerking Rho)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plan "Den Bels" vigeren thans 2 bestemmingsplannen:

  1. 1. Industrieterrein Moerdijk" (vastgesteld op 20 december 1994). In dit bestemmingsplan wordt in een deel van het gebied van Den Bels bebouwing met bedrijven mogelijk gemaakt.
    afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0002.png"
  1. 2. Bestemmingsplan “Moerdijk 1971” (vastgesteld op 16 november 1971). Dit bestemmingsplan geldt voor de bestaande bebouwing aan Den Bels. In dit bestemmingsplan zijn de gronden voornamelijk bestemd voor Handel en Nijverheid en openbare en bijzondere gebouwen.
    afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0003.png"

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan “Den Bels” is gedeeltelijk een conserverend plan en maakt daarnaast de ontwikkeling van woningen, horeca en groen en recreatief medegebruik mogelijk. Het plan bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemmingen zijn geometrisch bepaald en verbeeld door middel van een verbeelding. Bij de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling aangetoond.

De regeling uit het ontwerp bestemmingsplan ' Den Bels' is als basis voor de regeling van onderliggend bestemmingsplan gebruikt. Daarbij is rekening gehouden met de zienswijzen die op dit ontwerpbestemmingsplan zijn ingediend.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 betreft de inleiding van het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 2 wordt het geldende beleidskader uiteengezet en vindt toetsing van de ontwikkeling hieraan plaats. Hoofdstuk 3 gaat in op de huidige situatie en de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Hoofdstuk 4 bevat vervolgens een beschrijving van de milieuaspecten en de toetsing aan sectorale wetgeving. In Hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving opgenomen, waarin de regels van het bestemmingsplan nader worden beschreven en toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Het mogelijk maken van nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Moerdijk past binnen het rijksbeleid.

2.1.2 Bro en Ladder voor duurzame verstedelijking

Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument met het doel efficiënt ruimtegebruik te bevorderen. Voor stedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Er mogen maximaal 30 appartementen en één vrijstaande woning komen en op de noordelijke hoek een horecavoorziening (restaurant) met een maximaal vloeroppervlak van 250 m² (200 m² rechtstreeks en 250 m² indien gebruik gemaakt wordt van de afwijkingsbevoegdheid).

Wel of geen stedelijke ontwikkeling

De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 12 woningen of een functiewijziging van meer dan 500 m2 bvo wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. In dit geval is dus sprake van een stedelijke ontwikkeling. Er is ook sprake van een 'nieuwe' stedelijke ontwikkeling omdat het geldende bestemmingsplan geen woningen en horeca mogelijk maakt. Het plangebied heeft nu grotendeels de bestemming Bedrijfsdoeleinden (Bestemmingsplan Industrieterrein Moerdijk, 1993). Het zuidoostelijk deel van het plangebied heeft nu de bestemming Handel en nijverheid (Bestemmingsplan Moerdijk 1971, 1971)

Bestaand stedelijk gebied

In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.

De beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, hangt volgens de Nota van toelichting (2017) af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het begrip is in de jurisprudentie nader ingevuld.

Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom van Moerdijk. Gelet op de geldende bedrijfsbestemming en de ligging in het gebied dat in het provinciaal beleid is aangemerkt als 'verstedelijking afweegbaar', onderdeel uitmaakt van het bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat de behoefte moet worden beschreven.

Beschrijving woningbehoefte

Het ruimtelijk verzorgingsgebied van de stedelijke ontwikkeling bepaalt tot welk gebied de beschrijving van de behoefte zich moet uitstrekken. De begrenzing van de regio is dus afhankelijk van de aard en omvang het programmaonderdeel dat als stedelijke ontwikkeling wordt gezien. Voor wonen is dat de gemeente Moerdijk, binnen de regio West Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0004.jpg"

Figuur 2.1.1 Woonregio's (Bron: Brabantse Agenda Wonen, september 2017)

De woningbehoefte in de gemeente Moerdijk blijkt uit diverse prognoses, onderzoeken en beleidsstukken. Daarop wordt hierna ingegaan. Deze worden hierna behandeld.

Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020)

Voor het woningbouwprogramma van de gemeente Moerdijk is de provinciale 'Bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (2020) van de provincie Noord-Brabant richtinggevend. Hierin wordt de kwantitatieve woningbehoefte geraamd op het toevoegen van 1.365 woningen in de periode tot en met 2030. Onderstaande tabel is richtinggevend voor het maken van nieuwe regionale afspraken. Versnelling van de woningbouw en (vervolgens) vasthouden van het bouwtempo is een belangrijke doelstelling van de Brabantse Agenda Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0005.jpg"

Figuur 2.1.2 Indicatie toename woningvoorraad gemeente Moerdijk 2020-2040, provincie Noord-Brabant

Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage 2019/2020

In de Brabantse Agenda Wonen Voortgangsrapportage 2019/2020 staat dat er in de regio West-Brabant in de periode 2019-2028 nog 26.900 woningen nodig zijn en er slechts harde plancapaciteit is voor 14.850 woningen. De woningbehoefte in de tabel is nog gebaseerd op de vorige prognose die lager uitkwam.

De eerstkomende tijd zal de feitelijke realisatie van woonruimte in het betaalbare segment extra inspanningen (blijven) vragen. Hierbij zal ook de middenhuur, met huurprijzen net boven de liberalisatiegrens, moeten worden betrokken. Voor de gemeentelijke en (sub)regionale woningbouwplanning en -programmering en de mogelijkheden hier ook daadwerkelijk – bijvoorbeeld via volkshuisvestelijke en/of ruimtelijke instrumenten) op te sturen - zijn dit belangrijke onderwerpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0006.jpg"

Figuur 2.1.3 Woningbouwcapaciteit en opgaven

Perspectief op wonen en woningbouw - West-Brabant West 2020

Tweemaal per jaar wordt de gemeentelijke woningbouwplanning en - programmering met elkaar gedeeld, besproken en afgestemd. Via een regionale aanpak worden jaarlijks de mogelijkheden ten aanzien van leegstand en transformatie in beeld gebracht. Ook wordt regionaal werk gemaakt van de huisvesting van arbeidsmigranten. Nieuw in het perspectief is de regionale aanpak met betrekking tot nieuwe woonvormen en zelfbouw. Tenslotte maken – als vijfde lijn – inspiratie en informatie-uitwisseling over een (meer) toekomstbestendige woningvoorraad deel uit van de 'doe-agenda-2020', die in het perspectief is opgenomen. Onderliggende ontwikkeling van woningen is regionaal afgestemd en past binnen de woningmarktplanning.

Woningbehoefteonderzoek gemeente Moerdijk/woonvisie/woningbouwprogramma (startdocument omgevingsvisie 2021)

Op basis van onder andere de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, die in september 2020 is gepubliceerd en het woningbehoefteonderzoek (Companen), dat in 2021 wordt opgeleverd, zal de visie op wonen en het woningbouwprogramma geactualiseerd worden.

Uit het onderzoek komt naar voren dat er grote behoefte is aan appartementen in alle prijsklassen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0007.jpg"

Figuur 2.1.6 Fricties vraag en aanbod (bron, concept woningbehoefteonderzoek)

Uit het onderzoek blijkt dat er in Moerdijk een extra woningbehoefte van 40 woningen is. Dit is de autonome woningbehoefte op basis van de provinciale prognose. Moerdijk heeft een zeer gunstige ligging ten opzichte van het Haven- en industriegebied. De ontwikkelingen in de komende jaren daar kunnen zorgen voor extra woningbehoefte van nieuwe werknemers. In Moerdijk ontstaat behoefte aan rijwoningen in de koopsector en koopappartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0008.jpg"

Figuur 2.1.7 Gemeente Moerdijk. Kwalitatieve woningbehoefte per kern (kernen kleiner dan 2.000 huishoudens), 2020 - 2030

Er is tevens berekend hoeveel woningen extra toegevoegd moeten worden om het voorzieningenniveau in de diverse kernen in stand te houden. Daarbij is gekeken naar winkelvoorzieningen, zorgvoorzieningen, primair onderwijs en het verenigingsleven. In vergelijking met de trendprognose van de provincie is voor de gemeente Moerdijk in de periode 2020 tot 2030 extra instroom nodig van circa 1.420 huishoudens om alle voorzieningen in de kernen te kunnen behouden. Voor Moerdijk geldt dat er 10 extra gezinnen nodig zijn tussen 2020 en 203 om voldoende draagvlak voor voorzieningen te behouden.

Woningmarktcijfers NVM (1e kwartaal 2021)

Uit actuele marktcijfers van NVM (1e kwartaal 2021), blijkt dat er sprake is van krapte op de woningmarkt en een grote woningbehoefte. De gemiddelde transactieprijs is het afgelopen jaar met 13,6% opgelopen. De gemiddelde verkooptijd is met 27 dagen extreem kort.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0009.jpg"

Figuur 2.1.7 NVM kwartaalcijfers regio West-Brabant voortschrijdend half jaar (Bron: NVM)

Conclusie

De ontwikkeling geeft invulling aan de behoefte aan appartementen en is bovendien regionaal afgestemd.

Beschrijving behoefte horeca

De behoefte aan de ontwikkeling van een horecagelegenheid in het plan komt met name voort uit de gemeentelijk visie op herontwikkeling van het Waterfront Moerdijk.

Structuurvisie Moerdijk 2030

In de structuurvisie wordt de herontwikkelig Waterfront Moerdijk als een van de belangrijkste opgaven voor de gemeente benoemd. Het project Waterfront Moerdijk behelst de herontwikkeling van de oost- en westzijde van deze oude haven. Een herontwikkeling kan deze locatie omtoveren tot een levendig gebied waar wonen en recreëren centraal staan, wat de leefbaarheid van de gehele kern Moerdijk positief zal beïnvloeden.

Toerisme is een speerpunt van de gemeente Moerdijk. De gemeente wil de kansen benutten om bezoekers van buiten de gemeentegrenzen aan te trekken. Het versterken van het toerisme is een belangrijke kans om nieuwe werkgelegenheid te creëren en de uitstraling en levendigheid van plaatsen als Klundert, Moerdijk en Standdaarbuiten te vergroten. De gemeente Moerdijk heeft een aantal (potentieel) belangrijke toeristisch-recreatieve kwaliteiten. Een aantal van deze attracties is nog wat onzichtbaar. Er liggen kansen deze meer tot hun recht te laten komen en uit te bouwen, zodat zeker ook de eigen inwoners en ondernemers hier hun voordeel mee kunnen doen.

De kernen Willemstad, Klundert en Moerdijk zullen profiteren van de recreatieve ontwikkeling. Recreatie is en blijft een belangrijke economische drager, die veel potentie heeft voor behoud en versterking van de leefbaarheid. Ook het Waterfront van de plaats Moerdijk krijgt een kwaliteitsimpuls door herstructurering van de haven. De kern Moerdijk krijgt hierdoor kansen om de recreatieve potentie van de unieke ligging van de plaats te benutten, nabij de watertoegang tot de Biesbosch en de zuidvleugel van de Randstad.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0010.jpg"

Figuur 2.1.8 Structuurvisiekaart (uitsnede Moerdijk) (bron: Structuurvisie Moerdijk 2030)

Voor de kern Moerdijk zijn de opgaven en ontwikkelingen op hoofdlijnen als volgt:

  • Het aantal ingeplande woningen tot 2020 voor de kern Moerdijk is 2.225, onder meer in het project Waterfront.
  • Uitbreiding van woningbouw naar behoefte is mogelijk in noordelijke richting, richting het water en de haven. Er wordt afgezien van uitbreiding in zuidoostelijke richting, omdat hier de meeste infrastructuur ligt en hierdoor de openheid zou worden aangetast. Bovendien geeft woningbouw aan het water (met ligplaatsen aan huis) kansen voor de ontwikkeling van het Waterfront, waarmee de leefbaarheid van de kern wordt versterkt.
  • Binnen de ontwikkeling van het Waterfront wordt de haven geherstructureerd en getransformeerd naar een gebied met woningen, bedrijvigheid en recreatieve voorzieningen.
  • Het centrumgebied (kerk en omgeving) wordt geherstructureerd, inclusief concentratie en herontwikkeling basisvoorzieningen.
  • Er wordt ingezet op (watergerelateerde) recreatieve ontwikkelingen.
  • De recreatieve toegankelijkheid van de Appelzak (bos en strandje) wordt verbeterd.

Benchmark

Het horeca-aanbod in Moerdijk is vergeleken met het gemiddelde aanbod in kernen van een vergelijkbare omvang (1.000 tot 1.500 inwoners). Zoals in de figuur te zien is het horeca-aanbod in Moerdijk groter dan het gemiddelde in de inwonersklasse. Dit geldt zowel voor het aantal vestigingen als de totale omvang (in m2 wvo). Deze vergelijking geeft een indicatie van de marktsituatie van de horeca in Moerdijk. Moerdijk heeft een groter aanbod dan verwacht zou worden op basis van het inwoneraantal. Dat betekent dat de horeca een functie zal hebben die verder reikt dan de eigen inwoners van Moerdijk en ook bezoekers van buiten de kern aantrekt. Dit is te verklaren door de opname van (weg)restaurant Kanters gelegen op de verzorgingsplaats aan de A17 met een oppervlakte van circa 360 m² opgenomen is in het aanbod voor Moerdijk. Dit restaurant trekt vooral bezoekers van buiten de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0011.jpg"

Figuur 2.1.9 Vergelijking horeca-aanbod Moerdijk met het gemiddelde in kernen met 1.000 tot 1.500 inwoners (bron: Locatus, 2021)

Conclusie

Op basis van de benchmark heeft Moerdijk een bovengemiddeld horeca-aanbod. In kwantitatieve zin is toevoeging van horeca-aanbod in Moerdijk minder voor de hand liggend. Daar is echter wel een kanttekening bij de maken door de aanwezigheid van het wegrestaurant, waardoor een vertekend beeld wordt geschetst. Naast kwantitatieve argumenten spelen kwalitatieve argumenten echter ook een rol in de beoordeling van de behoefte aan een ontwikkeling. Met de ontwikkeling wordt ingespeeld op de beleidsmatige behoefte om het Waterfront van Moerdijk verder te ontwikkelen. Op die manier kan de toeristisch-recreatieve functie van Moerdijk versterkt worden. Door de haven te herontwikkelingen wordt het gebied aantrekkelijker voor toeristen en recreanten. Een horeca-functie past bij deze ambitie ten aanzien van het gebied. De huidige horecavestigingen zijn in de kern van Moerdijk gevestigd. Met een horecavestiging in het nieuwe recreatiegebied aan het water kan beter worden aangesloten op functie van het Waterfront. De locatie onderscheidt zich van de horecavestigingen in het dorp en richt zich op het recreatieve publiek dat het nieuwe havenfront aantrekt (wandelaars, fietsers etc.). Om deze horeca-functie als te stemmen op de beschikbare (parkeer)ruimte, en de functie van het gebied is een maximaal oppervlak voor de horeca opgenomen.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), 2012

Toetsingskader

Het Rijk heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op provinciaal en gemeentelijk niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmings- en wijzigingsplannen.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden met daarin een regeling voor een beperkt aantal onderwerpen. Op 1 oktober 2012 is het besluit aangevuld met regels voor de andere beleidskaders uit de SVIR en tevens uit het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro).

