KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Maatschappelijk
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 8 Water
Artikel 9 Wonen - 1
Artikel 10 Wonen - 2
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 17 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
Artikel 19 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie
3.1 Ruimtelijke Analyse
3.2 Stedenbouwkundige Structuur
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
4.2 Verkeer
4.3 Bodem
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Geluid
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Archeologie
4.8 Ecologie
4.9 Water
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Leidingen En Laagvliegroutes
4.12 Mer-regelgeving
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
5.2 Systematiek Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Parkeernormen 2015
Bijlage 1 Mobiliteitstoets
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Berekening Spoorweglawaai
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Aerius-berekening Fase 3
Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Standaardadvies Veiligheidsregio
Bijlage 8 Wateradvies

Bosselaar Zuid 2020

Bestemmingsplan - Gemeente Moerdijk

Vastgesteld op 10-03-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bosselaar Zuid 2020 met identificatienummer NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40 van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die deel uit maakt van een rij van woningen, bestaande uit minimaal drie woningen. De hoekwoningen van deze rij worden eveneens aangemerkt als aaneengebouwde woning.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbodgericht is, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden veehouderij:
    het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel; onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan biologische pluimveehouderij waarbij het pluimvee in overwegende mate buiten loopt;
  2. b. paardenfokkerij:
    het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  3. c. akker- en vollegrondstuinbouw:
    de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  4. d. intensieve veehouderij:
    de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en / of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  5. e. glastuinbouw:
    de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
  6. f. fruitteelt:
    de teelt van fruit in boomgaarden;
  7. g. sierteelt:
    de teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
  8. h. intensieve kwekerij:
    de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  9. i. boomkwekerij:
    een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  10. j. bosbouw:de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen/mogen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.12 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende

bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde

gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:

  1. a. vrijstaand: op geen enkele wijze verbonden met de andere woning;
  2. b. halfvrijstaand: gekoppeld, maximaal 2 hoofdgebouwen aanéén; dan wel geschakeld via aanbouwen;
  3. c. aaneengebouwd: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen;
  4. d. patiowoning: een woning waarbij de buitenruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of erfafscheidingen.
  5. e. gestapeld: een gebouw dat bestaat uit ten minste 2 bouwlagen waarin zich meerdere boven en naast elkaar gelegen fysiek gescheiden woningen bevinden.

1.24 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op

hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.26 dakterras

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw dat toegankelijk is voor

mensen en voorzien is van een afscheiding.

1.27 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.28 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.29 erf

het gedeelte van het bouwperceel voor zover gelegen achter de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 1 m achter de bebouwingsgrens dan wel binnen het bouwvlak, met dien verstande dat de maximaal toegestane oppervlakte van het hoofdgebouw niet tot het erf wordt gerekend.

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

1.31 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.32 halfvrijstaande woning

een woning die onderdeel uit maakt van een twee-onder-een kap. Een hoekwoning van een rijwoning is geen halfvrijstaande woning

1.33 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan. Van een onderlinge verbondenheid is sprake indien de personen binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.35 kamergewijze verhuur

het bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimtes voor bewoning;

1.36 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.38 mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt (artikel 1 Wmo).

1.39 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft of die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.42 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.43 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.44 peil

  1. a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.45 standplaatsen

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals kraam, wagen of tafel.

1.46 voldoende parkeergelegenheid

het aanwezig zijn van voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Nota parkeernormen" van de gemeente Moerdijk zoals opgenomen in Bijlage 1.

1.47 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 voorgevelrooilijn

de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m² niet meegerekend.

1.49 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning.

1.50 woning

een complex van ruimten, niet zijnde onzelfstandige woonruimte, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch grondgebruik;
  2. b. de uitoefening van een agrarische bedrijf zoals genoemd in lid 1.8, met dien verstande dat intensieve veehouderij en glastuinbouw niet zijn toegestaan;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  2. b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. speel- en verblijfsvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens geluidwerende voorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurijsbaan', tevens een natuurijsbaan.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen inzake bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven en openbare dienstverlening;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals speel- en verblijfsvoorzieningen, groen, water, voet en fietspaden, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidwerende voorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speel- en verblijfsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging, wateraan- en afvoer;
  2. b. water ten behoeve van de waterhuishouding en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens voor een brug en de daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van Verkeer, zoals opgenomen in artikel 6.1;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, waaronder beschoeiingen, bruggen, kades en steigers.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a. zijn balkons en terrassen toegestaan, voor zover gebouwd aan of behorende bij hoofdgebouwen binnen de bestemming Wonen - 1 en Wonen -2, waarbij geldt dat:
    1. 1. de diepte van de balkons en terrassen ten hoogste 3,5 m bedraagt, gemeten vanuit de grens met de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2;
    2. 2. de oppervlakte van de balkons en terrassen per woning ten hoogste 30 m2 bedraagt.

Artikel 9 Wonen - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Wonen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder h en afzien van het bouwen met een dove gevel indien wordt aangetoond dat met het treffen van maatregelen de geluidsbelasting als gevolg van spoorweglawaai op de betreffende gevel ten hoogste de wettelijke grenswaarde bedraagt.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 11.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

13.2 Parkeren

Bij het bouwen op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  1. a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, uitsluitend mag worden verleend indien op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  2. b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, waarbij gebruik wordt gemaakt van de Nota Parkeerbeleid van de gemeente Moerdijk als vastgesteld d.d. 8 oktober 2015, of de rechtsopvolger daarvan.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van schepen en andere vaartuigen voor bewoning;
  6. f. het houden van evenementen;
  7. g. het gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Omgevingsvergunning wordt niet verleend:

  1. a. indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone wijzigingsgebied 2', zolang de wijzigingsbevoegdheid niet is toegepast.

15.2 Algemene afwijkingsregel duurzaamheidsmaatregelen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan voor:

  1. a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor duurzaamheidsmaatregelen;
  2. b. een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  3. c. de overschrijdingen onder a en b mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot;
  4. d. de omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

, tenzij dit plan elders al over een afwijking bij een omgevingsvergunning voor overschrijding van de betreffende maatvoering beschikt.

Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels

16.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

16.2 Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 1" bevoegd de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied te wijzigen naar de bestemming Wonen - 2, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. vaststaat dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies en dat bedrijven niet in hun bestaande bedrijfsvoering worden beperkt;
  2. b. het aantal woningen binnen de bestemming Wonen - 2 na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet meer bedraagt dan 305;
  3. c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan 11 m.

16.3 Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 2" bevoegd de bestemming Wonen - 2 te wijzigen ten behoeve van een uitbreiding van het bouwvlak aan de voorzijde, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. vaststaat dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies en dat bedrijven niet in hun bestaande bedrijfsvoering worden beperkt;
  2. b. het aantal woningen mag niet toenemen;
  3. c. de grens van het bouwvlak ligt aan de voorzijde van het perceel op tenminste 2.50 meter van de grens met de bestemming Verkeer- Verblijfsgebied.

Artikel 17 Overige Regels

17.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bosselaar Zuid 2020'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bouw van de woningen in de nieuwbouwwijk Bosselaar Zuid in Zevenbergen ligt op koers. In het gebied zijn al 350 woningen gerealiseerd of vergunning voor verleend. Deze woningen zijn, in verband met wijzigingen in de woningmarkt, met een hogere dichtheid gerealiseerd dan bij de planvorming van de ontwikkeling was voorzien. Als gevolg hiervan is het aantal maximaal te realiseren woningen dat is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan niet voldoende om te voorzien in een passende afronding van de wijk. De gemeente wil graag op een goede wijze voorzien in deze verdichting en wil medewerking verlenen aan het toevoegen van 80 woningen binnen de wijk.

Deze verdichting is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan, daarom is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld om te voorzien in de planologische mogelijkheid voor het realiseren van 80 extra woningen binnen Bosselaar Zuid. Voor dit bestemmingsplan houdt dit in dat de onderbouwing in de toelichting zich specifiek richt op de extra 80 woningen. De overige woningen zijn conserverend bestemd. Hiervoor zijn de regels uit het vigerende bestemmingsplan Bosselaar Zuid leidend geweest, zodat de bestaande rechten worden gerespecteerd.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft de woonwijk Bosselaar Zuid in Zevenbergen. De locatie is gelegen ten zuiden van Zevenbergen. Ten westen van het plangebied is de Roode Vaart gelegen, het vroegere havenkanaal van Zevenbergen. Ten oosten van het plangebied ligt de spoorlijn Roosendaal - Dordrecht. Ten zuiden van Bosselaar Zuid ligt de open polder. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. De begrenzing is nagenoeg gelijk met de begrenzing van het vigerende bestemmingsplan. Een verschil is dat de ontwikkeling van de woningbouw aan de Rode Vaart geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan. Er is geen directe stedenbouwkundige samenhang tussen beide projecten, daarom is er voor gekozen om voor de ontwikkeling Oevers Roode Vaart een afzonderlijk plan op te stellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: open streetmap, bewerking Rho)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Bosselaar-Zuid. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 18 december 2008. Dit bestemmingsplan is opgesteld voor de ontwikkeling van een woonwijk met 575 woningen. In dit bestemmingsplan is voorzien in een juridische regeling in de vorm van een gedetailleerd eindplan. Binnen het bestemmingsplan is nog wel enige flexibiliteit opgenomen, met name binnen de bestemmingsvlakken voor wonen. De regeling voorziet in kaders waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd, maar de exacte positie van de hoofdgebouwen is niet vastgelegd.

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen in dit plangebied 80 extra woningen mogelijk worden gemaakt. Omdat de stedenbouwkundige opzet van de wijk niet is veranderd, is gekozen om qua plansystematiek zo dicht mogelijk aan te sluiten bij het geldende bestemmingsplan. Wel is in dit plan een onderscheid opgenomen voor de woningen die al gerealiseerd zijn en waarvoor dit bestemmingsplan een consoliderende functie heeft en de woningen die nog mogen worden gebouwd, waar dan ook een verdichting van het aantal woningen plaatsvindt. Dit onderscheid is aangebracht door gebruik te maken van twee verschillende woonbestemmingen. Wonen - 1 is opgenomen voor de bestaande en voor de reeds vergunde, maar nog in aanbouw zijnde woningen. Wonen - 2 is opgenomen voor de woningen die nog niet zijn vergund.

