KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie En Programma
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Conclusie
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Planvorm
3.2 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen
3.3 Specifieke Elementen
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Verkeer En Infrastructuur
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Horeca
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Wegverkeerslawaai
5.7 Luchtkwaliteit
5.8 Archeologie En Cultuurhistorie
5.9 Bodem
5.10 Ecologie
5.11 Water
5.12 Bezonning
Hoofdstuk 6 Maatschappelijk Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak En Zienswijzen
6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Hoofdstuk 7 Financiële Aspecten
7.1 Grondexploitatie, Verwerving En Kostenverhaal
7.2 Financiële Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Figuur Peil
Bijlage 1 Ruimtelijk Economisch Onderzoek
Bijlage 2 Toelichting Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Parkeerbalans
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Weg- En Spoorweglawaai
Bijlage 5 Vooronderzoek Bodem
Bijlage 6 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 7 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 8 Bezonningsstudie
Bijlage 9 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 10 Nota Van Zienswijzen

Molenstraat-Markt-Doelstraat Zevenbergen

Bestemmingsplan - Gemeente Moerdijk

Vastgesteld op 02-11-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Molenstraat-Markt-Doelstraat Zevenbergen met identificatienummer NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40 van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, opslaan of inzamelen van goederen.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.12 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.26 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, indien en zover de activiteiten behoren tot categorie 1 horeca-activiteiten.

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.28 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.29 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;

1.32 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

1.33 erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voorzover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 geluidgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.36 geluidhinderlijke inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.37 grootschalige detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.40 huishouden

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.41 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen discipline, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.42 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.44 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.45 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.46 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.47 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.48 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.49 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.50 parkeergarage

geheel of gedeeltelijk overdekte voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen

1.51 peil

  • de hoogte van de Molenstraat, gemeten ter plaatse van de RD-coördinaten X = 100929.9446, Y = 406491.2456 (conform het rijkscoördinatenstelsel ), zoals opgenomen in bijlag 2 Figuur peil van deze regels.
  • Ter plaatse van RD-coördinaten X = 100929.9446, Y = 406491.2456 (conform het Rijksdriehoekstelsel) geldt een maaiveldhoogte van 3,23 m +NAP.

1.52 raamprostitutie

prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg wordt aangeboden.

1.53 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken, indien en zover de activiteiten behoren tot categorie 1 horeca-activiteiten.

1.54 rijksmonument

een object, bouwwerk of terrein dat op de verbeelding van de aanduiding 'rijksmonument' is voorzien.

1.55 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een voertuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.56 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.57 supermarkt

detailhandel in een grote verscheidenheid aan dagelijkse goederen door middel van zelfbediening.

1.58 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.59 verbeelding

  1. a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan “Molenstraat-Markt-Doelstraat Zevenbergen”, bestaande uit één kaartblad met het nummer NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40.
  2. b. digitale verbeelding: een verbeelding van het bestemmingsplan “Molenstraat-Markt-Doelstraat Zevenbergen”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40.

1.60 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.61 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil (artikel 1.51) tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil (artikel 1.51) tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening en detailhandel, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' een supermarkt is toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': uitsluitend horecabedrijven van categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten;
  3. c. opslag ten behoeve van bovengenoemde functies;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': uitsluitend een parkeergarage, waarbij geldt dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' de hoofdontsluiting van de parkeergarage is toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': uitsluitend een laad- en losvoorziening voor de bevoorrading van de supermarkt;
  6. f. uitsluitend op de verdieping wonen en wonen met aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de bedrijfsvloeroppervlakte van horecabedrijven bedraagt in totaal ten hoogste 380 m2;
  2. b. de bedrijfsvloeroppervlakte van de supermarkt bedraagt ten hoogste 1.800 m2;
  3. c. de winkelvloeroppervlakte van de supermarkt bedraagt ten hoogste 1.400 m2;
  4. d. de bedrijfsvloeroppervlakte van overige detailhandel en dienstverlening bedraagt ten hoogste 800 m2;
  5. e. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 21;
  6. f. het vloeroppervlak van aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij woningen bedraagt niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning met een maximum van 50 m²;
  7. g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  8. h. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  9. i. grootschalige detailhandel is niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en ten behoeve van centrumfuncties;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – weekmarkt', mede voor weekmarkten;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras', mede voor terrassen;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speeltoestellen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3' (Stadskernen) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden voor de ‘Waarde - Archeologie 3' (Stadskernen) aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen in de op oppervlakte en diepte meer bedraagt dan 50 m² en niet dieper gaat dan 30 cm onder maaiveld.
  2. b. Aan de sloopvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleidt door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
  3. c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
  4. d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als ‘Waarde - Archeologie 3' (Stadskernen) aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als ‘Waarde - Archeologie 3' (Stadskernen) aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    1. 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    2. 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van schepen en andere vaartuigen voor bewoning.

8.2 Geen strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gerekend.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  1. a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  3. c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
    1. 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
    2. 2. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  4. d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

11.2 Archeologische waarden

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregel 'Parkeerbeleid Moerdijk - Nota Parkeernormen' of de opvolger van deze beleidsregel bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

12.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig kan in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  3. c. het lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Molenstraat-Markt-Doelstraat Zevenbergen'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met de vaststelling van het Masterplan Centrum Zevenbergen door de gemeenteraad in juni 2011 is de koers voor de noodzakelijke revitalisering van het centrum van Zevenbergen uitgestippeld. De ontwikkeling van de deellocatie Molenstraat, Markt en Doelstraat maakt hier een essentieel onderdeel van uit. In de periode 2011 tot 2015 is de haalbaarheid van deze ontwikkeling onderzocht, mede op basis van een marktconsultatie. De gemeenteraad heeft naar aanleiding hiervan op 17 december 2015 ingestemd met de realisatie van de ontwikkeling 'Molenstraat' op basis van het initiatief van Synchroon B.V.. Vervolgens hebben de gemeente (B&W) en Synchroon op 12 januari 2016 een anterieure overeenkomst afgesloten.

Het planinitiatief van Synchroon voorziet in de herontwikkeling van het gebied gelegen tussen Molenstraat, Markt en Doelstraat (zie figuur 1.1). De bestaande bebouwing zal hier worden gesloopt, waarna hier een supermarkt, met aanvullende winkel- en horecavoorzieningen, een parkeergarage en maximaal 21 woningen (stadswoningen en appartementen) worden gerealiseerd.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0001.jpg"

Figuur 1.1: Impressie ontwikkeling 'Molenstraat' (bron: Synchroon)

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Molenstraat-Markt-Doelstraat Zevenbergen' ligt in het centrum van de stad Zevenbergen (gemeente Moerdijk). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Molenstraat, aan de oostzijde door de Markt en aan de zuidzijde door de Doelstraat. De westgrens betreft het bouwblok bestaande uit de supermarkt Albert Hein, slijterij Gall & Gall, appartementen en een parkeergarage. Zie figuur 1.2 voor de ligging van het plangebied.

Door de ligging in het centrum kan de omgeving van het plangebied als divers worden getypeerd. De Molenstraat bestaat uit een mix tussen (kleinschalige) detailhandel, commerciële panden, horeca en woonbebouwing. De Markt is het daadwerkelijke centrum van de kern. Het plein dat normaliter wordt gebruikt als parkeerterrein wordt daarnaast ingezet voor evenementen. De randen van de Markt hebben een divers karakter met aan de noordzijde voornamelijk horeca, een kerkgebouw aan zowel de oost- als zuidzijde, kantoren, detailhandel en woningen. De Doelstraat heeft voornamelijk een woonfunctie. Enige jaren geleden is hier Woonzorgcentrum de Zeven Schakels gerealiseerd. Het woonzorgcentrum biedt zorg in appartementen, kleinschalige woongroepen en dagbesteding.

Het gehele plangebied ligt binnen de molenbiotoop van de molen Fleur aan de Lage Wipstraat 80.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0002.jpg"

Figuur 1.2: Ligging plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied gelden twee bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan 'Centrum Zevenbergen' (vastgesteld 8 oktober 2015) en het bestemmingsplan 'Haven - Markt in Zevenbergen' (vastgesteld 4 februari 2016). Zie figuur 1.3 voor een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0003.jpg"

Bp Centrum Zevenbergen Bp Haven - Markt Zevenbergen

Figuur 1.3: Uitsnede vigerende bestemmingsplannen (blauwe contour = plangebied)

De gronden hebben op basis van de beide bestemmingsplannen de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd - 1' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd - 1' is opgenomen dat de functies detailhandel, dienstverlening, horecabedrijven van categorie 1a en 1b, maatschappelijke voorzieningen en culturele voorzieningen enkel worden uitgeoefend op de de begane grondlaag van gebouwen. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' is een supermarkt mogelijk. Deze aanduiding is binnen het plangebied niet aanwezig, zodat supermarkten in het vigerend plan binnen het plangebied niet mogelijk zijn. Zowel op de begane grond als op de verdieping zijn woningen toegestaan.

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is bedoeld als verblijfsruimte, voor verplaatsing en het gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, alsmede voor terrassen. De gronden aan de Markt mogen tevens gebruikt worden ten behoeve van standplaatsen en de weekmarkt. Hiervoor zijn aanduidingen opgenomen. Op de gronden mogen tevens de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speeltoestellen, parkeervoorzieningen en overige inrichtingselementen worden geplaatst.

In beide bestemmingsplannen is voor het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduiding ' vrijwaringszone - Molenbiotoop' opgenomen.

Het voornemen is niet passend op basis van de vigerende bestemmingen.

1.4 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt:

  • Hoofdstuk 2 'Gebiedsvisie en programma' beschrijft de huidige situatie en het planvoornemen;
  • Hoofdstuk 3 'Juridische beschrijving' gaat in op de planvorm en de gehanteerde bestemmingen;
  • Hoofdstuk 4 'Beleidskader' beschrijft het Rijks-, Provinciaal, Regionaal en gemeentelijk beleid;
  • Hoofdstuk 5 'Milieuonderzoek' toets het voornemen aan de sectorale aspecten;
  • Hoofdstuk 6 'Maatschappelijke uitvoerbaarheid' beschrijft de procedure;
  • Hoofdstuk 7 'Financiële aspecten' gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het voornemen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie En Programma

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied, omsloten door de Molenstraat, Markt, Doelstraat en blokbebouwing van de Albert Hein heeft momenteel een gemengde invulling. Momenteel zijn in totaal 21 woningen aanwezig. Daarnaast zijn er drie commerciële ruimten in gebruik, of staan te huur. Aan de Molenstraat zijn nu bijvoorbeeld een kunstgalerij en een cafetaria gevestigd.

De Molenstraat vormt een onderdeel van de historische structuur van de stad Zevenbergen. De straat kenmerkt zich mede daardoor dan ook door een menging van woningen en winkels. De bebouwing aan de rand van het plangebied bestaat voornamelijk uit grondgebonden woningen, een horecavoorziening (cafetaria) en maatschappelijke functies (zie figuur 2.1).

De bebouwing staat direct aan de openbare ruimte. Het straatprofiel van de Molenstraat is smal, met aan beide zijde van de weg een trottoir, langsparkeren aan de zijde van het plangebied en aan de noordzijde van de eenrichtingstraat zorgt een leiboombeplanting voor de afscheiding tussen rijbaan en trottoir.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0004.jpg"

Figuur 2.1: Molenstraat (bron: Google Earth 2016)

De Doelstraat heeft voornamelijk een woonfunctie. Direct naast de blokbebouwing van de Albert Hein ligt een diepe tuin, behorende bij Molenstraat 15, met daarnaast een klein appartementengebouw (zie figuur 2.2). De Doelstraat heeft een breed profiel met groenvoorzieningen aan de zijkant van de weg, waar tussen parkeervakken zijn gesitueerd.

De Doelstraat is een tweerichtingsweg. De rijbaan wordt aan beide zijden van het trottoir gescheiden door een groen- parkeerstrook.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0005.jpg"

Figuur 2.2: Doelstraat (bron: Google Earth 2016)

De Markt vormt samen met de Nieuwe Kerkstraat een verblijfsgebied met een gevarieerd horeca-aanbod aan de noordkant en maatschappelijke voorzieningen aan de zuidkant. De Markt is mede daardoor één van de belangrijkste open ruimten in de binnenstad. De Markt kan nog meer dan nu het gezellige middelpunt in Zevenbergen worden. Het plein is hier en daar wat rommelig, door geparkeerde auto’s en wisselende bestrating. Evenementen zijn slechts beperkt mogelijk en er moet ruimte komen voor de weekmarkt, die verhuist vanaf de haven wanneer daar het water terugkeert. Met de herinrichting van de Markt in het kader van de centrumontwikkeling, zal de kwaliteit van de Markt als verblijfsgebied toenemen.

Ter plaatse van het plangebied en bij de overgang naar de Molenstraat bevindt zich een open parkeerterrein, dat aan de randen beplant is. Aansluitend op deze openbare ruimte zijn aan de zijde van de Doelstraat enkele grondgebonden woningen gesitueerd (zie figuur 2.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0006.jpg"

Figuur 2.3: Markt (bron: Google Earth 2016)

De bebouwing van het plangebied heeft een kleinschalig karakter. Kleine bouwblokken, bestaande uit tweelaags bebouwing met kap. Hierdoor hebben zowel de Molenstraat, Markt als Doelstraat een gevarieerd gevelbeeld met diverse bebouwingsvormen.