Toetsing

Het Hollands Diep, waaraan het plangebied grenst, is een rijksvaarweg. In artikel 2.1.2 Barro is geregeld dat een vrijwaringszone geldt aan weerszijden van rijksvaarwegen als opgenomen in de legger van de Waterwet. De breedte van de vrijwaringszone is afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg. De CEMT- klasse bepaalt voor welke afmetingen schepen de vaarweg nog geschikt is, afhankelijk van de ondervaarbaarheid van bruggen en afhankelijk van de diepgang en manoeuvreerbaarheid van schepen. Het Hollands Diep is een vaarweg in de CEMT-klasse VIc, hiervoor geldt een zone van 25 meter vanuit de grens van de rijksvaarweg. Het plangebied is echter gelegen binnen een afstand van 300 meter van een havenuitvaart, in dat geval geldt dat de breedte van de zone 50 meter is. De beoogde bebouwing ligt op ongeveer 25 meter vanaf de grens van de rijksvaarweg en dus deels binnen de zone van de rijksvaarweg. Daarnaast ligt het plangebied op gronden die zijn aangewezen als rivierbed.

Toetsing van deze aspecten wordt gedaan in paragraaf 4.8). Hieruit blijkt dat de ontwikkeling geen belemmering opleverd.

Conclusie

Onderliggende ontwikkeling past binnen de regels zoals gesteld in het Barro.

2.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven te onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

De ontwikkeling van woningen en horeca ter vervanging van een bedrijventerrein past binnen het bestaande stedenbouwkundig kader past binnen de ambitie van de provincie om op een goede wijze om te gaan met schaarse ruimte.

2.2.2 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: Iov N-B) vastgesteld.

Op 1 januari 2023 treedt de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.

De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.

In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens is een aantal algemene basisprincipes opgenomen.

Doorwerking plangebied

De locatie is aangeduid als gebied waar stedelijke ontwikkeling afweegbaar is. Hier geldt dat de nieuwvestiging van een duurzame stedelijke ontwikkeling als mogelijk wordt beschouwd indien:

  1. a. binnen Stedelijk Gebied feitelijk of vanuit kwalitatieve overwegingen onvoldoende ruimte beschikbaar is;
  2. b. transformatie van cultuurhistorisch waardevol of geschikt leegstaand vastgoed niet tot de mogelijkheden behoort;
  3. c. de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken, bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
  4. d. de stedenbouwkundige- en landschappelijke inrichting rekening houdt met de omgevingskwaliteit en structuren in het gebied en de naaste omgeving waaronder een duurzame afronding van het Stedelijk Gebied. In de verordening zijn geen specifieke regels opgenomen ten aanzien van de locatie van het bestemmingsplan.

Kwaliteitsverbetering van het landschap

Het plangebied is aangewezen als onderdeel van het landelijk gebied. Ruimtelijk ontwikkelingen in het landelijk gebied dienen gepaard te gaan met een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. In de regio West-Brabant zijn deze regels nader uitgewerkt in het 'Afsprakenkader Kwaliteitsverbeter ing van het landschap in de regio West-Brabant'. Hieraan wordt in 2.2.3 getoetst

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0012.png"

Figuur 2.2.1 Uitsnede Ontwerp Omgevingsverordening Noord-Brabant

Wonen

Ten aanzien van de ontwikkeling van wonen is opgenomen dat de ontwikkeling past binnen regionale afspraken en dat sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen. Een duurzame ontwikkeling:

  • bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  • bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  • houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  • geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  • draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Het bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van 31 woningen met horeca ter vervanging van een bedrijventerrein. Uit het marktonderzoek uit paragraaf 2.1 blijkt dat er voldoende behoefte is aan de woningen.

Daarnaast voldoet het plan ook aan de eisen voor een duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling is gelegen op een voormalig bedrijventerrein en maakt daarmee deel uit van het bestaand stedelijk gebied.

Daarnaast worden de woningen volgens de laatste normen voor nieuwbouw gerealiseerd. In de duurzaamheidsambitie voor de woningen wordt uitgegaan van de BENG-normering (Bijna-energieneutrale-gebouwen).

De ontwikkeling past binnen de eisen voor duurzame stedelijke ontwikkeling, zoals is beschreven in de provinciale verordening.

Het plangebied is daarnaast aangeduid als rivierbed. Hiervoor geldt dat een bestemmingsplan van toepassing op Rivierbed mede strekt tot bescherming tegen overstroming. Onderliggende ontwikkeling betreft het vervangen van een bedrijfsbestemming met bouwmogelijkheden door woningen en horeca. De bouwmogelijkheden ten opzichte van het geldende bestemmingsplan zijn kleiner, de bescherming tegen overstroming is niet verslechterd, zie ook paragraaf 4.8.

2.2.3 Kwaliteitsverbetering van het landschap

Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap die is opgesteld door de provincie als hulpmiddel voor een nadere invulling van het kwaliteitsverbeteringsprincipe door de Brabantse gemeenten. Afsprakenkader Kwaliteitsverbetering van het landschap in de regio West-Brabant is de nadere uitwerking van de kwaliteitsverbetering van het landschap voor de regio West-Brabant en bevat afspraken die in het regionaal ruimtelijk overleg (RRO) van West-Brabant zijn gemaakt.

Ruimtelijke ontwikkelingen worden in de handreiking ingedeeld in verschillende categorieën. Een woningbouwontwikkeling valt onder categorie 3. Deze categorie betreft ontwikkelingen die invloed op de omgeving hebben en niet van nature aan het buitengebied zijn gebonden.

Bij deze categorie wordt de kwaliteitsverbetring berekend op basis van de bestemmingswinst. Uitgangspunt van de investering in het landschap is dat de kwaliteitsverbetering in verhouding moet zijn met de ruimtelijke ontwikkeling. Dat betekent dat ‘rood’ wordt omgerekend naar een tegenprestatie in euro’s, welke wordt omgezet in een fysieke tegenprestatie. Wanneer dat niet mogelijk is, kan worden volstaan met een financiële tegenprestatie, waarbij het investeringsbedrag in het groenfonds van de betreffende gemeente wordt gestort. Een fysieke tegenprestatie op de locatie heeft de voorkeur.

Voor de benodigde investering wordt de tabel weergegeven in tabel 2.2.1 gebruikt.

Tabel 2.2.1 Rekenmethodiek categorie 3 (bron: Kwaliteitsverbetering van het landschap

in de regio West-Brabant)

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0013.png"

Doorwerking plangebied

Voor stedelijke uitbreidingen in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling, zoals onderliggende ontwikkeling, geldt dat de investering in kwlaitetisverbetering 1% van de totale gronduitgifteprijs dient te bedragen.

Bestemmingsopbrengst:

Wonen en Woongebied:

  • 1 vrijstaande woning, 750 m2 bestemming Wonen
  • Appartementencomplex: 9.700 m2 bestemming Woongebied

In totaal wordt 10.450 m2 omgezet naar Wonen (€100/m2): € 1.045.000,-.

Groen

Bestemming Groen bedraagd 21.500 m²

Groen (€5/m2): 21.500 m2x €5/m2 = €107.500

Overige gronden zijn bestaande bestemmingen, waardoor hier geen sprake is van bestemmingswinst.

Totale bestemmingsopbrengtst bedraagt daarmee: €1.152.500,-.

Bestemmingsverlies:

De gronden binnen het plangebied zijn op dit moment bestemd voor Bedrijventerrein. Dit brengt een aanzienlijke waarde met zich mee. In het nu voorliggende bestemmingsplan, wordt deze bestemming niet langer mogelijk gemaakt, waardoor de ontwikkeling van een bedrijventerrein niet langer mogelijk is. Hiermee wordt een aanzienlijke winst voor de leefomgeving geboekt.

Totale gebied is circa 32.500 m2 groot.

Taxatierapport (opgesteld 2020) geeft aan dat een gemiddelde grondprijs van €100 tot € 125 per m2 realistisch is bij de vigerende bestemming. In deze berekening wordt uitgegaan van de meest conserverende taxatie (€100 m2).

Opbrengst bouwvlak Bedrijventerrein (€100/m2) 21.500 m2x €100/m2 = €2.150.000 verlies.

Hiermee wordt overigens voldaan aan een investering van 20% van de waardevermeerdering (20% van 1.152.000 = 230.500 ).

Investering kwaliteitsverbetering:

Bestemmingswinst €1.152.500 – bestemmingsverlies €2.150.000 = - €997.500. Er is daarmee geen sprake van een bestemmingswinst, die leidt tot een aanvullende investering in kwaliteitsverbetering.

Toch investeert de gemeente Moerdijk nog verder, door (op basis van de kostenraming bij het landschapsplan) circa €100.000,- te investeren in de aanleg van groen en water. Dit is ruim meer dan de 1% van de gronduitgifteprijs (1% x 1.152.500 = €11.525,-).

Conclusie

Er wordt voldaan aan de investeringseis vanuit het Afsprakenkader kwaliteitsverbetering van het landschap.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Strategische Visie voor Moerdijk 2030

De gemeente Moerdijk wordt met een aantal ingrijpende ontwikkelingen geconfronteerd, zoals vergrijzing, ontgroening, de globalisering van de toeristisch-recreatieve en agrarische sector, schaalvergroting in de omgeving waarin de gemeente opereert en niet in de laatste plaats de voortgaande decentralisatie van rijksoverheidstaken. Deze en andere ontwikkelingen stellen de gemeente op korte en (middel)lange termijn voor grote opgaven.

De uitvoering van de visie en het beleid rondom die opgaven wordt voor de periode van 2009- 2030 op robuuste wijze ingezet. Dit doet de gemeente door in een visie op de (middel) lange termijn - op strategisch niveau- richting te geven aan de ontwikkelingen in de samenleving en aan de eigen positie in de regio.

De strategische visie voor de gemeente Moerdijk heeft tot doel te komen tot een:

  • ontwikkelingsrichting voor de lange termijn;
  • kapstok en referentiekader voor integraal afgestemd gemeentelijk beleid;
  • duidelijke missie die kan worden uitgedragen naar buurgemeenten, provincie en rijk.

De strategische visie maakt het mogelijk om op langere termijn een consistent beleid te voeren, en nieuwe ontwikkelingen snel te combineren met al ingeslagen richtingen, waarmee de gemeente Moerdijk een integraal beleid kan voeren en beter kan anticiperen op veranderingen in de maatschappij, wet of wensen.

Missie:

"Moerdijk is in 2030 een gemeente die, gelegen op de as Rotterdam-Antwerpen én als hoogwaardig logistiek centrum van West-Brabant, voor al haar inwoners een leefbare woonomgeving biedt met werkgelegenheid in de nabijheid. Een gemeente met rust, ruimte, recreatie en toeristische mogelijkheden in het westelijke deel en dynamiek, bedrijvigheid en bovenlokale voorzieningen, geconcentreerd in de kern Zevenbergen en het haven- en industrieterrein Moerdijk in het oostelijke deel van de gemeente.

Een gemeente waarin de kernen hun eigenheid bewaard hebben, maar ook duidelijk één gemeente vormen. Een gemeente met een sociaal gezicht, waar zorg en basisvoorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat geldt. Een gemeente die op een bewonersgerichte, innovatieve, efficiënte en effectieve wijze wordt bestuurd."

De missie geeft de strategische visie drie dimensies als uitgangspunt voor de discussie rond de verschillende thema's: samenleving, leefmilieu en economie. Dit wordt ook wel het 'Triple P' mechanisme genoemd (people, planet, profit) of de Telos-Driehoek. Het idee achter de 'Triple P' gedachte is dat het optimaliseren van de economische kracht, de (lokale) leefomgeving en de sociaalmaatschappelijke kant op termijn leidt tot een duurzame gemeente.

Vanuit deze gedachte is het gemeentelijke beleid gebundeld in deze visie en zijn er drie paraplunota's opgesteld.

Paraplunota's

De paraplunota's zijn bedoeld als kapstok voor alle gemeentelijke beleidsnotities. Ze zorgen ervoor dat er meer samenhang tussen beleid is en er minder beleidsplannen in algemene zin gemaakt worden. De gemeentelijke ambities en doelen staan centraal in de paraplunota's. Hieraan kan alle beleid en uitvoering verbonden worden. De uitvoeringsstrategie benoemt de hoofdrichting die wordt ingezet om de doelstellingen te realiseren.