Daarnaast is in het bestemmingsplan tevens de huidige wijzigingsbevoegdheid opgenomen die voorziet in de mogelijkheid om de bestaande verkeers-verblijfbestemming te wijzigen naar een

woonbestemming in het noordwesten van het plangebied, waar in het geldende bestemmingsplan ook een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen.

In het bestemmingsplan is aangesloten bij de regels die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan Bosselaar Zuid, tevens zijn in dit bestemmingsplan ook de actuele beleidsuitgangspunten van de gemeente verwerkt, het gaat hierbij onder meer om het beleid ten aanzien van mantelzorg en erfbebouwing.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 1 betreft de inleiding van het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 2 wordt het geldende beleidskader uiteengezet en vindt toetsing van de ontwikkeling hieraan plaats. Hoofdstuk 3 gaat in op de gebiedsvisie, de huidige situatie en de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Hoofdstuk 4 bevat vervolgens een beschrijving van de milieuaspecten en de toetsing aan sectorale wetgeving. In Hoofdstuk 5 is de juridische planbeschrijving opgenomen, waarin de regels van het bestemmingsplan nader worden beschreven en toegelicht. Hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het rijksbeleid (SVIR en Barro) worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Indien sprake is van een stedelijke ontwikkeling dient toepassing te worden gegeven aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Toepassing van de ladder is verplicht voor opgaven, die nieuwe stedelijke ontwikkelingen, gebaseerd op een regionale behoefte, mogelijk moeten maken.

In het Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'

Voor de toepassing van de ladder is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu in oktober 2012 de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking opgesteld. Voor woningbouwlocaties geldt dat wanneer er 12 woningen of meer worden gebouwd, het een stedelijke ontwikkeling betreft. De Ladder is vervolgens verwerkt in de provinciale verordening waarin is opgenomen dat een ontwikkeling dient te voorzien in een regionaal afgestemde behoefte. Toetsing hieraan vindt plaats in paragraaf 2.2.

2.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Noord-Brabant

In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven te onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:

  • Werken aan de Brabantse energietransitie
  • Werken aan een klimaatproof Brabant
  • Werken aan de slimme netwerkstad
  • Werken aan een concurrerende, duurzame economie

Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.

De ontwikkeling van 80 woningen binnen het bestaande stedenbouwkundig kader van Bosselaar Zuid past binnen de ambitie van de provincie om op een goede wijze om te gaan met schaarse ruimte. De 80 woningen worden gerealiseerd door middel van verdichting. Daarmee past de ontwikkeling binnen het beleid van de provincie.

Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: Iov N-B) vastgesteld.

Op 1 januari 2021 treedt de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.

De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.

In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.

In de verordening zijn geen specifieke regels opgenomen ten aanzien van de locatie van het bestemmingsplan.

Wonen

Ten aanzien van de ontwikkeling van wonen is opgenomen dat de ontwikkeling past binnen regionale afspraken en dat sprake is van een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen. Een duurzame ontwikkeling:

  1. a. bevordert een goede omgevingskwaliteit met een veilige en gezonde leefomgeving;
  2. b. bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, waaronder de transformatie van verouderde stedelijke gebieden;
  3. c. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor productie en gebruik van duurzame energie;
  4. d. houdt rekening met klimaatverandering, waaronder het tegengaan van hittestress en voldoende ruimte voor de opvang van water;
  5. e. geeft optimaal invulling aan de mogelijkheden voor duurzame mobiliteit;
  6. f. draagt bij aan een duurzame, concurrerende economie.

Het bestemmingsplan voorziet in het toevoegen van 80 extra woningen in een bestaande stedenbouwkundige structuur. De extra woningen passen binnen de woningbouwafspraken die zijn opgesteld voor de gemeente Moerdijk en die regionaal zijn afgestemd. Regionale afstemming vindt plaats in de regionale agenda's voor wonen. Het uitgangspunt voor het gemeentelijke reguliere woningbouwprogramma vormt de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose, gebaseerd op demografische ontwikkelingen en trends.

Daarnaast mag de gemeente Moerdijk nog 1.075 woningen bovenop het reguliere woningbouwprogramma bouwen. Op basis daarvan heeft de gemeente een woningbouwcapaciteit van 2550 woningen voor de periode tot 2025. De 80 woningen van onderhavig plan passen binnen de woningbouwcapaciteit van de gemeente Moerdijk. Regionaal is dit plan tevens al geagendeerd. Derhalve kan geconstateerd worden dat er sprake is van een behoefte aan onderhavige ontwikkeling.

Daarnaast voldoet het plan ook aan de eisen voor een duurzame ontwikkeling. De ontwikkeling bevordert zorgvuldig ruimtegebruik, door de verdichting worden geen gebieden buiten bestaand stedelijk gebied aangewend voor realisatie. Daarnaast worden de woningen volgens de laatste normen voor nieuwbouw gerealiseerd. In de duurzaamheidsambitie voor de woningen wordt uitgegaan van de BENG-normering (Bijna-energieneutrale-gebouwen).

De ontwikkeling van 80 extra woningen past binnen de eisen voor duurzame stedelijke ontwikkeling, zoals is beschreven in de provinciale verordening.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Strategische Visie voor Moerdijk 2030

De gemeente Moerdijk wordt met een aantal ingrijpende ontwikkelingen geconfronteerd, zoals vergrijzing, ontgroening, de globalisering van de toeristisch-recreatieve en agrarische sector, schaalvergroting in de omgeving waarin de gemeente opereert en niet in de laatste plaats de voortgaande decentralisatie van rijksoverheidstaken. Deze en andere ontwikkelingen stellen de gemeente op korte en (middel)lange termijn voor grote opgaven.

De uitvoering van de visie en het beleid rondom die opgaven wordt voor de periode van 2009- 2030 op robuuste wijze ingezet. Dit doet de gemeente door in een visie op de (middel) lange termijn - op strategisch niveau- richting te geven aan de ontwikkelingen in de samenleving en aan de eigen positie in de regio.

De strategische visie voor de gemeente Moerdijk heeft tot doel te komen tot een:

  1. 1. ontwikkelingsrichting voor de lange termijn;
  2. 2. kapstok en referentiekader voor integraal afgestemd gemeentelijk beleid;
  3. 3. duidelijke missie die kan worden uitgedragen naar buurgemeenten, provincie en rijk.

De strategische visie maakt het mogelijk om op langere termijn een consistent beleid te voeren, en nieuwe ontwikkelingen snel te combineren met al ingeslagen richtingen, waarmee de gemeente Moerdijk een integraal beleid kan voeren en beter kan anticiperen op veranderingen in de maatschappij, wet of wensen.

Missie:

"Moerdijk is in 2030 een gemeente die, gelegen op de as Rotterdam-Antwerpen én als hoogwaardig logistiek centrum van West-Brabant, voor al haar inwoners een leefbare woonomgeving biedt met werkgelegenheid in de nabijheid. Een gemeente met rust, ruimte, recreatie en toeristische mogelijkheden in het westelijke deel en dynamiek, bedrijvigheid en bovenlokale voorzieningen, geconcentreerd in de kern Zevenbergen en het haven- en industrieterrein Moerdijk in het oostelijke deel van de gemeente.

Een gemeente waarin de kernen hun eigenheid bewaard hebben, maar ook duidelijk één gemeente vormen. Een gemeente met een sociaal gezicht, waar zorg en basisvoorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat geldt. Een gemeente die op een bewonersgerichte, innovatieve, efficiënte en effectieve wijze wordt bestuurd."

De missie geeft de strategische visie drie dimensies als uitgangspunt voor de discussie rond de verschillende thema's: samenleving, leefmilieu en economie. Dit wordt ook wel het 'Triple P' mechanisme genoemd (people, planet, profit) of de Telos-Driehoek. Het idee achter de 'Triple P' gedachte is dat het optimaliseren van de economische kracht, de (lokale) leefomgeving en de sociaalmaatschappelijke kant op termijn leidt tot een duurzame gemeente.

Vanuit deze gedachte is het gemeentelijke beleid gebundeld in deze visie en zijn er drie paraplunota's opgesteld.

Paraplunota's

De paraplunota's zijn bedoeld als kapstok voor alle gemeentelijke beleidsnotities. Ze zorgen ervoor dat er meer samenhang tussen beleid is en er minder beleidsplannen in algemene zin gemaakt worden. De gemeentelijke ambities en doelen staan centraal in de paraplunota's. Hieraan kan alle beleid en uitvoering verbonden worden. De uitvoeringsstrategie benoemt de hoofdrichting die wordt ingezet om de doelstellingen te realiseren.

Met de paraplunota's zet Moerdijk nadrukkelijk in op een toekomst in het teken van duurzaamheid. De gemeente wil de mens centraal plaatsen als onderdeel van de samenleving. De samenleving is een samenspel van aspecten die de mens zelf betreffen, de leefomgeving en bedrijvigheid. Moerdijk kiest daarom voor de 'definitie' die betrekking heeft op de 'duurzame samenleving' die uiteen valt in drie pijlers Maatschappij (people), Leefomgeving (planet) en Economisch-Klimaat (profit).

  • Paraplunota 'Maatschappij' richt zich op mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven. De manier waarop mensen met elkaar samenleven wordt beïnvloedt door de omgeving en andersom.
  • Paraplunota 'Leefomgeving' richt zich op de fysieke leefomgeving en onderscheidt daarin de elementen bodem, water, lucht, grondstoffen, natuur en de samenhang daartussen.
  • Paraplunota 'Economisch Klimaat' richt zich op economie en bedrijvigheid. Economisch Klimaat is het 'klimaat' waarbinnen economische ontwikkeling plaatsvindt.

Paraplunota Maatschappij

De paraplunota Maatschappij richt zich op mensen en de omgeving waarin zij met elkaar samenleven. De manier waarop mensen met elkaar samenleven wordt beïnvloedt door de omgeving en andersom. Wanneer mensen kunnen samenleven in harmonie met hun omgeving hebben zij de mogelijkheid zich te ontwikkelen. 'Maatschappij' heeft betrekking op het sociale gezicht van de gemeente, waar ondersteuning en voorzieningen dichtbij zijn en de menselijke maat geldt. In de paraplunota Maatschappij staan de volgende beleidsthema's centraal:

  • Wonen;
  • Gezondheid;
  • Woonomgeving;
  • Sociale structuur;
  • Ondersteuning.