Zowel aan de noordoost zijde van de Markt als aansluitend aan de Doelstraat is openbare ruimte in de vorm van een parkeerterrein gesitueerd. Tussen de bebouwing liggen privé tuinen, behorende bij de grondgebonden woningen. Zie figuur 2.4 voor een luchtfoto van de huidige situatie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0007.jpg"

Figuur 2.4: Luchtfoto huidige situatie plangebied (bron: ArcGIS 2014)

2.2 Toekomstige Situatie

Centrum ontwikkeling Zevenbergen

De gemeente Moerdijk heeft in 2011 een Masterplan voor het centrum van Zevenbergen opgesteld. De uitgangspunten van het Masterplan zijn:

  1. 1. Een compacte winkelstructuur;
  2. 2. Ruim baan voor horeca, recreatie en cultuur;
  3. 3. Meervoudig ruimtegebruik;
  4. 4. Een bereikbaar centrum;
  5. 5. Het centrum als verblijfs- en ontmoetingsplek.

Op basis van deze uitgangspunten zijn 5 deelprojecten gedefinieerd met als doel de kwaliteit van het centrum te verbeteren.

De 5 deelprojecten zijn:

  • Haven: Terugbrengen van het water in het centrum van Zevenbergen.
  • Markt: Herstructurering van de Markt, waarbij ruimte wordt gemaakt voor het sociaal functioneel gebruik van de markt voor evenementen, de weekmarkt en ruimte voor terrassen.
  • Kasteeltuin: Herstructurering van de voormalig kasteeltuin met de realisatie van openbare parkeergelegenheid in een groene setting en nieuwe woningen aan de Neerhofstraat.
  • Stoofstraat: Aan het begin van de haven, waar de Stoofstraat op de haven uitkomt, komt een markant gebouw met appartementen, voorzieningen en ondergronds parkeren.
  • Molenstraat: Onderhavige ontwikkeling van het gebied aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat.

Ontwikkeling Molenstraat - Markt - Doelstraat

Projectontwikkelaar Synchroon heeft het initiatief genomen om een ontwikkelingsvisie voor dit deelgebied op te stellen. De bestaande bebouwing zal worden gesloopt en plaats maken voor een supermarkt, nieuwe winkelruimten, horecavoorzieningen, een parkeergarage, maximaal 21 stadswoningen en appartementen en herinrichting van deze zijde van de Markt. Op figuur 1.1 is een 3d-impressie van het voornemen weergegeven. Het programma van de ontwikkeling bestaat uit de volgende functies:

  • Supermarkt (circa 1.800 m2 bvo; circa 1.400 m2 wvo);
  • Horeca (circa 380 m2 bvo);
  • Twee winkelruimtes (circa 530 m2 bvoen circa 260 m2 bvo);
  • Parkeergarage;
  • maximaal 21 woningen, bestaande uit appartementen en stadswoningen.

Het bouwblok zal worden opgebouwd uit vier niveau's. Door het aanwezige hoogteverschil tussen de Doelstraat en de Molenstraat zal zowel het laagste niveau als het tweede niveau direct aan de straat aansluiten.

Niveau Doelstraat

Het laagste niveau sluit aan op de Doelstraat. Vanaf hier wordt een directe toegang tot de parkeergarage gerealiseerd. Een laad- en loshof ten behoeve van de nieuwe supermarkt ontsluit ook direct op de Doelstraat. Het laagste niveau herbergt naast de parkeerlaag (+/- 70 parkeerplaatsen) en het laad- en loshof geen andere functies. Van deze laag leiden trap, lift en roltrap naar de bovengelegen verdiepingen.

Niveau Molenstraat

De belangrijkste laag van het complex sluit direct aan op de Molenstraat. Het niveau herbergt de nieuwe supermarkt (inclusief magazijn, kantoor en personeelsruimte), winkelruimten een horecavoorziening en een parkeerdek (+/- 45 parkeerplaatsen). De ingang van de supermarkt en beide winkelruimten worden aan de zijde van de Molenstraat gesitueerd. De horecavoorziening aan de zijde van de Markt. Figuur 2.5 laat een schetsimpressie zien van het niveau Molenstraat.

De supermarkt

In visie op het te ontwikkelen programma voor de projectlocatie Molenstraat/Markt/Doelstraat wordt aangegeven dat Zevenbergen een bovenlokaal verzorgingsniveau heeft als het gaat om dagelijkse boodschappen. Het huidige centrumgebied heeft slechts één supermarkt (Albert Heijn). De aantrekkingskracht van een supermarkt is bepalend voor de keuze van een consument om een winkelgebied te bezoeken. Uitbreiding van het supermarktaanbod is dan ook wenselijk. De beoogde supermarktontwikkeling betreft supermarktketen Dirk. Deze supermarktketen richt zich op een ander marktsegment dan de bestaande supermarkt. Door het toevoegen van een tweede supermarkt, wordt het supermarktaanbod completer. Het aanbod van de nieuwe supermarkt in een ander marktsegment vult het aanbod van de naast gelegen full service supermarkt aan, waardoor een sterke combinatie zal ontstaan (Initiatiefplan Synchroon, 2015).

Overige commerciële units

De historisch gegroeide opzet van het winkel- en horeca aanbod in Zevenbergen ligt relatief ver verspreid over het centrumgebied. Met de commerciële units naast de supermarkt wordt ruimte geboden om het winkel- en horeca aanbod verder te concentreren in het centrumgebied van Zevenbergen. De invulling van de commerciële units wordt overgelaten aan de markt. De aanvullende commerciële functies hebben als doel om het winkelaanbod verder te concentreren en het verbeteren van het verblijfsklimaat rond de Molenstraat, Doelstraat en Markt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0008.png"

Figuur 2.5: Schetsimpressie niveau Molenstraat (Bron: Synchroon, 2015)

Niveau Woondek

Het niveau Woondek ligt boven op de voorzieningenlaag (niveau Molenstraat). Op dit niveau worden woningen, bergingen, een binnentuin en de parkeervoorzieningen voor de bewoners gerealiseerd. De woningen, maximaal 21 stuks, hebben op de verdieping allen een berging. Er zijn twee verschillende type woningen opgenomen. Gelijkvloerse driekamer appartementen voor de doelgroepen jongeren en ouderen (85 m2 go) en stadswoningen met twee verdiepingen (90 m2 go). Dit laatste type richt zich op de doelgroep (jonge) gezinnen. De appartementen zijn voorzien aan de zijde van de Doelstraat en Molenstraat. Aan de zijde van de Markt betreft het stadswoningen. Alle woningen krijgen aan de binnenzijde van het complex een eigen buitenruimte. Figuur 2.6 laat een schets impressie van het niveau Woondek zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0009.png"

Figuur 2.6: Schets impressie niveau Woondek (Bron: Synchroon, 2015)

Dit initiatiefplan van Synchroon als uitwerking van het Masterplan Centrum Zevenbergen biedt de volgende meerwaarde:

  1. 1. Toevoeging van een tweede trekker in het kernwinkelgebied door de realisatie van een Dirk supermarkt welke complementair is aan de reeds aanwezige supermarkt (Albert Heijn). Door het creëren van een aantal grotere winkelruimten kan er proactief ingezet worden op verplaatsing van winkelvestigingen naar het kernwinkelgebied en zal er een compacter winkelgebied ontstaan;
  2. 2. Versterken van de belevingswaarde van de Markt door de realisatie van horeca in de plint aldaar;
  3. 3. De realisatie van kwalitatief hoogwaardige woningen voor senioren en empty nesters rondom een binnentuin die deels invulling kan geven aan de toenemende behoefte om te voorzien in aanvullende woningtypen voor deze doelgroepen;
  4. 4. Naast het toevoegen van een tweede supermarkt, het realiseren van een ‘consumentvriendelijke’ bovengrondse parkeergarage welke in goede verbinding staat met de supermarkt en de Molenstraat. Deze parkeergarage zal als een bronpunt voor het winkelend publiek gaan functioneren en draagt bij in de doelstelling om een bereikbaar centrum te realiseren;
  5. 5. Door de gebouwde parkeervoorzieningen te realiseren kan de openbare ruimte, waaronder de Markt, worden ingericht als verblijfs– en ontmoetingsplek. De ontmoetingsplek wordt extra geladen door horeca aan de Markt te realiseren en de hoogwaardige architectuur van ons initiatiefplan zal bijdragen aan de belevingswaarde van deze verblijfs– en ontmoetingsplek.

Het initiatiefplan draagt dan ook bij aan de realisatie en uitwerking van het Masterplan Centrum Zevenbergen.

2.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten van het Masterplan Centrum Zevenbergen, de stapsgewijze opwaardering van het centrum van Zevenbergen. Het plan sluit aan bij de 5 uitgangspunten van het Masterplan:

  1. 1. Een compacte winkelstructuur;
  2. 2. Ruim baan voor horeca, recreatie en cultuur;
  3. 3. Meervoudig ruimtegebruik;
  4. 4. Een bereikbaar centrum;
  5. 5. Het centrum als verblijfs- en ontmoetingsplek.

De deellocatie Molenstraat is binnen de centrumontwikkeling dè locatie als het gaat om het versterken en compact maken van de winkelstructuur (1). Daarnaast verzorgt de ontwikkeling met een parkeergarage voor zijn eigen parkeeroplossing (4) op een goed te ontsluiten locatie. De ontwikkeling voorkomt daarmee parkeerproblemen in het centrumgebied. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het natuurlijk aanwezige hoogteverschil tussen Doelstraat en Molenstraat en door meervoudig ruimte gebruik (3) ontstaat bovendien ruimte om nieuwe woningen terug te brengen in het gebied. Door de beperkte toevoeging van horeca (2) op de Markt neemt de levendigheid van het plein toe, hetgeen bijdraagt aan het versterken van het centrum als verblijfs- en ontmoetingsplek (5).

Met het initiatiefplan van Synchroon wordt concreet invulling gegeven aan bovengenoemde punten.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Planvorm

Gekozen is voor een zelfstandig bestemmingsplan, met een volledige set regels. Uit oogpunt van uniformiteit met andere recent vastgestelde bestemmingsplannen en praktische overwegingen (toetsing bouwaanvragen) is gekozen voor een bestemmingsplanregeling (samenspel van verbeelding en regels) waarin flexibiliteit wordt geboden en anderzijds ook maximale duidelijkheid en rechtszekerheid wordt gegeven.

Binnen het plangebied worden de bestemmingen 'Centrum' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. De nieuwe bebouwing krijgt de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming is het gebouwcomplex toegestaan, bestaande uit onder andere detailhandel, voorzieningen en woningen. Voor een correcte aansluiting met de vigerende bestemmingsplannen krijgen de randen van het plangebied de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Zie paragraaf 3.2 voor een uitgebreidere beschrijving van de bestemmingen.

3.2 Toelichting Op De Gehanteerde Bestemmingen

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is, middels het handboek bestemmingsplannen (versie februari 2014) van de gemeente Moerdijk, aangesloten op de SVBP2012. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Hiermee voldoet hte plan aan de wettelijke RO standaarden 2012 en kan het raadpleegbaar worden gemaakt via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Verder voldoet het plan aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voor de inhoudelijke systematiek is aangesloten op de vigerende bestemmingsplannen die van toepassing zijn op gronden gelegen rondom het plangebied. Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de artikelen toegelicht.

3.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

3.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

Deze bestemming is gebruikt voor het nieuw te bouwen complex. Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegestaan. Op de begane grond zijn toegestaan de functies detailhandel (onder andere een supermarkt), horeca categorie 1 en 2 toegestaan. De functies supermarkt en horeca zijn aangeduid op de verbeelding met een aanduiding. Wonen mag plaatsvinden op de verdiepingen, hier is tevens een beroep- en bedrijf aan huis onder voorwaarden mogelijk. Hiermee wordt recht gedaan aan de winkel- en verblijfsfunctie die dit gebied in hoofdzaak heeft. Wonen op de begane grond is niet toegestaan. Voor de beoogde parkeergarage is ook een aanduiding opgenomen op de verbeelding, die regelt dat ter plaatste van deze aanduiding alleen een parkeergarage is toegestaan. De hoofdontsluiting van de parkeergarage en de laad- en losvoorziening zijn ook specifiek aangeduid, zodat de locatie hiervan in het plangebied is vastgelegd.

Zoals beschreven in paragraaf 2.2 is het de wens om één complex te realiseren waarin verschillende functies ondergebracht worden, bouwkundig zijn deze functies en gebouwen met elkaar verweven. De exacte positie van de 5 deelprojecten is niet op alle punten vastgelegd om enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te bouwen. Om dit te borgen is een bepaling opgenomen om de onderlinge samenhang van het complex te duiden. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor bouwen in één tranche wordt verleend en als geheel complex wordt gebouwd.

Bebouwing dient binnen het bouwvlak plaats te vinden, waarbij het bebouwingspercentage van het bouwperceel 100% mag bedragen. De bouwhoogte is weergegeven op de verbeelding.