Met de paraplunota's zet Moerdijk nadrukkelijk in op een toekomst in het teken van duurzaamheid. De gemeente wil de mens centraal plaatsen als onderdeel van de samenleving. De samenleving is een samenspel van aspecten die de mens zelf betreffen, de leefomgeving en bedrijvigheid. Moerdijk kiest daarom voor de 'definitie' die betrekking heeft op de 'duurzame samenleving' die uiteen valt in drie pijlers Maatschappij (people), Leefomgeving (planet) en Economisch-Klimaat (profit).

  • Paraplunota 'Maatschappij' richt zich op mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven. De manier waarop mensen met elkaar samenleven wordt beïnvloed door de omgeving en andersom.
  • Paraplunota 'Leefomgeving' richt zich op de fysieke leefomgeving en onderscheidt daarin de elementen bodem, water, lucht, grondstoffen, natuur en de samenhang daartussen.
  • Paraplunota 'Economisch Klimaat' richt zich op economie en bedrijvigheid. Economisch Klimaat is het 'klimaat' waarbinnen economische ontwikkeling plaatsvindt.

Paraplunota Maatschappij

De paraplunota Maatschappij richt zich op mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven. De manier waarop mensen met elkaar samenleven wordt beïnvloed door de omgeving en andersom. Wanneer mensen kunnen samenleven in harmonie met hun omgeving hebben zij de mogelijkheid zich te ontwikkelen. 'Maatschappij' heeft betrekking op het sociale gezicht van de gemeente, waar ondersteuning en voorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat geldt. In de paraplunota Maatschappij staan de volgende beleidsthema's centraal:

  • Wonen;
  • Gezondheid;
  • Woonomgeving;
  • Sociale structuur;
  • Ondersteuning.

Wonen

De paraplunota Maatschappij gaat met name in op de kwaliteit van de (bestaande) woningvoorraad. Kwaliteitsaspecten waar de gemeente Moerdijk de komende jaren op inzet zijn levensloopbestendigheid, duurzaamheid en veiligheid. Met de ontwikkeling van 31 woningen worden binnen het bestaand stedelijk gebied, door middel van verdichting extra woningen toegevoegd aan de woningvoorraad van Moerdijk. De woningen zullen daarnaast voldoen aan de gemeentelijk eisen van duurzaamheid, levensloopbestendigheid en veiligheid.

Gezondheid

Een goede gezondheid draagt bij aan het welzijn van de inwoners. Het is een belangrijke voorwaarde om te kunnen deelnemen aan de samenleving en er bij te horen. De gemeente zet zich samen met haar partners in om de gezondheid van inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. Inwoners hebben een eigen verantwoordelijkheid om te kiezen voor een gezonde leefstijl. De gemeente is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van betrouwbare (gezondheids-) informatie en zorgen voor gerichte voorlichting. Ten aanzien van gezondheid stelt de gemeente daarmee de volgende doelen:

  • Inwoners beslissen zelf over leefstijl: kies gezond!;
  • Gezondheidsproblemen die in toenemende mate bij inwoners voorkomen aanpakken;
  • Inwoners kunnen vertrouwen op gezondheidsbescherming.

Woonomgeving

Voor de leefbaarheid is het nodig, dat mensen elkaar in een prettige en veilige (woon)omgeving kunnen ontmoeten. De woonomgeving kan worden onderverdeeld in drie elementen. Het gaat om activiteiten in sociaal-maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs, ontmoeting, sport en cultuur, de openbare ruimte met daarin monumenten, speelvoorzieningen en meubilair, groen, wegen en openbare verlichting en de bereikbaarheid van de voorzieningen en de woning. De nieuwe woningen komen op korte afstand van het centrum van Moerdijk waar sprake is van een goed voorzieningenniveau.

Sociale structuur

Met sociale structuur wordt de opbouw van de samenleving bedoeld. Deze opbouw bestaat uit individuen, groepen en organisaties. Een stevige sociale structuur is een basis voor levendige kernen. De versterking van het recreatieve groengebied is een aanvulling op de openbare voorzieningen van de kern Moerdijk en komt de sociale structuur ten goede.

Ondersteuning

De gemeente zet in op een sociale structuur waarin mensen voor elkaar zorgen en op een omgeving die dit mogelijk maakt. Niet voor iedereen is dit voldoende. Dan is professionele ondersteuning nodig met als doel om weer zelfstandig te leren, werken, wonen en leven.

Paraplunota Leefomgeving

De Paraplunota Leefomgeving richt zich op de fysieke leefomgeving en onderscheidt daarin de elementen ondergrond, water, lucht, grondstoffen, natuur en de samenhang daartussen. Deze nota benoemt het streven om te komen tot volledig energieneutrale gebouwen vanaf 2020. Tevens benoemt deze paraplunota de toepassing van het Convenant Duurzaam Bouwen. De gemeente streeft naar minimaal 10% hogere energieprestatie-eisen dan het Bouwbesluit voorschrijft. Verder gaat het in de nota over de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en het effectief ruimtegebruik.

In de paraplunota Leefomgeving staan de volgende beleidsthema's centraal:

  • Rijke ondergrond;
  • Helder water;
  • Schone lucht;
  • Behoud grondstoffen voor toekomstige generaties;
  • Gevarieerde natuur.

Rijke ondergrond

Ruimte is een kostbaar goed. Er is sprake van een maatschappelijke druk op de grond als "drager" van de ruimte. De gemeente heeft daarom de taak om op een efficiënte manier gebruik te maken van de nog beschikbare grond. Een schone buitenruimte draagt ook bij aan verbetering van de leefomgeving. Naast deze door onszelf veroorzaakte vervuiling kan ook onkruid en wildgroei voor overlast zorgen. Met name binnen de woon- en werkomgeving wordt van de gemeente (en andere overheden) verwacht dat deze vervuiling wordt tegengegaan en verwijderd.

Ten aanzien van de ondergrond stelt de gemeente de volgende doelen:

  • Effectief ruimtegebruik door afstemming bodemeigenschappen en functie;
  • Instandhouden en verbetering van de bodemkwaliteit;
  • Aanpak van de openbare ruimte op basis van de elementen gebruik, inrichting en beheer;
  • Door bewustwording en betrokkenheid van de burgers en bedrijven op preventieve wijze komen tot een verbetering van de beeldkwaliteit.

De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op gronden die geschikt zijn voor woningbouw. Dit blijkt uit het bodemonderzoek dat is uitgevoerd voor het bestemmingsplan (zie 4.2).

Helder water

In november 2008 hebben de gemeente en het waterschap Brabantse Delta het Waterplan gemeente Moerdijk 2009-2015 (hierna waterplan) vastgesteld. Dit plan heeft betrekking op:

  • Al het oppervlaktewater, beken, vennen, kreken, enz.;
  • De waterkeringen;
  • De afval- en hemelwaterstromen;
  • Het oppervlakkige grondwater;
  • Water in relatie tot (ruimtelijke) ontwikkelingen.

Zoals beschreven in de waterparagraaf (zie 4.8) is er geen sprake van een ontwikkeling die nadelige gevolgen zal hebben op de waterhuishouding.

Schone lucht

Lucht is één van de levensbehoeften van mens, dier en plant. Daarbij is de luchtkwaliteit van groot belang. Die staat onder druk door de uitstoot van vervuilende stoffen door o.a. industrie en verkeer/vervoer. De nieuwe woningen leiden tot extra verkeer, de bijdrage aan de luchtkwaliteit is niet in betekenende mate. De luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de normen.

Behoud grondstoffen voor toekomstige generaties

Het tegengaan van het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen ten behoeve van energieopwekking is een speerpunt van het gemeentelijk beleid. Hierbij geldt de "trias energetica" als richtlijn. Dit houdt in:

  • Het terugdringen van onnodig energieverbruik;
  • Voor de resterende behoefte zoveel mogelijk inzetten op duurzame energie;
  • Efficiënt (her)gebruik van fossiele bronnen.

Om aan deze richtlijn te kunnen voldoen stelt de gemeente de volgende doelen:

  1. 1. Actief stimuleren energiebesparing: 2% per jaar;
  2. 2. Lokaal opwekken van duurzame energie (70% in 2030):
    1. a. 30% windenergie in 2030;
    2. b. 10% bio-energie in 2030;
    3. c. 30% zonne-energie binnen de gebouwde omgeving;
  3. 3. Actief stimuleren hergebruik reststromen bij bedrijven;
  4. 4. Afval is grondstof.

De bestemmingswijziging voorziet niet in een ontwikkeling die de doelstellingen voor energieopwekking in de weg zullen staan. De woningen worden gerealiseerd binnen de laatste eisen van het Bouwbesluit waarbij eisen worden gesteld aan energiezuinigheid en isolatiewaarde van de woningen.

Gevarieerde natuur

Biodiversiteit is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van de natuur en onze leefomgeving. Onder biodiversiteit wordt verstaan de verscheidenheid van het leven op aarde, op het niveau van genen, soorten en ecosystemen. De waarde van biologische diversiteit wordt hierbij niet alleen vanuit het perspectief van de mens bekeken, maar ook vanuit het perspectief van de eigen, intrinsieke waarde van de natuur.

Ten aanzien van een gevarieerde natuur stelt de gemeente de volgende doelen:

  • Instandhouding en vergroting van oppervlakte (verbonden) natuurgebied;
  • Vergroting soortenrijkdom van planten en dieren;
  • Aandacht voor biodiversiteit vergroten.

Op basis van het ecologisch onderzoek blijkt dat in de huidige situatie mogelijk beschermde diersoorten aanwezig zijn. Hiernaar wordt onderzoek verricht en zullen indien nodig mitigerende maatregelen worden getroffen en zal ontheffing van de Wnb worden aangevraagd. Bij de inrichting is voldoende ruimte voor een groene inrichting. Hierbij wordt tevens gekeken naar soortenrijkdom en biodiversiteit. Westelijk gelegen gebied is aangewezen als Natuurnetwerk Brabant met natuurbeheertypen N14.03 Haagbeuken- en essenbos en N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Het westelijk gelegen deel van het plangebied zal bij de natuurwaarden van dit gebied aansluiten en ook het beheer van deze gebieden zal volgens deze natuurbeheertypen gebeuren.

Paraplunota Economisch Klimaat

De paraplunota Economisch Klimaat richt zich op economie en bedrijvigheid. Economisch Klimaat is het 'klimaat' waarbinnen economische ontwikkeling plaatsvindt. Het bedrijfsleven staat aan de lat om economische groei (toegevoegde waarde, werkgelegenheid) te realiseren, de overheid/gemeente creëert hiervoor de randvoorwaarden.

In de paraplunota Economisch Klimaat staan de volgende beleidsthema's centraal:

  • De economische basis op orde;
  • Levendige kernen;
  • Toeristische bestemming Moerdijk;
  • Hoogwaardig logistiek- en industrieel knooppunt Moerdijk.

Het bestemmingsplan richt zich op het mogelijk maken van maximaal 31 woningen en maximaal 250 m² horeca en maakt geen bedrijven mogelijk. De toevoeging van horeca op de kop van de haven versterkt de toeristische aantrekkingskracht van de haven van Moerdijk. Om de gezonde woonomgeving voor inwoners van dorp Moerdijk te beschermen is een buffer tussen industrie en wonen wenselijk. De ontwikkeling van het plangebied als bedrijventerrein past dan ook niet langer in de gemeentelijke visie.

2.3.2 Gemeentelijk Rioleringsplan Moerdijk 2021-2024

Het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) is het beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. In dit plan is vastgelegd wat de gemeente wil bereiken en wat de rol van inwoners en bedrijven is ten aanzien van de zorgplichten voor afval-, hemel-, en grondwater. Met het vGRP Moerdijk 2021-2024 wordt naast de ondergrondse rioleren ook invulling gegeven aan de opgave op het gebied van klimaatadaptatie, zoals omschreven in ‘Programma 1 Samen aan de slag voor het klimaat in Moerdijk’. De ambitie van de gemeente is te streven naar een duurzame en doelmatige invulling van de rioleringszorg na te streven, waarin de bescherming van de volksgezondheid, behoud van droge voeten en een goede waterkwaliteit gewaarborgd zijn. Hierin zijn drie leidende principes de onderscheiden:

  • Meerwaarde creëren;
  • Doelmatig waterbeheer;
  • Participatie.

De omgang met afvalwater en hemelwater en de realisatie van de benodigde waterberging spelen hierbij een grote rol. Het afvalwater zal in de beoogde situatie afgekoppeld worden op het bestaande riool en hemelwater op het naastgelegen oppervlaktewater. Door het afkoppelen van het hemelwater op het oppervlaktewater is bij (hevige) regenval geen extra belasting op het riool.

De locatie bevindt zich buitendijks. Voorheen was hier een bedrijf aanwezig met volledige verharding. Dit is planologisch nog steeds mogelijk. Ten opzichte van de situatie zoals deze voorheen aanwezig was en de vigerende planologische mogelijkheden neemt de verharding af. De nieuwe ontwikkeling zal dan ook niet leiden tot een toename aan wateroverlast.

2.3.3 Structuurvisie "Moerdijk 2030"

De structuurvisie "Moerdijk 2030", vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2011, is een integrale visie die inspeelt op de ontwikkeling van de beide werelden van Moerdijk: het grootschalige (inter-)nationale Moerdijk enerzijds en het ruime, rustige, agrarische Moerdijk met een veel kleinschaliger karakter anderzijds. De visie beoogt ook deze twee werelden samen te brengen zodat ze elkaar kunnen aanvullen en versterken. De structuurvisie geeft de belangrijkste opgaven, ontwikkelingen en karakteristieken weer voor de verschillende kernen binnen de gemeente.