Wonen

De paraplunota Maatschappij gaat met name in op de kwaliteit van de (bestaande) woningvoorraad. Kwaliteitsaspecten waar de gemeente Moerdijk de komende jaren op inzet zijn levensloopbestendigheid, duurzaamheid en veiligheid. Met de ontwikkeling van 80 woningen worden binnen het bestaand stedelijk gebied, door middel van verdichting extra woningen toegevoegd aan de woningvoorraad van Zevenbergen.

Gezondheid

Een goede gezondheid draagt bij aan het welzijn van de inwoners. Het is een belangrijke voorwaarde om te kunnen deelnemen aan de samenleving en er bij te horen. De gemeente zet zich samen met haar partners in om de gezondheid van inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. Inwoners hebben een eigen verantwoordelijkheid om te kiezen voor een gezonde leefstijl. De gemeente is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van betrouwbare (gezondheids-) informatie en zorgen voor gerichte voorlichting. Ten aanzien van gezondheid stelt de gemeente daarmee de volgende doelen:

  1. 1. Inwoners beslissen zelf over leefstijl: kies gezond!;
  2. 2. Gezondheidsproblemen die in toenemende mate bij inwoners voorkomen aanpakken;
  3. 3. Inwoners kunnen vertrouwen op gezondheidsbescherming.

Woonomgeving

Voor de leefbaarheid is het nodig, dat mensen elkaar in een prettige en veilige (woon)omgeving kunnen ontmoeten. De woonomgeving kan worden onderverdeeld in drie elementen. Het gaat om activiteiten in sociaal-maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs, ontmoeting, sport en cultuur, de openbare ruimte met daarin monumenten, speelvoorzieningen en meubilair, groen, wegen en openbare verlichting en de bereikbaarheid van de voorzieningen en de woning. In de wijk Bosselaar Zuid is sprake van een goed voorzieningenpeil. In het midden van de wijk is een Brede School gevestigd met diverse maatschappelijke voorzieningen. In de wijk zijn ook verschillende plaatsen voor onderlinge ontmoetingen, bijvoorbeeld bij speelvoorzieningen. Daarnaast is de wijk gelegen op korte afstand van het centrum van Zevenbergen met diverse voorzieningen.

Sociale structuur

Met sociale structuur wordt de opbouw van de samenleving bedoeld. Deze opbouw bestaat uit individuen, groepen en organisaties. Een stevige sociale structuur is een basis voor levendige kernen. Met de verdichting ontstaat een goede afronding van de woonwijk Bosselaar Zuid.

Ondersteuning

De gemeente zet in op een sociale structuur waarin mensen voor elkaar zorgen en op een omgeving die dit mogelijk maakt. Niet voor iedereen is dit voldoende. Dan is professionele ondersteuning nodig met als doel om weer zelfstandig te leren, werken, wonen en leven.

Paraplunota Leefomgeving

De Paraplunota Leefomgeving richt zich op de fysieke leefomgeving en onderscheidt daarin de elementen ondergrond, water, lucht, grondstoffen, natuur en de samenhang daartussen. Verder gaat het in de nota over de inrichting en het beheer van de openbare ruimte en het effectief ruimtegebruik.

In de paraplunota Leefomgeving staan de volgende beleidsthema's centraal:

  • Rijke ondergrond;
  • Helder water;
  • Schone lucht;
  • Behoud grondstoffen voor toekomstige generaties;
  • Gevarieerde natuur.

Rijke ondergrond

Ruimte is een kostbaar goed. Er is sprake van een maatschappelijke druk op de grond als "drager" van de ruimte. De gemeente heeft daarom de taak om op een efficiënte manier gebruik te maken van de nog beschikbare grond. Een schone buitenruimte draagt ook bij aan verbetering van de leefomgeving. Naast deze door onszelf veroorzaakte vervuiling kan ook onkruid en wildgroei voor overlast zorgen. Met name binnen de woon- en werkomgeving wordt van de gemeente (en andere overheden) verwacht dat deze vervuiling wordt tegengegaan en verwijderd.

Ten aanzien van de ondergrond stelt de gemeente de volgende doelen:

  1. 1. Effectief ruimtegebruik door afstemming bodemeigenschappen en functie;
  2. 2. Instandhouden en verbetering van de bodemkwaliteit;
  3. 3. Aanpak van de openbare ruimte op basis van de elementen gebruik, inrichting en beheer;
  4. 4. Door bewustwording en betrokkenheid van de burgers en bedrijven op preventieve wijze komen tot een verbetering van de beeldkwaliteit.

De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op gronden die geschikt zijn voor woningbouw. Dit blijkt uit het bodemonderzoek dat is uitgevoerd voor het bestemmingsplan uit 2008. Er is sprake van effectief ruimtegebruik door binnen bestaande structuur te verdichten.

Helder water

In november 2008 hebben de gemeente en het waterschap Brabantse Delta het Waterplan gemeente Moerdijk 2009-2015 (hierna waterplan) vastgesteld. Dit plan heeft betrekking op:

  • al het oppervlaktewater, beken, vennen, kreken, enz.;
  • de waterkeringen;
  • de afval- en hemelwaterstromen;
  • het oppervlakkige grondwater;
  • water in relatie tot (ruimtelijke) ontwikkelingen.

Zoals beschreven in de waterparagraaf (zie 5.12) is er geen sprake van een ontwikkeling die onevenredige nadelige gevolgen zal hebben op de waterhuishouding.

Schone lucht

Lucht is één van de levensbehoeften van mens, dier en plant. Daarbij is de luchtkwaliteit van groot belang. Die staat onder druk door de uitstoot van vervuilende stoffen door o.a. industrie en verkeer/vervoer. De nieuwe woningen leiden tot extra verkeer, de bijdrage aan de luchtkwaliteit is niet in betekenende mate. De luchtkwaliteit ter plaatse voldoet aan de normen.

Behoud grondstoffen voor toekomstige generaties

Het tegengaan van het gebruik van niet-hernieuwbare grondstoffen ten behoeve van energieopwekking is een speerpunt van het gemeentelijk beleid. Hierbij geldt de "trias energetica" als richtlijn. Dit houdt in:

  • het terugdringen van onnodig energieverbruik;
  • voor de resterende behoefte zoveel mogelijk inzetten op duurzame energie;
  • efficiënt (her)gebruik van fossiele bronnen.

Om aan deze richtlijn te kunnen voldoen stelt de gemeente de volgende doelen:

  1. 1. Actief stimuleren energiebesparing: 2% per jaar;
  2. 2. Lokaal opwekken van duurzame energie (70% in 2030):
    1. a. 30% windenergie in 2030;
    2. b. 10% bio-energie in 2030;
    3. c. 30% zonne-energie binnen de gebouwde omgeving;
  3. 3. Actief stimuleren hergebruik reststromen bij bedrijven;
  4. 4. Afval is grondstof.

De bestemmingswijziging voorziet niet in een ontwikkeling die de doelstellingen voor energieopwekking in de weg zullen staan. De woningen worden gerealiseerd binnen de laatste eisen van het Bouwbesluit waarbij eisen worden gesteld aan energiezuinigheid en isolatiewaarde van de woningen.

Gevarieerde natuur

Biodiversiteit is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van de natuur en onze leefomgeving. Onder biodiversiteit wordt verstaan de verscheidenheid van het leven op aarde, op het niveau van genen, soorten en ecosystemen. De waarde van biologische diversiteit wordt hierbij niet alleen vanuit het perspectief van de mens bekeken, maar ook vanuit het perspectief van de eigen, intrinsieke waarde van de natuur.

Ten aanzien van een gevarieerde natuur stelt de gemeente de volgende doelen:

  1. 1. Instandhouding en vergroting van oppervlakte (verbonden) natuurgebied;
  2. 2. Vergroting soortenrijkdom van planten en dieren;
  3. 3. Aandacht voor biodiversiteit vergroten.

Op basis van het ecologisch onderzoek blijkt dat in de huidige situatie geen beschermde diersoorten aanwezig zijn. Bij de inrichting van de openbare ruimte is voldoende ruimte voor een groene inrichting. Hierbij wordt tevens gekeken naar soortenrijkdom en biodiversiteit.

Paraplunota Economisch Klimaat

De paraplunota Economisch Klimaat richt zich op economie en bedrijvigheid. Economisch Klimaat is het 'klimaat' waarbinnen economische ontwikkeling plaatsvindt. Het bedrijfsleven staat aan de lat om economische groei (toegevoegde waarde, werkgelegenheid) te realiseren, de overheid/gemeente creëert hiervoor de randvoorwaarden.

In de paraplunota Economisch Klimaat staan de volgende beleidsthema's centraal:

  • De economische basis op orde;
  • Levendige kernen;
  • Toeristische bestemming Moerdijk;
  • Hoogwaardig logistiek- en industrieel knooppunt Moerdijk.

Het bestemmingslan richt zich op het mogelijk maken van 80 extra woningen binnen de wijk en maakt geen nieuwe voorzieningen of bedrijven mogelijk.

2.3.2 Structuurvisie "Moerdijk 2030"

De structuurvisie "Moerdijk 2030", vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juni 2011, is een integrale visie die inspeelt op de ontwikkeling van de beide werelden van Moerdijk: het grootschalige (inter-)nationale Moerdijk enerzijds en het ruime, rustige, agrarische Moerdijk met een veel kleinschaliger karakter anderzijds. De visie beoogt ook deze twee werelden samen te brengen zodat ze elkaar kunnen aanvullen en versterken.

De structuurvisie geeft de belangrijkste opgaven, ontwikkelingen en karakteristieken weer voor de verschillende kernen binnen de gemeente.

