Prinsenbaan 46 Koningsbosch
Wijzigingsplan - Gemeente Echt-Susteren
Vastgesteld op 07-02-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan 'Prinsenbaan 46 Koningsbosch' met identificatienummer NL.IMRO.1711.WP20220360-VG01 van de gemeente Echt-Susteren;
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1711.WP20220360-VG01 met de bijbehorende regels.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Toepassingsverklaring
2.1 Bestemmingsplan Buitengebied
Op dit wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren (identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20150050-VG02), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2017, van toepassing met toevoeging van artikel 4.5.3:
Artikel 4.5.3 Landschappelijke inpassing Prinsenbaan 46 Koningsbosch (voorwaardelijke verplichting)
Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' is uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing, conform het landschapsplan zoals opgenomen in Bijlage 1Landschappelijke inpassingsplan van deze regels, is uitgevoerd binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' en dit landschapsplan kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
2.2 Facetbestemmingsplan Deregulering
Op dit wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels van het 'Facetbestemmingsplan Deregulering' van de gemeente Echt-Susteren (identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20190992-VG01), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 6 november 2019, van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Toepassingsverklaring
3.1 Toepassingsverklaring verbeelding
3.2 Toepassingsverklaring algemene regels
Op dit wijzigingsplan zijn de algemene regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Echt-Susteren (identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20150050-VG02), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 14 december 2017, van toepassing en het 'Facetbestemmingsplan Deregulering' van de gemeente Echt-Susteren (identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20190992-VG01), zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 6 november 2019.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Prinsenbaan 46 Koningsbosch.
Hoofdstuk 1 Inleiding
Initiatiefnemer exploiteert op de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch het agrarisch bedrijf 'Paulissen agro V.O.F' in combinatie met detailhandel (boerderijwinkel met een ruim assortiment aan voedingsmiddelen, maar ook dierbenodigdheden en dierenvoeders), genaamd 'Boerderijwinkel Paulissen V.O.F.'. Onderhavige locatie is gelegen in het buitengebied van Koningsbosch en kadastraal bekend als gemeente Echt - sectie T - nummers 219 en 220.
'Boerderijwinkel Paulissen V.O.F.' heeft de afgelopen periode een structurele groei doorgemaakt. Dit kan worden teruggevoerd op het feit dat mensen de drukte van supermarkten vermijden en sneller kiezen voor lokale en streekeigen seizoensproducten. Gelet op de toenemende klandizie en bijbehorende vraag naar lokale producten, is initiatiefnemer voornemens om zijn bedrijf verder te ontwikkelen. Omdat de boerderijwinkel grotendeels wordt bevoorraad door het eigen agrarisch bedrijf, dient de agrarische bedrijfsvoering te worden geïntensiveerd. Doordat er in de toekomst meer geproduceerd gaat worden, dient de opslagcapaciteit van het agrarisch bedrijf te worden uitgebreid. Vanuit dat oogpunt bestaat behoefte aan het creëren van extra opslagcapaciteit ten behoeve van agrarische producten. Initiatiefnemer wenst zijn opslagcapaciteit te vergroten door fasegewijs een tweetal ontwikkelingen door te voeren.
Allereerst wordt beoogd om aan de noordzijde van de bestaande bedrijfsloodsen een overkapping te realiseren. Het voornemen is om voor deze nieuwe overkapping aan te sluiten bij de lengt van de bestaande, meest noordelijk gelegen loods. Vervolgens wordt beoogd om aan de noordzijde van de te realiseren overkapping een nieuwe bedrijfsloods te realiseren.
Uitsnede topografische kaart met schetsmatige aanduiding plangebied
Ter plekke van onderhavige locatie aan de Prinsenbaan 46 Koningsbosch is het onherroepelijke bestemmingsplan 'Buitengebied' van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 14 december 2017 door de gemeenteraad van Echt-Susteren. Op basis van dit bestemmingsplan gelden op onderhavige locatie de bestemmingen 'Detailhandel' en 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Ter plaatse van de gronden waar de nieuwe bebouwing wordt beoogd, is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' (zonder bouwvlak) van kracht.
Initiatiefnemer is voornemens om nieuwe bebouwing te realiseren op gronden waar op grond van het vigerende bestemmingsplan geen bouwvlak aanwezig is. In dat verband kan worden gewezen op het feit dat in artikel 4.9.1 van de planregels een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee het bouwvlak op de locatie Prinsenbaan 46 kan worden vergroot. Initiatiefnemer wenst gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken. Daartoe heeft het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren een positief principestandpunt ingenomen. Dit is verwoord in de brief van 5 mei 2021 (kenmerk: Z21/076188-D-81660, verzonden d.d. 6 mei 2021), bijgevoegd als Bijlage 1.
Voor deze bestemmingswijziging dient een wijzigingsprocedure te worden doorlopen met toepassing van artikel 3.6 en artikel 3.9a Wro.
Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor de bestemmingswijziging.
Hoofdstuk 2 Plangebied En Planontwikkeling
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het project beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.
2.1 Ligging Plangebied
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Prinsenbaan 46 te Koningsbosch, aan de noordzijde van de kern Koningsbosch. De Prinsenbaan is een langgerekt bebouwingslint met aan weerszijden van de weg gemengde functies, waaronder wonen, (agrarische) bedrijfsfuncties, sportvoorzieningen etc.. Op de gronden waar de nieuwe bebouwing wordt beoogd, is momenteel geen bebouwing aanwezig. Deze gronden zijn in gebruik als grasland en voor agrarische opslag.
Luchtfoto met aanduiding plangebied
De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende foto's.
Foto's bestaande situatie
2.2 Beoogde Planontwikkeling
Voorliggende planontwikkeling is gericht op het realiseren van nieuwe bebouwing bij het agrarisch bedrijf op de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch ten behoeve van het genereren van extra opslagcapaciteit. Daartoe wordt allereerst beoogd om aan de noordzijde van de bestaande bedrijfsloodsen een overkapping te realiseren. De betreffende overkapping heeft een breedte van circa 10 meter en een lengte van circa 37,5 meter. Daarmee wordt aangesloten bij de lengte van de bestaande, meest noordelijk gelegen loods.
Daarnaast wordt beoogd om aan de noordzijde van de te realiseren overkapping een nieuwe bedrijfsloods te realiseren welke eveneens zal dienen als opslagruimte voor agrarische producten. Bij de situering van de nieuwe bedrijfsloods zal voldoende tussenruimte worden gehanteerd tussen de beoogde overkapping en de nieuwe bedrijfsloods.
In dat verband kan worden gewezen op het feit dat in artikel 4.9.1 van de planregels een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen waarmee het bouwvlak op de locatie Prinsenbaan 46 kan worden vergroot. Initiatiefnemer wenst gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken.
