Herontwikkeling dakpannenlocatie Cuijpers
Bestemmingsplan - Gemeente Echt-Susteren
Vastgesteld op 15-12-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Herontwikkeling dakpannenlocatie Cuijpers' met het identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20210912-VG01 van de gemeente Echt-Susteren;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf
bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2 van Bijlage 1 'Staat vanbedrijfsactiviteiten' zoals opgenomen bij de regels van een bestemmingsplan, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de eigenaar(s)/gebruiker(s) van de woning dan wel een persoon met een verwantschap in de eerste graad met de eigenaar(s)/gebruiker(s), met uitzondering van een seksinrichting;
1.4 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de eigenaar(s)/gebruiker(s) van de woning dan wel een persoon met een verwantschap in de eerste graad met de eigenaar(s)/gebruiker(s), waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris, adviseur, therapeut, accountant of advocaat, evenwel met uitzondering van prostitutie;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 aardgasloos
zonder aansluiting op het aardgasnet;
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en niet naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 achtergevelrooilijn
de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder bijbehorende bouwwerken.
1.10 afhankelijke woonruimte
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald;
1.13 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid van kortdurend toeristisch verblijf inclusief het serveren van een ontbijt, niet zijnde een hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot overnachtingsmogelijkheid voor maximaal vier personen. Een bed & breakfast-voorziening is ondergeschikt aan de woonfunctie (binnen een woonbestemming of een agrarische bedrijfsbestemming), is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaar(s) en tevens hoofdbewoner(s) van de betreffende woning. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan het overnachten noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.14 bestaand
- a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen, met dien verstande dat als bestaand bouwwerk ook worden aangemerkt bouwwerken die na dat tijdstip zijn of mogen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvan de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend;
- b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het inwerking treden van het bestemmingsplan, voor zover op een legale wijze tot stand gekomen.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bevoegd gezag:
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren);
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen;
1.19 bijzondere woonruimte
woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen en gemeenschappelijke voorzieningen zijn opgenomen, zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.27 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.28 escortbedrijf
het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.29 evenement
periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen en shows, waarbij sprake is van onversterkte muziek dan wel van mechanisch versterkte muziek met een versterkt geluidniveau van maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of van een ander geluidgevoelig gebouw;
1.30 functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;
1.31 garage
een gebouw ten behoeve van het overdekt stallen van (motor)voertuigen;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 gestapelde woningen
boven dan wel beneden (en eventueel ook naast) elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegang, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.34 hoofdgebouw
een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.35 huishouden
een persoon of een groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur en verhuur ten behoeve van arbeidsmigranten wordt daaronder niet begrepen;
1.36 internetwinkel
Een internetwinkel is een specifieke vorm van detailhandel, waarbij verkoop van goederen plaatsvindt na bestelling op internet. Er zijn vier verschillende categorieën internetwinkels (webwinkels) te onderscheiden, waarvan twee zonder fysieke bezoekmogelijkheid en twee met fysieke bezoekmogelijkheid:
Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid
- categorie A: Een internetwinkel waar alleen een elektronische transactie tot stand komt en waar alle klantcontacten en transacties digitaal verlopen en er geen fysieke opslag en verzending van goederen plaatsvindt;
- categorie B: Een internetwinkel met opslag– en verzendfunctie; een internetwinkel als bedoeld onder A, waar tevens fysieke opslag en verzending van goederen plaatsvindt. Deze verzending geschiedt uitsluitend per post.
Internetwinkels met fysieke bezoekmogelijkheid:
- categorie C: een afhaalpunt: een locatie waar een klant uitsluitend via internet bestelde goederen kan afhalen of retourneren, waar uitsluitend logistiek en opslag van uitsluitend bestelde goederen plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten behoeve van verkoop en/of overige activiteiten;
- categorie D:een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en de mogelijkheid om goederen uit te stallen, te passen en/of te bekijken met de daarbij behorende opslag en logistiek. Functioneel is deze internetwinkel vergelijkbaar met reguliere detailhandel;
1.37 inwoning
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken;
1.38 kamerbewoning
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;
1.39 kamerverhuur
het verhuren van (een) kamer(s) in een woning, waarbij de eigenaar het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning als waar de kamerverhuur plaatsvindt. Kenmerkend voor kamerverhuur is dat de bewoner/huurder van een wooneenheid de toiletruimte, badruimte en de keuken deelt met de eigenaar/hoofdgebruiker van de woning;
1.40 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond. Huisvesting ten behoeve van mantelzorg vindt in of bij een woning plaats en is toegestaan voor één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;
1.41 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo;
1.42 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
1.43 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b., van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
1.45 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.46 parkeervoorzieningen
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.
1.47 perceelgrens
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
1.48 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.49 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutie(bedrijf) en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.50 seksuele dienstverlening
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.51 shortstay-arbeidsmigrantenhuisvesting
het huisvesten van legale werknemers van bedrijven, die tijdelijk in Nederland verblijven;
1.52 speelvoorzieningen
een speelplek die met één of meerdere speeltoestellen is ingericht voor de leeftijdscategorie tot circa 12 jaar;
1.53 verwantschap in de eerste graad
verwantschap in de eerste graad, zijnde ouders en kinderen, waaronder tevens adoptie- of pleegouders en/of -kinderen worden verstaan;
1.54 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;
1.55 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.56 voorgevellijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
1.57 voorgevelrooilijn
de voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
1.58 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.59 wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;
1.61 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., worden de regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
1.62 wonen
de permanente huisvesting van een of meerdere personen in een woning of bijzondere woonvorm, om daar zelfstandig of met meerdere personen gezamenlijk een huishouden te voeren;
1.63 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.
2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 het bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil loodrecht tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
2.6 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 goothoogte van een bouwwerk
loodrecht vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
- a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.11 peil
- a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
2.12 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt. Tevens worden hieronder gevelisolerende of andere duurzaamheidsmaatregelen verstaan, mits de overschrijding niet meer dan 0,50 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. uitritten ten behoeve van aangrenzende functies;
- f. speelvoorzieningen;
- g. hondenuitlaatplaatsen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. kunstwerken;
- j. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
- k. waterlopen en waterpartijen;
- l. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 8.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
- e. straatmeubilair;
- f. speelvoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. ter waarborging van de externe veiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 8.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG).
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met de daarbij behorende:
- b. tuinen, erven en verhardingen;
- c. bijbehorende voorzieningen;
- d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
- g. ter waarborging van de externe veiligheid.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Algemene regels
7.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
7.3 Milieu
7.4 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
7.5 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
8.2 Voorbeelden van strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.1 milieuzone - roerdalslenk
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijken van de planregels
Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 12.1, afwijken van de planregels:
- a. voor het overschrijden van in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
- b. voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
- 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
- 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
- 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
- 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
- 5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- d. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
- 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
- 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter.
- e. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5,00 meter, mits:
- 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
- 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt.
- f. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20,00 meter;
- g. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,00 meter;
- h. betrekking hebbende op (bedrijfs)woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
- 1. de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m² in één bouwlaag worden overschreden;
- 2. de afhankelijke woning met de hoofdwoning is verbonden en er geen zelfstandige woning gerealiseerd wordt;
- 3. het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast;
- 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
- 5. de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
- 6. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de overschrijdingen als bedoeld onder a en b mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
12.2 Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
- b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
- c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
- d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
- e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
12.3 Procedure wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
12.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen
Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een activiteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning is vereist wordt gelijkgesteld met een zodanige omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'Herontwikkeling dakpannenlocatie Cuijpers'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
De initiatiefnemer is voornemens om op de locatie van de voormalige dakpannenfabriek Cuijpers en het gemeenschapshuis Blomenhoaf te Echt woningbouw te realiseren. Dit braakliggende perceel wordt ingesloten door de Kerkveldsweg Oost, (de woningen aan de) Seringenstraat, Tulpenstraat en (de woningen/bedrijfsbebouwing aan de) Rijksweg Noord.
De woningen worden gerealiseerd voor de behoefte in de wijk Schilberg. De ontwikkeling betreft een gevarieerd woonaanbod voor diverse doelgroepen. Het aanbod bestaat uit maximaal 64 woningen (koop, huur, grondgebonden en appartementen).
De beoogde ontwikkeling is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken, wordt voor de betreffende locatie dit bestemmingsplan opgesteld.
Figuur 1.1.1 Foto voormalige dakpannenfabriek (bron: presentatie Frencken|Scholl architecten)
1.2 Ligging Plangebied
De ontwikkeling vindt plaats tussen de Kerkveldsweg Oost en de Tulpenstraat in Echt. In figuur 1.2.1 is de ligging van de locatie in beeld gebracht. In figuur 1.2.2 is het plangebied aangeduid. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Echt sectie K, percelen 1189, 4516, 1643, 3530 en 5767 (ged.).
Figuur 1.2.1 Ligging plangebied in omgeving (bron: basisviewer.rho)
Figuur 1.2.2 Begrenzing plangebied (bron: basisviewer.rho)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Echt-Susteren vastgesteld op 26 mei 2016.
Tevens is het paraplubestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' (vastgesteld op 22 september 2016) van toepassing. Voor het grondgebied van de gemeente Echt-Susteren, waar binnen het plangebied is gelegen, zijn verder de facetbestemmingsplannen 'Sport- en/of recreatieve voorzieningen', 22 februari 2017, en 'Deregulering', 6 november 2019, vastgesteld.
Het plangebied heeft volgens het geldende bestemmingsplan de bestemmingen 'Bedrijf', 'Maatschappelijk', 'Verkeer' en 'Wonen', zie figuur 1.3.1. Binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Maatschappelijk' zijn een bouwvlak en maatvoeringsaanduidingen opgenomen. Binnen de gronden met de bestemmingen 'Verkeer' en 'Wonen' zijn geen hoofdgebouwen toegestaan. De gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' legt beperkingen op ten aanzien van grondwerkzaamheden.
De gronden binnen de enkelbestemming 'Bedrijf' zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 bij het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied'. De gronden binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn bestemd voor educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs, kinderopvang, religieuze voorzieningen, algemene nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening met daaraan ondergeschikt ten dienste van voornoemde voorzieningen detailhandel en horeca. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn ten eerste wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie toegestaan. Daarnaast zijn hier andere paden en openbare voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Binnen het deel bestemd als 'Wonen' is geen bouwvlak opgenomen. De realisatie van woningen is binnen deze bestemmingen dan ook niet toegestaan.
Op basis van het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' gelden geen aanvullende regels voor het plangebied.
De beoogde woningbouwontwikkeling is in strijd met de bouw- en gebruiksregels van het geldende bestemmingsplan.
Figuur 1.3.1 Geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.
- In hoofdstuk 2 wordt het planvoornemen toegelicht. Direct daaropvolgend is aangegeven op welke wijze de nieuwe situatie planologisch-juridisch is geregeld in voorliggend bestemmingsplan.
- In hoofdstuk 3 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan vastgesteld en voorgenomen beleid van verschillende overheden.
- In hoofdstuk 4 is het plan getoetst aan sectorale wetgeving en aspecten.
- In hoofdstuk 5, 6 en 7 wordt ingegaan op de financiële, juridische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
De ontwikkellocatie ligt in het oosten van Echt in de wijk Schilberg. De ontwikkeling vindt plaats ten noorden van het centrum van Pey, tussen het spoor en de provinciale weg N276, Rijksweg Noord.
Het plangebied is gelegen in een bestaande woonomgeving. Grenzend aan het plangebied zijn voornamelijk woningen, zie figuur 2.1.1 en bedrijven gevestigd, maar is ook sprake van detailhandelsvestigingen. Nabij de N276 zijn met name auto gerelateerde bedrijven gevestigd. Iets ten zuiden van het plangebied aan de Bosstraat-Houtstraat zijn de centrumvoorzieningen van Pey, zoals detailhandel, supermarkten, dienstverlenende functies en horeca gelegen.
Het plangebied vormt een door bebouwing ingekaderd perceel en ligt enigszins uit het zicht en verscholen. Het plangebied is gelegen tussen de bebouwing van de Kerkveldsweg Oost, de Seringenstraat, de Tulpenstraat en de Rijksweg Noord. Tussen deze wegen ligt het terrein van de voormalige dakpannenfabriek Cuijpers en het gemeenschapshuis Blomenhoaf. Deze bebouwing is gesloopt en het volledige plangebied is momenteel braakliggend.
De locatie is bereikbaar via de Tulpenstraat. De voormalige toegang van de dakpannenfabriek aan de Kerkveldsweg Oost is momenteel afgesloten. Vanuit het plangebied is de achterzijde van de omliggende bebouwing goed waarneembaar, zoals de achterzijde van de woningen aan de Tulpenstraat, zie figuur 2.1.2.
Figuur 2.1.1 Zicht op de bebouwing aan de Kerkveldsweg Oost (bron: streetview.google.com, september 2016)
Figuur 2.1.2. Zicht op de achterzijde van de woningen aan de Tulpenstraat (bron: streetview.google.com, september 2016)
2.2 Stedenbouwkundig Plan
Planvoornemen
Het terrein van de voormalige (en gesloopte) dakpannenfabriek Cuijpers ligt al jaren braak. Hetzelfde geldt voor het naastgelegen terrein waar eerder buurthuis Blomenhoaf stond. Vof ’t Thaal, eigenaar van de gronden van de voormalige dakpannenfabriek, is voornemens de locatie tot ontwikkeling te brengen met woningbouw. De gemeentelijke eigendommen ter plaatse zullen grotendeels in de ontwikkeling worden ingebracht.