In de structuurvisie is de locatie van Bosselaar Zuid opgenomen als ontwikkelingsgebied voor woningbouw. Daarbij is tevens een zoekrichting aangegeven voor extra woningbouw ten zuiden van de nieuwe wijk. Daarnaast past de ontwikkeling van Bosselaar Zuid, met de verdichting, binnen de visie Moerdijk MeerMogelijk. Hierin is onder meer opgenomen dat binnen de kernen gezocht moet worden naar ruimte voor de realisatie van 825 extra woningen. De 80 woningen die door middel van de verdichting worden gerealiseerd passen binnen deze doelstelling, zonder dat dit tot extra bebouwd gebied leidt.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Ruimtelijke Analyse

Omgeving

Het plangebied ligt aan de zuidkant van Zevenbergen en ligt nabij het stroomgebied van de Mark (zie figuur 3.1). In het open gebied rondom Zevenbergen overheerst vooral het agrarische gebruik ten behoeve van de akkerbouw. De stad Zevenbergen is gebouwd rondom het historische centrumgebied dat haar ontstaan dankt aan de ligging aan de Roode Vaart die een belangrijke doorvoerbron vormde voor (agrarische) producten uit de omgeving. Zevenbergen fungeerde daarbij als belangrijke overslaghaven en handelscentrum. In de ruimtelijke opbouw van Zevenbergen is ook nu nog het lineaire verloop van de Roode Vaart duidelijk herkenbaar. Deze doorsnijdt de stadskern en verdeelt het gebied in een oostelijk en een westelijk deel. De Roode Vaart vormde aanvankelijk een directe doorgaande verbinding tussen de Mark en het Hollandsch Diep, maar de verbinding is door de demping ter plaatse van de Haven in de jaren '60 opgeheven. Momenteel wordt in het kader van de ontwikkeling van het centrum van Zevenbergen de gedempte haven weer opengegraven. Daarmee wordt de oorspronkelijke verbinding hersteld. Langs het noordelijke stroomgebied van de Roode Vaart domineren de bedrijfscomplexen van de voormalige suikerindustrie het beeld. Hierlangs is bedrijvigheid gevestigd die deels nog gebruik maakt van de Roode Vaart als aan- en afvoerroute. Het zuidelijke stroomgebied van de Roode Vaart vervult met name een functie ten behoeve van natuur en recreatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0002.jpg"

Figuur 3.1 Gebiedsopbouw (Bron: RBOI/Rho Adviseurs)

3.2 Stedenbouwkundige Structuur

Voor de ontwikkeling van Bosselaar Zuid is in 2007 een stedenbouwkundig plan opgesteld (zie figuur 3.2). Dit stedenbouwkundig plan is vervolgens verwerkt in het bestemmingsplan Bosselaar Zuid (2008). De wijk sluit aan de bestaande wijk Bosselaar, via een brug over de Roode Vaart wordt de wijk ontsloten op de Zuidrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0003.jpg"

Figuur 3.2 Stedenbouwkundig plan 2007 (Bron: bestemmingsplan Bosselaar Zuid, RBOI)

Hoofdstructuur

Randen

Het woongebied Bosselaar-Zuid wordt aan de omgeving verankerd door de randen en door een tweetal "assen". Aan de noordzijde vormt de groene rand rond de wijk Bosselaar de hechting met Zevenbergen. Aan de oostzijde is een groene zone met geluidswal langs de spoorlijn geprojecteerd. De zuidzijde is open: vanuit de wijk is zicht over de open polder. De westelijke rand hecht zich via een groene openbare zone aan de dijk langs de Roode Vaart.

Assen

De twee belangrijkste structuurdragers van het woongebied Bosselaar-Zuid zijn de oost-westas van de Zuidrand en noord-zuidas van een open schegvormige ruimte. Hiermee wordt niet alleen de hechting aan de omgeving bereikt maar worden ook de ruimtelijke verschillen in het woongebied tot uitdrukking gebracht waardoor er verschillende woonomgevingen ontstaan.

De Zuidrand vormt de hoofdontsluiting van Bosselaar-Zuid. De open schegvormige ruimte vormt de open verbindingslijn tussen de twee gebiedsdelen. Deze groene as sluit aan op de Kuringen in de bestaande wijk Bosselaar en sluit aan op het open landschap ten zuiden van Bosselaar-Zuid. De open ruimte is ingericht als een verwijdende watergang.

Programma

Het stedenbouwkundig plan ging uit van de realisatie van 575 woningen in het gebied. Hierbij was een onderverdeling naar woningtypen gemaakt. In het stedenbouwkundig plan uit 2007 werd uitgegaan van de onderstaande verdeling:

  • rijenwoningen 10-15%;
  • grondgebonden nultredewoningen 20-25%;
  • appartementen 10-20%;
  • twee-onder-een-kap/geschakeld/vrijstaand 35-50%.

In verband met een veranderende markt is gedurende de ontwikkeling van de wijk gekozen voor een andere verdeling naar woningtype. Vanuit de markt was een grotere behoefte aan kleinere woningen. Dit heeft als gevolg dat binnen het stedenbouwkundig kader meer woningen gerealiseerd kunnen worden. Daardoor neemt de dichtheid toe.

De uiteindelijke verdeling in de verschillende typologieën binnen Bosselaar Zuid is:

  • rijenwoningen 25%;
  • grondgebonden nultredewoningen 21%;
  • appartementen 17%;
  • twee-onder-een-kap/geschakeld/vrijstaand 37%.

Uit deze verdeling blijkt dat in de markt er een duidelijke grotere vraag bestond aan rij-woningen. Uit de recente provinciale prognose komt naar voren dat het aantal eenpersoonshuishoudens flink gaat toenemen. In die zin zijn kleinere woningen gerechtvaardigd. Voor een goede afronding van de wijk is het wenselijk om deelgebied 3 in een vergelijkbare hoge dichtheid te kunnen realiseren. In Bosselaar Zuid worden in totaal 655 woningen mogelijk gemaakt. Dit zijn 80 woningen extra ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan en het onderliggende stedenbouwkundig plan. Deze verdichting heeft geleid tot een nieuwe indeling van deelgebied 3. In figuur 3.2 is het stedenbouwkundig plan voor Deelgebied 3 opgenomen. Dit stedenbouwkundig plan is binnen de bestaande ruimtelijke kaders van het stedenbouwkundige plan uit 2008 ontworpen. De openbare ruimte en de bestaande rooilijnen zijn hierbij als leidraad voor het nieuwe ontwerp gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0004.jpg"

Figuur 3.3 Stedenbouwkundig plan deelgebied 3 Bosselaar Zuid (Bron: Van Overbeek)

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is opgesteld ten behoeve van de toevoeging van 80 extra woningen in de wijk Bosselaar Zuid. Voor de bestaande en vergunde woningen heeft het bestemmingsplan een consoliderende functie.

4.2 Verkeer

Ontsluiting autoverkeer

De externe ontsluiting van Bosselaar-Zuid vindt plaats via de Zuidrand. De Zuidrand is daartoe door middel van een brug over de Roode Vaart doorgetrokken naar het plangebied. Via de Zuidrand wordt in westelijke richting de Westrand bereikt. Beide wegen zijn gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom en kennen een maximumsnelheid van 50 km/h. De wegen beschikken over vrijliggende fietsvoorzieningen. Via de Westrand wordt de provinciale weg N285 bereikt. De N285 geeft richting het westen aansluiting op de A17 richting Dordrecht, Rotterdam en Roosendaal.

Een tweede ontsluiting vindt plaats via de Kuringen. De Kuringen is een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. Fietsverkeer wordt afzonderlijk van het autoverkeer op de Kuringen afgewikkeld. De Kuringen sluit door middel van een rotonde aan op de overige wegenstructuur van Zevenbergen. Vanaf de rotonde wordt via de Doelstraat het centrum van Zevenbergen bereikt. Voor de externe ontsluiting vanaf de Kuringen zijn de Pastoor van Kessellaan en de Stationslaan van belang. Via deze wegen wordt de Hazeldonkse Zandweg (N389) en de Prins Hendrikstraat richting de N285 bereikt. De N389 verbindt Zevenbergen met Etten-Leur en Breda. Via de N285 wordt de kern Made en de autosnelweg A59 richting 's-Hertogenbosch bereikt.

De interne wegenstructuur van Bosselaar-Zuid wordt door middel van een lus met twee aansluitpunten verbonden met de Zuidrand. Het noordelijke gedeelte van de interne lus wordt aan de noordzijde verbonden met de Kuringen. De interne wegen zijn vormgegeven als een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Fiets- en autoverkeer worden hier conform de Richtlijnen van Duurzaam Veilig gemengd afgewikkeld.

Ontsluiting openbaar vervoer

Het plangebied is gelegen op een afstand van 1.200 m vanaf het treinstation Zevenbergen. Dit treinstation wordt twee maal per uur per richting aangedaan door stoptreinen naar Roosendaal en naar Dordrecht, Rotterdam en Den Haag. Vanaf het treinstation vertrekken tevens busdiensten richting Prinsenbeek, Breda en Fijnaart.

Verkeersgegevens

In een afzonderlijke mobiliteitstoets is berekend wat de verkeersgeneratie is van de toevoeging van 80 woningen. Ook is beschouwd langs welke routes dit vekeer afgewikkeld wordt en wat de invloed daarvan is op de verkeersveiligheid. De notitie is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting.

De conlusie van de mobiliteitstoets is als volgt.

De ontsluiting en de bereikbaarheid van de planontwikkeling is goed maar heeft enige aandacht nodig in noordelijke richting. De intensiteiten op de wegen rondom de enkelstrooksrotonde Sint Jorisstraat/Pastor van Kessellaan zijn al hoog. De geringe verkeerstoename van 533mvt/etmaal door de verdichting van de 80 woningen heeft geen invloed van het verkeersbeeld op het omliggend wegennet. Daarbij zorgt de verdichting van de 80 woningen er niet voor dat de maximale capaciteit van de kruisingen en wegvakken waarover wordt afgewikkeld worden overschreden. De toename van de extra motorvoertuigen van de 80 woningen in de omliggende woonstraten tussen Kuringen en de deelgebieden Bosselaar Zuid zijn dusdanig laag dat deze naar verwachting niet gaan zorgen voor knelpunten en overlast. De wegen zijn conform duurzaam veilig ingericht en er liggen langs de hoofdroutes vrijliggende fietspaden. Op basis hiervan worden er geen knelpunten op de kruisingen en wegvakken verwacht met de verdichting van 80 woningen in Bosselaar Zuid.