Ter plekke van de gronden waar de uitbreiding van het bouwvlak wordt voorzien, zijn op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' de bouwregels als bedoeld in artikel 4.2 van de planregels van toepassing. Voor het oprichten van de door initiatiefnemer beoogde bedrijfsgebouwen dient een maximale goot- en bouwhoogte van 7,7 meter respectievelijk 13,3 meter in acht te worden genomen overeenkomstig artikel 4.2.3 sub a van de planregels.
In onderstaande figuur is weergegeven op welke wijze de beoogde bebouwing wordt gesitueerd.
Schetstekening beoogde situering nieuwe bebouwing
Onderhavige ontwikkeling gaat gepaard met het vergroten van het bouwvlak en het uitbreiden van de bebouwingsoppervlakte. In artikel 4.9.1 van de planregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het college van burgemeester en wethouders onder specifieke voorwaarden het bouwvlak van een agrarisch bedrijf kan vergroten. Initiatiefnemer wenst gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid.
2.3 Ruimtelijke Effecten
Ieder ruimtelijk plan dat het mogelijk maakt om nieuwe bebouwing op te richten, gaat gepaard met het optreden van ruimtelijk-visuele effecten. De aanvaardbaarheid van deze effecten dient te worden beschouwd.
Onderhavige ontwikkeling ziet op het uitbreiden van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing op de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch. Concreet is initiatiefnemer voornemens om een overkapping van circa 375 m2 en een nieuwe bedrijfsloods van circa 600 m2 te realiseren. In totaal wordt het bebouwd oppervlak vergroot met circa 975 m2. Vanuit ruimtelijk oogpunt is deze ontwikkeling acceptabel omdat dit een logische uitbreiding betreft van bestaande bebouwing. Daarnaast wordt qua nok- en goothoogte aangesloten op de maatvoering van de bestaande loodsen, waardoor een geheel ontstaat en onderhavige locatie vanuit ruimtelijk oogpunt wordt afgerond.
Verder wordt gewezen op het feit dat de nieuwe bebouwing landschappelijk zal worden ingepast. Om en nabij het plangebied wordt voorzien in nieuwe aanplant, waarmee zorg wordt gedragen voor een inpassing van de te realiseren bebouwing. Het door bureau Pouderoyen Tonnaer opgestelde landschapsplan is bijgevoegd als Bijlage 2.
Op basis van het voorgaande worden de ruimtelijk-visuele effecten die te verwachten zijn naar aanleiding van de beoogde ontwikkeling, aanvaardbaar geacht.
Hoofdstuk 3 Planologisch-juridische Situatie
Ter plekke van onderhavig plangebied vigeert het onherroepelijke bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld door de gemeenteraad van Echt-Susteren op 14 december 2017. Op de gronden waar de nieuwe bebouwing wordt voorzien, is de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' van kracht.
De situatie wordt verduidelijkt aan de hand van de volgende figuur.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan met aanduiding plangebied (rood omlijnd)
Initiatiefnemer heeft de wens om op het achterterrein van de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch nieuwe bebouwing te realiseren om aanvullende opslagcapaciteit te genereren. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', zonder bijbehorend bouwvlak. Het realiseren van nieuwe bebouwing buiten het bouwvlak is op basis van het geldend planologisch-juridisch kader niet mogelijk. Om onderhavige ontwikkeling mogelijk te maken, ziet onderhavige wijzigingsplanprocedure op het vergroten van het bouwvlak met behulp van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.9.1 van de planregels.
De wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.9.1 van de planregels geeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren de mogelijkheid om het bouwvlak van een agrarisch bedrijf te vergroten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. het bouwvlak voor grondgebonden agrarische bedrijven mag na vergroting niet meer bedragen dan 1,5 ha;
Het huidige bouwvlak heeft een oppervlak van circa 2.300 m2. In de toekomstige situatie wordt het bestaande bouwvlak vergroot met circa 375 m2 voor de realisering van de overkapping en tevens wordt een nieuw bouwvlak met een oppervlakte van circa 600 m2 toegevoegd voor de realisering van een nieuwe loods. Hiermee bedraagt de totale oppervlakte aan bouwvlak op het perceel circa 3.300 m2.
- b. het bouwvlak voor intensieve veehouderijen mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' worden vergroot, met dien verstande dat het bouwvlak na vergroting niet meer mag bedragen dan 2 ha;
Het agrarisch bedrijf met bijbehorende boerderijwinkel van initiatiefnemer kan niet worden gekenschetst als een intensieve veehouderij. Deze voorwaarde is dan ook niet van toepassing op onderhavig planvoornemen.
- c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de EHS ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofstructuur';
De aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' is niet van toepassing op onderhavige locatie. Deze voorwaarde is niet aan de orde.
- d. aangetoond is dat de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
Op de locatie Prinsenbaan 46 te Koningsbosch zijn een tweetal bedrijven gevestigd, namelijk 'Paulissen agro V.O.F.' en 'Boerderijwinkel Paulissen V.O.F.'. De activiteiten van Paulissen Agro spitsen zich toe op de agrarische bedrijfsvoering, zijnde het telen van agrarische producten. Na de oogst wordt een groot deel van deze producten opgeslagen op het agrarisch bedrijf waarna deze worden verkocht in de boerderijwinkel.
Paulissen agro V.O.F en Boerderijwinkel Paulissen V.O.F. betreffen gezinsbedrijven waarbinnen naast de heer Paulissen ook zijn broer en kinderen meewerken. De dochter van de heer Paulissen is recent toegetreden tot de vennootschap Boerderijwinkel Paulissen V.O.F. Per 1 januari 2022 is de zoon van de heer Paulissen toegetreden tot de vennootschap van het agrarisch landbouwbedrijf, 'Paulissen agro V.O.F.' Omdat de kinderen van de heer Paulissen op termijn de bedrijven graag wensen over te nemen, hebben initiatiefnemers de afgelopen jaren ingezet op structurele groei van beide bedrijven.