Herontwikkeling Waterfront Moerdijk

Tussen het Hollands Diep en de kern ligt een oud havengebied ter grootte van ongeveer 13 hectare, dat aan de westkant is begrensd door natuurgebied de Appelzak. Het project Waterfront Moerdijk behelst de herontwikkeling van de oost- en westzijde van deze oude haven. Een herontwikkeling kan deze locatie omtoveren tot een levendig gebied waar wonen en recreëren centraal staan, wat de leefbaarheid van de gehele kern Moerdijk positief zal beïnvloeden.

De ontwikkeling geeft uitvoering aan de herontwikkeling van Waterfront Moerdijk. Met een revitalisering van het dagrecreatief gebied met verbetering van wandelpaden, het bieden van ruimte voor evenementen, horeca en woningen wordt de levendigheid van het gebied vergroot en wordt de leefbaarheid van de kern Moerdijk vergroot.

De ontwikkeling past daarnaast, binnen de visie Moerdijk Meer Mogelijk. De woningen die worden gerealiseerd passen binnen deze doelstelling, zonder dat dit tot extra bebouwd gebied leidt.

2.3.4 Klimaatstrategie Moerdijk

Het klimaat verandert, ook in Moerdijk. Het wordt warmer, droger, natter en de zeespiegel stijgt. En het gaat sneller dan we denken. De droge zomers van 2018 en 2019 drukken ons met de neus op de feiten.

De uitdaging, de komende decennia, is om klimaatproof te worden en te zorgen dat de maatschappelijke effecten van klimaatverandering ten minste op een acceptabel niveau beheersbaar zijn. In de klimaatstrategie wordt ingegaan op wat nu en de komende jaren de invloed van klimaatverandering de gemeente is. Hoe daar mee omgegaan moet gaan; wat kan de gemeente doen om te zorgen dat de risico's op korte en langere termijn beheersbaar zijn. En wat kunnen de partners en de inwoners doen.

De Klimaatstrategie geeft op hoofdlijnen een uitwerking aan de hoofdopgave 'Moerdijk klimaatproof', de breedte van de opgave wordt geschetst, de inzet en rol van de gemeente, de uitgangspunten en met wie gemeente hierin zal samenwerken.

De uitwerking van de visie in een uitvoeringsplan volgt drie strategische lijnen van de Moerdijkse Klimaatdialoog die 30 juni 2020 digitaal werd gevoerd:

  • Gezond leef-, werk- en leerklimaat: We beschermen tegen de negatieven effecten van klimaatverandering en bevorderen en nemen initiatief bij de doorontwikkeling naar een gezond leef-, werk- en leerklimaat.
  • Klimaat en het productielandschap 2.0: We faciliteren en promoten een transitie naar een nieuwe toekomstgerichte en klimaatbestendig manier van produceren zonder negatieve invloed op de omgeving.
  • Samen met de natuur: We herstellen het evenwicht met de natuurwaarden en creëren ruimte voor natuur en biodiversiteit op elke schaal.

De ontwikkeling betreft naast de ontwikkeling van gasloze woningen tevens een groen gebied met recreatieve woningen en sluit daarmee aan bij de klimaatstrategie Moerdijk.

2.3.5 Energieprogramma Moerdijk

Het Energieprogramma Moerdijk omvat de visie en ambities voor de lokale energietransitie. Het schetst het pad naar een CO2-neutrale toekomst in Moerdijk. Naar analogie van het Klimaatakkoord zijn hierin vijf sectoren onderscheiden: Elektriciteit, Gebouwde omgeving, Industrie, Landbouw en landgebruik en Mobiliteit. Elke sector heeft immers eigen doelen.

Met de geschetste opgaven in het Energieprogramma draagt Moerdijk evenredig bij aan de nationale en mondiale klimaatdoelen. De gemeente zet zich in voor maximaal haalbare energiebesparing, zodat lokale duurzame energieproductie zo min mogelijk ruimte in beslag neemt. Onnodig energieverbruik kennen we in 2050 niet meer.

Daarbij worden de volgende leidende principes gehanteerd:

  1. 1. We zetten in op een haalbare en betaalbare energietransitie;
  2. 2. We werken aan de energietransitie vanuit lokaal draagvlak en initiatief, zonder daarbij de noodzaak van klimaatactie uit het oog te verliezen;
  3. 3. We zetten in op bewezen technologieën en bieden ruimte voor innovaties;
  4. 4. We benaderen de energietransitie als onderdeel van een maatschappelijke transitie;
  5. 5. We doen het samen en geven zelf het goede voorbeeld.

Het is een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid om de energietransitie te doen slagen. Iedereen levert daaraan een eigen bijdrage. De gemeente biedt daarbij een helpende hand door te informeren, waar mogelijk te ontzorgen, initiatieven aan elkaar te koppelen en ruimtelijke kaders te scheppen om de nodige fysieke maatregelen te kunnen doorvoeren.

Conclusie

Op dit moment is nog niet bekend hoe de energievraag van de woningen duurzaam opgelost zal worden. Voor het bestemmingsplan is dat ook nog niet nodig.

De gemeente zal als het bestemmingsplan is vastgesteld een prijsvraag arrangeren waarbij ontwikkelaars kunnen inschrijven op de ontwikkeling van de appartementen. Deze prijsvraag geeft volop mogelijkheden om privaatrechtelijke afspraken te maken over hoe aan de BENG-normen voldaan zal worden op deze specifieke locatie die zich wellicht minder loont voor het toepassen van bodemsystemen.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Bestaande Situatie

Het plangebied bestaat uit het Waterfront Moerdijk bij Den Bels. Het is een gebied ter grootte van ongeveer 13 hectare. De historie van Moerdijk zit in de naam opgeslagen. De naam Moerdijk is namelijk typisch voor de ligging: "een moer aan de dijk". Moer is een verbastering van moeras waaruit turf werd gewonnen. Om gemakkelijker en veiliger het werk te kunnen doen werd er dikwijls een dijk gelegd. Dat was dan een moerdijk.


Voor de komst van de Moerdijkbruggen was het Hollands Diep voor het verkeer tussen Holland en Brabant een groot probleem. Een veerboot zorgde voor de verbinding tussen Brabant en Holland. De aanlegplaats in het noorden was Strijensas en de aanlegplaats in het zuiden was een moer aan de dijk. Hier ontwikkelde zich een dorp dat zichzelf dan ook Moerdijk noemde. Het dorp heeft een belangrijke havenfunctie, het plangebied ligt ten noordwesten van Moerdijk bij een havenarm. De luchtfoto op figuur 3.1 geeft de huidige situatie in het plangebied weer. Hier was in de vigerende bestemmingsplannen een bedrijventerrein voorzien, maar het is momenteel grotendeels een braakliggend gebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0014.jpg"
Figuur 3.1: Luchtfoto van het plangebied 2020. Bron: Kadaster Nederland

In de huidige situatie worden kleinschalige bedrijvigheid en wonen gecombineerd binnen het plangebied. Deze bedrijven en woningen zullen blijven bestaan. Het overige deel van het plangebied is onbebouwd. In het zuidwesten is bosschage van goed ontwikkeld gemengd bos aanwezig. De noordrand is ingericht met wandelpaden met plukjes bomen. De noordoostkant is braakliggend.

3.2 Beoogde Situatie

Visie op het gebied

De haven bij het dorp moerdijk is momenteel grotendeels in gebruik voor de beroepsvaart. Het gebied heeft nu een weinig aantrekkelijke uitstraling en de aanwezige bedrijven veroorzaken geluids- en verkeershinder. Het plan is om, als onderdeel van de gebiedsontwikkeling Moerdijk Meer Mogelijk, het Waterfront te herontwikkelen en sfeervoller te maken. Woningbouw, recreatie en kleinschalige bedrijvigheid gericht op het water zijn daarbij de bouwstenen.

De leefbaarheid van de kern Moerdijk stond enige jaren geleden onder druk toen, in het kader van de visievorming rondom de toekomst van het nabijgelegen haven- en industriegebied, de discussie werd opgeworpen of uitbreiding van industriële bedrijvigheid gepaard zou kunnen gaan met het behoud van het dorp Moerdijk. Uiteindelijk is deze discussie beslecht met de slotsom dat het dorp niet alleen een toekomst heeft, maar dat er zelfs flink geïnvesteerd gaat worden om de leefbaarheid naar een hoger plan te tillen.

In dat kader zijn er afspraken gemaakt over financiële middelen die vrijkomen om deze doelstellingen te realiseren, op het moment dat er een onherroepelijke bestemmingsplantitel is voor de komst van het Logistiek Park Moerdijk, in de oksel van de A16 en A17. Die onherroepelijke titel is er in september 2020, na jarenlange procedures, eindelijk gekomen. De dorpsbewoners hebben er nu voor gekozen om deze middelen primair in te zetten om de van oudsher voor de beroepsvaart bestemde haven in het dorp op te knappen en aan het gebied een meer recreatieve functie toe te kennen.

In samenspraak met de stakeholders (waaronder een vertegenwoordiging van de inwoners van Moerdijk, vaste ligplaatshouders en bedrijven die aan de haven grenzen), is een herinrichtingsplan opgesteld.

Het project Waterfront bestaat uit 4 verschillende projectonderdelen:

  1. 1. Verplaatsing vrachtwagenparkeerplaats: Het creëren van een alternatieve locatie voor de vrachtwagenchauffeurs uit het dorp (waar deze nog nu aan de haven parkeren);
  2. 2. Havenontwikkeling (vervanging totale havenmeubilair en aanpak omliggende buitenruimte)
  3. 3. Ontwikkeling westzijde (opkopen 6 hectare bedrijfsgrond en omzetting naar groen/recreatief/horeca en woningbouw);
  4. 4. Aanpak dijklichaam (maatregelen aan de dijk om het havengebied nader tot het dorp te brengen.

Het huidige bestemmingsplan voorziet in de toekomstige realisatie van projectonderdeel 3.

Plangebied

Ter plaatse van het gebied 'Den Bels' is ten noorden van de bestaande bebouwing kleinschalige woningbouw beoogt. Hier worden twee bouwblokken gerealiseerd voor maximaal 30 woningen. Op de kop van het meest noordelijke bouwblok komt een restaurant (max. 200 m² met een afwijkingsbevoegheid tot 250 m²) met uitzicht over het Hollands Diep. De bebouwing wordt 11 meter hoog met op de kop ter plaatse van het restaurant een hoogteaccent van 15 meter.

Daarnaast wordt in lijn met de bestaande woningen aan de zuidoostzijde een bouwkavel uitgegeven ten behoeve van de bouw van een grondgebonden woning. De bouwhoogte van deze woning is afgestemd om naastgelegen bebouwing en is maximaal 9 meter.

De woningen en het restaurant worden aan de achterzijde ontsloten voor autoverkeer via een nieuwe weg die aantakt op de bestaande doorgang aan de Den Bels. Aan de westzijde is ook ruimte voor parkeren van bezoekers en bewoners. Aan de voorzijde wordt het bestaande pad vernieuwd. Het westelijk deel wordt, aansluitend op het NNB gebied de Appelzak, ingericht als natuurrecreatiegebied. De bestaande paden worden vernieuwd dan wel aangevuld. Daarmee wordt de bestaande buffer die de Appelzak vormt tussen het woongebied en industriegebied vergroot. Op het terrein is daarnaast ruimte voor het houden van evenementen als het Oldtimerfestival Moerdijk.

Voor het gebied Waterfront is een inrichtingsplan opgesteld. Dit is opgenomen in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0015.png"

Figuur 3.1 Inrichtingsschets Den Bels ( Buro Poelmans Reesink Landschapsarchitectuur)

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Verkeer

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient het plan te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot verkeer en parkeren betekent dit dat de ontwikkeling niet mag leiden tot parkeerproblemen in de omgeving en dient de verkeersgeneratie zonder problemen te kunnen worden afgewikkeld, zonder dat dit leidt tot opstoppingen en knelpunten voor de verkeersveiligheid.

Verkeersontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

De nieuwe woningen en horeca komen aan Den Bels te liggen en worden ontsloten via de nieuw te creëren toegangsweg vanaf Den Bels naast Vishandel Koman. Den Bels langs de haven wordt louter calamiteitenontsluitingsweg voor de nieuwe woningen en de horecafunctie. Het plangebied wordt ontsloten op de Havenkant met een snelheidsregime van 60 km/uur. De Havenkant staat in direct verbinding met de Steenweg en Havendijk ten oosten van het plangebied. Via deze wegen wordt de kern van Moerdijk en de A17 bereikt. De ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer is goed.

Langzaam verkeer

Fietsers maken gebruik van de erftoegangswegen. Rond het plangebied zijn geen gescheiden fietspaden aanwezig. Voor voetgangers zijn aan beide zijden van de erftoegangswegen geen voetpaden aanwezig.

Openbaar vervoer

Aan het Wilhelminaplein, ten zuiden van het plangebied, Moerdijk, Wilhelminaplein gelegen. Hier halteren de bussen 218 en 618. Bus 218 gaat richting Zevenbergen en Zevenbergsche Hoek en bus 618 naar Breda. Op 350 meter ten oosten van plangebied ligt bushalte 'Havenkant', ook hier halteert de bus 218. Beide haltes liggen op circa 5 minuten loopafstand van het plangebied.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling is berekend op basis van kencijfers uit CROW 381 ('Toekomstbestendig parkeren', 2018). De gehanteerde kencijfers zijn afhankelijk van de ligging van het plangebied binnen stedelijk gebied. Voor onderhavig plangebied geldt een ligging in een matig stedelijk gebied (bron: CBS) in het schilgebied van rest bebouwde kom. Er is uitgegaan van gemiddelde cijfers. In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie berekend. In tabel 4.1 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling uitgerekend. Hierbij wordt rekening gehouden met het maximum van 200 m², de resterende 50 m² wordt pas mogelijk bij gebruik van de afwijkingsbevoegdheid.