Parkeren

Er zal worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De parkeergelegenheid voor woningen is bepaald op basis van de parkeernormen van de gemeente Moerdijk (Nota Parkeernormen, 2015). In het parkeerbeleid van de gemeente is voor de kern Zevenbergen als een apart gebied bestemd. Hierbinnen is een onderscheid gemaakt tussen duur en goedkoop en middelduur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0005.jpg"

Figuur 4.1 Parkeernomen voor woningen (Bron: Nota Parkeernormen 2015)

Bij de nadere planuitwerking wordt per omgevingsvergunning bekeken hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn en dienen deze te worden gerealiseerd. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen, waaraan getoetst dient te worden.

4.3 Bodem

4.3.1 Kader

Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd

4.3.2 Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van 80 extra woningen. Deze woningen worden binnen het bestaande stedenbouwkundig kader gerealiseerd. Er is dan ook planologisch gezien geen sprake van een wijziging van functies. In het kader van het bestemmingsplan Bosselaar-Zuid 2008 zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Ter voorbereiding op de omgevingsvergunning voor bouwen voor de nog te realiseren woningen, is een bodemonderzoek uitgevoerd (Lankelma, 2020). Uit dit onderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde nieuwbouw. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij de toelichting. Dit onderzoek ligt ter toetsing aangeboden aan de omgevingsdienst. De bevindingen worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2. weergegeven.

Tabel 4.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit 'Besluit niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

4.4.2 Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van 80 extra woningen mogelijk. Een dergelijk project valt onder het 'Besluit niet in betekenende mate' want is een project voor woningbouw met minder dan 1.500 woningen. Daarom hoeft hiervoor niet te worden gerekend. De bijdrage als gevolg van de extra woningen draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit ter plaatse.

Op basis van de NSL-monitoringstool is gekeken naar de luchtkwaliteit ter plaatse. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit nabij de Westrand (de dichtsbijzijnde maatgevende weg) voor alle stoffen is gelegen onder de grenswaarden. De concentratie NO2 bedraagt 17,70 µg/m³ , fijn stof PM10 16,97 µg/m³ en PM2,5 10,22 µg/m³ Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

4.5 Geluid

4.5.1 Kader

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Tevens zijn in de Wgh onderzoekszones opgenomen waarbinnen onderzoek moet worden uitgevoerd naar de gevolgen van wegverkeerslawaai op een geluidsgevoelige bestemming. Deze onderzoekszones bedragen voor het stedelijk gebied voor wegen met 1 of 2 rijstroken 200 meter en voor het buitenstedelijk gebied 250 meter voor wegen met 1 of 2 rijstroken. Voor gezoneerde wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De grenswaarde ligt tussen de 53 dB en 68 dB, afhankelijk van de ligging en of het een nieuwe of bestaande situatie betreft.

Een geluidsbelasting hoger dan deze grenswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de grenswaarde is de geluidbelasting alleen toepasbaar na een afwegingsproces in de vorm van een procedure hogere grenswaarde.

Spoorweglawaai

In het kader van de Wet geluidhinder geldt langs spoorwegen een geluidszone. Deze zone varieert per geluidproductieplafond. Langs Bosselaar Zuid geldt een geluidproductieplafond van 66,7 - 67,6 dB. Hiervoor geldt een zonebreedte van 600 m. Binnen deze geluidszone dienen voor geluidsgevoelige functies zoals woningen onderzoek gedaan te worden naar de geluidsbelasting op de gevels. Voor spoorwegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB op een woning, met een hoogst toelaatbare geluidsbelasting van 68 dB.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

Wegverkeerslawaai

Nieuwe woningen

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting als gevolg van bestaande en nieuwe wegen op de nieuwe woningen. Uit dit onderzoek blijkt dat de 48 dB-geluidscontour van de Huizersdijk en de Allenweg buiten het plangebied zijn gelegen. Voor de Zuidrand en de 30 km/h-wegen in het gebied geldt dat de aangrenzende woningen binnen de geluidscontour zijn gelegen, echter wordt de grenswaarde van 63 dB niet overschreden. Het vaststellen van hogere waarden is niet mogelijk, voor wegen die zijn ingericht als 30 km/h-wegen en niet officieel zijn gecategoriseerd. Geconcludeerd kan worden dat het akoestisch klimaat voor de nieuwe woningen aanvaardbaar wordt geacht.

Aangezien de 80 extra woningen niet eerder toegestaan waren in het bestemmingsplan, ontstaat een nieuwe situatie onder de Wet geluidhinder Wanneer die extra woningen binnen de invloedssfeer/zone een weg kunnen komen moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Dat is het geval, want voor de Zuidrand en de Huizersdijk geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. Het onderzoek is opgenomen in .Bijlage 4 Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden door het verkeer op de Huizersdijk en op de Zuidrand op alle nieuw te bouwen woningen aan de zuidzijde van de Zuidrand.

Bestaande woningen

In het kader van het bestemmingsplan Bosselaar-Zuid 2008 is gerekend aan geluidbelasting als gevolg van het nieuwe verkeer van de wijk op bestaande woningen. Destijds was sprake van een reconstructiesituatie (toename van de geluidsbelasting met meer dan 1,5 dB) op de woning aan de Huizersdijk.

In het kader van het toevoegen van de 80 woningen is er geen sprake van een nieuwe reconstructie-situatie. Voor een reconstructiesituatie dient het verkeer met meer dan 40% toe te nemen op de bestaande wegen. Als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen neemt het verkeer ten hoogste met 15% toe op de bestaande wegen en is er dus geen sprake van een reconstructiesituatie.

Spoorweglawaai

Voor spoorweglawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde 55 dB. Is de geluidbelasting niet hoger dan 55 dB dan legt de Wet geluidhinder geen restricties op aan het onderhavige plan. Wordt deze voorkeursgrenswaarde overschreden dan kan door de gemeente een hogere waarde worden vastgesteld. Indien de geluidbelasting lager is dan de maximale ontheffingswaarde, kan de gemeente ontheffing verlenen indien maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde van 55 dB onvoldoende doeltreffend zijn dan wel op overwegende bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De maximale ontheffingswaarde bedraagt 68 dB. Voor fase 2 bleek het bij enkele woningen aan de rand noodzakelijk een hogere grenswaarde vast te stellen dat is inmiddels gebeurd.

Voor fase 3 is berekend of voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde. De rekenresultaten zijn in Bijlage 3 op de relevante toetshoogten grafisch weergegeven. Uit de grafische weergave van de geluidcontouren blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de spoorlijn Lage Zwaluwe - Oudenbosch de voorkeursgrenswaarde van 55 dB op alle toetshoogten op het overgrote deel van het plangebied niet overschrijdt. Ter plaatse van de woningen g201 en g204 blijkt uit de geluidcontour dat de voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden op een toetshoogte van 4,5 en 7,5 meter (de geluidbelasting op een toetshoogte van 10,5 en 13,5 is niet relevant voor deze woningen). Echter wordt bij de geluidcontouren tevens gerekend met de reflecties van het gebouw zelf. Derhalve zijn voor de volledigheid ter plaatse van deze woningen tevens toetspunten toegevoegd op een toetshoogte van 1,5 / 4,5 en 7,5 meter. Uit de rekenresultaten blijkt dat ook ter plaatse van deze woningen geen sprake is van een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

4.6.1 Toetsingskader

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering 2009' (hierna: VNG-handreiking) wordt onder milieugevoelige functies verstaan: woningen, woongebieden, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie. Sommige functies kunnen zowel milieubelastend als milieugevoelig zijn (bijvoorbeeld ziekenhuizen en scholen).

4.6.2 Onderzoek

Er heeft een inventarisatie en analyse plaatsgevonden van de bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied en de mogelijke beperkingen voor de woningbouwontwikkeling. Hieronder wordt ingegaan op de resultaten van deze inventarisatie.

Bedrijven

Ten westen van het plangebied bevinden zich bedrijven, deze liggen aan beide zijden van de Roode Vaart. De milieubelasting van deze bedrijven heeft invloed op het woongebied Bosselaar Zuid. In het geldende bestemmingsplan was het daarom niet mogelijk in het noordwestelijk deel direct woningen toe te staan. Er is op het gedeelte van het gebied dat binnen de milieucontouren ligt een wijzigingsbevoegdheid gelegd, waarvan pas gebruik kan worden gemaakt als deze voorwaarden is weggenomen. Hiermee is gewaarborgd dat de bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Uit de inventarisatie van de bedrijven en de maximale toelaatbaarheid op basis van het bestemmingsplan blijkt dat in het plangebied nog steeds rekening moet worden gehouden met de aanwezige milieubelasting en de theoretische milieuruimte die de bedrijven aan de Generaal Allenweg op basis van het geldende bestemmingsplan hebben. Het is dan ook nog niet mogelijk in het noordwestelijk deel direct woningen toe te staan. Daarom wordt in het voorliggend bestemmingsplan weer een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

De voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein langs de Roode Vaart is gestart. Het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid komt daarmee dichterbij.

Voor overige bedrijven, waaronder ook de agrarische bedrijven, in de directe omgeving levert de verdichting van het aantal woningen met 80 extra woningen geen extra belemmeringen op ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. De woningen worden binnen het huidige stedenbouwkundig kader gebouwd en komen daarmee niet dichter op de omliggende bedrijven te staan. De omliggende bedrijven moeten in de huidige situatie al rekening houden met deze bestaande planologische mogelijkheden.

Daarnaast blijkt uit de GES Geur veehouderijkaart van Noord-Brabant (Atlas Leefomgeving) dat de GES-score van het plangebied als goed is beoordeelt. De GES-scores zijn gebaseerd op een bepaalde kans op geurhinder. Bij een GES-score 'goed' is 0-5% hinderkans. Ook is het niet aannemelijk dat het bestaand agrarisch gebruik omgezet wordt naar een ingrijpend ander gebruik zoals fruit- of bomenteelt. Hierdoor hoeft hier geen rekening mee gehouden te worden, tenzij er een concreet initiatief bij de gemeente is ingediend.

Overige inrichtingen

Basisschool

In het plangebied is een Brede School mogelijk gemaakt. Hierbij is rekening gehouden met een richtafstand van 30 m (maatgevend aspect is geluid, met name van de speelplaats). Het schoolgebouw is gebouwd op de noordelijke perceelsgrens, waardoor geen overlast ontstaat op de ten noorden gelegen woningen. De afstand van het perceel tot de woningen aan de zuid-, west- en oostzijde bedraagt meer dan 30 m, zodat wordt voldaan aan de hiervoor genoemde richtafstand.