Wat betreft het agrarisch landbouwbedrijf is van belang dat het grondareaal de afgelopen jaren is uitgebreid. Met ingang van 2022 is het grondareaal uitgebreid met een aantal agrarische percelen in Duitsland. Deze percelen hebben in totaal een omvang van circa 6 hectare. Met de grondeigenaren van deze percelen heeft initiatiefnemer pachtafspraken gemaakt op basis van reguliere pacht en teeltpacht. Ten gevolge van deze ontwikkeling wordt de agrarische bedrijfsvoering geïntensiveerd en de productie verhoogd. Dientengevolge dient de opslagcapaciteit van het agrarisch bedrijf te worden uitgebreid. Een groot deel van de eigen geteelde producten worden namelijk op het agrarisch bedrijf opgeslagen waarna deze worden verkocht in de eigen boerderijwinkel. Het geteeld product gaat dan ook rechtstreeks naar de consument, zonder tussenkomst van tussenhandel of groothandel. Ter illustratie kan worden gewezen op het verbouwen van wintergranen, zoals tarwe en gerst. Een gedeelte hiervan wordt verwerkt tot eigen merk Boerderijwinkelpaulissen Gerstemix en als restproduct blijft stro over, hetgeen eveneens in de boerderijwinkel wordt verkocht. Dit geldt ook voor het maaien van grasland en het vervolgens persen van hooibalen. Deze worden opgeslagen op de agrarische bedrijfslocatie waarna deze worden verkocht in de boerderijwinkel.
Omdat de agrarische bedrijfsvoering van Paulissen agro V.O.F. intensiveert, wordt de vraag naar opslagmogelijkheden groter. Omdat de afgelopen jaren onvoldoende opslagmogelijkheden aanwezig waren, zag initiatiefnemer zich genoodzaakt om onder andere hooibalen buiten op te slaan. Dit draagt echter niet bij aan de landschappelijke kwaliteit ter plaatse waardoor initiatiefnemer dit zoveel mogelijk wil beperken. Derhalve heeft hij de wens om nieuwe bebouwing te realiseren zodat de betreffende producten inpandig kunnen worden opgeslagen. Tegelijkertijd heeft binnenopslag tot gevolg dat hooibalen niet meer hoeven te worden gewikkeld in plastic folie. Dit heeft eveneens positieve effecten op het milieu.
- e. omliggende waarden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast, waartoe in ieder geval onderzoek dient plaats te vinden naar flora en fauna, archeologische waarden, stedenbouwkundige en landschappelijke waarden;
In dit verband is relevant dat in hoofdstuk 5 en 6 van voorliggende toelichting nader wordt ingegaan op de diverse omgevingsaspecten.
- f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit;
In dit verband is relevant dat in hoofdstuk 5 en 6 van voorliggende toelichting nader wordt ingegaan op de diverse omgevingsaspecten.
- g. er dient aangetoond te zijn dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen die betrekking hebben op de waterhuishouding;
In paragraaf 6.4 van voorliggende toelichting wordt nader ingegaan op het aspect waterhuishouding.
- h. aangetoond is dat de landschappelijke en ruimtelijke inpassing op een zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij wordt aangetoond op welke wijze wordt voldaan aan de te leveren verbetering van de omgevingskwaliteit zoals bedoeld in artikel 37.2.2;
Het aspect landschappelijke en ruimtelijke inpassing wordt nader beschouwd in paragraaf 4.3.2 van voorliggende toelichting.
- i. aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
In paragraaf 6.5 van voorliggende toelichting wordt nader ingegaan op het aspect natuurbescherming.
Hoofdstuk 4 Beleid
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van de Provinciale Omgevingsvisie (POVI), en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de 'Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025' en het 'Gemeentelijk Kwaliteitsmenu'.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de nieuwe Omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze visie is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met provincies en gemeenten, waterschappen, maatschappelijke partijen en burgers.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt in de Nationale Omgevingsvisie de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
- Ruimte voor klimaat adaptatie.
- Duurzaam economisch groeipotentieel.
- Sterke en gezonde steden en regio's.
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
- Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
- Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
- Afwentelen wordt voorkomen.
Bovendien worden hieronder de belangrijkste keuzes en bijbehorende doelen in de Nationale Omgevingsvisie toegelicht.
- Gestreefd wordt naar een klimaatbestendige inrichting van Nederland. Dat betekent dat Nederland zo wordt ingericht dat het de klimaatveranderingen aankan. Daarvoor is nodig dat functies meer in evenwicht met natuurlijke systemen (bodem en water) worden ingepast. Een voorbeeld hiervan is het op termijn verhogen van grondwaterstanden in veenweidegebieden;
- Bovendien wordt een verandering van de energievoorziening beoogd. Bij de inpassing van duurzame energie bestaat oog voor omgevingskwaliteit. Een voorbeeld hiervan is dat eerst wordt gekeken naar ongebruikte daken om zonnepanelen op te plaatsen;
- Overgang naar een circulaire economie, waarbij we tegelijk goed kunnen blijven concurreren en een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden. Een voorbeeld is het aanpassen van productieprocessen en het gebruik van reststoffen in het haven- en industriegebied;
- De ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland wordt nagestreefd. Hiermee wordt gestuurd op een goed bereikbaar netwerk van steden waarbij de ambities en mogelijkheden in steden en regio’s in heel Nederland zo goed mogelijk worden gebruikt. Voorbeelden van regionale uitwerking hiervan zijn de verstedelijkingsstrategieën, waarin vooruitgekeken wordt hoe verschillende ruimtelijke functies in en rondom steden het beste ingepast kunnen worden;
- Het bij elkaar plaatsen van zogenaamde logistieke functies (bijvoorbeeld distributiecentra, datacenters) om hiermee de openheid en de kwaliteit van het landschap te behouden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een voorkeursvolgorde logistieke functies;
- Het toekomstbestendig maken van het landelijk gebied in goed evenwicht met de natuur en landschap. Daarbij wordt gewerkt aan de overgang naar de kringlooplandbouw zodat gebruik van de grond meer wordt afgestemd op de natuurlijke water- en bodemsystemen.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
- project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- kustfundament en de daarbuiten gelegen primaire waterkeringen;
- grote rivieren en rijksvaarwegen en de veiligheid daarom heen;
- toekomstige rivierverruiming van de Maastakken;
- Waddenzee en Waddengebied, en IJsselmeergebied;
- verstedelijking in het IJsselmeer;
- defensie;
- erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
- hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- Elektriciteitsvoorziening;
- ecologische hoofdstructuur.
4.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
4.1.4 Conclusie Rijksbeleid
De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Nationale Omgevingsvisie, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de NOVI en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Omgevingsvisie Limburg (POVI)
Op 1 oktober 2021 hebben Provinciale Staten van Limburg de Omgevingsvisie Limburg vastgesteld, met inachtneming van de aanvaarde amendementen. De Omgevingsvisie Limburg vervangt de Omgevingsvisie POL 2014. De Omgevingsvisie is een strategische en lange termijn (2030-2050) visie op de fysieke leefomgeving en beschrijft onderwerpen zoals wonen, infrastructuur, milieu, water, natuur, landschap, bodem, ruimtelijke economie, luchtkwaliteit en cultureel erfgoed. Daarnaast worden ook de aspecten gezondheid, veiligheid en een gezonde leefomgeving in de Omgevingsvisie meegenomen.