Tabel 4.1 Berekening verkeersgeneratie ontwikkeling

functie programma kencijfer CROW verkeersgeneratie weekdag
Koop, appartement duur 30 woningen 7,1 mvt/etmaal per woning 213 mvt/etmaal
restaurant1 200 m² 78 mvt/etmaal
Koop, huis vrijstaand 1 woning 8,2 mvt/etmaal per woning 8 mvt/etmaal
totaal 299 mvt/etmaal

1 Worst-case parkeerbehoefte van 32,5 parkeerplaatsen (200 m2, 13 parkeerplekken per 100 m2). Er wordt gerekend met een gemiddeld turnover van 1,5 (3 mvt per parkeerplaats). Dit komt op 78 mvt/etmaal.

Aangezien het plangebied braak ligt is er een toename van de verkeersgeneratie. Het toestaan van 31 woningen en 200 m² restaurant zorgt voor een toename van 299 mvt/etmaal op een weekdag. Echte ris in de huidige situatie een bedrijf mogelijk op de locatie van de woningbouw. Ten opzicht van de planologisch situatie neemt met name het aantal mvt zwaar verkeer per etmaal dan ook af en zal de situatie op het omliggende wegennetwerk beter zijn.

Parkeren

Ook de parkeerbehoefte is bepaald op basis van kencijfers van het CROW. In het kader van het bestemmingsplan zijn de gemiddelde kencijfers gehanteerd. Op basis van de kencijfers is allereerst de normatieve (maximale) parkeerbehoefte bepaald. Deze is vervolgens op basis van aanwezigheidspercentages over de dag omgerekend naar het maatgevende moment. Dit is mogelijk omdat de beoogde woningen niet gelijktijdig geheel in gebruik zijn. Hierdoor kan een deel van de benodigde parkeerplaatsen gebruikt worden ten behoeve van meerdere functies (dubbelgebruik). In onderstaande tabel is allereerst de normatieve parkeerbehoefte berekend. Uit onderzoek blijkt de zaterdagavond de maatgevende periode. De parkeerbehoefte op deze zaterdagavond is ook opgenomen. In tabel 4.2 is de berekening parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling uitgerekend. In de huidige situatie ligt het plangebied braak en zijn er geen parkeervoorzieningen aanwezig.

Tabel 4.2 Berekening parkeerbehoefte

functie programma kencijfer CROW parkeerbehoefte normatief parkeerbehoefte zaterdagavond
Koop, appartement duur 30 woningen 2 per woning 60 48 (80%)
restaurant 200 m² 13 per 100 m² bvo 26 26 (100%)
Koop, vrijstaand 1 woning 2,2 per woning 2,2 1,8
totaal 89 76

1) De parkeerbehoefte bedraagt, rekening houdend met dubbelgebruik, op de maatgevende zaterdagavond 76 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte normatief bedraagt 89 parkeerplaatsen.

Voor de uitbreiding van het restaurant naar 250 m² wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Een voorwaarde om gebruikt te kunnen maken van de afwijkingsbevoegdheid is dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten goed. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is dermate gering dat deze nauwelijks van invloed is op de verkeersafwikkeling op de omliggende wegenstructuur. Er worden bij de nieuwe bouwblokken 79 parkeerplaatsen aangelegd, daarnaast komen bij de nieuwe vrijstaande woning 2 parkeerplaatsen. Daarmee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op de maatgevende zaterdagavond.

4.2 Bodem

4.2.1 Kader

Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

In het kader van de woningbouwontwikkeling is onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit en de kwaliteit van het grondwater ter plaatse. Voor de locatie is in 2007 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Aveco De Bont (kenmerk: 071120, R-DVI/2, d.d. 2 oktober 2007). Hierbij zijn in de grond ter plaatse van twee boringen (0,0-0,8 m-mv) sterk verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen. Voor het overige zijn in de grond licht verhoogde gehalten aan zware metalen, minerale olie, EOX en PAK aangetroffen. In het grondwater zijn sterk verhoogde concentraties aan arseen aangetroffen; evenals een licht verhoogde concentratie aan chroom. Tevens zijn op het maaiveld asbesthoudende plaatmaterialen aangetroffen.

In 2014 is op de locatie een verkennend asbestonderzoek verricht en in 2015 een aanvullend, verkennend en nader asbestonderzoek door AGEL Adviseurs (kenmerk: 20140013 en 20140013-01, d.d. 17 maart 2014 en 19 november 2015). Hierbij zijn ten hoogste licht verhoogde gehalten aan asbest aangetroffen. Aangezien de interventiewaarde niet wordt overschreden, is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest op de locatie.

In 2015 is ter plaatse van de aangetroffen PAK verontreiniging een aanvullend bodemonderzoek verricht door AGEL Adviseurs (kenmerk: 15-0668-20140013-01/MSa/wd, d.d. 21 mei 2015). Hierbij zijn de sterk verhoogde gehalten aan PAK niet meer aangetroffen, ter plaatse zijn ten hoogste licht verhoogde gehalten aan PAK aangetroffen.

In 2018 is op twee stroken aan de noord- en zuidzijde van de locatie een verkennend bodem- en asbestonderzoek verricht door DIBEC Milieutechnisch advies (kenmerk: 818.003_001, d.d. 23 april 2018). Hierbij is in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. In de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan minerale olie en alfa-HCH aangetroffen. In het grondwater zijn matig verhoogde concentraties aan arseen aangetroffen; evenals licht verhoogde concentraties aan barium. Voor nadere achtergrondinformatie wordt verwezen naar de voornoemde rapporten.

In 2019 heeft een actualisatie van het bodemonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 8. Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van het plangebied (Boringen 01, 02, 03 en 04) de zintuigelijke (geur, kleur en samenstelling) afwijkingen zwak baksteenhoudend zijn waargenomen. Uit de analyseresultaten kan het volgende worden afgeleid:

  • In het zwak baksteenhoudende bovengrondmengmonster M01 zijn licht verhoogde gehalten aan PCB, koper, zink, kwik, lood en PAK aangetroffen. De nader onderzoekswaarden worden niet benaderd.
  • In het visueel ‘schone’ bovengrondmengmonster M02 is een licht verhoogde gehalte aan PCB aangetroffen. De nader onderzoekswaarde wordt niet benaderd.
  • In het visueel ‘schone’ bovengrondmengmontster M03 zijn licht verhoogde gehalten aan minerale olie, zink en PAK aangetroffen. De nader onderzoekswaarden worden niet benaderd.
  • In de visueel ‘schone’ bovengrondmengmonsters M04 t/m M08 zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen.

Er zijn derhalve geen belemmeringen voor de voorgenomen bestemmingswijziging. Voor verlening van de omgevingsvergunning zal een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

Asbest

Er zijn visueel in de bodem geen asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Gezien de voorgaande onderzoeken wordt een aanvullend asbestonderzoek (conform de NEN 5707 en/of NEN 5897) op de locatie niet noodzakelijk geacht.

4.3 Luchtkwaliteit

4.3.1 Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3. weergegeven.

Tabel 4.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit 'Besluit niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • Een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • Een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

4.3.2 Onderzoek en conclusie

Door de beoogde ontwikkeling is er sprake van een toename van verkeer van 299 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde). Er is worst-case uitgegaan van 1% vrachtverkeer. In de NIBM-tool (versie 6-4-2021) is 2022 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,21 µg/m³ en van fijnstof van 0,05 µg/m³ (tabel 4.4). Beide toenames zijn onder 1,2 µg/m³. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Tabel 4.4 Resultaten NIBM-tool

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0016.jpg"

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A16, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 29,7 µg/m³ voor NO2, 18,7 µg/m³ voor PM10 en 11,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,6 dagen. Deze meetpunten liggen langs de Moerdijkbrug. Scheepvaart wordt hierin ook meegenomen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.4 Geluid

4.4.1 Kader

Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de stedelijke of buitenstedelijke ligging. De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg.

In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze

definities luiden:

  • Stedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg;
  • Buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg.

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting aan de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de maximale ontheffingswaarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde voor de nieuwe woningen in het plangebied is afhankelijk van de bron en de ligging van het plangebied.

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Akoestisch onderzoek is noodzakelijk omdat het plangebied binnen de geluidzone van industrieterrein Moerdijk ligt. Daarnaast ligt het plan binnen de geluidzone van de wegen Havenkant en Den Bels. De overige wegen rondom het plangebied (Steenweg, Havendijk, Wilhelminaplein en Grintweg) kennen een maximumsnelheid van 30 km/u en zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzocht. Ook de geluidsbelasting van het scheepvaartverkeer is in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzocht. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat het voor industrielawaai nodig is een hogere waarde vast te stellen.

Hierna worden de conclusies uit het akoestisch onderzoek kort weergegeven. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 4.

Wegverkeerslawaai

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat geen sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 Lden ten gevolge van de het verkeer op de Havenkant en Den Bels.


De geluidbelasting van de nieuwe toegangsweg naar de appartementen is ook bepaald op de bestaande en nieuwe woningen aan Den Bels. Uit de rekenresultaten blijkt dat als gevolg van het verkeer op deze nieuwe weg de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Daarom kan de geluidbelasting vanwege het verkeer op deze nieuwe weg acceptabel worden geacht.

Industrielawaai

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ter plaatse van de geprojecteerde appartementen en de grondgebonden woning de voorkeursgrenswaarde met ten hoogste 5 dB wordt overschreden. Alle appartementen hebben een geluidluwe gevel.

Scheepvaartverkeer

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat in het plangebied geen sprake is van overschrijding van de gehanteerde voorkeursgrenswaarde van 55 dB Lden als gevolg van het scheepvaartverkeer. Ten aanzien van het scheepvaartverkeer zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen planontwikkelingen. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Cumulatie van geluid

Uit het akoestisch onderzoek volgt dat het geluidklimaat binnen het plangebied als matig kan worden geclassificeerd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de geluidbelasting vanwege het industrieterrein Moerdijk. Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of zij een dergelijk geluidklimaat toelaatbaar acht binnen het plangebied.

Bouwbesluit

Indien maatregelen aan de bron of in de overdracht niet aan de orde zijn en gekozen wordt voor het vaststellen van een hogere waarde, dan dient de uitwendige scheidingsconstructie van de betreffende woningen de verblijfsgebieden voldoende te beschermen.

4.5 Bedrijven En Milieuzonering

4.5.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • Ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • Rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

4.5.2 Onderzoek

In de beoogde situatie worden woningen en horeca gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie en milieuhinderlijke functies opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. De locatie is gelegen op de rand van de geluidzone in industrieterrein Moerdijk. Daarbij zijn er ook aan de overzijde van de havenbedrijven aanwezig en ook aan Den Bels 1 zit een bedrijf. De gemeente is daarom van mening dat hier sprake is van een gemengd gebied, waardoor een afwijking van de richtafstand verdedigbaar is.

Milieuhinderlijke functies

Binnen de ontwikkeling wordt een restaurant gerealiseerd. Deze functie valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 1. In een gemengd gebied mogen deze bestemmingen naast woonbestemmingen gerealiseerd worden.

Milieugevoelige functies (woningen)

Er zullen maximaal 30 appartementen en een vrijstaande woning gerealiseerd worden. In de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering wordt een jachthaven gezien als een milieucategorie 2 bedrijf, met voor geluid een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied. Voor alle woningen wordt aan deze afstand voldaan.

Ten oosten van de woningen bevindt zich een bedrijf uit ten hoogste milieucategorie 2 (Dels Bels 2-6). Aan de richtafstanden van 10 meter wordt voldaan.

Visverwerkingsbedrijf

Daarnaast bevindt zich een visverwerkingsbedrijf uit milieucategorie 4.2 op het adres Den Bels 1 met een richtafstand voor geur van 300 m. Om de geursituatie bij het visverwerkingsbedrijf in de bestaande en toekomstige situatie in beeld te brengen is in 2016 geuronderzoek gedaan in aanloop van de ontwikkeling van het Havenfront. Voor deze onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting (bijlage 5 en 6). Uit het aanvullend onderzoek (bijlage 6) is gebleken dat zowel de bestaande als toekomstige woningen bij maximale inzet en het bestaande emissiepunt op 6,5 meter binnen de geurcontour van het visverwerkingsbedrijf liggen waarin maximaal aanvaardbare streefwaarden worden overschreden. In het aanvullende onderzoek is onderzocht of met gebruik van een hogere schoorsteen wel aan de streefwaarden voor woningen voldaan kan worden. Uit de berekeningen komt naar voren dat het mogelijk is om – ook bij maximale inzet van de rookkast - een situatie met aanvaardbare geurhinder te realiseren. Bij toepassing van een 11,5m schoorsteen kan zelfs bij een maximale werking van de rookkast de voorgenomen nieuwbouw worden verwezenlijkt. Bij toepassing van een 16,5m hoge schoorsteen zou ook de geursituatie voor de bestaande woningen worden verbeterd.
In die situatie is er binnen het gehele plangebied geen belemmering om geurgevoelige objecten te realiseren. De geursituatie ter plaatse van de woningen aan Den Bels is dan zelfs beter dan in de bestaande situatie. Ter plaatste van het nieuwe woongebied is een voorwaardelijk verplichting opgenomen die de geursituatie, die voldoet aan de streefwaarde voor woningen, borgt.

In mei 2022 is aanvullende geurverspreidingsberekeningen uitgevoerd, met als doel preciezer te bepalen welke schoorsteenhoogte voldoende is. Hieruit is gebleken dat met een schoorsteenhoogte van 12,5 meter kan worden volstaan om een geursituatie te bereiken waarbij de maatgevende geurcontour niet ligt over het nieuwe geurgevoelige object dat het dichtst bij de visrokerij is geprojecteerd.