Voor de locatie van de voormalige dakpannenfabriek zijn in het recente verleden diverse plannen gemaakt. Telkens bleken deze niet haalbaar te zijn. De locatie ligt er momenteel allesbehalve fraai bij en vraagt sterk om een kwaliteitsverbetering. De ontwikkeling die Vof 't Thaal beoogt, zal deze kwaliteitsverbetering brengen en zal ook inspelen op de vraag van de raad om te bouwen voor specifieke doelgroepen als senioren en starters. Het feit dat de locatie na al die jaren nu versneld kan worden opgepakt én er wordt gebouwd voor de behoefte, heeft er ook toe geleid dat de ontwikkeling is opgenomen in de samenwerkingsagenda die de gemeente met de provincie Limburg is aangegaan in het kader van het provinciale programma Kwaliteit Limburgse Centra (KLC). De provincie draagt vanuit de samenwerkingsagenda bij aan de versnelling van een aantal woningbouwprojecten in de gemeente, waaronder de ontwikkeling van de dakpannenlocatie Cuijpers.
Figuur 2.2.1 Inrichtingstekening (versie 11-10-2021)
Ruimtelijke opzet
Vof 't Thaal heeft een stedenbouwkundig plan aan de gemeente voorgelegd, dat voorziet in de bouw van maximaal 64 woningen. De verdeling van de woningen is als volgt:
- 20 grondgebonden koopwoningen, bedoeld voor brede doelgroepen (starters, gezinnen, senioren);
- 44 (sociale en midden-) huurwoningen (appartementen), bedoeld voor brede doelgroepen (met name bedoeld voor starters en senioren).
Voor de ontwikkeling van de locatie is een inrichtingsplan opgesteld, zie figuur 2.2.1. De woningen zijn gesitueerd in het middengebied tussen de Tulpenstraat, de Seringenstraat, de Kerkveldsweg Oost en de Rijksweg Noord. Hierdoor is er sprake van een echte inbreidingslocatie. Kijkend naar de huidige situatie, krijgt het gebied een enorme opwaardering. De toekomstige woningen zullen in een groene omgeving worden gerealiseerd. De grondgebonden woningen liggen met de achtertuinen tegen de bestaande achtertuinen aan van de woningen aan de Tulpenstraat en de Seringenstraat. De huurwoningen worden gebouwd in de vorm van twee gestapelde bouwblokken, in het oostelijk deel van het plangebied. De ontsluiting van het gebied zal geschieden via de Kerkveldsweg Oost. Het gebied is voor fietsers en voetgangers ook vanaf de Tulpenstraat bereikbaar.
De ruimte rond de twee woonblokken wordt landschappelijk ingericht. De groene inrichting biedt ruimte aan ontspanning voor bewoners en mogelijkheden voor de opvang en berging van hemelwater. De nadere invulling wordt in een later stadium uitgewerkt.
Parkeren vindt voornamelijk plaats in de openbare ruimte door middel van langs- en haaksparkeerplaatsen aan de ontsluitingsweg en parkeerhofjes. Voor de hoekwoningen bestaat de mogelijkheid te parkeren op eigen terrein.
De kavelgrootte van de rijwoningen varieert tussen de 127 en 258 m2. De woningen bestaan hier uit twee bouwlagen met kap. De maximale goothoogte bedraagt 7,0 m, de maximale bouwhoogte 10,0 m, aansluitend bij de bebouwing uit de omgeving. De woningen hebben een maximaal bebouwd oppervlakte van 55 m2.
De twee appartementenblokken bestaan uit maximaal drie bouwlagen, met een maximale bouwhoogte van 11,0 m. De appartementen hebben een gevarieerde grootte van 60, 85 of 123 m2 en zijn voorzien van een balkon. De gebouwen zijn bereikbaar via de te realiseren ontsluitingsweg.
Figuur 2.2.2 Globaal 3D aanzicht (bron: Frencken|Scholl architecten)
Figuur 2.2.3 Globale doorsnede oost-west (bron: Frencken|Scholl architecten)
Privacy en bezonning
Voor het beoordelen van de effecten van privacy en beschaduwing gelden er geen algemene eisen in Nederland. Door de architect is een zicht- en beschaduwingsstudie van de uitgevoerd. Hierin is de huidige planologisch toegestane situatie afgezet tegen de toekomstige situatie, zie bijlagen 14 en 15 bij deze toelichting.
Uit de studie blijkt dat de privacy binnen omliggende tuinen met het planvoornemen niet volledig te niet wordt gedaan, noch dat de privacy onevenredig wordt aangetast. Door de toevoeging van groen worden de gebouwen bovendien grotendeels uit het zicht onttrokken. Daarnaast blijkt dat met de inpassing van het planvoornemen meer rekening wordt gehouden met de omliggende functies dan in de huidige planologische situatie het geval is.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Paragraaf 3.2 behandelt het rijksbeleid. Het provinciaal beleid is opgenomen in paragraaf 3.3. Tot slot wordt in paragraaf 3.4 en 3.5 de beoogde ontwikkeling getoetst aan het regionaal en gemeentelijk beleid.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (2020)
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
- a. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- b. Duurzaam economisch groeipotentieel
- c. Sterke en gezonde steden en regio's
- d. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
- a. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Met de NOVI wordt gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van onze ruimte;
- b. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: wat de optimale balans is tussen bescherming en ontwikkeling, tussen concurrentiekracht en leefbaarheid, verschilt van gebied tot gebied. Sommige opgaven en belangen wegen in het ene gebied zwaarder dan in het andere;
- c. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van die van toekomstige generaties.
Toetsing
De NOVI wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Eén van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan. Voor het overige is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De reden hiervoor is om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte in Nederland te bevorderen. Een stedelijke ontwikkeling houdt in dat er nieuwe bebouwing wordt toegevoegd aan de huidige bebouwing. De ladder bestaat uit twee stappen: de eerste stap bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. De tweede stap omvat, indien de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Op het plangebied zijn op basis van het Barro geen voorwaarden van toepassing.
3.2.3 De ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is vastgelegd als vereiste in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de behoefte daaraan moet worden beschreven. Bij stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet bovendien worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk gerealiseerd kunnen worden.
Het toevoegen van meer dan 12 woningen of meer dan 500 m2 aan stedelijke functies wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. Vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is, zijn de geldende planologische mogelijkheden.
Toetsing
Het programma bestaat uit:
- 44 appartementen (sociaal en middenhuur)
- 20 koopwoningen (alles regulier wonen)
Het programma is gericht op een brede doelgroep (starters, gezinnen, senioren). In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Daarom is hierna de behoefte beschreven.
Beschrijving behoefte
De woningbehoefte blijkt uit diverse beleidsstukken en onderzoeken, die hierna worden behandeld.
Structuurvisie Wonen Midden-Limburg (Regio Midden-Limburg, actualisatie 2019)
In het kader van de Structuurvisie Wonen Midden-Limburg zijn met de Midden-Limburgse gemeenten en de provincie afspraken gemaakt over de kwantitatieve en kwalitatieve woonopgaven in de gemeente Echt-Susteren. De achterliggende doelstellingen zijn vooral het versnellen van de doorstroming op de woningmarkt, het betaalbaar houden van woningen in het sociale en middeldure huur- en koopsegment en het voorzien in de woonbehoefte van een aantal specifieke doelgroepen. Voor de gemeente Echt-Susteren zijn en blijven senioren (al dan niet met zorg), starters, alleenstaanden en gezinnen de belangrijkste doelgroepen voor de nabije toekomst. Daarnaast heeft de gemeente ook een kwantitatieve woonopgave die vooral als doel heeft om de woningbehoefte en –voorraad binnen afzienbare tijd meer in balans te brengen.
Centrale thema's in de woonvisie zijn de bouwambities voor de komende jaren en de nog steeds noodzakelijke sanering van plancapaciteit. De gemeente Echt-Susteren beschikt op basis van de Structuurvisie gemaakte afspraken nog over een bouwvolume van 274 woningen. Gelet op het aantal gerealiseerde woningen in de voorgaande jaren is dit voldoende.
Als grondslag voor het opstellen van de Structuurvisie is in 2018 een onderzoek uitgevoerd naar de behoefte aan woningen. Gebleken is dat de meeste behoefte bestaat aan grondgebonden seniorenwoningen of appartementen met lift in de prijsklassen laag tot midden. Daarnaast blijkt uit regelmatig overleg met makelaars, ontwikkelaars en binnen de gemeente werkzame woningcorporaties, dat er een bescheiden vraag bestaat naar luxere appartementen en woningen voor starters.
De Regionale Structuurvisie Wonen is in 2019 geactualiseerd en daarbij is de bouwcapaciteit per gemeente opnieuw vastgesteld op basis van de toen geldende prognose van de huishoudensontwikkeling en het daadwerkelijk gerealiseerde aantal woningen in de afgelopen jaren. Op basis van de geactualiseerde afspraken heeft de gemeente een overcapaciteit van 117 woningen waarvan er 47 dienen te worden geschrapt. De gemeenteraad heeft in juli 2019 de geactualiseerde regionale structuurvisie vastgesteld. Op basis hiervan bepalen gemeenten zelf hoe zij de sanering van de overcapaciteit invullen.
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 64 woningen (grondgebonden en appartementen). De appartementen zijn in beginsel gericht op en geschikt voor starters en senioren, waarbij de ligging in de wijk Schilberg in de buurt van het centrum van Pey, met diverse voorzieningen in de nabijheid, een sterke meerwaarde vertegenwoordigt. Op basis van voorgaande kan gesteld worden dat het planvoornemen zowel vanuit kwalitatief als kwantitatief oogpunt aansluit bij de uitgangspunten van de regionale structuurvisie.
Bevolkings- en huishoudensprognose Progneff (Provincie Limburg, 2019)
Periodiek wordt de bevolkings- en huishoudensprognose Progneff uitgevoerd. Progneff bevat gegevens over bevolkingsomvang, leeftijdsopbouw van de bevolking en huishoudensomvang naar leeftijd en huishoudenstype. De meest recente prognose Progneff 2019 wordt gepresenteerd via het Dataportaal Demografie.
De prognose (Etil 2019) gaat uit van een toename van het aantal huishoudens van 14.293 in 2020 naar 14.391 in 2030. Hieruit blijkt dat er in kwantitatief opzicht geen grote woningbehoefte is in de gemeente Echt-Susteren.
Plancapaciteitsmonitor en dataportaal Limburg (Provincie Limburg)
In de plancapaciteitsmonitor Limburg zijn (per 12 april 2020) binnen de gemeente Echt-Susteren plannen opgenomen voor 542 woningen en onttrekkingen voor 4 woningen. De aantallen voor de beoogde locatie zijn hierin nog niet opgenomen, de locatie 'Dakpannenfabriek Cuijpers-Schilberg, (Schilberg)' is wel in de monitor opgenomen. Volgens het dataportaal van de provincie Limburg is de netto plancapaciteit 581 woningen (per 12 april 2021).
In de gegevens voor de dit jaar te actualiseren structuurvisie is aangegeven dat de plancapaciteit voor de gemeente Echt-Susteren is toegenomen met 200 woningen. De harde plancapaciteit komt daarmee (na vaststelling van de bestemmingsplannen) op 651 woningen. Een recente beleidswijziging van de provincie Limburg heeft de harde eis tot het schrappen van plancapaciteit losgelaten. Wel dient er aandacht te zijn voor de juiste woning op de juiste locatie op het juiste moment. Voor de gemeente Echt-Susteren geldt dat in het verleden slechte plannen reeds zijn gesaneerd.
Kader Kwaliteit Limburgse Centra (Provincie Limburg, 2020)
Dit kader richt zich op het verbeteren van de woon- en leefomgeving in centra in Limburg. Het kader voorziet in een integrale aanpak, vertrekkend vanuit het beleidsveld Wonen. Het kader KLC is alleen van toepassing op door gemeenten ingediende voorstellen om een integraal en samenhangend pakket aan maatregelen te realiseren. Onder centra verstaat de provincie niet alleen stadscentra, maar ook wijken, dorpen en buurten die een herkenbare entiteit vormen. Bij kwaliteit denkt de provincie aan aspecten als passende en betaalbare woonruimte in een veilige, aantrekkelijke en gezonde omgeving met voldoende voorzieningen (of de mogelijkheid om deze te bereiken).
Kader Kwaliteit Limburgse Centra (KLC): integraal en samenhangend pakket aan voorstellen gemeente Echt-Susteren (Gemeente Echt-Susteren, december 2020)
Transformatie ligt aan de basis van het samenhangend pakket aan voorstellen dat de gemeente Echt-Susteren heeft ingebracht voor de samenwerkingsagenda KLC met de provincie Limburg. Hierbij gaat het zowel om de transformatie van leegstaand vastgoed als om de herontwikkeling van “rotte plekken” die al lange tijd om een passende invulling vragen.
In het samenhangend pakket zijn een aantal kleinere projecten die elk op hun eigen manier een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de kernen en een invulling geven aan behoeften die in elke kern spelen. Belangrijk hierbij is de versnelde uitvoering van woningbouwplannen om te kunnen voorzien in de actuele woonbehoeften. Daarnaast speelt hier ook de transformatieopgave.
De locatie valt binnen het samenhangend pakket van het KLC. Het plangebied betreft een 'rotte plek' die om een passende invulling vraagt. De ontwikkeling voorziet in de woonbehoeften van de kern en draagt bij aan de uitvoering van de transformatieopgave.