4.6.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de bedrijven in de omgeving van het plangebied door de beoogde woningbouwontwikkeling niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van de woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Archeologie

4.7.1 Kader

Van Monumentenwet en de Wet op de archeologische monumentenzorg naar Erfgoedwet

Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht is geworden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In deze wetgeving is de bescherming van het archeologische erfgoed, de inpassing hiervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van het archeologische onderzoek geregeld.

Daarnaast is het 'de verstoorder betaalt'- principe in de wet verankerd. In verband met dit principe regelt de wet ook de te volgen procedures en de financiering van archeologisch (voor)onderzoek en het eigendom en beheer van archeologische vondsten.

De bescherming van de archeologische waarden is onder andere vertaald in een Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) op zowel nationaal als provinciaal niveau. Deze IKAW laat zien hoe groot de 'trefkans' is om iets archeologisch waardevols aan te treffen. Op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) staan terreinen waarvan bekend is dat ze daadwerkelijk een archeologische waarde hebben.

Inmiddels is de Erfgoedwet in werking getreden. In de Erfgoedwet is enkel volstaan met opnemen van een regeling voor het doen van opgravingen in archeologische monumenten. De planologische vertaling van de IKAW en AMK zal te zijner tijd naar de Omgevingswet worden overgeheveld. Op dit moment geldt nog het overgangsrecht van de Erfgoedwet op basis waarvan deze bepalingen uit de oude Monumentenwet 1998 nog van kracht zijn. Daarnaast is het op grond van het vijfde lid van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht om in een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan de wijze waarop met de bescherming van archeologische monumenten en waardevolle restanten in het plan is omgegaan.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

Op basis van de erfgoedverordening en de archeologische beleidskaart van de gemeente Moerdijk geldt de archeologische verwachtingswaarde 7. Hiervoor geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstoring met een minimum oppervlakte van 250 m2 en verstoringsdiepte 200 cm. Voor de bouwontwikkeling van Bosselaar Zuid levert dit geen belemmeringen op. Er vinden geen grondwerkzaamheden plaats dieper dan 2 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0006.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede archeologische beleidskaart Moerdijk

4.8 Ecologie

4.8.1 Kader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. De Wnb is in werking getreden met ingang van 1 januari 2017. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) is in beginsel bevoegd gezag voor de vergunningverlening onder de Wnb.

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wnb en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. Verder geldt er een verplichting om een passende beoordeling te verrichten indien significant negatieve effecten op voorhand niet zijn uitgesloten. In dat geval kan het plan alleen worden vastgesteld indien met zekerheid is vastgesteld dat uitvoering van het plan niet leidt tot een aantasting van natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. Eventueel noodzakelijke mitigerende maatregelen moeten in dat geval bij vaststelling van het plan geborgd zijn.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent twee soorten natuurgebieden, te weten:

  1. a. Natura 2000/gebieden;
  2. b. Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

Daarnaast is in de Wnb de soortenbescherming geregeld. Soortenbescherming geldt voor alle beschermde soorten ongeacht waar deze soorten zich bevinden en hoeveel soorten het betreft. In de Wnb zijn verbodsbepalingen opgenomen van handelingen en effecten op beschermde soorten die niet worden uitgevoerd, behoudens ontheffing.

Gebiedsbescherming - Natura 2000-gebieden

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk (of in combinatie met andere plannen of projecten) significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  1. 1. er zijn geen alternatieve oplossingen;
  2. 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  3. 3. de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en die verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebiedsbescherming - Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Brabant (NNB) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  1. a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  2. b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  3. c. soorten die worden beschermd in de Verdragen van Bern en Bonn; en
  4. d. bescherming van overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk doden van vogels of het vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn.

Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten (art. 3.10 Wnb). De overige soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. GS kunnen ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan voor deze soorten ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

4.8.2 Onderzoek

Gebieden

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van beschermde Natura 2000-gebieden of van gebieden die zijn aangewezen als Natuurnetwerk Brabant. In het kader van de invloed van de ontwikkeling van de woningen is gekeken naar de effecten van de nieuwbouw van de nog te vergunnen woningen (288 woningen in fase 3) op de omliggende Natura 2000-gebieden. In het kader hiervan is een AERIUS-berekening uitgevoerd voor de nog te vergunnen woningen (inclusief de 80 extra woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt). Uit dit onderzoek blijkt dat het verkeer van deze woningen niet leidt tot stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 5.

Aanlegfase

Het is mogelijk dat de bouw van de nieuwe woningen leidt tot stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Hollandsch Diep) bedraagt circa 6,5 kilometer. De stikstofgevoelige habitats zijn gelegen binnen het Natura 2000-gebied Biesbosch en zijn gelegen op circa 12 km van de nieuwe woningen.

De uitvoering van de werkzaamheden is nog niet exact bekend maar zal gefaseerd in de tijd plaatsvinden. In het kader van de uitvoering, ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning zal voor de uitvoeringsfase een stikstof-berekening worden uitgevoerd. De verwachting is, dat op deze afstand er geen sprake zal zijn depositie op Natura 2000-gebied als gevolg van de uitvoeringsfase. Indien uit de berekening blijkt dat in het kader van de uitvoering wel een depositie plaatsvindt, dan zal er in het kader van de omgevingsvergunning gekeken worden naar maatregelen om de stikstofemissie terug te dringen. Dit kan mede door gebruik te maken van zuiniger materieel of elektrisch materieel dat geen stikstofuitstoot heeft, of door de toepassing van afzuiginstallaties. Daarmee zijn voldoende mogelijkheden om in het kader van de uitvoering maatregelen te treffen. De Wnb staat daarmee niet aan de uitvoering van het plan in de weg.

Soortenbescherming

In het kader van het vigerende bestemmingsplan is ecologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Uit dit onderzoek bleek dat ter plaatse geen beschermde soorten aanwezig zijn of te zijn verwachten. Momenteel wordt het plangebied gereed gemaakt voor de realisatie van woningen en bouwrijp gemaakt. Bij het bouwrijp maken van de kavels en de voorbereidende werkzaamheden worden maatregelen getroffen waardoor pionierende soorten, zoals de rugstreeppad zich niet vestigen in het plangebied.

4.8.3 Conclusie

Het aspect leidt niet tot belemmeringen voor de ontwikkeling van de woningbouw in Bosselaar Zuid. De verdichting met de toevoeging van 80 woningen leidt niet tot significante effecten op natuurgebieden of flora en fauna.

4.9 Water

4.9.1 Kader

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling. Het waterschap heeft een positief wateradvies uitgebracht. De brief met het advies is opgenomen als Bijlage 8 bij de toelichting.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer -waaronder grondwater- heeft daarbij twee doelen: zowel de zorg voor gezond water als de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.

Het waterschap hanteert bij nieuwe ontwikkelingen het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'. Op waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur waterschap Brabantse Delta 2015 van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur te lozen op het oppervlaktewater bij een uitbreiding van het verhard oppervlak groter of gelijk aan 500 m². Indien door de ontwikkeling het verhard oppervlak met meer dan 500 m² toeneemt, eist het waterschap compensatie voor de uitbreiding van verharding. Bij het dimensioneren van retentie-/infiltratievoorzieningen dient rekening te worden gehouden met neerslaghoeveelheden met een herhalingstijd van 1 tot 100 jaar. Aangezien de retentiebehoefte het grootst is bij T = 100 is deze waarde maatgevend. Het gebruik van uitlogende (bouw)materialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC wordt ten zeerste afgeraden in verband met de negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.

4.9.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de verdichting van de woonwijk Bosselaar mogelijk. Deze verdichting heeft betrekking op verdichting binnen het bestaand stedenbouwkundig raamwerk. De extra verdichting leidt daarmee niet tot extra verharding binnen het plangebied. Ten aanzien van de watergangen binnen het plangebied geldt dat de waterpartij binnen het plangebied zal afwateren met een maximaal debiet van 2,67 l/s/ha.

Voorkomen van grondwateroverlast

De ontwatering (het verschil tussen de maaiveldhoogte en de gemiddelde hoogste grondwaterstand) dient voor het gehele plangebied minimaal 1 m te bedragen om de nodige veiligheid tegen grondwateroverlast te waarborgen. Dit is bij de keuze van het bouwpeil en de inrichting van het watersysteem meegenomen. Daarnaast wordt uitkomende grond afkomstig van de aanleg van nieuw oppervlaktewater gebruikt om het maaiveld op te hogen.

Riolering en waterkwaliteit

In het plangebied is een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Het vuilwater wordt aangesloten op de riolering (DWA). Hemelwater van wegen, allen met een lage verkeersintensiteit, en daken wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater binnen het plangebied. Om verontreinigingen van water en bodem te voorkomen, wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.

Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken af te koppelen en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Beheer en onderhoud

In de Keur is geregeld dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen, ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Beheer en onderhoud in het plangebied zal in beginsel worden uitgevoerd door Waterschap Brabantse Delta.

Water en waterkeringen in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de watergangen en waterkeringen, inclusief hun beschermingszones, alsmede het gemaal bestemd als "Water". Voor waterkeringen geldt een zogenaamde dubbelbestemming, die de bestemming "Waterstaat - Waterkering" is toebedeeld. De kernzone van de waterkering bedraagt 2,5 m vanaf de teen en beschermingszone van de dijk, aansluitend volgt een beschermingszone met een breedte van 20 m. Binnen de kernzone dient voor alle activiteiten een ontheffing van de Keur te worden aangevraagd.

4.9.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de verdichting van het woongebied die mogelijk wordt gemaakt met dit bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishouding.

4.10 Externe Veiligheid

4.10.1 Kader

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water

Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).

Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. Het Basisnet stelt verder regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (vervoerskant).

De wetgeving rondom het Basisnet, in werking getreden op 1 april 2015, bestaat o.a. uit:

  • de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
  • het Besluit externe veiligheid transportroutes;
  • de Regeling Basisnet: hier staat waar risicoplafonds liggen langs transportroutes en welke regels gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven. Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.