In het POVI is onderhavig plangebied gelegen in de zone 'Buitengebied'. Vanuit beleidsmatig oogpunt in relatie tot voorliggende planontwikkeling is geen sprake van relevante wijzigingen. Over het 'Buitengebied' is in het POVI het volgende opgenomen.
Buitengebied
Het buitengebied betreft de landelijke gebieden op de Zuid-Limburgse plateaus en op de hogere zandgronden in Noord- en Midden-Limburg, samen zo’n 85.000 hectaren groot. Het betreffen met name gronden met een agrarisch karakter, waarbij (o.a.) ruimte wordt gegeven voor doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De provinciale beleidsaccenten in de zone 'Buitengebied' zijn gericht op ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe (landbouw)bedrijfslocaties, het terugdringen van de milieubelasting vanuit de landbouw en de kwaliteit en het functioneren van de ondergrond.
Uitsnede kaart 'zoneringen' POVI met ligging plangebied
4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL 2014)
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt. Onderhavig plangebied is gelegen binnen 'Roerdalslenk zone II'.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Roerdalslenk zone II
Onderhavige locatie is gelegen in de zone Roerdalslenk zone II op basis waarvan aanvullende regels gelden voor bescherming van de drinkwatervoorziening. Naast een verbod in de waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden is in de Omgevingsverordening een verbod opgenomen voor diepe boringen in de boringsvrije zones. Daartoe is de Roerdalslenk verdeeld in vier gebieden, waarbij per gebied de diepte van het boorverbod varieert. In de Omgevingsverordening wordt aangegeven dat boringen tot de bovenkant van de Bovenste Brunssumklei zijn toegestaan en dat een melding moet worden verricht indien een boring dieper dan 30 meter onder maaiveld plaatsvindt. Aangezien onderhavig voornemen niet gepaard gaat met dergelijke diepe boringen in de bodem, vormt de ligging in de zone 'Roerdalslenk zone II' geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
4.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie in de Omgevingsverordening Limburg bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Het moet dan ook gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang.
Onderhavige ontwikkeling is gericht op het vergroten van het agrarisch bouwvlak van een agrarisch bedrijf. Deze ontwikkeling heeft niet betrekking op de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf ter plaatse. Gelet op de kleinschalige aard van onderhavige ontwikkeling, kan deze niet worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 2.2.1 lid 1 OvL2014.
De uitbreiding van het bouwvlak wordt bovendien mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'. Aan deze wijzigingsbevoegdheid is een aantal voorwaarden gekoppeld. Onder andere dient de bedrijfsmatige noodzaak tot de uitbreiding van het bouwvlak te worden aangetoond (zie hoofdstuk 3 van deze toelichting).
Op basis van voorgaande uiteenzetting wordt geconcludeerd dat met onderhavige ontwikkeling in overeenstemming wordt gehandeld met de afwegingskaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.
4.2.4 Limburgs Kwaliteitsmenu
Voor (ruimtelijke) ontwikkelingen buiten de zogenaamde 'rode contouren' is het Limburgs Kwaliteitsmenu van kracht. In dit Kwaliteitsmenu geeft de provincie de Limburgse gemeenten een handreiking op welke wijze deze om moeten gaan met ontwikkelingen in het buitengebied. Gemeenten dienen in een structuurvisie dit provinciale beleidskader te verwerken en aan te geven op welke wijze zij toepassing geven aan het Limburgs Kwaliteitsmenu.
In z'n algemeenheid betreft het Limburgs Kwaliteitsmenu een beleidsregel die onder voorwaarden ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Limburg toestaat. Daarbij dient sprake te zijn van 'kwaliteitswinst'. Deze kwaliteitswinst kan op diverse wijzen tot stand komen, zoals bijvoorbeeld het realiseren van een landschappelijke inpassing, het slopen van bedrijfsbebouwing of glasopstanden, het realiseren van natuur of het leveren van een financiële bijdrage in een (gemeentelijk) 'groenfonds'. De provincie geeft in het Limburgs Kwaliteitsmenu richtlijnen en drempelwaarden voor het bepalen van de hoogte van de tegenprestatie bij verschillende soorten ruimtelijke ontwikkelingen.
De gemeenteraad van Echt-Susteren heeft het LKM vertaald in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu. In paragraaf 4.3.2 wordt hier nader op ingegaan.
4.2.5 Conclusie provinciaal beleid
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende ontwikkeling.
De ter plekke van onderhavig plangebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'Buitengebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Voorts is geen sprake van strijdigheid met de uitgangspunten van het beschermingsgebied 'Roerdalslenk zone II'. Ook voldoet onderhavige ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking en aan de uitgangspunten van het Limburgs Kwaliteitsmenu dat vertaald is in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu van de gemeente Echt-Susteren (zie paragraaf 4.3.2 van deze toelichting).
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025
Op 12 december 2012 heeft de gemeenteraad van Echt-Susteren de 'Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025' vastgesteld. Deze visie geeft koers en richting aan de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Echt-Susteren. De structuurvisie gaat ook in op de wijze waarop de gemeente van plan is die voorgenomen ontwikkeling te verwezenlijken. Een andere reden om deze structuurvisie op te stellen, is dat zij de basis biedt om nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken en tegelijkertijd inkomsten te genereren om de kwaliteit van het buitengebied te versterken.
Onderhavige ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf in het buitengebied. De locatie is conform de kaart 'Functionele zonering buitengebied' behorende bij de 'Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025' gelegen in het landschapstype 'Hoogterras'. In dit landschapstype biedt de structuurvisie ontwikkelingsruimte voor zowel nieuwvestiging als uitbreiding van grondgebonden agrarische bedrijven, mits de locatie niet is gelegen binnen de 'ecologische ladder'. Het onderhavige plangebied is niet gelegen binnen de zone 'ecologische ladder'. Geconcludeerd wordt dat onderhavige voornemen binnen het landschapstype 'Hoogterras' wordt aangemerkt als een ontwikkeling die past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.
4.3.2 Gemeentelijk Kwaliteitsmenu
Het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) is door de gemeente Echt-Susteren uitgewerkt/vertaald in een gemeentelijk kwaliteitsmenu (GKM), dat is verankerd in de gemeentelijke structuurvisie. Hiermee is het (ruimtelijk, kwalitatief) generiek beleid afgestemd op de specifieke gemeentelijke situatie. Het GKM is van toepassing op vanuit ruimtelijk-functioneel oogpunt gezien niet-onaanvaardbare ruimtelijke ontwikkelingen die via een projectafwijking, wijziging of herziening van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. In onderhavig geval is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan. Agrarische bedrijven horen in beginsel thuis in het buitengebied. Derhalve wordt op basis van de Structuurvisie 2012-2025 geen financiële bijdrage geëist bij de nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf of uitbreiding van een bestaand bedrijf. Voor deze ontwikkeling is wel een ruimtelijke kwaliteitsverbetering aan de orde, in de vorm van een landschappelijke inpassing. Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling heeft Pouderoyen Tonnaer een landschappelijke inpassing opgesteld. Dit plan is bijgevoegd als Bijlage 2.