Gebiedsvisie Pey en locatie dakpannenfabriek Cuijpers
In 2017 is de Gebiedsvisie Pey opgesteld om sturing te geven aan een aantal ontwikkelingen, zoals woningbehoefte voor ouderen, hoge parkeerdruk in het centrum en transformatie van leegstaande detailhandelslocaties. Een analyse vanuit meerdere beleidsvelden geeft mogelijke oplossingen aan waarbij het uitgangspunt is: Wat is goed voor Pey? De oplossingsrichtingen worden in nauw overleg met betrokken partijen uitgewerkt in realiseerbare plannen die zich over meerdere jaren uitstrekken.
Om dit ook mogelijk te maken zijn er financiële middelen gereserveerd. In het kader van het samenhangend pakket aan voorstellen voor de samenwerkingsagenda KLC wil de gemeente Echt-Susteren graag 20 woningen (verspreid) in de kern Pey inbrengen en daarnaast de projecten pannenfabriek Cuijpers en de locatie Sterrendael (voormalige Star Potato).
De locatie dakpannenfabriek Cuijpers betreft een voormalige bedrijfslocatie die al jaren wacht op een invulling met woningbouw. De locatie zal vooral in trek zijn bij mensen die nu al in de wijk Schilberg wonen en leent zich voor een invulling met verschillende typologieën van woningen. De totale ontwikkeling wordt landschappelijk ingepast in de nu al groene omgeving. De belangrijkste doelgroepen zijn starters, alleenstaanden en senioren. Van belang is dat de diverse doelgroepen kunnen doorgroeien binnen de eigen wijk.
Dit bestemmingsplan maakt de gebiedsvisie voor dit deelgebied planologisch mogelijk.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Geconsolideerde versie Omgevingsvisie POL2014
Op 13 augustus 2019 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie POL2014 vastgesteld.
De provincie Limburg wil bijdragen aan een gevarieerde en optimale kwaliteit van de leefomgeving in steden, dorpen en op het platteland, rekening houdend met de diversiteit van de inwoners van Limburg: oud en jong, allochtoon en autochtoon, valide en minder valide. Belangrijke elementen daarin zijn woningen van goede kwaliteit en op de juiste plaats, herstructurering van de woningvoorraad en passende en bereikbare voorzieningen. Dit alles stelt ook hoge eisen aan de milieukwaliteit, de ruimtelijke inrichting en de zorg voor sociale en culturele voorzieningen.
Dynamisch voorraadbeheer
Om bovenstaande uitdaging aan te kunnen is dynamisch voorraadbeheer benodigd om de omslag naar gewenste kwaliteit te maken. Door het creëren van schaarste, in onder andere de woningmarkt, krijgt de markt prikkels om de benodigde kwaliteit te realiseren. Essentie hiervan is dat in regionaal verband door gemeenten niet-vrijblijvende afspraken worden gemaakt over noodzakelijke interventies. De precieze aanpak kan per onderwerp en regio uiteenlopen.
Werken aan de kwaliteit van de bestaande voorraad (bijvoorbeeld renovatie, herstructureren, energiemaatregelen, duurzaamheid). Onderdeel hiervan vormt de aanpak van de bestaande leegstand.
Waar mogelijk schrappen (verkleuren of van functie veranderen) van harde plannen die niet de beoogde toevoeging van kwaliteit opleveren. Het kan ook gaan om tijdelijke andere functies.
Onder voorwaarden (bijvoorbeeld echte toevoeging kwaliteit, principes duurzame verstedelijking) ruimte bieden voor het toevoegen van goede nieuwe voorraad, maar dan wel in combinatie met het schrappen van bestaande voorraad.
Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) is overgedragen aan de gemeenten, zodat gemeenten zelf invulling gegeven aan het kwaliteitsbeleid (Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM)). Hierdoor wordt voorkomen dat er stapeling ontstaat met andere compensatieregelingen of regelingen met een vergelijkbaar karakter. Desalniettemin dienen er minimale drempelbedragen te worden gehanteerd. In paragraaf 3.5 Gemeentelijk beleid wordt hierop ingegaan met een vertaling naar het voorliggend planvoornemen.
Figuur 3.1: Uitsnede kaart "Zonering Limburg" Omgevingsvisie POL2014 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Toetsing
In het POL is het plangebied op themakaart 1 (Zonering Limburg) aangeduid als "overig bebouwd gebied".
Het realiseren van een woningen past binnen het gebiedstype "overig bebouwd gebied". Deze gebieden zijn bestemd voor gemengde woon/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter.
Op themakaart 12 (Ondergrond) van het POL is voor deze locatie, en geheel Echt, de aanduiding 'boringsvrije zone' opgenomen. Deze leidt niet tot belemmeringen voor het project en is op de verbeelding en in de regels ook opgenomen.
Op de overige themakaarten zijn geen specifieke zaken opgenomen die nader aandacht behoeven in deze toelichting.
Conclusie is dat het planvoornemen past binnen de beleidskaders van de Omgevingsvisie POL2014.
3.3.2 Geconsolideerde Omgevingsverordening Limburg 2014
Op 12 december 2014 is de 'Omgevingsverordening Limburg 2014' vastgesteld. De laatste versie (geconsolideerde versie) van de Omgevingsverordening Limburg is vastgesteld op 22 november 2019. Hierin staan de regels die het omgevingsbeleid van het POL2014 juridische binding geven. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd.
Toetsing
Op kaart 2 (Duurzame verstedelijking en wonen) is het plangebied aangeduid als "bebouwd gebied".
Figuur 3.2: Uitsnede kaart 2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Onderzocht is of er regels van het hoofdstuk Ruimte van toepassing zijn op het plangebied. Het thema "Duurzame verstedelijking" is van toepassing, dit volgt tevens uit het Besluit ruimtelijke ordening. Aangezien het planvoornemen voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, is toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking noodzakelijk, dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.2.3. Volgens artikel 2.2.2, lid 2 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 dienen bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumenten en beeldbepalende gebouwen te worden onderzocht. In het voorliggende geval is sprake van een braakliggend terrein waar reeds verouderde en niet monumentale of beeldbepalende bebouwing is gesloopt, waarbij ter plaatse wordt voorzien in hoogwaardige nieuwbouw ten behoeve van een woonfunctie. Het herbenutten van leegstaande monumenten en/of beeldbepalende gebouwen is hierbij niet aan de orde.
In artikel 2.4 wordt verwezen naar de Bestuursafspraken regionale uitwerking POL 2014. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Midden-Limburg voorziet niet in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving Midden-Limburg. In paragraaf 3.4 wordt daar nader op ingegaan.
Alle boringen (en roeren grond) dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklein zijn in het gebied Roerdalslenk I verboden. Voor boringen dieper dan 20 meter beneden het maaiveld dient een melding te worden gemaakt bij de Provincie Limburg. Aangezien geen grondboringen zijn voorzien, vormt dit geen belemmering. Alle boringen (en roeren grond) dieper dan de bovenkant van de Bovenste Brunssumklein zijn in het gebied Roerdalslenk I verboden. Voor boringen dieper dan 20 meter beneden het maaiveld dient een melding te worden gemaakt bij de Provincie Limburg. De voorziene infiltratieboringen hebben een diepte van 15 meter. Aangezien geen grondboringen zijn voorzien dieper dan 20 meter, vormt dit geen belemmering.
Voor het overige zijn er geen regels waar specifieke aandacht aan besteed hoeft te worden in deze toelichting.
Conclusie is dat het planvoornemen past binnen de regels van de Omgevingsverordening Limburg.
3.4 Regionaal Beleid
3.4.1 Structuurvisie Wonen Midden-Limburg
In deze structuurvisie worden de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting ten aanzien van het beleidsveld 'Wonen' voor de korte termijn (2018 tot en met 2021) en er wordt een doorkijk gegeven op de verwachte behoefte tot 2030. De regio heeft ervoor gekozen de structuurvisie vorm te geven via een praktische en concrete aanpak. Op basis van analyse-uitkomsten is samen met belanghouders een regionale visie geformuleerd en op basis van ervaring zijn beleidsmatige uitgangspunten opnieuw uitgewerkt in afwegingskaders. Lokale afwegingen die richting geven voor de opgaven op het gebied van wonen zijn mogelijk. De gewenste kwalitatieve afstemming van woningbouwplannen in de regio wordt daarnaast ook concreet gemaakt. De speerpunten zijn opnieuw verankerd in opgaven en de bijbehorende afwegingskaders en instrumentaria zijn geactualiseerd.
Centrale thema's in de woonvisie zijn de bouwambities voor de komende jaren en de nog steeds noodzakelijke sanering van plancapaciteit. De gemeente Echt-Susteren beschikt op basis van de Structuurvisie gemaakte afspraken nog over een bouwcapaciteit van 117 woningen. Gelet op het aantal gerealiseerde woningen in de voorgaande jaren is dit voldoende.
Als grondslag voor het opstellen van de Structuurvisie is in 2018 een onderzoek uitgevoerd naar de behoefte aan woningen. Gebleken is dat de meeste behoefte bestaat aan grondgebonden seniorenwoningen of appartementen met lift in de prijsklassen laag tot midden. Daarnaast blijkt uit regelmatig overleg met makelaars, ontwikkelaars en binnen de gemeente werkzame woningcorporaties, dat er een bescheiden vraag bestaat naar luxere appartementen en woningen voor starters.
Toetsing
Het voorliggende bestemmingsplan maakt de bouw van grondgebonden woningen en appartementen met lift inclusief voorzieningen zoals parkeren mogelijk. Dit betreffen zowel huur als koopwoningen voor onder andere starters en ouderen. Dit past binnen de eerder beschreven behoefte aan woningen.
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van maximaal 64 woningen (grondgebonden en appartementen). De appartementen zijn in beginsel gericht op en geschikt voor starters en senioren, waarbij de ligging nabij het centrum van Pey, met diverse voorzieningen in de nabijheid, een sterke meerwaarde vertegenwoordigt. Op basis van voorgaande kan gesteld worden dat het planvoornemen zowel vanuit kwalitatief als kwantitatief oogpunt aansluit bij de uitgangspunten van de regionale structuurvisie.
3.4.2 Het Oog van Midden-Limburg
De stuurgroep Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) heeft de uitgangspunten voor de toekomstige regionale samenwerking vastgesteld. Het gebied Midden-Limburg omvat de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. De eerste stap voor de ontwikkeling van het gebied was het opstellen van een gezamenlijke visie waarin de ambitie van de regio Midden-Limburg voor de komende jaren is opgenomen. Deze Regiovisie 2008-2028 kreeg de naam mee: 'Het oog van Midden-Limburg'. De gebiedsvisie van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg richt zich op het creëren van Sterke Steden en Vitaal Platteland.
Het platteland in Midden-Limburg ondergaat een transformatie. In de landbouw is sprake van schaalvergroting en een verdere professionalisering. De intensieve landbouw is een vitale, toekomst bestendige economisch tak van formaat. De extensieve landbouw ontwikkelt zich, maar stuit op grenzen van beleid en regelgeving. Nieuwe economische dragers dienen zich aan. Het buitengebied wordt in toenemende mate een 'groene ruimte' waarin de functies wonen, werken, landschap, natuur en recreatie nauw verweven zijn. De transformatie van het platteland vraagt om nieuwe condities (ontsluiting, inpassing, ruimte voor groei). De uitdaging: ervoor zorgen dat de verschillende functies elkaar versterken, zodat de economische vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het platteland behouden blijven.
Echt-Susteren
De gemeente Echt-Susteren vormt een knooppunt en scharnierpositie tussen noord en zuid, maar ook tussen oost en west. Het wordt ook wel de taille van Limburg genoemd. Echt-Susteren is een gemeente die veel kwaliteiten kent: kleine en grote kernen, een stevige economische ontwikkeling en tegelijkertijd veel waardevolle natuur en een aantrekkelijk landschap. Haar scharnierpositie biedt vele kansen.
De kern Echt is een sub-regionale kern, met een sterke centrumfunctie. Het voorzieningenniveau is breed met speciale aandacht voor werken, wonen, winkelen, zorg en ook secundair onderwijs. De verbinding met het omliggend achterland moet goed zijn en er moet ruimte zijn voor de verdere ontwikkeling van het voorzieningenniveau en het economisch potentieel.
Toetsing
Het plangebied is gelegen binnen het stedelijk gebied van Echt in de wijk Schilberg en nabij het centrum van Pey. Het planvoornemen voorziet in de ontwikkeling van grondgebonden woningen en twee appartementengebouwen. De beoogde woningen dragen bij aan het draagvlak voor en behoud van voorzieningen in de omgeving en passen binnen de actuele behoeften uit de woningmarkt. Het plan past daarmee binnen de uitgangspunten van de regionale visie 'Het oog van Midden-Limburg'.
3.5 Gemeentelijk Beleid
3.5.1 Structuurvisie Echt-Susteren 2025
Algemeen
De gemeenteraad heeft op 18 december 2012 de Structuurvisie Echt-Susteren 2025 vastgesteld. De visie geeft op hoofdlijnen de gewenste ruimtelijke ontwikkelingsrichting aan voor de hele gemeente. De gemeenteraad moet zich aan deze visie houden en mag er slechts gemotiveerd van afwijken. Voor de inwoner geeft de visie inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden die er zijn in een bepaald gebied. De delen A en B van de structuurvisie geven de hoofdlijnen aan waarbinnen ruimte wordt gelaten aan voorziene, maar vooral ook aan nog niet te voorziene ontwikkelingen. Daarvan zijn de thema's wonen en recreatie & toerisme verder uitgewerkt.