4.10.2 Onderzoek

Aan het gebied worden 80 woningen toegevoegd. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de relevante risicobronnen in de omgeving van het plangebied, die van invloed kunnen zijn op de extra woningen. Overeenkomstig de professionele risicokaart (figuur 4.3) waarin relevante risicobronnen worden getoond, vindt er in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via het water, de weg of door buisleidingen met een externe werking.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.ZBBosselaarZuid-BP40_0007.png"

Figuur 4.3 Uitsnede professionele risicokaart met het plangebied groen gearceerd

Inrichtingen

Ten noordoosten van het plangebied is het zwembad Bosselaar gelegen op een afstand van circa 524 meter. Dit is aangemerkt als een inrichting vanwege de opslag van chloor. De dodelijke effectafstand bedraagt 90 meter. Het plangebied ligt op voldoende afstand. Ten zuiden van het plangebied betreft het een agrarisch bedrijf aan de Markdijk 1 op een afstand van circa 500 meter. De dodelijke effectafstand bedraagt 235 meter. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van het zwembad. Voor het bedrijf Agerland, gelegen aan de Zuiddijk ten zuid-oosten van het plangebied, geldt dat het invloedsgebied voor het GR reikt tot de grens van het plangebied en heeft daarmee geen gevolgen voor het toevoegen van de extra woningen.

Daarnaast ligt in de wijdere omgeving een aantal risicobronnen. Het gaat hierbij om Gondrand Traffic B.V., Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V. en Shell Nederland Chemie B.V. Voor alle drie inrichtingen is in het kader van de vergunningverlening van deze bedrijven een QRA uitgevoerd. Het groepsrisico overschrijdt slechts bij Shell Nederland Chemie B.V. de oriëntatiewaarde. Het plangebied is echter op enkele kilometers gelegen van de inrichtingen. Daarnaast valt heel Zevenbergen en omgeving in de invloedsgebieden, waardoor de toevoeging van de 80 woningen weinig invloed heeft op het groepsrisico. Omdat het plangebied wel in de invloedsgebieden ligt, is er een beknopte verantwoording van het groepsrisico opgesteld.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied grenst ten oosten aan het spoortraject Zevenbergschenhoek – Roosendaal, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het kader van het geldende bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Uit dit onderzoek blijkt dat de PR 10-6-contour op maximaal 11 m buiten het spoor is gelegen. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de wijk en de verdichting die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Door de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant zijn er risicoberekeningen voor de transportroutes weg en spoor uitgevoerd (2016). In dit onderzoek is ook het spoortraject Zevenbergschenhoek - Roosendaal meegenomen. Hieruit blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Deze conclusie wordt ook getrokken in het vigerende bestemmingsplan waarin ook een prognose is gedaan voor het groepsrisico in 2020. De factor ten opzichte van de oriëntatiewaarde voor het kilometervak BosselaarZuid blijkt 0,002. De nog niet vergunde woningen zijn gelegen op meer dan 200 m van het spoor, waardoor volgens het Basisnet geen beperkingen worden gesteld aan het ruimtegebruik. Het uitvoeren van een nieuwe QRA is daarom niet noodzakelijk. Wel is vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording opgesteld. Dit blijkt ook uit de stroomschema standaard verantwoording. In de verantwoording is het standaardadvies van de Veiligheidsregio Miden- en West-Brabant verwerkt, dit advies is in bijlage 7 weergegeven. In het vigerende bestemmingsplan is tevens een verantwoording van het groepsrisico en het brandweeradvies opgenomen. De gestelde eisen gelden ook voor de verdichting van het gebied.

4.10.3 Verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De beschikbaarheid van een openbare bluswatervoorziening is primair een verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De opkomsttijd is door het Algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in het Dekkings- en spreidingsplan vastgesteld. Voor een woonfunctie na 2003 geldt een opkomsttijd van 12 minuten. Uit het figuur 'Opkomsttijden Basis Brandweer' uit de standaardadvies blijkt het plangebied niet in een donkerblauwe gebied te liggen, waardoor er geen maatregelen getroffen hoeven te worden.

De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. In het Standaardadvies wordt nader ingegaan op de bereikbaarheid en bluswatervoorziening. Zo is de benodigde bluswatervoorziening afhankelijk van de aard en omvang van de bebouwing, maar ook de omgeving en brand zelf is bepalend. Het plangebied wordt ontsloten via Zuidrand welke aansluit op het verdere wegennetwerk van Zevenbergen. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Daarnaast zijn er twee toegangsdeuren in de aarden wal welke gebruikt kunnen worden voor brandweerinzet op het spoor. Hiermee heeft de brandweer bij een calamiteit snel en ongehinderd toegang tot het incident wat noodzakelijk is bij bestrijding van het incident.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen 80 woningen extra gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Bij een brand- of explosiescenario dienen aanwezige personen dekking te zoeken in bijvoorbeeld gebouwen. Ook in dit scenario dienen personen ramen en deuren te sluiten en (mechanische) ventilatiesystemen uit te schakelen om zo te voorkomen dat (rook)gassen naar binnen worden gezogen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Uit het overzicht WAS-Installaties in de gemeente Moerdijk dat de dekking van dit systeem tot het plangebied reikt. Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

4.10.4 Conclusie

De toevoeging van extra woningen binnen het plangebied leidt tot een beperkte toename van het groepsrisico in het kader daarvan is een beknopte verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.11 Leidingen En Laagvliegroutes

4.11.1 Kaders

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen.

Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht. Dit houdt in dat er rond deze vliegbasis een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (= 27,8 km) geldt, gemeten vanaf de positie van de radar. Deze cirkel is bedoeld om het functioneren van radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis te waarborgen. Binnen het radarverstoringsgebied dient voor ieder obstakel, hoger dan 63 m boven NAP, te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt.

Het plangebied is daarnaast gelegen onder de navigatie-tolerantiezone van de laagvliegroute VO. Voor de laagvliegroute geldt dat er ter weerszijden van de hartlijn van de route een navigatie-tolerantiezone van 926 m bestaat. Het is vanuit defensieoogpunt niet wenselijk om obstakels hoger dan 30 m, onder de laagvliegroute te plaatsen.

4.11.2 Onderzoek en conclusies

De maximaal toelaatbare bouwhoogte binnen het plangebied bedraagt 25 m. Dit is ter plaatse van het te bouwen appartementencomplex aan de zuidkant van het plangebied. De belangen van de laagvliegroute van Defensie en het radarverstoringsgebied worden derhalve niet geschaad, aangezien de maximale bouwhoogte minder dan 30 en 63 m bedraagt.

4.12 Mer-regelgeving

4.12.1 Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

4.12.2 Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D van de bijlage opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

In het kader van de verdichting van de 80 woningen is een m.e.r.-beoordelingsnotitie opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 6. Uit deze notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Wanneer de mitigerende maatregel in acht wordt genomen, is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure zodoende niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan heeft als doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de verdichting binnen de wijk Bosselaar Zuid met 80 woningen. Deze verdichting heeft deels plaatsgevonden in fase 1 en 2 (29 woningen) en zal deels plaatsvinden in fase 3. Het bestemmingsplan omvat daarbij tevens het reeds gerealiseerde, danwel vergunde, deel van Bosselaar Zuid. Voor dit deel heeft het bestemmingsplan een consoliderende functie. Voor het consoliderende deel van de woningen is in dit bestemmingsplan gekozen voor de bestemming 'Wonen - 1', voor de nog te vergunnen woningen is de bestemming 'Wonen - 2' opgenomen. Daarmee is op de verbeelding een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de beide delen.

Voor de regels in het bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan en zijn de huidige planologische rechten overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is daarnaast het actuele beleid van de gemeente omtrent bedrijven- en beroepen aan huis en het beleid ten aanzien van erfbebouwing opgenomen.

In dit hoofdstuk wordt een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Het plan voldoet aan de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012). Het handboek van de gemeente Moerdijk vormt de basis voor dit bestemmingsplan, aangevuld met de geactualiseerde begrippen en bouwregels uit het veegplan Kernen (2017).

5.2 Systematiek Bestemmingen

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  2. 2. Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  3. 3. Algemene regels (hoofdstuk 3);
  4. 4. Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

De regels zijn zoveel mogelijk opgebouwd conform het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Moerdijk en sluit tevens aan bij de systematiek van de meest recente bestemmingsplannen voor de kernen binnen de gemeente. Hierna worden de vier hoofdstukken kort toegelicht.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk zijn diverse begrippen verklaard, die in de regels zijn opgenomen. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is in hoofdstuk 1 het artikel ‘wijze van meten’ opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de feitelijk in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per artikel is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.

Agrarisch

De bestemming Agrarisch is toegekend aan de strook grond aan de westzijde van het plangebied tussen de Roode Vaart en de Allenweg. Binnen deze bestemming zijn agrarische bedrijven toegestaan, met uitzondering van intensieve veehouderij en glastuinbouw.

In het plangebied zijn geen agrarische bouwvlakken aanwezig. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Groen

Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, bruggen, vlonders en voet- en fietspaden alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige doeleinden. In verband met de te realiseren geluidswal langs de spoorlijn is de groenvoorziening langs de oostzijde van het plangebied tevens voorzien van de aanduiding "geluidwal". In verband met de geluidsnormen dient de hoogte van geluidswerende voorzieningen ten minste 8 m te bedragen.

Ter plaatse van de ligweide bij het zwembad is, vanwege het gebruik in de winter als natuurijsbaan, de aanduiding "natuurijsbaan" aan deze gronden toegekend.

Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen; voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegelaten.

Maatschappelijk

De locatie van de Brede School is voorzien van de bestemming "Maarschappelijke voorzieningen". De gronden zijn bestemd voor educatieve, sociaalmedische, sociaal-culturele, zorgverlenende, onderwijsvoorzieningen en maatschappelijke dienstverlening zoals een kinderdagverblijf.

De bebouwing dient te worden gebouwd binnen het bouwvlak, met in achtneming van de maximale bouwhoogte die op de verbeelding is opgenomen. In de regeling is rekening gehouden met de eerder gevoerde procedure voor het afwijken van het bestemmingsplan voor de Brede School.