Op 27 oktober 2022 is het landschappelijk inpassingsplan ter advies voorgelegd aan de Omgevingscommissie MER. De omgevingscommissie is onder voorwaarden akkoord met het inpassingsplan.
De uitbreiding sluit aan op de bestaande bebouwing en grijpt slechts gering in op de landschappelijke structuur en ecologische verbindingen. Het gepresenteerde landschapsplan met struweelstroken en hoogstam vormt een goede afscheiding van het bouwvlak en vormt een transparante overgang naar het open agrarische landschap. Het plan wordt derhalve als positief gewaardeerd. Aan de hand van dit advies is het sortiment van de struweelstrook aangepast en de maatvoering van de aanplant gewijzigd. Verder adviseert de commissie de nieuw te bouwen loods in een donkere kleur uit te voeren.
4.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Hoofdstuk 5 Milieutechnische Aspecten
Bij de realisering van een planontwikkeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving. Voor de locatie zijn in dit hoofdstuk de milieuaspecten bodem, geluid, milieuzonering, luchtkwaliteit en externe veiligheid onderzocht.
5.1 Bodem
Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Ter plaatse van onderhavige locatie geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden'. Initiatiefnemer is voornemens om op het achterterrein van onderhavige locatie nieuwe bebouwing op te richten zodat de opslagcapaciteit kan worden vergroot.
Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling heeft Aelmans ECO B.V. een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage van het historisch bodemonderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3. De bevindingen van het historisch bodemonderzoek worden hieronder nader toegelicht.
Uit de voorhanden zijnde historische informatie zijn geen aanwijzingen aangetroffen, die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten. Daarnaast zijn tijdens de terreininspectie geen aanwijzingen geweest, welke zouden kunnen wijzen op enige vorm van bodemverontreiniging binnen de huidige onderzoekslocatie.
Gezien de huidige opslag van brandstoffen plaatsvindt in de aangrenzende loods, zou formeel gezien een daadwerkelijk bodemonderzoek noodzakelijk zijn. Echter, gezien de betreffende loods zeer recent is opgericht (medio 2014/2015) en de huidige brandstoffenopslag voldoet aan de huidige richtlijnen (dubbelwandige tank), is het niet waarschijnlijk dat er een bodemverontreiniging te verwachten is. Daarnaast zijn tijdens de terreininspectie geen aanwijzingen geweest, welke zouden kunnen wijzen op enige vorm van bodemverontreiniging binnen de huidige onderzoekslocatie.
Omdat verder geen aanleidingen bestaan voor het aantreffen van bodemverontreinigingen, is het niet doelmatig om de uitvoering van een daadwerkelijk bodemonderzoek te eisen.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
5.2 Geluid
Met betrekking tot het aspect geluid (van externe komaf) kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.
Bij onderhavige ontwikkeling kan sprake zijn van geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai.
Ten aanzien van alle wegen, behalve 30 km/u wegen en wegen behorende bij een woonerf, geldt een geluidszone, die ook wettelijk is vastgelegd in de Wet geluidhinder. Voor wegen die buitenstedelijk zijn gelegen en die bestaan uit één of twee rijstroken, geldt een wettelijk vastgestelde geluidzone van 250 meter aan weerszijden van de weg (gemeten vanuit de wegas).
Wanneer er ontwikkelingen worden gerealiseerd binnen geluidzones van wegen, zal middels een akoestisch onderzoek moeten worden aangetoond dat de gevelbelasting vanwege het wegverkeerslawaai niet zodanig is dat de, in de Wet geluidhinder opgenomen, voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor burgerwoningen wordt overschreden. Is dit wel het geval, dan zal een procedure voor het vaststellen van een Hogere Waarde gevolgd dienen te worden.
Onderhavig planvoornemen heeft niet tot gevolg dat ter plekke van onderhavige locatie nieuwe geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder worden gerealiseerd. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is derhalve niet aan de orde.
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
5.3 Milieuzonering
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Prinsenbaan 46 Koningsbosch. Initiatiefnemer is voornemens om ten noorden van de bestaande bedrijfsbebouwing op de locatie Prinsenbaan 46 nieuwe bebouwing op te richten ten behoeve van de opslag van agrarische producten. In de nabije omgeving van het plangebied zijn woningen en een aantal (agrarische) bedrijven gesitueerd. Onderzocht moet worden of de beoogde bedrijfsactiviteiten ter plaatse invloed hebben op het woon- en leefklimaat van bewoners van nabijgelegen woningen en of sprake is van (extra) belemmeringen voor bedrijven in de directe omgeving.
Initiatiefnemer exploiteert op de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch een akkerbouwbedrijf. Op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering (versie 2009)' geldt voor 'Akkerbouw en fruitteelt bedrijfsgebouwen' (SBI-2008:011, 012, 013) een minimale richtafstand van 30 meter. Vooropgesteld moet worden dat de nieuwe bebouwing op het achterterrein van de locatie wordt voorzien waardoor deze juist verder weg van omliggende woningen/bedrijven wordt voorzien. De afstand tussen de gronden waar de nieuwe bebouwing wordt opgericht en omliggende woningen/bedrijven bedraagt meer dan 30 meter. Daarbij kan worden gewezen op de woningen Prinsenbaan 38 en Prinsenbaan 50. De afstand tussen deze woningen en de nieuwe bebouwing bedraagt circa 50 meter respectievelijk 80 meter.Aan de afstandseis van 30 meter wordt dan ook ruimschoots voldaan.
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Algemeen
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm). Omdat de luchtkwaliteitseisen op zijn genomen in titel 5.2 van de Wm, staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'.
Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.
Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex. artikel 5.16 Wm:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
- een project leidt al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of een regionaal programma van maatregelen.
5.4.2 Het besluit NIBM
Deze Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.
Initiatiefnemer is voornemens om ten noorden van de bestaande bedrijfsbebouwing op de locatie Prinsenbaan 46 nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van het agrarisch bedrijf. Met inachtneming van de kleinschalige aard van onderhavige ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat onderhavig voornemen geen invloed heeft op het aspect luchtkwaliteit. Het planvoornemen leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
NIBM-tool InfoMil
Ook zal het plan niet leiden tot een dusdanig aantal toenemende verkeersbewegingen dat de grenswaarde van de luchtkwaliteit daarmee wordt overschreden. InfoMil heeft een NIBM-tool ontwikkeld waarmee een 'worst-case' berekening kan worden verricht voor de bijdrage van het extra verkeer als gevolg van een plan op de luchtkwaliteit. Dit rekenmodel toont aan dat tot 1.504 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij wordt uitgegaan van 0% vrachtverkeer.