Wonen
Het algemeen beleidsuitgangspunt is dat er in principe geen toevoegingen of vergrotingen plaatsvinden in het buitengebied. In het stedelijk gebied ligt de nadruk op inbreiden, herstructureren en temporiseren met extra inzet op reductie van (onbenutte) particuliere bouwrechten. Het aantal woningen in Echt-Susteren bedraagt op dit moment ruim 14.000. Het merendeel hiervan ligt in het stedelijk gebied, de rest in het buitengebied. De gemeente neemt de regie om de kwaliteit van de woonomgeving, zowel in bestaande woongebieden alsook bij nieuwe projecten, te verbeteren c.q. garanderen. Op die manier blijft de gemeente aantrekkelijk als woongebied en als vestigingsgebied.
Kwantitatief gezien dient in de kleine kernen alleen te worden gebouwd voor de natuurlijke behoefte, en in de grote kernen (Echt en Susteren) is er meer behoefte. Kwalitatief gezien dient er meer voor de huursector te worden gebouwd, en minder voor de koopsector. Met name in het segment duurdere eengezinswoningen moet gereduceerd worden om ruimte te maken voor zorg- en levensloopbestendige nultredenwoningen.
Deel C
Het te realiseren beleid wordt in deel C vertaald naar ruimtelijke ontwikkelingen, plannen en projecten. In deel C is tevens het (dynamische) uitvoeringsprogramma opgenomen. Dit uitvoeringsprogramma betreft de zogenaamde speerpuntprojecten stedelijk gebied en de kwaliteitsverbeterende projecten. Het uitvoeringsprogramma kan frequent (circa tweejaarlijks) geactualiseerd en vastgesteld worden binnen de kaders van de structuurvisie.
Op 31 mei 2018 heeft de raad het geactualiseerde uitvoeringsprogramma (bijlage 7 en 8 van de structuurvisie) vastgesteld. De locatie van de voormalige pannenfabriek is expliciet opgenomen in de bijlage "Speerpunten Stedelijk gebied".
Toetsing
In tabel 4 en de bijbehorende kaarten zijn de "Speerpunten Stedelijk gebied" benoemd. De voormalige dakpannenfabriek Cuypers is onder nummer 9 expliciet genoemd als speerpunt.
Deze locatie is gelegen aan de oostzijde van de kern Schilberg. Het terrein wordt aan alle kanten omringd door woningbouw. Aan de oostzijde ligt de Rijksweg-Noord. Hierdoor heeft het gebied momenteel een gesloten karakter en is het niet verweven met de ruimtelijke structuur van Schilberg. Op grond van de structuurvisie Wonen Zorg en Woonomgeving moet de gemeente zijn planvoorraad reduceren. In dat kader moet bekeken worden of deze locatie nog voor ontwikkeling in aanmerking komt. Vooralsnog zijn er geen concrete plannen voorhanden en zijn er geen contingenten voor deze planontwikkeling beschikbaar gesteld. Gezien de taakopdracht die de gemeente heeft, in het kader van de regionale structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving, om de bestaande planvoorraad terug te dringen, is de verwachting dat deze locatie niet op de korte termijn ontwikkeld wordt. In de gebiedsvisie Pey, door de Raad besproken in de vergadering van december 2017, is deze locatie aangeduid als herontwikkelingslocatie zonder concrete planontwikkeling en zonder toegekende contingenten.
Het onderhavig plan voorziet in de ontwikkeling van de locatie van de voormalige dakpannenfabriek met woningbouw. Uit de ladderonderbouwing, zie paragraaf 3.2.3, is gebleken dat er sprake is van een woningbehoefte, waarmee het gestelde in de visie reeds achterhaald is. Middels dit concrete plan wordt invulling geven aan de kaders van de gemeentelijke structuurvisie.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Waterhuishouding
Algemeen
In artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat de toelichting van een bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op het waterbeleid op verschillende overheidsniveaus en vervolgens wordt beschreven op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan.
Nationaal waterbeleid
In de afgelopen decennia heeft Nederland meerdere keren te kampen gehad met wateroverlast. Dit heeft geresulteerd in een omslag in het waterbeleid en het denken over water. Het kabinet heeft in 2000 voor het Waterbeleid 21e eeuw drie uitgangspunten opgesteld, te weten anticiperen in plaats van reageren, niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van vasthouden-bergen-afvoeren en meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Nieuwe plannen en projecten moeten worden getoetst aan de effecten op veiligheid, wateroverlast en verdroging. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Het waterbeleid 21e eeuw richt zich derhalve primair op het voorkomen van wateroverlast door overstroming vanwege veel neerslag in een korte tijd. Hieruit volgen richtlijnen voor de ruimtelijke ordening van het gebied om wateroverlast tegen te gaan en de mogelijk technische maatregelen die kunnen worden ingezet. De doelstelling van deze maatregelen is een afvoer te krijgen die niet groter is dan de landbouwkundige afvoer.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijke verandering na het in werking treden van de Waterwet is de onderverdeling in het bevoegde gezag met betrekking tot de directe en indirecte lozingen. Alle indirecte lozingen vallen onder het Wabo bevoegde gezag (waterschappen voor de regionale wateren en Rijkswaterstaat voor de Rijkswateren). De directe lozingen zijn opgegaan in de Wet milieubeheer (Wm) en vallen inmiddels onder de omgevingsvergunning (Wabo).
Provincie Limburg
Het provinciaal beleid is onder andere verwoord in het Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021. Het Provinciaal Waterplan vormt de strategische basis voor het Limburgse waterbeleid en waterbeheer, voor de korte en lange termijn. Het waterplan houdt rekening met duurzaamheid en klimaatveranderingen. Het is een breed gedragen beleidsplan, omdat het tot stand is gekomen in nauwe samenwerking met veel belanghebbende (water)partijen in Limburg.
Waterschap Limburg
Het Waterschap Limburg is verantwoordelijk voor het waterbeleid in en om de gemeente Echt-Susteren. Het Waterschap zorgt ervoor dat er voldoende water is en dat dit water een goede kwaliteit heeft. Om deze taak goed uit te voeren zijn wettelijke regels nodig, ook op en langs het water. Deze regels, met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater, staan in de 'Keur Waterschap Limburg 2019'. Hierin wordt tevens het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding.
Het Waterbeheerplan 2016-2021 is op 14 oktober 2015 vastgesteld door de Algemeen besturen van Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei. Dit plan was, vooruitlopend op de fusie in 2017 tot Waterschap Limburg, een gezamenlijk plan van beide waterschappen.
Met dit Waterbeheerplan zetten de waterschappen de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe invulling gegeven wordt aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. Gestimuleerd wordt via de Watertoets het afkoppelen van regenwater onderdeel van te maken van duurzaam waterbeheer in ruimtelijke plannen. Uitgegaan wordt van de voorkeursvolgorde vasthouden-bergen-afvoeren en schoonhouden-scheiden-schoonmaken. Door klimaatverandering worden meer heftige buien en hitte verwacht. Daarnaast is er minder acceptatie van wateroverlast door grondgebruikers, inwoners en bedrijven. Meer ruimte voor water kan bijdragen aan:
- meer waterveiligheid - minder wateroverlast bij heftige buien;
- betere ontwikkeling van natuur en landbouw - door overstroming en verdroging tegen te gaan;
- een betere woon- en leefomgeving - meer water(ruimte) in de stad, gecombineerd met groen en recreatie, biedt ruimte aan het opvangen, bergen, infiltreren en afvoeren van regenwater, zorgt voor verkoeling tijdens hittegolven en verhoogt de belevingswereld van water in de stad;
- minder overbelasting van onze beken - door water langer in de stad en in zijwateren vast te houden, wordt voorkomen dat benedenstroom meer water komt dan de beken kunnen verwerken.
Gemeentelijk beleid
Sinds 2008 zijn gemeenten binnen de bebouwde gebieden verantwoordelijk voor het hemelwater, het afvalwater en het grondwater. De gemeente Echt-Susteren neemt hierbij deel aan het convenant 'samenwerken in de afvalwaterketen Noord-Limburg'. Een uitvloeisel van dit convenant is dat de gemeente aansluit bij het samenwerkingsverband Limburgse Peelen en een, overbruggende, gezamenlijk notitie GRP (Gemeentelijk Rioleringsplan) heeft opgesteld met de gemeente Roerdalen en Roermond.
Het 'Gemeentelijke rioleringsplan Echt-Susteren 2017-2021' (hierna: GRP) verantwoordt aan de inwoners van de gemeente Echt-Susteren de ambities en bijbehorende maatregelen en middelen op watergebied. Met het GRP geeft de gemeente invulling aan de gemeentelijke zorgplicht en op het gebied van (grond)water. Het document bevat zowel de geplande activiteiten voor het beheer en onderhoud van het rioolstelsel als maatregelen ter verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit en het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel. Deze maatregelen bestaan vooral uit het afkoppelen van verhard oppervlak. Daarbij wordt regenwater gescheiden van afvalwater ingezameld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Waar mogelijk dient regenwater eerst te worden geborgen en geïnfiltreerd binnen het plangebied. Indien infiltratie niet of onvoldoende mogelijk is, kan alsnog vertraagd worden afgevoerd.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie worden maximaal 64 wooneenheden gerealiseerd. Het totale verhard oppervlak in het plangebied bedraagt circa 6.750 m2. Dit bestaat uit het verhard oppervlak van de woningen, appartementencomplexen en openbare ruimte.
Voorstel hoe om te gaan met het hemelwater in de toekomstige situatie
Het water afkomstig van het totale verhard oppervlak binnen het plangebied wordt verzameld door middel van een RWA rioleringsstelsel waarna het wordt afgevoerd naar twee centraal gelegen buffers c.q. wadi's in het plangebied.
Het eerste regenwater en ook de kleinere buien worden in de buffer geborgen en via de ondergrond geïnfiltreerd. Gelet op de slecht waterdoorlatende ondergrond worden zwaardere buien c.q. grote hoeveelheden hemelwater (buien-regenreeksen tot 100 mm) na berging in de buffers op diepte in de ondergrond (grindpakket) geïnfiltreerd door middel van een infiltratiekoker. De goede waterdoorlatende ondergrond zit op een diepte van ongeveer 15 meter.
Via de kolken (met tweeledige zandvang) en buffers vindt een bezinking van zand en eventuele andere mineralen plaats waardoor het relatief schone hemelwater in de diepe ondergrond wordt geïnfiltreerd. Deze wijze van bergen en infiltratie van hemelwater betreft een duurzame methode waarbij minimale hoeveelheden bouwstoffen worden toegepast.
Bovengenoemde bewezen uitvoeringsmethodiek is afgestemd met de gemeente Echt-Susteren. Voor het toekomstige beheer en onderhoud vindt nadere afstemming plaats.
Vuilwater
Het huishoudelijk afvalwater afkomstig van de woningen zal worden aangesloten op het bestaande gemeentelijk rioolstelstel in de aangrenzende wegen.
Conclusie
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling.
4.2 Verkeersaspecten
Beleid en normstelling
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De gemeente Echt-Susteren kent geen eigen parkeernormen. Hiervoor maakt zij gebruik van de CROW publicatie 381. In de publicatie 381 van het CROW is beschreven hoe voor de ontwikkeling de parkeernorm te bepalen is via de parkeerbalans.
Conform dit beleid wordt het gemiddelde van de bandbreedte aangehouden. Voor het te hanteren kencijfer / parkeernorm wordt een ligging van 'rest bebouwde kom' aangehouden, de locatie heeft een stedelijkheidsgraad van 'matig stedelijk'.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied betreft een ingekaderd perceel gelegen tussen de Kerkveldsweg Oost, Tulpenstraat, Seringenstraat en Rijksweg Noord. Bij het opstellen van het inrichtingsplan zijn verscheidene varianten voor de ontsluiting van het plangebied onderzocht. Uiteindelijk is gekozen voor de variant met een ontsluiting voor (bijna) al het verkeer via de Kerkveldsweg Oost en voor langzaam verkeer en calamiteitenverkeer via de Tulpenstraat. Aan de Tulpenstaat zijn daarnaast, ter hoogte van de aanwezige garages, enkele parkeerplaatsen gelegen die op de Tulpenstraat ontsluiten. Deze variant voldoet onder andere qua verkeersbewegingen, verkeersveiligheid en parkeervoorzieningen.
Aan de keuze voor de genoemde variant ligt een aantal overwegingen ten grondslag. Ten eerste is de Rijksweg Noord een regionale gebiedsontsluitingsweg. Deze weg leent zich niet om een erfontsluitingsweg op aan te sluiten. Dit heeft negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid. Daarnaast is de Rijksweg Noord niet direct bereikbaar vanaf de gronden van het plangebied.
Ten tweede is de situatie rondom de Tulpenstraat erg krap en onoverzichtelijk. Bovendien zou de Tulpenstraat gewijzigd moeten worden, wat als gevolg heeft dat bestaande bomen ter plaatse moeten worden gekapt. Deze ingreep is dan ook niet gewenst. Een tweede argument is dat het gewenst is sluipverkeer door de nieuwe wijk bewust te voorkomen. De wijk krijgt in de toekomstige situatie een eigen identiteit en geborgenheid. De wijk wordt gerealiseerd in de vorm van een intiem hofje met een sociaal veilige omgeving. Sluipverkeer past niet binnen deze filosofie. Ontsluiten via de Kerkveldsweg Oost op de oude locatie van de ontsluiting van de dakpannenfabriek ligt dan ook het meest voor de hand.