Verkeer

De gronden met de bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 1 doorgaande rijstrook per rijrichting. Opstelstroken en busstroken zijn daaronder niet begrepen. Binnen deze bestemming zijn zowel de wegen, de kruisingen als de bijbehorende voorzieningen mogelijk, zoals geluidswerende voorzieningen, voet- en fietspaden, parkeer- en groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen voor algemeen nut worden gebouwd.

Verkeer - Verblijfsgebied

Alle overige in het plangebied te realiseren openbare wegen en parkeervoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen. Binnen de bestemming is ook ruimte voor nuts-, speel- en groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten algemene nutte worden gebouwd.

Water

Binnen deze bestemming zijn zowel de bestaande als de nog te realiseren watergangen opgenomen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan aan de bestemming, zoals constructies voor bruggen, kademuren en duikers zijn toegestaan.

Wonen - 1

De gerealiseerde en de reeds vergunde woningen zijn in het bestemmingsplan bestemd als 'Wonen - 1'. De plansystematiek voor Wonen - 1 is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

De hoofdgebouwen van de woningen mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak dat op de verbeelding is weergegeven. In de bouwregels is daarbij opgenomen dat het aantal woningen binnen de bestemming niet meer mag bedragen dan het reeds bestaand aantal woningen. Het gaat hierbij om de woningen die al zijn gebouwd, maar ook om de woningen die nog niet zijn gebouwd maar wel reeds zijn vergund.

De voorgevel van de woning mag in de bouwvlakgrens of ten hoogste 3 m daarachter worden gebouwd. De bebouwingsregeling bevat verder bepalingen met betrekking tot de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, de diepte, breedte en hoogte van de hoofdgebouwen, deze regels zijn verbonden aan het type woning dat gerealiseerd wordt. Daarnaast is een uitzonderingsbepaling opgenomen ten aanzien van bijzondere woningtypen in de vorm van patiowoningen.

In de bouwregels is opgenomen dat gestapelde woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding gestapeld.

Dove gevels

In de zuidoostelijke hoek van het plangebied zijn de woningen geluidsbelast vanwege spoorweglawaai. Voor deze woningen zal geen ontheffing van de wettelijke grenswaarde worden aangevraagd. Door middel van maatregelen zal worden gezorgd dat de geluidsbelasting aan de gevels van hoofdgebouwen voldoet aan de grenswaarde. Deze maatregelen kunnen bestaan uit een geluidswerende voorziening die binnen de bestemming "Groen" mogelijk is gemaakt (geluidsscherm), een geluidswerende voorziening op de perceelsgrens (glazen perceelsafscheiding) of bouwkundige voorzieningen aan de woning (bijvoorbeeld een vliesgevel). De juridische regeling is zodanig vormgegeven dat zeker is gesteld dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder op dit punt, maar flexibiliteit wordt geboden in de keuze van de definitieve oplossing. Op de plankaart is de aanduiding "dove gevels" aangebracht. Ter plaatse van deze aanduiding dienen de hoofdgebouwen aan de desbetreffende zijde te worden voorzien van dove gevels. Wat onder een dove gevel moet worden verstaan is terug te vinden in de begripsbepalingen. Het college van burgemeester en wethouders kan vrijstelling verlenen van de verplichting om te bouwen met dove gevels, indien wordt aangetoond dat met behulp van maatregelen wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde voor spoorweglawaai. De woningen waar deze regeling betrekking op heeft zijn inmiddels vergund en deels ook gebouwd.

Wonen - 2

De nog te vergunnen en / of te bouwen woningen, zijn bestemd als Wonen - 2. Binnen deze bestemming mogen ten hoogste 288 woningen worden gebouwd. De bestemming Wonen- 2 valt samen met deelgebied 3. Een aantal van 17 woningen in deelgebied 1 valt (deels) nog onder de milieucontour van de omliggende bedrijven. Deze loctie is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming te wijzigingen in Wonen - 2. Met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag het totaal aantal woningen in de bestemming Wonen - 2 niet meer bedragen dan 305. Dit is opgenomen in de wijzigingsvoorwaarden én het is geborgd in de regels van de bestemming Wonen - 2

In de bouwregels is opgenomen dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwperceel. De enige uitzondering hierop betreffen de gestapelde woningen die ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen worden gebouwd. Woningsplitsing is tevens niet toegestaan.

Hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak, waarbij de voorgevel van de woning in de bouwvlakgrens of ten hoogste 3 m daarachter mag worden gebouwd. De bebouwingsregeling bevat verder bepalingen met betrekking tot de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, de diepte, breedte en hoogte van de hoofdgebouwen, deze regels zijn verbonden aan het type woning dat gerealiseerd wordt. Daarnaast is een uitzonderingsbepaling opgenomen ten aanzien van bijzondere woningtypen in de vorm van patiowoningen.

Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden langs de Roode Vaart welke een waterkerende functie hebben of die van invloed zijn op de waterkering. Binnen de dubbelbestemming geldt dat bouwwerken uitsluitend mogelijk zijn indien deze geen onevenredige afbreuk doen aan de waterkerende functie. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming kan sprake zijn van een plicht tot het aanvragen watervergunning of het doen van een melding, naast een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, diverse aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels zijn algemene bepalingen opgenomen ten aanzien van bestaande bouwwerken. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van parkeren, waarbij is bepaald dat een omgevingsvergunning uitsluitend verleend kan worden indien voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt geregeld wat in het kader van dit bestemmingsplan in ieder geval wordt gezien als strijdig gebruik. Daarnaast wordt bepaald dat het houden van evenementen niet wordt gezien als strijdig gebruik binnen het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een standaardregeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk maakt.

Daarnaast is een regeling opgenomen voor het afwijken van bouwregels ten behoeve van de realisatie van duurzaamheidsmaatregelen.

Algemene wijzigingsregels

Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor het onder voorwaarden toepassen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmeting van bestemmingsvlakken. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Daarnaast is in dit artikel de wijzigingsbevoegdheid opgenomen die in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen ter plaatse van de geplande woningbouw aan de Roode Vaart.

In verband met toekomstige woningbouwontwikkelingen is de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied aan de westzijde van het plangebied tevens aangeduid met "wetgevingszone - wijzigingsgebied 1". Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van deze aanduiding de bestemming te wijzigen naar de bestemming Wonen - 2. Als voorwaarde is in het geldende bestemmingsplan opgenomen dat voor zover de omliggende bedrijven een milieuhygiënisch aanvaardbaar woonklimaat ter plaatse belemmeren, de milieubelasting moet zijn opgeheven met dien verstande dat de milieucategorie in ieder geval teruggebracht dient te worden van 3 naar 2. Tegelijk met de procedure van het bestemmingsplan Bosselaar Zuid 2020 wordt een nieuw bestemmingsplan voor bedrijventerrein Molengors voorbereid. In dat plan wordt de milieubelasting door de aanwezige bedrijven op een andere manier geregeld dan met de huidige systematiek van 'bedrijven en milieuzonering', met de bijbehorende milieucategorieën. Daarom is lid a. van de wijzigingsbevoegdheid veranderd in:

"vaststaat dat er een aanvaardbare milieuhygiënische situatie zal zijn ten aanzien van de milieugevoelige objecten/functies en dat bedrijven niet in hun bestaande bedrijfsvoering worden beperkt"

Door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag het totaal aantal woningen dat het bestemmingsplan toelaat niet worden vermeerderd.

Aan de straat Opaal ligt de aanduiding Wijzigingsgebied 2. Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen woningen worden gebouwd, in verband met de invloed van bedrijven uit de omgeving. Hier is de bestemming Wonen gelegd, omdat de gronden wel als voortuin gebruikt mogen worden. Met een wijzigingsbevoegdheid kan het bouwvlak naar de straatzijde verschoven worden en daarmee in lijn worden gelegd met de aangrenzende woningen aan de zuidzijde. De voorwaarden ten aanzien van het woon- en leefklimaat en de bestaande milieuruimte van de betrokken bedrijven zijn gelijk aan die voor wijzigingsgebied 1.

Overige regels

In dit artikel is bepaald dat, voor zover er verwezen wordt naar wettelijke regelingen, de regelingen gelden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 80 extra woningen mogelijk. Het bestemmingsplan maakt hiermee aangewezen bouwplannen mogelijk. In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan is een anterieure overeenkomst tussen de ontwikkelaar en de gemeente gesloten. Daarmee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het bestemmingsplan is het plan als voorontwerp toegezonden aan de verschillende overlegpartners, namelijk het waterschap Brabantse Delta, Rijkswaterstaat, leidingbeheerder en de provincie Noord-Brabant.

Waterschap Brabantse Delta

Het waterschap heeft gereageerd met een positief wateradvies. Daarin zijn ook aanbevelingen opgenomen voor klimaatadaptatie bij de inrichting van het gebied. Het wateradvies is opgenomen als Bijlage 8 bij de toelichting.

Leidingbeheerder

De beheerer van de leidingen van ZR, PZEM en Dow heeft aangegeven dat deze leidingen op geruime afstand van het plangebied zijn gesitueerd. Er is geen aanleiding voor een inhoudelijke reactie op het plan.

Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat Zuid Nederland heeft aangegeven dat het plan niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat ligt en dat daarom geen reactie gegeven wordt.

Provincie Noord-Brabant

Het plan is aangemeld bij de provincie Noord-Brabant. Daaruit is gebleken dat het plan geen aanleiding geeft voor een inhoudelijke reactie door de provincie.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode kon eenieder een inspraakreactie geven op het plan. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt, er zijn geen inpraakreacties ontvangen door de gemeente.

Het ontwerpbestemmingsplan zal conform de wettelijke procedure gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt in de mogelijkheid gesteld een zienswijze in te dienen op het bestemmingsplan.


Er zijn binnen de daarvoor gestelde termijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Parkeernormen 2015

Bijlage 1 Parkeernormen 2015

Bijlage 1 Mobiliteitstoets

Bijlage 1 Mobiliteitstoets

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Berekening Spoorweglawaai

Bijlage 3 Berekening spoorweglawaai

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 5 Aerius-berekening Fase 3

Bijlage 5 AERIUS-berekening Fase 3

Bijlage 6 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 6 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Standaardadvies Veiligheidsregio

Bijlage 7 Standaardadvies veiligheidsregio

Bijlage 8 Wateradvies

Bijlage 8 Wateradvies