5.4.3 Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is gericht op de beperking van de vestiging in de nabijheid van provinciale en rijkswegen van gevoelige bestemmingen, zoals gebouwen voor kinderopvang, scholen, verzorgings- of verpleegtehuizen. Het Besluit gevoelige bestemmingen is niet op onderhavig project van toepassing.
5.4.4 Conclusie luchtkwaliteit
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
5.5 Externe Veiligheid
Het beleid in het kader van de externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving voor wat betreft handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen, als op het vervoer van deze stoffen.
De begrippen 'kwetsbaar object' en 'beperkt kwetsbaar object' worden in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen nader gedefinieerd. Onder een 'kwetsbaar object' wordt verstaan: woningen, gebouwen bestemd voor het verblijf zoals ziekenhuizen of scholen, gebouwen waarin doorgaans grote aantal personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn zoals kantoorgebouwen of hotels en kampeer- en andere recreatieterreinen.
Onder een 'beperkt kwetsbaar object' wordt onder andere verstaan: verspreid liggende woningen, kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels, sporthallen, sportterreinen en telefoon- of elektriciteitscentrales.
Met inachtneming van onderhavige ontwikkeling staat vast dat onderhavig planvoornemen niet voorziet in het realiseren van een (beperkt) kwetsbaar object.
Daarnaast kan worden gewezen op het feit dat uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, de verplichting voortvloeit om in het kader van ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen. Onderhavig planvoornemen is enkel gericht op de opslag van agrarische producten, niet op de opslag van gevaarlijke (vloei)stoffen. Daarmee ontstaan geen risico's voor de omgeving en voor de bodem.
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen vormt voor onderhavig planvoornemen.
Hoofdstuk 6 Overige Ruimtelijke Aspecten
Naast de diverse milieutechnische aspecten, zoals uiteengezet in hoofdstuk 5, dient tevens te worden gekeken naar de overige ruimtelijke aspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten archeologie, kabels en leidingen, verkeer en parkeren, waterhuishouding, natuur- en landschap, flora en fauna en duurzaamheid.
6.1 Archeologie
Archeologische waarden zijn bij wet beschermd (Monumentenwet 1988, hoofdstuk vijf 'Archeologische monumentenzorg'). Gemeenten zijn verantwoordelijk voor hun eigen bodemarchief. De gemeente is dus het bevoegde gezag indien het gaat om het toetsen van de archeologische onderzoeken en Programma's van Eisen. Voorheen werd dit door de provincie gedaan, maar deze beperkt zich momenteel tot zaken die van provinciaal belang zijn. Voor (gemeentelijke) bestemmingsplannen (daaronder tevens begrepen: wijzigingsplannen) betekent dit concreet het volgende:
- de gemeenteraad dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden en monumenten;
- in een bestemmingsplan kan in het belang van de archeologie een vergunningenstelsel worden opgenomen. De aanvrager van een vergunning, waarbij bodemverstoring plaats vindt, kan langs de weg van het bestemmingsplan de verplichting krijgen tot het laten uitvoeren van een archeologisch (voor)onderzoek. Zo nodig kunnen aan dergelijke vergunningen regels worden verbonden ter bescherming van de archeologische waarden en monumenten.
De gemeente Echt-Susteren beschikt over de 'Erfgoedverordening Echt-Susteren 2018'. Deze verordening biedt een soort voorbescherming voor archeologische waarden. In de verordening wordt de mogelijkheid geboden om archeologische monumenten en verwachtingszones aan te wijzen en deze te verbinden aan categorieën regels en voorwaarden. De regels en voorwaarden overeenkomstig de verordening dienen te worden verwerkt in de regels van nieuw op te stellen bestemmings-/wijzigingsplannen. Gelet op de archeologische beleidskaart van de gemeente liggen de gronden binnen de categorie 'lage verwachting voor droge en natte landschappen'.
Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Echt-Susteren
Bovendien geldt op basis van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' geen archeologische dubbelbestemming op de gronden waar de nieuwe bebouwing wordt voorzien. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het doorvoeren van het planvoornemen.
6.2 Kabels En Leidingen
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen met een planologische beschermingszone. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Indien aanpassingen aan de bestaande aansluitingen moeten worden doorgevoerd, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
6.3 Verkeer En Parkeren
Met betrekking tot onderhavige planontwikkeling dienen de (eventuele) gevolgen voor de verkeersstructuur alsmede het parkeren inzichtelijk te worden gemaakt.
6.3.1 Verkeersstructuur
Initiatiefnemer is voornemens om op de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch nieuwe bebouwing te realiseren om zo meer opslagcapaciteit voor agrarische producten te genereren. De loods zal worden gebruikt voor de opslag van producten afkomstig van het bestaande, eigen agrarisch bedrijf. Er zal geen opslag (en dus geen af- en aanrijdend verkeer) plaatsvinden van producten van derden/andere bedrijven. Een toename van het aantal verkeersbewegingen is dan ook niet te verwachten. Daarnaast beschikt onderhavige locatie over twee in- en uitritten, waardoor de locatie op een veilige wijze is ontsloten. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook nauwelijks gevolgen voor de verkeersstructuur.
Tevens is relevant dat het verkeer van en naar het plangebied wordt afgewikkeld via de Prinsenbaan. De Prinsenbaan betreft de verbindingsweg die de dorpskernen Koningsbosch en Echterbosch met elkaar verbindt. De Prinsenbaan kan de met onderhavige ontwikkeling gepaard gaande toename aan verkeersbewegingen prima afwikkelen. De doorstroming en verkeersveiligheid zijn niet in het geding. Het bestaande wegennet is in elk geval geschikt voor de beperkte toename van het verkeer.
6.3.2 Parkeren
Als gevolg van onderhavige planontwikkeling zal geen sprake zijn van een toename van parkeerdruk voor de omgeving. Personen die betrokken zijn bij het laden en lossen van de ter plaatse opgeslagen agrarische producten, zullen tijdelijk en voor een korte tijdsperiode op eigen terrein parkeren. Daarvoor is meer dan voldoende parkeerruimte aanwezig. De parkeerbehoefte neemt ten gevolge van onderhavige ontwikkeling dan ook niet toe. Parkeerproblemen in de openbare ruimte zijn dan ook niet aan de orde.