Het aantal verkeersbewegingen zal ook beperkt zijn, mede gelet op de doelgroepen die in het plangebied zullen gaan wonen (vooral senioren). Een ontsluiting voor al het verkeer aan twee zijden is daarom ook niet nodig. De Kerkveldsweg Oost is momenteel een doodlopende straat voor autoverkeer. De huidige intensiteiten zijn zodoende relatief laag te noemen. De intensiteiten die het plan genereert, passen in het toekomstige wegbeeld waarbij geen onevenredige verkeersdruk zal ontstaan.
Om het plangebied en de wijk te verlaten rijdt het grootste deel van het verkeer via de Peijerstraat naar de A2 en via de Rijksweg N276 naar de A2/A73. In de beoogde situatie wikkelt het grootste deel van het verkeer af via de Kerkveldsweg Oost, ten zuiden van het plangebied. De Rijksweg Noord, ten oosten van het plangebied, is vanaf de Kerkveldsweg Oost voor gemotoriseerd verkeer afgesloten. De Kerkveldsweg Oost is richting het westen, via de Burgemeester Meuwissenstraat/het Doctor Poelsplein en de Heerweg, en Bosstraat verbonden met de Rijksweg Noord en de Peijerstraat. De andere optie om de Rijksweg Noord te bereiken is via de Seringenstraat en de Wilhelminalaan richting het noorden. Een klein deel van het verkeer ontsluit aan de noordzijde van het plangebied via de Tulpenstraat/Hyacintenstraat, die in verbinding staan met de Seringenstraat. In westelijke richting is het centrum van Echt bereikbaar via de Kerkveldsweg Oost zelf. In figuur 4.2.1 is een globale spreiding van het verkeer weergegeven.
Het verkeer gaat op in het heersende verkeersbeeld van de omliggende straten. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag nog niet, dan wel niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrokken weg bevindt. Op grond van jurisprudentie worden de gevolgen voor het milieu van het af- en aanrijdend verkeer niet meer aan het in werking zijn van de inrichting toegerekend wanneer dit verkeer kan worden geacht te zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld.
Figuur 4.2.1 Globale spreiding verkeer van en naar het plangebied
Figuur 4.2.2 Wijze van ontsluiting plangebied
Parkeren
Op basis van het beoogde programma is de parkeerbehoefte berekend volgens de CROW publicatie 381. Binnen het plangebied worden diverse type woningen gerealiseerd. Uitgegaan is van 20 koopwoningen, 12 middenhuur appartementen en 32 sociale huur appartementen.
De parkeernorm in de CROW publicatie 381 kent een minimale en een maximale norm. Voor deze ontwikkeling is vanwege de doelgroepen en de ligging van het plangebied de gemiddelde parkeernorm gehanteerd.
Vanwege de doelgroepen starters en ouderen is de parkeerbehoefte lager dan bij reguliere gezinnen. Bij starters en ouderen is het zeer aannemelijk dat zij minder dan twee auto's bezitten. Voor starters (jongeren) is dit vanwege de extra kosten van een tweede auto. Bij ouderen is dit vanwege de minimale behoefte aan een tweede auto. Oudere stellen gaan vaak samen op pad en in veel gevallen is één van de twee niet (meer) in het bezit van een rijbewijs, of niet meer in staat om te rijden. Daarnaast zijn ouderen in veel gevallen alleen, waardoor een tweede auto sowieso niet noodzakelijk is.
Het plangebied is gelegen nabij het voorzieningencentrum van Pey, met twee supermarkten en een variatie aan horeca als belangrijkste trekkers, en op circa 1,5 km van het centrum van Echt. Ten noorden van het plangebied zijn op circa 500 meter afstand sportvoorzieningen en een zwembad aanwezig. Daarnaast is het treinstation van Echt op minder dan 1,0 km gelegen. Met enkele basisvoorzieningen op loop-/fietsafstand neemt het gebruik van de auto voor de specifieke doelgroepen af en daarmee de behoefte voor het bezit van een tweede auto.
Voor de categorie 'rest bebouwde kom', in het gebied 'matig stedelijk' bedraagt de gemiddelde parkeernorm voor grondgebonden koopwoningen 1,9 per woning. De middenhuur en sociale huur appartementen vallen volgens de CROW publicatie 381 in dezelfde categorie. De gemiddelde norm voor middenhuur en sociale huur appartementen bedraagt 1,4. De parkeerbehoefte is in figuur 4.2.3 uitgewerkt.
Functietype | Hoeveelheid | Norm | Aanwezigheids- percentage bewoners | Aantal |
Koop, huis, tussen/hoek | 20 | 1,9 | 100% | 38 |
Huur, appartement midden/goedkoop | 44 | 1,4 | 100% | 61,8 |
afgerond | 100 |
Figuur 4.2.3 Parkeerbalans
Uit de parkeerbalans blijkt dat voor het planvoornemen 100 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Dit is inclusief de parkeerbehoefte voor bezoekers. In figuur 4.2.4 is de verdeling van de parkeervoorzieningen opgenomen.
parkeerplaatsen op eigen terrein (grondgebonden) | 10 |
nog te voorzien in openbaar gebied | 90 |
Figuur 4.2.4 Locatie parkeervoorzieningen
De benodigde parkeerplaatsen worden binnen het plangebied gerealiseerd. Bij de koopwoningen wordt bij de 10 hoekwoningen elk één parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd.
De overige parkeerbehoefte, 90 parkeerplaatsen, wordt in de openbare ruimte gerealiseerd. Een groot deel van de parkeerplaatsen wordt aan de nieuwe ontsluitingsweg binnen het plangebied gerealiseerd. Daarnaast worden aan de zuid- en noordzijde van het plangebied en ten noorden van het noordelijkste appartementengebouw parkeerhofjes gerealiseerd.
Met de aanwezigheid van 100 parkeerplaatsen wordt voldaan aan de invulling van de parkeerbehoefte en worden geen knelpunten verwacht aangaande het parkeren.
Verkeersgeneratie
Met kencijfers van CROW publicatie 381 kan voor verschillende functies de verkeersgeneratie bepaald worden. De kencijfers zijn eveneens gerelateerd aan de ligging van de planontwikkeling en de mate van stedelijkheid van het gebied. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Echt-Susteren in vergelijking met die in andere gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad, kan worden uitgegaan van het gemiddelde van de door het CROW gegeven bandbreedte. Daarnaast is onder het aspect parkeren beschreven dat voor de beoogde doelgroepen en vanwege de ligging van het plangebied de gemiddelde norm gehanteerd kan worden.
Functie benaming | Functietype | Hoeveelheid | Kencijfer CROW | Verkeersgeneratie mtv/etmaal weekdag |
Wonen | Koop, huis, tussen/hoek | 20 | 7,1 per woning | 142 |
Wonen | Huur, appartement midden/goedkoop | 44 | 3,6 per woning | 158,4 |
Totaal | 301 mvt/etmaal |
Figuur 4.2.5 Verkeersgeneratie planvoornemen
De maximale verkeersgeneratie bedraagt 301 mvt/etmaal. Dit betreft de verkeersgeneratie van de volledige ontwikkeling van dit bestemmingsplan. Het plangebied is momenteel braakliggend en niet in gebruik. In de feitelijke situatie kent het plangebied dan ook geen gebruik met een verkeersgeneratie tot gevolg.
Het plangebied ontsluit voor het grootste deel direct op de Kerkveldsweg Oost. Aan de noordzijde van het plangebied liggen 18 parkeerplaatsen die ontsluiten op de Tulpenstraat, de andere 82 parkeerplaatsen op de Kerkveldsweg Oost. 82% van de verkeersgeneratie ontsluit zodoende op de Kerkveldsweg Oost. Dit betreft 247 mvt/etmaal. De overige 54 mvt/etmaal ontsluiten op de Tulpenstraat.
Het plangebied ontsluit direct op de Kerkveldsweg Oost. Het type weg betreft een gebiedsontsluitingsweg met een snelheidsregime van 30 km/u. De meest nabij gelegen hoofdontsluiting betreft de Rijksweg Noord. De Rijksweg Noord is vanaf de Kerkveldsweg Oost voor gemotoriseerd verkeer echter afgesloten. De huidige intensiteiten van de Kerkveldsweg Oost zijn zodoende relatief laag te noemen. De intensiteiten die het plan genereert, passen in het toekomstige wegbeeld waarbij geen onevenredige verkeersdruk zal ontstaan.
De Kerkveldsweg Oost betreft een geasfalteerde weg met een breed wegprofiel, zie figuur 4.2.6. De rijbaan heeft een breedte van circa 6 meter en daarnaast zijn aan beide zijden langsparkeerplaatsen gelegen. Tegenliggers kunnen elkaar hier makkelijk passeren zonder uit te wijken of af te remmen. Het profiel en de capaciteit van de Kerkveldsweg Oost is ruim voldoende om de toevoeging van de extra verkeersbewegingen makkelijk aan te kunnen en het verkeer in westelijke richting te leiden. Indien al het verkeer uiteindelijk op de Rijksweg Noord is afgewikkeld, bedraagt de toename circa 2,5% van het huidige verkeer op de Rijksweg Noord.
Tijdens de spits leidt het planvoornemen tot circa 30 extra auto's (10% etmaalwaarde) op de omliggende wegen. Dat betreft elke twee minuten één auto extra in de spits. Ook tijdens de spits zal het grootste deel van deze auto's via de Kerkveldsweg Oost ontsluiten (circa 26) en een klein deel via de Tulpenstraat ontsluiten (circa 4). Mede gelet op de doelgroepen die in het plangebied zullen gaan wonen (vooral senioren) ligt dit aantal in werkelijkheid nog lager.
Figuur 4.2.6 Aanzicht profiel Kerkveldsweg Oost
Verkeersveiligheid
De toename van het verkeer leidt niet direct tot een onveiligere verkeerssituatie. De veiligheid wordt met name bepaald door de inrichting en de verkeerssnelheid. Daarnaast verdeelt het verkeer afkomstig van het plangebied zich snel in meerdere richtingen, is het verkeer dat langs/richting de omliggende scholen rijdt laag en is het aantal motorvoertuigbewegingen tijdens de spits beperkt.
In het inrichtingsplan is opgenomen dat het kruisingsvlak bij de nieuwe ontsluiting met een andere kleur wordt ingericht. Dit zal een signaalfunctie hebben en verkeersdeelnemers attenderen op het feit dat de snelheid omlaag moet. Ook de toegangsweg zelf zal zodanig worden ingericht dat het in- en uitrijden van het plangebied alleen met erg lage snelheid kan. De verkeersveiligheid is daarmee ter plaatse voldoende gewaarborgd. Voor de bouwfase worden met de ontwikkelaar harde afspraken gemaakt over een veilige bouwlogistiek door de wijk.
In 2020 heeft de reconstructie van de Heerweg-Dokter Poelsplein-Burgemeester Meuwissenstraat plaatsgevonden. In dit project is tevens de Kerkveldsweg Oost afgewaardeerd van 50km/u naar 30km/u. De kruising Burgemeester Meuwissenstraat-Kerkveldsweg Oost-Seringenstraat is hierin meegenomen en heeft een duidelijke verbetering ondervonden ten behoeve van de verkeersveiligheid.
De nieuwe weg richting het plangebied wordt niet ingericht als in-/uitrit. Ook dit wordt, net zoals de overige kruisingen in de Kerkveldweg Oost, een gelijkwaardig en goed ingerichte kruising. Zo ontstaat een eenduidig wegbeeld in de Kerkveldsweg Oost die zowel voor de automobilist als de fietsers herkenbaar is.
Worst-case berekening verkeersgeneratie
Hoewel het plangebied momenteel braakliggend is en geen verkeersgeneratie heeft, zijn heeft het plangebied planologisch gezien wel een verkeersgeneratie. Het plangebied was voorheen in gebruik als dakpannenfabriek en buurtcentrum. De verkeersbewegingen van de fabriek bestonden voornamelijk uit woon-werkverkeer van personeel en zwaar vrachtverkeer. De verkeersbewegingen van het buurtcentrum bestond voornamelijk uit bezoekers. Met het sluiten (en sloop) van de gebouwen zijn deze verkeerbewegingen (tijdelijk) komen te vervallen. Volgens de planologische situatie zijn hier weer diverse functies rechtstreeks toegestaan. Ten opzichte van het planologisch toegestane gebruik is met het beoogde planvoornemen sprake van een afname van de verkeersgeneratie.
In het nu geldende bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toegestaan, hieronder vallen bijvoorbeeld arbeidsextensieve bedrijfsactiviteiten zoals een loods. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen met een omvang van 8.675 m2 dat voor maximaal 90% bebouwd mag worden. Zodoende zijn hier bedrijfsgebouwen met een omvang van ruim 7.800 m2 toegestaan.
In het nu geldende bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' zijn binnen de bestemming 'Maatschappelijk' educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs, kinderopvang, religieuze voorzieningen, algemene nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening toegestaan, hieronder valt bijvoorbeeld een bibliotheek. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen met een omvang van 280 m2 dat voor maximaal 100% bebouwd mag worden.
In de volgende tabel zijn de planologisch toegestane functies afgezet tegen de kencijfers van de CROW.