Middels afwijkingsbevoegdheden is het mogelijk om:

  • een hoger aantal woningen toe te staan:

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

Deze bestemming geldt voor wegen, straten en pleinen, voet - en fietspaden ten behoeve van de afwikkeling van alle verkeer. Ook zijn binnen deze bestemming terrassen mogelijk. De terrassen moeten voldoen aan de 'Beleidsregels terrassen gemeente Moerdijk' zoals door de gemeenteraad van Moerdijk vastgesteld als uitwerking van de APV. Verder zijn binnen deze bestemming ook nuts- en speelvoorzieningen toegestaan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

De gemeente heeft op 18 december 2014 voor het gehele grondgebied een archeologische beleidskaart vastgesteld. Op basis van deze kaart zijn de archeologische bestemmingen opgesteld. Voor dit bestemmingsplan geldt de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De archeologische waarden in het plangebied worden beschermd door beperkingen te stellen aan de bouwmogelijkheden op basis van de onderliggende bestemmingen. Voor gebieden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' gelden beperkingen voor bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte groter dan 30 m2. Daarnaast is er een omgevingsvergunning opgenomen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

3.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

In het hoofdstuk algemene regels zijn regels opgenomen die voor het gehele plangebied gelden.

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Het artikel 'Anti-dubbeltelbepaling' bevat bepalingen om te voorkomen dat met het bestemmingsplan strijdige situaties ontstaan of worden vergroot. De redactie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor toegelaten bouwwerken met afwijkende maten. Het lid Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten betreft uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is een regeling opgenomen voor het gebruik dat als strijdig moet worden gezien en voor het gebruik dat als niet strijdig moet worden gezien.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Een gedeelte van het plangebied valt binnen de vrijwaringszone van de Molen Fleur aan de Lage Wipstraat. Het betreft een zogenaamde stellingkorenmolen uit 1841. Om die reden is een gebiedsaanduiding vrijwaringszone-molenbiotoop op de verbeelding opgenomen en is een algemene aanduidingsregel opgenomen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

Tevens is een wijzigingsregel opgenomen ten behoeve van het verwijderen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

Artikel 12 Overige regels

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

Ook is een parkeerregel opgenomen, waardoor voor de ontwikkeling moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Zie ook paragraaf 3.3.

3.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

In de overgangsregel is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerkingtreden van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of het strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 14 Slotregel

In de 'slotregel' is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

3.3 Specifieke Elementen

Parkeren

In de Algemene bouwregels en de Algemene gebruiksregels zijn regels opgenomen die voldoende parkeerplaatsen moeten waarborgen. De voorwaarde is opgenomen dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen uitsluitend kan worden verleend indien voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn of worden aangelegd. Uitgangspunt is het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein te realiseren.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante beleid samengevat. Het hier samengevatte beleidskader is niet uitputtend. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen verwezen naar specifiek beleid of beleidsnotities die niet in deze paragraaf worden behandeld.

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.

De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.

Beoogde ontwikkeling

Vanwege de aard en schaal van de voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van strijd met het SVIR. Het SVIR wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Beoogde ontwikkeling

Vanwege de aard en schaal van de voorgenomen ontwikkeling is er geen sprake van strijd met het Barro. Het Barro wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer ruimtelijke plannen die nieuwe woningen mogelijk maken, de treden van deze ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  1. a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  2. b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  3. c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Per 1 juli 2017 is een aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen betreffen een vereenvoudiging door het loslaten van de afzonderlijke 'treden' en het vervangen van het begrip 'actuele regionale behoefte' door 'behoefte'. Omdat het ontwerpbestemmingsplan voor deze datum ter inzage is gelegd is in dit bestemmingsplan nog de systematiek van voor 1 juli 2017 aangehouden.

Beoogde ontwikkeling

De gemeente Moerdijk streeft met de centrumontwikkeling in Zevenbergen een compacte winkelstructuur na, met ruimte voor horeca, recreatie en cultuur. De ontwikkeling van het plangebied aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat maakt hier een essentieel onderdeel van uit. De bestaande bebouwing zal plaats maken voor een supermarkt, nieuwe winkelruimten, horecavoorzieningen, een parkeergarage en maximaal 21 woningen in de vorm van stadswoningen en appartementen. Op basis van de vigerende bestemmingsplanregeling is een groot deel van het programma al mogelijk binnen de huidige bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd 1'. Momenteel zijn 21 woningen en een aantal commerciële ruimten gesitueerd in het plangebied.

Op basis van jurisprudentie wordt geconcludeerd dat het toevoegen van een nieuwe supermarkt een stedelijke ontwikkeling is conform de ladder voor duurzame verstedelijking. Voor de overige detailhandels- en horecafuncties wordt geconcludeerd dat het planinitiatief ten opzichte van de reeds ter plaatse aanwezige en de planologische toegestane functies niet kwalificeert als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit geldt ook voor het aantal woningen. De beoogde ontwikkeling voorziet in hetzelfde aantal woningen.

In het kader van toetsing aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' dient dan ook enkel de realisatie van de supermarkt getoetst te worden. Onder andere in het kader van toetsing aan de ladder is een ruimtelijk economische onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is als bijlage 1 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub a Bro (trede 1)

In de kern Zevenbergen blijft het huidige winkelaanbod in de dagelijkse goederensector achter bij het gemiddelde in vergelijkbare Nederlandse kernen (op basis van inwonertal). Uit het distributieplanologisch onderzoek (zie bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek) blijkt dat de komende planperiode ontwikkelruimte bestaat voor nieuwe winkelmeters.

Met de beoogde uitbreiding wordt een economisch-duurzame exploitatie mogelijk voor zowel de beoogde supermarktontwikkeling van supermarktketen Dirk als voor de overige aanbieders. Daarbij wordt de winkelstructuur in het centrum van Zevenbergen versterkt als hoofdwinkelgebied van de gemeente Moerdijk. De inwoners uit Zevenbergen en omgeving hebben behoefte aan variatie aan supermarkten voor de dagelijkse boodschappen. Met de toevoeging van supermarktketen Dirk wordt de verzorgingsfunctie van het centrumgebied van Zevenbergen verder versterkt.

Op basis van de het Ruimtelijk economisch onderzoek (zie bijlage 1) wordt geconcludeerd dat er sprake is van een actuele regionale behoefte aan een moderne supermarkten in het centrum van Zevenbergen. Het versterken van de huidige winkelstructuur wordt ook onderschreven in de relevante regionale – en gemeentelijke beleidskaders.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub b Bro (trede 2)

In het Ruimtelijk economisch onderzoek (zie bijlage 1) is onderzoek gedaan in hoeverre in de bij trede 1 aangetoonde regionale behoefte kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio. Ook is onderzocht of hierin kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Op basis van een leegstandsanalyse voor de kern Zevenbergen is bepaald dat er binnen Zevenbergen geen geschikte locaties en panden aanwezig zijn waar een supermarkt planologisch mogelijk is. De beoogde ontwikkellocatie sluit aan bij de voorkeursvolgorde conform de systematiek van de ladder voor duurzame verstedelijking door een bestaande centrale (winkel)locatie te transformeren tot een geschikte winkelruimte. De beoogde ontwikkellocatie voldoet aan de beleidsuitgangspunten.

Toetsing aan artikel 3.1.6. lid 2 sub c Bro (trede 3)

Toetsing aan trede 3 is niet van toepassing, omdat de ontwikkeling plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in paragraaf 5.2 Verkeer eninfrastructuur een nadere beschrijving en toetsing gegeven van de gevolgen van het voornemen voor de verkeer- en parkeerstructuur voor het centrum van Zevenbergen.

Conclusie

De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Daarbij zal het voornemen geen negatieve effecten hebben op de ruimtelijke structuur van het centrum van Zevenbergen.

Voor een nadere toelichting ten aanzien van de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek.

4.2 Provinciaal- En Regionaal Beleid

4.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening 2010 - partiële herziening 2014

Beleidskader

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals:

  • economie;
  • mobiliteit;
  • sociale zaken;
  • cultuur;
  • milieu- en natuur.

In het provinciaal beleid wordt bij de opgave voor wonen en werken het accent sterker verlegd naar de te ontwikkelen kwaliteiten, de inzet op herstructurering en het beheer van het bestaand stedelijk gebied.

De structuurvisie bestaat uit twee delen, deel A en deel B en een uitwerking.

  • Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid. Op basis van trends en ontwikkelingen heeft de provincie haar ruimtelijke belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. In haar sturing biedt zij gemeenten meer ruimte om afwegingen te maken in een aantal vooraf gestelde kaders. Daarnaast zet de provincie zelf een aantal ontwikkelingen in gang.
  • In deel B staan de ambities, het beleid en de uitvoering voor de vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.
  • De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap ontwikkeld, maar geeft haar visie op het landschap vorm in de 'uitwerking gebiedspaspoorten'. Daarin beschrijft de provincie welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau van belang vindt en hoe deze kunnen worden versterkt. Er zijn ook deelstructuurvisies opgesteld voor specifieke onderwerpen.

Beoogde ontwikkeling

Het plangebied ligt in de kern Zevenbergen en maakt daardoor onderdeel uit van de stedelijke structuur van de provincie Noord-Brabant. De gehele stedelijke structuur bestaat uit de steden en dorpen in Noord-Brabant. De verschillen tussen de (middel)grote steden, suburbane kernen, dorpen en plattelandskernen, zowel in ruimtelijk, sociaal als economisch opzicht, zijn een belangrijke kwaliteit van Brabant.

Voor de gebieden gelegen binnen de stedelijke structuur wil de provincie de volgende doelen bereiken:

  • Concentratie van verstedelijking
  • Inspelen op demografische ontwikkelingen
  • Zorgvuldig ruimtegebruik
  • Meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit
  • Betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan de infrastructuur
  • Versterking van de economische clusters

Om deze doelen te bereiken maakt de provincie een onderscheidt binnen de stedelijke structuur in twee ontwikkelingsperspectieven: stedelijk concentratiegebied en kernen in het landelijk gebied.

  • In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. De concentratiegebieden liggen in en rond de grotere kernen Eindhoven-Helmond, Waalwijk, 's-Hertogenbosch, Oss, Tilburg, Breda, Oosterhout, Etten-Leur, Uden, Veghel, Bergen op Zoom en Roosendaal. Binnen de concentratiegebieden wordt extra richting geven aan stedelijke ontwikkelingen in relatie tot de infrastructuur.
  • De kernen in het landelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorzien in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte (wonen, werken, voorzieningen).

Op figuur 4.1 is een uitsnede van de structurenkaart ter plaatse van het plangebied weergegeven. Zevenbergen is op die kaart aangeduid als kern in het landelijk gebied. Het plaatselijke zoekgebied voor verstedelijking ligt rondom de bestaande kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0010.jpg"

Figuur 4.1: Uitsnede Structurenkaart

Specifiek voor het plangebied geldt dat de locatie is gelegen binnen de zone 'kernen in het landelijk gebied'. Voor deze zones geldt, samen met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, dat binnen deze zones de lokale behoefte voor verstedelijking wordt opgevangen (wonen, werken en voorzieningen). De provincie vraagt gemeenten om in regionaal verband afspraken te maken over de verdeling van het programma voor wonen, werken en voorzieningen.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten in hun structuurvisies aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historische gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).

In het kader van het Masterplan centrumontwikkeling Zevenbergen is uitgebreid stil gestaan bij de noodzakelijke kwaliteitsbijdrage van de ontwikkeling aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat. De ontwikkeling past qua schaal en formaat in het centrum van Zevenbergen, draagt bij aan de cultuur en eigenheid van de locatie en voorziet in een gewenste actuele behoefte.

Wonen

De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van 'migratiesaldo-nul'. Er is ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen.

Het uitgangspunt voor het gemeentelijke reguliere woningbouwprogramma vormt de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, gebaseerd op demografische ontwikkelingen en trends. Daarnaast mag de gemeente Moerdijk nog 1075 woningen bovenop het reguliere woningbouwprogramma bouwen. Deze extra woningen vloeien voort uit de compensatieregeling voor huisvesting werknemers industrieterrein Moerdijk en de bestuursovereenkomst Realisatie Gebiedsontwikkeling Moerdijk (MoerdijkMeerMogelijk). Op basis daarvan heeft de gemeente een woningbouwcapaciteit van 2550 woningen voor de periode tot 2025.

Het aantal woningen blijft in de toekomst gelijk aan huidige situatie. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het provinciale beleid voor kernen in het landelijk gebied ten aanzien van bouwen voor de eigen woningbehoefte.

Voorzieningen

In de kernen in het landelijk gebied hanteert de provincie als uitgangspunt dat er alleen voorzieningen worden gevestigd die qua aard, schaal en functie passen. Dit zijn voorzieningen met een lokaal verzorgingsgebied.

Het voornemen voorziet in een actuele regionale behoefte zoals is aangetoond in paragraaf 4.1.3 en bijlage 1. Daarbij passen de aard en schaal van de ontwikkeling goed in de kern Zevenbergen en gemeente Moerdijk.

Conclusie

Het voornemen is passend binnen de kaders en uitgangspunten van de Structuurvisie voor een ontwikkeling in een kern in het landelijke gebied.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Beleidskader

De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten voor de provincie om haar doelen te realiseren. In de verordening vertaalt de provincie de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie in regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

Algemeen

In de verordening zijn algemene regels opgenomen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Als een bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, moet zorg worden gedragen voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het betrokken gebied en de naaste omgeving. Daarbij staat het principe van zorgvuldig ruimtegebruik centraal (voor ruimtelijke ontwikkelingen in ieder geval inhoudt dat ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking)).