6.4 Waterhuishouding
6.4.1 Nationaal Waterplan 2016-2021
In het Nationaal Waterplan 2016-2021 zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid beschreven. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingsrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
6.4.2 Provinciaal beleid
De provincie Limburg kent als uitgangspunt dat verdroging zo veel mogelijk moet worden tegengegaan en dat de waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Verder sluit de provincie aan bij het beleid van de Vierde Nota Waterhuishouding om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in stedelijk gebied.
Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat, ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies, afgestemd te worden. Naast die ecologische functie dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.
6.4.3 Afvalwater en hemelwater
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de gemeente Echt-Susteren en in het beheergebied van Waterschap Limburg. Het Waterschap Limburg is verantwoordelijk voor de waterhuishouding en waterveiligheid binnen haar beheergebied. Sinds 1 april 2019 is de nieuwe Keur van het Waterschap Limburg van kracht.
Op welke wijze wordt omgegaan met het afval- en hemelwater binnen het onderhavige plangebied wordt hierna uiteengezet.
Afvalwater
Als gevolg van de beoogde planontwikkeling ontstaat geen afvalwater. De uitbreiding van het bebouwd terrein zal dan ook niet worden aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Hemelwater van onverhard en semi-verhard terrein
Het hemelwater dat valt op de onverharde en semi-verharde terreindelen binnen het plangebied zal, zo nodig na beperkte oppervlakkige afstroming, rechtstreeks infiltreren in de bodem.
Hemelwater (dak)verhardingen
Het Waterschap Limburg heeft de eis dat een bui van 100 mm geborgen dient te worden op eigen terrein. Ten behoeve van het infiltreren van hemelwater vallend op de verharding ter plekke, is binnen het plangebied een wadi/infiltratiepoel beoogd. De beoogde bebouwing ter plekke heeft een oppervlakte 975 m². De capaciteit van de wadi dient derhalve minstens 97,5 m³ te bedragen. De voorziening heeft een oppervlakte van circa 200 m² met een maximale diepte van 1 meter. De wadi wordt uitgevoerd als een natuurlijk ogende glooiing, passend in het landschap.
Infiltratie schoon hemelwater
Uitloging bij infiltratie wordt voorkomen door alleen schoon hemelwater te infiltreren in de bodem. Door het gebruik van niet-uitlogende materialen wordt verontreiniging van het hemelwater voorkomen.
6.4.4 Conclusie
Gelet op het vorenstaande vormt het aspect waterhuishouding geen belemmeringen voor onderhavige planontwikkeling.
6.5 Natuurbescherming
Natura 2000
Natura2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura2000 gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd door de biodiversiteit te behouden. Natura2000 gebieden worden beschermd door de 'Wet Natuurbescherming'. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied betreft het 'Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop'. Dit Natura-2000 gebied ligt op circa 2,78 kilometer ten zuiden van onderhavig plangebied.
Ligging plangebied (rode cursor) ten opzichte van Natura 2000-gebieden
Met onderhavig planvoornemen wordt nieuwe bebouwing ten behoeve van agrarische opslag gerealiseerd op het achterterrein van de locatie Prinsenbaan 46 Koningsbosch. Tot voor kort was de realisatiefase van een project vrijgesteld van vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming. De bedoeling daarvan was dat bij de vergunningverlening voor een project geen rekening hoefde te worden gehouden met de stikstofuitstoot van bouwactiviteiten. In de uitspraak van de Raad van State d.d. 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is echter geoordeeld dat deze bouwvrijstelling niet mag worden toegepast. Dat maakt dat ten behoeve van de bouwactiviteiten van onderhavig voornemen een stikstofonderzoek moet worden uitgevoerd.
De gebruiksfase is rekening houdend met onderhavig planvoornemen niet relevant. Het aantal verkeersbewegingen in de beoogde situatie neemt namelijk niet toe omdat enkel sprake is van het realiseren van extra opslagcapaciteit bij een bestaand agrarisch bedrijf.
In het kader van voorliggende ontwikkeling heeft een stikstofonderzoek plaatsgevonden naar de realisatiefase van het project. Dit stikstofonderzoek is bijgevoegd als Bijlage 4. Uit de berekeningen met AERIUS blijkt dat er geen sprake is van stikstofdepositie op stikstof gevoelige natuurgebieden. De depositie bedraagt 0,00 mol potentieel zuur/ha/jaar. Derhalve kunnen negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van N2000 gebieden ten gevolge van stikstof met zekerheid worden uitgesloten.
Flora en fauna
In de Wet natuurbescherming zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en onder meer de Vogelrichtlijn, die de bescherming van soorten betreft, geïmplementeerd. De wet biedt ook het kader voor de bescherming van inheemse dier- en plantensoorten die geen bescherming genieten op grond van de Habitatrichtlijn. Er geldt een aantal verboden ter bescherming van beschermde dier- en plantensoorten.
Artikel 1.11 Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Ter plekke van onderhavig plangebied aan de Prinsenbaan 46 Koningsbosch is momenteel geen bebouwing aanwezig. Deze gronden zijn momenteel in gebruik als grasland. Initiatiefnemer is voornemens om op het achterterrein van de locatie nieuwe bebouwing te realiseren ten behoeve van het creëren van extra opslagcapaciteit.
Staro Natuur en Buitengebied heeft ten behoeve van onderhavige ontwikkeling een quickscan flora- en fauna uitgevoerd. Betreffende rapportage is bijgevoegd als Bijlage 5.
In de rapportage wordt aangegeven dat het planvoornemen niet leidt tot overtreding van de Wet natuurbescherming, mits:
- 1. bij het vrijmaken van het werkterrein wordt gewerkt wanneer er geen broedgeval aanwezig is. Er dient rekening gehouden te worden met de broedperiode van algemene vogels (half maart – half juli)..
- 2. voorkomen wordt dat geschikt land- en overwinteringshabitat voor rugstreeppad ontstaat door zandhopen af te dekken en geen ondiepe waterplassen te laten liggen;
- 3. om negatieve effecten op foeragerende of langsvliegende vleermuizen en andere nacht actieve dieren door verlichting gedurende de nacht te voorkomen, wordt aanbevolen de (bouw)verlichting in de nacht uit te zetten en groenstroken niet te verlichten. Indien het noodzakelijk is nachtelijk te verlichten (zoals tijdens de gebruiksfase), wordt aangeraden om afschermde armatuur te gebruiken, de ledlampen naar beneden te richten en om rode of amberkleurige verlichting (< 2700 Kelvin) te gebruiken;
- 4. om het verwonden van algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren te voorkomen kan bij grondwerkzaamheden en bij het verwijderen of verplaatsen van materialen in één richting worden gewerkt, zodat aanwezige dieren kunnen vluchten;
- 5. in het kader van de zorgplicht dient het verwijderen of verplaatsen van de materialen waar amfibieën voor kunnen komen, plaats te vinden in de periode buiten de overwinteringsperiode van deze soorten. De overwinteringsperiode duurt van 1 november – 15 maart. Bij het verwijderen of verplaatsen van materialen dient één richting opgewerkt te worden, zodat individuen kunnen vluchten.