Functie benaming | Functietype | Omvang | Kencijfer CROW | Verkeersgeneratie mvt/etmaal weekdag |
Bedrijf | Bedrijf arbeidsextensief/ bezoekersextensief (loods, opslag, transport) | 7.800 m2 | 4,8 per 100 m2 BVO | 375* |
Maatschappelijk | Bibliotheek | 280 m2 | 10,0 per 100 m2 BVO | 30 |
Totaal | 405 mvt/etmaal |
* Inclusief vrachtverkeer
Figuur 4.2.7 Verkeersgeneratie planologische mogelijkheden
In de huidig planologische situatie zijn 405 mvt/etmaal te verwachten, zie figuur 4.2.7, waarvan een groot deel vrachtverkeer. Met de vaststelling van de woonbestemmingen en daarmee het wegbestemmen van de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Maatschappelijk' wordt een lagere verkeersgeneratie van 301 mvt/etmaal geborgd, zie figuur 4.2.5. Daarnaast is sprake van een aanzienlijke afname van het zware vrachtverkeer.
Conclusie
Ten aanzien van de verkeersaspecten zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Archeologie
Beleid en normstelling
In 2007 is het Verdrag van Malta vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988). Door archeologie tijdig in de planvorming te betrekken, kunnen de archeologische waarden hierin eventueel worden ingepast. Het uitgangspunt ten aanzien van de aanwezige archeologische waarden in de planvorming is, volgens Rijks- en provinciaal beleid, behoud in situ (ter plekke of binnen de context van de vindplaats).
De raad van de gemeente Echt-Susteren heeft op 24 februari 2011 een archeologische verwachtingskaart vastgesteld voor het gehele gemeentelijk grondgebied. Op deze kaart is te zien aan welke gebieden archeologische waarden en archeologische verwachtingswaarden (hoog, middelhoog en laag) zijn toegekend. Ook is hierop het provinciaal aandachtsgebied aangegeven.
Onderzoek
Uit de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart blijkt dat sprake is van een lage verwachting voor droge en natte landschappen, zie figuur 4.3.1. De archeologische verwachtingen zijn vertaald in de diverse bestemmingsplannen, zo ook in het voor het plangebied geldende bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied'. Hierin is voor het plangebied de geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen, zie paragraaf 1.3. Op basis van het bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied' geldt dan ook geen beperking voor de maximale oppervlakte en diepte bij bodemingrepen. Een archeologisch onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Figuur 4.3.1 Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, plangebied rood omlijnd
Conclusie
De beoogde ontwikkeling vormt geen belemmering voor het aspect archeologie. Te allen tijde geldt dat mochten tijdens de grondwerkzaamheden archeologische resten worden aangetroffen hiervan direct melding dient te worden gemaakt conform artikel 53 van de monumentenwet.
4.4 Cultuurhistorie
Beleid en normstelling
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Hiertoe dient middels bestudering van kaarten bepaald te worden of binnen (de invloedsfeer van het plangebied) Rijksmonumenten (historische gebouwen, sluizen, tuinbeelden en grafstenen), Archeologische Rijksmonumenten, Werelderfgoederen en beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig zijn. Ook het voorkomen van gebieden met landschappelijke waarden en beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden, Wetlands, Beschermde Natuurmonumenten, Nationale Parken, Nationale Landschappen en de Ecologische Hoofdstructuur dient bepaald te worden.
Onderzoek
De cultuurhistorische waarden van de gemeente Echt-Susteren zijn vertaald in het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren', vastgesteld op 22 september 2016. Hierin is voor het plangebied geen dubbelbestemming of aanduiding met een bepaalde cultuurhistorische waarde opgenomen, zie paragraaf 1.3. Op basis van het bestemmingsplan 'Cultuurhistorie Echt-Susteren' geldt dan ook geen beperking voor het plangebied. Uit de uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Limburg blijkt dat binnen het plangebied geen bebouwing van cultuurhistorische of (rijks-) monumentale waarde is gelegen. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich aan de historische oude linten enkele monumentale gebouwen. De ontwikkeling vindt plaats op een braakliggend perceel, buiten percelen met monumentale panden en grenst niet direct aan historische oude linten. De ontwikkeling vormt dan ook geen belemmering voor de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden binnen het stedelijk gebied van Echt.
Figuur 4.4.1 Cultuurhistorie Provincie Limburg, plangebied rood omlijnd
Conclusie
Ten aanzien van het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.5 Bodemkwaliteit
Beleid en normstelling
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Met de beoogde ontwikkeling is er sprake van een functiewijziging van bedrijven naar wonen. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de kwaliteit naar de bodem vast te stellen, dit onderzoek is in bijlage 1 te vinden. Uit het onderzoek blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met kobalt, cadmium en PAK, waardoor de te verwachten bodemkwaliteitsklasse voor deze bovengrond “AW” en de bovengrond met de PAK verontreiniging “Wonen” betreft. De ondergrond is licht verontreinigd met kobalt, cadmium, nikkel en minerale olie, waardoord e te verwachten bodemkwaliteitsklasse voor de ondergrond met cadmium, kobalt en nikkelverontreiniging “Wonen” betreft en de kobalt, nikkel en minerale olie verontreiniging “Niet Toepasbaar” betreft. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter, voor wat betreft de parameters van het standaardpakket, géén reden voor een nader onderzoek.
Tijdens de veldwerkzaamheden is in de puinlaag zintuiglijk in de fractie >20 mm asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het materiaal betreft hechtgebonden chrysotiel asbest (10-15%). Analytisch is er 41 mg/kg d.s. asbest vastgesteld in de kleine fractie (<20 mm). Het asbestgehalte is op basis van een indicatieve berekening vastgesteld op 105,2 mg/kg d.s. Het berekende asbestgehalte van 105,2 mg/kg d.s. overschrijdt de interventiewaarde en daarmee het criterium voor nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt derhalve gesteld dat er aanleiding bestaat tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem/puin. Dit nader onderzoek is bijgevoegd in bijlage 2 van deze toelichting.
Voor de positionering van de bebouwing is rekening gehouden met de aanwezige vervuiling. De bebouwing wordt buiten de vervuiling gerealiseerd, waardoor de vervuilde grond onaangetast blijft. Dat geldt niet voor de landschappelijke inrichting. De verontreiniging wordt afgedekt. Dit wordt uitgevoerd door op de verontreiniging een leeflaag van één meter aan te brengen. De 'ophoging' wordt landschappelijk en ruimtelijk ingepast met zogenoemde schanskorven. De landschapsarchitect werkt dit in een later stadium uit.
Initiatiefnemer heeft met bovenstaande oplossing op 7 juni 2021 een BUS-melding ingediend, zie bijlage 3. Na goedkeuring wordt een evaluatierapport opgemaakt.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. De te realiseren bebouwing wordt buiten de aanwezige vervuiling gerealiseerd. Voor de landschappelijke inrichting worden maatregelen getroffen ten aanzien van deze vervuiling.
4.6 Niet Gesprongen Explosieven
Beleid en normstelling
In een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog (WO II). In het kader van de aanleg van de woningen zal de bodem namelijk worden geroerd.
Onderzoek
Om het risico op het aantreffen van CE voorafgaande aan de werkzaamheden in te kunnen schatten, is een vooronderzoek naar niet gesprongen explosieven uitgevoerd, zie bijlage 4.
In de voor dit vooronderzoek geraadpleegde bronnen zijn feitelijke indicaties voor de aanwezigheid van CE binnen het plangebied aangetroffen. Op basis van deze indicaties is binnen het plangebied verdacht gebied afgebakend. Het gaat hierbij om de volgende verdachte gebieden:
- geschutmunitie (diverse kalibers, minimaal 20mm, maximaal 5.5 inch, verschoten);
- klein-kalibermunitie;
- hand- en geweergranaten;
- munitie voor granaatwerpers.
Voorafgaande aan het uitvoeren van de geplande werkzaamheden in verdacht gebied wordt geadviseerd om voor het plangebied een risicoanalyse uit te voeren dan wel een opsporingsproces uit te voeren. Een risicoanalyse ongesprongen oorlogsresten (hierna: OO) in de vorm van een second opinion is uitgevoerd, zie bijlage 5. Hieruit wordt geconstateerd dat de bodemroeringen die naoorlogs hebben plaatsgevonden (tot ten minste 1 meter) zorgen voor een beperkt mogelijke aanwezigheid van OO. Er bestaat dan ook geen tot minimaal risico bij het uitvoeren van grondwerkzaamheden om met OO in aanraking te komen. Geadviseerd wordt de grondwerkzaamheden op reguliere wijze uit te voeren, met in achtneming van het Protocol Toevalsvondst.
Alternatief om de risico's met OO zo veel als mogelijk te beperken is mogelijk. Dit heeft betrekking op de te ontgraven vlakken ten behoeve van bouwputten, rioleringen en kabels en leidingen:
- 1. Na de oorlog geroerde bovengrond ontgraven en opzij zetten, (geschatte diepte 0,70 m1).
- 2. Vervolgens deze vlakken onderzoeken op OO door middel van oppervlaktedetectie met gelijktijdig benaderen, identificeren en zo mogelijk verwijderen van gemeten objecten.
Conclusie
De beoogde bodemwerkzaamheden kunnen op reguliere wijze worden uitgevoerd, met inachtneming van het Protocol Toevalsvondst.
4.7 Wegverkeerslawaai
Beleid en normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk gelegen woning).
Aftrek ex artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of meer is de hoogte van de aftrek afhankelijk van de geluidbelasting exclusief aftrek. Bij een geluidbelasting van 56 dB en 57 dB mag een aftrek toegepast worden van respectievelijk 3 dB en 4 dB. Bij overige geluidbelastingen wordt een aftrek van 2 dB toegepast. De aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing van de geluidbelastingen aan de normstellingen uit de Wgh. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van een aftrek van 5 dB.
Onderzoek
Met het planvoornemen worden geluidgevoelige functies, namelijk woningen, gerealiseerd. Het plangebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzone van wegen. Vanwege de ligging van deze geluidgevoelige functies is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd, zie bijlage 6.
Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle nieuwe woningen de geluidbelasting op geen enkel rekenpunt de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt. De geluidbelasting is maximaal 47 dB voor de meest noordelijk gelegen woningen. Er is geen verdere actie vereist.
Voor het zuidelijk gelegen appartementencomplex geldt dat de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De geluidsbelasting is maximaal 48 dB. Voor het noordelijk gelegen appartementencomplex geldt dat de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. De geluidsbelasting is maximaal 48 dB. Er is geen verdere actie vereist.
Van cumulatie met andere relevante geluidbronnen is geen sprake.
Daarnaast is de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuwe infrastructuur berekend. Voor alle nieuwe en bestaande woningen geldt dat de geluidbelasting op geen enkel rekenpunt de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt. De geluidbelasting is zonder aftrek maximaal 48 dB op diverse rekenpunten. De akoestische kwaliteit kan daarmee als goed worden beoordeeld. Er is geen verdere actie vereist.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai staat de bouw van deze woningen niet in de weg.
4.8 Milieuhinder En Bedrijven
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd: “Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".
Onderzoek
In de beoogde situatie worden maximaal 64 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. Het plangebied is gelegen in een bestaande woonomgeving in de wijk Schilberg, Echt. In het gebied zijn voornamelijk woningen en bedrijven gevestigd maar is ook sprake van detailhandelsvestigingen. Deze functies zijn ook als dusdanig bestemd. De omgeving kan getypeerd worden als 'gemengd gebied'.
Figuur 4.8.1 Bedrijfsfuncties op basis van het geldende bestemmingsplan rond het plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Rijksweg Noord 3
Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich, aan de Rijksweg Noord 3, een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg en een garagebedrijf. Volgens het geldende bestemmingsplan is hier een garagebedrijf toegestaan. Volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering valt dit in milieucategorie 2. De bijhorende richtafstand bedraagt 30 meter in een rustige woonwijk. Deze richtafstand kan in 'gemengd gebied' teruggebracht worden tot 10 meter. Met een afstand van minimaal 12,5 m tussen het plangebied en de bedrijfsbestemming wordt hier aan voldaan. Tussen het garagebedrijf en de beoogde appartementen wordt bovendien een groene ruimte gerealiseerd. De gevels van de beoogde appartementen zijn daarmee op een nog ruimere afstand gelegen.
De braakliggende gronden ten westen van het garagebedrijf aan de Rijksweg Noord 3 en ten noorden van de woning Kerkveldsweg Oost 31 vallen binnen perceel 3946, maar maken fysiek geen onderdeel uit van het garagebedrijf. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn hier uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan. Op deze gronden is echter geen bouwvlak gelegen. De gronden zijn uitsluitend te gebruiken voor open opslag en stalling van voertuigen. De maximale richtafstand in 'gemengd gebied' bedraagt 10 meter. De afstand tussen de inrichting en de beoogde appartementen bedraagt ruim 14 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstanden.
Rijksweg Noord 9-11
Ten oosten van het plangebied bevindt zich, aan de Rijksweg Noord 11, een autobedrijf. Rijksweg Noord 9-9a staat momenteel leeg. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn binnen beide locaties uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan. De maximale richtafstand in 'gemengd gebied' bedraagt 10 meter. De afstand tussen de meest nabij gelegen gevels van de beoogde appartementen en de bedrijfsbestemming bedraagt 9,5 meter. Daarmee wordt niet voldaan aan de richtafstanden. Deze korte afstand is enkel van toepassing op Rijksweg Noord 9-9a. Rijksweg Noord 11 ligt ten noorden van Rijksweg Noord 9-9a en voldoet wel aan de richtafstand van 10 meter. Rijksweg Noord 9-9a is momenteel niet in gebruik als bedrijfslocatie. De gronden binnen 10 meter vanaf de beoogde nieuwbouw zijn bovendien in gebruik als tuin bij de bedrijfswoning/bebouwing van Rijksweg Noord 9-9a. De perceelgrens is voorzien in een groene erfafscheiding bestaande uit een haag en een bomenrij. De buitenruimte van het bedrijf/parkeerterrein is voorzien aan de zuidzijde, perceel 7496, en zijde van de Rijksweg Noord. Het ligt dan ook niet in de lijn der verwachting dat de gronden in gebruik als tuin in de toekomst gebruikt gaan worden ten behoeve van bedrijfsactiviteiten.