Tevens wordt een belangenafweging gevraagd, waarbij de gevolgen in beeld worden gebracht voor cultuurhistorische, ecologische, landschappelijke en aardkundige waarden, bodemkwaliteit, waterhuishouding, monumenten en overige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden. Er moet worden aangetoond dat de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling past in de omgeving en dat het met de ontwikkeling samenhangende personen- en goederenvervoer goed kan worden afgewikkeld.

Een beoogde ruimtelijke ontwikkeling moet gepaard gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied.

Stedelijke ontwikkeling

Stedelijke ontwikkelingen zijn uitsluitend toegestaan binnen bestaand stedelijk gebied. De planlocatie in het centrum van Zevenbergen heeft in de verordening ruimte in hoofdzaak de status van 'kern in landelijk gebied' (zie figuur 4.2). Dit is één van de aanduidingen binnen de beleidscategorie 'bestaande stedelijk gebieden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0011.jpg"

Figuur 4.2: Uitsnede integrale plankaart ruimtelijke verordening

Bij ontwikkelingen in bestaande stedelijke gebieden dient een ontwikkeling naast de voorwaarden van ontwikkelingen in stedelijk gebied (artikel 4 VR) tevens rekening te houden met de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit (artikel 3 VR).

Bestaand stedelijk gebied

De provincie onderscheidt binnen de stedelijke structuur 'stedelijk concentratiegebied' en 'kernen in het landelijk gebied'. Het beleid van de provincie is er al decennia lang op gericht om stedelijke ontwikkeling in stedelijke concentratiegebieden te bundelen. Het doel daarvan is om voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor te creëren en om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden.

Het bundelingsbeleid heeft directe gevolgen voor de groeimogelijkheden in de kernen in het landelijke gebied. In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt in het algemeen dat nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei (migratiesaldo-nul). Ook kunnen kernen plaats bieden aan kleinschalige en middelgrote bedrijvigheid. Bedrijven die doorgroeien tot een groot bedrijf behoren in beginsel thuis in een stedelijk concentratiegebied.

Binnen het bestaand stedelijke gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling; uiteraard binnen de grenzen van wetgeving en de regionale afspraken. Wel is in artikel 3.1 een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten.

Voor het optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied ligt het accent op inbreiden en herstructureren. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor:

  • compacte bouwwijzen; en
  • intensivering van ruimtegebruik, bijvoorbeeld door functies als wonen, werken en zorg te combineren.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Ruimtelijke kwaliteit kan grijpbaar en bespreekbaar worden gemaakt door een onderscheid te maken tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde.

Iedere ontwikkeling moet passen in de omgeving. De omgeving bestaat uit zowel aanwezige waarden als uit omliggende functies; aard, schaal en functie van de bebouwing wordt in dat kader afgewogen. In de Structuurvisie geeft de provincie aan wat de provinciale belangen zijn. Het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit is daarbij benoemd als één van de principes voor ruimtelijke ontwikkeling. Aandachtspunten daarbij zijn:

  • zorgvuldig ruimtegebruik: een verbod op nieuwvestiging, herstructureren, inbreiding
  • concentreren van bebouwing en voorzieningen
  • rekening houden met omliggende functies en waarden
  • verbeteren van landschap (in brede zin van het woord)

Het is aan de gemeenten om invulling te geven aan ruimtelijke kwaliteit op lokaal niveau.

Beoogde ontwikkeling

In verband met de realisatie van de nieuwe woningen door middel van dit bestemmingsplan is toetsing aan de volgende artikelen uit de Verordening Ruimte 2014 relevant:

Artikel 3 Bevordering Ruimtelijke Kwaliteit
3.1 Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
1.a. Beoogd is de ontwikkeling van het nieuwe complex aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat op een goede wijze in te passen in de bestaande stedenbouwkundige structuur. Hiervoor is in het bestemmingsplan een gedetailleerde planregeling opgenomen. De nieuwbouw zal aan de randen van het nieuwe bouwvlak worden geplaatst, waardoor de oorspronkelijke structuur van het bouwvlak wordt hersteld. De architectuur van de nieuwbouw sluit aan bij de omliggende bebouwing en het centrum van Zevenbergen.
1.b. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik aangezien de nieuwbouw plaats zal vinden door herstructurering van de locatie aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat. Het nieuwbouwplan voorziet erin dat vrijwel alle bestaande functies in het plangebied terug kunnen komen.
2.a. n.v.t. Ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied.
2.b. n.v.t. Ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied.
2.c. Het voornemen is getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Zoals in paragraaf 4.1.3 en bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek staat beschreven voldoet het voornemen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
2.d. n.v.t. Ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied.
3.a. Verwezen wordt naar hoofdstuk 5 waarin is ingegaan op de (sectorale) onderzoeksaspecten.
3.b. Het nieuwbouwplan is in getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (paragraaf 4.1.3) en er is een ruimtelijke economisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1) naar de effecten van de ontwikkeling. De nieuwbouw past zowel qua schaal als aard in de omgeving en past goed in de bestaande stedenbouwkundige structuur. Aan de zijde van de Markt wordt een nieuwe wand geïntroduceerd, waarmee het plein en de bebouwing stedenbouwkundig goed in elkaar overlopen.
3.c. De nieuwbouw wordt geplaatst in het bestaand stedelijk weefsel. Hierdoor kan worden aangesloten op de bestaande ontsluitingsstructuren (zie ook paragraaf 5.2). De locatie is dan ook goed multimodaal ontsloten.
4. n.v.t.
3.2 Kwaliteitsverbetering van het landschap n.v.t. Ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied.
3.3 Afwijking in verband met maatwerk n.v.t.
Artikel 4 Bestaand stedelijk gebied
4.1 Omschrijving Het plangebied ligt in de zone: Kern in landelijk gebied.
4.2 Stedelijke ontwikkeling Het nieuwbouwplan ligt in bestaand stedelijk gebied. Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is uitgevoerd in paragraaf 4.1.3..
4.3 Nieuwbouw van woningen
1.a. Het bestemmingsplan voorziet in maximaal 21 woningen, gelijk aan de huidige situatie. Hierdoor is regionale afstemming is in het kader van de nieuwe woningen niet aan de orde.
1.b. zie onder 1.a. Het aantal woningen ten opzichte van de huidige situatie blijft gelijk. Hierdoor is de ontwikkeling passend binnen de regionale afspraken.
2.a. Het aantal woningen in het nieuwbouwplan bedraagt maximaal 21 zoals wordt vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan.
2.b. Zie onder 2.a.
4.4 Ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantorenlocaties n.v.t.
4.5 Bestaande bedrijventerreinen en kantorenlocaties n.v.t.
4.6 Aanvullende regels voor bedrijven in kernen in landelijk gebied n.v.t.
4.7 Mestbewerking n.v.t.
4.8 Detailhandelslocaties
1. Het nieuwbouwplan voorziet in een beperkte uitbreiding van de bestaande detailhandelsstructuur in de vorm van een nieuwe supermarkt. Om de gevolgen van deze ontwikkeling de detailhandelssector binnen de regio te onderzoeken is een ruimtelijke economisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Onderdeel van het onderzoek is een zogenaamd Distributie planologisch onderzoek (DPO). Geconcludeerd wordt dat het voornemen passend is binnen de bestaande detailhandelstructuur van de regio en daarbij niet zal zorgen voor een bovenregionale detailhandelslocatie.
2.a. Er is geen sprake van een bovenregionale detailhandelslocatie. De te verwachten bezoekers komen uit de regio.
2.b. Het aantal van 2.500.000 bezoekers per jaar zal niet worden gehaald.
3. In het ruimtelijke economisch onderzoek (zie bijlage 1) is het voornemen getoetst aan de regionale afspraken, zoals deze zijn vastgelegd in de Detailhandelsvisie West-Brabant 2014-2020 (2014).
4.9 Leisurevoorzieningen n.v.t.
4.10 Windturbines n.v.t.
4.11 Veehouderijen n.v.t.
4.12 Wijziging grenzen bestaand stedelijk gebied op verzoek n.v.t.

Conclusie

Het nieuwbouwplan voldoet aan de regels voor bestaand stedelijk gebied en de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Moerdijk 2030

De Structuurvisie Moerdijk 2030 is op 9 juni 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Moerdijk. De visie bestaat uit twee delen, te weten het visiegedeelte en de uitvoeringsparagraaf. In onderstaande figuur is een uitsnede weergegeven van de structuurvisiekaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0012.jpg"

Figuur 4.3: Uitsnede structuurvisie

De opgaven en ontwikkelingen op hoofdlijnen voor Centrum Zevenbergen zijn:

  • Het aantal geplande woningen tot 2020 voor de kern Zevenbergen is 1.285. Voor de periode tot 2020 liggen de woningbouwplannen op hoofdlijnen vast in lopende projecten.
  • Uitbreiding van woningbouw naar behoefte is in eerste instantie in zuidelijke richting mogelijk; eventueel is in tweede instantie uitbreiding in zuidoostelijke richting op de locatie Sint Josephplein mogelijk.
  • De herstructurering van het centrum van Zevenbergen met parkeren, gekoppeld aan de rijksopgave van het voorzien in een alternatieve zoetwatervoorziening bij een verzilt Krammer-Volkerak, waarbij het terugbrengen van het water van de Roode Vaart een kans is.

Beoogde ontwikkeling

De ontwikkeling aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat maakt onderdeel uit van het Masterplan Centrumontwikkeling Zevenbergen. Het plan geeft daarmee indirect uitvoering aan de structuurvisie.

4.3.2 De Strategische Visie voor Moerdijk 2030

De gemeente Moerdijk wordt met een aantal ingrijpende ontwikkelingen geconfronteerd, zoals vergrijzing, ontgroening, de globalisering van de toeristische recreatieve en agrarische sector, schaalvergroting etc. Deze en andere ontwikkelingen stellen de gemeente op korte en (middel)lange termijn voor grote opgaven. De gemeente Moerdijk wil de samenleving het vertrouwen geven dat zij haar opgaven in de periode 2009-2030 op een robuuste wijze zal uitvoeren. Dit doet zij door in een visie op de (middel)lange termijn - op strategisch niveau - richting te geven aan de ontwikkelingen in de samenleving en aan de eigen positie in de regio. De strategische visie vormt een integraal en duurzaam afwegingskader, dat bestuurlijke en beleidsmatige handvatten biedt voor:

  • Het stellen van eigen prioriteiten;
  • Het beoordelen van initiatieven van derden;
  • Het verbeteren van de daadkracht en het proactief en consistent handelen;
  • Het versterken van de resultaat gerichte lokale en regionale samenwerking.

De strategische visie bevat een aantal fundamentele keuzes voor de gewenste toekomstrichting van de gemeente Moerdijk. Daarnaast bevat het een aantal nieuwe randvoorwaarden op hoofdlijnen en voor de langere termijn. De strategische visie bevat de missie van de gemeente Moerdijk op weg naar 2030 en een strategie om deze te bereiken. Het is de rode draad voor het totale beleid van de gemeente Moerdijk. Ten aanzien van de kleine kernen in de gemeente Moerdijk is het beleid gericht op het behouden van de kwaliteit van de kern als leefomgeving.

Beoogde ontwikkeling

Zevenbergen wordt door de gemeente Moerdijk aangeduid als de belangrijkste kern, waar de (boven)regionale voorzieningen gevestigd moeten worden. Door het uitvoering geven aan de ontwikkeling van het bouwplan aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat, als onderdeel van de centrumontwikkeling, wordt uitvoering gegeven aan de strategische visie.

4.3.3 Paraplunota Economisch Klimaat 2012-2030 (2012)

Ruimte om te ondernemen, een gezonde arbeidsmarkt, levendige kernen, Moerdijk als toeristische bestemming en Moerdijk als knooppunt van industrie en transport. In de Paraplunota Economisch Klimaat zijn de ambities voor economie en bedrijvigheid uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030. Ook in 2030 is het goed ondernemen in Moerdijk.

Een gezonde economie maakt het aantrekkelijk voor ondernemers om in Moerdijk te blijven of zich te vestigen. Een goed ondernemingsklimaat én prettig wonen dragen daar aan bij. Ondernemingsklimaat door de vestigingsmogelijkheden voor de bedrijven en prettig wonen voor de werknemers. Prettig wonen is wonen in een omgeving met voorzieningen zoals winkels en recreatiemogelijkheden. Het bedrijfsleven staat aan de lat om te zorgen voor economische groei (denk aan werkgelegenheid) en de overheid zorgt voor de randvoorwaarden.

Beoogde ontwikkeling

In het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van een nieuwe supermarkt in het centrum van Zevenbergen. In bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek is onderzoek gedaan naar de economische gevolgen van deze ontwikkeling. Geconstateerd wordt dat de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering en verbreding van het economische klimaat van de kern Zevenbergen.

4.3.4 Paraplunota Leefomgeving 2012 - 2030 (2012)

Een schone bodem, helder water, gezonde lucht, zuinig omgaan met grondstoffen en een stevige plaats voor onze natuur. In de paraplunota Leefomgeving worden de hoofdthema’s en –doelen met betrekking tot de fysieke leefomgeving uitgewerkt, met een doorkijk naar 2030.