Industrieterrein

Ten noorden bevindt zich een industrieterrein waar bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 3.2 gerealiseerd mogen worden. Het plangebied bevindt zich op een afstand van minimaal 91 meter. Aan de richtafstand van 50 meter wordt ruimschoots voldaan. Daarnaast zit in dit gebied een scheepsreparatiebedrijf op het adres Havenkant 8. Ter plaatse is een scheepsreparatiebedrijf met een maximale milieucategorie 5.1 toegestaan. De richtafstand bedraagt 300 meter voor geluid. De afstand van de nieuwe woning tot dit bedrijf bedraagt 260 meter. Het scheepsreparatiebedrijf maakt onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein Waterfront. Het plangebied ligt buiten deze geluidszone. Hierdoor is een goed woon- en leefklimaat voor het aspect geluid ter plaatse van de beoogde appartementen gewaarborgd en geven de nieuwe appartementen geen extra beperkingen voor de bedrijfsactiviteiten op het betreffende perceel.

Het industrieterrein Moerdijk bevindt zich ten zuidwesten op een afstand van minimaal 400 meter. Het industrieterrein is opgedeeld in verschillende zones waar bedrijven uit verschillende milieucategorieën mogelijk zijn. De hoogste mogelijke milieucategorie betreft milieucategorie 6 en bevindt zich op circa 2,5 kilometer. Er wordt aan alle richtafstanden voldaan.

4.5.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de bedrijven in de omgeving van het plangebied door de beoogde (woningbouw)ontwikkeling niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.6 Archeologie

4.6.1 Kader

Van Monumentenwet en de Wet op de archeologische monumentenzorg naar Erfgoedwet

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In deze wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld.

Daarnaast is het 'de verstoorder betaalt'- principe in de wet verankerd. In verband met dit principe regelt de wet ook de te volgen procedures en de financiering van archeologisch (voor)onderzoek en het eigendom en beheer van archeologische vondsten.

De bescherming van de archeologische waarden is onder andere vertaald in een Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) op zowel nationaal als provinciaal niveau. Deze IKAW laat zien hoe groot de 'trefkans' is om iets archeologisch waardevols aan te treffen. Op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) staan terreinen waarvan bekend is dat ze daadwerkelijk een archeologische waarde hebben.

Inmiddels is de Erfgoedwet in werking getreden. In de Erfgoedwet is enkel volstaan met opnemen van een regeling voor het doen van opgravingen in archeologische monumenten. De planologische vertaling van de IKAW en AMK zal te zijner tijd naar de Omgevingswet worden overgeheveld. Op dit moment geldt nog het overgangsrecht van de Erfgoedwet op basis waarvan deze bepalingen uit de oude Monumentenwet 1998 nog van kracht zijn. Daarnaast is het op grond van het vijfde lid van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht om in een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan de wijze waarop met de bescherming van archeologische monumenten en waardevolle restanten in het plan is omgegaan.

4.6.2 Onderzoek en conclusie

Ten behoeve van de ontwikkeling van onderliggend plangebied als de ontwikkeling van de haven is archeologisch bureau onderzoek uitgevoerd (bijlage 3).

In het onderzoek wordt op inhoudelijke gronden een tweedeling gemaakt in het onderzoeksgebied: een oostelijk deel en een westelijke deel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0017.jpg"

Figuur 4.6.1 Tweedeling onderzoeksgebied archeologisch onderzoek (rood omkaderd)(bron: 'Bureauonderzoek Moerdijk haven - Waterfrond, gemeente Moerdijk' - Antea Group Archeologie)

Op basis van de resultaten uit het onderzoek is aan het westelijke deel van het plangebied een lage verwachting toegekend voor het neolithicum-nieuwe tijd. Voor het oostelijke deel van het plangebied geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor resten gerelateerd aan de haven (nieuwe tijd). In het gehele plangebied kunnen tevens resten uit het paleolithicum-mesolithicum voorkomen in de top van de pleistocene zanden. Op basis hiervan is geadviseerd om het westelijke deel van het plangebied vrij te geven voor werkzaamheden tot 7 m -mv. Voor het oostelijke deel is een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven aanbevolen bij bodemverstoringen dieper dan 30 cm -mv.

Op basis van het archeologisch onderzoek is een advies opgesteld door de regioarcheoloog (bijlage 2). Hierin wordt geadviseerd in te stemmen met het advies uit het archeologisch onderzoek en het westelijk deel vrij te geven voor bodemverstoringen tot 7 m onder maaiveld en voor het oostelijk deel proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren naar de delen van het onderzoeksgebied die (dieper dan 30 cm onder maaiveld) verstoord worden.

In het bestemmingsplan worden archeologische dubbelbestemmingen opgenomen voor de verschillende verwachtingswaarden in het plangebied.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg. Voor het uitvoeren van werkzaamheden dieper dan de vrijgestelde diepte en groter dan de vrijgestelde oppervlakte dient vervolgonderzoek uitgevoerd te worden.

4.7 Ecologie

4.7.1 Kader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. De Wnb is in werking getreden met ingang van 1 januari 2017. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) is in beginsel bevoegd gezag voor de vergunningverlening onder de Wnb.

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Verder geldt er een verplichting om een passende beoordeling te verrichten indien significant negatieve effecten op voorhand niet zijn uitgesloten. In dat geval kan het plan alleen worden vastgesteld indien met zekerheid is vastgesteld dat uitvoering van het plan niet leidt tot een aantasting van natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Eventueel noodzakelijke mitigerende maatregelen moeten in dat geval bij vaststelling van het plan geborgd zijn.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent twee soorten natuurgebieden, te weten:

  1. a. Natura 2000/gebieden;
  2. b. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

Daarnaast is in de Wnb de soortenbescherming geregeld. Soortenbescherming geldt voor alle beschermde soorten ongeacht waar deze soorten zich bevinden en hoeveel soorten het betreft. In de Wnb zijn verbodsbepalingen opgenomen van handelingen en effecten op beschermde soorten die niet worden uitgevoerd, behoudens ontheffing.

Gebiedsbescherming - Natura 2000-gebieden

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk (of in combinatie met andere plannen of projecten) significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. Er zijn geen alternatieve oplossingen;
  2. 2. Het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  3. 3. De noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en die verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebiedsbescherming - Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. a. Soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. b. Soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  3. c. Soorten die worden beschermd in de Verdragen van Bern en Bonn; en
  4. d. Bescherming van overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk doden van vogels of het vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn.

Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten (art. 3.10 Wnb). De overige soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. GS kunnen ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan voor deze soorten ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

4.7.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0018.png"

Figuur 4.2 Natura 2000-gebieden en NNN-gebieden ten opzichte van het plangebied (blauw omcirkeld)

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Hollands Diep bevindt zich op enkele meters van het plangebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Biesbosch ligt op circa 1,6 kilometer. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied bevindt zich op circa 87 meter. Dit westelijk gelegen gebied is aangewezen als Natuurnetwerk Brabant met natuurbeheertypen N14.03 Haagbeuken- en essenbos en N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland. Het westelijk gelegen deel van het plangebied zal bij de natuurwaarden van dit gebied aansluiten en ook het beheer van deze gebieden zal volgens deze natuurbeheertypen gebeuren.

Vanwege de afstand en de aard van de ontwikkeling (woningen) zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding voorhand uitgesloten. In de gebruiksfase zal slechts een minimale toename van verstoring door geluid optreden. In de huidige situatie bestaat de verstoring door geluid uit normaal woongeluid en voorheen geluid van het bedrijventerrein. De instandhoudingsdoelen van de Natura 2000 komen niet in het geding. Behalve enige tijdelijke verstoring door bouwlampen tijdens de bouw, zal er enige extra verstoring door licht optreden in de gebruiksfase. Het aanwezige licht zal bestaan uit enkele lampen bij voordeuren en inpandig licht wat naar buiten uitstraalt, tevens zal er enige straatverlichting zijn. Dit was in de voormalige situatie ook aanwezig, bij de inrichting van de straatverlichting zal rekening gehouden worden met uitstraling van licht. Lichtonderzoek zal ten tijde van de inrichtingsplannen worden uitgevoerd. Er zal alleen enige tijdelijke toename van trilling op kunnen treden tijdens de aanlegfase, maar dit zal geen effect hebben op de aangewezen soorten van de Natura 2000 en/of het Natuurnetwerk Nederland. In de gebruiksfase zal geen significant verschil zijn tussen de huidige situatie en de nieuwe situatie.

Voor het onderzoeken van de mogelijke effecten op het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied voor de gebruiksfase is een AERIUS-berekening uitgevoerd worden. De memo is te vinden in bijlage 9 en de berekening in bijlage 10. Uit de berekening blijkt dat er voor de gebruiksfase geen sprake van een depositie van hoger dan 0,00 mol/ha/j. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de gebruiksfase uitgesloten.

Soortenbescherming

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is ecologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied, zie bijlage 11. Uit het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • Effecten op vleermuizen worden niet verwacht bij handhaven aanwezige bebouwing en het vermijden van verlichting binnen het plangebied.
  • Binnen het plangebied komen naar alle waarschijnlijkheid kleine marterachtigen voor. Effecten op deze soorten kunnen worden voorkomen door betreding uitsluitend te laten plaatsvinden over wegen en paden tussen zonsopkomst en zonsondergang en ruige ontoegankelijke delen te handhaven danwel voorafgaand de aanleg van nieuwe wandelpaden nader te onderzoeken op aanwezigheid kleine marterachtigen.
  • In en grenzend aan het plangebied komen (algemene) broedvogels voor. Door de werkzaamheden (aanleg wandelpaden) buiten het kwetsbare broedseizoen te plannen worden de verbodsbepalingen zoals geformuleerd onder artikel 3.1 en 3.5 niet overtreden. Bij een eventuele amovering van opstallen is nader onderzoek nodig naar aanwezigheid huismus.
  • Op de planlocatie komen ook algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën voor, die beschermd zijn. Daarbij geldt voor de meeste grondgebonden zoogdieren (o.a. algemeen voorkomende muizen) en eventueel voorkomende algemene amfibieën op basis van de provinciale verordening een vrijstelling. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing (ex. Art. 3.31) van de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd voor het overtreden van verbodsbepalingen (Art 3.10), mits werkzaamheden (aanleg wandelpaden) buiten het kritische voortplantingsseizoen plaats vinden (buiten periode 15 maart tot 15 september).
  • Voor alle in het wild voorkomende plant- en diersoorten geldt (wel) de bepaling van zorgplicht (Art 1.11). Door het naleven van de mitigerende maatregelen (hoofdstuk 6) kan de zorgplicht goed worden ingepast in het werk.

Daarnaast worden de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Door de aanleg van enkele poelen of waterpartijen kan de belevingswaarde van het gebied worden vergroot maar ook de kansen voor amfibieën en andere flora en fauna.
  • De werkzaamheden (en voorbereidingen) voor eventueel nieuwe wandelpaden uit te laten voeren onder ecologische begeleiding om schadelijke effecten op flora en fauna te voorkomen.

Naar aanleiding van de conclusies uit de quickscan zijn door de omgevingsdients aanbevelingen gedaan voor het gebruik van vleermuisvriendelijke verlichting. Deze aanbevelingen zijn opgenomen in bijlage 13. In de regels van de bestemmingen Groen, Verkeer en Woongebied zijn gbruiksregels opgenomen die de uitstraling van licht naar de omgeving tot een minimum beperken. Daarnaast mogen alleen lichtarmaturen worden gebruikt waarvan de kleurtemperatuur van het licht ten hoogste 2.700 Kelvin bedraagt.

4.7.3 Conclusie

Het aspect gebiedsbescherming vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Met de mitigerende maatregelen kunnen negatieve effecten op beschermde soorten uitgesloten worden. Voor de werkzaamheden plaats kunnen vinden zal onderzoek gedaan worden naar de functie van het plangebied voor vleermuizen en indien noodzakelijk kleine marterachtigen.

4.8 Water

4.8.1 Kader

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze ruimtelijke onderbouwing wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Omgevingsvisie
  • Interim-omgevingsverordening Brabant

Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015

De provincie heeft in het ‘Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015’ het beleid met betrekking tot de waterhuishouding vastgelegd. Dit plan valt onder de in 2009 ingevoerde Waterwet. De maatschappelijke doelstellingen uit dit plan zijn als volgt:

  • schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen;
  • adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstroming;
  • Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).

Regionaal water- en bodemprogramma (RWP) (ontwerp).

Doel van dit nieuwe RWP is: veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant. De Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant - visie op de Brabantse leefomgeving' is het overkoepelend en leidend kader voor het RWP. Om te komen tot een klimaatbestendig en robuust watersysteem zijn zeven handelingsprincipes geformuleerd:

  1. 1. watervoorraad in balans
  2. 2. elke druppel telt
  3. 3. niet alles kan overal
  4. 4. Brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen
  5. 5. bescherming van water- en bodemkwaliteit
  6. 6. gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk
  7. 7. circulair denken en doen.

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer - waaronder grondwater - heeft daarbij twee doelen: de zorg voor gezond water en de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; de Keur en de Legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De Legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta. Momenteel is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 in procedure. Met het Waterbeheerprogramma 2022–2027 bepaalt Brabantse Delta de doelstellingen en strategie. We werken hiermee samen aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap voor Midden- en West-Brabant voor de middellange (2027/2030) en lange termijn (2050).

Binnen het plangebied zelf is Rijkswaterstaat bevoegd gezag.

4.8.2 Onderzoek

Rijksbeleid

Het Hollands Diep, waaraan het plangebied grenst, is een rijksvaarweg. In artikel 2.1.2 Barro is geregeld dat een vrijwaringszone geldt aan weerszijden van rijksvaarwegen als opgenomen in de legger van de Waterwet. De breedte van de vrijwaringszone is afhankelijk van de CEMT-klasse van de vaarweg. De CEMT- klasse bepaalt voor welke afmetingen schepen de vaarweg nog geschikt is, afhankelijk van de ondervaarbaarheid van bruggen en afhankelijk van de diepgang en manoeuvreerbaarheid van schepen. Het Hollands Diep is een vaarweg in de CEMT-klasse VIc, hiervoor geldt een zone van 25 meter vanuit de grens van de rijksvaarweg. Het plangebied is echter gelegen binnen een afstand van 300 meter van een havenuitvaart, in dat geval geldt dat de breedte van de zone 50 meter is. De beoogde bebouwing ligt op ongeveer 25 meter vanaf de grens van de rijksvaarweg en dus deels binnen de vrijwaringszone van de rijksvaarweg.