Andersom bekeken betreft de overschrijding slechts een beperkt deel van de beoogde nieuwbouw. De beoogde nieuwbouw is niet parallel gelegen aan de bestaande bedrijven, maar met een hoek van de bebouwing gericht op de bedrijfslocatie. De overschrijding van de richtafstand met 0,5 m is dan ook enkel gelegen over hoek van het gebouw, zie met paars aangegeven in figuur 4.8.2. Dit betreft met name constructieve elementen van het gebouw en slechts een zeer beperkte oppervlakte aan leefruimte.
Gezien de situatie op het perceel van Rijksweg Noord 9-9a en de situering van de beoogde nieuwbouw vormt de beperkte overschrijding van de richtafstand geen belemmering voor het planvoornemen.
Figuur 4.8.2 Situatie beoogde nieuwbouw ten opzichte van Rijksweg Noord 9-9a en 11
Kerkveldsweg Oost 25
Ten zuiden van het plangebied is op basis van het geldende bestemmingsplan, aan de Kerkveldsweg Oost 25, een slachterij toegestaan. Aan deze slachterij is in het bestemmingsplan geen milieucategorie toegekend. Op basis van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering en de Lijst met bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij het geldende bestemmingsplan is opgenomen bedraagt de maximale milieucategorie 3.2 met een maximale richtafstand van 50 meter in 'gemengd gebied'.
Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn op deze locatie naast de slachterij bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan. De maximale richtafstand in 'gemengd gebied' bedraagt voor categorie 1 en 2 bedrijven 10 meter.
De afstand van de inrichting tot de meest nabij gelegen gevel van de beoogde appartementen bedraagt circa 4 meter. Daarmee zou niet aan de richtafstanden kunnen worden voldaan. De slachterij is sinds medio 2020 gesloten. De vergunning voor de slachterij is van rechtswege onder het Activiteitenbesluit komen te vallen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat een nieuwe slachterij zich hier vestigt. Ook kan niet worden voldaan aan de richtafstand van 10 meter voor andere bedrijfsactiviteiten. Binnen de grenzen van deze inrichting is momenteel een initiatief in voorbereiding om een woonfunctie mogelijk te maken. Het principeverzoek voor dit initiatief is ingediend en de gemeente is bereid hier medewerking aan te verlenen. De bedrijfsactiviteiten van de slachterij komen daarmee definitief te vervallen.
Direct grenzend aan de voormalige slachterij zijn aan de oost- en westzijde bestaande woningen aanwezig. Deze woningen zijn daarmee maatgevend voor de bedrijfsvoering van de slachterij en mogelijke andere bedrijven op deze locatie. De beoogde nieuwe woningen zijn op ruimere afstand van de inrichting van de slachterij gelegen dan de bestaande woningen en daarmee niet beperkend. Gezien het feit dat de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd, andere bedrijfsactiviteiten hier reeds dusdanig worden beperkt door reeds aanwezige woningen en het in voorbereiding zijnde initiatief tot functieverandering van de locatie leidt, vormt de bedrijfslocatie geen beperking voor de beoogde woningen. Ter plaatse van de beoogde woningen kan ten opzichte van de bedrijfslocatie Kerkveldsweg Oost 25 dan ook worden voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, mits de bestemming van het perceel Kerkveldsweg Oost 25 wordt gewijzigd in “Wonen”. Deze wijziging wordt beschouwd als een zekerheid.
Kerkveldsweg Oost 17
Ten zuidwesten van het plangebied, aan de Kerkveldsweg Oost 17, bevindt zich een detailhandels bestemming. Voor detailhandel geldt een richtafstand van 10 meter in een 'rustige woonwijk' en 0 meter in 'gemengd gebied'. De afstand tussen de bestemming Detailhandel en het plangebied bedraagt 7 meter, tot aan de beoogde bebouwing bedraagt de afstand ruim 15 meter. Aan deze richtafstand wordt voldaan. De gevels van de beoogde woningen en appartementen zijn bovendien op een nog ruimere afstand gelegen.
Conclusie
Er wordt, behalve ten opzichte van de voormalige slachterij en Rijksweg Noord 9-9a, voldaan aan de richtafstanden. Het ligt echter niet in lijn der verwachting dat een nieuwe slachterij zich hier vestigt waarmee de bedrijfslocatie geen beperking meer vormt. Daarnaast vormt de situatie aan de Rijksweg Noord 9-9a geen beperking voor de beoogde nieuwbouw. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering.
4.9 Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.9.1. weergegeven.
Tabel 4.9.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 64 woningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het "Besluit niet in betekenende mate" onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rijksweg Noord, aan de oostzijde van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in de prognose voor 2020; 19,8 µg/m³ voor NO2, 18,6 µg/m³ voor PM10 en 11,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.8.2 Uitsnede NSL tool met plangebied rood omlijnd
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet belemmert. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
4.10 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Onderzoek
Figuur 4.10.1 Uitsnede risicokaart met het plangebied blauw omlijnd
Inrichtingen
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen met een externe werking, zie figuur 4.10.1. De meest nabij gelegen inrichting betreft een gasdrukregel- en meetstation van de Gasunie aan de Wilgstraat op ruim 610 meter van het plangebied. Met een PR-contour 10-6 van 15 meter vormt deze inrichting geen belemmering voor het planvoornemen.
Buisleidingen
Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich aardgasleiding Z-540-27 op een afstand van circa 610 meter. De grootte van de buisleiding is 6 inch en de werkdruk is 40 bar, het bijbehorende invloedsgebied is 70 meter. Het plangebied valt niet in het invloedsgebied.
Spoor
Volgens de risicokaart zijn er rond het plangebied geen transportroutes over het water gelegen. Ten westen van het plangebied is het spoortraject Roermond-Sittard gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico 10-6 ligt op 1 meter gerekend van het hart van de doorgaande spoorbundel tussen Sittard en Venlo. De contour ligt daardoor binnen de lijnen van het spoor. Het plaatsgebonden risico levert derhalve geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Het groepsrisicoplafond 10-8 bedraagt 195 meter. Het spoor is gelegen op ruim 310 meter. Omdat de afstand meer dan 200 meter bedraagt, hoeven volgens het Basisnet geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Vanwege de ligging in het invloedsgebied is desalniettemin een beknopte verantwoording nodig waarin nader wordt ingegaan op de bestrijdbaarheid, bereikbaarheid en zelfredzaamheid.
Weg
Volgens de risicokaart maken de N276 (Rijksweg Noord) en de N572 (Bosstraat/Houtstraat) onderdeel uit van het Basisnet. Over deze wegen vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. De minimale afstand tussen de N276 en het plangebied bedraagt 30 meter. Het plangebied bevindt zich op circa 150 meter van de N572. Beide wegen hebben geen PR-contour. Het invloedsgebied van beide wegen wordt bepaald door stofcategorie GF3 en bedraagt 355 meter. In de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) zijn vuistregels opgenomen waarmee inzicht kan worden gegeven in de risicosituatie langs transportroutes zoals de N276 en N572. De beoogde realisatie betreft 64 woningen. In de Handleiding populatieservice wordt voor een woonfunctie groter dan 60 m2 het kental van 2,4 personen per woning gehanteerd. Dit geeft een populatie van 154 personen. Uit het bestemmingsplan blijkt dat beide wegen geen PR-contour hebben en het groepsrisico onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde is gelegen. Er hoeft daarom slechts getoetst te worden of er sprake is van een toename van meer dan 10% van de oriëntatiewaarde door de beoogde ontwikkeling.
In de HART worden onderstaande vuistregels gehanteerd voor de toetsing van 10% van de oriëntatiewaarde voor een weg binnen de bebouwde kom (50 km/uur). Het aantal GF3-transporten van de N276 bedraagt per jaar 281. Over de N572 vinden er 33 GF3-transporten per jaar plaats.
- Wanneer de vervoersstroom gevaarlijke stoffen in tankwagens (bulkvervoer) stoffen bevat uit de categorieën LT3, GT4 of GT5 (ongeacht de aantallen) pas dan RBM II toe.
- Wanneer GF3 minder is dan de drempelwaarde in Tabel 1-8 (een-zijdige bebouwing) of in Tabel 1-9 (2-zijdige bebouwing) wordt 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden.
Figuur 4.10.2 Drempelwaarden GF3-vervoer voor overschrijding 10% van de oriëntatiewaarde, weg binnen bebouwde kom, tweezijdige bebouwing
Over de betreffende wegvakken wordt geen LT3, GT4 of GT5 vervoerd. Hierdoor kunnen de vuistregels toegepast worden. De afstand tot de N276 bedraagt circa 30 meter en het GF3-vervoer bedraagt 281 per jaar. Uit de tabel blijkt dat bij deze afstand en hoeveelheid vervoer de 10% wordt overschreden bij een dichtheid van 200 personen per hectare. In de Handleiding Risicoberekeningen Bevt - Bijlage, versie 1.2, 11 januari 2017 wordt geconcludeerd dat voor de uitkomst van de groepsrisicoberekening het voldoende is om de bevolkingsdichtheid te inventariseren tot 300 meter van de as van de weg. Op een afstand van 300 meter bevinden zich voornamelijk woonwijken. Volgens de Publicatiereeks gevaarlijke stoffen 1 (december 2003) is de bevolkingsdichtheid voor (rustige) woonwijken 25 personen per hectare. De bevolkingsdichtheid voor een drukke woonwijk is 70 personen per hectare. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het groepsrisico niet met meer dan 10% zal toenemen. De afstand is voldoende en het aantal personen laag. De afstand tot de N572 bedraagt 150 meter en het aantal GF3-vervoer bedraagt 33 per jaar. Bij deze afstand en aantal GF3-vervoer is er geen grenswaarde. Er kan geconcludeerd worden dat beide wegen geen PR-contour hebben, het groepsrisico niet boven de oriëntatiewaarde is gelegen en dat dit door de beoogde ontwikkeling niet met meer dan 10% zal toenemen. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Verantwoording groepsrisico
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen moet op grond van artikel 7 van het Bevt en artikel 12 van het Bevb het groepsrisico worden beoordeeld. In veel gevallen kan dat beperkt blijven tot een beschrijving van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, maar ook dan is het verplicht om het advies van de Veiligheidsregio te vragen. Te meer, omdat dit in de afzonderlijke bestemmingsplannen voor de kernen niet heeft plaatsgevonden.
Scenario's
De hulpverlening moet rekening houden met de volgende ongevallen:
- Ongeval op het spoor met een ketelwagon met toxische stoffen;
- Ongeval op de N276 met een ketelwagen met toxische stoffen. Gezien de afschermende werking van bedrijfsbebouwing tussen het plangebied en de N276 is het scenario ongeval met brandbare stoffen niet meegenomen.
- Ongeval op de N572 met een ketelwagen met toxische stoffen. Gezien de afschermende werking van de bebouwing aan de Bosstraat en Kerkveldsweg Oost is het scenario ongeval met brandbare stoffen niet meegenomen.
Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
Bestrijdbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen.
Het plangebied is te bereiken via de Kerkveldsweg Oost aan de zuidkant. Van het plangebied naar de Tulpenstraat aan de noordkant loopt een fietspad/calamiteitenpad. Een brandweerauto kan ook over dit pad rijden. Dit betekent dat het plangebied minimaal vanuit twee onafhankelijke toegangswegen bereikbaar is en daarmee bij iedere windrichting bovenwinds benaderbaar voor hulpverleners.
Primaire blusvoorzieningen met een capaciteit van 30 m3/uur kunnen als brandkraan op de waterleiding geplaatst worden. Deze voorgestelde oplossingen worden waar nodig uitgevoerd, dan wel wordt een alternatief met hetzelfde beoogde doel in overleg met de Veiligheidsregio uitgevoerd.
Zelfredzaamheid
De bewoners worden als zelfredzaam beschouwd. Kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzaam, maar daarbij mag ervan uit gegaan worden dat deze door ouders/verzorgers worden geholpen in geval van calamiteiten. Gezien het relevante incidentscenario is schuilen het advies bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen op het spoor of de weg. Om tijdens het schuilen voldoende beschermd te zijn tegen de toxische effecten van een gifwolk is het van groot belang om alle natuurlijke ventilatieopeningen (zoals ramen, deuren en ventilatieroosters) te sluiten. De aanwezige mechanische ventilatie kan handmatig door de gebruikers worden uitgeschakeld. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Roermond-Sittard, de N276 en de N572. Vanwege de grote afstand tot het spoortraject, hoeven geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor de N276 en de N572 is vastgesteld dat deze wegen geen PR-contour hebben, het groepsrisico niet boven de oriëntatiewaarde is gelegen en dat dit door de beoogde ontwikkeling niet met meer dan 10% zal toenemen. In de beknopte verantwoording is op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ingegaan. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.11 Ecologie
Beleid en normstelling
Met de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
- Natura-2000 gebieden;
- Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en;
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). De meest nabijgelegen gebieden Natuurnetwerk bevinden zich circa 1,2 kilometer ten zuiden en 1,3 kilometer ten oosten van het plangebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop bedraagt circa 2,8 kilometer en tot Natura 2000-gebied Roerdal circa 8,8 kilometer, zie figuur 4.11.1. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten.