De paraplunota formuleert een aantal kernwaarden: ‘schoon’, ‘veilig’, ‘natuurrijk’, ‘gezond’, ‘vrij van hinder’ en ‘toekomstbestendig’. Ook voor bedrijven is het belangrijk in een omgeving gevestigd te zijn die deze kernwaarden bezit.

De doelen uit de Paraplunota Leefomgeving dragen bij aan een duurzame samenleving. De duurzame samenleving:

  • voorziet in de behoeften van nu,
  • doet niet tekort aan de mogelijkheden om toekomstige generaties in hun behoeften te voorzien, en
  • biedt aan elk individu de mogelijkheid om zich in vrijheid te ontwikkelen, binnen een stabiele maatschappij, in harmonie met zijn omgeving.

Beoogde ontwikkeling

Voorliggend bestemmingsplan heeft enerzijds niet specifiek de doelstelling om invulling te geven aan de paraplunota. Anderzijds belemmert het bestemmingsplan deze doelstelling niet. De ontwikkeling levert een bijdrage aan de leefbaarheid en kwaliteit van de leefomgeving voor het centrumgebied van Zevenbergen.

4.3.5 Paraplunota Maatschappij 2014-2030 (2014)

In de Paraplunota Maatschappij 2014-2030 zijn de ambities uitgewerkt om te bouwen aan een duurzame samenleving. Deze Paraplunota is de laatste in de rij, eerder zijn de Paraplunota’s Leefomgeving en Economisch Klimaat vastgesteld. De gezamenlijke ambitie van de drie Paraplunota’s is een duurzame woon-, werk en leefomgeving. De Paraplunota Maatschappij gaat over mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven.

De Paraplunota Maatschappij kent vijf thema’s, te weten wonen, gezondheid, woonomgeving, sociale structuur en ondersteuning. Elke thema heeft een eigen ambitie, die is uitgewerkt in doelen en een uitvoeringsstrategie.

Bij wonen streeft de gemeente naar een passende woningvoorraad en zet in op levensloop-bestendigheid, duurzaamheid en veiligheid van met name de bestaande woningvoorraad. De gemeente streeft ernaar dat meer inwoners kiezen voor een gezonde leefstijl en zet in op een goede en veilige woonomgeving gebaseerd op behoefte en draagvlak. Daarnaast is een goede sociale structuur een basis voor levendig kernen en ondersteuning dichtbij. Van belang is dan dat ondersteuning op elkaar is afgestemd en dat de ondersteuning zo dichtbij mogelijk wordt aangeboden, bij voorkeur in iemands directe leefomgeving.

Beoogde ontwikkeling

Het voorliggende bestemmingsplan biedt voor de nieuwe woningen een passende bestemming. De nieuwe woningen passen in de stedelijke omgeving van het centrum van Zevenbergen en dragen bij aan de versterking van de sociale structuur van de kern.

4.3.6 Parkeerbeleid Moerdijk - Nota Parkeernormen

Voor het gemeentelijk grondgebied van Moerdijk is een parkeerbeleid opgesteld. Doel van dit beleidsplan is een beleidsplan op hoofdlijnen, inclusief globaal maatregelenpakket en acties voor de komende (vier) jaren.

De gemeente Moerdijk maakt gebruik van haar eigen parkeernormen die zijn gebaseerd op de algemene kencijfers van het CROW. Daarbij is het beleidsuitgangspunt dat zoveel mogelijk parkeerplaatsen op eigen terrein (binnen plangrenzen) worden gerealiseerd en dat deze om dubbelgebruik te stimuleren zoveel mogelijk openbaar toegankelijk zijn voor openbaar gebruik (zeker ten aanzien van bezoekersparkeren).

Beoogde ontwikkeling

Bij de ontwikkeling van het plangebied is rekening gehouden met het Parkeerbeleid Moerdijk - Nota Parkeernormen. In de regels van dit bestemmingsplan is in artikel 12.1 Voldoende parkeergelegenheid, opgenomen dat moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op basis van het Parkeerbeleid Moerdijk en de Nota Parkeernormen.

4.3.7 Overige gemeentelijke beleidsstukken

De gemeente Moerdijk heeft tevens de volgende gemeentelijke beleidsstukken:

  1. 1. Huisvesting ten behoeve van Mantelzorg (2004);
  2. 2. Lokaal vestigingsbeleid;
  3. 3. Beleid arbeidsmigranten 2008;
  4. 4. Beleid planologisch strijdig gebruik;

De genoemde beleidsstukken zijn niet of zeer beperkt van toepassing op het voornemen.

  1. 1. Beleidsstuk 'Huisvesting ten behoeve van Mantelzorg (2004)'. Mantelzorg is in het kader van de voogenomen ontwikkeling niet aan de orde. Er worden geen aan-, uit- en bijgebouwen bij de woningen voorzien welke eventueel gebruikt kunnen worden ten behoeve van mantelzorg. Het opnemen van een ontheffingsmogelijkheid hiervoor is dan ook niet noodzakelijk.
  2. 2. Beleidsstuk 'Lokaal vestigingsbeleid'. Het lokaal vestigingsbeleid (2009) is gericht op de sectoren industrie, bouwnijverheid, groothandel, transport & logistiek en zakelijke dienstverlening. Geen van deze functies wordt mogelijk gemaakt met onderhavig bestemmingsplan. Toetsing aan dit beleid is niet aan de orde.
  3. 3. Beleidsstuk 'Beleid Arbeidsmigranten 2008'. Het voornemen voorziet niet in de huisvesting van arbeidsmigranten en of voor de tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers. Toetsing aan dit beleid is niet aan de orde.
  4. 4. Beleidsstuk 'Beleid planologisch strijdig gebruik'. Het beleid planologisch strijdig gebruik richt zich op de toepassing van de bevoegdheden van het College van burgemeester en wethouders ex artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voor afwijkingen zoals opgenomen in bestemmingsplannen (zogenoemde binnenplanse afwijkingen) op grond van artikel 3.6 lid 1 sub c Wro gelden primair de afwijkingscriteria zoals opgenomen in het desbetreffende bestemmingsplan. Dit beleid geldt voor binnenplanse afwijkingen slechts voor zover de criteria in het bestemmingsplan hiervoor aanknopingspunten bieden. Dit geldt met name voor de uitleg en toepassing van in het bestemmingsplan opgenomen kwalitatieve criteria. Dit beleid is rechtstreeks doorvertaald in de regels van dit bestemmingplan.

Bovenstaande beleidsstukken vormen dan ook geen belemmering voor de voorziene ontwikkeling aan de Molenstraat - Markt - Doelstraat.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

5.1 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

Gelet op de kenmerken van het project (de realisatie van maximaal 21 woningen, circa 2.600 m2 (bvo) detailhandelsvloeroppervlak, waarvan maximaal 1.800 m2 supermarkt, circa 380 m2 (bvo) horeca en 147 parkeerplaatsen in het centrum van de Kern Zevenbergen en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r..

5.2 Verkeer En Infrastructuur

Verkeersontsluiting

Het plan voorziet in de realisatie van centrumvoorzieningen (supermarkt, detailhandel en horeca) en woningen. Het parkeren voor beide functies zal grotendeels gaan plaatsvinden binnen een nieuw te realiseren parkeergarage. Deze wordt ontsloten op de Doelstraat, gelegen aan de zuidoostzijde van het plangebied. De Doelstraat is gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximum snelheid van 30 km/u. Dit geldt ook voor de direct aan het plangebied grenzende Molenstraat, gelegen ten noordwesten van het plangebied. De Doelstraat loopt in zuidwestelijke richting naar de Sint Jorisstraat - Pastoor van Kessellaan. Deze is hoofdontsluiting is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg en kent een maximum snelheid van 50 km/u. Via deze ontsluitingsroute vindt in westelijke en oostelijke richting de ontsluiting plaats naar respectievelijk de Westrand en Prins Hendrikstraat. Deze beide wegen sluiten aan op het regionaal en nationaal wegennetwerk (N285, N389 en verder de A17/A59 en A16).

De weg is uitgevoerd met een enkele rijloper, welke tussen de zuidwestelijk gelegen rotonde Doelstraat - Sint Jorisstraat - Pastoor van Kessellaan - Kuringen en de Markt beschikt over fietssuggestiestroken. Deze suggestiestroken sluiten ter hoogte van de rotonde aan op vrijliggende fietsvoorzieningen parallel aan de hoofdontsluitingsstructuren binnen de kern. Binnen het centrumgebied zijn de overige wegen gecategoriseerd als erftoegangswegen, hier maken fietsers hoofdzakelijk gebruik van dezelfde verkeersruimte als het gemotoriseerd verkeer. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor direct aan het plangebied grenzende Molenstraat. Ten behoeve van de bereikbaarheid voor voetgangers zijn overal trottoirs aanwezig.

Parkeren

In de huidige situatie zijn binnen het plangebied circa 69 parkeerplaatsen aanwezig. De bestaande functies hebben volgens opgave een parkeerbehoefte van 55 parkeerplaatsen. Dit betekent in de huidige situatie theoretisch een overcapaciteit van 14 parkeerplaatsen welke gebruikt kan worden voor het parkeren ten behoeve van functies buiten het plangebied. Van deze overcapaciteit komen in de toekomstige situatie zeven parkeerplaatsen te vervallen. Zodoende is na realisatie van de ontwikkelingen nog een overcapaciteit aanwezig van zeven parkeerplaatsen. Deze blijft beschikbaar voor functies buiten het plangebied.

Ten behoeve van de ontwikkelingen wordt een parkeergarage gerealiseerd. Deze heeft een totale capaciteit van 147 parkeerplaatsen. De totaal beschikbare capaciteit ten behoeve van de ontwikkelingen bedraagt, inclusief de beschikbare restcapaciteit, 154 parkeerplaatsen.

De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is bepaald op basis van de parkeernormen van de gemeente Moerdijk zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen (augustus 2015). Deze normen zijn gebaseerd op het gemeentelijk parkeerbeleid.

Het plan voorziet in de realisatie van woningen, een supermarkt, horeca en ruimte voor detailhandel. Voor deze verschillende functies is, op basis van aanwezigheidspercentages, dubbelgebruik van parkeerplaatsen mogelijk. De verschillende functies kennen niet gelijktijdig een piek in de parkeerbehoefte. Op basis van de gemeentelijke parkeernormen en de aanwezigheidspercentages per functie naar dagdeel is een parkeerbalans uitgewerkt. Deze is opgenomen in bijlage 3. Uit deze parkeerbalans blijkt een maximale parkeerbehoefte tijdens de zaterdagmiddag. De parkeerbehoefte bedraagt dan 153 parkeerplaatsen. Er zijn in totaal 154 parkeerplaatsen beschikbaar. Er is sprake van een restcapaciteit van 1 parkeerplaats. De parkeerbalans is sluitend.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

De verkeersintensiteiten in de huidige situatie zijn bekend op basis van verkeerstellingen. De basisintensiteiten uit de tellingen zijn voor de Molenstraat, Sint Jorisstraat en Pastoor van Kessellaan doorgerekend naar het planjaar 2027 op basis van een autonome verkeersgroei van 1% per jaar. Voor de Doelstraat heeft deze ophoging niet plaatsgevonden. In het kader van de herstructurering van het centrum van Zevenbergen (zoals opgenomen in het Masterplan Centrum Zevenbergen) zijn binnen het centrumgebied enkele aanpassingen aan de verkeersstructuur beoogd. Onderdeel hiervan is het autoluw of autovrij maken van de Markt. Het aandeel doorgaand verkeer zal daardoor, ten opzichte van de huidige situatie afnemen. Daarom is voor deze weg voor de autonome toekomstsituatie een lagere verkeersintensiteit aangehouden. In de volgende tabel 5.1 zijn de huidige en autonome verkeersintensiteiten opgenomen. Hierbij is onderscheid gemaakt naar werkdag- en weekdagintensiteiten. Werkdagintensiteiten dienen verder ter onderbouwing van het aspect verkeer. Weekdagintensiteiten zijn benodigd voor milieuonderzoeken (wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit).

Tabel 5.1: Verkeersintensiteiten huidige en autonome situatie (mvt/etmaal)

Straat Intensiteit basis werkdag* Intensiteit basis weekdag* Intensiteit autonoom 2027 werkdag Intensiteit autonoom 2027 weekdag
Doelstraat 2.351 2.170 2.000 1.820
Molenstraat 968 929 1.102 1.057
Sint Jorisstraat 11.007 9.930 13.298 11.997
Pastoor van Kessellaan 9.615 8.607 11.616 10.398

*Als basisjaar geldt voor de Molenstraat het jaar 2014, voor de Sint Jorisstraat/Pastoor van Kessellaan 2008 en voor de Doelstraat/Oude Kerkstraat 2016.

De ontwikkelingen hebben enerzijds een verkeersgeneratie tot gevolg. Anderzijds geldt dat het verdwijnen van de bestaande functies zal leiden tot een verkeersafname. De verkeersgeneratie (toekomstige invulling en huidige situatie) is berekend op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 317: 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Hierbij gelden dezelfde uitgangspunten als gehanteerd in de Nota Parkeernormen zoals eerder opgenomen.