Initiatiefnemer neemt bovenstaande nadere voorwaarden in acht bij de uitvoering van de beoogde werkzaamheden. Daarmee vormt het aspect flora en fauna geen belemmeringen bij onderhavig voornemen.
6.6 Duurzaamheid
Duurzame stedenbouw verbreedt de aandacht naar meer aspecten dan alleen de verkaveling en ontsluiting. Duurzaamheid gaat ook om een zuinig ruimtegebruik, milieuvriendelijkheid, veilig verkeer en vervoer en natuur en rekening houden met het waterhuishoudingsysteem, omgevingsinvloeden, landschapsstructuren en landschapselementen.
Dit betekent in de praktijk dat gelet moet worden op het materiaalgebruik, de vormgeving, gebruik van alternatieve energiebronnen, compact bouwen, intensief ruimtegebruik en flexibel bouwen (levensloopbestendig).
Duurzaam bouwen heeft een volwaardige plaats in het ontwerp, het bouwen en beheren van de bebouwing. Tijdens de bouw kan door zuinig om te gaan met bouwmaterialen worden voorkomen dat er onnodig afval ontstaat.
De nieuw op te richten bebouwing wordt gebouwd met duurzaam materiaal, waarbij aandacht wordt besteed aan de recyclebaarheid van de bouwmaterialen. Met betrekking tot de bouwkundige aspecten van onderhavig bouwplan kan worden gewezen op het feit dat deze verder zullen worden uitgewerkt in de aanvraag van de omgevingsvergunning activiteit bouwen.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
7.1 Grondexploitatie
7.1.1 Algemeen
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
7.1.2 Exploitatieplan
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
- het verhaal van kosten over de in het plan of besluit begrepen kosten is anderszins verzekerd;
- het is niet nodig een tijdvak te bepalen waarbinnen de grondexploitatie zal plaatsvinden;
- het is niet nodig een fasering op te nemen waarbinnen werken, werkzaamheden en bouwplannen uitgevoerd moeten worden;
- het is niet nodig eisen en/of regels omtrent de uitvoering te stellen aan het bouwrijp maken en/of de inrichting van de openbare ruimte en/of de aanleg van nutsvoorzieningen;
- het is niet nodig regels te stellen omtrent de uitvoering van de in het bestemmingsplan opgenomen bepalingen omtrent sociale huur en/of koopwoningen, kavels voor particulier opdrachtgeverschap of branches in de detailhandel.
De gemeente Echt-Susteren sluit een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer van onderhavig planvoornemen. Hiermee is het kostenverhaal anderszins geregeld.
7.2 Planschade
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
De gemeente Echt-Susteren sluit een planschade-verhaalsovereenkomst met initiatiefnemer. Eventuele tegemoetkomingen in planschade zijn dan ook niet voor rekening van de gemeente Echt-Susteren.
Hoofdstuk 8 Planstukken
Het wijzigingsplan 'Prinsenbaan 46 Koningsbosch' van de gemeente Echt-Susteren bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een digitale verbeelding schaal.
8.1 Algemeen
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de nieuwe Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen/wijzigingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2008' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en wijzigingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
- er is een begrippenkader gegeven dat in de plannen toegepast moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om lijsten van bestemmingshoofdgroepen met mogelijke gebruiksdoelen, dubbelbestemmingen, aanduidingen, indeling van regels etc. Voor het hanteren van het begrippenkader is geen specifieke software vereist;
- er is een verplichte 'analoge verbeelding' voorgeschreven, hetgeen inhoudt de manier waarop het plan op papieren kaarten moet worden getoond. Er zijn dwingende regels inzake de opmaak van het plan. Voor het opmaken van plannen is in de praktijk speciale software benodigd;
- er is een verplichte 'digitale verbeelding' voorgeschreven, waarmee wordt gedoeld op het tonen van het plan in een digitale omgeving (website).
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan/wijzigingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend wijzigingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting.
8.2 Toelichting, Regels En Verbeelding
Een wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
8.2.1 Toelichting
De toelichting van het wijzigingsplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het wijzigingsplan.
8.2.2 Regels
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een bestemmingsplan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
- Hoofdstuk 1: Inleidende regels
- Begrippen
- Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
- Toepassingsverklaring bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3: Algemene regels
- Toepassingsverklaring verbeelding
- Toepassingsverklaring algemene regels
- Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
- Slotregel
Omdat in casu sprake is van een wijzigingsplan dienen voor voorliggende planontwikkeling de regels van het 'moederplan', het bestemmingsplan 'Buitengebied', één op één van toepassing te worden verklaard.
8.2.3 Verbeelding
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
De verbeelding met betrekking tot voorliggend wijzigingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend wijzigingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg, Inspraak En Formele Procedure
9.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een wijzigingsplan is door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp wijzigingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.
9.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg plegen met andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
9.3 Inspraak
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
De gemeente Echt-Susteren heeft kenbaar gemaakt dat voor voorliggende planontwikkeling geen inspraak hoeft te worden gehouden met als gevolg dat direct wordt overgegaan tot de formele wijzigingsplanprocedure (vanaf ontwerp plan).
9.4 Formele Procedure
9.4.1 Algemeen
De wettelijke (formele) wijzigingsplanprocedure, die circa 20 weken in beslag neemt, bestaat uit de volgende stappen:
- 1. Openbare kennisgeving van het ontwerp wijzigingsplan.
- 2. Ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan met alle bijbehorende stukken gedurende 6 weken.
- 3. Gedurende de termijn van ter inzage legging kunnen belanghebbenden zienswijzen naar voren brengen.
- 4. Vaststelling van het wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders binnen 8 weken.
- 5. Algemene bekendmaking van het vastgestelde wijzigingsplan door ter inzage legging binnen 2 weken.
- 6. Mogelijkheid tot instellen beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen 6 weken na bekendmaking.
- 7. Inwerkingtreding op de dag na afloop van de beroepstermijn, zijnde 6 weken na de bekendmaking, tenzij binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.4.2 Zienswijzen
Het ontwerp van voorliggend wijzigingsplan heeft vanaf 2 december 2022 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.
Bijlage 1 Landschappelijke Inpassingsplan
Bijlage 1 Landschappelijke inpassingsplan
Bijlage 1 Brief Gemeente Echt-susteren
Bijlage 1 Brief gemeente Echt-Susteren
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 3 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 3 Historisch bodemonderzoek