In artikel 2.1.3 van het Barro zijn regels opgenomen voor het mogelijk maken van bebouwing binnen een vrijwaringszone.

Artikel 2.1.3. (veiligheid scheepvaart op vaarwegen)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van een rijksvaarweg of op een vrijwaringszone en dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, wordt rekening gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  1. a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  2. b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  3. c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  4. d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
  5. e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg

In bijlage 14 is getoetst aan de eisen uit het Barro en is de veiligheid van het plan tegen aanvaring door schepen wordt beschouwd. Hieruit blijkt dat er geen belemmeringen zijn ten aanzien vaan het Barro en de aanvaarveiligheid. Het advies om op de plankaart de wettelijk evrijwaringszone van 50 meter op te nemen, wordt opgevolgd.

Het plangebied ligt in het rivierbed van het Hollands Diep. Ter bescherming van het rivierbed zijn in artikel 2.4.3 van het Barro regels opgenomen. Op basis van dit artikel geldt dat een bestemmingsplan ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen aanwijst in een rivierbed in het geval er sprake is van:

  • een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
  • een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en;
  • een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.

Uit gegevens van Rijkswaterstaat blijkt dat voor het meetpunt Moerdijk de normale waterstand boven 0 m NAP ligt. Vanaf 1,80 m boven NAP is sprake van een verhoogde waterstand. Bij extreem hoogwater is sprake van een waterstand boven 2,35 m NAP. De ligging van het plangebied is circa 3 meter boven NAP, dat is nog ruim 60 centimeter onder de hoogte van het plangebied, normaal gesproken zal het gebied dan ook niet overstromen en heeft bebouwing geen invloed op de waterberging en waterafvoer (zie figuur 2.1.10).

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0019.png"

Figuur 4.8.1 Hoogteligging plangebied (www.ahn.nl)

Voorliggend bestemmingsplan maakt ten opzichte van het geldende bestemmingsplan substantieel minder bebouwing mogelijk. In geldend bestemmingsplan mag 75% van het plangebied bebouwd worden, nu is dat slechts enkele procenten. De beoogde woningen worden gebouwd op gronden waar momenteel bedrijfsbebouwing is toegestaan. Er is dan ook geen sprake van een afname van bergend vermogen of ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden. Ook is er geen sprake van verslechtering van de veiligheid of het doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam en zorgt de ontwikkeling tevens niet voor een belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit.

Conclusie

Er zijn belemmeringen voor de ontwikkelingen vanuit het Barro.

Provinciaal beleid

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. De omgeving van het plangebied bestaat de grond uit zavel met homogeen profiel. Met betrekking tot grondwater is ten zuiden van het plangebied sprake van grondwatertrap VI. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) schommelt tussen 40 en 80centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) bevindt zich op 120 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 3 meter +NAP.

Het plangebied is daarnaast aangeduid als rivierbed. Hiervoor geldt dat een bestemmingsplan van toepassing op Rivierbed mede strekt tot bescherming tegen overstroming. Op basis van hetgeen gesteld in van de Provinciale Verordening (art. 20 lid 2) dient onderbouwd te worden hoe om te gaan met risico's ten aanzien van de verwachte (maximale) waterstanden, klimaatscenario's en evacuatie. Hierna zullen de betreffende aspecten worden behandeld.

Overstromingskans en –risico:

Uit gegevens van Rijkswaterstaat blijkt dat voor het meetpunt Moerdijk de normale waterstand boven 0 m NAP ligt. Vanaf 1,80 m boven NAP is sprake van een verhoogde waterstand. Bij extreem hoogwater is sprake van een waterstand boven 2,35 m NAP. De ligging van het plangebied is circa 3 meter boven NAP, dat is nog ruim 60 centimeter onder de hoogte van het plangebied, normaal gesproken zal het gebied dan ook niet overstromen. Op de overstromingskansenkaart is goed te zien dat door de hoge ligging de overstromingskans ter plaatse van de beoogde bebouwing grotendeels geen significante overstromingskans is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0020.png"

Figuur 4.8.2 Overstromingskansenkaart Plaatsgebonden overstromingskans 2050 | 0cm (bron: www.klimaateffectatlas.nl)

Invloed Klimaatverandering:

De klimaatverandering heeft invloed op de toestroom van water tot de Rijn en daarmee het Hollands Diep, welke grenst aan het plangebied. Er zijn verschillende scenario's beschikbaar, echter de klimaatverandering betekent concreet dat de maatgevende afvoer in Lobith verhoogd zal worden naar 18.000 m3/ sec in het jaar 2100 zo staat vastgelegd in de rapportage voor Ontwerpbelastingen voor het Rivierengebied van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2007). Dit betekent dat de afvoer van de verschillende Rijntakken in de toekomst zal toenemen.


Om de wettelijk vastgestelde veiligheidsnorm te handhaven is in de langetermijnvisie een pakket van maatregelen voorzien; de binnendijkse ruimte die nodig is om deze maatregelen te realiseren zal worden gereserveerd. Het maatregelenpakket van de langetermijnvisie is er op gericht om de afvoercapaciteit van de riviertakken te vergroten zonder dat de waterstanden verder stijgen (PKB ruimte voor de Rivier deel 4, 2007). Dat lukt voor het bovenrivierengebied grotendeels.


In het benedenrivierengebied, verder stroomafwaarts, is het mede onder invloed van zeespiegelstijging niet mogelijk de waterstanden niet verder te laten stijgen. In dat gebied dient rekening gehouden te worden met stijging van de maatgevende waterstanden. Op de Indicatieve taakstelling voor de lange termijn is te zien dat voor het Hollandsdiep op de lange termijn een waterstandstijging van 60-80cm te verwachten is. Dat betekent dat bij extreem hoogwater een waterstand boven 3,15 m NAP zou gelden. Dit zou betekenen dat het plangebied onder water komt te staan. Er wordt dan ook geadviseerd hiermee rekening te houden bij het realiseren van de woningen.

Evacuatiemogelijkheden:

Het plangebied voorziet in de bouw van 31 wooneenheden. Uitgaand van 2,4 bewoners per wooneenheid, mag men er vanuit gaan dat ongeveer 75 extra mensen woonachtig zullen zijn binnen het plangebied.

De inrichting van het plangebied dient bij te dragen aan voldoende mogelijkheden om van de risicobronnen weg te vluchten. De toegang tot het plangebied vanuit twee zijden vanaf de Den Bels en Havenkant, dragen hieraan bij. Hoewel de ontsluitingswegen bij overstroming van de het laag gelegen zijn, zijn deze te benoemen als “effectieve evacuatieroute”, tot een waterhoogte van 2,35 m NAP. Daarnaast is via de Havenkant de mogelijkheid de dijk over te komen. De combinatie van bovenstaande vluchtroutes biedt voldoende mogelijkheden én capaciteit om bewoners te kunnen evacueren.

Alarmering bij hoogwater:

Indien een waterstand van 2,35 m NAP wordt bereikt, zal er nog geen water in de verblijfsruimtes aanwezig zijn. In dergelijke gevallen zal reeds sprake zijn van Coördinatiefase 3 of 4 kleurcode rood (landelijke kleurcodering draaiboek Hoogwater[1]). In dat geval is reeds permanente dijkbewaking aanwezig in relatie tot dreigende dijkdoorbraken. Op dat moment zijn al meerdere stadia van hoogwater- en stormvloedwaarschuwingen doorlopen.

Voor de planlocatie zal tevens een dergelijke waarschuwingssysteem / protocol opgesteld moeten worden, als onderdeel van het evacuatieplan.

Indien de definitieve inrichting bekend is (vloerpeilen, maaiveldhoogten ect.) zal een (gedetailleerd) evacuatieplan opgesteld worden, welke enkel betrekking heeft op de projectlocatie.

Conclusie

Op de lange termijn (jaar 2100) bestaat de kans op overstroming binnen het plangebied, momenteel is dat nog niet het geval. Voor het plangebied dient een evacuatieplan opgesteld te worden. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de “hoogwater”-veiligheid binnen het plangebied in gewaarborgd. Het op te stellen evacuatieplan zal hier een verdere invulling aan geven.

Waterschapsbeleid

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0021.png"

Figuur 4.8.3 Uitsnede Legger Waterschap Brabantse Delta met het plangebied rood omlijnd

Conform de Legger van het Waterschap Brabantse legger bevindt het plangebied zich in een in de beschermingszone van een watergang, zie figuur 4.8.3. Deze zone wordt in het bestemmingsplan opgenomen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Er bevinden zich geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen het plangebied. Ten westen bevindt zich op korte afstand het Hollands Diep. Dit is aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water.

Veiligheid en waterkeringen

Er bevindt zich ten oosten van het plangebied een waterkering, zie figuur 4.3. Het plangebied bevindt zich deels in een in de beschermingszone van een waterkering, zie figuur 4.3. Voor deze zone wordt in het bestemmingsplan een beschermingsregime opgenomen.

4.8.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkelingen geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishouding.

4.9 Externe Veiligheid

4.9.1 Kader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • Bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico (GR). Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

4.9.2 Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.BPMDDenBels2021-BP40_0022.png"

Figuur 4.9.1 Uitsnede risicokaart met het plangebied paars omlijnd

Transport over water

Ten noorden vindt vervoer van gevaarlijke stoffen over het Hollands Diep plaats. Het Hollands Diep (Zeevaartroute en Binnenvaartroute) maakt onderdeel uit van het Basisnet Water.

Uit de Regeling Basisnet blijkt dat bij de vaarweg een vastgestelde Basisnetafstand (PR10-6-afstand) geldt van 0 meter. Deze afstand geldt vanaf de begrenzingslijnen van de rijksvaarweg zoals deze zijn opgenomen in de legger, bedoeld in artikel 5 .1 van de Waterwet. Dit komt globaal overeen met de oeverlijn. Het plangebied ligt niet binnen de PR10-6 contour.

Voor vaarwegen geldt geen Plasbrandaandachtsgebied maar dient, op basis van artikel 2.1.1 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), een vrijwaringszone in acht genomen te worden. Een vrijwaringszone wordt ook gemeten vanaf de begrenzingslijn van de rijksvaarweg. Voor het Hollands Diep geldt een vrijwaringszone van 25 meter. Deze zone overlapt een klein deel van het plangebied aan de noordzijde.

Over het Hollands Diep worden zeer toxische gassen vervoerd (GF3) zodat een invloedsgebied geldt van 1.070 meter vanaf het midden van de vaarroutes.

Op grond van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes dient ingegaan te worden op het bestrijdbaarheid- en zelfredzaamheidsvraagstuk van een toxisch incident op het Hollands Diep. Het plangebied bevindt zich op meer dan 30 en minder dan 200 meter van de vaarweg. Volgens de standaard verantwoording van de gemeente Moerdijk (zie bijlage 12) bevindt de locatie zich hierdoor in een blauwe zone. Er kan worden volstaan met een standaardverantwoording.

Transport door buisleidingen

Ten noorden van het plangebied zijn twee buisleidingen van Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij gelegen. Het betreft een pijpleiding van 24 inch met een maximale werkdruk van 62 bar, de bijbehorende PR 10-6-contour bedraagt 25 meter en het invloedsgebied 36 meter. Door de andere pijpleiding wordt ruwe olie vervoerd en heeft een grootte van 36 inch en een werkdruk van 43 bar. De PR 10-6-contour bedraagt 33 meter, het invloedsgebied is 43 meter. De buisleidingen bevinden zich op een minimale afstand van 664 meter van het plangebied. De locatie bevindt zich niet in het invloedsgebied van de buisleidingen. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

Transport over de weg

Ten oosten bevindt zich de A16 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 1,4 kilometer. Op een afstand van circa 1,8 ten zuiden van het plangebied bevindt zich de A17 waar tevens vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het invloedsgebied van beide wegen wordt bepaald door het maatgevende stofcategorie LT2 en bedraagt 880 meter. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van beide wegen.

Transport over het spoor

Ten oosten op een afstand van circa 911 meter vindt vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. Omdat de afstand groter is dan 200 meter, hoeven volgens het BEVT geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Risicovolle inrichtingen

Ten zuiden bevindt zich het industrieterrein Moerdijk. Het plangebied bevindt zich niet in de PR-contouren hiervan. Wel ligt het plangebied in het invloedsgebied van Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V. en Shell Nederland Chemie B.V. In de haven ligt op dit moment ook een bunkerschip. De precieze contouren van het bunkerstation zijn in dit stadium niet bekend, maar verwacht wordt dat de contouren de afstand van 20 meter niet overschrijden. De woningen liggen op meer dan 400 meter van de haven van Moerdijk.Omdat het plangebied wel in de voorgenoemde invloedsgebieden ligt, is er een beknopte verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

4.9.3 Verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via Den bels. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Moerdijk. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen woningen en een restaurant gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het water, het spoor en bij risicovolle inrichtingen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario’s is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

4.9.4 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het Hollands Diep en het spoor waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Leidingen En Laagvliegroutes

4.10.1 Kaders

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

4.10.2 Onderzoek en conclusies

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Dit aspect vormt geen belemmering.

4.11 Mer-regelgeving

4.11.1 Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • De kenmerken van de projecten;
  • De plaats van de projecten;
  • De kenmerken van de potentiële effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Door het bevoegd gezag moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen.

4.11.2 Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 31 woningen en een restaurant.