De kencijfers geven de verkeersgeneratie weer tijdens een weekdag. Ter onderbouwing van het aspect verkeer dient omrekening plaats te vinden naar de verkeersgeneratie op een werkdag. Voor woonfuncties geldt daarbij een omrekenfactor van 1,11 en voor centrumvoorzieningen van 1,1.

Nieuwe functies

Het plan voorziet in de realisatie van centrumvoorzieningen (supermarkt, detailhandel en horeca) en woningen. Ten aanzien van de verkeersgeneratie voor centrumvoorzieningen geeft het CROW een algemeen kencijfer voor centrumvoorzieningen omdat voor verschillende aanwezige functies een overlap aanwezig zal zijn. Op basis van het aantal inwoners van Zevenbergen (<20.000) is voor het berekenen van de verkeersgeneratie voor de centrumvoorzieningen uitgegaan van de kencijfers voor 'buurt- en dorpscentrum'. Voor de woningen is uitgegaan van de kencijfers ten aanzien van etagewoningen in de middeldure sector. De volgende tabel 5.2 toont de berekening van de verkeersgeneratie van het plangebied in de toekomstige situatie.

Tabel 5.2: Berekening verkeersgeneratie toekomstige situatie

Functie Kencijfer verkeersgeneratie Rekenaantal Verkeersgeneratie weekdag Verkeersgeneratie werkdag
Woningen 5,6 mvt/etmaal per woning 21 woningen 118 mvt/etmaal 131 mvt/etmaal
Centrum-
voorzieningen
58,2 mvt/etmaal per 100 m2 bvo 2.966 m2 bvo 1.726 mvt/etmaal 1.899 mvt/etmaal
Totaal 1.844 mvt/etmaal 2.030 mvt/etmaal

Bestaande functies

In de huidige situatie zijn binnen het plangebied verschillende functies aanwezig. Tevens staat een aantal gebouwen momenteel leeg. Bij het bepalen van de huidige verkeersgeneratie van het plangebied zijn de leegstaande gebouwen niet meegerekend. Zodoende zijn de te slopen woningen (21 stuks) en het aantal parkeerplaatsen dat aan overcapaciteit verloren gaat (7 stuks) verrekend. Voor de parkeerplaatsen is uitgegaan van een turnover (gemiddeld aantal keer dat een parkeerplaats per dag bezet is) van vijf. Elk voertuig genereert twee verkeersbewegingen (aankomt en vertrek). In de volgende tabel 5.3 is de te verrekenen verkeersgeneratie in de huidige situatie weergegeven.

Tabel 5.3: Berekening verkeersgeneratie huidige situatie

Functie Kencijfer verkeersgeneratie Rekenaantal Verkeersgeneratie weekdag Verkeersgeneratie werkdag
Woningen 5,6 mvt/etmaal per woning 21 wonigen 118 mvt/etmaal 131 mvt/etmaal
Parkeer-
plaatsen
Turnover van 5 en 2 mvt/etmaal per parkeerplaats 7 parkeerplaatsen 70 mvt/etmaal 77 mvt/etmaal
Totaal 188 mvt/etmaal 208 mvt/etmaal

Netto toename en verdeling

De verkeersgeneratie van het plangebied in de huidige en toekomstige situatie is vervolgens met elkaar verrekend. Vervolgens is dit verkeer toegedeeld op het wegennet. Hierbij is gekeken naar de ligging van het plangebied ten opzichte van de omliggende infrastructuur en de beperkingen die de verkeersstructuur hierbij oplegt door bijvoorbeeld éénrichtingsverkeer. Bij de verdeling van het verkeer zijn op basis hiervan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • alle aankomsten richting de parkeergarage vinden plaats via de zuidzijde van de Doelstraat;
  • van de vertrekken uit de parkeergarage rijdt 85% van het verkeer in zuidelijke richting en 15% in noordelijke richting;
  • de verdeling van het verkeer over de Sint Jorisstraat en Pastoor van Kessellaan is gebaseerd op de bestaande verkeersintensiteit. Op basis daarvan rijdt 54% van de verkeersgeneratie (dat via de het zuidelijk deel van de Doelstraat rijdt) over de Sint Jorisstraat en 46% over de Pastoor van Kessellaan.

In de volgende tabel 5.4 zijn de verkeersintensiteiten op het wegennet weergegeven na ontwikkeling van de plannen. Hierbij is tevens rekening gehouden met de verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van een nieuw parkeerterrein in de Kasteeltuin. Deze is reeds planologisch mogelijk gemaakt binnen het bestemmingsplan 'Kasteeltuin - Neerhofstraat' (vastgesteld juni 2014). Dit parkeerterrein heeft een verkeersgeneratie van 1.960 mvt/etmaal tot gevolg.

Tabel 5.4: Verkeersintensiteiten toekomstige situatie (mvt/etmaal)

Straat Intensiteit autonoom 2027 werkdag Intensiteit autonoom 2027 weekdag Intensiteit 2027 inclusief ontwikkeling werkdag Intensiteit 2027 inclusief ontwikkeling weekdag
Doelstraat noord 2.000 1.820 2.285 2.079
Doelstraat zuid 2.000 1.820 5.509 5.188
Molenstraat 1.102 1.057 1.102 1.057
Sint Jorisstraat 13.298 11.997 15.193 13.816
Pastoor van Kessellaan 11.616 10.398 13.230 11.947

Verkeersafwikkeling

De Doelstraat en Molenstraat zijn beide gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom. Hiervoor geldt een standaardcapaciteit van 5.000/6.000 mvt/etmaal. Deze capaciteit is mogelijk nog wat ruimer door de aanwezigheid van de linksafstroken richting de parkeergarages in de toekomstige situatie. De intensiteiten nemen als gevolg van de ontwikkelingen niet toe tot boven deze capaciteitsgrens. Op basis daarvan wordt geconcludeerd dat het verkeer op deze wegen goed kan worden afgewikkeld.

Voor gebiedsontsluitingswegen geldt een hogere capaciteitsgrens. De capaciteit is op dit soort wegen veelal afhankelijk van de afwikkelingscapaciteit op kruispunten. Ten aanzien van de Sint Jorisstraat en Pastoor van Kessellaan is de capaciteit van de rotonde met de Doelstraat maatgevend. Een enkelstrooksrotonde heeft een capaciteit van 20.000 tot 25.000 mvt/etmaal (som van de verkeerstromen naar de rotonde). Deze capaciteitsgrens wordt in de toekomstige situatie niet overschreden. Er is geen sprake van knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is voor alle modaliteiten goed. Rekening met dubbelgebruik van parkeerplaatsen ten aanzien van alle te realiseren functies is binnen het plangebied in voldoende mate voorzien in parkeerplaatsen. De parkeerbalans is sluitend. In de toekomstige situatie is geen sprake van knelpunten in de verkeersafwikkeling. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

Het plangebied en de omliggende woningen zijn gelegen binnen het centrumgebied van Zevenbergen. Daarmee kan gesteld worden dat ter plaatse sprake is van een gemengd gebied, zodat bij de toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie één afstandsstap in mindering gebracht mag worden.

Voor het plangebied geldt dat zowel milieuhinderlijke als milieugevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Dit betekent dat ten aanzien van de nieuw te realiseren milieuhinderlijke functies dient gekeken te worden naar de te veroorzaken hinder voor omliggende woningen. Ten aanzien van de te nieuw realiseren milieugevoelige functies, de nieuwe woningen, dient gekeken te worden naar de mogelijke milieuhinder afkomstig van omliggende milieuhinderlijke functies.

Het plangebied ligt in het centrum van Zevenbergen. Ter plaatse zijn centrumfuncties, bedrijfsactiviteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2. Voor dergelijke functies bedraagt de richtafstand 10 meter, en de daadwerkelijke afstand tot deze bestemmingen bedraagt 11,5 meter. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan. Ten zuidwesten van het plangebied is een supermarkt aanwezig die direct grenst aan het plangebied. Voor een supermarkt geldt echter een richtafstand van 0 meter, hier wordt dan ook aan voldaan.

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van een supermarkt en detailhandel. Beide bedrijfsactiviteiten beschikken over milieucategorie 1, met een richtafstand van 0 meter ten opzichte van woningen in een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Omliggende woningen liggen op voldoende afstand ten opzichte van de nieuwe milieuhinderlijke functies. Er is dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen.

Conclusie

De ontwikkeling belemmert de omliggende bedrijven niet in haar functioneren, en ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

5.4 Horeca

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca-activiteiten in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende horeca.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen horeca-activiteiten als milieubelastende functie en gevoelige functies mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van een milieuzonering voor horeca-activiteiten. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten zijn de horeca-activiteiten gerangschikt naar mate van potentiële milieubelasting. De Staat van Horeca-activiteiten is weergegeven in Bijlage 1 van de regels. Voor een nadere toelichting op deze Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 2 van de toelichting.

Onderzoek

Voor het plangebied zijn ter plaatse van de horecabestemming aan de Markt, gelet op de kenmerken van het gebied, horeca-activiteiten tot en met categorie 2 toegestaan. Horeca-activiteiten tot categorie 2 is passend in de omgeving en zorgt ervoor dat kan worden aangesloten bij de overige horeca voorzieningen aan de Markt, bestaande uit (grand) cafés en restaurants. Dit betreffen middelzware horeca-activiteiten die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend en in hoofdzaak etenswaren en maaltijden verstrekken. Deze vorm van horeca is goed inpasbaar direct naast (onder) woningen in een gemengd centrumgebied, zoals hier sprake van is in het centrum van Zevenbergen.

Conclusie

Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd en de aanwezige woningen belemmeren de horeca niet in het functioneren.

5.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Ten noordwesten van het plangebied aan de Chemieweg 25 te Moerdijk op circa 4,5 km afstand is Shell Nederland Chemie B.V. gelegen. Dit betreft een inrichting waar de vervaardiging van petrochemische producten plaatsvindt. Ten gevolge van de activiteit beschikt de inrichting over een invloedsgebied van ruim 10,5 km. In de huidige situatie is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling voorziet in hetzelfde aantal woningen als in de huidige planologische situatie. De voorziene detailhandel is reeds mogelijk. Daarmee heeft de ontwikkeling geen (significante) invloed op de hoogte van het groepsrisico, en is nader onderzoek niet noodzakelijk.

In de directe omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoert over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen. Het transport van gevaarlijke stoffen vormt dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.6 Wegverkeerslawaai

Onderzoek

Het plan omvat de realisatie van maximaal 21 nieuwe woningen. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies en dienen daarom in dat kader getoetst te worden aan de wettelijke geluidsnormen. Het plangebied ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Sint Jorisstraat, Pastoor van Kessellaan en het spoortraject tussen Roosendaal en Dordrecht. De toetsing aan de Wgh is vastgelegd in de rapportage 'Plan Molenstraat-Markt-Doelstraat - Akoestisch onderzoek weg- en spoorweglawaai'. Deze rapportage is opgenomen in bijlage 4.

Resultaat en conclusie

Op basis van dit akoestisch onderzoek kunnen ten behoeve van het bestemmingsplan de volgende conclusies getrokken worden:

  • ten gevolge van het verkeer op de Sint Jorisstraat en de Pastoor van Kessellaan wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • ten gevolge van de spoorlijn Dordrecht- Roosendaal wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB;
  • onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren is niet noodzakelijk;
  • de geluidbelasting vanwege de niet gezoneerde wegen in de omgeving van het plangebied bevindt zich tussen de richtwaarde van 48 dB en de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB;
  • cumulatie van de geluidbelasting van alle bronnen samen leidt niet tot een geluidbelasting die hoger is dan de geluidbelasting per bron afzonderlijk. De gecumuleerde geluidbelasting is niet hoger dan 63 dB. Zodoende is ook na cumulatie sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • bij het hele plangebied is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat, zowel vanwege de geluidbelasting van alle wegen afzonderlijk als bij cumulatie van geluidbelasting.

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.

5.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar] en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.5 weergegeven.

Tabel 5.5: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) 1) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
Fijn stof (PM2.5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³ Vanaf 2015
fijn stof (PM10) 2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
  • De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit de regels voor het meten en berekenen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven. Bij de berekening van de luchtkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen verkeers- en industriële bronnen. Voor verkeer wordt onderscheid gemaakt tussen Standaard Rekenmethode 1 (SRM 1) betreffende stedelijke situaties met weinig hoogteverschillen; en Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2) voor de bepaling van overige situaties. De luchtkwaliteit als gevolg van het extra wegverkeer is berekend met behulp van de door het Ministerie van VROM goedgekeurde rekensoftware NSL-rekentool. De NSL-rekentool kan berekeningen uitvoeren voor onder andere de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide, voor zowel SRM-1 wegen, als SRM-2 wegen. Er mag van een andere methode gebruik worden gemaakt indien deze is goedgekeurd door het Ministerie van VROM. In het de Regeling beoordeling luchtkwaliteit is tevens aangegeven welke gegevens gebruikt worden bij het maken van de berekening en op welke wijze de berekeningsresultaten worden afgerond.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Wet milieubeheer

In paragraaf 5.2 is de extra verkeersgeneratie berekend. Ten gevolge van de nieuwe functies zal de verkeersgeneratie 1844 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Hierbij is uitgegaan van een vrachtverkeerpercentage van 1,0 %. Met behulp van de NIBM-tool is onderzoek gedaan of de verkeersgeneratie mogelijk een in betekende mate bijdrage levert aan de luchtkwaliteit. Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer mogelijk in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Daarom is nader onderzoek is dan ook noodzakelijk. In tabel 5.6 is de NIBM-tool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0013.png"

Tabel 5.6: Resultaten berekening NIBM-tool

Conform de NIBM-tool blijkt dat nader onderzoek naar de gevolge voor de luchtkwaliteit noodzakelijk is.