Figuur 4.11.1 Ligging plangebied (rood omrand) ten opzichte van Natura 2000-gebieden
De ontwikkeling zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden, wat tot verzuring/vermesting kan leiden. De bebouwing wordt volledig gasloos, waardoor de mogelijke toename van stikstofdepositie uitsluitend wordt veroorzaakt door de toenemende verkeersgeneratie. Met het rekenprogramma Aerius Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden in beeld te brengen. Voor de aanlegfase is gerekend met het jaar 2021. De verkeersbewegingen tijdens de aanlegfase ontstaan door de aanvoer van materiaal met vrachtwagens en van bouwvakkers die naar de locatie reizen om de woningen te realiseren. Voor de gebruiksfase is gerekend met het jaar 2022. De verkeersbewegingen in de gebruiksfase betreft de verkeersgeneratie van de woningen zoals berekend in paragraaf 4.2. Per fase zijn twee berekeningen uitgevoerd omdat de locatie op meer dan 5 kilometer van stikstofgevoelig Natura 2000-gebied is gelegen. In één berekening is het verkeer gewoon als verkeer ingevoerd, in dit geval rekent het programma het verkeer niet meer uit omdat het automatisch na 5 kilometer afgekapt wordt. In de andere berekening is dit probleem verholpen door de verkeerssemissies in de categorie 'anders' in te voegen. Uit de berekeningen van zowel de aanleg- als de gebruiksfase blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr, zie bijlage 7 en 8. De uitgangspunten en rekenresultaten zijn opgenomen in de memo stikstofberekening, die is bijgevoegd in bijlage 9.
Geconcludeerd wordt dat de mogelijke depositie van stikstof in het kader van dit bestemmingsplan geen belemmering vormt.
Soortenbescherming
De grond waarop de nieuwe bebouwing mogelijk wordt gemaakt is braakliggend en deels begroeid. Het is dan ook niet uitgesloten dat deze locatie ongeschikt als verblijfsplaats voor beschermde soorten is. Aan de hand van een quickscan flora en fauna wordt bepaald of de ontwikkeling mogelijk van invloed is op beschermde plant- en diersoorten. Uit de uitgevoerde quickscan, zie bijlage 10 blijkt dat voor uitvoering van de werkzaamheden duidelijkheid dient te worden verkregen over de aan- of afwezigheid van teunis-bloempijlstaart op de onderzoekslocatie. Hiervoor dienen drie aanvullende veldbezoeken uitgevoerd te worden in het rupsstadium van de soort (juni – september).
Tevens is op basis van de huidige onderzoeksinspanning onduidelijk wat de eventuele functie van de onderzoekslocatie voor steenmarter is. Voor de steenmarter geldt in de provincie Limburg een provinciale vrijstelling voor een bepaalde periode in het jaar, namelijk van 15 augustus tot en met februari. Door verstorende werkzaamheden zoals het verwijderen van struwelen of takkenhopen in deze periode worden uit te voeren, vindt geen overtreding van de Wet natuurbescherming plaats. Door er voor te zorgen dat het perceel niet opnieuw geschikt wordt voor steenmarter, is het dan geen probleem om andere werkzaamheden in een andere periode van het jaar uit te voeren.
Voor overige soorten geldt dat overtreding van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is vanwege het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel dient bij werkzaamheden te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen ten aanzien van algemene broedvogels, grondgebonden zoogdieren, reptielen en amfibieën. Dit betekent:
- Nestgelegenheden (en snoeiafval) verwijderen buiten het broedseizoen,
- Verstorende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd in de vrijstellingsperiode van de steenmarter (van 15 augustus t/m februari).
- Aandacht voor de zorgplicht ten aanzien van algemene soorten zoals gewone pad en bruine kikker.
Het aanvullend onderzoek om meer duidelijkheid te worden verkregen over de aanwezigheid van vaste rust- en / of verblijfplaatsen van teunisbloempijlstaart wordt uitgevoerd voorafgaand aan het bouwrijp maken van het plangebied. Voor het onderzoek naar teunisbloempijlstaart worden in de periode juni tot en met augustus 2021 drie veldbezoeken uitgevoerd. Tijdens deze veldbezoeken zal op en in de buurt van de waardplanten (teunisbloem) van de teunisbloempijlstaart gezocht worden naar rupsen. Dit onderzoek is medio augustus 2021 is uitgevoegd, zie bijlage 11. Binnen de voor de teunisbloempijlstaart optimale periode om onderzoek uit te voeren, zijn in totaal drie veldbezoeken uitgevoerd. Tijdens deze veldbezoeken is de aanwezigheid van de rupsen van teunisbloempijlstaart op de onderzoekslocatie (inclusief de directe nabijheid) onderzocht. Uit het aanvullend onderzoek blijkt dat tijdens de veldbezoeken geen individuen van teunisbloemplijlstaart zijn waargenomen.
Met betrekking tot de teunisbloempijlstaart dienen vanwege de afwezigheid van de soort geen verdere maatregelen getroffen te worden. Wel dient te allen tijde de algemene zorgplicht ten aanzien van broedvogels, grondgebonden zoogdieren en amfibieën nageleefd te worden. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan wordt om het verstoren, verwonden en/of doden van dieren te voorkomen.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante effecten op beschermde natuurgebieden. In het kader van beschermde soorten zijn geen verdere maatregelen noodzakelijk. Wel geldt dat rekening wordt gehouden met de zorgplicht voor beschermde en algemene soorten. Voor overige soorten geldt dat overtreding van de Wet natuurbescherming niet aan de orde is.
4.12 Kabels En Leidingen
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- a. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- b. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- c. defensiebrandstoffen;
- d. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Onderzoek en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante hoogspanningslijnen, buisleidingen, straalpaden of telecomverbindingen aanwezig.
De ontwikkeling vormt zodoende geen belemmering voor het aspect kabels en leidingen.
4.13 Duurzaamheid, Energie En Klimaatadaptatie
Beleid en normstelling
Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe gebouwen. De maat voor energiezuinigheid heet Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Hierbij kan op verschillende manieren omgegaan worden met energie zuinigheid.
Onderzoek en conclusie
Voor alle nieuwbouw geldt dat aanvragen van de omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Per 1 juli 2018 is het daarnaast verplicht gasloos te bouwen. De nieuwbouw zal hieraan voldoen.
4.14 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een milieueffectrapportage nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan, ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft, mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling wordt gezien als een stedelijke ontwikkelingsproject (categorie D 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.). De drempelwaarden van deze categorie worden overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aangesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte omvat van 200.000 m2 of meer. Daarvan is met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van maximaal 64 woningen. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die de genoemde drempelwaarden niet overschrijden toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling die is opgesteld voor dit plan (bijlage 12).
Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen uitgebreide plan-of project m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Wel dient door het bevoegd gezag voorafgaand op het besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning een besluit genomen moeten worden op de m.e.r.-beoordeling.
Conclusie
Dit besluit wordt tegelijk met de start van de procedure van dit bestemmingsplan genomen.
Hoofdstuk 5 Financiële Uitvoerbaarheid
Volgens artikel 6.12 van de Wro dient tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.
De gronden in bezit van de gemeente worden door de ontwikkelaar aangekocht. Het plangebied is daarmee volledig in eigendom van de initiatiefnemer. De kosten van deze ontwikkeling zijn derhalve volledig voor rekening van de initiatiefnemer. Met de gemeente Echt-Susteren is een anterieure overeenkomst gesloten waarin het aspect planschade is opgenomen.
Hoofdstuk 6 Juridische Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
De in deze toelichting beschreven aspecten hebben als basis gediend voor het opstellen van een juridisch plan, dat zoveel mogelijk is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Echt-Susteren. Teneinde het voorgenomen initiatief te kunnen realiseren heeft een juridische vertaling van het plan in planregels en verbeelding plaatsgevonden. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding. Verbeelding en planregels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast conform de bepalingen in Wro, Bro en SVBP 2012.
6.2 Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de planregels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft geen juridische betekenis en is uitsluitend op de analoge verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, zoals kadastrale en topografische gegevens.
6.3 Planregels
De planregels zijn opgesteld op basis van de landelijke standaarden zoals vastgelegd in het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. De planregels zijn conform deze standaard verdeeld in vier hoofdstukken, te weten hoofdstuk 1 'Inleidende regels', hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels', hoofdstuk 3 'Algemene regels' en hoofdstuk 4 'Overgangs- en slotregels'.
Voor de planregels is zoveel als mogelijk aangesloten bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied' en facetbestemmingsplan 'Deregulering'. Regelingen die in dit kader niet relevant zijn, zijn achterwege gelaten.
Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In Hoofdstuk 2 zijn de regels opgenomen behorende bij de bestemmingen die op de verbeelding aan de gronden zijn toegekend. In Hoofdstuk 3 zijn algemene regels opgenomen die op het gehele plangebied van toepassing zijn dan wel aanduidingen die betrekking hebben op meer dan één bestemmingsvlak. In Hoofdstuk 4 zijn de regels opgenomen waarmee het overgangsrecht wordt geregeld en is een artikel opgenomen waarin de formele naamgeving van de planregels is vastgelegd.
Hoofdstuk 1, 3 en 4 zijn vrij algemeen van aard en worden niet nader beschreven in deze paragraaf. Onderstaand zijn de gebruikte bestemmingen toegelicht, zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de planregels.
Groen (Artikel 3)
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen, beplanting, bomen en parken en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Verkeer (Artikel 4)
De hoofdinfrastructuur, zoals wegen en parkeerplaatsen, is bestemd als 'Verkeer'. Deze gronden zijn tevens bestemd voor groen- en watervoorzieningen.
Wonen (Artikel 5)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. Nieuwe grondgebonden woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de aangegeven maatvoeringen. Daarnaast is het maximum aantal te realiseren nieuwe woningen opgenomen. Voor het woningen binnen de appartementengebouwen is de aanduiding 'gestapeld' opgenomen.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plaats te vinden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Door de Veiligheidsregio Limburg-Noord is advies uitgebracht op het aspect externe veiligheid, zie bijlage 13. Dit advies ziet deels op de aanwezigheid van zorgwoningen. Daar is met dit planvoornemen geen sprake van. Het nemen van verder gaande maatregelen voor deze doelgroep is dan ook niet noodzakelijk. De overige adviezen, zoals de realisatie van bluswatervoorzieningen, worden waar nodig verwerkt in het ontwerp van de inrichting en de bebouwing.
7.2 Omgevingsdialoog
Vanwege het feit dat het een inbreidingslocatie betreft, zal uitgebreid met omwonenden worden gecommuniceerd. Vanaf 3 mei 2021 zijn gesprekken met direct omwonenden aangegaan. Daarnaast hebber er 2 algemene informatiemomenten met direct omwonenden plaatsgevonden. Op 29 juni 2021 een informatieavond (digitaal) voorafgaand aan ter inzage legging ontwerp bestemmingsplan met informatie over locatie, programma, procedure, ontwerp (stedenbouw) planning en overige informatie. Op 15 juli 2021 een naar aanleiding van de bewonersavond op 29 juni 2021 om persoonlijk vragen te kunnen stellen. Beide waren aangekondigd via de weekkrant en in een brief aan directe omwonenden.
Het plan is naar aanleiding van de terinzage legging van het ontwerp medio september 2021/ begin oktober 2021 separaat met enkele reclamanten van zienswijzen besproken. Daarnaast is de ontwikkeling met SBO De Horst besproken.
7.3 Zienswijzen
Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan (voor de duur van zes weken) wordt de formele vaststellingsprocedure gestart. Gedurende deze periode kan iedereen op het ontwerp bestemmingsplan een schriftelijke of mondelinge zienswijze indienen. De zienswijzen worden samengevat en voorzien van beantwoording. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college van B&W de gemeenteraad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen vanaf 16 juli 2021 tot en met 28 augustus 2021. Van de mogelijkheid om op het ontwerp bestemmingsplan schriftelijk een zienswijze dan wel een vooroverlegreactie in te dienen, hebben 10 reclamanten gebruik gemaakt. De zienswijzen zijn beoordeeld en van een reactie voorzien in het ‘Zienswijzenrapport en ambtshalve wijzigingen’.
Daarnaast hebben ambtshalve wijzigingen plaatsgevonden. Het ‘Zienswijzenrapport en ambtshalve wijzigingen’ is als bijlage 16 bij de toelichting opgenomen met daarin de wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is het bestemmingsplan op onderdelen aangepast.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Aan Huis Verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 2 Aan huis verbonden beroepen en bedrijven
Bijlage 3 Parkeerkencijfers
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader Onderzoek Asbest
Bijlage 2 Nader onderzoek asbest
Bijlage 3 Bus-melding
Bijlage 4 Vooronderzoek Conventionele Explosieven
Bijlage 4 Vooronderzoek conventionele explosieven
Bijlage 5 Risicoanalyse Ongesprongen Oorlogsresten
Bijlage 5 Risicoanalyse ongesprongen oorlogsresten
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Aerius Aanlegfase
Bijlage 8 Aerius Gebruiksfase
Bijlage 9 Memo Stikstofberekening
Bijlage 9 Memo stikstofberekening
Bijlage 10 Quickscan Ecologie
Bijlage 11 Aanvullend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 11 Aanvullend ecologisch onderzoek
Bijlage 12 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 12 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 13 Advies veiligheidsregio
Bijlage 14 Bezonningsstudie Bestaand
Bijlage 14 Bezonningsstudie bestaand
Bijlage 15 Bezonningsstudie Nieuw
Bijlage 15 Bezonningsstudie nieuw