Gezien de omvang van het project wordt de ontwikkeling gezien als een stedelijke ontwikkelingsproject (categorie D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.). De drempelwaarden van deze categorie worden overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aangesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte omvat van 200.000 m2 of meer. Daarvan is met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die de genoemde drempelwaarden niet overschrijden toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling die is opgesteld voor dit plan.

Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen uitgebreide plan-of project m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Wel dient door het bevoegd gezag voorafgaand aan het besluit ten aanzien van het ontwerpbestemmingsplan een besluit genomen worden op de m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan heeft als doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de realisatie van 31 woningen en 200 m² horeca.

Voor de regels in het bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten bij het ontwerp bestemmingsplan Den Bels zoals dat ter inzage is gegaan van 31 januari 2020 tot en met 13 maart 2020. Er zijn twee zienswijzen op het plan binnengekomen. De zienswijze van de eigenaar van Den Bels 10 is verwerkt in dit concept-bestemmingsplan conform de toezegging zoals die in de Nota van Zienswijzen van april 2020 is opgenomen. De zienswijze van Ballast Nedam is, gezien de eigendomsoverdracht, niet langer aan de orde. In het bestemmingsplan is daarnaast het actuele beleid van de gemeente omtrent bedrijven- en beroepen aan huis en het beleid ten aanzien van erfbebouwing opgenomen.

In dit hoofdstuk wordt een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Het plan voldoet aan de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012). Het handboek van de gemeente Moerdijk vormt de basis voor dit bestemmingsplan, aangevuld met de geactualiseerde begrippen en bouwregels uit het veegplan Kernen (2017).

5.2 Systematiek Bestemmingen

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  • Algemene regels (hoofdstuk 3);
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

De regels zijn zoveel mogelijk opgebouwd conform het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Moerdijk en sluit tevens aan bij de systematiek van de meest recente bestemmingsplannen voor de kernen binnen de gemeente. Hierna worden de vier hoofdstukken kort toegelicht.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn diverse begrippen verklaard, die in de regels zijn opgenomen. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is in hoofdstuk 1 het artikel 'wijze van meten' opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de feitelijk in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per artikel is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.

In dit hoofdstuk zijn de feitelijk in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per artikel is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.

Bedrijf

De bedrijven in het plangebied zijn voorzien van de bestemming ‘Bedrijf’. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Eén bedrijf in een hogere milieucategorie is middels een specifieke aanduiding op de verbeelding weergegeven. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ter plaatse van het visverwerkingsbedrijf is een schoorsteen met een maximale hoogte van 16,5 meter toegestaan.

Groen

Voor structureel groen is de bestemming ‘Groen’ opgenomen. Aangeven is dat ter plaatse geen gebouwen mogen worden opgericht. Het groene karakter van deze gronden dient, binnen in het plan gestelde voorwaarden, zoveel mogelijk behouden te blijven. Binnen de bestemming is onder andere de aanleg mogelijk van groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein toegestaan. De aanduiding 'evenemententerrein' is opgenomen om hier een 2 jaarlijks evenement toe te staan met een maximum van 10.000 bezoekers per dag.

Tuin

De private gronden die grenzen aan het openbaar gebied en welke in principe onbebouwd dienen te blijven zijn bestemd als ‘Tuin’. Parkeren ten behoeve van de functies op het eigen perceel is mogelijk binnen de bestemming. Overige bouwwerken, zoals bijgebouwen, aan- en uitbouwen zijn op deze gronden niet mogelijk. Ondergeschikte bouwdelen zoals erkers zijn ten behoeve van de aangrenzende bebouwing tot een bepaalde maatvoering toegestaan.

Voor erfafscheidingen voor de voorgevel geldt een maximum hoogte van 1 meter. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale hoogte van 3 meter.

Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen zijn bestemd als ‘Verkeer’. Binnen de bestemming kan medewerking worden verleend aan een herinrichting/herprofilering en zijn onder andere parkeer-, groen- en speelvoorzieningen alsmede waterberging en watergangen mogelijk.

Wonen

De bestaande woningen en de nieuwe vrijstaande woning in het plangebied zijn voorzien van de bestemmingen ‘Wonen’. Op zichzelf staande garages en/of bergingen zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garages en bergingen'. Voor de bebouwingsmogelijkheden wordt een onderscheid gemaakt in het hoofdgebouw van de woning, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. De bestaande woningen in het plangebied zijn vastgelegd conform de gemeentelijke standaard. Dit houdt in dat elke woning een bouwvlak heeft gekregen, waarbinnen het hoofdgebouw dient te worden gesitueerd. Dit bouwvlak heeft bij een vrijstaande woning vanaf de voorgevel van de woning een diepte van 15 meter, met dien verstande dat de afstand tot de achterste perceelgrens minimaal 7 meter moet bedragen. Indien die afstand minder dan 7 meter is, gaat dit ten koste van de diepte van het bouwvlak. De breedte van het bouwvlak bij vrijstaande woningen is in principe 15 meter, waarbij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens 3 meter bedraagt. Voor zover het bestaande hoofdgebouw binnen deze 3 meter is gesitueerd, wordt deze bebouwing strak omlijnd binnen het bouwvlak getrokken.

Woongebied

De beoogde woningen, horeca en bijbehorende parkeervoorzieningen en ontsluiting opgenomen in de bestemming Woongebied. Omdat de invulling van dit gebied niet volledig is uitgekristalliseerd is hier gekozen voor een flexibele bestemming waarin zowel de woningen als de openbare parkeervoorzieningen en ontsluiting is toegestaan. Binnen de bestemming zijn maximaal 30 woningen toegestaan. Er is een bouwvlak met een maximaal bebouwingspercentage opgenomen om zo flexibiliteit in de ontwikkeling van de woningen te behouden. In dit bouwvlak is doormiddel van de functie aanduiding 'horeca' geregeld dat horeca in categorie 1 uit de Staat van horeca - activiteiten is toegestaan met een oppervlakte van maximaal 200 m². Deze horeca is alleen op de kop van de bebouwing toegestaan (grenzend aan noord- en oostgevel). Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van een horecabedrijf met een bvo van 250 m² indien er in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Het is, gezien de ligging en de bestaande horeca in Moerdijk, niet de bedoeling hier grootschalige horeca toe te staan. Dit in verband met de kleinschalige wegen, stikstofgevoelige habitats in de omgeving en beperkte parkeerruimte. Voor het maximaal oppervlakte horeca is een analyse naar de horeca omvang uitgevoerd:

Analyse horeca omvang (gebaseerd op Locatus, omrekenfactor 80%)

  • De gemiddelde omvang van de totale horeca in het dorp Moerdijk is 117 m2 vvo (omgerekend circa 150 m2 bvo* per verkooppunt). In de gemeente is dat 111 m2 vvo (omgerekend circa 140 m2 bvo per verkooppunt). Dit ligt redelijk dicht bij elkaar.
  • De gemiddelde omvang van restaurants in de woonplaats Moerdijk is 223 m2 vvo (omgerekend circa 280 m2 bvo). In de gemeente is dat 138 m2 vvo (omgerekend 173 m2 bvo). Het hoge gemiddelde in dorp Moerdijk wordt verklaart met wegrestaurant Kanters: omvang van 286 m2 vvo = circa 360 m2 bvo.

Een vergelijkbaar concept in de gemeente is restaurant Vista in Willemstad. Volgens Locatus heeft deze horecazaak een omvang van 155 m2 vvo (omgerekend circa 200 m2 bvo). Daarom is gekozen voor een oppervlakte van maximaal 200 m². Een beperkte uitbreiding van 50 m² om een passend concept toe te staan is mogelijk, mits er voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

Waterstaat – Waterkering

Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de gronden die een waterkerende functie hebben. Voor de bestemming is sprake van een zogenoemde dubbelbestemming waarbij de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere aangegeven bestemmingen. Op deze gronden is tevens de Keur van het Waterschap Brabantse Delta van toepassing.

Eventuele toekomstige ontwikkelingen binnen de bestemming zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering. Het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor afwijken. Alvorens bij omgevingsvergunning afwijking te verlenen wordt ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten advies ingewonnen bij het Waterschap.

Naast de bepalingen van het bestemmingsplan zal, op grond van de keurbepalingen, bij het oprichten van bebouwing dan wel het uitvoeren van een aantal werken en/of werkzaamheden tevens een watervergunning van het Waterschap nodig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, diverse aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van bestaande bouwwerken. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van parkeren, waarbij is bepaald dat een omgevingsvergunning uitsluitend verleend kan worden indien voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt geregeld wat in het kader van dit bestemmingsplan in ieder geval wordt gezien als strijdig gebruik. Daarnaast wordt bepaald dat het houden van evenementen niet wordt gezien als strijdig gebruik binnen het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn de aanduidingen 'Geluidzone - industrie' en 'Vrijwaringszone - vaarweg' opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een standaardregeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk maakt.

Daarnaast is een regeling opgenomen voor het afwijken van bouwregels ten behoeve van de realisatie van duurzaamheidsmaatregelen.

Algemene wijzigingsregels

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het onder voorwaarden toepassen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmeting van bestemmingsvlakken. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Overige regels

In dit artikel is bepaald dat, voor zover er verwezen wordt naar wettelijke regelingen, de regelingen gelden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Daarnaast is voor de locatie van het autoschadeherstelbedrijf een specifieke persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht maakt het in afwijking van het bepaalde onder het reguliere overgangsrecht mogelijk om het aanwezige autoschadeherstelbedrijf door de huidige eigenaar te laten voortzetten. Als de huidige eigenaar de werkzaamheden staakt, mogen de bedrijfsactiviteiten niet langer worden voortgezet door derden.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Gemeente is grondeigenaar er verantwoordelijk voor de exploitatie. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan worden door de gemeente gedragen.

Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatie

Voor het project Waterfront Moerdijk is een werkgroep in het leven geroepen, waarin de volgende partijen zijn vertegenwoordigd:

  • de bewoners aan de haven;
  • de bedrijven aan de haven;
  • eigenaren van schepen die structureel aanmeren in de haven;
  • belangenvereniging voor de beroepsvaart
  • belangenvereniging voor de sportvisserij
  • een vertegenwoordiger van de chauffeurs die gebruik maken van de vrachtwagenparkeerplaats;
  • belangstellende inwoners van het dorp.

In de loop der jaren is deze groep frequent bij elkaar gekomen om de plannen met de haven zelf uit te werken. Op 25 januari 2021 is hieraan het element van woningbouw aan de westzijde toegevoegd. Tijdens deze bewuste sessie zijn er algemene uitgangspunten geformuleerd om rekening mee te houden bij de uitwerking van woningbouw.


Op 13 april 2021 is in werkgroepverband een aantal mogelijke woningbouwvarianten besproken alsmede aan de dorpstafel van 15 april 2021 , en uiteindelijk in meerderheid geopteerd voor de variant met 'frontappartementen'. Tevens werden nog de volgende optimalisatierichtingen benoemd:

  • ga na of er ook nog mogelijkheden zijn naast appartementen, om ook grondgebonden woningen te verkavelen;
  • bezie de mogelijkheden om de appartementen niet volledig de zichtbaarheid/openheid van het achtergelegen gebied ontnemen;
  • bezie de mogelijkheden om meerdere appartementen te oriënteren op het Hollands Diep.

Op 20 juni 2021 is een variant waarin een bouwkavel is toegevoegd aan de werkgroep gepresenteerd. Hiermee is toch alsnog tegemoet gekomen aan de wens tot een combi appartementen met grondgebonden woningen, hetzij dat het slechts 1 grondgebonden woning is geworden. Men kon hiermee instemmen, mits er aandacht is voor de welstandscriteria zodat het nieuwe kavel aansluit op de bestaande woningen. Hetzelfde geldt voor de appartementen.

Op 9 september 2021 is deze stedenbouwkundige variant aan de dorpstafel gepresenteerd. Ook hier kon het getoonde rekenen op enthousiaste reacties.

6.2.2 Vooroverleg

In het kader van het bestemmingsplan is het plan als voorontwerp toegezonden aan de verschillende overlegpartners.

6.2.3 Vaststellingsprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan is conform de wettelijke procedure gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Vanaf 19 oktober tot en met 29 november 2022 heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. In deze periode is 1 zienswijze ingediend. In bijlage 15 is deze zienswijze samengevat en beantwoording voorzien. De zienswijze heeft geen aanleiding gegeven tot het doorvoeren van wijzigingen in het bestemmingsplan. Wel is naar aanleiding van de update van de Aerius rekentool de stikstofberekening ge-update (bijlage 9).

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca - Activiteiten

Bijlage 2 Staat van horeca - activiteiten

Bijlage 3 Landschapsplan

Bijlage 3 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 1 Landschapsplan

Bijlage 2 Advies Regioarcheoloog

Bijlage 2 Advies regioarcheoloog

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Geuronderzoek Waterfront Moerdijk 2009

Bijlage 5 Geuronderzoek Waterfront Moerdijk 2009

Bijlage 6 Aanvullend Geuronderzoek 2016

Bijlage 6 Aanvullend geuronderzoek 2016

Bijlage 7 Aanvullend Geuronderzoek 2022

Bijlage 7 Aanvullend geuronderzoek 2022

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 8 Bodemonderzoek

Bijlage 9 Aerius Memo

Bijlage 9 Aerius memo

Bijlage 10 Stikstofberekening Gebruiksfase

Bijlage 10 Stikstofberekening gebruiksfase

Bijlage 11 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 11 Quickscan Wet natuurbescherming

Bijlage 12 Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019

Bijlage 12 Standaard Verantwoording Groepsrisico 2019

Bijlage 13 Memo Vleermuisvriendelijke Verlichting

Bijlage 13 Memo vleermuisvriendelijke verlichting

Bijlage 14 Toetsing Rijksvaarweg En Aanvaarveiligheid

Bijlage 14 Toetsing rijksvaarweg en aanvaarveiligheid

Bijlage 15 Nota Zienswijzen

Bijlage 15 Nota Zienswijzen