Met behulp van de NSL-rekentool is de luchtkwaliteit ten gevolge van de verkeersgeneratie berekend. Hiervoor zijn de gegevens uit de NSL-monitoringstool gedownload en vervolgens ingelezen in de NSL-rekentool. De wegen Molenstraat, Doelstraat, Sint Jorisstraat en de Pastoor van Kesselstraat zijn vervolgens ingevoerd op basis van het aantal vervoersbewegingen en de verdeling tussen licht, middelzwaar en zwaar verkeer. Deze wegen kunnen gezien worden als maatgevende wegen, daar dit de wegen in de directe omgeving van de ontwikkeling betreffen, en de weg met de hoogste etmaalintensiteit (Sint. Jorisstraat).

De etmaalintensiteiten (2027) zijn opgenomen conform de verkeersparagraaf 5.2 uit dit bestemmingsplan. In tabel 5.7 zijn de ingevoerde verkeersgegevens weergegeven.


Straten
Verkeersgeneratie exclusief ontwikkeling Verkeersgeneratie inclusief ontwikkeling
Snelheid
Doelstraat – Noord Licht Middelzwaar Zwaar Licht Middelzwaar Zwaar
30
1.701 92 26 1.953 106 31
1.820 2.090
Doelstraat – Zuid 1.701 92 26 4.848 263 76 30
1.820 5.188
Molenstraat 955 54 15 988 54 15 30
1.057 1.057
St. Jorisstraat 11.212 609 175 12.913 702 202 50
11.997 13.816
Pastoor van Kessellaan 9.718 528 152 11.165 607 175 50
10.398 11.947

Tabel 5.7: Gehanteerde verkeersintensiteiten

Resultaten

Zowel de autonome situatie voor 2027, als de situatie inclusief ontwikkeling in 2027 is onderzocht. De rekenresultaten hiervan zijn weergegeven in tabel 5.8, in figuur 5.1 is een weergave van de rekenpunten in relatie tot de wegen weergegeven.

Straat Stof 2027 exclusief ontwikkeling 2027 inclusief ontwikkeling
Molenstraat NO2 15,8 µg/m³ 15,8 µg/m³
PM10 19,7 µg/m³ 19,7 µg/m³
PM2.5 11,9 µg/m³ 11,9 µg/m³
PM (dagen) 8 dagen 8 dagen
Doelstraat-Noord NO2 15,8 µg/m³ 15,9 µg/m³
PM10 19,7 µg/m³ 19,7 µg/m³
PM2.5 11,9 µg/m³ 11,9 µg/m³
PM (dagen) 8 dagen 8 dagen
Doelstraat - Zuid NO2 15,8 µg/m³ 16,8 µg/m³
PM10 19,7 µg/m³ 19,9 µg/m³
PM2.5 11,9 µg/m³ 12,0 µg/m³
PM (dagen) 8 dagen 8 dagen
St. Jorisstraat NO2 17,3 µg/m³ 17,6 µg/m³
PM10 20,3 µg/m³ 20,5 µg/m³
PM2.5 12,1 µg/m³ 12,1 µg/m³
PM (dagen) 8 dagen 9 dagen
Past. Van Kesselstraat NO2 17,1 µg/m³ 17,3 µg/m³
PM10 20,2 µg/m³ 20,3 µg/m³
PM2.5 12,1 µg/m³ 12,1 µg/m³
PM (dagen) 8 dagen 8 dagen

Tabel 5.8: Rekenresultaten luchtkwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0014.png"

Figuur 5.1: Rekenpunten luchtkwaliteitberekening

Uit tabel 5.8 blijkt dat zowel voor als na de ontwikkeling ruimschoots aan de norm voldaan wordt. Ten gevolge van de ontwikkeling neemt het gehalte stikstofdioxide met maximaal 1,0 µg/m³ toe ten opzichte van de huidige situatie. Het gehalte fijnstof maximaal 0,2 µg/m³ en het aantal overschrijdingsdagen met maximaal 1 dag. Dit laatste heeft te maken met de afronding.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit voldoet in alle gevallen aan de normen die gesteld worden voor het aspect luchtkwaliteit. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor het aspect luchtkwaliteit en het aspect luchtkwaliteit vormt eveneens geen belemmering voor de ontwikkeling. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

5.8 Archeologie En Cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie

Beleidskader

Sinds de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het archeologische bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet eerst gekeken worden welke archeologische waarden er zijn en hoe deze tegen verstoring kunnen worden beschermd. Als preventie niet mogelijk blijkt, dan pas moet er worden opgegraven (behoud ‘ex situ’). De provincie Noord-Brabant blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren.

Toetsing

Provinciaal beleid

Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant uit 2010 (zie figuur 5.2) is gebleken dat het plangebied in een zone waarvoor een hoge kans is op het aantreffen van archeologische waarden ligt. Archeologisch onderzoek is daarom op basis van de Provinciale waardenkaart noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0015.jpg"

Figuur 5.2: Provinciale cultuurhistorische Waardenkaart

Gemeentelijk beleid

De archeologische waarden- en verwachtingskaart geeft een zo volledig mogelijk beeld van de actuele kennis van het archeologische bodemarchief van de gemeente Moerdijk. Op deze kaart zijn drie typen archeologische waarden weergegeven:

  • Archeologische terreinen;
  • Stadskernen;
  • Dorpskernen.

Volgens de gemeentelijke archeologische beleidskaart (zie figuur 5.3) geldt voor het plangebied van voorliggend plan het archeologiebeleidsadviesgebied 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0016.jpg"

Figuur 5.3: Uitsnede gemeentelijke archeologiekaart

Beoogde ontwikkeling

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Anteagroup een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd naar de locatie, zie Bijlage 6. Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied zeker al vanaf 1560 bebouwd geweest moet zijn. Het plangebied maakt daarbij onderdeel uit van de laatmiddeleeuwse (ommuurde) stad en ligt daarbij in de zone tussen de haven, de markt en het kasteel van Zevenbergen. Binnen het plangebied kunnen dus laatmiddeleeuwse (en latere) bewoningsresten worden verwacht. Hierbij gaat het specifiek om muurwerk, waterputten en afvalkuilen in de breedste zin van het woord, evenals vloerniveaus van eerdere gebouwen en achtererven.

De aanwezigheid en de mate waarin de archeologische resten intact bewaard zijn gebleven is echter sterk afhankelijk van het feit of de bodem in het plangebied verstoord is. Het is op dit moment onbekend tot in hoeverre nieuwere bebouwing voor verstoring van de oudere niveaus heeft geleid. Dit kan niet worden bepaald door een bureauonderzoek alleen. Het advies is dan ook om een verkennend booronderzoek uit te voeren binnen het plangebied om de bodemopbouw vast te kunnen stellen. Voor nu adviseren we om in het bestemmingplan de waarde 3 voor het gebied te handhaven, evenals de dieptestelling. Hierbij moet dan wel de nuancering worden geplaatst dat het volledige plangebied wordt aangemerkt als ontwikkeling (hiervoor wordt immers het nieuwe bestemmingsplan opgesteld) en dat de ondergrens van 50 m2 niet kan gelden voor afzonderlijke ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied.

Met het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is vooralsnog de bescherming van archeologische waarden geborgd.

5.8.2 Cultuurhistorie

Provinciaal beleid

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Noord-Brabant blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren.

Toetsing

Binnen het plangebied liggen geen rijksmonumenten of MIP-objecten. Wel is er sprake van historische stedenbouw. De stedenbouwkundige structuur wordt echter bij de herontwikkeling niet aangepast. Maar hersteld door de ontwikkelingen direct aan de Markt. De historische structuur en wandvorming aan de zijde van het plangebied wordt hier weer hersteld.

Gemeentelijk beleid

De cultuurhistoriekaart voor de gemeente Moerdijk biedt een actueel overzicht van het bovengronds cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente. De kaart omvat een inventarisatie van historisch-geografische en historisch-(steden)bouwkundige objecten en structuren en de landschappelijke (en stedenbouwkundige) gebieden met cultuurhistorische waarde. Aangegeven zijn relicten die daadwerkelijk nog in het landschap herkenbaar zijn en de ligging van de meest prominente verdwenen objecten en structuren (bijvoorbeeld kerken, kloosters, molens, vestingwerken). Figuur 5.4 geeft een uitsnede van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0017.jpg"

Figuur 5.4: uitsnede gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart

Toetsing

Het gebied heeft een redelijk hoge historische waarde. De oorspronkelijke structuren zijn gaaf bewaard gebleven. Dit geldt in de omgeving van het plangebied ook voor de bebouwingbeelden, bestaande uit een functioneel gemengde bebouwing, merendeels tweelaags woonhuizen met haaks op de straat staande nokrichting.

Het plangebied valt deels binnen de vrijwaringszone van de Molen Fleur aan de Lage Wipstraat. Deze molen betreft een zogenaamde stellingkorenmolen uit 1841. Voor de molenbiotoop is een beschermende regeling opgenomen om te garanderen dat er in voldoende mate vrije windvang en zicht op de molen behouden blijft.

Ten behoeve van de ontwikkeling aan de Molenstraat, Markt en Doelstraat zijn maximum bouwhoogten toegekend. Voor de bebouwingsstroken aan de Molenstraat en Doelstraat geldt een maximum bebouwingshoogte van 12 meter boven peil. Voor de bebouwingsstrook aan de Markt geldt een maximum bebouwingshoogte van 15 meter boven peil.

Het realiseren van bebouwing tot 12 meter boven peil vormt geen belemmering voor de vrije windvang en zicht op de molen. De hoogte van 15 meter boven peil is wel in strijd met de regeling. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling kan het bevoegd gezag echter afwijken van deze regeling en hogere bebouwing toestaan, indien de belangen van de ontwikkeling door de beschermingsregeling van de molenbiotoop worden geschaad.

Aan de Markt is een hogere bebouwingsmassa voorzien, waardoor de pleinvorming en randen van de nieuwe openbare ruimte worden versterkt. Vanuit stedenbouwkundige oogpunt is deze hoge rand dan ook aanvaardbaar. De locatie van de bebouwing vormt tevens vanuit het oogpunt van vrije windvang en zicht op de molen geen belemmeringen. De bebouwing staat tussen de hogere kerk en de molen. De invloed van de hoogte van de nieuwe bebouwing aan de Markt wordt dan ook teniet gedaan door de naastgelegen kerk.

Binnen het plangebied liggen geen rijksmonumenten. Wel een enkel op de cultuurhistoriekaart als 'overige bouwwerken' aangeduide bebouwing. Hier zal in de planuitvoering rekening mee worden gehouden.

Conclusie

Het plangebied is gelegen binnen de cultuurhistorische structuur van het centrum van Zevenbergen. De ontwikkeling sluit hierop aan door de historische stratenpatronen van de Molenstraat - Markt - Doelstraat te versterken. De wand van de Markt aan de zijde van het plangebied wordt hersteld, waardoor de kwaliteit van de Markt als ontmoetingsplaats wordt opgewaardeerd. Architectonisch dient rekening te worden gehouden met de historische stedenbouw. De schaal en aard van de ontwikkeling, de functies, bouwmassa en het materiaalgebruik dienen aan te sluiten bij de cultuurhistorische kwaliteiten van het centrum. In het kader van de welstandstoets zal onder andere naar deze zaken worden gekeken.

De hogere bebouwing aan de Markt tot 15 meter boven peil zorgt voor de stedenbouwkundige afronding van zowel het nieuwe bouwblok als de openbare ruimte van de Markt. Daarbij wordt de molen door deze ontwikkeling niet belemmerd in de vrije windvang en het zicht op de molen. Het is dan ook aannemelijk dat het bevoegd gezag ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling afwijkt van de regeling van de molenbiotoop.

Indien rekening wordt gehouden met bovengenoemde punt vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.9 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging, waardoor bodemonderzoek noodzakelijk is. Gelet op deze functiewijziging moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de beoogde functie en moet worden nagegaan of er sprake is van gevallen van ernstige verontreiniging waarvoor saneringsmaatregelen moeten worden getroffen.

Door Moerdijk Bodemsanering B.V. is een vooronderzoek bodem uitgevoerd. Het bureauonderzoek heeft tot doel een inschatting te maken van de bodemkwaliteit ter plaatse van het plan gebied. Het onderzoek is als bijlage 5 opgenomen bij deze toelichting.

Conclusie en aanbevelingen vooronderzoek

Op basis van het vooronderzoek wordt de onderzoekslocatie bestempeld als heterogeen verdachte locatie ten aanzien van zware metalen en wellicht PAK in voornamelijk de bovengrond. De voormalige ondergrondse benzinetank, ter plaatse van Doelstraat 8, wordt beschouwd als verdacht ten aanzien van minerale olie en btexn in grond en grondwater.

De locaties Molenstraat 3, 9 en 13 zijn recent (in 2016) onderzocht. Ter plaatse van de Molenstraat 3 zijn maximaal licht verhoogde gehalten/ concentraties aangetroffen. Ter plaatse van de Molenstraat 9 en 13 zijn sterk verhoogde gehalten aan zware metalen (vnl. koper, lood en zink) aangetroffen. De exacte omvang van de grondverontreiniging is niet in kaart gebracht. Mogelijk dienen op de locaties Molenstraat 9 en 13 een nader onderzoek en/of nadere (sanerende)maatregelen verricht te worden. Een en ander is afhankelijk van de toekomstige inrichting van de terreindelen.

Ter plaatse van het overige terrein wordt geadviseerd een verkennend bodemonderzoek te verrichten voorafgaand aan de ontwikkeling van de locatie. Op basis van het verkennend bodemonderzoek dient te worden bepaald of nader onderzoek en/of nadere (sanerende)maatregelen verricht moeten worden.

5.10 Ecologie

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant

In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat. Ten aanzien van de bunzing, hermelijn en wezel wordt in hetzelfde kader een tijdelijke vrijstelling verleend tot 1 oktober 2017.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Brabant of Natte Natuurparel. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Hollands Diep bedraagt meer dan 5 km. Ten noordoosten van het plangebied ligt de Roode Vaart, die onderdeel uitmaakt van het NNB. Ten zuidoosten van het plangebied liggen twee Natte Natuurparels op een afstand van circa 4 km.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0018.png"afbeelding "i_NL.IMRO.1709.MarktMolenstraatZB-BP40_0019.png"

Figuur 5.5: Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Noord-Brabant)

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot beschermde natuurgebieden en de geringe omvang van de ontwikkeling kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Hollands Diep is niet gevoelig voor stikstofdepositie. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattypen liggen op een afstand van circa 16 km in het Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak. Er zal geen sprake zijn van een meetbare toename van de stikstofdepositie op deze afstand. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Noord-Brabant ten aanzien van het Natuurnetwerk staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Op basis van algemene ecologische kennis en verspreidingsgegevens kan de aanwezigheid van beschermde planten, vleermuizen en broedvogels met jaarrond beschermde nesten niet worden uitgesloten. Er is op voorhand gekozen voor het uitvoeren van een gerichte veldinventarisatie naar voornoemde soortgroepen. Dit veldonderzoek is opgenomen als bijlage 7. Gedurende de veldinventarisatie zijn er geen beschermde planten aangetroffen, tevens zijn er geen territoria of nesten aangetroffen van huismus of gierzwaluw. In het plangebied en directe omgeving komen echter wel algemene broedvogels voor als kauw, koolmees en roodborst. Het is derhalve van belang dat de werkzaamheden buiten het broedseizoen, wanneer er geen broedgevallen aanwezig zijn, plaats vinden.

Uit de resultaten van het onderzoek naar vleermuizen komt naar voren dat het plangebied van betekenis is als foerageergebied voor gewone en ruige dwergvleermuizen en zijn er baltsplaatsen aangetroffen van de gewone dwergvleermuis. Gedurende en na de realisatie van het plan kunnen de soorten hier blijven foerageren en baltsen. Er zijn geen verblijfplaatsen of vliegroutes vastgesteld.

Gezien de bovenstaande conclusies staan de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van soortenbescherming, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.11 Water

Waterbeheer en watertoets

Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke planvorming en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan

Waterbeheerplan 2016 – 2021

In het waterbeheerplan 2016 – 2021 staan de doelen die het waterschap Brabantse Delta nastreeft en wat in deze periode gedaan moet worden om de doelen te halen. Samenwerking staat in dit plan centraal. Samenwerken met de partners van het waterschap maar ook met de inwoners van het beheersgebied. Het plan is geen grote koerswijziging ten opzichte van het waterbeheerplan 2010-2015. Maar ontwikkelingen zoals de klimaatverandering vragen wel om nieuwe accenten. Waterveiligheid en waterkwaliteit zijn hierbij belangrijke onderwerpen.

Om het beheersgebied beter te beschermen tegen overstromingen worden er strengere eisen gesteld aan de dijken langs de rivieren. Het waterschap heeft tot 2050 om de dijken hierop aan te passen. De kwaliteit van het oppervlaktewater is daarnaast de komende jaren echt een punt van aandacht. Enerzijds zitten er te grote hoeveelheden voedingsstoffen in het water. Deze staan een natuurlijk en gezond watersysteem in de weg. Anderzijds zijn er ook allerlei 'nieuwe' stoffen die een steeds groter probleem vormen, zoals medicijnresten, drugs(afval) en resistente bacteriën. Deze stoffen kunnen door de zuiveringen nu moeilijk uit het afvalwater gehaald worden. Ook dit vraagt om actie.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Zevenbergen (gemeente Moerdijk). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrenst door de Molenstraat, aan de oostzijde voor de Markt en aan de zuidzijde door de Doelstraat. De westgrens betreft het bouwblok bestaande uit de supermarkt Albert Hein, slijterij Gall & Gall, appartementen en een parkeergarage.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zavel met homogeen profiel, lichte klei met homogeen profiel, en klei op veen. Er is sprake van grondwater trap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert van 0,4 tot 0,8 meter onder maaiveld, en de gemiddelde laagste grondwaterstand maximaal 1,2 meter onder maaiveld is gelegen.

Waterkwantiteit

Direct nabij het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Aan de rand van de kern Zevenbergen liggen wel oppervlaktewateren, te weten de Roode Vaart, de Mark, het Zwanengat en De Knip.

Veiligheid en waterkeringen

Kern-/beschermingszones

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op de gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

De ontwikkeling voorziet in de realisatie van detailhandel, een supermarkt, appartementen en een parkeergarage binnen het plangebied. Ten gevolge daarvan wordt het volledige plangebied verhard. In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg volledig verhard, er is nu sprake van een gering hoeveelheid tuin en openbaar groen.

Het Waterschap heeft bepaald dat de toename van oppervlakteverharding tot 2.000m² niet noodzaakt tot compensatiemaatregelen. Daarbij dient tevens opgemerkt te worden dat de toename van verharding indien dit bestaat uit een groen dak eveneens niet noodzaakt tot het realiseren van compensatiemaatregelen.

De ontwikkeling voorziet maximaal in een toename van 500m² verharding en binnen de ontwikkeling wordt tevens voorzien in de realisatie van een groen dak. Watercompenserende maatregelen worden dan ook niet noodzakelijk geacht.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Daarmee heeft de ontwikkeling geen (negatief) effect op de waterveiligheid.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

5.12 Bezonning

Wettelijk kader

In bepaalde gevallen heeft een ontwikkeling gevolgen voor de lichttoetreding, schaduwwerking en bezonning (hierna wordt enkel de term 'bezonning' gebruikt) van het omliggende gebied. In dergelijke gevallen kan er een bezonningsstudie uitgevoerd worden. Er bestaan echter geen wettelijke normen en eisen met betrekking tot dit onderwerp. Wel bestaan normen van TNO: een 'lichte' norm, die minimaal twee uur zon op de vensterbank per dag in de periode 19 februari tot en met 21 oktober voorschrijft, en een 'strenge' norm, die drie uur zon per dag op de vensterbank in de periode 21 januari tot en met 22 november voorschrijft. Dit betreft dus een periode van 10 maanden per jaar. De periode van twee of drie uren per dag hoeft niet aaneengesloten te zijn.

Onderzoek

Om een goed beeld te krijgen van de mogelijke schaduwwerking van de nieuwe bebouwing is een bezonningsstudie uitgevoerd. De bezonningsstudie is als bijlage 8 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Conclusie

De nieuwe bebouwing aan de Molenstraat, Markt en Doelstraat heeft een beperkte invloed op de bezonning van omliggende percelen. In het voor- en najaar jaar treedt vanaf de ochtend tot circa 15.00 uur in de middag schaduwwerking op, op de gebouwen aan de Molenstraat en noordzijde van de Markt en op de openbare ruimte. In de zomer zal een beperkte schaduwwerking voorkomen in de avond bij enkele gebouwen aan de zuidzijde van de Markt (zijde kerk)

Als gevolg van de ontwikkeling ontstaat beperkt meer schaduwwerking ten opzichte van de gebouwen Molenstraat 2 t/m 6, Markt 13, 14 en 20 en op de openbare ruimte.

Er is in deze berekeningen geen rekening gehouden met schaduwwerking van bestaande omliggende objecten en ontwikkelingen in de directe omgeving van het plangebied. In de praktijk zal er daardoor nauwelijks extra schaduw van de nieuwe bebouwing op de omliggende percelen vallen.

Ten aanzien van de omliggende bebouwing geldt dat voor ieder omliggende pand kan worden voldaan aan zowel de lichte als strenge TNO-normen voor bezonning. Er is dan ook sprake van een aanvaardbare toename van de schaduwwerking.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijk Uitvoerbaarheid

6.1 Inspraak En Zienswijzen

Voortraject

Het is van groot belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de totstandkoming van een bestemmingsplan. In het voortraject van de planvorming heeft met omwonenden uitvoerig overleg plaatsgevonden over de invulling van de locatie. De uitkomsten van dit overleg zijn verwerkt in voorliggend plan.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen vanaf 10 november tot en met 21 december 2016. Op het plan zijn drie inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in een Nota Inspraak en overleg. De nota is opgenomen als Bijlage 9 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen vanaf 26 april tot en met 6 juni 2017. Er is één zienswijze ingekomen. In de Nota van zienswijzen is deze zienswijze samengevat en van beantwoording voorzien. Deze nota is bijgevoegd in Bijlage 10.

6.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 lid 1 Bro toegezonden aan de overlegpartners zoals de Provincie Noord-Brabant en het Waterschap Brabantse Delta en de Brandweer Midden- en West-Brabant. Door Provincie Noord-Brabant, Waterschap Brabantse Delta en Brandweer Midden- en West-Brabant is een reactie ingediend. De reacties zijn samengevat en beantwoord in een Nota Inspraak en overleg. De nota is opgenomen als Bijlage 9 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Financiële Aspecten

7.1 Grondexploitatie, Verwerving En Kostenverhaal

Regelgeving

Belangrijk onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn de regels omtrent grondexploitatie. Daarin wordt een exploitatieplan verplicht gesteld indien nieuwe bouwplannen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplan en er voor de gemeente sprake is van verhaalbare kosten (kostensoortenlijst Besluit ruimtelijke ordening). Een exploitatieplan is niet vereist indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).

Verwerving

Deze ontwikkeling betreft een ruimtelijk ontwikkelingsbelang en een publiek belang. Dit belang betreft de versterking van de centrumfunctie van Zevenbergen als onderdeel van de centrumontwikkeling Zevenbergen, zoals in hoofdstuk 2 is toegelicht. De ontwikkelstrategie is erop gebaseerd dat de gemeente de betrokken gronden zal verwerven. Vervolgens zal met een marktpartij een ontwikkelovereenkomst worden afgesloten voor de daadwerkelijke realisatie. Hiervoor is inmiddels ontwikkelaar Synchroon geselecteerd. Onderdeel van de overeenkomst is dat de gemeente de betrokken gronden levert.

Een deel van de gronden is op dit moment nog niet in eigendom van de gemeente. Deze gronden worden dus nog verworven. Zoals gebruikelijk is hierbij zogenoemde 'minnelijke verwerving', aankoop in goed overleg, het uitgangspunt. Indien niet alle gronden in overleg kunnen worden verworven, zal het instrument van onteigening worden ingezet.

Kostenverhaal

Met de beoogde ontwikkelaar van het plangebied, Synchroon is door de gemeente een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het plan zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal. Deze overeenkomst wordt aangemerkt als anterieure overeenkomst. Het is derhalve niet nodig om een exploitatieplan vast te stellen.

7.2 Financiële Uitvoerbaarheid

Regelgeving

In artikel 3.1.6. van het Bro is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de uitvoerbaarheid. Hieronder wordt mede de financiële uitvoerbaarheid verstaan.

Toetsing

In het kader van de ontwikkeling van de locatie Molenstraat - Markt - Doelstraat is door de gemeenteraad van Moerdijk tijdens de raadsvergadering van 17 december 2015 een projectexploitatie vastgesteld. Ten behoeve van de projectexploitatie is een krediet beschikbaar gesteld waarmee de financiële uitvoerbaarheid van het project is gewaarborgd.

Conclusie

De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is voldoende verzekerd.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Figuur Peil

Bijlage 2 Figuur peil

Bijlage 1 Ruimtelijk Economisch Onderzoek

Bijlage 1 Ruimtelijk economisch onderzoek

Bijlage 2 Toelichting Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Toelichting Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 3 Parkeerbalans

Bijlage 3 Parkeerbalans

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Weg- En Spoorweglawaai

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek weg- en spoorweglawaai

Bijlage 5 Vooronderzoek Bodem

Bijlage 5 Vooronderzoek bodem

Bijlage 6 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 6 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 7 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 7 Ecologisch onderzoek

Bijlage 8 Bezonningsstudie

Bijlage 8 Bezonningsstudie

Bijlage 9 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 9 Nota inspraak en overleg

Bijlage 10 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 10 Nota van zienswijzen